Hoven van beroep. Bijzonder onderzoek. Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoven van beroep. Bijzonder onderzoek. Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice"

Transcriptie

1 Bijzonder onderzoek Hoven van beroep Onderzoek bij de hoven van beroep naar de evolutie in de periode van de effectieve personeelsbezetting, de afwezigheden wegens medische redenen, de input (het aantal nieuwe zaken), de output (het aantal eindbeslissingen), de verhouding output/input, de hangende zaken, de rotatietijd van de hangende zaken, de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit en de vertegenwoordigingsgraad van de financiële in verhouding tot het totale aantal hangende zaken. Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Juni 2016

2 Bijzonder onderzoek Hoven van Beroep Onderzoek bij de hoven van beroep naar de evolutie in de periode van de effectieve personeelsbezetting, de afwezigheden wegens medische redenen, de input (het aantal nieuwe zaken), de output (het aantal eindbeslissingen), de verhouding output/input, de hangende zaken, de rotatietijd van de hangende zaken, de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit en de vertegenwoordigingsgraad van de financiële in verhouding tot het totale aantal hangende zaken. Verslag goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie op 22 juni 2016 Er bestaat ook een Franse versie van dit verslag. Il existe aussi une version française de ce rapport. U kunt dit verslag raadplegen of downloaden op de website van de Hoge Raad voor de Justitie of via onderstaande QR code: Hoge Raad voor de Justitie IJzerenkruisstraat 67 B-1000 Brussel Tel: +32 (0)

3 Inhoud 1. VERZOEK TOT HET INSTELLEN VAN EEN BIJZONDER ONDERZOEK NAAR DE HOVEN VAN BEROEP ANALYSE VAN HET VERZOEK VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE HET VERZOEK VAN DE MINISTER ONDERZOEK M.B.T. HET VOORWERP VAN HET BIJZONDER ONDERZOEK AFBAKENING VAN HET VOORWERP VAN HET ONDERZOEK PRELIMINAIRE OVERWEGINGEN DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN DE SELECTIE VAN DE RELEVANTE CIJFERS VOORWERP VAN HET BIJZONDER ONDERZOEK METHODOLOGIE GEGEVENSBRONNEN RATIO-ANALYSE De personeelsbezetting Evolutie van de afwezigheid om medische redenen De evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) De evolutie van de output (het aantal eindbeslissingen) Verhouding output/input De evolutie van het aantal hangende zaken De meting van de verwerking van de hangende zaken in de tijd : de rotatietijd De evolutie van de verhouding van de output tot de productiecapaciteit Index van vertegenwoordiging financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken OPMERKINGEN BIJ DE GEHANTEERDE METHODOLOGIE HOF VAN BEROEP ANTWERPEN HOF VAN BEROEP BRUSSEL HOF VAN BEROEP GENT HOF VAN BEROEP LUIK HOF VAN BEROEP BERGEN VERLOOP VAN HET ONDERZOEK ALGEMENE VASTSTELLINGEN M.B.T. STATISTISCHE GEGEVENS VAN ALLE HOVEN VAN BEROEP REGISTRATIE VAN PERSONEELSGEGEVENS REGISTRATIE VAN DE ZAKEN VERGELIJKBAARHEID VAN DE GEGEVENS CONTROLE OP DE VASTSTELLINGSTERMIJNEN EN ROTATIETIJD VASTSTELLINGEN PER HOF VAN BEROEP HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL HOF VAN BEROEP TE GENT HOF VAN BEROEP TE LUIK HOF VAN BEROEP TE BERGEN CONCLUSIES ANALYSE VAN HET VERZOEK VAN DE MINISTER METHODOLOGIE EN VERLOOP VAN HET ONDERZOEK RESULTAAT VAN HET ONDERZOEK Factoren die het trekken van conclusies beperken Beperkingen : geen directe vergelijkingen of rangschikking, vaststellen van tendensen Conclusies per hof van beroep Slotbemerking BIJLAGE

4

5 1 1. Verzoek tot het instellen van een bijzonder onderzoek naar de hoven van beroep De Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) ontving op 24 juni 2013 volgend schrijven van toenmalig minister van Justitie, mevr. Annemie Turtelboom: Op basis van de jaarrapporten van de hoven van beroep, lijken er tussen de verschillende hoven aanzienlijke verschillen te bestaan inzake het wegwerken van de stock van hangende zaken en het aantal gevelde arresten per raadsheer. Ik wens in dit verband ook te wijzen op een aantal tendensen die voortvloeien uit cijfers waarover ik beschik. Zonder hierbij exhaustief te willen zijn kan bijvoorbeeld gewezen worden op het feit dat, wat betreft de verhouding input-output 2012 in correctionele zaken, het Hof van Beroep van Brussel een achterstand opbouwt (input-output verhouding van 96,97 %) terwijl het Hof van Beroep van Antwerpen, Gent, Luik of Bergen op dat vlak voor hetzelfde jaar een achterstand wegwerkt (inputoutput verhouding van meer dan 100 %). Hetzelfde kan gezegd worden voor een aantal andere jaren. Ook bij de input-outputverhouding inzake beroepen ingesteld tegen beslissingen van de Kamer van Inbeschuldigingstelling blijkt het Hof van Beroep te Brussel al sinds 2008 zwakker te presteren dan bijvoorbeeld het Hof van Beroep van Gent of Bergen. Als laatste voorbeeld verwijs ik naar de instroom van correctionele zaken en beroepen ingesteld tegen beslissingen van de Kamer van inbeschuldigingstelling: deze instroom ligt als sinds 2008 lager bij het Hof van beroep te Antwerpen. Nochtans ligt de uitstroom in deze materie hoger bij het Hof van beroep te Antwerpen dan in het Hof van Beroep te Brussel. Dit alles terwijl het Hof van Beroep te Brussel veruit over het grootste wettelijk en effectief kader kan beschikken. Ik verwijs ook naar de audits en naar de bijzonder onderzoeken die door de Hoge Raad reeds werden uitgevoerd inzake diverse rechtbanken en hoven. In toepassing van onder meer artikel 259bis-16, 1, 2 e lid Ger.W. verzoek ik u het initiatief te nemen dat de verenigde advies- en onderzoekscommissie een bijzonder onderzoek zou instellen en meer bepaald een analyse zou maken van de jaarverslagen en de oorzaken van de verschillen in cijfers zou bloot leggen van de vijf hoven van beroep. Gelet op de sinds langer dan vandaag bestaande maatschappelijke relevantie en gelet op, meer recent, de publiek commotie die is opgetreden naar aanleiding van een recent arrest van het hof van beroep waarbij, na een lange procesgang, een eenvoudige schuldigverklaring werd uitgesproken als gevolg aan een grootscheeps fraude, lijkt het mij noodzakelijk dat door de Hoge Raad mijn vraag met spoedeisendheid zou worden behandeld. Ik zou u dan ook dank weten mij uw verslag zo snel als mogelijk te willen bezorgen

6 2 2. Analyse van het verzoek van de minister van Justitie 2.1. Het verzoek van de minister In haar brief wijst de minister op verschillen tussen de hoven inzake het wegwerken van de stock van hangende zaken en het aantal gevelde arresten per raadsheer. In de voorbeelden die zij aanhaalt, wordt gewezen op tendensen op het vlak van instroom, uitstroom en de verhouding tussen beiden. Zij vraagt dat de Hoge Raad een bijzonder onderzoek zou instellen en meer bepaald een analyse zou maken van de jaarverslagen en de oorzaken van de verschillen in cijfers zou bloot leggen van de vijf hoven van beroep Onderzoek m.b.t. het voorwerp van het bijzonder onderzoek In toepassing van artikel 259bis-16, 1, 2e lid van het Gerechtelijk Wetboek moet de Hoge Raad gevolg geven aan het verzoek van de minister van Justitie. De Hoge Raad kan zelf wel beslissen het voorwerp te verfijnen of aan te passen, bijvoorbeeld aan de beschikbare middelen en het beschikbare cijfermateriaal. De specificiteit van de vraag van de minister ligt in het feit dat opdracht wordt gegeven een onderzoek in te stellen op basis van statische cijfergegevens (instroom, uitstroom, stock hangende zaken, personeelsbezetting, verhouding input-output), daaruit vaststellingen te doen (i.v.m. het wegwerken van de stock, het aantal arresten per raadsheer, ) en vervolgens de oorzaken ervan bloot leggen. Het toepassen van een klassieke redenering feit gevolg oorzakelijk verband, die ten grondslag ligt van een onderzoeksprocedure, op basis van statistische gegevens, bevat belangrijke methodologische vragen, zoals de vraag naar de betrouwbaarheid, de inhoud en de vergelijkbaarheid van het statistisch materiaal. Ook is het leggen van een oorzakelijk verband zeer moeilijk. Deze methodologische vragen zijn des te belangrijker omdat de cijfermatige berekening een indruk van nauwkeurigheid en betrouwbaarheid geeft die weinig ruimte biedt voor een genuanceerd beeld. De cijfergegevens zijn te vinden, zoals de minister in haar brief aangeeft, in de werkingsverslagen die de hoven jaarlijks opstellen en onder meer aan de minister en de Hoge Raad moeten overmaken, maar ook in de publicaties van de statistieken en cijfergegevens van het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting (VBSW) 1. Uit het onderzoek blijkt echter dat de vergelijkbaarheid van de cijfergegevens tussen de hoven onderling beperkt is en dit hoofzakelijk om twee redenen: zowel voor de werkingsverslagen als voor het leveren van de gegevens voor de statistieken ten behoeve van het VBSW bestaat er onvoldoende zekerheid dat in alle griffies dezelfde zaken op dezelfde correcte manier worden ingegeven; 2 er is bij weten van de Hoge Raad nooit enige verificatie gedaan, bijvoorbeeld in de vorm van een audit, naar de manier waarop de gegevens geregistreerd worden. De Hoge Raad heeft ook moeten vaststellen dat sommige gegevens niet op systematische wijze geregistreerd worden (zoals bijvoorbeeld de taakverdeling tussen de raadsheren) en dat het derhalve moeilijk is om op sommige vragen een cijfermatig antwoord te geven. 1 Op 1 september 2008 werden de medewerkers en de bevoegdheden van de vroegere Afdeling Statistieken van de FOD Justitie overgenomen door het VBSW. Het VBSW werd opgericht in het kader van het protocol project werklastmeting bij hoven en rechtbanken dat op 4 juni 2008 werd ondertekend door de minister van Justitie, vertegenwoordigers van de FOD Justitie en vertegenwoordigers van de magistratuur (zetel). In 2014 werd het VBSW opgenomen in het College van de hoven en rechtbanken. De steundienst van het College heeft de statistische projecten overgenomen van het VBSW. 2 Dat er zich in de praktijk ook effectief een probleem voordoet, werd overigens door de Hoge Raad vastgesteld (zie onder meer de punten 4.2.1, 7.1 en 7.2).

7 3 De Hoge Raad heeft overigens de middelen niet om de gegevens te controleren of aan te maken in de vijf hoven. De Hoge Raad heeft dus, alvorens het eigenlijke onderzoek aan te vatten en naarmate zij zich een beeld kon vormen over de betrouwbaarheid van de gegevens, het voorwerp van het onderzoek opnieuw afgebakend vanuit een pragmatisch oogpunt Afbakening van het voorwerp van het onderzoek De Hoge Raad beperkt zich tot het verzamelen van de cijfers, deze in vorm te zetten en te interpreteren. Het daadwerkelijk vaststellen van de oorzaken van de verschillen tussen de hoven zou, gezien de beperkte vergelijkbaarheid van de cijfergegevens tussen de hoven onderling problematisch zijn. Het opnieuw samenstellen van de cijfers bij de hoven zelf vereist veel en moeilijk werk. Om toch interessante gegevens te bieden over de werking van de hoven en het management van deze hoven werd besloten om voor elk hof de gegevens over zes jaar te verzamelen (2008 t/m 2013) 3, zodat voor elk hof de tendensen kunnen worden vastgesteld, of met andere woorden of een hof het beter of slechter heeft gedaan dan in het voorgaande jaar of de voorgaande jaren. Dit veronderstelt wel dat de gegevens gedurende de bestudeerde periode steeds op dezelfde manier zijn ingegeven. Door deze aanpak wordt een hof dan niet met een ander hof vergeleken, maar wordt nagegaan of het hof zijn werking verbetert. Concreet heeft de Hoge Raad de voor haar inziens relevante en beschikbare cijfergegevens over de zes bestudeerde jaren verzameld, bepaalde ratio s berekend en de cijfergegevens tussen de verschillende jaren vergeleken om daaruit een evolutie te kunnen afleiden. De Hoge Raad heeft ook besloten om het wegwerken van de stock door de hoven in dezelfde periode te onderzoeken. Wel moet men er zich van bewust zijn dat dit onderzoek naar het wegwerken van de stock op zich geen beoordeling van de werking van de hoven inhoudt. Immers de eigenheden van elk hof komen in deze cijfers niet tot uitdrukking, zoals het aantal nieuwe over de besproken periode. Zo kan een hof dat zijn stock niet heeft weggewerkt beter gepresteerd hebben dan een ander dat wel zijn stock zou hebben weggewerkt indien dat hof dat bewuste jaar een bijzonder hoge instroom zou hebben gehad. Wat de vraag naar het aantal arresten per raadsheer betreft, is na analyse van de beschikbare gegevens gebleken dat hier geen zinvol antwoord op gegeven kon worden. Het aantal gevelde arresten kan immers niet worden losgezien van de soort zaken waarin een arrest werd geveld. Het spreekt voor zich dat een verstekarrest in een doorsnee zaak (bijvoorbeeld in verband met drugsgebruik) op het vlak van werklast niet te vergelijken is met een tegensprekelijk arrest in een bouwzaak met vier partijen en een deskundigenonderzoek. Men kan ervan uitgaan dat de gemiddelde werklast van een bepaald soort dossier, welk dat ook moge zijn, in elk hof van vergelijkbare zwaarte is. Maar het is zeker dat de werklast die gepaard gaat met verschillende soorten verschillend is. Gezien de onderlinge verhouding tussen de soort zaken binnen elk hof verschillend is, is een gemiddelde zaak in één hof niet dezelfde dan in een ander hof. Deze moeilijkheid zou overbrugd kunnen worden door de analyse uit te voeren per soort zaak, maar daarbij is de Hoge Raad gestuit op het probleem dat het precieze gebruik van de beschikbare raadsheren naar gelang het soort zaak niet bekend is. 3 Er werd bij aanvang van het onderzoek voor de referentieperiode 2008 tot 2012 gekozen. Enerzijds omdat de minister in haar brief zelf wijst op evoluties die sinds 2008 aan de gang zijn en ook omdat pas vanaf 2008 de cijfers in correctionele zaken worden gegenereerd door de nationale datawarehouse die gebruikt maakt van de Justice -applicatie van de hoven van beroep (zie de publicaties Kerncijfers van de gerechtelijke activiteit, gegevens , pg. 55 e.v. en De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken, pg. 6, op wat meer betrouwbare gegevens moet opleveren. Anderzijds omdat bij aanvang van het onderzoek de gegevens van het jaar 2012 de meest recente waren. Intussen zijn uiteraard ook de gegevens van 2013 beschikbaar (behalve voor de financiële ).Deze zijn niet besproken met de eerste voorzitters op de hoorzittingen maar werden wel op 1 juli 2015 met het ontwerp verslag aan de eerste voorzitters overgemaakt met de vraag naar eventuele opmerkingen. Op dat moment waren de cijfers voor het jaar 2014 nog niet beschikbaar, reden waarom deze niet meer mee konden worden opgenomen in het onderzoek.

