Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Wijziging van de Wet personenvervoer voor het taxivervoer (deregulering taxivervoer) Nr. 41 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 2 mei 2002 Met deze brief wil ik u informeren over de voortgang bij de uitvoering van het taxibeleid. Het is onder meer een vervolg op het op 10 oktober 2001 gehouden overleg (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar , nr. 11, blz ) in uw Kamer, overleg met de taxibranche en met de gemeente Amsterdam. In deze brief komen de volgende onderwerpen aan de orde: 1. klachtenregeling en geschillencommissie taxivervoer 2. mandatering bevoegdheden inzake taxi aan het politiekorps te Amsterdam 3. ontwikkeling door de taxibranche van een keurmerk voor taxivervoer 4. koppeling extra eisen aan de chauffeurspas taxi 5. voortgang bij de ontwikkeling van de boordcomputer 6. impuls voor verbetering van de sociale veiligheid in en rond de taxi 7. strafbaarstelling van handel in vergunningbewijzen 8. ontwikkelingen op Schiphol met betrekking tot het taxivervoer 9. mogelijke prijsafspraken binnen de taxibranche: afspraken met de NMa over toezicht 10. taxistandplaatsen en medegebruik van door taxi s op busbanen 11. tariefonderzoeken taxivervoer 12. nieuwe initiatieven komen op gang: enkele voorbeelden 1. Klachtenregeling en geschillencommissie taxivervoer Er zijn bedrijven en taxicentrales met een klachtenregeling. Vaak is die gerelateerd aan een minimumpakket aan kwaliteitseisen voor de aangesloten chauffeurs respectievelijk taxibedrijven. Gebleken is echter dat veel bedrijven nog steeds geen klachtenregeling hanteren, ondanks de wettelijke verplichting om kenbaar te maken hoe klachten worden afgehandeld. Ik heb dan ook stappen ondernomen om die situatie te verbeteren. Thans worden afrondende gesprekken met KNV-Taxi gevoerd over een modelklachtenregeling. Ook is de procedure in gang gezet om op korte termijn KST61679 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2002 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41 1

2 te komen tot de instelling van een landelijke geschillencommissie taxivervoer. Alle taxiondernemers zullen bedoelde modelklachtenregeling op korte termijn per brief ontvangen. Om de mogelijkheden voor de klanten te verbeteren, ben ik voornemens een landelijk meldpunt voor klachten over taxi op te zetten. Ik heb er bij de branche op aangedrongen daartoe mede het initiatief te nemen. Uitgangspunt is dat de ondernemer eerste aanspreekpunt is. Mocht de klant echter zwaarwegende redenen hebben zich niet direct tot de ondernemer te kunnen of willen richten, kan de klant er toch voor kiezen om de klacht via het centrale meldpunt naar de desbetreffende onderneming te laten sturen. Het voordeel van deze aanpak is dat de klager altijd ergens met zijn klacht terecht kan en er wordt toegezien op de afhandeling ervan. Verder is een belangrijk voordeel dat zo tegelijkertijd een beter overzicht ontstaat van de hoeveelheid aan en de kern van de inhoud van klachten. Tevens worden de taxiondernemers in eerdergenoemde brief geïnformeerd over de voortgang bij de totstandkoming van de geschillencommissie voor het taxivervoer, die naar verwachting over 3 à 4 maanden met haar taak kan aanvangen. Het voorgenomen centrale meldpunt klachten taxi kan als voorportaal voor bedoelde geschillencommissie fungeren, hetgeen de totstandkoming en het functioneren ervan kan vergemakkelijken. Vanaf 1 januari 2001 geldt voor elk bedrijf de verplichting om zich aan te sluiten bij een geschillencommissie en om kenbaar te maken hoe klachten worden afgehandeld. Met deze model klachtenregeling kan elke ondernemer aan deze wettelijke eis voldoen. In de brief zal ik aankondigen dat vanaf september aanstaande gericht zal worden gecontroleerd en opgetreden ingeval men dan (nog steeds) niet aan deze wettelijke eisen voldoet. 