Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen"

Transcriptie

1 Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 3 februari 2017 Beslissingen i.v.m. studiebetwistingen Arrest nr van 3 februari 2017 in de zaak 2017/

2 Arrest nr van 3 februari 2017 in de zaak 2017/022 In zake: Laurens FRANÇOIS woonplaats kiezend te 1755 Kester Cypriaan Verhavertstraat 20 tegen: de UNIVERSITEIT GENT woonplaats kiezend te 9000 Gent Sint-Pietersnieuwstraat 25 I. Voorwerp van de vordering Het beroep, ingesteld op 14 januari 2017, strekt tot nietigverklaring van de beslissing van de interne beroepscommissie van 23 december II. Verloop van de rechtspleging Verwerende partij heeft een antwoordnota ingediend en verzoekende partij heeft een wederantwoordnota ingediend. februari De partijen zijn opgeroepen voor de terechtzitting, die heeft plaatsgevonden op 3 Voorzitter van de Raad Jim Deridder heeft verslag uitgebracht. gehoord. Verzoeker en de heer Martin François, die verschijnt voor de verzoekende partij, zijn III. Feiten Verzoeker is sinds het academiejaar ingeschreven in de opleiding Bachelor of Science in de bio-ingenieurswetenschappen.

3 Na een oorspronkelijke inschrijving voor 48 studiepunten, schrijft verzoeker in februari 2015 uit voor twee opleidingsonderdelen ten belope van samen tien studiepunten. Binnen het aldus tot 38 studiepunten herleide studieprogramma neemt verzoeker in de eerste examenzittijd deel aan drie examens, zonder een credit te behalen, en in de tweede examenzittijd aan geen enkel examen. Nadat verzoeker daardoor geen enkele credit behaalt, wordt hem voor het academiejaar een bindende voorwaarde opgelegd, die ertoe strekt dat hij bij een volgende inschrijving minstens voor 50% van de opgenomen studiepunten credits moet behalen. Wanneer de student niet slaagt voor 50% van het eerste deliberatiepakket van de bacheloropleiding, dan geldt bij een volgende inschrijving via diplomadoelcontract voor dezelfde opleiding bovendien als bindende voorwaarde dat hij voor minstens 75% van de opgenomen studiepunten die behoren tot dat eerste deliberatiepakket credits moet verwerven. Verzoeker schrijft in het academiejaar enkel in voor vakken uit het eerste deliberatiepakket (drie vakken ten belope van 18 studiepunten), zodat verzoeker 75% van de opgenomen studiepunten dient te behalen. In de eerste examenzittijd neemt verzoeker deel aan twee examens, en behaalt hij één credit (6 studiepunten). In de tweede examenzittijd neemt verzoeker deel aan de beide resterende examens, doch zonder een credit te behalen. Met 6 van de 18 studiepunten, behaalt verzoeker een studierendement van 33%. Doordat hij aldus niet tegemoetkomt aan de bindende voorwaarde die werd opgelegd, wordt de verdere inschrijving aan verzoeker geweigerd. Op 17 september 2016 tekent de vader van verzoeker een intern beroep aan tegen de weigeringsbeslissing. In dit schrijven wordt aangevoerd dat verzoeker sinds december 2014 te kampen heeft gehad met fysische en emotionele uitputtingsverschijnselen en dat hij om gezondheidsredenen in de januarizittijd aan slechts een deel van de examens heeft deelgenomen (met medisch attest) en in het tweede semester bepaalde practica heeft moeten missen. Verder wordt gesteld dat verzoeker na diagnostisering zijn studies in het tweede semester van het academiejaar volledig heeft moeten stopzetten (ook hier wordt verwezen naar een medisch attest). Gelet op de medische beperkingen werd op advies van de behandelend geneesheer in het academiejaar slechts een beperkt studieprogramma opgenomen, maar het herstel is onvoldoende gebleken om te kunnen aanknopen met positieve

4 studieresultaten. Verzoeker stelt dat op basis van die gegevens de behaalde studieresultaten niet als representatief kunnen worden beschouwd, zodat de weigering tot verdere inschrijving niet gerechtvaardigd is. Verzoeker vraagt de interne beroepsinstantie om opnieuw toelating tot inschrijving te verlenen, en kondigt aan ook een procedure tot terugvordering van leerkrediet op grond van overmacht te zullen instellen. In aanvulling hierop zendt verzoeker op 28 september 2016 een aanvullend aangetekend schrijven, waarbij hij attesten van zijn klinisch psycholoog en psychotherapeut voegt. De interne beroepscommissie behandelt verzoekers beroep in zitting van 6 oktober 2016, en overweegt het volgende: Uit een vergelijking van het aantal verworven studiepunten met het aantal opgenomen studiepunten blijkt dat de student aan de universiteit Gent een zeer beperkte studievoortgang heeft geboekt en dat de norm die het OER hanteert voor de beoordeling van de vraag of uit de gegevens van het dossier manifest blijkt dat het opleggen van bindende voorwaarden geen positief resultaat zal opleveren, werd overschreden. De commissie neemt akte van de persoonlijke omstandigheden die de student in het beroepsschrift aanvoert ter verrechtvaardiging van het gebrek aan studievoortgang, en onderkent dat die omstandigheden problemen kunnen veroorzaakt hebben bij de studies. Zij is evenwel van mening dat die omstandigheden niet van die aard zijn dat ze doen vermoeden dat bindende voorwaarden opleggen wel zinvol is en dat de studievoortgang in het nieuwe academiejaar aanmerkelijk zal verbeteren. De commissie somt hieronder de argumenten op om de weigering te handhaven: De examens waar de student aan deelneemt, zijn niet goed te noemen. De commissie kan aannemen dat het ziektebeeld hier een rol in speelt maar stelt op basis van de resultaten vast dat de studies een zware tol eisen van de student. De gekozen studies lijken op dit ogenblik niet de correcte keuze van de student. De commissie adviseert een heroriëntering hetzij binnen de UGent hetzij naar een hogeschoolopleiding. Uit de studieloopbaan en de gerealiseerde studievoortgang blijkt volgens de commissie manifest dat alsnog de toelating geven om in te schrijven met bindende voorwaarden geen positief resultaat zal opleveren. De commissie stelt dat de weigering tot inschrijving voor de betrokken opleiding geen eindpunt hoeft te zijn. De weigering geldt enkel voor de opleiding bioingenieurswetenschappen wat beteken[t] dat de student hetzij aan een andere opleiding aan de UGent hetzij voor een andere opleiding aan andere hogeronderwijsinstellingen wel kan toegelaten worden. Hij beschikt nog over voldoende leerkrediet en de commissie raadt hem dan ook aan om te heroriënteren aangezien de commissie op basis van de zwakke studievoortgang besluit dat bio-ingenieurswetenschappen op dit ogenblik wellicht niet de juiste richting is voor de student.