8 4 Men zou natuurlijk op een zeer simpele manier het aantal gevelde eindarresten op één jaar kunnen delen door de voor dat jaar beschikbare raadsheren, maar dat zou, om de hierboven vermelde redenen, tot misleidende resultaten leiden, die niet verantwoord zouden zijn. De HRJ heeft derhalve besloten een dergelijke analyse niet uit te voeren. Wel werd besloten om per hof de evolutie van het aantal eindbeslissingen in verband te brengen met de evolutie van het aantal raadsheren en referendarissen gedurende een periode van zes jaar. Hoe dat verband wordt gelegd komt uitvoerig aan bod in het hoofdstuk met de titel methodologie. - Het spreekt voor zich dat de werking van een hof van beroep uit meer bestaat dan het produceren van eindarresten of het wegwerken van de stock van hangende zaken. Zo worden er ook bepaalde strafonderzoeken gevoerd onder leiding van een magistraat van het hof en worden er jaarlijks ook vele tussenarresten geveld. Dit bijzonder onderzoek heeft dan ook niet de ambitie om de gehele werking van de hoven te onderzoeken, maar heeft slechts enkele aspecten van deze werking als voorwerp. - Het onderzoek is ook geen werklastmeting, die eerder als opzet heeft na te gaan welke de personeelsbehoeften bij de hoven zijn en niet welke productie er concreet met het bestaande personeel is gerealiseerd Preliminaire overwegingen die ten grondslag liggen aan de selectie van de relevante cijfers In de brief van de minister hebben de aangehaalde voorbeelden betrekking op de correctionele en de activiteit van de kamer van inbeschuldigingstelling. Er wordt verwezen naar de input-output 4 verhouding. Deze verhouding wordt berekend door het delen van output met de input, en de uitkomst te vermenigvuldigen met 100 waardoor men de verhouding als een percentage uitdrukt. Er worden opmerkingen geformuleerd over de evolutie van deze verhouding binnen de vijf hoven van beroep en tussen de vijf hoven onderling. De HRJ komt na analyse tot de volgende bedenkingen: Een hof van beroep heeft niet enkel correctionele te verwerken, maar een nog groter aantal burgerlijke. Waar de brief van de minister enkel ingaat op de verwerking van de correctionele en een verwijzing maakt naar de instroom van de op de kamer van inbeschuldigingstelling, gaat men voorbij aan de burgerlijke van de hoven van beroep. Omdat een verminderde output in de correctionele een gevolg kan zijn van een vermeerderde output in de burgerlijke, en vice versa, dienen beide evoluties nagegaan te worden. Ook binnen de correctionele moet om dezelfde redenen onderscheid gemaakt worden tussen de diverse categorieën die het VBSW onderscheidt, nl. correctionele dossier (in enge zin), Jeugd, KI (kamer van inbeschuldigingstelling), KI sociaal en Sociaal. Indien men een beoordeling wenst te maken van de productie van een hof van beroep moet men rekening houden met de personeelsbezetting. De personeelsbezetting is een belangrijke causale factor voor de prestatie van een hof van beroep. Logischerwijze zou men kunnen verwachten dat een stijging van de personeelsbezetting een positieve invloed zal hebben op de output. Een daling in de personeelsbezetting zal dan weer een negatieve invloed hebben op de output. Maar, stel dat de personeelsbezetting met 10 % terugloopt en de output daalt met 5 %, dan dient men te concluderen dat er een stijging is van de output per personeelslid hoewel de output in absolute cijfers daalt. Dit is een element waarmee dus rekening moet worden gehouden. In zijn toetsing gaat de Hoge Raad uit van een evenredige evolutie zodat een stijging van 10 % van het personeel tot 10 % stijging in de productie moet leiden. 4 De vraag van de minister beoogt na te gaan in welke mate de stock van de hangende zaken is gedaald. Dit is het geval wanneer de output groter is dan de input. In dat geval bekomt men een waarde die groter is dan één wanneer men de output deelt door de input. De minister hanteert eveneens de kritische waarde één voor het aanduiden van de gunstige en ongunstige evoluties. Een waarde groter dan één wordt gunstig bevonden, een waarde kleiner dan één ongunstig.

9 5 Er dient enkel met het effectief inzetbaar personeel rekening gehouden te worden. Daarom is het belangrijk om een juist zicht te krijgen op de niet ingevulde plaatsen (bijvoorbeeld n.a.v. een vacature), de delegaties en de afwezigheden wegens ziekte. De afwezigheid wegens ziekte kan vele oorzaken hebben, maar heeft steeds een nadelige impact op de productie. De onderzochte periode dient voldoende lang te zijn om een bepaalde evolutie te kunnen beoordelen. Het is onvoldoende om de prestatie van een hof enkel te vergelijken met de prestatie van hetzelfde hof in het vorige jaar. Er kunnen zich éénmalige en uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een belangrijk impact hebben op de werking. Daardoor dient men minimaal een termijn van vijf jaar te evalueren. De tijd nodig om een zaak af te handelen en het aantal hangende zaken moet onderzocht worden. Sinds jaren bevat ieder regeerakkoord en iedere beleidsbrief van de minister van Justitie de doelstelling om de gemiddelde doorlooptijd 5 van een dossier te verminderen en het aantal hangende zaken te reduceren. 6 Deze aandacht drukt de bezorgdheid uit over de tijd die de rechtszoekende moet wachten voordat zijn zaak afgehandeld wordt. De evolutie van deze tijd en van het aantal hangende zaken dient dus bestudeerd te worden. De financiële dienen afzonderlijk te worden beoordeeld. Uit de brief blijkt duidelijk dat de vraag van de minister mee zijn oorsprong vindt in een aantal artikelen in de media over de te lange duur van de behandeling van de financiële. Daarom dient het onderzoek ook de nodige aandacht te spenderen aan dit soort. Het betreft uiteraard een beperkt aantal binnen het totaal aantal. Op basis van deze bedenkingen heeft de HRJ beslist de voorhanden zijnde cijfer gegevens te selecteren en deze in bepaalde ratio s te verwerken zoals in hoofdstuk 4 Methodologie nader uiteengezet zal worden. 5 Met de doorlooptijd wordt de periode bedoeld die verstrijkt tussen de datum waarop een zaak aanhangig wordt gemaakt en de datum van de eindbeslissing of weglating van deze zaak. 6 Zie het Justitieplan van minister Koen Geens, 18 maart 2015, pg. 26, punt 49 en het regeerakkoord Di Rupo p 139, laatste alinea, beleidsnota justitie 27 december 2012, minister Turtelboom pagina 4 eerste alinea.

10 6 3. Voorwerp van het bijzonder onderzoek In dit bijzonder onderzoek zal de Hoge Raad, op basis van de statistische gegevens die beschikbaar zijn bij het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting en in de jaarlijkse werkingsverslagen van de hoven van beroep, per hof van beroep nagaan wat tussen 2008 en 2013 de evolutie is op het vlak van: - Personeelsbezetting - Afwezigheid wegens medische redenen - Input (nieuwe zaken) - Output (eindbeslissingen) - Ratio output/input - Hangende zaken - Rotatietijd (de meting van de verwerking van de hangende zaken in de tijd) - Verhouding tussen de wijziging van de output en de wijziging van de productiecapaciteit - Index van vertegenwoordiging financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken Kenmerken van elk hof zullen gezamenlijk in beeld worden gebracht. Uiteindelijk zal de Hoge Raad aanbevelingen formuleren.

11 7 4. Methodologie 4.1. Gegevensbronnen Wanneer men gegevens over de werking van een rechtscollege verzamelt, kan men gebruik maken van twee externe bronnen. Enerzijds zijn dit de jaarlijkse werkingsverslagen van alle rechtscolleges en anderzijds zijn dit de statistische gegevens die worden gepubliceerd door het VBSW. - De HRJ neemt de gegevens i.v.m. de personeelsbezetting in dit onderzoek over uit de werkingsverslagen. Tijdens het onderzoek hebben de eerste voorzitters de gelegenheid gekregen om eventuele anomalieën te melden. In het eerste hoofdstuk van het jaarlijkse werkingsverslag (dat goedgekeurd wordt door de algemene vergadering) rapporteert een rechtscollege over de personele middelen waarover ze beschikt. Alle verschillende personeelscategorieën worden daarbij opgenomen. Dit is de enige informatiebron voor gegevens over de bezetting tijdens een kalenderjaar (de gegevens die de FOD Justitie kan verstrekken, geven steeds de situatie weer op een bepaald tijdstip en niet voor een geheel jaar- zie ook hoofdstuk 7). Het betreft gegevens die jaarlijks door de rechtscolleges moeten samengesteld worden. Men moet er daarbij op wijzen dat deze samenstelling gebeurt op basis van een niet onaanzienlijk aantal manuele berekeningen, wat de betrouwbaarheid van de cijfers verlaagt. Dit is onder meer het geval voor de berekening van de gemiddelde bezetting. Het risico op vergissingen in dit onderdeel van de rapportage is dus bestaande. Eveneens is het mogelijk dat de verschillende hoven er een andere berekeningswijze op nahouden, of dat in de loop der jaren de berekeningswijze in het zelfde hof varieert. 7 - Voor de gegevens m.b.t. de inkomende, uitgaande en hangende van de hoven maakt de HRJ gebruik van de gegevens die ter beschikking worden gesteld door het VBSW, omdat de informatie veel gedetailleerder is dan wat in de werkingsverslagen wordt opgegeven. De werkingsverslagen bevatten enkel een aantal samenvattende gegevens i.v.m. de input 8, output 9 en de voorraad hangende zaken 10. Volgende tabellen met gegevens uit de publicatie van het VBSW worden gebruikt 11 : Correctionele, tabel 1.2. Globale tabel: indeling per rol - categorie Correctionele, tabel 1.3. indeling per type inschrijving Correctionele, tabel indeling naar de aard van de zaak Burgerlijke, tabel 1.3. indeling volgens de aard van de zaak Tijdens het onderzoek werden door de meeste hoven ook eigen gegevens i.v.m. de input, de output en de voorraad hangende zaken overgemaakt, die soms verschillen van de gegevens van het VBSW. Zowel het VBSW als de hoven stellen dat ze hun gegevens bekomen uit dezelfde database. De verschillen ontstaan door een verschil in de wijze van telling. In dit onderzoek maakt de HRJ gebruik van de gegevens van het VBSW omdat deze de enige zijn die de nodige uniformiteit hebben om voor alle hoven dezelfde berekeningen te maken. Daarenboven uitten een aantal hoven in hun brieven van februari 2014 weliswaar bezwaren tegen sommige cijfers van het VBSW, maar toonden zij de onjuistheid van deze cijfers niet aan. Ook in de jaarlijkse werkingsverslagen, waar een onderdeel is voorzien waarin de rechtscolleges moeten aangeven of de gepubliceerde statistische gegevens verschillen van hun eigen geregistreerde gegevens, geven de hoven niet aan dat er verschillen zijn. In één geval heeft een hof gewezen op de onjuistheid van de gepubliceerde cijfers m.b.t. de hangende zaken, onjuistheid die ook in de cijfers van het hof zelf aanwezig was. Tijdens het onderzoek heeft het hof correcties uitgevoerd. De steundienst van het college van de hoven en 7 Dat dit niet alleen een risico of mogelijkheid is, maar zich ook effectief in de praktijk voordoet, werd overigens door de Hoge Raad vastgesteld (zie punt 4.2.1). 8 Met input wordt in dit bijzonder onderzoek het aantal nieuwe zaken bedoeld dat gedurende de periode van één kalenderjaar wordt ingeschreven. Bv. de input van 2008 zijn alle nieuwe zaken die werden ingeschreven in dat kalenderjaar. 9 Met output wordt in dit bijzonder onderzoek het aantal zaken bedoeld waarin een eindbeslissing werd genomen gedurende een kalenderjaar. De output 2008 is dus gelijk aan alle zaken waarin een eindbeslissing werd genomen gedurende In de eindbeslissingen zijn alle eindarresten en de weglatingen meegerekend, maar geen tussenarresten 10 Met de voorraad hangende zaken op een bepaald ogenblik wordt het aantal zaken bedoeld die reeds werden ingeschreven op dat ogenblik als nieuwe zaak en waarin nog geen eindarrest of beslissing tot weglating werd genomen. 11 Gegevens terug te vinden op volgende website:

12 8 rechtbanken, die in opvolging van het VBSW instaat voor de jaarlijkse publicatie van de statistische gegevens, heeft de onjuistheid van de gepubliceerde cijfers en de doorgevoerde correcties bevestigd. Dit onderzoek heeft dan ook enkel met de gecorrigeerde cijfers rekening gehouden. Tijdens het onderzoek werd de mogelijkheid geboden aan de eerste voorzitters van de hoven om eventueel nog opmerkingen te formuleren over deze statistische gegevens. Hun opmerkingen zijn opgenomen in het hoofdstuk Ratio-analyse Het heeft weinig zin om louter absolute cijfers met elkaar te vergelijken. In de analyse zal daarom ook rekening moeten worden gehouden met andere factoren, zoals het feit dat de productie van eindbeslissingen wordt beïnvloed door het aantal personeelsleden waarover men beschikt. Daarom kan men een aantal absolute waarden ook met elkaar in verband brengen onder de vorm van een ratio (= verhoudingsgetal). Het aantal mogelijke ratio s en statistische gegevens is quasi onuitputtelijk, waardoor de HRJ een keuze heeft gemaakt die relevant lijkt voor de goede uitvoering van deze opdracht. Hierna wordt een toelichting gegeven over de gebruikte statistische gegevens en berekende ratio s, bestaande uit volgende rubrieken: (a) De motivering van de keuze (b) De bron van de gegevens en de precieze inhoud van de gegevens (c) De schematische voorstelling (d) De interpretatie De waarde van een ratio of een statistisch gegeven is vaak zonder betekenis omdat ze het gevolg kan zijn van een uitzonderlijke situatie. Het is dus belangrijk om na te gaan wat de evolutie in de tijd is van deze waarde. Daarom worden de waarden berekend voor zes opeenvolgende jaren, vanaf De personeelsbezetting a) De motivering van de keuze De werkzaamheden van een hof van beroep zijn bijzonder arbeidsintensief. Omdat de minister in haar brief onder meer vraagt te onderzoeken in welke mate de hoven de stock van de hangende zaken wegwerken, is het logisch dat ook moet nagegaan worden hoe de personeelsbezetting evolueerde. Indien deze stijgt, kan men immers verwachten dat het aantal eindbeslissingen ook toeneemt. Voor dit onderzoek is dus de effectieve personeelsbezetting van belang en niet de (theoretische) personeelsformatie (het kader ). b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens De gegevens m.b.t. de personeelsbezetting zijn te vinden in de jaarlijkse werkingsverslagen opgesteld door de hoven van beroep. Het betreffen volgende gegevens uit de eerste tabel van Hoofdstuk I: Personele middelen van deze verslagen: gemiddelde personeelsformatie, gemiddelde bezetting personeelsformatie, delegaties of externe opdrachten en afwezigheden om medische redenen. Hoewel de werkingsverslagen een indeling in talrijke personeelscategorieën voorzien, worden deze voor dit onderzoek gehergroepeerd tot drie hoofdcategorieën: de magistraten de referendarissen/contractuele juristen de griffiers en het administratief personeel

13 9 Volgende velden uit het formulier van de werkingsverslagen worden gebruikt in dit onderzoek: Voor het bepalen van het aantal magistraten worden enkel de gegevens uit de velden m.b.t. de magistraten gebruikt. De plaatsvervangende raadsheren en magistraten (art Ger. W.) worden niet meegerekend. Voor de referendarissen/contractuele juristen worden enkel de gegevens uit de gelijknamige velden gebruikt. Voor de griffiers en het administratief personeel worden de gegevens uit de velden griffiers, ander administratief personeel en ander contractueel administratief personeel samengevoegd. De HRJ wil enkel rekening houden met het effectief ingezette personeel. Dit betekent voor de berekening in aantal VTE s (voltijdse equivalenten) dat de delegaties naar een andere functie en de afwezigheden wegens ziekte 12 initieel in mindering werden gebracht van de gemiddelde bezetting van de personeelsformatie. Conform het model van het werkingsverslag houden de gegevens m.b.t. de gemiddelde bezetting van de personeelsformatie in principe rekening met de datum waarop iemand in dienst kwam of uit dienst is getreden. Tijdens de bespreking van het verslag van 16 december 2015 met alle hoven is echter gebleken dat de cijfergegevens m.b.t. de magistraten in het vak gemiddelde bezetting van de personeelsformatie bij een welbepaald hof niet correct waren voor de jaren 2012 en Verder onderzoek naar deze cijfers heeft aan het licht gebracht dat ook de in de werkingsverslagen gehanteerde cijfers m.b.t. de magistraten van de andere hoven mogelijk niet overeenstemde met de door in dit onderzoek gebruikte berekeningswijze en dus onvoldoende betrouwbaar waren, hoewel deze cijfers door de hoven zelf waren gevalideerd. Er werd met name vastgesteld dat achter de cijfergegevens die in de werkingsverslagen van de hoven te vinden zijn in de rubriek gemiddelde bezetting van de personeelsformatie (Hoofdstuk I: Personele middelen, 1, tabel a) soms een verschillende berekeningswijze schuil gaat, mogelijk te wijten aan een verschillende interpretatie van de regels die in het modelformulier zijn uiteengezet als leidraad voor het invullen van deze cijfergegevens. Dit betekent bijvoorbeeld dat in sommige gevallen voor het bekomen van het cijfer dat is ingevuld in de rubriek gemiddelde bezetting van de personeelsformatie door het hof enkel rekening werd gehouden met (tijdelijk) niet ingevulde plaatsen. In andere gevallen werden ook de afwezigheden wegens delegaties of externe opdrachten in mindering gebracht. En in nog andere gevallen werden ook al de afwezigheden om medische redenen in mindering gebracht. Het bleek ook dat soms in hetzelfde hof van jaar tot jaar een andere telmethodiek werd gehanteerd. Met andere woorden, het cijfer dat in de werkingsverslagen te vinden is onder de rubriek gemiddelde bezetting van de personeelsformatie dekt niet altijd dezelfde lading. En, omdat dit cijfer door de Hoge Raad initieel als basis werd genomen voor de berekening van de (effectieve) personeelsbezetting, was hierdoor ook de vergelijkbaarheid van deze cijfers (en het vaststellen van een evolutie) onvoldoende betrouwbaar. Gezien het belang van deze cijfers werd besloten om ter plaatse, in elk hof, samen met de eerste voorzitter, na te gaan hoe de cijfers precies tot stand zijn gekomen en werd overgegaan tot een herberekening van de personeelsbezetting. Alleen op deze wijze kan zekerheid worden gegeven dat alle cijfers van alle hoven en alle jaren op dezelfde wijze zijn berekend. De daarbij gehanteerde formule is in punt c) beschreven. Dit betekent ook dat de cijfers m.b.t. de personeelsbezetting bij de magistraten in dit verslag niet noodzakelijk overeenkomen met de cijfers uit de werkingsverslagen. Ten slotte, wat de categorie griffiers en administratief personeel betreft moeten de absolute cijfers met de nodige omzichtigheid worden behandeld. Vooreerst zegt het globale cijfer niets over de onderlinge verhouding tussen het aantal griffiers (niveau B) en het administratief personeel (niveau C en D). Daarenboven kunnen zich in deze categorie ook bevinden: medewerkers die instaan voor het onderhoud, bewaking of beheer van het gebouw, archivarissen, een beheersadviseur of directeur, enz. Deze personen werken niet rechtstreeks mee 12 Het aantal dagen afwezigheid wegens medische redenen volgens het werkingsverslag. Het aantal dagen afwezigheid wordt gedeeld door 220 (= 365 kalenderdagen 104 weekenddagen 11 betaalde feestdagen 20 dagen jaarlijkse vakantie 5 dagen paasverlof en 5 dagen kerstverlof) arbeidsdagen per jaar om het overeenstemmende aantal voltijdse equivalenten te berekenen.

14 10 aan de productie van arresten of werken soms zelfs niet rechtstreeks voor het hof, maar zijn wel aan het hof toegewezen. Gezien de situatie op dit vlak verschilt van hof tot hof zijn de cijfers dus ook niet helemaal onderling vergelijkbaar. Om de evolutie beter tot uitdrukking te brengen worden er naast de werkelijke waarden ook indexcijfers vermeld in de overzichten van de personeelsbezetting. Voor de berekening van deze indexcijfers wordt 2008 als basisindex genomen. c) De schematische voorstelling De personeelsbezetting in VTE s wordt voor elke personeelscategorie berekend als volgt: Personeelsbezetting = Gemiddelde personeelsformatie "(tijdelijk) niet (of in overtal) ingevulde plaatsen" 13 - "afwezigheden wegens delegaties en externe opdrachten 14 " "afwezigheden om medische redenen 15 " De berekening van de indexcijfers die in dit onderzoek worden gebruikt, gebeurde volgens de hieronder vermelde formule: Indexcijfer magistraten = (aantal magistraten jaar t) 100 aantal magistraten 2008 Indexcijfer referendarissen = (aantal referendarissen jaar t) 100 aantal referendarissen 2008 Indexcijfer griffiers en administratief personeel = aantal griffiers en administratief personeel jaar t 100 aantal griffiers en administratief personeel 2008 d) De interpretatie Voor het eerste bestudeerde jaar (2008) is het indexcijfer gelijk aan 100. Als het indexcijfer hoger ligt dan 100 wil dit zeggen dat het werkelijke beschikbare personeel gedurende dat jaar in percentage hoger ligt dan in 2008 en het omgekeerde als het cijfer lager is dan 100. Let wel, in dit hoofdstuk wordt een louter beschrijvende weergave van de personeelsbezetting gegeven. Wanneer de personeelsbezetting zal worden gekoppeld aan de output (in hoofdstuk De evolutie van de verhouding van de output tot de productiecapaciteit ) zal enkel rekening worden gehouden met de categorieën die rechtstreeks bijdragen tot de productie van arresten, nl. de magistraten en (in mindere mate) de referendarissen. De som van deze beide categorieën, waarbij de referendarissen worden meegeteld ten belope van ¼ magistraat, wordt dan de productiecapaciteit genoemd. 13 Eerst wordt de som van alle niet ingevulde plaatsen berekend in aantal kalenderdagen. Het resultaat wordt vervolgens omgezet naar VTE s. Dit gebeurt volgens de methode die staat beschreven in het modelformulier: afwezige periode in aantal dagen/365 (vb. vanaf 1 september met pensioen en datzelfde jaar niet meer vervangen = 122 dagen (september, oktober, november en december) afwezig = 122/365 = 0,33 VTE). In geval er plaatsen in overtal zouden zijn, worden die op dezelfde wijze in rekening gebracht: periode in overtal in aantal kalenderdagen/365. Het resultaat wordt dan in mindering gebracht van de (tijdelijk) niet ingevulde plaatsen. 14 Het betreft enkel delegaties en externe opdrachten waarvoor geen vervanging is voorzien. De berekening gebeurt op dezelfde wijze als beschreven in de vorige voetnoot: afwezige periode in aantal kalenderdagen / De berekening gebeurt op volgende wijze, gezien het aantal ziektedagen in principe in werkdagen is opgegeven: aantal afwezige dagen/220. Beschikt het hof enkel over het aantal ziektedagen in kalenderdagen dan gebeurt de berekening als volgt: aantal afwezige kalenderdagen/365.

