Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de Wet op de studiefinanciering en van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, in verband met het meten van de studievoortgang in het hoger onderwijs Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING INHOUDSOPGAVE blz. 1. Algemeen 1.1. Inleiding 12 Doel van het voorste! 1.3. Hoofdlijnen van het voorstel 1.4 Vorm waarin de minimum studievoortgang gemeten wordt 1 5 Bepaling van de norm voor een minimum studievoortgang Eerste jaar van inschrijving Het tweede en de daarop volgende jaren van inschrijving 1.6. Gegevensuitwisseling 1.7. Bijzondere omstandigheden 1.8. Rechtsbescherming studerenden 1.9. Controle en sancties bij de instellingen InwerkingtredirKj en evaluatie 2. Advies en overleg 2.1. Advies van de Onderwijsraad Algemeen Vorm meting studievoortgang Norm minimum-studifevoortgang Norm eerste jaar van inschrijving Nortn overige jaren van inschrijving Gegevensuitwisseling Bijzondere omstandigheden Slotopmerkingen 2.2. Gevoerd overleg 3. Uitvoering van de maatregelen door de Informatiseringsbank 4. Fiscaie aspecten 5. Financiële gevolgen 6. Deregulering 7. Positie van meisjes en vrouwen 8. Artikelsgewijze toelichting F ISSN Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Gravenhage 1993 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

2 1. Algemeen 1.1. Inleiding Bij brief van 31 januari 1992 (Tweede Kamer 1991/92, VIII, nr. 60) heeft eerste ondergetekende de Tweede Kamer der Staten-Generaal geïnformeerd over het beleidsvoornemen een relatie te leggen tussen een minimum-studievoortgangsprestatie en de vorm van de studiefinan ciering. Daaraan voorafgaand heeft eerste ondergetekende gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van ISO, LSVb, HBO-raad en VSNU, conform zijn toezeggingen bij de behandeling van de begroting van Onderwijs en Wetenschappen voor 1992 (Handelingen II 1991/92, blz. 1379). Zoals eerste ondergetekende de Tweede Kamer bij bovenver melde brief heeft medegedeeld, hebben deze gesprekken helaas niet tot de gewenste overeenstemming geleid, waarop het kabinet zijn eigen verantwoordelijkheid heeft genomen. De hoofdlijnen van het voorstel uit voornoemde brief zijn besproken in het overleg met VSNU en in de Studentenkamer. De HBO-raad gaf de voorkeur aan een schriftelijke reactie. In paragraaf 2.2 van deze memorie worden de standpunten van deze organisaties nader toegelicht Doel van het voorstel Studiefinanciering is een doeluitkering: deze wordt verstrekt met het doel studerenden financieel in staat te stellen te studeren. In het verlengde hiervan is het redelijk te verlangen dat een studerende bij dit studeren ook enige vorm van studievoortgang maakt. Het toekennen van studiefinanciering aan studerenden die evident onvoldoende studie voortgang maken is niet in overeenstemming met het doeluitkeringska rakter van de studiefinanciering. De normen voor het meten van voldoende studievoortgang moeten zo worden vastgesteld dat de studerende hier redelijkerwijs bij normale studievoortgang aan kan voldoen en dat recht gedaan wordt aan de opbouw en zwaarte van de opleiding, aan de functies die met name aan de propedeutische fase van de opleiding zijn toegekend, alsmede aan de verplichting van de onderwijsinstelling om studerenden adequaat te begeleiden en te adviseren. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet in een relatie tussen de vorm van de studiefinanciering en het behalen van voldoende studievoortgang voor studerenden in het hoger onderwijs. Juist in het hoger onderwijs, waar de vrijheid van de studerende, om zelf invulling te geven aan het proces van studeren, groot is, wordt het gemis van deze relatie als een probleem ervaren. Het is naar de opvatting van ondergetekenden daarom van principieel belang dat genoemde relatie tot stand wordt gebracht. De stellingname van met name de LSVb die alleen een zeer beperkte aanwezigheidsplicht in het kader van de studiefinanciering als eis toelaatbaar acht, en een relatie met minimum-studievoortgangsprestaties uitdrukkelijk afwijst, doet naar de opvatting van ondergetekenden onvoldoende recht aan het doeluitkeringskarakter van de studiefinanciering Hoofdlijnen van het voorstel Voorgesteld wordt de toekenning van beursgedeelten in de studiefi nanciering afhankelijk te stellen van voldoende studievoortgang. Voor 1 januari zal, op basis van het al dan niet behalen van de vastgestelde minimumnorm voor de studievoortgang in het voorafgaande studiejaar, Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

3 worden vastgesteld of de voorwaardelijk toegekende beursgedeelten in de studiefinanciering (basisbeurs eventueel vermeerderd met aanvul lende beurs) over dat studiejaar definitief als zodanig geadministreerd worden dan wel als rentedragende lening geadministreerd worden. Daarbij gaat de renteberekening in op 1 januari volgend op genoemde vaststelling. De hier bedoelde beschikking wordt voor deze datum aan de studerende toegezonden. Indien de studerende voor deze datum een dergelijke beschikking niet ontvangt dan wordt de Minister van Onderwijs en Wetenschappen geacht te hebben besloten de voorwaardelijk toege kende beursgedeelten over het betreffende studiejaar onvoorwaardelijk als beurs te hebben vastgesteld. De studerende ontvangt daarvan geen afzonderlijke kennisgeving. Tot de datum waarop de renteberekening ingaat, kan de studerende de hier bedoelde rentedragende lening renteloos terugstorten. Vanzelf sprekend kan ook een deel van deze rentedragende lening worden terug gestort. De renteberekening betreft dan uiteraard alleen de restschuld. De omzetting van de beursgedeelten in rentedragende lening bij onvol doende studievoortgang kent geen onderscheid tussen basisbeurs en aanvullende beurs, en toont zich dus als zodanig inkomensindifferent. Daarmee blijkt dat ter zake van de omzetting van beurs in lening geen inkomenspolitieke effecten worden beoogd Vorm waarin de minimum studievoortgang gemeten wordt De vorm waarin de minimum studievoortgang gemeten wordt, is het aantal studiepunten dat een studerende in een studiejaar gehaald heeft. Daarbij is aansluiting gezocht bij artikel 7.4, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Stb. 1992, 593; WHW). Deze bepaling verplicht alle op grond van deze wet bekostigde en aangewezen instellingen in het Nederlandse hoger onderwijs met een uniform studiepuntenstelsel te werken. Het voornemen is dat de WHW in werking treedt met ingang van het studiejaar Alleen studie punten die worden behaald aan dan wel (ten behoeve van het examen) worden erkend door de instelling voor de opleiding waarvoor de stude rende is ingeschreven, tellen mee bij het bepalen van de studievoort gangsprestatie. Is een studerende aan twee of meer opleidingen in het hoger onderwijs tegelijkertijd ingeschreven dan dient de studerende voor het einde van het studiejaar aan te geven welke inschrijving voor het meten van voldoende studievoortgang in aanmerking moet worden genomen. Uit het advies «Studieregistratie en studiefinanciering» (als bijlage 1 gevoegd bij deze memorie) 1 van het Centrum voor Studies van het Hoger Onderwijsbeleid (CSHOB) dat in april 1992 aan eerste ondergetekende is aangeboden, blijkt dat thans 25% van de onderwijsprogramma's nog niet voldoet aan de eisen die er, geredeneerd vanuit een studiepuntenmodel, aan gesteld zouden moeten worden. In het rapport «Studielast in het hoger beroepsonderwijs» van de inspectie van hoger onderwijs (maart 1992) (als bijlage 2 bij deze memorie gevoegd) 1 is voorts aangegeven dat er nog vaak een groot verschil bestaat tussen de genormeerde studielast en de feitelijke studielast. Mede op verzoek van de HBO-raad en de VSNU wordt daarom voorgesteld het studiepuntensysteem uit de WHW niet reeds bij de start dwingend te belasten met een koppeling aan de studiefinanciering. Het wetsvoorstel geeft daarom bij wijze van overgangsmaatregel de mogelijkheid dat een instelling, waarop de WHW van toepassing is, aan eerste ondergetekende verzoekt tijdelijk een alter natieve vorm van studievoortgangsmeting ten behoeve van de studiefi 1 Ter inzage geiegd bij de afdeiing Parie nanciering toe te passen. Voorwaarde hiervoor is dat het studiepunten mentaire Documentatie stelsel op de betrokken instelling nog onvoldoende is toegerust voor een Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr 3