2. Mandatering bevoegdheden inzake taxi aan het politiekorps te Amsterdam Met genoegen kan ik meedelen dat op 10 april jl. het besluit inzake de mandatering van de bestuursdwangbevoegdheid op grond van de Wet personenvervoer 2000 en de Wegenverkeerswet 1994 aan het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland is getekend. Dat houdt in dat het korps nu bevoegdheden met betrekking tot het toepassen van bestuursdwang heeft die vergelijkbaar zijn met die van de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW). In een samenwerkingsovereenkomst tussen het politiekorps en IVW zijn afspraken gemaakt over de gezamenlijke inzet van politie en IVW. Bij ernstige overtreding kan nu ook de politie een taxi aan de kant zetten en de chauffeur verbieden het vervoer voort te zetten. Door uitstekende samenwerking bij de formulering van de uitgebreide afspraken over de gezamenlijke inzet van politie en IVW en de te stellen voorwaarden en de structurering van de mandaatregeling bleek het mogelijk de mandatering daadwerkelijk binnen enkele maanden af te ronden en toe te passen. Belangrijk onderdeel is de afspraak dat de mandatering in eerste instantie als pilot voor een periode van 6 maanden zal plaatsvinden, waarna de doeltreffendheid van de afspraken zullen worden geëvalueerd. Op basis van de resultaten kan besloten worden de mandatering een permanent karakter te geven en zonodig mandaatafspraken met andere politiekorpsen te maken. De eerste gezamenlijke actie is reeds met succes uitgevoerd: op vrijdag 19 april 2002 is voor het eerst invulling gegeven aan bestuursdwang door de Amsterdamse politie in een gezamenlijke actie met de IVW. Tijdens de 4 uur durende actie werden 69 taxi s staande gehouden. In totaal werden 20 verbalen opgemaakt voor «taxigerelateerde» overtreding. De politie heeft 3 keer bestuursdwang toegepast. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41 2

3 3. Ontwikkeling door de taxibranche van een keurmerk voor taxivervoer Zoals ik al eerder in de Kamer heb aangegeven, is het ontwikkelen van een keurmerk voor taxivervoer in beginsel een verantwoordelijkheid van de taxibranche zelf. Uit overleg is mij gebleken dat de ontwikkeling daarvan door KNV-Taxi inmiddels ter hand is genomen. Het blijkt een complex onderwerp. Het gaat om eisen ten aanzien van het bedrijf, de voertuigen, de chauffeur en bijvoorbeeld extra garanties in het geval van klachten. KNV-taxi heeft uitgesproken dat haar streven is dit jaar nog de ontwikkeling ervan af te ronden. Ter stimulering van deze activiteiten wil ik dit zonodig door kennisinbreng en/of financiële middelen ondersteunen. Overigens zijn enkele taxicentrales van mening dat de aansluiting bij een centrale op zich al een zekere minimum kwaliteitswaarborg biedt, in zekere zin vergelijkbaar met een keurmerk. 4. Koppeling extra eisen aan de chauffeurspas taxi Uit de ontwikkeling op de taximarkt blijkt dat de positie van de klant moet worden versterkt. Een zekere borging van een basiskwaliteit van het taxiaanbod is wenselijk. Mijn voornemen is dan ook, om een exameneis als aanvulling op de nu al geldende voorwaarden voor de chauffeurspas in te stellen. Op dit moment wordt een inventarisatie gemaakt van de beschikbare opleidingen en de te stellen eisen aan een dergelijke opleiding en aan het af te leggen examen. Gedacht wordt aan aspecten als sociale vaardigheden, geografische kennis en extra rijvaardigheden. Er zal zoveel als mogelijk aansluiting worden gezocht bij ontwikkelingen in vergelijkbare sectoren en de al voor taxi bestaande (vrijwillig te volgen) opleidingsprogramma s. De opleidingsinstituten hebben aangegeven dat dit goed realiseerbaar is. Ook hier is evenwel overleg met de branche noodzakelijk. 