15 Evolutie van de afwezigheid om medische redenen a) De motivering van de keuze Voor de bepaling van de effectieve personeelsbezetting moet de afwezigheid van personeel in mindering worden gebracht. Daarbij is de afwezigheid wegens medische redenen een belangrijke factor. Wanneer iemand niet aanwezig is n.a.v. een medische ongeschiktheid dient hij immers ook niet opgenomen te worden als productiefactor. Tijdens het onderzoek heeft de HRJ ook een antwoord gezocht op volgende vragen: Bestaat er een specifiek registratiesysteem binnen het Hof voor de afwezigheden van magistraten wegens medische redenen? Worden alle afwezigheden wegens medische redenen overgemaakt aan de FOD justitie? Bestaat er een actieplan om de afwezigheden wegens medische redenen te beheersen? b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens De gegevens m.b.t. de afwezigheid wegens medische redenen zijn te vinden in de jaarlijkse werkingsverslagen opgesteld door de hoven van beroep. Dezelfde velden als in voorgaande rubriek worden gebruikt. De afwezigheden opgenomen in de velden afwezigheden om medische redenen hebben betrekking op alle personeelsleden van het hof, ook op degene die gedelegeerd werden, gezien deze nog steeds behoren tot het hof. Omdat de afwezigheid wegens medische redenen niet wordt uitgesplitst voor de gedelegeerden, heeft ze dus zowel betrekking op het personeel dat aanwezig is in de hoven als op het personeel dat gedelegeerd werd door dezelfde hoven. c) De schematische voorstelling De berekening gebeurde als volgt per personeelscategorie: % afwezigheid wegens ziekte = aantal dagen afwezigheid wegens ziekte ( ) "Gemiddelde personeelsformatie" - "(tijdelijk) niet (of in overtal) ingevulde plaatsen" d) De interpretatie Vanaf het ogenblik dat de afwezigheid systematisch waarden vertoont die hoger zijn dan vijf procent, heeft men een ongunstige situatie. Er kan in dit verband worden verwezen naar diverse studies, waaruit enerzijds blijkt dat het absenteïsme in de publieke sector hoger is dan in de private sector, zonder dat deze verschillen zeer groot zijn, en anderzijds dat gemiddelde percentages vanaf vijf procent aangeduid worden als te vermijden waarden. 16 Bij hoge afwezigheidspercentages verwacht de HRJ dat het management de nodige aandacht schenkt aan deze problematiek en zoekt naar de oorzaken en oplossingen (bv. plan voor re-integratie na langdurige afwezigheden). 16 Zie

16 De evolutie van de input 17 (het aantal nieuwe zaken) a) De motivering van de keuze Vermits in het onderzoek er een berekening moet worden gemaakt van de verhouding tussen de output en de input, dient uiteraard in eerste instantie de input bestudeerd te worden. b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens. Het aantal nieuwe zaken dat de hoven jaarlijks ontvangen, is te vinden in de statistische gegevens die door het VBSW ter beschikking worden gesteld, in het veld Nieuw. De absolute cijfers worden overgenomen uit volgende tabellen : - correctionele, tabel 1.2 globale tabel: indeling per rol categorie - burgerlijke, tabel 1.3 indeling volgens de aard van de zaak De gegevens worden per hof uitgesplitst in burgerlijke zaken en correctionele zaken. Deze laatste omvat de categorieën correctioneel, jeugd, kamer van in beschuldigingstelling (KI), kamer van inbeschuldigingstelling sociaal (KI sociaal) en sociaal. Een loutere optelling van alle ingeleide zaken zou weinig betekenis hebben. Om deze gegevens in een gemakkelijk interpreteerbare vorm weer te geven worden naast de absolute waarden indexcijfers berekend voor alle waarden, waarbij het jaar 2008 wordt gebruikt voor de basisindex. c) De schematische voorstelling De indexcijfers worden berekend als volgt: index (basis 2008) = Waarde jaar t Waarde in d) De interpretatie. Voor het eerste bestudeerde jaar (2008) is het indexcijfer gelijk aan 100. Als het indexcijfer hoger ligt dan 100 wil dit zeggen dat het aantal nieuwe zaken gedurende dat jaar in percentage hoger ligt dan in 2008 en het omgekeerde als het cijfer lager is dan De evolutie van de output (het aantal eindbeslissingen) a) De motivering van de keuze Vermits in het onderzoek er een berekening moet worden gemaakt van de verhouding tussen de output en de input, dient uiteraard ook de output bestudeerd te worden 17 Er moet worden opgemerkt dat het VBSW zelf de input op een andere wijze definieert (nl. de nieuwe zaken tijdens een bepaald kalenderjaar + de hangende zaken bij het begin van dat kalenderjaar ) dan de minister in haar vraag, De HRJ gebruikt in dit onderzoek de interpretatie van de minister teneinde verwarring te vermijden en de gevraagde ratio output/input te kunnen berekenen.

17 13 b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens. Het aantal eindbeslissingen dat de hoven jaarlijks uitspreken, is te vinden in de statistische gegevens die door het VBSW ter beschikking worden gesteld, in het veld output. Ook hier worden zowel de absolute cijfers als de indexcijfers weergegeven. Het betreft gegevens die voorkomen in de volgende tabellen van de publicaties door het VBSW correctionele, tabel 1.2 globale tabel: indeling per rol categorie - burgerlijke, tabel 1.3 indeling volgens de aard van de zaak De output omvat alle zaken waarvoor er tijdens een bepaalde statistische periode een beslissing werd genomen die een einde maakt aan de zaak (eindbeslissing). Deze zaken zijn hierdoor niet meer hangend. Als eindbeslissing worden dus enkel de arresten genomen die de zaak beëindigen (dus geen tussenarresten), met inbegrip van de weglatingen in burgerlijke. Zoals bij de input worden de gegevens per hof uitgesplitst in burgerlijke zaken en correctionele zaken. Deze laatste omvat de rollen correctioneel, jeugd, kamer van in beschuldigingstelling (KI), kamer van inbeschuldigingstelling sociaal (KI sociaal) en sociaal. Deze indeling wordt, zoals reeds gezegd, overgenomen van het VBSW en geldt voor alle hoven. De HRJ kan dan ook geen rekening houden met berekeningen die steunen op een andere indeling of methode die door hoven zelf zijn gemaakt. Een loutere optelling van alle eindbeslissingen zou weinig betekenis hebben. Om deze gegevens in een gemakkelijk interpreteerbare vorm weer te geven worden naast de absolute waarden indexcijfers berekend voor alle waarden, waarbij het jaar 2008 wordt gebruikt voor de basisindex. c) De schematische voorstelling De absolute cijfers worden overgenomen uit de statistische gegevens verstrekt door het VBSW en de indexcijfers worden berekend als volgt: index (basis 2008) = Waarde jaar t Waarde in d) De interpretatie. Voor het eerste bestudeerde jaar (2008) is het indexcijfer gelijk aan 100. Als het indexcijfer hoger ligt dan 100 wil dit zeggen dat het aantal eindbeslissingen gedurende dat jaar in percentage hoger ligt dan in 2008 en het omgekeerde als het cijfer lager is dan Verhouding output/input a) De motivering van de keuze De minister verwijst in haar verzoek expliciet naar de verhouding tussen de output (het aantal eindbeslissingen) en de input (het aantal nieuwe zaken). Deze verhouding is van belang in die zin dat de uitslag ervan zal bepalen of een rechtscollege haar achterstand of stock (hangende zaken) wegwerkt of vergroot. Door deze ratio kan men dus een idee krijgen of het hof het hoofd kan bieden aan de instroom van nieuwe zaken. 18 Zie voetnoot 11.

18 14 b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens De gegevens van de input en de output worden overgenomen uit de twee vorige rubrieken (4.2.3 en 4.2.4), met inbegrip van de uitsplitsing in burgerlijke en correctionele zaken. c) De schematische voorstelling output / input ratio = Output jaar t ( met een eindbeslissing) Input jaar t (nieuwe ) d) De interpretatie Indien in een bepaald jaar het aantal zaken waarin een eindbeslissing is genomen groter is dan het aantal nieuwe zaken, bekomt men met deze ratio een waarde die groter is dan één. In dat geval wordt er achterstand weggewerkt en zal het aantal hangende zaken logischerwijze ook verminderen. Indien de waarde van deze ratio daalt beneden de kritische grens één, werden er meer nieuwe geregistreerd dan er eindbeslissingen werden genomen. Het aantal hangende zaken zal dan toenemen en dus ook de achterstand. De betekenis van deze ratio heeft evenwel zijn beperkingen, omdat men aan de hand van het resultaat van deze ratio niet kan nagaan welke factoren de eventuele positieve of negatieve evolutie hebben beïnvloed. Ook moet duidelijk zijn dat een waarde groter dan één niet noodzakelijk impliceert dat er sprake is van een gestegen productie, omdat deze waarde ook kan bereikt worden dankzij een daling van het aantal nieuwe. Deze verhouding moet daarom geïnterpreteerd worden o.a. na het beantwoorden van een aantal onderliggende vragen: a. Hoe evolueerde het aantal nieuwe zaken (zie 4.2.3)? b. Hoe evolueerde het aantal eindbeslissingen (zie 4.2.4)? c. Zijn de ratio s voor alle categorieën hoger of lager dan één of compenseert het ene resultaat het andere? d. Wordt de evolutie verantwoord door een wijziging in de personeelsbezetting (zie 4.2.1)? e. Wordt de evolutie verantwoord door een punctuele gebeurtenis (omvangrijke zaak, brand, ) De evolutie van het aantal hangende zaken a) De motivering van de keuze De minister verwijst in haar verzoek expliciet naar het wegwerken van de stock van hangende zaken. De stock van hangende zaken kan worden aanzien als een indicatie voor het bestaan van achterstand in de behandeling van zaken. De evolutie van het aantal hangende zaken geniet dan ook de nodige politieke aandacht 19. Zoals eerder gesteld (zie hoofdstuk 2.3) is deze voorraad en de evolutie ervan ook maatschappelijk van belang gezien het één van de verklarende factoren is voor de tijd die de rechtzoekende zal moeten wachten voordat zijn zaak behandeld zal worden. 19 vb. pagina 139 laatste alinea pagina 109 en 110.

19 15 b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens Het aantal zaken dat bij de hoven hangend is op 31 december van elk jaar, is te vinden in de statistische gegevens die door het VBSW ter beschikking worden gesteld, in het veld Hangend Einde 31/ In dit cijfer zijn, naast de waarin nog niets is gebeurd, onder andere ook de volgende begrepen: - Dossiers waarin een vaststellingsdatum werd bepaald; - Dossiers waarin de debatten werden heropend; - Dossiers waarin een deskundige nog verslagen moet neerleggen; - Dossiers die in beraad werden genomen maar nog niet uitgesproken. Zoals in punt al aangehaald zal de evolutie van het aantal hangende zaken worden bepaald door de waarde van de verhouding output/input. c) De schematische voorstelling De evolutie van het aantal hangende zaken wordt opgegeven in de statistische gegevens van het VBSW. Deze gegevens worden ook voorgesteld onder de vorm van een indexcijfer, waarin 2008 het basisjaar is. index (basis 2008) = Waarde jaar t Waarde in d) De interpretatie. De absolute cijfers zijn niet altijd sprekend, maar de evolutie in de tijd is interessant want dat geeft aan of het rechtscollege ofwel zijn achterstand inhaalt of niet. Daarom wordt ook gebruik gemaakt van indexcijfers. Het aantal hangende zaken kan omwille van diverse redenen stijgen of dalen. a. Een toename of afname van het aantal nieuwe b. Een toename of afname van het aantal eindbeslissingen c. Een combinatie van beide voorgaande situaties. 20 De HRJ heeft deze waarden opnieuw berekend op basis van de gegevens die voorkomen in het veld hangend aanvang 01/01 voor het jaar 2008, en de jaarlijkse gegevens m.b.t. de input en output. De aldus berekende gegevens stemmen exact overeen met de gegevens die voorkomen in het veld hangend einde 31/12 van het VBSW.

20 De meting van de verwerking van de hangende zaken in de tijd : de rotatietijd a) Motivering van de keuze Het aantal hangende zaken op het einde van een jaar kan men aanzien als een voorraad nog te presteren werkzaamheden. Hoe hoger het aantal hangende zaken is, hoe meer tijd er zal nodig zijn om al deze hangende zaken af te handelen. De tijd die het hof nodig heeft om de zaken te verwerken, kan op verschillende wijze benaderd worden. De tijd kan op een historische basis uitgedrukt worden via de doorlooptijd, die de tijd weergeeft tussen de datum waarop een zaak bij een hof wordt ingeschreven en de datum waarop een eindbeslissing wordt genomen. Deze doorlooptijd wordt systematisch vastgesteld voor elk afgehandeld dossier door het VBSW. De gemiddelde waarde van de doorlooptijd wordt dan berekend en vormt derhalve een zuiver historisch gegeven dat eventueel op de toekomst kan worden geprojecteerd. De tijd om de hangende zaken te behandelen kan ook benaderd worden door het controleren van de vaststellingstermijn voor elke kamer (de termijn tussen de datum waarop een vaststelling is gevraagd en de datum waarop de zaak vastgesteld is) en de termijn van het beraad (tijd nodig om in beraad genomen zaak uit te spreken). Er kan ook gekozen worden voor een meer voorspellende evaluatie van deze tijd door de berekening van de rotatietijd of de tijd die nodig is om alle hangende zaken te behandelen in het geval van een constant productieritme. M.a.w. als het hof bv een voorraad van 300 zaken heeft en er worden 100 zaken per jaar uitgesproken, kan men de tijd die nodig is om de 300 zaken uit te spreken berekenen (in dit voorbeeld drie jaar). Elk van deze benaderwijzes heeft zijn voor- en nadelen. De doorlooptijd is heel nauwkeurig, op de dag na wordt de daadwerkelijk verstreken tijd gemeten, maar aan de andere kant drukt het alleen het verleden uit voor zaken waarin een eindbeslissing is genomen (de verstreken termijn voor hangende zaken wordt niet uitgedrukt). Het controleren van de vaststellingstermijn is heel concreet, maar heeft als nadeel dat maar een gedeelte van de reële tijd die nodig is om een zaak af te handelen uitgedrukt is: de verlengingen van de termijn door bv de uitstellen na vaststelling, tussenvonnissen, heropening van de debatten of deskundigonderzoek zijn daar niet in opgenomen. Wat de correctionele zaken betreft is de vaststellingstermijn daarenboven niet relevant gezien het parket-generaal de zaken vaststelt en dit doorgaans doet op maximum drie maanden, terwijl de andere zaken niet meteen vastgesteld worden. In hoven zoals Brussel waar men de burgerlijke zaken niet onmiddellijk vaststelt maar waar men met wachtlijsten werkt, kan de vaststellingstermijn als zodanig niet gebruikt worden. De rotatietijd heeft als nadeel vrij theoretisch te zijn gezien ze een voorspelling is die onmogelijk rekening kan houden met alles wat in de toekomst kan gebeuren maar heeft weer als voordeel dat men op korte termijn het effect van managementbeslissingen kan evalueren. Indien men bv in een verhoging voorziet van de productiecapaciteit (bv opening van een nieuwe kamer) zal het aantal eindbeslissingen stijgen. Ingevolge hiervan zal de noemer van de breuk groter worden (zie hieronder) en dus, bij een ongewijzigde teller van de breuk (aantal hangende zaken) zal de rotatietijd in dagen verminderen en dus ook de voorziene wachttijd. Indien men het instrument van de doorlooptijd gebruikt zal een stijging in capaciteit niet onmiddellijk een reële invloed op de doorlooptijd hebben indien men eerst de oude zaken zou afwerken waarvan de behandeltijd in de afgelopen jaren al opgelopen is. Mogelijk zal de doorlooptijd zelfs (tijdelijk) kunnen oplopen als men besluit juist de kasten met oude moeilijke zaken te legen. Door deze af te handelen zal de hoge doorlooptijd van die zaken immers mee in de statistieken opgenomen worden. Omdat de toekomst moet primeren voor het management, sluit de berekening van de meer dynamische rotatietijd op dit vlak nauwer aan bij de behoeften van dit onderzoek dan de overwegend statische doorlooptijd berekend door het VBSW. Hoewel de interne controle over de vaststellingstermijn en termijn van beraad onontbeerlijk is, is deze voor dit onderzoek om de hierboven aangehaalde redenen ontoereikend.