4 koppeling aan de studiefinanciering en dat de instelling een toereikend voorstel doet voor een alternatieve vorm van studievoortgangsmeting, waarbij de norm gelijkwaardig geacht kan worden aan de regulier geldende norm. Een instelling geldt als onvoldoende toegerust voor een koppeling van het studiepuntenstelsel aan studiefinanciering, als onmid dellijke invoering daarvan de instellingen in zodanige organisatorische problemen zou brengen dat de goede gang van zaken aan de instellingen in gevaar komt. Deze afwijkingsmogelijkheid wordt op grond van artikel III per studiejaar gegeven tot uiterlijk 1 september 1996 en laat de verplichting om de studielast uit te drukken in studiepunten op grond van de WHW onverlet. Het voorstel heeft behalve op studerenden die ingeschreven zijn aan instellingen die bekostigd worden of aangewezen zijn op grond van de WHW, tevens betrekking op studerenden die studiefinanciering ontvangen en studeren aan instellingen die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen en die, anders dan op grond van een onder wijswet, volledig en rechtstreeks uit de openbare kas wordt bekostigd, voor zover dit onderwijs tot het hoger onderwijs gerekend kan worden (artikel 9, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de studiefinanciering, Stb. 1991, 112; WSF). De in dat onderdeel genoemde algemene maatregel van bestuur is het Besluit studiefinanciering, Stb. 1986, 477, meer in het bijzonder artikel 6. Het betreft een aantal opleidingen die volledig door de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur bekostigd worden. Omdat dit onderwijs betreft waarop het WHW-studie puntenstelsel niet van toepassing is, kunnen ook deze instellingen aan eerste ondergetekende om afwijking van deze vorm voor het meten van de studievoortgang verzoeken. In dit geval gaat het niet om een tijdelijk verzoek. Voorwaarde is eveneens dat de instelling een toereikend voorstel doet voor een alternatieve vorm van studievoortgangsmeting, waarbij de norm gehjkwaardig geacht kan worden aan de regulier geldende norm. Met de betrokken instellingen zal daartoe overleg worden gepleegd. Met betrekking tot de buitenlandse opleidingen in het hoger onderwijs waarop de WSF van toepassing is wordt thans geen toepassing van dit wetsvoorstel voorgesteld. De redenen hiervoor zijn vooral van practische aard. Het zal naar verwachting niet eenvoudig zijn een systeem van gegevensaanlevering over studievoortgang op buitenlandse opleidingen op te zetten, gegeven de grote verschillen tussen de opleidingen in de diverse landen. Daarbij komt dat de gegevensaanlevering en de controle daarop niet afdwingbaar zijn op grond van de Nederlandse wetgeving. Daartoe zouden derhalve overeenkomsten gesloten moeten worden met alle betrokken landen en instanties. Ook dan moet men de effectiviteit daarvan nog afwachten. Ondergetekenden verwachten niet dat de resul taten de hiervoor noodzakelijke investeringen rechtvaardigen Bepaling van de norm voor een minimum studievoortgang Het wetsvoorstel geeft een regeling voor de gehele opleidingsduur. De hoogte van de minimumnorm voor de studievoortgang wordt in beginsel vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur, waarvan de kader stelling in deze memorie gegeven wordt. De norm zal lager zijn voor het eerste jaar van inschrijving aan een bepaalde opleiding dan voor de latere jaren van inschrijving aan die opleiding. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 4

5 Eerste jaar van inschrijving Voor wat betreft het eerste jaar van inschrijving aan een bepaalde opleiding bestaat het voornemen bij algemene maatregel van bestuur een minimumnorm van 4 studiepunten per studiejaar voor te stellen. Dit komt voor de meeste opleidingen overeen met ca. 10% van de norma tieve studielast. De norm moet recht doen aan de oriënterende en verwijzende functie van de propedeuse die geacht wordt zich in het eerste inschrijvingsjaar af te spelen. Anderzijds moet de norm zodanig worden gesteld dat het effect van de maatregel opweegt tegen de toename van de uitvoerings lasten. Bij de evaluatie van dit voorstel, zie paragraaf 1.10 van deze memorie, zal uitdrukkelijk worden bezien of deze norm niet te laag is vastgesteld. Hiervan zou sprake zijn, indien er onvoldoende effect is op de studievoortgang van de betrokken studerenden, mede gelet op de functies van de propedeuse en de toename van de uitvoeringslasten. Uit oogpunt van voldoende studievoortgang ligt het niet voor de hand de lagere norm ook toe te passen indien pas in latere inschrijvingsjaren de propedeuse afgerond wordt. Voorts is met het oog op de oriënterende en verwijzende functie van de propedeuse in dit wetsvoorstel bepaald dat voor studerenden die veranderen van opleiding tijdens het eerste jaar van inschrijving in het hoger onderwijs, de studiepunten die in de nieuwe opleiding worden behaald, worden opgeteld bij die welke in dat jaar behaald zijn in de oude opleiding. Op deze wijze ondervinden zij geen hinder van de voorgestelde maatregel. Valt de nieuwe opleiding buiten het hoger onderwijs, doch wel binnen de werkingssfeer van hoofdstuk II van de WSF, dan wordt de voorwaardelijk als beurs toegekende studiefi nanciering ten behoeve van het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs onvoorwaardelijk als beurs toegekend mits de studieveran dering plaatsvindt in de eerste twee jaren van inschrijving bij de opleiding in het hoger onderwijs en de beëindiging van de studie in het hoger onderwijs plaatsvindt voor 1 januari in het betreffende studiejaar. Bij studerenden die voor 1 januari in het eerste jaar van inschrijving in het hoger onderwijs hun studiefinanciering beëindigen en nog niet voldaan hebben aan de minimumnorm voor de studievoortgang worden de voorwaardelijk toegekende beursgedeelten in de studiefinanciering niet omgezet in rentedragende lening. De voorwaardelijk toegekende beursgedeelten in de studiefinanciering kunnen zij derhalve als gift behouden. Op deze wijze worden studerenden die hun keuze om te gaan studeren reeds spoedig na aanvang van de studie betreuren, gestimu leerd tijdig een goede afweging te maken tussen het zonder sanctie de studiefinanciering tijdig beëindigen dan wel het risico te lopen dat verbonden is aan het niet halen van de minimumnorm voor de studie voortgang. Om oneigenlijk gebruik van deze voorziening te voorkomen wordt als voorwaarde voor de toepassing ervan gesteld dat men gedurende dat studiejaar niet opnieuw studiefinanciering toegekend krijgt Het tweede en de daarop volgende jaren van inschrijving Voor het tweede en de daarop volgende jaren van inschrijving aan een bepaalde opleiding wordt voorgesteld voor de periode tot 1 september 1998 een aantal van 10 studiepunten per studiejaar in de wet vast te leggen. Dit aantal komt overeen met circa 25% van de normatieve studielast per jaar. Deze norm zal na drie jaren worden geëvalueerd. De norm is zodanig vastgesteld dat studerenden deze redelijkerwijze met een normale inspanning kunnen behalen Ondergetekenden zijn het daarenboven eens met de stelling van onder meer de VSNU dat de norm niet tot doel mag hebben «het opjagen van studerenden». Eveneens is de norm zodanig vastgesteld dat de vrijheid van de instelling met betrekking tot de onderwijsprogrammering en organisatie niet in gevaar komt en er evenmin een onaanvaardbare informatielast bij de instellingen komt. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