5. Ontwikkelingen rondom de boordcomputer Op korte termijn zal in overleg met fabrikanten van boordcomputers en met de taxibranche het snelst mogelijke invoeringstraject in kaart worden gebracht. Dit is vooruitlopend op de (verwachte) uitkomst van de Europese regelgeving. Over de technische haalbaarheid van de functionele eisen heeft eerder met de fabrikanten afstemming plaatsgevonden. Voor zover het er nu uitziet levert dit geen problemen op. Tevens is een begin gemaakt met de ontwikkeling van de huidige chauffeurspas-taxi tot een smartcard. De chauffeursgegevens en rij- en rusttijden die de boordcomputer registreert, worden op deze smartcard vastgelegd. Dit met het oog op betere en efficiëntere controlemogelijkheden. Het proces van invoering van de boordcomputer wordt in sterke mate beïnvloed door Europese regelgeving. In Brussel wordt met de andere lidstaten onderhandeld over een nieuwe richtlijn betreffende meetinstrumenten. Deze heeft ook betrekking op de taxameterfunctie van de boordcomputer. De richtlijn is bedoeld om de nationale wetgevingen te harmoniseren ten einde te komen tot een internationale markt voor meetinstrumenten. De consequentie van deze harmonisatie kan zijn dat bepaalde functionele eisen die op grond van de Wet personenvervoer 2000 aan de boordcomputer worden gesteld, niet doorgevoerd kunnen worden. Indien de richtlijn eenmaal is vastgesteld bestaat er geen mogelijkheid meer om op nationaal niveau aanvullende eisen te stellen ten aanzien van de taxameterfunctie. Economische Zaken voert namens Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41 3

4 Nederland deze onderhandelingen, in nauwe samenwerking met Verkeer en Waterstaat. De raadswerkgroep zal naar verwachting halverwege 2002 een gemeenschappelijk standpunt innemen over de concepttekst van de richtlijn. Vervolgens vindt besluitvorming plaats in de Europese Commissie en het Europese Parlement. Dit zal mogelijk pas eind 2002 geschieden. Economische Zaken zal de implementatie van de EU-richtlijn op het punt van technische goedkeuring moeten verzorgen, waarbij aanpassing van de IJkwet in de rede ligt. Het overleg daarover is gaande. 6. Impuls voor verbetering van de sociale veiligheid in en rond de taxi Bevorderen van de veiligheid in de taxi en het openbaar vervoer heeft zoals bekend de nodige prioriteit. Binnenkort zal ik u aan de hand van een plan van aanpak uitgebreid informeren over de plannen voor de verbetering van de sociale veiligheid in het openbaar vervoer. Specifiek voor taxi geldt dat een elektronische betaalsysteem in de taxi zowel het gemak voor de klant vergroot als vooral ook doordat er minder cash geld aanwezig is de veiligheid bevordert. Na overleg met diverse partijen uit de taxibranche zijn zij inmiddels uitgenodigd om met voorstellen te komen voor pilotprojecten. Een voorstel vanuit Rotterdam wordt op dit moment met hen besproken. Ik hecht groot belang aan een bredere toepassing van elektronische betaalsystemen en heb de taxibranche dan ook aangeboden om een bijdrage te leveren aan door hen aangebrachte pilots. 7. Strafbaarstelling van handel in vergunningbewijzen Met het voorstel tot wijziging van de Wet personenvervoer 2000 in verband met een verbod op het ter beschikking stellen van vergunningbewijzen aan derden is inmiddels op 19 april jl. door de ministerraad ingestemd. Deze zelfstandige verbodsbepaling is nodig om de handel in taxivergunningen effectiever te kunnen bestrijden en met name effectiever op te kunnen treden tegen «verpachters» van vergunningen. De «pachters» die taxivervoer verrichten zonder vergunning kunnen reeds worden vervolgd wegens het rijden zonder vergunning hetgeen is aangemerkt als misdrijf. De aanpak van «verpachters» op grond van medeplichtigheid daarbij, stuit vaak op bewijsproblemen. Inmiddels wordt ook standaard een voorschrift verbonden aan de vergunning dat vergunningbewijzen niet ter beschikking aan derden mogen worden gesteld. 