21 17 b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens De rotatietijd van de hangende zaken wordt dan ook gedefinieerd als de tijd die een hof nodig heeft om alle hangende zaken weg te werken, gesteld dat de productie van eindbeslissingen constant blijft en dat er intussen geen nieuwe zaken behandeld worden (last in, last out). Om een rotatietijd te berekenen heeft men twee gegevensreeksen nodig. Enerzijds dient men te beschikken over het aantal hangende zaken op het einde van het jaar en anderzijds over de output (=aantal eindbeslissingen) tijdens het jaar. Beide gegevens worden overgenomen uit de statistische gegevens van het VBSW, en werden reeds hiervoor besproken onder de rubrieken: Evolutie van de output (zie 4.2.4) Evolutie van het aantal hangende zaken (zie 4.2.6) c) De schematische voorstelling De formule die gebruikt wordt voor de berekening is de volgende: Rotatietijd in dagen = Aantal hangende zaken op het einde van het jaar t Aantal zaken waarin een eindbeslissing werd genomen tijdens het jaar t 365 d) De interpretatie Hoe korter de rotatietijd, hoe sneller de nog hangende zaken zullen zijn afgehandeld. Hoe langer de rotatietijd, hoe langer het duurt voor de voorraad hangende zaken zal zijn afgehandeld. Wanneer men het aantal eindbeslissingen per jaar verhoogt (vb. door extra personeel in te zetten of door het vereenvoudigen van de procedure of de werkprocessen) zal de rotatietijd afnemen. Dit is het dynamische aspect van deze berekening. Indien zou blijken dat de statistische verwerking van het aantal hangende zaken niet volledig betrouwbaar zou zijn, lijkt het toch mogelijk om de tendensen van de bekomen waarden te gebruiken in dit onderzoek, m.a.w. verbetert of verslechtert de situatie De evolutie van de verhouding van de output tot de productiecapaciteit a) Motivering van de keuze De minister vraagt uitdrukkelijk om de verschillen tussen de hoven te verklaren van het aantal arresten dat per raadsheer wordt uitgesproken Zoals in hoofdstuk 2 (punt 2.3) al is uiteengezet is het weinig zinvol het jaarlijks aantal gevelde arresten per raadsheer te berekenen en tussen de hoven te vergelijken. Een arrest is immers een begrip dat zeer heterogeen is en de werklast die gepaard gaat met het vellen van een arrest in een burgerlijke zaak, correctionele zaak, KI, sociale zaak of jeugdzaak is niet gelijk. Ook binnen dezelfde soort zaken is het ene arrest trouwens het andere niet. Er zou dus minstens per soort zaak moeten worden gekeken naar het aantal arresten per raadsheer. Echter, de Hoge Raad heeft geen informatie over de verdeling van het aantal raadsheren over de soorten zaken in de onderzochte periode.

22 18 De Hoge Raad is daarom van oordeel dat het berekenen van het aantal arresten per raadsheer weinig zinvol is en riskeert een ongenuanceerd beeld te geven van de productie van een hof. Daarenboven is de problematiek van de output per raadsheer een aangelegenheid die eerder thuishoort bij de werklastmeting. Wel is het zinvol om na te gaan of de evolutie van de output in overeenstemming is met de evolutie van de productiecapaciteit. Deze productiecapaciteit is de som van de personeelscategorieën die het meest bepalend zijn voor de productie van arresten, nl. de magistraten en referendarissen/juristen.. Ook omwille van de redenen die in punt De personeelsbezetting zijn uiteengezet, zou het niet correct zijn om hiervoor ook rekening te houden met de categorie griffiers en administratief personeel. Het probleem hierbij is dat, voor de productie van de arresten, zoals door de eerste voorzitters werd opgemerkt, aan een referendaris niet hetzelfde gewicht mag worden toegekend als aan een magistraat. De vraag rijst dan voor hoeveel een referendaris wel moet worden meegeteld. Bij gebrek aan wetenschappelijk onderzoek hierover, werd aan de eerste voorzitters gevraagd om hierover tot een consensus te komen. Tijdens individuele besprekingen met de eerste voorzitters werd vastgesteld dat de zienswijzes soms ver uiteen lagen: sommige eerste voorzitters wensten aanvankelijk dat de referendarissen helemaal niet worden meegeteld (omdat ze geen arresten maken, omdat ze wel kwalitatief iets bijbrengen maar niet kwantitatief, omdat ze vaak eenmaal opgeleid het hof verlaten om zelf magistraat te worden, ), andere vinden dat hun inbreng niet kan worden genegeerd (omdat ze werk doen dat anders door een magistraat moet worden gedaan, omdat het mogelijk is om ze nuttig in te schakelen in de werking van de rechtbank, bijvoorbeeld door specifieke materies uit te diepen en op te volgen, ). Toch zijn de eerste voorzitters tot een gezamenlijk standpunt gekomen: «En l absence d une étude préalable sérieuse relative à l impact réel des référendaires sur la productivité des juridictions - étude qu il n est pas possible de réaliser à brève échéance - les premiers présidents des cours d appel estiment ne pas être en mesure d évaluer d une manière scientifiquement acceptable la portée de cet impact. Ils peuvent, tout au plus, vous communiquer que même dans les cours qui comportent un nombre relativement significatif de référendaires ils ont pu observer qu en termes de gain de productivité, l apport des référendaires - qui est, de nature essentiellement qualitative plutôt que quantitative - leur paraît faible, surtout les premières années de leur activité. En comparaison à un équivalent temps-plein magistrat, l apport en termes de productivité (quantitatif), ne nous semble en tous cas pas excéder un ratio de l ordre de 25%.» Bij gebrek aan een andere, wetenschappelijk onderbouwde norm 21 heeft de HRJ dan ook besloten de ratio te hanteren die door de eerste voorzitters is aangereikt. Concreet betekent dit dat voor de berekening van de productiecapaciteit een verhouding referendaris/magistraat wordt gehanteerd van 25% (1 VTE referendaris = 0,25 VTE magistraat). Voor alle duidelijkheid, dit wil niet zeggen dat de Hoge Raad deze ratio bewezen acht. De bijdrage van de referendarissen is wellicht afhankelijk van de manier waarop ze door een hof worden ingezet en die kan sterk verschillen van hof tot hof. Om een precies beeld hiervan te krijgen is echter bijkomend onderzoek nodig. 21 Er kan in dit verband trouwens worden opgemerkt dat in het Werklastmetingsrapport hoven van beroep van het VBSW (september 2013) ook geen oplossing werd gevonden voor deze kwestie: In dit rapport werd rekening gehouden met bepaalde vastgestelde lokale verschillen en de resultaten geven voor elk hof van beroep in grote trekken het beeld van de situatie as is. Tijdens het onderzoek werd immers vastgesteld dat bepaalde hoven soms meer tijd nodig hebben dan andere voor de afhandeling van een zelfde product. Sommige van die lokale verschillen kunnen worden verklaard door een verschillende manier van werken, voor andere verschillen konden externe verklarende factoren worden geobjectiveerd. Er is echter nog bijkomend onderzoek nodig naar mogelijke andere verklarende factoren, alsook een kwantificering van de impact van deze factoren op de tijden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de impact van de inbreng van de referendarissen en de aanwezigheid van HR-adviseurs op de werklast van de magistraten en op de graad van specialisatie van de magistraten. (Preambule, pg.2).

23 19 Ten slotte, om de evolutie van de verhouding van de output tot de productiecapaciteit na te gaan kan men de evolutie van de output (indexcijfer) delen door de evolutie van de productiecapaciteit (indexcijfer), de uitslag van de breuk zal dan aangeven of de evolutie van de output groter of kleiner is dan de evolutie van de productiecapaciteit. b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens Om deze evolutie te berekenen heeft men twee gegevensreeksen nodig. Enerzijds dient men te beschikken over de jaarlijkse output (aantal eindbeslissingen) per hof. Anderzijds over de jaarlijkse productiecapaciteit. De gegevens van de output worden overgenomen uit de statistische gegevens van het VBSW en werden hiervoor reeds besproken onder de rubriek Evolutie van de output (zie 4.2.4). De gegevens nodig voor het berekenen van de productiecapaciteit werden hiervoor reeds besproken onder de rubriek De personeelsbezetting (zie 4.2.1). De berekening van de productiecapaciteit gebeurt door de personeelscategorieën magistraten en (referendarissen/juristen) x 0,25 op te tellen. Voor de berekening van de verhouding wordt gebruik gemaakt van de indexcijfers. De deling van twee indexcijfers leidt tot een ander indexcijfer. Er wordt voor gekozen om de berekening per sector (burgerlijk, correctioneel, ) uit te voeren, met dien verstande dat het indexcijfer van de output van de sector wordt gedeeld door het indexcijfer van de totale productiecapaciteit, gezien de productiecapaciteit per sector niet bekend is. Door het gebruiken van het indexcijfer van de globale productiecapaciteit gaat de berekening uit van de vooronderstelling dat de schommeling in productiecapaciteit evenredig werd verdeeld tussen de diverse sectoren, wat in de praktijk niet noodzakelijk het geval is. De berekening geeft derhalve de verhouding aan tussen de evolutie van de output en de evolutie van de productiecapaciteit in een evenredige verdeling van deze capaciteit. c) De schematische voorstelling De gebruikte formule is de volgende: Verhouding van de output tot de productiecapaciteit Indexcijfer output = Indexcijfer personeelsbezetting magistraten en (referendarissen x 0,25) 100 d) De interpretatie Indien de werkelijke productie evenredig is gewijzigd met de productiecapaciteit is de ratio gelijk aan honderd. Is de ratio hoger dan honderd dan is de productie meer gestegen dan de productiecapaciteit. Is de ratio lager dan honderd dan is de productie minder gestegen dan de productiecapaciteit. Met deze berekening wordt de veronderstelling nagegaan dat een variatie aan capaciteit een evenredige variatie aan output met zich mee brengt. M.a.w. met 10 % meer capaciteit zou men 10 % meer output moeten hebben. Een afwijking ten opzichte van het cijfer honderd geeft de afwijking aan t.o.v. deze veronderstelling. Gezien er gebruik wordt gemaakt van de productiecapaciteit over het gehele hof en niet verdeeld per sector, moet het resultaat van deze berekening altijd gegeven worden voor alle sectoren samen. Voor de burgerlijke en correctionele bestaan er belangrijke voorraden hangende zaken. Deze voorraden hebben tot gevolg dat men op geen enkel ogenblik in een situatie komt van een gebrek aan werk. In die optiek

24 20 is het logisch dat de index van de output gedeeld door de index van de productiecapaciteit een vrij constant verloop zou kennen en dat deze deling een resultaat oplevert dat een waarde van ongeveer 100 bedraagt. Hogere waarden kunnen wijzen op een andere allocatie van de beschikbare middelen, maar bijvoorbeeld ook het gevolg zijn van een efficiëntieverhoging (vb. rationalisering werkprocessen), een verhoging van de werkuren of een wijziging in de wetgeving. Andere allocaties van de middelen zullen vaak zichtbaar zijn binnen andere sectoren tijdens hetzelfde jaar, wegens de werking van de communicerende vaten. M.a.w. als er bijvoorbeeld meer magistraten worden ingezet in de burgerlijke sector, ten koste van de correctionele sector, zal bij een zelfde werkdruk logischerwijze de productie in de burgerlijke sector stijgen maar in de correctionele sector dalen. Deze redenering gaat echter niet op voor de van de KI omdat de output daar quasi volledig samenvalt met het aantal nieuwe zaken Index van vertegenwoordiging financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken a) De motivering van de keuze De aanleiding voor het bijzonder onderzoek is volgens de minister o.a. te vinden in een aantal berichten in de media met betrekking tot financiële waarin de redelijke termijn was verstreken. Het laattijdig verwerken van de financiële zaken kan een zeer slechte invloed hebben op het imago van Justitie in de samenleving. Ook kan de verjaring van belangrijke fraudezaken een belangrijk financieel effect hebben voor de Belgische staat. Om deze redenen wenst de HRJ een beeld te krijgen van de snelheid waarmee financiële zaken door de hoven worden behandeld, op basis van de statistische registraties. Dit kan gerealiseerd worden door na te gaan of er een relatieve oververtegenwoordiging bestaat van financiële in de hangende zaken. Een relatieve oververtegenwoordiging zal zich voordoen wanneer het aandeel in de hangende zaken groter is dan het aandeel in het aantal nieuwe zaken. De uitsplitsing van de gegevens door het VBSW (F1 fiscale fraude, F2 fiscale valsheid, F3 Douane en accijnzen, F4 andere/fiscaal strafrecht, G3 Inbreuk faillissementswet/bedrieglijk onvermogen, I16 douane en accijnzen) laat toe deze vraag te beantwoorden. Evenwel dient vastgesteld te worden dat het aantal correctionele financiële bijzonder gering blijkt te zijn (ongeveer 200 per jaar voor alle hoven samen), waardoor er geen betrouwbare conclusies kunnen getrokken worden voor deze correctionele. De berekening wordt daarom enkel gemaakt voor de burgerlijke financiële. b) De bron en de precieze inhoud van de gegevens De statistische gegevens worden door het VBSW ter beschikking gesteld per aard van de zaak (dossiertype). Er is geen dossiertype financieel, maar de beschikbare indeling is bijzonder uitgebreid en laat toe een groepering te maken van de financiële. Om het aantal financiële burgerlijke zo goed mogelijk te kunnen inschatten, worden volgende dossiertypes samengevoegd voor de berekeningen 22 : - Verzekeringen - Handelspraktijken - Vennootschappen 22 Deze dossiertypes zijn in de publicaties van het VBSW te vinden onder Burgerlijke, tabel 1.3. indeling volgens de aard van de zaak. Zie ook voetnoot 11.