5 Het intern beroep wordt ongegrond verklaard. De weigering tot inschrijving aan de opleiding wordt bekrachtigd. Bij arrest nr van 9 december 2016 vernietigt de Raad deze beslissing, in de mate dat zij ertoe strekt de herinschrijving van verzoeker in de bacheloropleiding bioingenieurswetenschappen te weigeren vanaf het academiejaar De Raad overweegt daarbij het volgende: Wil zij een redelijke en pertinente verantwoording vinden, dan moet de (uitvoering van een) maatregel van studievoortgangsbewaking die een student verdere inschrijving weigert omwille van een ontoereikend studierendement, steunen op relevante feitelijke elementen. Het loutere gemis aan credits volstaat daarbij niet, vermits daaraan uiteenlopende oorzaken ten grondslag kunnen liggen. Zo zal de instelling uit het herhaaldelijk in normale omstandigheden deelnemen aan examens en daarop falen, gewis kunnen afleiden of de student voldoende kansen heeft om het in de toekomst beter te doen. Behaalde de student evenwel geen credits omdat hij niet aan de examens heeft kunnen deelnemen, dan kan de instelling daaruit bezwaarlijk conclusies trekken omtrent de capaciteiten van de student. Gaat het daarbij om afwezigheden wegens examenstress of andere studiegerelateerde elementen, dan kan de instelling die gegevens wel betrekken bij de afweging of de student, los van zijn capaciteiten, voldoende aannemelijk maakt dat hij bij latere pogingen meer kans maakt om te slagen, in voorkomend geval met gebruik van ondersteunende maatregelen of redelijke aanpassingen. Houdt de afwezigheid daarentegen met de studies op geen enkele wijze verband, dan valt niet in te zien welke voorspellende kracht uit het gemis aan credits kan uitgaan om de latere slaagkansen van de student in te schatten. Te dezen wordt niet betwist dat verzoeker in het academiejaar voor 36 studiepunten was ingeschreven, en dat hij voor geen enkel opleidingsonderdeel de twee examenkansen heeft kunnen benutten. Daargelaten of verzoeker een procedure tot teruggave van leerkrediet zal instellen, stelt de Raad vast dat de klinisch psycholoog van verzoeker op 8 april 2015 heeft geattesteerd dat het stipt volgen van het les- en practicumschema omwille van het ziektebeeld niet wenselijk en niet mogelijk is, en dat voor verschillende examens een medisch attest werd ingeleverd, wat prima facie doet besluiten dat verzoeker omwille van overmacht niet aan die examens kon deelnemen. In het licht van de bovenstaande overwegingen acht de Raad het niet redelijk en in strijd met een correcte feitenvinding om het gemis aan credits in het academiejaar in rekening te brengen als een gebrek aan studierendement binnen de procedure van studievoortgangsbewaking. In het academiejaar behaalde verzoeker credits voor 6 van de 18 opgenomen studiepunten. Uit de attesten van de klinisch psycholoog van 27 september 2016 en de neuropsycholoog van 28 september 2016 blijkt dat de beperkte studieresultaten niet los

6 kunnen worden gezien van zijn medische toestand. Ook die vaststelling dient bij de beoordeling te worden betrokken. Dat er op korte termijn onvoldoende zicht op beterschap is, is niet langer relevant voor de beoordeling van het geschil gelet op de wijze waarop verzoekers belang, en dus ook het voorwerp van het beroep, hierboven is bepaald. Verwerende partij werd opgedragen om in uitvoering van het arrest uiterlijk op 23 december 2017 een nieuwe beslissing te nemen ten aanzien van verzoeker. De interne beroepsinstantie van verwerende partij neemt op 23 december 2016 de volgende beslissing: ( ) De Institutionele beroepscommissie heeft integraal kennis genomen van de argumenten zoals die zijn geformuleerd in het verzoekschrift. De institutionele beroepscommissie heeft reeds een eerste keer over dit beroep vergaderd op 6 oktober De commissie verklaarde het beroep toen ongegrond. De student stelde tegen deze beslissing beroep in bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen, die de beslissing van de commissie vernietigde in zijn arrest nr d.d. 9 december 2016, echter enkel voor zover zij ertoe strekt de herinschrijving van verzoeker in de bacheloropleiding bio-ingenieurswetenschappen te weigeren vanaf het academiejaar De weigering voor het academiejaar wordt niet ongedaan gemaakt. De Raad is van oordeel dat een beslissing waarbij een student wordt geweigerd op grond van een ontoereikend studierendement, moet steunen op relevante feitelijke elementen. Het louter gemis aan credits volstaat daarbij niet, aldus de Raad, omdat dat gemis het gevolg kan zijn van uiteenlopende zaken. Als een student geen credits behaalde omdat hij aan de examens niet kon meedoen, dan kan een instelling daaruit immers geen conclusies trekken over de capaciteiten van een student. De Raad acht aldus de weigeringsbeslissing onvoldoende gemotiveerd. Wanneer uitspraak wordt gedaan over het al dan niet opleggen van een studievoortgangsbewakingsmaatregel, zijn twee aspecten van belang. Vooreerst kan een studievoortgangsbewakingsmaatregel enkel worden opgelegd als blijkt dat een student onvoldoende studievoortgang heeft gemaakt, vervolgens moet het ook duidelijk zijn dat het toelaten van de student, zelfs onder bindende voorwaarden, momenteel geen optie is omdat onvoldoende blijkt dat de situatie van de student in die zin is geëvolueerd dat een betere studievoortgang kan worden verwacht. De student vroeg in zijn intern beroep enkel om terug ingeschreven te kunnen worden voor het academiejaar , en de institutionele beroepscommissie heeft zich dan ook enkel over een inschrijving voor dat jaar uitgesproken.

7 De Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen leest in deze beslissing blijkbaar dat de weigering ad infinitum is uitgesproken en ook voor de navolgende academiejaren geldt, doch dit is niet het geval. Verzoeker kan zich in het academiejaar terug aanbieden aan de UGent en, zo nodig via de institutionele beroepscommissie, terug om herinschrijving verzoeken, waarna zijn dossier opnieuw bekeken zal worden met het oog op het al dan niet inschrijven in dat nieuwe academiejaar. Uit het arrest van de Raad vloeit evenwel voort dat de Raad de institutionele beroepscommissie aanmaant om ook reeds een beslissing te nemen voor het academiejaar De institutionele beroepscommissie kan op vandaag niet om de vaststelling heen dat de student in het verleden maar een zeer beperkte studievoortgang heeft gemaakt. Deze beperkte studievoortgang blijkt evenwel het gevolg te zijn van medische problemen van de student, die beperkt worden gestaafd door medische attesten en die de student verder heeft toegelicht in de procedure voor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen. De institutionele beroepscommissie kan aannemen dat de beperkte studievoortgang aldus niet ten kwade van de student kan worden geduid, en dat dit alleen geen grond kan vormen voor een weigering tot de opleiding. Anderzijds kan de institutionele beroepscommissie er op vandaag ook niet omheen dat de student ook geen reële vooruitzichten biedt op verbetering naar de toekomst toe. Uit het verslag van de psycholoog d.d. 27 september 2016 dat hij toevoegde aan zijn intern beroep, blijkt dat de concentratie en de mogelijkheden tot aangehouden taakinspanning ( ) zich uiterst langzaam [herstellen], zowel op vlak van duur als op vlak van intensiteit. Veel meer dan een hoop dat er opnieuw grenzen verlegd kunnen worden en een adequatere balans bereikt kan worden, drukt de therapeut vooralsnog niet uit. De institutionele beroepscommissie kan aannemen dat de toestand van verzoeker doorheen het lopende academiejaar mogelijk verder zal verbeteren, maar of deze onvoldoende verbeterd zal zijn om met kans op slagen een studie op universitair niveau te hernemen, is op vandaag volstrekt onduidelijk en kan uit niets worden afgeleid. De institutionele beroepscommissie beslist dan ook om de weigeringsbeslissing voor dat academiejaar vooralsnog te handhaven. De commissie wijst erop dat niets hem belet om na afloop van het huidige academiejaar een nieuwe vraag tot toelating in te dienen bij de Ugent, zo nodig bij de institutionele beroepscommissie, en op dat moment de nodige bewijsstukken voor te leggen waaruit blijkt dat zijn situatie in die zin is gewijzigd dat hij opnieuw in staat is om studies op universitair niveau te hernemen. Het intern beroep wordt ongegrond verklaard. De weigering tot inschrijving aan de opleiding wordt ook voor het academiejaar bekrachtigd. Deze beslissing wordt met een van 3 januari 2017 aan verzoeker betekend.