8. Ontwikkelingen op Schiphol met betrekking tot het taxivervoer Vorig jaar heeft de NMa een definitief besluit genomen inzake de aanvraag van de N.V. Luchthaven Schiphol om ontheffing van de Mededingingswet voor de samenwerkingsovereenkomst Taxivervoer Schiphol, afgesloten tussen de luchthaven en een tweetal taxicentrales. Een van de eisen is dat een deel van het vervoer door andere niet binnen de overeenkomst vallende- taxiondernemers moet (kunnen) worden uitgevoerd. De uitspraak van de NMa heeft geleid tot het volgende voorstel: de voorrijstrook bij de aankomsthal van de luchthaven die thans exclusief toegankelijk is voor de onder de overeenkomst vallende taxibedrijven wordt gesplitst en deels toegewezen aan de contractpartners en deels aan de overige taxibedrijven. Dit houdt in dat de laatstgenoemden ca. 30% van het taxivervoer kunnen gaan bieden, hetgeen tegemoet komt aan de NMa voorwaarden. Het streven is dat de nieuwe situatie volgende maand in de praktijk functioneert. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41 4

5 9. Mogelijke prijsafspraken binnen de taxibranche: afspraken met de NMa over toezicht De Tweede Kamer heeft op 10 oktober jl. bij motie (nr. 37, ) aangedrongen op onderzoek door de NMa naar mogelijke afspraken tussen taxiondernemingen. Op dit moment heeft de NMa een aantal zaken in behandeling die betrekking hebben op concurrentiebeperkende afspraken tussen taxiondernemers. Het betreft o.a. een zaak waarin een taxicentrale ontheffing vraagt van het kartelverbod dat in de Mededingingswet is neergelegd om vaste uniforme tarieven voor het straattaxiwerk te mogen hanteren voor alle bij deze centrale aangesloten taxiondernemers. De uitspraak in deze zaak wordt verwacht voor het einde van dit jaar en zal ook richtinggevend zijn voor vergelijkbare afspraken in andere steden. Er is afgesproken dat over deze materie goed periodiek overleg zal worden gevoerd tussen de NMa en mijn ministerie. 10. Taxistandplaatsen en medegebruik van door taxi s op busbanen In het Nationaal Verkeer- en Vervoerberaad heb ik voor beide punten eind vorig jaar opnieuw aandacht van de decentrale overheden voor gevraagd. Datzelfde geldt voor het opstellen van uniforme gedragsregels voor taxichauffeurs op de busbaan. Voor wat betreft de herinrichting van taxistandplaatsen is niet gebleken dat om financiële redenen de herinrichting van standplaatsen stagneert. Een aantal voorgenomen wijzigingen worden evenwel in sommige gevallen ingebed in grote reconstructieplannen voor de stationsomgeving of overige infrastructurele plannen. 11. Tariefonderzoeken taxivervoer Op dit moment is een onderzoek naar de tariefstructuur, de indexering van het maximumtarief, de introductie van een uniforme tariefkaart en het mogelijk maken van eenheidstarieven en zitplaatstarieven gaande. Naar verwachting kunnen daarover binnen enkele maanden aan de hand van de resultaten en in overleg met de taxibranche concrete voorstellen worden gedaan. 12. Nieuwe initiatieven komen op gang: enkele voorbeelden Het opstarten van nieuwe initiatieven binnen de taximarkt blijkt de nodige tijd te vergen. Met genoegen kan worden geconstateerd dat er inmiddels een aantal resultaten is. Zo heb ik enkele maanden geleden het startschot voor de eerste elektrische taxi kunnen geven en gaat nog deze maand in Rotterdam de «artsentaxi» van start: een project waarbij huisartsen juist ook in de nachtelijke uren begeleiding van taxichauffeurs krijgen, die bovendien een extra EHBO-opleiding hebben gevolgd. De verruiming van de mogelijkheden op de taximarkt hebben zeker bijgedragen aan het kunnen realiseren van deze initiatieven. Samenvattend is mijn conclusie dat een aantal belangrijke onderwerpen inmiddels is afgerond. Voor een aantal andere geldt dat de ontwikkelingen Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41 5

6 nog volop gaande zijn. Ik stel mij voor u over de voortgang bij deze onderwerpen, alsmede de resultaten van evaluatie van de mandaatregeling met Amsterdam, te zijner tijd nader te berichten. De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 41 6