6 Eerste ondergetekende heeft met het oog op het bepalen van de norm voor de studievoortgang in het tweede en de daarop volgende jaren van inschrijving het CSHOB gevraagd nader onderzoek te verrichten naar een internationale vergelijking naar de koppeling van studievoortgang aan studiefinanciering. Het rapport van dit onderzoek is als bijlage 3 bij deze memorie gevoegd. 1 Voorts is de Stichting voor Economisch Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (SEO) gevraagd in het kader van het onderzoek naar studieloopbanen tevens onderzoek te doen naar het gemiddeld aantal studiepunten dat thans door studerenden behaald wordt. Dit laatste aspect wordt onderzocht mede op verzoek van de beide studentenorganisaties LSVb en ISO. Zodra dit onderzoeksresultaat beschikbaar is, zal het aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal beschikbaar worden gesteld. De eerste resultaten van het SEO-onderzoek zullen naar verwachting in april 1993 gepubliceerd kunnen worden. Het CSHOB beveelt aan de periode, waarover de minimum studie voortgang gemeten wordt, in de jaren na de propedeuse ruimer te nemen dan die in de propedeutische fase. Het CSHOB suggereert in dit verband een beoordeling om de twee jaar. Ondergetekenden menen dat de sanctie (omzetting van twee jaar studiefinanciering in volledig rentedragende lening) dan echter te zwaar wordt. Bovendien zou zo'n regeling de uitvoering onnodig compliceren. Ook voor het derde en de daarop volgende jaren van inschrijving wordt daarom voorgesteld de studievoortgang te meten per WHW-studiejaar. Om te voorkomen dat door de structurering van het onderwijspro gramma de studerenden in de problemen zouden komen wordt in artikel 7.4 van de WHW, de verplichting van de instellingen opgenomen de opleiding zodanig in te richten dat de studerende in redelijkheid kan voldoen aan de vastgestelde norm voor de studievoortgang. Deze bepaling verplicht de instelling de opleiding zo in te richten dat de stude rende de voor ieder jaar geldende minimum-studievoortgangsprestatie zowel uit oogpunt van genormeerde studielast als uit oogpunt van het aantal en de volgtijdelijkheid van de momenten, waarop deze studielast behaald kan worden, redelijkerwijs kan halen. Voor wat de program mering betreft, heeft dit tot gevolg dat een zekere mate van spreiding van het aantal studiepunten over de studiejaren in acht moet worden genomen. De nu gekozen norm zal die spreiding echter niet noemens waardig beïnvloeden en in de praktijk niet met de programmering interfe reren. De verdeling van de studielast over de studiejaren alsmede het aantal en de volgtijdelijkheid van de momenten, waarop deze studielast behaald kan worden, moet door de instelling worden opgenomen in de onderwijs en examenregeling (artikel 7.13 van de WHW). Gegeven de fase waarin studerenden zich bevinden wordt in deze fase van de opleiding afgezien van een voorziening voor studerenden die tijdens het studiejaar van opleiding veranderen dan wel hun studie tussentijds afbreken. Studerenden die gedurende het studiejaar afstu deren, worden voor dat jaar vrijgesteld van de minimumnorm voor de studievoortgang. Het gaat hier immers veelal om een beperkte rest-activiteit met een studielast die beneden de minimumnorm blijft. Een alternatieve norm is hier overbodig omdat om te kunnen afstuderen immers 100% van de studiepunten behaald moet zijn Gegevensuitwisseling 1 Ter inzage geiegd bij de afdeiing Parie Het CSHOB-advies beveelt aan de gegevensuitwisseling over studie mentaire Documentatie voortgang rechtstreeks tussen de instellingen en de Informatiseringsbank Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

7 te laten plaatsvinden. Een informatiestroom die via de studerende zou lopen, en dus per definitie een omvangrijke papieren informatiestroom is, stuit volgens het CSHOB-advies op grote uitvoeringsproblemen en bergt een zekere fraudegevoeligheid in zich. Met betrekking tot de informatielevering stellen de universiteiten zich op het standpunt dat de studerende de schakel dient te vormen tussen de universiteit, als instantie die de informatie verstrekt, en de Informati seringsbank. Het feit dat de studerende zich daartoe tot de faculteit moet wenden, biedt bovendien gelegenheid tot beraad met de studerende over de studievoortgang. De universiteiten wijzen in ieder geval directe koppeling van bestanden van instellingen aan die van de Informatise ringsbank af. De HBO-raad steunt het advies van het CSHOB indien aansluiting gezocht wordt bij de bestaande, reguliere gegevensuitwisseling (CRI-HO). Er dienen naar het oordeel van de HBO-raad geen nieuwe informatierelaties te worden gelegd tussen instellingen en de Informati seringsbank. Na weging van bovenstaande argumenten stelt eerste ondergetekende voor dat, conform het advies van het CSHOB en de voorkeur van de HBO-raad, de onderwijsinstelling jaarlijks aan de Informatiseringsbank opgeeft welke van de bij haar ingeschreven studerenden onvoldoende studievoortgang hebben behaald in het afgelopen studiejaar. Voorgesteld wordt dat in de WHW wordt opgenomen dat de instel lingen in het hoger onderwijs aan het eind van ieder studiejaar voor de bij deze instellingen ingeschreven studerenden vaststellen welke studie voortgangsprestatie zij hebben behaald en deze aan de betrokken stude renden binnen een maand na afloop van het studiejaar schriftelijk mededelen. Op grond van artikel 122b van de WSF zal een ministeriële regeling worden getroffen uit hoofde waarvan de instellingen zullen worden verplicht om in geval er sprake is van onvoldoende studie voortgang bij een bij een instelling in het hoger onderwijs ingeschreven studerende deze omstandigheid binnen een maand na afloop van het studiejaar aan de Informatiseringsbank door te geven. Bij deze ministe riële regeling kunnen over de wijze waarop deze gegevens aangeleverd dienen te worden nadere eisen worden gesteld. In zijn advies heeft het CSHOB een aantal mogelijkheden genoemd voor het aanleveren van gegevens. Deze mogelijkheden zullen onderwerp zijn van nader technisch overleg. Uitgangspunt daarbij zal zijn dat zoveel mogelijk aansluiting gezocht wordt bij de reeds bestaande reguliere gegevensuitwisseling (CRI-HO). Artikel 7.52, eerste lid, onderdeel b, van de WHW, is hierop aangepast. Het voorstel om de onderwijsinstellingen tevens aan de studerende te laten doorgeven welke studievoortgang is behaald, sluit goed aan bij het voornemen van de universiteiten om een zodanig signaleringssysteem voor de propedeusestudent op te zetten dat deze na een half jaar op de hoogte wordt gesteld van het al dan niet behaald hebben van het minimum aantal studiepunten. Dit systeem biedt tevens een goede aanleiding om tijdig een gesprek te arrangeren met studerenden die in de risicozone lijken te geraken. Dit voorstel van de VSNU wordt door eerste ondergetekende ook gezien als een nadere invulling van het uitgangspunt dat de instelling haar inspanningsverplichting ten aanzien van studeerbaarheid, studiebe geleiding, studie-advisering en studievoorlichting nakomt en als zodanig invulling geeft aan de desbetreffende afspraken in de Hoofdlijnak koorden. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

8 Indien de onderwijsinstelling niet binnen de gestelde termijn de benodigde gegevens met betrekking tot de studievoortgang verstrekt, worden de voorwaardelijk toegekende beursgedeelten in de studiefinan ciering definitief als beurs vastgesteld. Op deze wijze heeft de stude rende geen hinder van een eventueel in gebreke blijven van de onder wijsinstelling waarbij hij is ingeschreven Dit geldt ook indien de stude rende zelf wel bericht heeft ontvangen van de instelling over zijn onvol doende studievoortgang. In verband met de hieruit voortvloeiende lasten ontstaat dan een vordering op de betrokken onderwijsinstelling; zie ook paragraaf 1.9 van deze memorie. Indien de onvoorwaardelijke vaststelling als beurs onjuist blijkt te zijn - anders dan op grond van het niet tijdig aanleveren van de gegevens door de onderwijsinstelling - kan die vaststelling door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen nog worden herzien binnen 18 maanden na het einde van het desbetreffende studiefinancieringstijdvak. Artikel 55 van de WSF is hierop aangepast Bijzondere omstandigheden Indien een studerende naar het oordeel van het bestuur van de betrokken onderwijsinstelling de voor hem geldende minimumnorm voor de studievoortgang niet heeft behaald op grond van bijzondere omstan digheden, bedoeld in artikel 7.51 van de WHW, kan deze een beroep doen op de in voornoemd artikel bedoelde auditorenregeling. De desbe treffende bepalingen in dit artikel worden hierop aangepast. Dit ligt voor de hand daar de vaststelling van zodanige bijzondere omstandigheden, evenals thans reeds het geval is, het best op instellingsniveau kan geschieden en het auditorenfonds daar speciaal voor gecreëerd is. De opvatting van de VSNU dat het auditorenfonds voor deze situaties niet bedoeld zou zijn, kan derhalve niet worden gedeeld. Het principe dient te zijn dat degene die beoordeelt, ook het geld dient te beheren dat hiermee gemoeid is. De VSNU stelt dat de universiteiten bereid zijn deze beoordeling te plegen. Dit is verheugend, omdat de instellingen daarvoor ook het best toegerust zijn. Het gevolg moet echter zijn dat de instellingen ook het geld beheren. Daartoe is het auditoren fonds ingesteld. De HBO-raad ondersteunt deze redenering, doch verzoekt om addltionele financiering van het fonds Met de HBO-raad en de VSNU zal nog nader overleg plaatsvinden over de vraag of hier inderdaad aanleiding voor is. De auditorenvoorziening houdt in dit specifieke geval in dat de stude rende recht heeft op een uitkering uit het auditorenfonds indien de instelling in ernstige mate in gebreke is gebleven de opleiding zo in te richten dat hij redelijkerwijs de minimumnorm voor de studievoortgang kan halen, en de instelling op verzoek van de studerende uit het audito renfonds de ontstane rentedragende lening over het desbetreffende studiejaar aan de studerende vergoedt. De wettelijke regeling van de auditorenvergoeding (artikel 7.51 van de WHW) is hierop aangepast. Op deze wijze is de studerende die met succes een beroep doet op bijzondere omstandigheden gevrijwaard van negatieve gevolgen. In verband hiermee is het niet het voornemen van eerste ondergete kende de hardheidsclausule in de WSF toe te passen indien de stude rende wegens bijzondere omstandigheden de minimum-studievoort gangsprestatie niet behaalt. Toepassing van de hardheidsclausule zal in beginsel wel mogelijk zijn voor studerenden aan instellingen die niet vallen onder de werking van de wettelijke regeling voor de auditorenver goeding. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

