NAAM: DATUM: KLASNUMMER:

Transcriptie

1 NAAM: DATUM: KLASNUMMER: TANDWIELEN Om een voorwerp te laten bewegen hebben we een energiebron nodig. Deze bron levert dus energie waardoor er een beweging ontstaat. De energiebron kan vanalles zijn zoals een motor, windkracht, water, De energiebron is gekoppeld aan de aandrijver die op zijn beurt deze energie overbrengt naar de volger. De (eventuele) koppeling tussen aandrijver en volger is de overbrenging. Bijvoorbeeld een fietsketting: Bij een fiets staan de tandwielen los van elkaar en worden ze aan elkaar gekoppeld via een ketting. Heel wat voorwerpen komen in beweging doordat de tandwielenlet elkaar in contact komen. Ook hier hebben we een aandrijver, volger en eventuele overbrenging. Opdracht 1: Duid op de tekening de aandrijver (A) en de volger (V) aan.

2 Opdracht 2: Plaats twee grote tandwielen zoals op de tekening. Draai twee toeren met het linker tandwiel naar rechts. Kijk goed naar het rechter tandwiel en beantwoordt de vragen. Hoeveel tanden hebben beide tandwielen? Hoe snel draait het rechter tandwiel? o sneller dan het linker tandwiel o trager dan het linker tandwiel o even snel dan het linker tandwiel Hoeveel toeren draait het rechter tandwiel? o meer dan het linker tandwiel o minder dan het linker tandwiel o evenveel dan het linker tandwiel In welke richting draait het rechter tandwiel? o in dezelfde richting dan het linker tandwiel (naar rechts) o in tegenovergestelde richting dan het linker tandwiel (naar links) * Welke beweringen zijn juist? Omcirkel het juiste antwoord. Mijn opgebouwde aandrijving kan de beweging: - Versnellen vertragen - Van draairichting wijzigen - Van beweging veranderen Nu gaan we nog wat meer experimentjes doen om de mogelijkheden van tandwieloverbrengingen te bekijken.

3 Opdracht 3: Plaats een groot en een klein tandwiel zoals op de tekening. Draai twee toeren met het linker tandwiel (het grote) naar rechts. Kijk goed naar het rechter tandwiel (het kleine) en beantwoordt de vragen. Hoe snel draait het kleine tandwiel? o sneller dan het grote tandwiel o trager dan het grote tandwiel o even snel dan het grote tandwiel Hoeveel toeren draait het kleine tandwiel? o meer dan het grote tandwiel o minder dan het grote tandwiel o evenveel dan het grote tandwiel In welke richting draait het kleine tandwiel? o in dezelfde richting dan het grote tandwiel (naar rechts) o in tegenovergestelde richting dan het grote tandwiel (naar links) Opdracht 4: Plaats een groot en een klein tandwiel zoals op de tekening. Draai twee toeren met het linker tandwiel (het kleine) naar rechts. Kijk goed naar het rechter tandwiel (het grote) en beantwoordt de vragen. Hoe snel draait het grote tandwiel? o sneller dan het kleine tandwiel o trager dan het kleine tandwiel o even snel dan het kleine tandwiel Hoeveel toeren draait het grote tandwiel? o meer dan het kleine tandwiel o minder dan het kleine tandwiel o evenveel dan het kleine tandwiel In welke richting draait het grote tandwiel? o in dezelfde richting dan het kleine tandwiel (ook naar rechts) o in tegenovergestelde richting dan het kleine tandwiel (naar links)

4 Opdracht 5: Plaats twee grote en één klein tandwiel zoals op de tekening onderaan. Draai twee toeren met het linkertand wiel naar rechts. Kijk goed naar het midden tandwiel en het rechter tandwiel. Beantwoordt de vragen. Hoe snel draait het rechter tandwiel? o sneller dan het linker tandwiel o trager dan het linker tandwiel o even snel dan het linker tandwiel Hoeveel toeren draait het rechter tandwiel? o meer dan het linker tandwiel o minder dan het linker tandwiel o evenveel dan het linker tandwiel In welke richting draait het rechter tandwiel? o in dezelfde richting dan het linker tandwiel (naar rechts) o in de tegenovergestelde richting dan het linker tandwiel (naar links) Hoe snel draait het tussen tandwiel? o sneller dan beide tandwielen o trager dan beide tandwielen o even snel dan beide tandwielen Conclusie: Met tandwielen kun je het toerental vergroten. Daarvoor zijn er tandwielen van een verschillende grootte nodig. Een groot tandwiel heeft veel meer tanden dan een klein tandwiel. De tanden van beide tandwielen grijpen even snel in elkaar. Daardoor moet een klein tandwiel veel meer rondjes draaien dan een groot tandwiel. Het kleine tandwiel draait vaker rond, dus de beweging wordt sneller. Met tandwielen kun je het toerental verkleinen. Ook daarvoor zijn er tandwielen van een verschillende grootte nodig. Wanneer je aan een klein tandwiel draait, zodat een groot tandwiel in beweging komt, zal het groot tandwiel trager draaien.

5 SOORTEN TANDWIELEN Opdracht 6: Schrijf bij de verschillende voorwerpen en systemen welk soort tandwiel er gebruikt wordt. Noteer telkens het nummer uit te tekening hierboven.