8 IV. Ontvankelijkheid Standpunt van partijen Verwerende partij betwist de ontvankelijkheid van het beroep. Zij voert aan dat het verzoekschrift aan de rector van de Universiteit Gent is gericht en dat kopie van die brief aan de Raad is meegedeeld, zodat het volgens verwerende partij kennelijk niet verzoekers bedoeling is geweest om een extern beroep in te stellen tegen de beslissing van 23 december Volgens verwerende partij heeft verzoeker enkel aan de rector willen melden dat hij die beslissing onontvankelijk acht en dat zijn gezondheidstoestand merkelijk is gewijzigd. In zijn wederantwoordnota gaat verzoeker op deze exceptie niet in. Beoordeling In overeenstemming met de wil van de decreetgever (Parl. St. Vl. Parl , nr. 1960/1, 25), is het formalisme bij het instellen van een beroep bij de Raad zeer beperkt. Uit de stukken die verzoeker aan de Raad heeft overgemaakt, kan de Raad voldoende duidelijk afleiden dat verzoeker de regelmatigheid van de beslissing van de interne beroepsinstantie van 23 december 2016 bestrijdt. Dit volstaat om het beroep in dat opzicht ontvankelijk te verklaren. Uit de voormelde stukken blijkt tevens dat verzoeker ten minste één middel opwerpt, met name dat de bestreden beslissing onontvankelijk is omdat zij laattijdig werd genomen. Het beroep is ontvankelijk. V. Voorafgaande opmerking In de bestreden beslissing wordt gesteld (pagina 3, derde alinea) dat de initiële studievoortgangsbeslissing en de voorheen genomen beslissing op intern beroep van 6 oktober

9 2016 niet tot strekking had om verzoeker de inschrijving te weigeren voor het academiejaar Er zij vooreerst op gewezen dat de mededeling op de initiële studievoortgangsbeslissing (stuk 5 administratief dossier) luidde: Je kunt je niet meer herinschrijven voor deze opleiding. Die mededeling steunt op artikel 24, 1 van het onderwijs- en examenreglement , waarvan de tekst luidt als volgt: ARTIKEL 24 Inschrijving en studievoortgangsbewaking 1. Bij een diplomadoelcontract wordt aan de student die niet voor minstens 50% van de opgenomen studiepunten credits heeft behaald, een bindende voorwaarde opgelegd. De student dient bij een volgende inschrijving via diplomadoelcontract voor dezelfde opleiding voor minstens 50% van de opgenomen studiepunten credits te verwerven. Ingeval de student niet geslaagd is voor 50% van het eerste deliberatiepakket van de bacheloropleiding, dan geldt bij een volgende inschrijving via diplomadoelcontract voor dezelfde opleiding bovendien als bindende voorwaarde dat hij/zij voor minstens 75% van de opgenomen studiepunten die behoren tot dat eerste deliberatiepakket credits dient te verwerven. Wanneer de student vervolgens niet aan de opgelegde bindende voorwaarde voldoet, wordt de inschrijving via een diplomadoelcontract voor dezelfde opleiding, of voor het desbetreffende gemeenschappelijke aanloopstuk tot verschillende opleidingen, geweigerd. De Raad leest in deze bepaling, samen met de redactie van de initiële studievoortgangsbeslissing, alvast niet dat de weigering tot inschrijving enkel voor het academiejaar zou zijn opgelegd. Bovendien luidt het in de thans bestreden beslissing de Raad komt hier onderstaand op terug vervolgens dat de weigering tot inschrijving voor het academiejaar wordt bekrachtigd. Het is voor de Raad niet spontaan duidelijk hoe de beroepsinstantie een beslissing kan bekrachtigen die zij ontkent te hebben genomen. De beroepsinstantie lijkt aldus te dwalen in haar eigen overwegingen. VI. De middelen Enig middel van verzoeker beslissing. In een enig middel beroept verzoeker zich op de laattijdigheid van de bestreden

10 Standpunt van partijen Verzoeker zet uiteen dat de Raad in het arrest nr van 9 december 2016 aan de verwerende partij had opgelegd dat de interne beroepsinstantie uiterlijk op 23 december 2016 een nieuwe beslissing diende te nemen, en dat deze beslissing weliswaar op die datum werd genomen maar hem pas op 3 januari 2017 ter kennis werd gebracht. In haar antwoordnota repliceert verwerende partij dat de thans bestreden beslissing inderdaad buiten de gestelde termijn aan verzoeker ter kennis is gebracht, maar dat daaruit niet volgt dat het institutionele beroepsorgaan zijn bevoegdheid tot beslissen zou hebben verloren. Bovendien, zo voegt verwerende partij daaraan toe, heeft verzoeker bij dit middel geen belang, omdat een eventuele vernietiging van de bestreden beslissing op basis van de aangevoerde kritiek, er enkel toe kan leiden dat de institutionele beroepscommissie opnieuw een nieuwe beslissing moet nemen. Verzoeker verwerft door een dergelijke nietigverklaring geen recht op inschrijving. Verzoeker handhaaft in zijn wederantwoordnota zijn argumentatie dat de bestreden beslissing omwille van haar laattijdigheid onontvankelijk is, en drukt zijn verbazing uit over het standpunt van verwerende partij inzake het behoud van bevoegdheid van de institutionele beroepscommissie. Beoordeling Het mag als vaste rechtspraak van de Raad worden beschouwd dat bij gebreke aan andersluidende rechtsregel, een instellingsorgaan zijn bevoegdheid tot beslissen ten aanzien van de student niet verliest wanneer de beslissing of de mededeling ervan geschiedt buiten de termijn die daarvoor was toegestaan. Dit geldt ongeacht of het gaat om een termijn die wordt opgelegd door de Codex Hoger Onderwijs of in het beschikkend gedeelte van een arrest van de Raad (zie o.a. R.Stvb. 10 februari 2011, nr. 2011/009; R.Stvb. 10 februari 2011, nr. 2011/008; R.Stvb. 25 januari 2011, nr. 2011/003).

11 Het middel is ongegrond. Ambtshalve middel Ambtshalve werpt de Raad op dat de bestreden beslissing het gezag van gewijsde van het arrest nr van 9 december 2016 schendt. Ten einde de tegenspraak omtrent dit ambtshalve middel te waarborgen, is met een van 30 januari 2017 aan partijen gevraagd om standpunt in te nemen omtrent de twee volgende vragen: (i) houdt de bestreden beslissing van 23 december 2016 een schending in van het gezag van gewijsde van het arrest van de Raad nr van 9 december 2016, en zo ja in welk mate, en (ii) raakt het gezag van gewijsde van een arrest van de Raad aan de openbare orde? Standpunt van partijen Verzoeker heeft schriftelijk geen standpunt ingenomen. In haar antwoordnota doet verwerende partij het volgende gelden. Ten aanzien van de eerste vraag stelt verwerende partij dat de bestreden beslissing geen schending inhoudt van het gezag van gewijsde van het arrest van de Raad nr d.d. 9 december Verwerende partij brengt de motivering van voormeld arrest in herinnering, en stelt dat de met dat arrest vernietigde beslissing betrekking had op een weigering tot inschrijving voor de opleiding tot bachelor of science in de bio-ingenieurswetenschappen voor het academiejaar Deze weigering, zo zet verwerende partij uiteen, was uitsluitend gesteund op de zwakke studieresultaten van verzoeker in de twee afgelopen academiejaren, uit welke resultaten de institutionele beroepscommissie afleidde dat de studierichting voor verzoeker wellicht te hoog gegrepen was en een inschrijving in het volgende academiejaar niet wenselijk was. Verwerende partij betoogt verder:

12 De Raad heeft deze beslissing gedeeltelijk vernietigd, en heeft er daarbij op gewezen dat een beslissing om een inschrijving te weigeren op grond van een ontoereikend studierendement, gesteund moet zijn op relevante feitelijke elementen. De Raad was van oordeel dat het loutere gemis aan credits daarbij niet volstaat, vermits daaraan uiteenlopende oorzaken ten grondslag kunnen liggen. De Raad merkte daarbij op dat als de afwezigheid op examens met de studies op geen enkele wijze verband houdt, er niet valt in te zien welke voorspellende kracht uit het gemis aan credits kan uitgaan om de latere slaagkansen van de student in te schatten. Wat specifiek verzoeker betreft, wees de Raad op het verslag van de klinisch psycholoog waaruit volgens de Raad prima facie bleek dat verzoeker omwille van overmacht aan bepaalde examens niet kon deelnemen. De Raad besloot dat hij het in het licht van zijn overwegingen niet redelijk en in strijd met een correcte feitenvinding achtte om het gemis aan credits in het academiejaar in rekening te brengen als een gebrek aan studierendement binnen de procedure voor studievoortgangsbewaking en geeft aan dat ook de vaststelling dat de beperkte studieresultaten van verzoeker niet los gezien kunnen worden van zijn medische toestand bij de beoordeling diende te worden betrokken. Verwerende partij heeft daaruit afgeleid dat zij zich niet, en dus anders dan zij deed op 6 oktober 2016, louter mag baseren op het gemis aan credits om een studievoortgangsbewakingsmaatregel te nemen, maar dat ook rekening moest worden gehouden met het gegeven dat de slechte prestaties van verzoeker verklaard konden worden door zijn medische toestand, en dus het gevolg waren van overmacht. De institutionele beroepscommissie heeft het dossier van verzoeker vervolgens opnieuw onderzocht en heeft op 23 december 2016 een nieuwe beslissing genomen. De commissie besliste om verzoeker niet toe te laten om zich opnieuw in te schrijven in de geambieerde richting met ingang van op grond van volgende overwegingen: Wanneer uitspraak wordt gedaan over het al dan niet opleggen van een studievoortgangsmaatregel, zijn twee aspecten van belang. Vooreerst kan een studievoortgangsbewakingsmaatregel enkel worden opgelegd als blijkt dat een student onvoldoende studievoortgang heeft gemaakt, vervolgens moet het ook duidelijk zijn dat toelaten van de student, zelfs onder bindende voorwaarden, momenteel geen optie is omdat onvoldoende blijkt dat de situatie van de student in die zin is geëvolueerd dat een betere studievoortgang kan worden verwacht. De student vroeg in zijn intern beroep enkel om terug ingeschreven te kunnen worden voor het academiejaar , en de institutionele beroepscommissie heeft zich dan ook enkel over een inschrijving voor dat jaar uitgesproken. De Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen leest in deze beslissing blijkbaar dat de weigering ad infinitum is uitgesproken en ook voor navolgende academiejaren geldt, doch dit is niet het geval. Verzoeker kan zich in het academiejaar terug aanbieden aan de UGent en, zo nodig via de institutionele beroepscommissie, terug om herinschrijving verzoeken, waarna zijn dossier opnieuw bekeken zal worden met het oog op het al dan niet inschrijven in dat nieuwe academiejaar.

13 Uit het arrest van de Raad vloeit evenwel voort dat de Raad de institutionele beroepscommissie aanmaant om ook reeds een beslissing te nemen voor het academiejaar De institutionele beroepscommissie kan op vandaag niet om de vaststelling heen dat de student in het verleden maar een zeer beperkte studievoortgang heeft gemaakt. Deze beperkte studievoortgang blijkt evenwel het gevolg te zijn van medische problemen van de student, die beperkt worden gestaafd door medische attesten en die de student verder heeft toegelicht in de procedure voor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen. De institutionele beroepscommissie kan aannemen dat de beperkte studievoortgang aldus niet ten kwade van de student kan worden geduid, en dat dit alleen geen grond kan vormen voor een weigering tot de opleiding. Anderzijds kan de institutionele beroepscommissie er op vandaag ook niet om heen dat de student ook geen reële vooruitzichten biedt op verbetering naar de toekomst toe. Uit het verslag van de psycholoog d.d. 27 september 2016 dat hij toevoegde aan zijn intern beroep, blijkt dat de concentratie en de mogelijkheden tot aangehouden taakinspanning ( ) zich uiterst langzaam [herstellen], zowel op vlak van duur als op vlak van intensiteit. Veel meer dan een hoop dat er opnieuw grenzen verlegd kunnen worden en een adequatere balans bereikt kan worden, drukt de therapeut vooralsnog niet uit. De institutionele beroepscommissie kan aannemen dat de toestand van verzoeker doorheen het lopende academiejaar mogelijk verder zal verbeteren, maar of deze voldoende verbeterd zal zijn om met kans op slagen een studie op universitair niveau te hernemen, is op vandaag volstrekt onduidelijk en kan uit niets worden afgeleid. De institutionele beroepscommissie beslist dan ook om de weigeringsbeslissing voor dat academiejaar vooralsnog te handhaven. De commissie wijst er de student op dat niets hem belet om na afloop van het huidige academiejaar een nieuwe vraag tot toelating in te dienen bij de UGent, zo nodig bij de institutionele beroepscommissie, en op dat moment de nodige bewijsstukken voor te leggen waaruit blijkt dat zijn situatie in die zin is gewijzigd dat hij opnieuw in staat is om studies op universitair niveau te hernemen. De institutionele beroepscommissie heeft zich aldus gehouden aan het gezag van gewijsde van de beslissing van de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen. Uit het gezag van gewijsde dat aan het vernietigingsmotief toekomt, volgt dat de institutionele beroepscommissie bij het nemen van een nieuwe beslissing de inschrijving niet opnieuw mocht weigeren op grond van het louter gebrek aan studierendement en dat het gemis aan credits in het academiejaar niet zonder meer in rekening mocht worden gebracht, maar dat bij de beoordeling van het dossier rekening moest worden gehouden met het gegeven dat dit gemis aan credits veroorzaakt werd door medische overmacht. De institutionele beroepscommissie heeft in dat verband geoordeeld dat zij kan aannemen dat de beperkte studievoortgang aldus niet ten kwade van de student kan worden geduid, en dat dit alleen geen grond kan vormen voor een weigering tot de opleiding, en heeft de weigeringsbeslissing bijgevolg niet zonder meer gestoeld op het

14 ontbreken van studierendement, al kon de institutionele beroepscommissie natuurlijk ook niet om het feitelijk gegeven heen dat verzoeker slechts een beperkt studierendement had. Vermits de Raad aangaf dat het beperkte studierendement door de medische overmacht onvoldoende voorspellend was voor de toekomst, heeft de institutionele beroepscommissie vervolgens dat beperkte studierendement niet meer meegenomen in zijn beoordeling van de toekomstperspectieven van verzoeker. De institutionele beroepscommissie diende zich ook over dit aspect te buigen, nu uit artikel II.246 Codex Hoger Onderwijs volgt dat een weigering van inschrijving enkel kan als onvoldoende blijkt dat een volgende inschrijving in het hoger onderwijs positief resultaat kan opleveren. Bij die beoordeling heeft de institutionele beroepscommissie gewezen op het verslag van de psycholoog waaruit bleek dat verzoeker maar traag vooruitgang maakt. De institutionele beroepscommissie heeft daaruit afgeleid dat uit de voor handen zijnde informatie niet blijkt dat verzoeker bij de start van het academiejaar in die mate hersteld zal zijn dat hij zijn studies zal kunnen hervatten met een redelijke kans op slagen. Op die wijze heeft de institutionele beroepscommissie maximaal rekening gehouden met de op het ogenblik van de bestreden beslissing beschikbare gegevens omtrent de medische situatie van verzoeker, en heeft de institutionele beroepscommissie gedaan wat de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen haar heeft gevraagd, met name het betrekken bij haar beoordeling van het feit dat de beperkte studieresultaten van verzoeker niet los gezien kunnen worden van zijn medische toestand. Verder zet verwerende partij uiteen dat ook de vraag of het feit dat de beslissing van de institutionele beroepscommissie laattijdig aan de verzoekende partij werd betekend een schending zou uitmaken van het gezag van gewijsde van het arrest van de Raad nr d.d. 9 december 2016, ontkennend dient te worden beantwoord. Ter zake argumenteert verwerende partij dat de Raad verwerende partij heeft bevolen om uiterlijk op 23 december 2016 ten aanzien van verzoeker een nieuwe beslissing te nemen. Verwerende partij heeft dat ook gedaan, en de institutionele beroepscommissie heeft zich op 23 december 2016 opnieuw over het dossier van verzoeker gebogen en er een beslissing over genomen. Daarmee heeft de institutionele beroepscommissie het bevel van de Raad naar oordeel van verwerende partij correct uitgevoerd, aangezien de Raad de institutionele beroepscommissie niet heeft bevolen om haar beslissing ook op 23 december 2016 te betekenen aan verzoeker. Wat de vraag betreft of het gezag van gewijsde van een arrest van de Raad raakt aan de openbare orde, neemt verwerende partij onder verwijzing naar rechtsleer (P. TAELMAN, Het