9 1.8. Rechtsbescherming studerenden Met betrekking tot de regeling van de rechtsbescherming van stude renden wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande voorzie ningen met betrekking tot de verschillende beschikkingen die aan de orde zijn. Tegen de beschikking van de instelling waarin deze vaststelt welke studievoortgang is behaald wordt beroep opengesteld bij het College van Beroep voor de examens. De vaststelling van het aantal studiepunten is in beginsel een optelling aan de hand van het aantal met succes afgelegde tentamens en examens. Daarbij kunnen echter ook inhoudelijke overwegingen een rol spelen, zoals het in acht nemen van vrijstellingen en de waardering van het aantal studiepunten. Bij de beslissing van de Informatiseringsbank gaat het om de eventuele omzetting van een beurs in een lening, naar aanleiding van de mededeling van de instelling over het behaalde onvol doende resultaat. Hieraan ontbreken in beginsel ook discretionaire elementen, maar er kunnen wel fouten worden gemaakt die in beroep moeten kunnen worden hersteld. Het College van beroep studiefinan ciering is hier bevoegd. Bij de beslissing van het auditorenfonds gaat het om de gevolgen van het omzetten van de beurs in een lening. Als de instelling in ernstige mate in gebreke is gebleken, mag het niet halen van het aantal studiepunten niet voor rekening komen van de student. In de algemene maatregel van bestuur waarin de gronden voor toekenningen uit het auditorenfonds zijn opgenomen, wordt expliciet bepaald dat de student recht heeft op een uitkering als de instelling in ernstige mate in gebreke is gebleven de opleiding zo in te richten dat de student redelij kerwijs aan de norm voor de studievoortgang kon voldoen, waardoor zijn basisbeurs in een bepaald studiejaar is omgezet in een lening. Voor wat betreft de werklast van de met geschillenbeslechting belaste colleges wordt opgemerkt dat, gezien het bovenstaande, de eventuele toename van de werklast voornamelijk terecht zal komen bij het College van beroep hoger onderwijs dat in beroep beslist over toekenningen uit het auditorenfonds. Gezien het feit dat vooralsnog voor een lage voort gangsnorm is gekozen, wordt geen toename van de werklast van belang verwacht. De gang van zaken zal echter nauwlettend worden gevolgd, teneinde, indien nodig, tijdig maatregelen te kunnen nemen. Indien het College van Beroep voor de examens een beroep als hierboven bedoeld gegrond acht, zal de instelling op grond van artikel 122b van de WSF verplicht worden terstond aan de Informatiseringsbank door te geven wat de nieuwe beschikking inhoudt. Met betrekking tot de opleidingen die niet onder de werking van de WHW vallen, zij opgemerkt dat zolang de wettelijke rechtsbescherming van de studerenden aan deze instellingen niet is geregeld, de in dit wetsvoorstel neergelegde maatregelen voor deze opleidingen niet zullen worden ingevoerd Controle en sancties bij de instellingen De accountantsdienst van het Ministerie van Onderwijs en Weten schappen krijgt de opdracht om de wijze waarop de instellingen hun verplichtingen inzake het vaststellen van en informeren over voldoende studievoortgang van hun studerenden nakomen, te controleren. Daarvoor geldt de wettelijke informatieplicht (artikel 122b van de WSF). Voorgesteld wordt een administratieve sanctie toe te passen in geval de instellingen de gegevens niet of niet tijdig doorgeven aan de Informa tiseringsbank. Met betrekking tot de bekostigde instellingen wordt daarvoor artikel 15.1 van de WHW toegepast. Dit betekent dat ingeval Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3

10 de instelling niet of niet tijdig de benodigde gegevens aan de Informati seringsbank door heeft gegeven, de rijksbijdrage wordt ingehouden voor een bedrag dat correspondeert met de lasten die hierdoor bij de uitgaven van studiefinanciering ontstaan. Voor zover het niet-bekostigde instellingen betreft, wordt voorgesteld artikel 123a in de WSF op te nemen waardoor er, indien zij niet of niet tijdig de benodigde gegevens aanleveren, een vordering ontstaat op deze instellingen ter grootte van 15% van het bedrag aan onvoorwaardelijk als beurs vastgestelde studiefinanciering dat aan de studerenden aan die instelling is toegekend. Dit percentage is gebaseerd op de aanname dat nooit meer dan 15% van het aantal studenten de norm van het aantal studiepunten niet zal halen Inwerkingtreding en evaluatie Voorgesteld wordt de regeling te laten ingaan voor alle studerenden in het betrokken hoger onderwijs met ingang van 1 augustus 1993 voor zover het studerenden in het hoger beroepsonderwijs betreft en met ingang van 1 september 1993 voor zover het studerenden in het weten schappelijk onderwijs betreft. Voor wat betreft de opleidingen die niet onder de werking van de WHW vallen, is het moment van invoering afhankelijk van het overleg dat met deze instellingen wordt gevoerd. De regeling zal uiterlijk twee jaren na invoering worden geëvalueerd. Daarbij zal met name de norm voor de studievoortgang voor het eerste studiejaar opnieuw worden bezien en zal ook de realisatie van de inspan ningsverplichtingen van de instellingen terzake van studeerbaarheid, studiebegeleiding, studie-advisering en studievoorlichting betrokken worden. 2. Advies en overleg 2.7. Advies van de Onderwijsraad Algemeen De Onderwijsraad bracht op 25 september 1992 (nr. OR /3 T) advies uit over het onderhavige wetsvoorstel. Ondergetekenden nemen goede nota van het feit dat de Raad het eens is met de opvatting dat studiefinanciering wordt verstrekt met het doel studerenden finan cieel in staat te stellen te studeren en dat het in het verlengde daarvan redelijk is te verlangen dat bij dat studeren ook enige voortgang wordt gemaakt. Eveneens onderschrijft de Onderwijsraad de algemene kenmerken van de normen voor studievoortgang. De Onderwijsraad doet met betrekking tot de uitwerking het voorstel enkele aanbevelingen ter verduidelijking en verbetering. Ondergetekenden reageren als volgt op het advies van de Onder wijsraad Vorm meting studievoortgang Naar het oordeel van de Onderwijsraad maakt de memorie van toelichting niet duidelijk of het begrip studiejaar, waarover de studie punten moeten zijn behaald, betrekking heeft op een curriculumjaar dan wel op een inschrijvingsjaar. De uitleg die de Onderwijsraad het meest aannemelijk acht, is inderdaad de juiste, namelijk inschrijvingsjaar. Daarom is in paragraaf 1.3 in de tweede volzin een passage ingevoegd waarin dit wordt verduidelijkt. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 10