25 21 - Bankwezen - Faillissement - Gerechtelijk akkoord - Directe belastingen - Indirecte belastingen De HRJ opteert voor deze dossiertypes omdat naar zijn mening in principe in deze rubrieken het hoogste aantal financiële vervat zitten, en dit in vergelijking met de andere beschikbare dossiertypes. De HRJ is er zich van bewust dat deze dossiertypes niet alleen financiële bevatten en dat alle financiële daar niet in zijn vervat. Wel meent de HRJ dat statistisch gezien de evolutie van deze groepering van betekenisvol is voor de manier waarop financiële dossier behandeld worden. Omdat er m.b.t. deze financiële echter geen gegevens voor 2013 werden ontvangen van het VBSW, wordt de berekening hier uitgevoerd tot c) De schematische voorstelling Aantal hangende financiële jaar 31/12/t ( ) Totaal aantal hangende jaar 31/12/t Graad van vertegenwoordiging = Aantal nieuwe financiële jaar t ( ) Totaal aantal nieuwe jaar t Bovenstaande berekening wordt enkel uitgevoerd voor burgerlijke. d) De interpretatie In het hypothetische geval waarbij alle ongeveer dezelfde prioriteit krijgen, zal de graad van vertegenwoordiging van een financieel dossier in de eindvoorraad ongeveer dezelfde zijn als de graad van vertegenwoordiging in de input. Als de output/input ratio voor ieder dossiertype gelijk is, zullen alle dossiertypes automatisch ook hetzelfde aandeel hebben in de hangende zaken. Als de doorlooptijd langer is dan die van de gemiddelde zaken dan zal gedurende een tijd de output lager zijn dan de gemiddelde output en zal dat dossiertype in de stock oververtegenwoordigd raken. De redenering is dat indien een dossiertype meer tijd in beslag neemt, waardoor zij niet tijdig verwerkt wordt, dan moet het management de nodige middelen ter beschikking stellen om de output te verhogen. Concreet wil dit zeggen dat wanneer het resultaat van de berekening uitkomt op een waarde 1, dit betekent dat de financiële burgerlijke in dezelfde mate vertegenwoordigd zijn in de hangende zaken als in de nieuwe zaken. De behandeling van financiële burgerlijke neemt dan niet meer of minder tijd in beslag dan de behandeling van andere burgerlijke. Bij een resultaat groter dan 1 is er een oververtegenwoordiging van de financiële burgerlijke in de hangende zaken ten opzichte van de nieuwe zaken, wat wijst op een langere behandeltijd ten opzichte van alle burgerlijke zaken. Bij een resultaat kleiner dan 1 is er een ondervertegenwoordiging van de financiële burgerlijke in de hangende zaken ten opzichte van de nieuwe zaken, wat wijst op een kortere behandeltijd ten opzichte van alle burgerlijke zaken. Er moet op worden gewezen dat deze berekening minder betrouwbaar wordt naar gelang de input sterk schommelt. Als bijvoorbeeld de input op één jaar met 50 % daalt dan zal de oververtegenwoordiging met praktisch 50 % stijgen al heeft het hof haar productie niet gewijzigd.

26 22 5. Opmerkingen bij de gehanteerde methodologie Tijdens het onderzoek werd de mogelijkheid geboden aan de eerste voorzitters van de hoven om opmerkingen te formuleren over de statistische gegevens. De belangrijkste opmerkingen zijn opgenomen in het hoofdstuk 8, dat de vaststellingen per hof bespreekt. Sommige opmerkingen hebben echter betrekking op de in dit bijzonder onderzoek door de HRJ gehanteerde methodologie. Deze worden hierna weergegeven per hof en per ratio Hof van Beroep Antwerpen 1. De personeelsbezetting Geen opmerkingen. 2. Evolutie van de afwezigheid wegens medische redenen Aangezien magistraten en griffiers kunnen thuis werken, is het mogelijk dat niet alle ziektedagen worden geregistreerd. De registratie gebeurt in de praktijk immers alleen wanneer iemand een zitting moet missen. De cijfers zijn dus eerder een minimale inschatting voor de magistraten en de griffiers. 3. De evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) Wat de correctionele zaken betreft wordt de aandacht gevestigd op volgende problemen bij de analyse van de cijfers: Niet alle zaken die ingeschreven worden als nieuwe zaak zullen ook echt moeten worden behandeld. Het parket-generaal heeft een autonome beoordelingsbevoegdheid om te beslissen wanneer een zaak al dan niet wordt vastgesteld. Zo is het perfect mogelijk dat bv. in zaken van stedenbouw het parket-generaal eerst onderzoekt of een regularisatie van de situatie tot stand wordt gebracht alvorens een dagstelling in de zaak te laten betekenen zaken. Er kunnen dus meerdere jaren verlopen tussen het aantekenen van het hoger beroep en de vaststelling van de zaak. De werklast voor een bepaald jaar wordt dan ook niet door het hof zelf bepaald, maar meestal door de procureur-generaal die beslist over de dagstelling. Het hof maakt daarom voor haar beheer zelf een onderscheid tussen ingeschreven zaken en ingeleide/vastgestelde zaken. Het probleem van de gehanteerde telmethodiek: de cijfers kunnen per categorie worden getrokken (zijnde correctionele, jeugd, KI, KI sociaal en sociaal ) of per rol (zijnde BV (burgerlijke vordering), CO (correctionele zaak), FP (federaal parket), FR (Franchimont), HZ (herziening), JP (jeugd penaal), PD (pro deo),. In de mate de cijfers in de categorie correctionele getrokken worden, moeten deze worden gecorrigeerd door ze per rol te onderzoeken. De afbakening van het begrip nieuwe zaak is soms moeilijk omdat niet elke rol toelaat een dossier als nieuwe zaak te kwalificeren, zoals dat wel het geval is in burgerlijke zaken. Als men de vergelijking wil maken met de behandeling van de burgerlijke zaken dient dus een onderscheid gemaakt te worden tussen de verschillende gehanteerde rollen in de strafsectie. Soms is een rol eerder een opsomming van incidenten in reeds bestaande zaken. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de rol VI (voorlopige invrijheidstellingen), waar de strafzaak zelf waarin de aangehoudene om zijn vrijlating verzoekt immers veelal pas later wordt afgewerkt. De eindbeslissing over het verzoek VI moet indien vergeleken met een analyse van de burgerlijke cijfers - dan ook eerder beschouwd worden als een tussenarrest. Ook voor de burgerlijke vorderingen in strafzaken (afhandeling burgerlijke belangen) is het geen uitgemaakte zaak dat deze automatisch als een nieuwe zaak moeten worden beschouwd. Indien wel, moet er ook rekening worden gehouden met het aantal weglatingen ter zake, net zoals in burgerlijk zaken.

27 23 4. De evolutie van de output (het aantal eindbeslissingen) Geen opmerkingen. 5. Verhouding output/input - Het hof gebruikt deze gegevens en volgt ze op, maar gebruikt ze niet zozeer als een managementtool. Daarvoor gebruikt men eerder de gegevens m.b.t. de doorlooptijden per kamer. - Het is correcter om voor de output/input verhouding in correctionele zaken de input niet te baseren op de ingeschreven zaken maar wel op de ingeleide/vastgestelde zaken en met a) uitsluiting van de cijfers voorwaardelijke invrijheidstellingen, b) enkel de eindarresten in burgerlijke zaken waarbij de burgerlijke belangen werden aangehouden en c) medetelling van de weglatingen in burgerlijke zaken (tot op heden waren er geen correctionele herinschrijvingen). 6. De evolutie van het aantal hangende zaken In correctionele zaken is het probleem dat alle ingeschreven beroepen in de hangende zaken worden meegerekend en (dus ook) alle zaken waarin nooit een dagstelling is betekend door het parket-generaal. Daardoor worden mogelijk tal van zaken meegerekend waarin het parket-generaal het niet (meer) opportuun acht om tot dagstelling over te gaan. Daarom werkt het hof, om zijn toekomstige reële werklast in te schatten, al jaren met de door het parket-generaal aangeleverde cijfers. Het totaal aantal hangende zaken op 31 december van elk jaar wordt bekomen door bij het cijfer van het geheel der zaken dat staat vastgesteld voor de correctionele kamers het aantal zaken op te tellen dat ligt te wachten voor dagstelling (de stock). 7. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen De berekening van de rotatietijd in burgerlijke zaken is een louter theoretische manier van berekenen die geen rekening houdt met gewijzigde omstandigheden, zoals het optreden van eenmalige fenomenen, het wegvallen van de aanvullende ter-kamers of de gewijzigde regeling van art. 747, 2 Ger.W., welke laatste twee wijzigingen zich vertalen in een nominatief mindere uitstroom, terwijl de werklast per raadsheer wel toeneemt. Er zijn ook grote verschillen tussen de kamers onderling. Het hof kijkt eerder naar de evolutie van de vaststellingsdata. Deze worden trouwens aan de balie meegedeeld en de lijst van de vaststellingen kan on-line geconsulteerd worden op juridat. De termijn van beraad is voorwerp van een monitoring en als het beraad meer dan drie maanden duurt, wordt de betrokken magistraat door de eerste voorzitter uitgenodigd voor een gesprek. De oorzaak is vaak te vinden in ziekte van de magistraat of de complexiteit van de zaak. De gemiddelde termijn van beraad bedraagt iets meer dan een maand. 8. De evolutie van de verhouding van de output tot de personeelsbezetting Geen opmerkingen. 9. Financiële - De categorie financiële burgerlijke zaken is artificieel. Zaken m.b.t. de Wet Handelspraktijken, verzekeringen of vennootschappen zijn bijvoorbeeld niet op een andere wijze financieel dan bouwzaken of zaken m.b.t. overheidsopdrachten. - De opdeling tussen penale en burgerlijke financiële zaken is eerder artificieel.

28 Hof van Beroep Brussel 1. De personeelsbezetting Geen opmerkingen. 2. Evolutie van de afwezigheid wegens medische redenen Het hof is niet op de hoogte van alle ziektedagen. Als de magistraat geen zitting heeft, wordt de eerste voorzitter meestal niet verwittigd. Dat geldt overigens ook voor de griffiers. Bovendien werken sommige magistraten in de praktijk maar voor 50% terwijl ze officieel voor 100% werken. Het statuut laat immers geen deeltijds werk toe voor magistraten. Pas als een magistraat meer dan een maand afwezigheid is, wordt dit gemeld aan de FOD Justitie. Deze is dus niet op de hoogte van ziektes van minder dan een maand. 3. De evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) Er bestaan verschillen tussen de cijfers van het VBSW en degene die door het hof zelf werden berekend (voor details: zie hoofdstuk 8). 4. De evolutie van de output (het aantal eindbeslissingen) Er bestaan verschillen tussen de cijfers van het VBSW en degene die door het hof zelf werden berekend (voor details: zie hoofdstuk 8). 5. Verhouding output/input Geen opmerkingen. 6. De evolutie van het aantal hangende zaken De cijfers inzake hangende zaken zijn niet met elkaar te vergelijken en tonen de onderliggende verschillen tussen de niet op het vlak van volume, complexiteit en werklast. 7. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen. - Het hof werkt met een systeem waarbij zaken niet meteen worden vastgesteld (= een datum krijgen voor de behandeling van de zaak) maar eerst op een wachtlijst terecht komen en pas later worden vastgesteld. - Het is relevanter voor het management om te kijken naar de evolutie van de vaststellingstermijnen. - De termijn van het beraad wordt opgevolgd door toepassing te maken van art. 770 Ger. W. 8. De evolutie van de verhouding van de output tot de personeelsbezetting Geen opmerkingen. 9. Financiële - De behandelingstijd van een financieel dossier is doorgaans langer dan voor een gemiddeld burgerlijk dossier. - De lange duur van deze procedures is niet enkel te wijten aan het hof, vaak neemt alleen al het informatieonderzoek of gerechtelijk onderzoek jaren in beslag.