15 gezag van het rechterlijk gewijsde. Een begrippenstudie, Diegem, Kluwer, 2001, 44 e.v.) het volgende standpunt in: Prof. Piet Taelman definieert het begrip gezag van gewijsde als volgt: een om reden van een dwingende maatschappelijke noodwendigheid (lites finiri oportet) door de wet aan een rechterlijke beslissing ten gunste van de procespartijen toegekende eigenschap, ter bescherming van de bindende kracht van de uitspraak Wat die eigenschap is verduidelijkt hij verderop in zijn werk: Deze eigenschap bestaat hierin dat, zo er door een partij (terecht) een beroep op wordt gedaan, er verhinderd zal worden dat wat het voorwerp van deze beslissing heeft uitgemaakt in hetzelfde geding of in een navolgende procedure andermaal wordt berecht, onder voorbehoud van de werking van de (gewone en buitengewone) rechtsmiddelen. Hij licht verder toe: Het gezag van gewijsde is een concept dat principieel uitsluitend ten dienste staat van hen die partij waren bij de totstandkoming van de beslissing die met dit gezag is bekleed. Onder voorbehoud van een afwijkende wettelijke regeling (zie infra randnrs ) kunnen alleen zij er zich op beroepen en ze kunnen dit alleen tegenover de andere (toenmalige) gedingvoerende partijen. Wordt terecht een beroep gedaan op het gezag van gewijsde, dan mag de rechter dit op straffe van schending van art. 23 e.v. Ger.W. evident niet miskennen. Laten partijen na een beroep te doen op het gezag van gewijsde, dan komt het de rechter niet toe dit in hun plaats te doen. De regel dat een rechterlijke uitspraak bekleed is met gezag van gewijsde vertoont aldus alle kenmerken van een regel die als van dwingend recht kan worden beschouwd echter zonder de openbare orde te raken: het is een regel die het algemeen belang raakt, en die in eerste instantie is bedoeld ter bescherming van de potentieel zwakkere persoon. Het gevolg hiervan is dat de miskenning van de regel weliswaar leidt tot de nietigheid van de betrokken handeling/beslissing, maar die nietigheid is een relatieve nietigheid: ze kan enkel worden ingeroepen door de beschermde partij en niet door de rechter ambtshalve, eens het recht is verworven is afstand mogelijk, en de miskenning van de regel moet in beginsel in limine litis worden opgeworpen. Het Gerechtelijk wetboek heeft alvast erkend dat de regel dat een rechterlijke uitspraak bekleed is met het gezag van gewijsde, niet de openbare orde raakt. Artikel 27 Ger.W. stelt omtrent de exceptie van gewijsde weliswaar dat de exceptie van gewijsde in elke stand van het geding kan worden voorgedragen voor de feitenrechter voor wie de vordering werd ingesteld, maar ook dat zij door de rechter niet ambtshalve kan worden opgeworpen. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat dit voor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen anders zou zijn en dat de regel dat een arrest van de Raad bekleed is met gezag van gewijsde hier wel de openbare orde zou raken, te meer daar de

16 geschillen die aan de Raad worden voorgelegd in essentie geschillen zijn die zich afspelen binnen een contractuele relatie tussen de student en een instelling van hoger onderwijs. Verwerende partij stelt vast dat verzoeker zich niet heeft beroepen op de schending van het gezag van gewijsde. Ze neemt aan dat de Raad de hoger genoemde vragen heeft gesteld vanuit het voornemen om ambtshalve de schending van het gezag van gewijsde op te werpen. Nu de regel dat rechterlijke beslissingen bekleed zijn met gezag van gewijsde de openbare orde niet raakt, kan de Raad evenwel niet ambtshalve de miskenning van dit gezag inroepen, nog daargelaten het feit dat hierboven is gebleken dat verwerende partij het gezag van gewijsde niet heeft miskend. En zelfs mocht de Raad van oordeel zijn dat de openbare orde hier wel wordt geraakt, dan nog kan de miskenning van die regel niet zonder meer ambtshalve worden ingeroepen. De Raad van State heeft met betrekking tot regels van openbare orde al meermaals beslist dat ook middelen die de openbare orde raken in het verzoekschrift moeten worden ontwikkeld teneinde de rechten van verdediging van de andere partijen te vrijwaren, tenzij de grondslag ervan pas nadien aan het licht is kunnen komen, in welk geval die middelen in het eerst mogelijke in de procedureregeling voorziene processtuk moeten worden opgeworpen. Te dezen was de grondslag van een eventuele miskenning van het gezag van gewijsde wel degelijk al van bij de aanvang van het geding bekend, en was er voor verzoeker niets dat hem belette dit middel reeds in te roepen in zijn verzoekschrift. Verzoeker heeft dat niet gedaan en kan zich ook nu niet meer geldig op dit middel beroepen. Er is geen reden om aan te nemen dat de Raad wel nog zou kunnen wat een verzoeker niet meer kan en op die wijze een nalatige verzoeker alsnog te hulp zou kunnen schieten door in zijn plaats dergelijk middel naar voor te brengen. Beoordeling De Raad is door de decreetgever opgericht als administratief rechtscollege (Parl. St. Vl. Parl , nr. 1960/1, 5; artikel II.285 Codex Hoger Onderwijs). Het gegeven dat het contentieux van de Raad zich naar oordeel van de decreetgever situeert op het domein van de politieke rechten (Parl. St. Vl. Parl , nr. 1960/1, 18) en dat de rechtspositie van de student (minstens ten dele) door de decreetgever is aangemerkt als zijnde contractueel van aard (Parl. St. Vl. Parl , nr. 1960/1, 10) wijzigt daaraan niets, en heeft alleszins niet tot gevolg dat de Raad onder te brengen zou zijn bij de justitiële rechtbanken en hoven. Op deze laatste is het Gerechtelijk Wetboek zonder meer van toepassing.