11 Ondergetekenden onderschrijven dat grote zorgvuldigheid met een andere norm voor de beoordeling van de studievoortgang moet worden betracht. Daarbij gaan zij ervan uit dat ook het hoger kunstonderwijs uiterlijk op 1 augustus 1996 een systeem van studiepunten voor beoor deling van de studievoortgang zal invoeren. In ieder geval loopt het overgangsrecht op die datum af Norm minimumstudievoortgang De Onderwijsraad beveelt aan de memorie van toelichting te verduide lijken waar het betreft de definitie van wat onder het eerste inschrij vingsjaar wordt verstaan. De Onderwijsraad suggereert daarbij dat het hier gaat om ieder eerste inschrijvingsjaar betreffende de propedeutische fase van een opleiding. Indien de veronderstelling van de Onderwijsraad zou worden overge nomen, zou de mogelijkheid ontstaan dat een studerende meer jaren achtereen zich inschrijft voor een nieuwe opleiding, waarbij steeds de lage normstelling zou gelden. Dit komt ondergetekenden ongewenst voor. Beoogd is dat de lage norm slechts geldt in het eerste jaar van inschrijving in het hoger onderwijs. Dit blijkt overigens ook uit de redactie van het voorgestelde eerste lid van artikel 17b WSF, tweede volzin. De memorie is op dit punt verduidelijkt. Hoewel de Onderwijsraad begrip heeft voor de voorkeur de normen voor de studievoortgang niet in de wet, maar in een algemene maatregel van bestuur vast te leggen teneinde wetswijziging zoveel mogelijk te beperken, is hij tevens van oordeel dat voorkomen moet worden dat financiële overwegingen al te gemakkelijk tot aanpassing van de normen kunnen leiden. Het voorstel dat de Onderwijsraad als conclusie aan deze afweging verbindt om in het wetsvoorstel op te nemen dat bedoelde algemene maatregel van bestuur aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt overgelegd, achten ondergetekenden op dit moment niet opportuun. De normale procedures van advies en overleg geven voldoende waarborgen voor een zorgvuldige totstandkoming van deze normen, nog daargelaten of financiële overwegingen de belangrijkste aanleiding zouden vormen voor wijziging van deze normen. De Onderwijsraad gaat ervan uit dat hij gehoord wordt over ontwerpen van bedoelde algemene maatregel van bestuur. Ondergetekenden zullen deze ontwerpen ter kennisneming aan de Onderwijsraad voorleggen, tegelijkertijd met de verzending ervan aan de HBO-raad en de VSNU. Overigens is besloten de norm voor het tweede en de hogere studie jaren voor ten minste vijf jaar vast te leggen op 25% van de studielast. Een bepaling van deze aard is in artikel IV van het wetsvoorstel opgenomen Norm eerste jaar van inschrijving De Onderwijsraad stelt ten aanzien van het voorgestelde vijfde lid van artikel 31 a WSF voor de datum van 1 januari te vervangen door die van 1 maart. Het gaat hierbij om een regeling die de studerende vrijstelt van het omzetten van de studiefinanciering in een volledige rentedragende lening indien deze voor genoemde datum in het eerste jaar van inschrijving in het hoger onderwijs zijn studie staakt. De Onderwijsraad motiveert zijn voorstel door te verwijzen naar de omstandigheid dat veel studerenden thans op een later tijdstip dan 1 januari hun studie staken. Deze situatie komt ondergetekenden echter als ongewenst voor. Het gaat in de praktijk om studerenden die vrij snel tot de conclusie komen dat zij om welke reden dan ook spijt hebben van de keuze om in het hoger onderwijs te gaan studeren. Een groot deel van deze studerenden blijkt Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 11

12 dan de studiefinanciering te continueren ondanks dat niet meer daadwer kelijk gestudeerd wordt. Zou men pas tegen 1 maart een dergelijke conclusie trekken, dan mag in redelijkheid verondersteld worden dat in de dan reeds verstreken periode de minimale studievoortgang van 4 studiepunten is gerealiseerd. Het voorstel van de Onderwijsraad wordt daarom niet overgenomen. De Onderwijsraad stelt dat er bij het vaststellen van de norm evenwicht moet zijn tussen het effect op de studievoortgang en de administratieve uitvoeringslasten. Ondergetekenden delen deze stelling. Naar de mening van ondergetekenden dient niet reeds thans te worden overgegaan tot operationalisering van het begrip «studeerbaarheid», waarom de Onderwijsraad vraagt. De reden hiervoor is dat bij diverse gelegenheden (onder andere in het HOOP 1992) tot uitdrukking is gebracht dat meer aandacht moet worden geschonken aan de studeer baarheid van onderwijsprogramma's om zo een bijdrage te leveren aan een efficiënter hoger onderwijs. Tegen die achtergrond is de commissie Studeerbaarheid ingesteld, onder voorzitterschap van professor dr. W.H.F.W. Wijnen. De commissie heeft in november 1992 advies uitge bracht over mogelijkheden de studeerbaarheid van onderwijspro gramma's te verbeteren. Dit advies is op 15 december aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 1992/93, , nr. 11) Norm overige jaren van inschrijving Met instemming nemen ondergetekenden kennis van de opvatting van de Onderwijsraad dat hij de kaderstelling van de norm in de hogere jaren van inschrijving als beschreven in de memorie van toelichting onder steunt. Inzake de opmerkingen van de Onderwijsraad over de raming van de opbrengst van de maatregel voor de hogere jaren van inschrijving zijn ondergetekenden het met de Onderwijsraad eens dat de in deze memorie vermelde opbrengsten een zeer voorlopig karakter hebben. Aan de Informatiseringsbank is gevraagd te toetsen in hoeverre deze bedragen realistisch zijn binnen het weergegeven kader ten aanzien van de normstelling voor de hogere jaren van inschrijving. De resultaten van deze toetsing zijn in hoofdstuk 5 van deze memorie verwerkt Gegevensuitwisseling Met instemming constateren ondergetekenden dat de Onderwijsraad het gestelde over de gegevensuitwisseling door de instellingen met de Informatiseringsbank en de studerenden ondersteunt. Overigens wijzen ondergetekenden erop dat over de wijze van gegevensuitwisseling nog technisch ambtelijk overleg met de instellingen wordt gevoerd Bijzondere omstandigheden De Onderwijsraad stemt op pragmatische gronden in met de voorge stelde regeling met betrekking tot de bijzondere omstandigheden en de daarmee gemoeid zijnde uitbreiding van de doelgroep van het auditoren fonds. De afweging van de Onderwijsraad is inderdaad dezelfde als die welke tot het voorstel op dit punt geleid heeft. Over de voorgestelde verhoging van het auditorenfonds ben ik bereid overleg met de VSNU en de HBO-raad te voeren. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 12

13 Slotopmerkingen De opmerking van de Onderwijsraad over verbetering van de tekst van het wetsvoorstel en verheldering van de toelichting is overgenomen. Zo is in artikel I, onderdeel A, waar het betreft de wijziging van artikel 1 van de WSF, de omschrijving van het begrip «studiejaar» in die zin gewijzigd dat niet van «31 augustus van enig kalenderjaar», maar van «31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar» wordt gesproken. Voorts wordt in de toelichting nog slechts gesproken over «stude rende». Het wetsvoorstel zelf blijft aansluiten bij het woordgebruik in de WSF, onderscheidenlijk de WHW. In eerstgenoemde wet is immers sprake van «studerende», in laatstgenoemde wet van «student». De Onderwijsraad heeft er in zijn advies op aangedrongen dat behalve de plichten van de studenten ook de verantwoordelijkheden van de instellingen met betrekking tot studeerbaarheid, studiebegeleiding en studie-advies evenredige aandacht zullen krijgen. Ondergetekenden zijn het met dit standpunt eens, zoals onder andere blijkt uit de afspraken die ter zake in de Hoofdlijnenakkoorden zijn opgenomen Gevoerd overleg Over deze voorstellen is op 27 april 1992 bestuurlijk overleg gevoerd met de VSNU. De HBO-raad heeft bij brief van 17 juni 1992 schriftelijk gereageerd. Over een aantal zaken wordt met deze organisaties nader overleg gevoerd. Dit betreft met name de wijze van gegevensaanle vering, de goedkeuringsprocedure voor afwijking van het meten van studievoortgang in de vorm van studiepunten, de verhoging van het auditorenfonds en de vormgeving van alsmede het tempo van invoering van de norm voor de post-propedeutische fase. Het streven is dit overleg in het najaar van 1992 af te ronden. Met ISO en LSVb is op 11 juni 1992 in de Studentenkamer concluderend overleg gevoerd. De VSNU kan zich verenigen met de voorgestelde norm voor de prope deutische fase. De VSNU handhaaft zijn bezwaren tegen de toepassing van een norm voor de studievoortgang in de post-propedeutische fase. De VSNU zou in dit verband eerst een aantal jaren ervaring willen opdoen met de toepassing van de norm in de propedeutische fase. Voorts heeft de VSNU een voorkeur voor gegevensaanlevering door de instelling via de studerende aan de Informatiseringsbank en maakt men bezwaar tegen de openstelling van het auditorenfonds voor degenen die wegens overmacht of persoonlijke omstandigheden de minimumnorm voor de studievoortgang niet hebben behaald. De HBO-raad acht de voorgestelde maatregel aanvaardbaar. Dit geldt zowel de propedeutische fase als de post-propedeutische fase. Voor deze laatste fase acht men wel een bredere discussie over de toekomst van het studiefinancieringsstelsel wenselijk. De HBO-raad gaat voorts accoord met het voorstel over de wijze van gegevensaanlevering onder voorwaarde dat aangesloten wordt bij de huidige, reguliere gegevensuit wisseling tussen instellingen en Informatiseringsbank. Met de uitbreiding van de auditorenregeling kan de HBO-raad instemmen indien hiervoor additionele financiering wordt toegezegd. De LSVb en het ISO kunnen zich niet verenigen met het voorstel. De LSVb is van opvatting dat eerst studievoorlichting, studiebegeleiding en studeerbaarheid van de opleidingen door de instellingen verbeterd moeten worden en wijst daarom het gehele voorstel af. Het ISO acht alleen een maatregel in de propedeutische fase aanvaardbaar indien tegelijkertijd extra garanties worden verschaft op het terrein van de studievoorlichting, studiebegeleiding en studeerbaarheid van oplei dingen. De normstelling zou bovendien gegarandeerd op een relatief laag niveau moeten zijn en blijven. Het ISO is tegen een maatregel in de post-propedeutische fase op dit moment. Over de eventuele invoering daarvan wil men beslissen aan de hand van de ervaringen die eerst Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 13