29 Hof van Beroep Gent 1. De personeelsbezetting Geen opmerkingen. 2. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen In principe worden alle afwezigheden om medische redenen doorgegeven aan de FOD Justitie, maar dit impliceert niet dat alle afwezigheden gekend zijn. De werkelijke afwezigheid bij de magistraten ligt hoger gezien voor magistraten die ziek zijn op de dagen dat ze geen zitting hebben in de regel geen doktersattest wordt ingediend. 3. De evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) - In correctionele zaken stelt de procureur-generaal de zaken vast. Deze levert ook de cijfergegevens aan, die verschillen van de cijfergegevens van het VBSW omdat beiden met een ander informaticaprogramma werken. - Voor de KI is het niet zo relevant of er meer of minder zaken binnenkomen, omdat ze toch meteen moeten worden behandeld. 4. De evolutie van de output (het aantal eindbeslissingen) Geen opmerkingen. 5. Verhouding output/input - Het hof heeft, gelet op de krappe bemeting van de kaders, niet voldoende beschikbare knowhow in huis om de berekeningswijzes van de HRJ doelmatig te kunnen controleren. - Elk dossier heeft zijn eigen specificiteit inzake omvang, aard, aantal partijen, complexiteit, Eerder dan input en output te vergelijken zou de beschikbare capaciteit met de reële werklast moeten vergeleken worden. 6. De evolutie van het aantal hangende zaken Geen opmerkingen. 7. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen Geen opmerkingen. 8. De evolutie van de verhouding van de output tot de personeelsbezetting Geen opmerkingen. 9. Financiële Geen opmerkingen.

30 Hof van beroep Luik 1. Personeelsbezetting Er zou in deze tabellen enkel het personeel mogen worden opgenomen dat griffietaken uitvoert (griffiers en administratief personeel dat voor de griffie werkt). 2. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen Ziekten van minder dan drie dagen worden niet opgenomen (ze worden niet geregistreerd). De mogelijkheid tot thuiswerk leidt er ook toe dat niet alle ziektedagen gekend zijn en geregistreerd worden. 3. Evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) Wanneer delen van een dossier terugkomen (bv. burgerlijke belangen in correctionele zaken), volgt een inschrijving als nieuw dossier. In correctionele zaken worden de zaken vastgesteld door het parket-generaal en het hof houdt zich er dus zelf niet mee bezig. Niet alle zaken worden meteen vastgesteld, de zittingen zijn pas voor de drie volgende maanden ingevuld. Het hof van beroep van Luik is het enige hof dat dezelfde databank gebruikt als het parket-generaal. Ook al vormen de ruwe gecodeerde gegevens eenzelfde bron, de cijfers verschillen wel naargelang de extractiewijze, de gebruikte filters of de extractiecriteria. 4. Evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) In correctionele zaken zijn er geen weglatingen mogelijk. 5. Verhouding output/input - Er moet rekening worden gehouden met het feit dat bepaalde hoven gebruik maken van ambtshalve weglatingen (art. 730, 2 van het Ger.W.), terwijl andere hoven dat niet doen. Dit heeft uiteraard een invloed op de output, en dus ook op de input-outputverhouding, evenals op de mogelijkheid om de hoven hieromtrent te vergelijken. - In correctionele zaken zijn er geen weglatingen mogelijk. 6. Evolutie van het aantal hangende zaken - In correctionele zaken bevindt de voorraad van hangende zaken zich vooral op het niveau van het parketgeneraal en niet van het hof. - Het al dan niet opnemen van de assisenzaken in de correctionele zaken heeft een sterke invloed op de statistieken. - In een nota aan de HRJ beschrijft het hof de verschillende controle-instrumenten waarover het beschikt via een aangepaste en regelmatige extractie van zijn databank. Zo heeft het hof onder meer andere overzichtsmodellen aan de commissie overgemaakt: een vast overzicht van alle hangende zaken per kamer; een vast overzicht van alle zaken in beraad en van hun tijd in beraad, gerangschikt in aflopende volgorde. - In burgerlijke zaken wordt een tijdpad voor de pleidooien en de uitwisseling van de conclusies bij de inleidende zitting vastgesteld voor alle zaken, maar dat is het niet het geval in alle hoven.

31 27 7. Rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen In burgerlijke zaken is het belangrijkste volgens het hof na te gaan hoe lang de agenda s van de kamer volledig zijn. Dit is gemiddeld ongeveer 12 maanden. Voor elke kamer kan de eerste voorzitter de evolutie van dit gegeven volgen met een informaticatool. Om de twee weken analyseert het management van het hof deze evolutie en de mogelijke problemen, en kunnen er aanpassingen plaatsvinden. Zoals in punt 6 vermeld, heeft het hof een nota voor de HRJ opgesteld met een beschrijving van de verschillende controle-instrumenten waarover het beschikt via een aangepaste en regelmatige extractie van zijn databank, die het toezicht op de behandelingstermijn mogelijk moeten maken (vaststellingstermijnen van de kamers, toezicht op de beraadslagingstermijn, werkelijke bezetting van de zittingen, vergelijking van de productie van de kamers in de tijd). 8. Evolutie van de verhouding tussen de output en de personeelsbezetting Geen opmerkingen. 9. Financiële Geen opmerkingen Hof van beroep Bergen 1. Personeelsbezetting Geen opmerkingen. 2. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen Een aantal bepalingen werden in het Gerechtelijk Wetboek opgenomen met betrekking tot de magistraten (art. 331 Ger.W. e.v.), maar ze zijn zeer beknopt en wijzen niet op de verwachte arbeidstijd. De afwezigheden moeten schriftelijk worden genoteerd (er is geen informaticaprogramma) aan de hand van de medische attesten die zijn binnengekomen. In het algemeen meldt een magistraat het niet wanneer hij minder dan drie dagen ziek is en geen zitting moet houden. Voor de referendarissen, de griffier en het administratief personeel zijn de zaken duidelijker en met het MEDEX-systeem kunnen de afwezigheden worden beheerd. De HRJ baseert zich op 220 werkdagen per jaar ongeacht de categorie. Tijdens de werkzaamheden over de werklastmeting in de hoven werden er evenwel 212,5 werkdagen voor de magistraten en 200 dagen voor de griffiers en het administratief personeel vastgesteld. Het werkingsverslag bevraagt de hoven over de afwezigheid wegens ziekte die een invloed op de rechtspraak heeft. Deze vraag wordt verschillend geïnterpreteerd naargelang de rechtscolleges. Het verslag van Bergen neemt enkel de afwezigheden van meer dan een maand op, omdat het meent dat de afwezigheden van minder dan een maand geen echte invloed hebben op de te houden zittingen, en dat dankzij de vervangingsdienst van zieke magistraten. Andere hoven daarentegen vinden dat alle afwezigheden een invloed op de rechtspraak hebben. 3. Evolutie van de input (het aantal nieuwe zaken) De cijfers van het VBSW zijn zeer vaak lager dan de werkelijke cijfers die door ons hof zijn gecodeerd (zie punt 8.5.c. voor de concrete cijfers).

32 28 4. Evolutie van de output (het aantal nieuwe zaken) Dit statistische gegeven houdt geen rekening met de tussenarresten (een niet te verwaarlozen werk) en met het feit dat het percentage van het aantal weglatingen en samenvoegingen (met betrekking tot de die geen werk vereisten) en van de arresten van rechtsbijstand (met betrekking tot de die weinig werk vereisten) kan verschillen naargelang de hoven. Het is jammer dat de assisenzaken niet afzonderlijk worden geanalyseerd. Deze processen zijn tijdrovend en vereisen veel gerechtspersoneel en administratief personeel. De verhouding tussen het aantal assisenprocessen en de andere correctionele zaken is echter niet overal gelijk. De cijfers van het VBSW zijn zeer vaak lager dan de werkelijke cijfers die door ons hof zijn gecodeerd (zie punt 8.5.d. voor de concrete cijfers). 5. Verhouding output/input Zowel het totale aantal burgerlijke zaken als het totale aantal correctionele zaken geeft geen enkele aanwijzing met betrekking tot de onderlinge verschillen inzake werklast, omdat deze in verband staan met de verschillende soorten zaken. Om het beleid te bepalen, houdt het hof rekening met de evolutie van de vaststellingstermijnen in plaats van met deze verhouding. 6. Evolutie van het aantal hangende zaken De cijfers weerspiegelen de werkelijke situatie niet. Sommige van deze zaken zullen nooit worden behandeld. De werkelijke voorraad is dus lager dan wat hier berekend wordt. Wanneer de partijen zelf hun zaak vertragen, moet dat niet worden beschouwd als achterstand van het hof. In correctionele zaken kan een zaak worden vastgesteld na een termijn van drie tot zes maanden. Het hof zelf heeft geen hangende correctionele zaken, omdat deze bij het parket-generaal hangend zijn. Wettelijk gezien zijn weglatingen niet mogelijk voor correctionele zaken die niet meer opnieuw verschijnen (bv. bij burgerlijke belangen). De beraadslagingstermijn wordt opgevolgd bij toepassing van artikel 770 Ger.W., maar het is normaal dat de beraadslaging langer dan een maand duurt in de grote zaken. De problemen in verband met de beraadslaging zijn uitzonderlijk en over het algemeen van praktische aard. 7. Rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen Geen opmerkingen. 8. Evolutie van de verhouding tussen de output en de personeelsbezetting Het is uiterst moeilijk om de productie van de arresten en het aantal raadsheren zeer nauwkeurig te laten samenvallen, gelet op de onbeschikbaarheden en de verplichting, vooral bij burgerlijke zaken, om de zittingen meerdere maanden op voorhand te plannen. Om de werking van de hoven van beroep te analyseren en de personeelsbezetting en het uitgevoerde werk te vergelijken, zijn de meest relevante statistieken op het vlak van output diegene van de intellectuele arresten, zowel de eindarresten als de tussenarresten.

33 29 9. Financiële De financiële zaken zijn vaak zeer ingewikkelde en lijvige met meerdere partijen, wat een invloed heeft op de totale behandelingstermijn. De advocaten voeren regelmatig een procedureslag in deze soort. De opleiding inzake financiën wordt vrijwillig gevolgd en kan niet aan een raadsheer worden opgelegd. Het gaat dus om een materie die niet iedereen kan behandelen. De voorgestelde tabellen en de conclusies die eruit worden getrokken, hangen af van de vraag of de op statistisch vlak als hangend voorgestelde zaken werkelijk zaken zijn die nog behandeld moeten worden.

34 30 6. Verloop van het onderzoek Op 12 september 2013 beslist de verenigde advies en onderzoekscommissie (VAOC) van de HRJ een werkgroep te belasten met dit onderzoek. Bij het Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting (VBSW) worden de gegevens m.b.t. de input, output en hangende zaken van de vijf hoven van beroep van de voorbije vijf jaar opgevraagd en de werkingsverslagen van de hoven van beroep worden onderzocht. Op 13 oktober 2013 wordt beslist dat de verzamelde gegevens dienen gevalideerd te worden door de vijf hoven van beroep. Zij krijgen de cijfergegevens die op hun eigen hof betrekking hebben bij brief van 13 januari 2014 en krijgen de nodige tijd voor de controle van de gegevens en het formuleren van opmerkingen. Van de hoven wordt op 16 januari (Gent), 24 januari (Brussel), 6 februari (Antwerpen en Luik) en 7 februari 2014 (Bergen) een antwoord ontvangen. Op 25 april 2014 en 14 mei 2014 komt de werkgroep opnieuw samen om de resultaten van deze validatie te bespreken en wordt beslist om op basis van de verzamelde gegevens een rapport per hof van beroep op te stellen, deze over te maken aan de eerste voorzitters bij de vijf hoven van beroep en hen voldoende tijd te geven voor de analyse van deze rapporten. Intussen wordt op 28 april 2014 ook aan het VBSW gevraagd welke de precieze data zijn waarop de hoven de cijfers van het VBSW hebben gevalideerd, maar er wordt geen antwoord ontvangen. De verslagen per hof worden overgemaakt op 5 september De antwoorden van de hoven worden ontvangen op 3 oktober (Antwerpen), 7 oktober (Gent en Luik) en 20 oktober (Bergen). Van het Hof van Beroep van Brussel wordt geen antwoord ontvangen. Daarop wordt door de werkgroep besloten de eerste voorzitters uit te nodigen om hen de kans te geven toelichting te verschaffen bij de door hen gemaakte opmerkingen. Dit gebeurt bij brief van 22 oktober Tevens wordt een antwoord geformuleerd op de brieven van de eerste voorzitters van Gent (brief 21 oktober 2014), Luik en Bergen (beiden bij brief van 20 november 2014). De hoorzittingen vinden plaats op respectievelijk 24 november 2014, 26 november 2014 en 1 december Bij brief van 16 december 2014 worden de eerste voorzitters herinnerd aan de documenten die zij navolgend op de hoorzittingen zouden overmaken. De hoven antwoorden hierop op 23 december 2014 (Gent), 24 december 2014 (Luik), 21 januari 2015 (Bergen), 12 februari 2015 (Antwerpen) en 16 februari 2015 (Brussel). Op grond van alle verzamelde gegevens en alle schriftelijke en mondelinge opmerkingen van de hoven, wordt per hof een nieuw ontwerp van verslag opgemaakt. Deze verslagen worden bij brief van 1 juli 2015 aan de respectievelijke eerste voorzitters verzonden en er wordt gevraagd om eventuele opmerkingen tegen 15 september 2015 over te maken. Dit leidt tot een verslag, dat op 19 november 2015 door de VAOC en op 16 december 2015 door de algemene vergadering van de HRJ wordt goedgekeurd. Het verslag wordt op 22 december 2015 overgemaakt aan de hoven van beroep en aan de minister van Justitie. Op 13 januari 2016 wordt het verslag op de Hoge Raad toegelicht en besproken met alle eerste voorzitters van de hoven. Uit deze bespreking blijkt dat sommige in het verslag gehanteerde cijfers m.b.t. personeelsgegevens nog steeds onvoldoende betrouwbaar zijn. Daarop beslist de VAOC, na akkoord van de minister van Justitie, zijn

35 31 werkzaamheden voort te zetten en deze problematiek verder uit te klaren via directe contacten met de eerste voorzitters van alle hoven. Op 7 april (Bergen), 8 april (Brussel), 19 april (Gent), 21 april (Antwerpen) en 22 april (Luik) worden de hoven door een delegatie van de VAOC bezocht en worden, samen met de eerste voorzitter, de personeelscijfers m.b.t. de magistraten nagekeken en (waar nodig) opnieuw berekend. Voorts worden ook de kwesties van de referendarissen (in welke mate tellen zij mee voor de berekening van de productiecapaciteit?) en de 750 correctionele hangende zaken in Gent die in de statistieken staan vermeld onder onbekende groep (in welke mate zijn dit effectief hangende zaken?) verder onderzocht. Dit leidt, tot slot, tot een eindverslag dat op 9 juni 2016 door de VAOC en op 22 juni 2016 door de algemene vergadering van de Hoge Raad wordt goedgekeurd.