17 De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek zijn op de procedures voor administratieve rechtscolleges in principe eveneens van toepassing, doch slechts in zoverre zij met die rechtspleging verenigbaar zijn. Om de redenen die hieronder nader worden uiteengezet, is de Raad van oordeel dat artikel 27 van het Gerechtelijk Wetboek niet verenigbaar is met de rechtspleging voor de Raad als administratief rechtscollege. De vraag of een verzoekende partij ook middelen die raken aan de openbare orde steeds in het verzoekschrift moet opwerpen, zoals verwerende partij betoogt, is te dezen niet relevant. Daargelaten of een dergelijke visie staande kan worden gehouden in het licht van de vaststelling dat de rechter argumenten die raken aan de openbare orde desnoods ambtshalve moet opwerpen en zij derhalve in elk geval in het geding worden betrokken is de Raad van oordeel dat niet kan worden betwist dat de administratieve rechter de bevoegdheid heeft om ambtshalve middelen op te werpen, waaronder ook de schending van het gezag van gewijsde van zijn eigen arresten. Bij zijn oprichting is de Raad, voor een aantal van zijn bevoegdheden, de bodemrechter geworden die voorheen de Raad van State was bijvoorbeeld wat de examenbeslissingen sensu stricto betreft. Bij gebreke aan andersluidende overwegingen in de Codex Hoger Onderwijs of de parlementaire voorbereiding, is de Raad van oordeel dat hij als administratief rechtscollege met een annulatiebevoegdheid (Parl. St. Vl. Parl , nr. 1960/1, 5) op dezelfde wijze optreedt als de Raad van State dat voorheen deed, en dat de annulatiearresten van de Raad bekleed zijn met een gezag van gewijsde dat een erga omnes-werking heeft. Dit gezag van gewijsde blijft niet beperkt tot het dictum van het arrest, maar strekt zich bovendien uit tot de motieven die aan het dispositief van het arrest ten grondslag liggen en er de noodzakelijke ondersteuning van uitmaken (RvS 21 februari 1955, nr , Matthys; RvS 27 maart 1975, nr , Colard; RvS 4 juli 1990, nr , Gogneaux; RvS 7 december 1992, nr , Dewilde; A. Wirtgen, Raad van State, afdeling Wetgeving. Middelen en het ambtshalve aanvoeren van middelen in het bijzonder, Brugge, die Keure, 2004, nr. 187).

18 Net zoals de Raad van State meermaals heeft overwogen en omstandig heeft uiteengezet in het arrest Zoete (RvS 8 juli 1982, nr , Zoete), is ook de Raad voor Betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen van oordeel dat de handhaving van het gezag van gewijsde van een van zijn arresten waarbij een administratieve beslissing wordt vernietigd, de openbare orde aanbelangt en dat hij derhalve ambtshalve de uitwerking van een uitgesproken vernietigingsarrest bij de beoordeling van een hangende zaak moet betrekken (RvS 21 oktober 1981, nr , Lebacq; RvS 7 december 1992, nr , Dewilde). Te dezen heeft de Raad in zijn arrest nr van 9 december 2016 de beslissing van de interne beroepsinstantie van de Universiteit Gent van 6 oktober 2016 vernietigd, op grond van de overweging dat er geen deugdelijke en wettige motieven voorhanden zijn om verzoeker het recht op inschrijving in de studie Bachelor of Science in de bioingenieurswetenschappen te ontzeggen voor het academiejaar De precieze uiteenzetting van de motieven die de Raad tot die beslissing hebben gebracht, is bovenstaand weergegeven. Anders dan verwerende partij het ziet, heeft de Raad in voormeld arrest niet geoordeeld dat een weigering tot inschrijving voor het academiejaar onvoldoende formeel was gemotiveerd. Integendeel heeft de Raad overwogen dat er voor een dergelijke weigering geen afdoende materiële elementen in het administratief dossier voorhanden zijn. De verwijzing naar de materiële motiveringsplicht volgt duidelijk uit de volgende overwegingen: Wil zij een redelijke en pertinente verantwoording vinden, dan moet de (uitvoering van een) maatregel van studievoortgangsbewaking die een student verdere inschrijving weigert omwille van een ontoereikend studierendement, steunen op relevante feitelijke elementen. Het loutere gemis aan credits volstaat daarbij niet, vermits daaraan uiteenlopende oorzaken ten grondslag kunnen liggen. De thans bestreden beslissing steunt kennelijk op dezelfde feitelijke gegevens in het administratief dossier om opnieuw een weigering tot inschrijving voor het academiejaar op te leggen. Deze vaststelling volstaat om te besluiten tot een schending van het gezag van gewijsde van s Raads voormeld arrest. Bovendien en ten overvloede is de Raad van oordeel dat wanneer, zoals de Raad in het arrest nr van 9 december 2016 heeft geoordeeld, abstractie moet worden gemaakt van het

19 gemis aan verworven credits omwille van de medische toestand van de student, evenmin een dienstig motief kan worden gevonden in de louter speculatieve overweging dat de student in het door hem beoogde academiejaar voor inschrijving, onvoldoende zal zijn hersteld om wél studievoortgang te boeken. Het ambtshalve middel is gegrond. BESLISSING 1. De Raad vernietigt de beslissing van de interne beroepscommissie van de Universiteit Gent van 23 december 2016, voor zover zij ertoe strekt de herinschrijving van verzoeker in de bacheloropleiding bio-ingenieurswetenschappen te weigeren vanaf het academiejaar Het daartoe bevoegde orgaan neemt ten aanzien van verzoeker een nieuwe beslissing en doet zulks uiterlijk op 15 februari Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare terechtzitting van 3 februari 2017, door de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen, I e Kamer, samengesteld uit: Jim Deridder, Jean Goossens Piet Versweyvelt bijgestaan door Melissa Thijs voorzitter van de Raad bijzitter bijzitter secretaris De secretaris De voorzitter Melissa Thijs Jim Deridder

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 10 september 2015 Beslissingen i.v.m. overmacht Arrest nr. 2.321 van 10 september 2015 in de zaak 2015/213... 2 Arrest nr. 2.322 van

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 20 april 2016 Beslissingen i.v.m. overmacht Arrest nr. 2.892 van 20 april 2016 in de zaak 2016/104... 2 Arrest nr. 2.893 van 20 april

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 9 november 2016 Beslissingen i.v.m. overmacht Arrest nr. 3.348 van 30 november 2016 in de zaak 2016/510... 2 Arrest nr. 3.362 van

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 26 januari 2016 Beslissingen i.v.m. overmacht Arrest nr. 2.800 van 26 januari 2016 in de zaak 2016/014... 2 Arrest nr. 2.800 van 26

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 29 april 2016 Beslissingen i.v.m. overmacht Arrest nr. 2.909 van 2 mei 2016 in de zaak 2016/103... 2 Arrest nr. 2.918 van 4 mei 2016

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 10 december 2015 Beslissingen i.v.m. overmacht Arrest nr. 2.713 van 10 december 2015 in de zaak 2015/645... 2 Arrest nr. 2.714 van

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 30 januari 2015 Beslissingen i.v.m. overmacht Rolnr. 2014/537-30 januari 2015... 2 Rolnr. 2014/538-30 januari 2015... 5 Rolnr. 2015/005-30

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 DECEMBER 2006 F.05.0019.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.05.0019.N 1. S.W., en zijn echtgenote, 2. O.W., eisers, vertegenwoordigd door mr. Pierre van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 17 augustus 2016 Beslissingen i.v.m. overmacht Arrest nr. 3.007 van 17 augustus 2016 in de zaak 2016/172... 2 Arrest nr. 3.008 van

Nadere informatie

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer 4792. Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T Rolnummer 4792 Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4, 2, en 6, 2, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken,

Nadere informatie

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2015 OVERM MACHT DEEL 5 Zitting van 1 december 2015 rolnummer 2015/592 rolnummer 2015/593 rolnummer 2015/594 rolnummer 2015/601

Nadere informatie

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2013 OVERMACHT DEEL 1 Inhoud Zitting van 11 januari 2013... 5 Rolnr. 2012/335 11 januari 2013... 6 Zitting van 22 januari

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 06 augustus 2015 Beslissingen i.v.m. overmacht Arrest nr. 2.227 van 6 augustus 2015 in de zaak 2015/082... 2 Arrest nr. 2.228 van

Nadere informatie

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T Rolnummer 4045 Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 468, 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 21

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 21 mei 2015 Beslissingen i.v.m. gelijkwaardigheid buitenlandse diploma s Rolnr. 2015/071-21 mei 2015... 2 Rolnr. 2015/073-21 mei 2015...