14 zouden moeten worden opgedaan in de propedeutische fase. LSVb en ISO willen voorts inzicht hebben in het aantal studiepunten dat thans gemiddeld door studerenden wordt behaald. Daartoe wordt door het SEO thans onderzoek verricht (zie paragraaf van deze memorie). 3. Uitvoering van de maatregelen door de Informatiseringsbank Invoering van dit wetsvoorstel vereist aanpassing van de geautomati seerde systemen ten behoeve van de uitvoering. Daarnaast zullen de voorlichtingsmiddelen moeten worden aangepast en is een gerichte voorlichtingscampagne noodzakelijk. De Informatiseringsbank is voor een correcte uitvoering van dit wetsvoorstel afhankelijk van de gegevens die door de onderwijsinstellingen worden verstrekt. 4. Fiscale aspecten Ingevolge het onderhavige voorstel wordt de toekenning van beurzen in de studiefinanciering afhankelijk gesteld van voldoende studie voortgang. Fiscaal moeten daarom de uitbetaalde bedragen worden gezien als uitkeringen onder opschortende voorwaarde. Dit heeft tot gevolg dat het - eventuele - fiscale genietingsmoment van de studiefi nanciering het tijdstip is waarop de toegekende studiefinanciering haar definitieve vorm krijgt. Ingeval daarbij wordt vastgesteld dat de toege kende studiefinanciering het karakter van beurs heeft, vormt de beurs op dat moment fiscaal inkomen. De systematiek van het onderhavige wetsvoorstel heeft tot gevolg dat indien uiteindelijk wordt vastgesteld dat de toegekende studiefinanciering de vorm heeft van een rentedragende lening, voor de studerende de mogelijkheid ontstaat van het als buiten gewone lasten aanmerken van de gemaakte studiekosten. Met deze uitbreiding van de buitengewone lastenaftrek zijn voor de Belastingdienst zes extra mensjaren gemoeid als gevolg van een toeneming van het aantal te behandelen aangiften met circa Dit effect zal binnen de formatie van de Belastingdienst worden opgevangen. In samenhang met dit effect zal op termijn een geringe belastingderving optreden. Als de studerende belang heeft bij aftrek wegens studiekosten, zal hij een T-biljet kunnen indienen zodra duidelijk is dat de studiefinanciering is gegeven in de vorm van een rentedragende lening. Ingeval een stude rende om andere redenen al aangifte doet voor de inkomstenbelasting en hij daarbij studiekosten in aftrek wil brengen, zal uitstel kunnen worden gevraagd of zal de definitieve aanslagregeling in verband met de voorwaardelijkheid van de verstrekte studiefinanciering kunnen worden aangehouden totdat voldoende zekerheid is verkregen over de aard van de ingevolge de WSF verstrekte uitkeringen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 december 1991, BNB 1992/101, geoordeeld dat in situaties waarin sprake is van voorwaardelijke uitkeringen bij de aanslag regeling ook rekening dient te worden gehouden met hetgeen pas na afloop van het kalenderjaar is komen vast te staan. 5. Financiële gevolgen Het voorstel heeft de volgende gevolgen voor de rijksbegroting: (xflmln.) eerstejaars studerenden tweede en hogere jaars studerenden netto besparing Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 14

15 De besparingen worden als volgt bereikt. Indien een studerende die aanspraak op studiefinanciering ingevolge de WSF heeft, in enig studiejaar de voor dat jaar geldende minimale studieprestatie niet heeft geleverd, wordt de voor dat studiejaar verstrekte basisbeurs achteraf in een rentedragende lening omgezet. Aangezien de als lening verstrekte bedragen niet relevant zijn voor het genormeerde financieringstekort, vormt het bedrag dat niet aan basisbeurs wordt verstrekt, een besparing. Besparingen worden zowel in het WO als in het HBO gerealiseerd, en zowel in de propedeutische als in de post-propedeutische fase. Het enige verschil tussen de propedeutische en de post-propedeutische fase is de norm die wordt gehanteerd als te leveren minimale studieprestatie. Het niet halen van de norm kan een aantal oorzaken hebben. Er is een aantal «no show»: een aantal ontvangers van studiefinanciering blijkt in het geheel niet te studeren. Anderen studeren minimaal of vrijwel zonder succes. Dan zijn er studerenden bij wie vertraging in de studievoortgang optreedt. Afhankelijk van de mate van vertraging halen ze wel of niet de norm. De vertraging kan ook over de grens van een studiejaar heen lopen en dan weer worden ingelopen: men haalt een aantal tentamens niet voor het einde van het studiejaar, maar zet dit aan het begin van het jaar daarop weer recht. De raming van de mate waarin de norm niet wordt gehaald en daarmee de opbrengst van de maatregel is deels gebaseerd op cijfers met betrekking tot gemiddelde studieduur, uitval tijdens de studie en de leeftijd van de studerenden (in verband met samenloop van de maatregel voor studerenden van 27 jaar en ouder in het kader van de Heroriëntering op de studiefinanciering), deels op aannames met betrekking tot gedragseffecten. 6. Deregulering Voor wat betreft de strekking van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar paragraaf 1.2 van deze memorie. Het wetsvoorstel heeft wat betreft de invoering van een studiepuntenstelsel samenhang met de WHW. Er worden voor de uitvoering en financiering van het wetsvoorstel geen nieuwe organen in het leven geroepen. Dit wetsvoorstel voorziet in een algemene maatregel van bestuur waarin de omvang van de minimumnorm voor de studievoortgang vastgesteld wordt. Op deze wijze kan de norm desgewenst naar aanleiding van de ervaringen die opgedaan worden met de werking van dit voorstel, zonder wetswijziging aangepast worden. Daarbij wordt de kaderstelling in deze memorie uiteraard in acht genomen. Voor de periode tot 1 september 1998 voorziet het wetsvoorstel zelf in een norm voor het tweede en de hogere studiejaren. De Minister van Onderwijs en Wetenschappen krijgt ingevolge dit wetsvoorstel de bevoegdheid desgevraagd en onder voorwaarden afwijking toe te staan van de vorm waarin de minimumnorm voor de studievoortgang gemeten wordt door een onderwijsinstelling. Verwezen zij hier naar paragraaf 1.4 van deze memorie. Uit deze regeling vloeien naar verwachting geen noemenswaardige lasten voort voor burger en bedrijfsleven. Voor overheid en non-profitinstellingen - te weten de onderwijsinstel lingen - zijn er wel uitvoeringslasten. Daarbij is de last voor de Informati seringsbank beperkt tot de gevallen waarin de onderwijsinstelling bericht dat de studerende niet aan de norm voor studievoortgang voldoet. Dan moet de Informatiseringsbank beslissen dat de voorwaardelijk toege kende basisbeurs onvoorwaardelijk wordt toegekend als rentedragende lening. In alle overige gevallen hoeft de Informatiseringsbank geen actie te ondernemen omdat artikel 17b, tweede lid, van de WSF dan uitgaat van een fictieve toekenning. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 3 15

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22966 Wijziging van de Wet op de studiefïnanciering en van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, in verband met het meten

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22966 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering en van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, ïn verband met het meten

Nadere informatie

Onderwijsraad. 2^ sept imiter OR /3 T WJZ d.d. 2 september 1992

Onderwijsraad. 2^ sept imiter OR /3 T WJZ d.d. 2 september 1992 Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Aan de minister van onderwijs en wetenschappen dr. ir. J.M.M. Ritzen Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer. i.a.a. de minister van landbouw, natuurbeheer en visserij.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 376 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met het onder de prestatiebeurs brengen van de reisvoorziening Nr. 3 MEMORIE VAN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1992-1993 22887 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met verlaging van de basisbeurs voor studerenden in het middelbaar beroepsonderwijs

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1990-1991 21 889 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering ertoe strekkend om in het hoger onderwijs na de cursusduur + 1 jaar de studiefïnanciering

Nadere informatie

handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit; Subsidieregeling tweede graden hbo en wo Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van... (datum), nr. HO&S/2010/228578, houdende subsidiëring van tweede bachelor- en mastergraden

Nadere informatie

Wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht

Wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2016/17 34 607 Wijziging van enkele onderwijswetten om deze meer te laten aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht Nr. xxx Nota van wijziging Ontvangen

Nadere informatie

De wijzigingen in dit besluit hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting.

De wijzigingen in dit besluit hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. NOTA VAN TOELICHTING Algemeen deel Inleiding Dit besluit strekt tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (verder ook: UWHW). De wijziging behelst enkele aanpassingen vanwege het vervallen van

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:73. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie

ECLI:NL:CRVB:2017:73. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie ECLI:NL:CRVB:2017:73 Instantie Datum uitspraak 04-01-2017 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1380 WSF Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 680 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen van de basisbeurs voor studenten in de masterfase

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 306 Wet van 18 mei 1995 houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de studiefinanciering

Nadere informatie

REGLEMENT GEZAMENLIJKE VERGADERING VAN DE ONDERNEMINGSRAAD EN DE STUDENTENRAAD VAN DE TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT

REGLEMENT GEZAMENLIJKE VERGADERING VAN DE ONDERNEMINGSRAAD EN DE STUDENTENRAAD VAN DE TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT REGLEMENT GEZAMENLIJKE VERGADERING VAN DE ONDERNEMINGSRAAD EN DE STUDENTENRAAD VAN DE TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 Begripsbepalingen In dit reglement wordt

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 222 Wet van 28 april 2005, houdende tijdelijke regels betreffende experimenten in het hoger onderwijs op het gebied van vooropleidingseisen aan

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 7-3 3 7 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellante tegen het bestuur van de Faculteit der Governance and Global Affairs,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 330 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met de overgang van studerenden van de ziekenfondsverzekering naar de particuliere

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 412 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met wijziging omzetmoment eerste 12 maanden prestatiebeurs en afschaffing 1 februari-regel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:2567

ECLI:NL:RBNNE:2016:2567 ECLI:NL:RBNNE:2016:2567 Instantie Datum uitspraak 20-05-2016 Datum publicatie 25-07-2016 Zaaknummer LEE 15/3982 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDOR:2009:BI7963

ECLI:NL:RBDOR:2009:BI7963 ECLI:NL:RBDOR:2009:BI7963 Instantie Rechtbank Dordrecht Datum uitspraak 10-04-2009 Datum publicatie 15-06-2009 Zaaknummer AWB 07/1049 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 331 Aanpassing van onder meer de Wet studiefinanciering BES met het oog op codificatie van de ontstane uitvoeringspraktijk van de studiefinanciering

Nadere informatie

Algemene informatie

Algemene informatie Algemene informatie 2016-2017 BSA-regeling UITVOERINGSREGELING STUDIEADVIES BSA - TUA juni 2016 Aan de TUA geldt een bindend studieadvies. De Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW)

Nadere informatie

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/2006/46484 (1743) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet studiefinanciering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 755 Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de wijziging van de percentages belasting-

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op de artikelen 3.16e en 11.5 van de Wet studiefinanciering 2000;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op de artikelen 3.16e en 11.5 van de Wet studiefinanciering 2000; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 54986 2 oktober 2017 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 14 september 2017, nr. 1152773

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2016 2017 34 331 Aanpassing van onder meer de Wet studiefinanciering BES met het oog op codificatie van de ontstane uitvoeringspraktijk van de studiefinanciering

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 4 2 0 3 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellante tegen het Bestuur van de Faculteit der Sociale Wetenschappen,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 200 Wet van 24 mei 2007 tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering

Nadere informatie

REGLEMENT PROFILERINGSFONDS Theologische Universiteit Apeldoorn

REGLEMENT PROFILERINGSFONDS Theologische Universiteit Apeldoorn REGLEMENT PROFILERINGSFONDS Theologische Universiteit Apeldoorn Preambule. Het college van bestuur heeft deze regeling getroffen op grond van artikel 7.51 1 van de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1988-1989 20 708 Wijziging van de Wet op de studiefinanciering in verband met dekking van de meeruitgaven ter zake van de uitvoering van die wet, vereenvoudiging

Nadere informatie

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend. Zaaknummer: 1995/147 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, dr Brommer Datum uitspraak: 4 maart 1996 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden: Fatale datum, bekendmaking

Nadere informatie

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering Voorstel van wet Allen, die deze zullen zien of horen lezen,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 667 Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en enige andere wetten in verband met de verlening van een tegemoetkoming aan personen die een

Nadere informatie

Dit advies, gedateerd 3 april 2015, nr. W /l, bied ik U hierbij aan.

Dit advies, gedateerd 3 april 2015, nr. W /l, bied ik U hierbij aan. Nr. WJZ/877024(6633) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 206 Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van xxx, nr. xxx);

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van xxx, nr. xxx); Besluit van houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 832 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met onder meer versterking van de rechtspositie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 Rijksbegroting voor het jaar 1989 20 800 Hoofdstuk VIII Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen Nr. 77 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 403 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2013) Nr. 12 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956 ECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 14-04-2011 Datum publicatie 20-04-2011 Zaaknummer 10/719 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 212 26 339 Voorschriften van tijdelijke aard, waaronder wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, in verband

Nadere informatie

REGELING FINANCIËLE ONDERSTEUNING OP GROND VAN OVERMACHT

REGELING FINANCIËLE ONDERSTEUNING OP GROND VAN OVERMACHT REGELING FINANCIËLE ONDERSTEUNING OP GROND VAN OVERMACHT vastgesteld door het College van Bestuur met instemming van de Universiteitsraad op 12 mei 2015. INLEIDING De artikelen 7.51, 7.51c, 7.51f en 7.51h

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 20735 23 december 2010 Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 december 2010, nr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 325 Wijziging van onder meer de Wet op de studiefinanciering en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 933 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met uitbreiding van de mogelijkheid met studiefinanciering in het buitenland te

Nadere informatie

Uitvoeringsreglement Studieadvies in de propedeutische fase

Uitvoeringsreglement Studieadvies in de propedeutische fase Uitvoeringsreglement Studieadvies in de propedeutische fase Zwolle, 8 december 2008 Gewijzigd op 9 juli 2012 1 Titel I - Algemeen Artikel 1 - Doel 1. Het doel van het uitvoeringsreglement is te garanderen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 321 Wijziging van de Les- en cursusgeldwet en van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met het eerder laten ingaan van de lesgeldplicht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 094 Wijziging van de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag houdende vervanging van de no-claimteruggave door een verplicht eigen risico

Nadere informatie

Voorstel van wet. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Voorstel van wet. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Aanpassing van de Wet studiefinanciering BES met het oog op codificatie van de ontstane uitvoeringspraktijk, verruiming van het toepassingsbereik naar Canada en doorvoering van diverse technische verbeteringen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 769 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele bijzondere wetten in verband met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen Nr.