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 13 juni 2017 Beslissingen i.v.m. gelijkwaardigheid buitenlandse diploma s Arrest nr. 3.650 van 13 juni 2017 in de zaak 2017/140...

Nadere informatie

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2013 STUDIEBETWISTINGEN DEEL 3 Inhoud Zitting van 17 oktober 2013... 5 Rolnr. 2013/247 17 oktober 2013... 6 Rolnr. 2013/248

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 MAART 2008 C.05.0476.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.05.0476.F CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT-LUC, vereniging zonder winstoogmerk, Mr. François T Kint, advocaat bij het Hof van Cassatie,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 11 januari 2017 Beslissingen i.v.m. studiebetwistingen Arrest nr. 3.483 van 19 januari 2017 in de zaak 2016/500... 2 Arrest nr. 3.483

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 3 september 2015 Beslissingen i.v.m. overmacht Arrest nr. 2.306 van 3 september 2015 in de zaak 2015/210... 2 Arrest nr. 2.307 van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 SEPTEMBER 2007 S.07.0003.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.07.0003.F A. T., Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN VAN LUIK.

Nadere informatie

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2012 STUDIEBETWISTINGEN DEEL 3 Inhoud Zitting van 9 november 2012... 4 Rolnr. 2012/220 9 november 2012... 5 Rolnr. 2012/225

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Tegen eerstvermeld besluit heeft appellant bij een beroepschrift, ingekomen bij het College op 19 februari 1996, beroep ingesteld.

Tegen eerstvermeld besluit heeft appellant bij een beroepschrift, ingekomen bij het College op 19 februari 1996, beroep ingesteld. Zaaknummer: 1996/162 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, Olivier Datum uitspraak: 1 juli 1996 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Utrecht Trefwoorden: Bevoegdheid, inschrijvingsduur,

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 30 juni 2015 Beslissingen i.v.m. overmacht Rolnr. 2015/053-30 juni 2015... 2 Rolnr. 2015/057-30 juni 2015... 5 Rolnr. 2015/065-30

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 FEBRUARI 2011 P.10.2047.F /1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.2047.F A. H., zonder gekende woon- of verblijfplaats in België, veroordeelde, gedetineerd, verzoeker tot heropening van de rechtspleging,

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 23 oktober 2018 in de zaak A /IX-9318

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 23 oktober 2018 in de zaak A /IX-9318 RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK IXe KAMER A R R E S T nr. 242.741 van 23 oktober 2018 in de zaak A. 224.155/IX-9318 In zake : Gunter CARLIER bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Sven

Nadere informatie

II. Verloop van de rechtspleging

II. Verloop van de rechtspleging RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VOORZITTER VAN DE XIIe KAMER A R R E S T nr. 206.888 van 12 augustus 2010 in de zaak A. 195.910/XII-6147 In zake: Luc VAN PAESSCHEN bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr. 216.840 van 13 december 2011 in de zaak A. 198.115/XIV-32.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr. 216.840 van 13 december 2011 in de zaak A. 198.115/XIV-32. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK XIVe KAMER A R R E S T nr. 216.840 van 13 december 2011 in de zaak A. 198.115/XIV-32.556 In zake : XXX bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Steven Hooyberghs

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2012/0457 van 7 november 2012 in de zaak 1011/0835/A/3/0784 In zake: de heer.., wonende te.. bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert VRINTS kantoor

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 28 juli 2015 Beslissingen i.v.m. studietwistingen Arrest nr. 2207 van 28 juli 2015 in de zaak 2015/098... 2 Arrest nr. 2208 van 28

Nadere informatie

waarbij het cassatieberoep toelaatbaar wordt verklaard;

waarbij het cassatieberoep toelaatbaar wordt verklaard; RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T nr. 188.355 van 28 november 2008 in de zaak A. 185.724/XIV-29.882. In zake : 1. XXX, 2. XXX, handelend in eigen naam en als wettelijke vertegenwoordigers

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2015/0008 van 13 januari 2015 in de zaak 1314/0021/A/2/0050 In zake: 1. de heer Albert VRANKEN 2. mevrouw Marie-Joanna BRABANTS bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0201.N V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. P. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 FEBRUARI 2006 C.04.0454.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0454.F M. M., Mr. Isabelle Heenen, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen T. M. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VOORZITTER VAN DE IXe KAMER ARREST. nr van 18 oktober 2018 in de zaak A. 217.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VOORZITTER VAN DE IXe KAMER ARREST. nr van 18 oktober 2018 in de zaak A. 217. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VOORZITTER VAN DE IXe KAMER ARREST nr. 242.698 van 18 oktober 2018 in de zaak A. 217.780/IX-8773 In zake: het OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen. Rolnummer 2268 Arrest nr. 29/2002 van 30 januari 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

2. Soorten en verband

2. Soorten en verband Bij dit alles moet de rechter de rechten van verdediging eerbiedigen. Dit betekent dat hij, wanneer hij de rechtsgrond wenst te wijzigen en aan te passen, de debatten dient te heropenen om partijen toe

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 26 november 2015 Beslissingen i.v.m. studietwistingen Arrest nr. 2.689 van 4 december 2015 in de zaak 2015/546... 2 Arrest nr. 2.690

Nadere informatie

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2013 STUDIEBETWISTINGEN DEEL 1 Inhoud Zitting van 11 januari 2013... 5 Rolnr. 2012/337 11 januari 2013... 6 Rolnr. 2012/339

Nadere informatie

0384/09/N Commissie van Beroep van 9 juni 2009 (definitieve beslissing)

0384/09/N Commissie van Beroep van 9 juni 2009 (definitieve beslissing) 0384/09/N Commissie van Beroep van 9 juni 2009 (definitieve beslissing) Beroep tegen een terechtwijzing. (...) In de zaak 0384/09/A(...)/N van: de heer [X], bedrijfsrevisor, wonende te (...), aanwezig

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 15 januari 2015 Beslissingen i.v.m. gelijkwaardigheid buitenlandse diploma s Rolnr. 2014/536-15 januari 2015... 2 Rolnr. 2014/536-15

Nadere informatie

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te 29 MEI 2000 C.96.0188.N/1 Nr. C.96.0188.N.- VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te 1000 Brussel, Martelaarsplein, 19,

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VIIe KAMER A R R E S T nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. In zake : de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 DECEMBER 2012 C.12.0018.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0018.N JACKY AUSSEMS nv, met zetel te 3740 Bilzen, Natveld 11, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Caroline De Baets, advocaat

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662.

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662. RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T nr. 133.653 van 8 juli 2004 in de zaak A. 74.255/XII-662. In zake : Daniël VAN LOOY, die woonplaats kiest bij advocaat K. Rommens, kantoor houdende te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2013/0219 van 14 mei 2013 in de zaak 2010/0410/A/1/0370 In zake: de heer... en mevrouw... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Ann DECRUYENAERE kantoor

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 20 SEPTEMBER 2010 S.09.0039.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.09.0039.N D.A., eiser, vertegenwoordigd door mr. Bruno Maes, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0068 van 11 mei 2011 in de zaak 2010/0306/A/3/0288 In zake: mevrouw..., wonende te 1020 Brussel,... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Damien

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T nr. 201.488 van 4 maart 2010 in de zaak A. 185.318/XII-5232. In zake : Mario DE VILLA, die woonplaats kiest bij advocaat G. Vanhoucke, kantoor

Nadere informatie

II. Verloop van de rechtspleging

II. Verloop van de rechtspleging RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK XIVe KAMER A R R E S T nr. 244.249 van 23 april 2019 in de zaak A. 221.219/XIV-37.287 In zake: de NV LEUNENS bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Valerie

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 25 januari 2010 in de zaak A /IX-5893 RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK IXe KAMER A R R E S T nr. 199.862 van 25 januari 2010 in de zaak A. 187.639/IX-5893 In zake : Dennis X. bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Karel S.