Nadere informatie

No.W05.13.0145/I 's-gravenhage, 13 juni 2013

No.W05.13.0145/I 's-gravenhage, 13 juni 2013 ... No.W05.13.0145/I 's-gravenhage, 13 juni 2013 Bij Kabinetsmissive van 21 mei 2013, no. 13.001016, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bij de Afdeling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 873 Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verduidelijking van de artikelen 297a en 297b Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING 1 Het advies

Nadere informatie

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art. Zaaknummer: 1997/209 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, Nijenhof Datum uitspraak: 14 januari 1998 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Trefwoorden: Vertrouwensbeginsel, terugwerkende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 719 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met invoering prestatiebeurs in een deel van de beroepsopleidende leerweg

Nadere informatie

BELEIDSREGEL GEMEENTELIJKE TEGEMOETKOMING (KOA-kopje) IN DE KOSTEN KINDEROPVANG 2013 GEMEENTE MENTERWOLDE

BELEIDSREGEL GEMEENTELIJKE TEGEMOETKOMING (KOA-kopje) IN DE KOSTEN KINDEROPVANG 2013 GEMEENTE MENTERWOLDE BELEIDSREGEL GEMEENTELIJKE TEGEMOETKOMING (KOA-kopje) IN DE KOSTEN KINDEROPVANG 2013 GEMEENTE MENTERWOLDE HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsbepalingen 1. Alle begrippen die in deze beleidsregel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 263 Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met onder meer niet-indexering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. RMC-wet 2001. Jaargang 2001 Staatsblad 2001 636 1

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. RMC-wet 2001. Jaargang 2001 Staatsblad 2001 636 1 RMC-wet 2001 636 Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting

Nadere informatie

REGELING FINANCIËLE ONDERSTEUNING OP GROND VAN OVERMACHT

REGELING FINANCIËLE ONDERSTEUNING OP GROND VAN OVERMACHT REGELING FINANCIËLE ONDERSTEUNING OP GROND VAN OVERMACHT vastgesteld door het College van Bestuur met instemming van de Universiteitsraad op 12 mei 2015 en gewijzigd op 26 juni 2017. INLEIDING De artikelen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 494 Wijziging van de Wet op de ondernemingsraden in verband met de bevoegdheden van de ondernemingsraad inzake de beloningen van bestuurders

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 321 Wijziging van de Les- en cursusgeldwet en van de Wet tegemoetkoming studiekosten in verband met het eerder laten ingaan van de lesplicht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:1194

ECLI:NL:RBDHA:2016:1194 ECLI:NL:RBDHA:2016:1194 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-02-2016 Datum publicatie 21-04-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7854 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 034 Bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn

Nadere informatie

Bij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven.

Bij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven. Zaaknummer : CBHO 2014/045 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 23 juni 2014 Partijen : Appellant tegen Hogeschool Leiden Trefwoorden : Bijzondere omstandigheden, duale opleiding NBSA, negatief bindend

Nadere informatie

REGELING PROFILERINGSFONDS

REGELING PROFILERINGSFONDS REGELING PROFILERINGSFONDS 2016-2017 Preambule. Het College van Bestuur heeft deze regeling getroffen op grond van artikel 7.51 van de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW). 1. Het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 33 542 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie

Nadere informatie

VRAGENLIJST HBO. Ingevuld door: Naam instelling: Adres instelling: Contactpersoon: Naam: Telefoon:

VRAGENLIJST HBO. Ingevuld door: Naam instelling: Adres instelling: Contactpersoon: Naam: Telefoon: VRAGENLIJST HBO Ingevuld door: Naam instelling: Adres instelling: Contactpersoon: Naam: Telefoon: E-mail: Vooraf: bij de beantwoording van de onderstaande vragen wordt verwacht dat u aangeeft of die situatie

Nadere informatie

Uitspraak in de zaak tussen:

Uitspraak in de zaak tussen: Zaaknummer: 1995/120 Rechter(s): mrs. Olivier, Nijenhof, Hingst Datum uitspraak: 15 december 1995 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Katholieke Universiteit Nijmegen Trefwoorden: Beoordelingsmaatstaf,

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 4 2 3 4 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van de Faculteit Wiskunde & Natuurwetenschappen, verweerder 1. Ontstaan en loop

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 299 Wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met de introductie van de bestuurlijke boete Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 330 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen) Nr.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 124 Wet van 19 februari 2005, houdende wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met invoering prestatiebeurs in een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

REGELING TOELATING MASTEROPLEIDINGEN UNIVERSITEIT LEIDEN

REGELING TOELATING MASTEROPLEIDINGEN UNIVERSITEIT LEIDEN REGELING TOELATING MASTEROPLEIDINGEN UNIVERSITEIT LEIDEN Het College van Bestuur van de Universiteit Leiden, gelet op artikel 7.30b, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : CBHO 2015/293 en 2015/293.1 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 12 januari 2016 Partijen : Appellant en Haagse Hogeschool Trefwoorden : bindend negatief studieadvies BNSA duidelijkheid

Nadere informatie

2 Vergaderjaar

2 Vergaderjaar T WEEDE K AMER DER STATEN-G ENERAAL 2 Vergaderjaar 2005-2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 46 Besluit van 26 januari 2004 tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met de aanspraak op verblijf voor een niet-geïndiceerde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 073 Wet houdende een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds

Nadere informatie

Den Haag, Dit advies, gedateerd 13 juni 2013, nr. W05.13.0145, bied ik U hierbij aan.

Den Haag, Dit advies, gedateerd 13 juni 2013, nr. W05.13.0145, bied ik U hierbij aan. Nr. WJZ/521469 (10291) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het onderbrengen

Nadere informatie

Uitvoeringsreglement Studieadvies in de propedeutische fase

Uitvoeringsreglement Studieadvies in de propedeutische fase Uitvoeringsreglement Studieadvies in de propedeutische fase Door het College van Bestuur vastgesteld op 23 maart 2017 na verkregen instemming van de CMR op 15 maart 2017 Inhoud Artikel 1. Doel... 2 Artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 600 VIII Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2003 Nr. 127 BRIEF

Nadere informatie

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN

REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN REGELING MELDING ONREGELMATIGHEDEN UNIVERSITEIT LEIDEN INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: Hoofdstuk 2: Hoofdstuk 3: Hoofdstuk 4: Hoofdstuk 5: Algemene bepalingen Interne procedure De Commissie integriteit Universiteit

Nadere informatie

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Smallingerland gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2014;

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Smallingerland gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 november 2014; GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Smallingerland. Nr. 79151 24 december 2014 Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Smallingerland 2015 De raad van de gemeente Smallingerland ; gelezen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 943 Wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Sociale Verzekeringen Nr. SV/GSV/01/52463 Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,

Nadere informatie

Uitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant,

Uitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant, Zaaknummer: 2009/025 Rechter(s): mrs. Nijenhof, Lubberdink, Borman Datum uitspraak: 19 oktober 2009 Partijen: Appellant tegen Technische Universiteit Delft Trefwoorden: Erkenning bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 381 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een aftrekverbod voor de aankoopkosten van een deelneming

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 30 Besluit van 16 januari 1997, houdende uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 396 28 067 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek onder meer ter uitvoering van in de nota «Zicht op kwaliteit»

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 840 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met een aantal redactionele verbeteringen en technische

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1994 1995 24 249 Voorstel van wet van het lid Lansink tot wijziging van ondermeer de Wet op de studiefinanciering in verband met de leeftijd waarop aanspraak

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 383 Wet van 28 augustus 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met doeltreffendere rechtsmiddelen tegen niet tijdig beslissen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 828 Wijziging van de Wet milieubeheer (reparatie milieueffectrapportage) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen Dit wetsvoorstel bevat technische

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 321 Besluit van 4 juli 2001 tot wijziging van het Besluit tenuitvoerlegging geldboetevonnissen, het Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 69005 29 december 2016 Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 29 december 2016, nr. 2016-0000223377, tot wijziging

Nadere informatie

Öt.% ONDERWIJSRAAD. 30 september Eerste Afdeling O.E. 229 H.O. Bericht op schrijven van 17 augustus 1966, D.G.W. I46776/I

Öt.% ONDERWIJSRAAD. 30 september Eerste Afdeling O.E. 229 H.O. Bericht op schrijven van 17 augustus 1966, D.G.W. I46776/I ONDERWIJSRAAD SECRETARIAAT: BEZUIDENHOUTSEWEG 125 S-GRAVENHAGE TEL. 070-83 61 M Öt.% % O.E. 229 H.O. 30 september 1966 Bericht op schrijven van 17 augustus 1966, D.G.W. I46776/I Onderwerp: ontwerp-besluit

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 227 Wet van 28 maart 1996, houdende wijziging van onder meer de Wet op de studiefinanciering en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk

Nadere informatie

BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR

BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR Nummer : 741 Paraaf: Onderwerp : Herziening Uitvoeringsreglement Studieadvies in de propedeutische fase Besluit : Het College van Bestuur besluit tot herziening van het Uitvoeringsreglement

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 217 Regels over de documentatie van vennootschappen (Wet documentatie vennootschappen) A OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]]:

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]]: Ontwerpbesluit van [[ ]] tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met tijdelijke beperking van de plicht tot waardeoverdracht bij bijbetalingslasten

Nadere informatie