Nadere informatie

Rolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T

Rolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T Rolnummers 6797 en 6800 Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel III.26 van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de Vrederechter

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr. 217.599 van 31 januari 2012 in de zaak A. 198.888/XIV-32.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr. 217.599 van 31 januari 2012 in de zaak A. 198.888/XIV-32. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK XIVe KAMER A R R E S T nr. 217.599 van 31 januari 2012 in de zaak A. 198.888/XIV-32.784 In zake : de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de staatssecretaris

Nadere informatie

Rolnummer 786. Arrest nr. 14/95 van 7 februari 1995 A R R E S T

Rolnummer 786. Arrest nr. 14/95 van 7 februari 1995 A R R E S T Rolnummer 786 Arrest nr. 14/95 van 7 februari 1995 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 10 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 5 september 1994 tot regeling

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 18 december 2014 Beslissingen i.v.m. gelijkwaardigheid buitenlandse diploma s Rolnr. 2014/404-18 december 2014... 2 Rolnr. 2014/404-18

Nadere informatie

Zaaknummer : 2013/129

Zaaknummer : 2013/129 Zaaknummer : 2013/129 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 13 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Bindend negatief studieadvies, finale geschillenbeslechting,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0562 van 4 februari 2016 in de zaak 1112/0209/A/6/0248 In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Alain COPPENS kantoor houdende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN TUSSENARREST nr. A/2011/0030 van 23 maart 2011 in de zaak 2010/0319/SA/3/0300 In zake: 1. de vzw... 2. mevrouw... 3. de heer... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2012/0746 van 4 november 2014 in de zaak 1112/0815/A/1/0730 In zake: de heer... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Gerald KINDERMANS kantoor houdende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 13 oktober 2015 Beslissingen i.v.m. studietwistingen Arrest nr. 2.438 van 13 oktober 2015 in de zaak 2015/307... 2 Arrest nr. 2.462

Nadere informatie

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2015 OVERM MACHT DEEL 2 Zitting van 3 september 2015 rolnummer 2015/210 rolnummer 2015/211 rolnummer 2015/212 rolnummer 2015/216

Nadere informatie

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2016 STUDIEBETWISTINGEN DEEL 1

RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2016 STUDIEBETWISTINGEN DEEL 1 RAAD VOOR BETWISTINGEN INZAKE STUDIEVOORTGANGSBESLISSINGEN UITSPRAKEN WERKJAAR 2016 STUDIEBETWISTINGEN DEEL 1 Zitting van 12 januari 2016 rolnummer 2015/461 rolnummer 2015/522 rolnummer 2015/527 rolnummer

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 7 oktober 2016 Beslissingen i.v.m. studiebetwistingen Arrest nr. 3.163 van 7 oktober 2016 in de zaak 2016/348... 2 Arrest nr. 3.164

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 7 FEBRUARI 2014 C.12.0545.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.12.0545.F A. N., Mr. Simone Nudelholc, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen H. G., Mr. Paul Lefèbvre, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen

Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen Zitting van 16 oktober 2014 Beslissingen i.v.m. studiebetwistingen Rolnr. 2014/256-16 oktober 2014... 2 Rolnr. 2014/288-16 oktober 2014... 4 Rolnr.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1202 van 7 juni 2016 in de zaak 1213/0253/SA/8/0233 In zake: de heer David DE CORTE mevrouw Mia LEFEVRE 3. de heer Luc LEFEVRE 4. de heer Wouter

Nadere informatie

College van Beroep voor het Hoger Onderwijs

College van Beroep voor het Hoger Onderwijs College van Beroep voor het Hoger Onderwijs Zaaknummer: CBHO 2015/288 Datum uitspraak: 28 april 2016 Uitspraak in de zaak tussen: [naam], appellant, en het college van beroep voor de examens van de Universiteit

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2011/0162 van 9 november 2011 in de zaak 2010/0276/SA/3/0255 In zake: 1.... 2.... beiden wonende te... advocaat Gert BUELENS kantoor houdende te 2800 Mechelen,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 FEBRUARI 2015 C.15.0017.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.15.0017.F P. S. E., Mr. François Sabakunzi, advocaat bij de balie te Brussel, verzoeker tot wraking in de zaak die onder nummer 3/13

Nadere informatie

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST 1e blad. rep.nr. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 7 APRIL 2011 7e KAMER SOCIALEZEKERHEIDSRECHT WERKNEMERS - beroep Bureau Juridische Bijstand tegensprekelijk (art. 747, 2, Ger.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JANUARI 2017 C.11.0724.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0724.F 1. BELGOLAISE nv, 2. BANQUE CENTRALE DU CONGO, Mr. Pierre Van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen MEL ZAÏRE,

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 0 9-1 2 6 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van mevrouw XXX te Den Haag, appellante tegen het bestuur van de Faculteit der Sociale

Nadere informatie

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) 401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) Beroep tegen een terechtwijzing. "(... ) verschijnt. In de zaak 0401l10/(... )/N van: de heer [X], bedrijfsrevisor, wonende (...

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : CBHO 2015/293 en 2015/293.1 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 12 januari 2016 Partijen : Appellant en Haagse Hogeschool Trefwoorden : bindend negatief studieadvies BNSA duidelijkheid

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 23 april 2007 in de zaak A /IX-3642.

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 23 april 2007 in de zaak A /IX-3642. RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T nr. 170.302 van 23 april 2007 in de zaak A. 130.668/IX-3642. In zake : het BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS, dat woonplaats kiest bij advocaat

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 MEI 2016 C.14.0561.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.14.0561.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, met kabinet te 1000 Brussel, Kruidtuinlaan

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 0 9 69 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van XXX, appellante tegen de Examencommissie Pedagogische Wetenschappen, verweerster 1.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 SEPTEMBER 2014 C.13.0232.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.13.0232.N SYRAL BELGIUM nv, met zetel te 9300 Aalst, Burchtstraat 10, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Caroline De Baets, advocaat

Nadere informatie

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K U I T S P R A A K 1 2-0 3 2 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van XXX, appellant tegen het Bestuur van de Faculteit der Sociale Wetenschappen, verweerder 1. Ontstaan en loop van het

Nadere informatie

Bij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven.

Bij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven. Zaaknummer : CBHO 2014/045 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 23 juni 2014 Partijen : Appellant tegen Hogeschool Leiden Trefwoorden : Bijzondere omstandigheden, duale opleiding NBSA, negatief bindend

Nadere informatie

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam Zaaknummer : 2014/282 en 282.1 Rechter[s] : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2015 Partijen : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam Trefwoorden : [onderzoek] Adviseur Bijzondere omstandigheden Finale

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 NOVEMBER 2010 S.09.0062.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.09.0062.F REPUBLIEK ZUID-AFRIKA, eiseres, Mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen G. N., verweerster. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

tegen: I. Voorwerp van het administratief cassatieberoep II. Verloop van de rechtspleging

tegen: I. Voorwerp van het administratief cassatieberoep II. Verloop van de rechtspleging RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK IXe KAMER A R R E S T nr. 242.992 van 20 november 2018 in de zaak A. 222.071/IX-9060 In zake: de ARTESIS PLANTIJN HOGESCHOOL ANTWERPEN bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

niet verbeterde kopie

niet verbeterde kopie Rolnummer 3859 Arrest nr. 191/2006 van 5 december 2006 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 728, 2, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. A/2013/0075 van 19 februari 2013 in de zaak 2010/0528/SA/3/0681 In zake: de nv... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : CBHO 2016/029 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 3 augustus 2016 Partijen : appellante en CBE Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : advies bindend negatief studieadvies BSA-commissie

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : 2013/068 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 6 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool Utrecht Trefwoorden : Beleidsvrijheid, in stand laten rechtsgevolgen,

Nadere informatie