36 32 7. Algemene vaststellingen m.b.t. statistische gegevens van alle hoven van beroep 7.1. Registratie van personeelsgegevens De centrale registratie De registratie van de personeelsgegevens van magistraten, referendarissen, griffiers en administratief personeel bij de hoven gebeurt door de FOD Justitie, directoraat-generaal rechterlijke organisatie, die het sociaal secretariaat is voor alle materies inzake personeel en organisatie. Deze registratie laat echter niet toe om de informatie aan te leveren die nodig is voor het invullen van de gemiddelde personeelsbezetting in het jaarlijks werkingsverslag (hoofdstuk 1 De personele middelen ). Met de huidige software van de FOD Justitie kan blijkbaar enkel de situatie op een bepaald ogenblik worden vastgesteld en niet de gemiddelde bezetting over een bepaalde periode. 23 De hoven dienen dus zelf in te staan voor de berekening van de gemiddelde personeelsbezetting. De huidige minister van Justitie is zich bewust van dit probleem, zo blijkt uit zijn Justitieplan, en stelt een oplossing in het vooruitzicht door middel van de implementatie van nieuwe software die de nodige managementondersteuning moet mogelijk maken. 24 Het is uiteraard positief dat de minister de nodige aandacht schenkt aan het probleem. Niettemin wenst de Hoge Raad te wijzen op de risico s die de huidige situatie, waarbij er geen deugdelijk systeem bestaat dat alle magistraten en personeelsleden (en hun effectieve plaats van tewerkstelling) registreert en opvolgt, inhoudt. Sinds de wet van 18 februari 2014 betreffende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie hebben de korpschefs en hun directiecomités de mogelijkheid om via de toepassing van mobiliteitsmaatregelen (i.e. plaats van tewerkstelling) hun werking te verbeteren. De genomen maatregelen moeten zodanig worden geregistreerd dat het directiecomité en andere stakeholders ten allen tijde controle hebben op de juiste plaats van tewerkstelling. Een ontoereikende registratie of onaangepaste informaticatool zal leiden tot het verlies van de vereiste controlemogelijkheden. Op die manier kunnen er zich zelfs fouten voordoen in de berekening van het loon (vb. verplaatsingskosten, vergoeding woon/werkverkeer). Men dient daarbij voor ogen te houden dat tachtig procent van het budget voor de rechtscolleges en de parketten wordt gebruikt voor de betalingen van de lonen. Een correcte registratie en verwerking van de personeelsgegevens is dus noodzakelijk voor de toewijzing van de personeelskosten aan de individuele rechtscolleges. Het gebrek aan een goede personeelsregistratie is ook nefast voor het werken met beheersovereenkomsten gezien deze dienen gebaseerd te worden op een werklastmeting, die in essentie niets meer is dan het vastleggen van het causaal verband tussen de output en de personeelsbezetting. De geringe betrouwbaarheid van de beschikbare gegevens is dus een factor die zware gevolgen kan hebben voor de werking van de nieuwe beheersstructuur van Justitie. Het zal vooreerst problemen stellen voor de werklastmeting, vervolgens voor de opmaak van de beheersovereenkomsten en ten slotte voor de werking van het interne controlesysteem. 23 Het Rekenhof deed in haar recent verslag HR-audit van het gerechtspersoneel (8 april 2015) vergelijkbare vaststellingen. Zie website: 24 Justitieplan van 18 maart 2015, Koen Geens, minister van Justitie, pagina 103: Voor de personeelsapplicaties van de rechterlijke orde wordt een business intelligence (BI)-rapportering ontwikkeld om actueel over de personeelsevolutie te kunnen rapporteren en deze adequaat te kunnen monitoren op de verschillende beheerniveaus.

37 33 Aanbeveling De FOD Justitie dient zo snel mogelijk te zorgen voor een performant systeem dat de centrale registratie en opvolging van de personeelsgegevens van magistraten, referendarissen, juristen, griffiers en administratief personeel mogelijk maakt en alle informatie die nodig is voor het aanmaken van het jaarlijks werkingsverslag aanlevert. De registratie door de hoven Gezien de informatica van de FOD Justitie momenteel niet voorziet in een gedecentraliseerde consultering en berekening van VTE s gedurende een bepaalde periode, berekenen de hoven van beroep zelf de waarden die moeten gerapporteerd worden in de werkingsverslagen. Deze werkwijze heeft tot gevolg dat het risico bestaat op vergissingen of fouten. Meer nog, uit het onderzoek is gebleken dat er effectief vergissingen zijn gebeurd in de registratie van de personeelsgegevens. Ook is gebleken dat de gebruikte berekeningswijze soms verschilt van hof tot hof en zelfs van jaar tot jaar binnen eenzelfde hof. Dit is mogelijk te wijten aan een verschillende interpretatie van de regels die in het modelformulier zijn uiteengezet als leidraad voor het invullen van deze cijfergegevens in het werkingsverslag. Gezien het belang van deze cijfers voor dit onderzoek werd door de HRJ zelf, samen met de eerste voorzitters, nagegaan hoe de cijfers precies tot stand zijn gekomen en werden herberekeningen uitgevoerd. Alleen zo kon voldoende zekerheid worden verkregen dat alle cijfers van alle hoven en alle jaren op dezelfde wijze zijn berekend (zie punt 4.2.1). Aanbeveling Het college van de hoven en rechtbanken dient, zolang er gebrek is aan een centrale registratie voor personeelsgegevens, toe te zien op de correcte toepassing van de richtlijnen m.b.t. de uniforme invoering van de gegevens door de hoven teneinde een vergelijking van de gegevens mogelijk te maken. Zo moet bijvoorbeeld a) duidelijk worden omschreven wat precies moet worden ingevuld onder gemiddelde personeelsbezetting (dienen bv. de gedelegeerden die niet zijn vervangen en/of de afwezigheden wegens medische redenen hier reeds in mindering te worden gebracht) b) steeds worden gespecifieerd, wanneer wordt gevraagd een getal in dagen op te geven, of het gaat om werkdagen of kalenderdagen. Aanbeveling De minister van Justitie dient, zolang er gebrek is aan een centrale registratie voor personeelsgegevens, in het nieuw op te stellen standaardformulier voor de jaarlijkse werkingsverslagen (art. 340, 3 Ger. W.) nog duidelijkere instructies geven over het invullen ervan, zodat uiteenlopende interpretaties en vergissingen zoveel mogelijk worden vermeden. Uit de werkingsverslagen moet duidelijk blijken wat het effectief beschikbare personeel is geweest gedurende de betrokken periode Volgens artikel van het gerechtelijk wetboek, ingevoerd bij wet van 18 februari 2014 betreffende de invoering van een verzelfstandigd beheer voor de rechterlijke organisatie, bepaalt de Minister van Justitie, na advies van de HRJ, het College van het openbaar ministerie en het College van de hoven en rechtbanken, elk voor wat hun organisatie betreft, het standaardformulier volgens hetwelk de werkingsverslagen worden opgesteld. De HRJ zal ook in het kader van een toekomstig advies aan de minister deze aanbevelingen hernemen en zou bijvoorbeeld nieuwe modeltabellen kunnen aanreiken.

38 34 De registratie van de afwezigheden om medische redenen bij magistraten en griffiers Een apart probleem vormt de registratie van de afwezigheden om medische redenen bij magistraten en griffiers. Vooreerst dient opgemerkt dat er actueel weinig wettelijke regels bestaan i.v.m. afwezigheden wegens ziekte bij magistraten 26, zodat er in de verschillende rechtscolleges, dus ook in de hoven, verschillende praktijken bestaan. Aangezien magistraten en (de meeste) griffiers de mogelijkheid hebben om thuis te werken, is het echter mogelijk dat niet alle ziektedagen worden geregistreerd omdat het hof niet op de hoogte is van alle ziektedagen. De registratie gebeurt in de praktijk meestal enkel als iemand een zitting moet missen of als de ziekte een afwezigheid van meer dan drie dagen met zich meebrengt. In de andere gevallen wordt in de regel geen doktersattest ingediend. Ook werken sommige magistraten in de praktijk maar voor 50% terwijl ze officieel voor 100% werken, het statuut laat immers geen deeltijds werk toe voor magistraten, zelfs al zou dat bijvoorbeeld om medische redenen verantwoord zijn. Daarbij komt dat de afwezigheden schriftelijk moeten worden genoteerd, bij gebrek aan een informaticaprogramma hiervoor, aan de hand van de medische attesten die zijn binnengekomen. Dit maakt dat de geregistreerde afwezigheden om medische redenen bij de magistraten en griffiers waarschijnlijk een stuk lager ligt dan de werkelijkheid. Daarenboven zijn er verschillende praktijken voor het doorgeven van de afwezigheden van magistraten aan de FOD Justitie. In het ene hof worden in principe alle (gekende) afwezigheden om medische redenen doorgegeven, in het andere hof wordt dit pas gemeld als een magistraat meer dan een maand afwezig is. Voor de referendarissen, de griffier en het administratief personeel zijn de zaken duidelijker en met het MEDEXsysteem kunnen de afwezigheden worden beheerd. Aanbeveling De FOD Justitie dient in het (toekomstige) systeem dat de centrale registratie en opvolging van de personeelsgegevens van magistraten, referendarissen, juristen, griffiers en administratief personeel mogelijk maakt tevens aandacht te hebben voor een uniforme registratie van de afwezigheden om medische redenen Registratie van de zaken Het gebruik van verschillende gegevensbronnen Tijdens het onderzoek is gebleken dat de hoven ook gebruik maken van de gegevens van het parket-generaal voor het beheer van hun correctionele afdeling. Nochtans beschikken de hoven ook over gegevens uit hun eigen informaticatoepassing (HBCA). Er bestaan m.a.w. twee gegevensbronnen voor de bepaling van de nieuwe zaken (input) : - Het VBSW bekomt zijn gegevens via de FOD Justitie. De hoven van beroep registreren hun namelijk in software die wordt gecentraliseerd bij de FOD Justitie. Op geregelde tijdstippen (maandelijks) stelt de FOD Justitie de gegevens uit deze database ter beschikking van het VBSW. Het betreft verschillende databestanden die door het VBSW aan elkaar worden gelinkt voor het bekomen van een aantal tellingen. De gegevens in de database van de hoven zijn dus dezelfde als bij het VBSW. Het VBSW hanteert voor het bepalen van een nieuwe zaak de datum waarop deze zaak aanhangig is gemaakt bij het hof (akte van hoger beroep). 26 Er is enkel voorzien dat leden van het hof van beroep niet langer dan drie dagen afwezig mogen zijn zonder vergunning van de eerste voorzitter van het hof (artikel 331 Ger. W.) en dat voor een afwezigheid van meer dan één maand vergunning vereist is van de minister van Justitie (art. 332 Ger. W.). Indien de afwezigheid te wijten is aan ziekte kan het verlenen van de vergunning afhankelijk worden gesteld van een medische controle door de Administratieve gezondheidsdienst (art. 332bis Ger. W.)

39 35 - De hoven van beroep daarentegen gebruiken voor het beheer van hun correctionele zaken de statistische gegevens en informatie van het parket- generaal. In correctionele zaken is het immers zo dat het parketgeneraal de zaken vaststelt bij het hof van beroep. Het parket-generaal hanteert voor het bepalen van een nieuwe zaak niet noodzakelijk dezelfde datum als het VBSW, maar bijvoorbeeld de datum van de inschrijving van de zaak op de rol. De statische gegevens m.b.t. de nieuwe zaken die enerzijds door het VBSW en anderzijds door het PG worden gehanteerd, kunnen dus variëren. Wat de hangende correctionele zaken (voorraad) betreft kunnen de cijfers eveneens variëren, wat logisch is gezien deze afhankelijk zijn van het aantal nieuwe zaken. Bovendien blijken de hoven weinig aandacht te spenderen aan de hangende zaken omdat het parket-generaal de zaken vaststelt voor het hof. Voor de eindbeslissingen (output) beroepen de hoven zich wel op hun eigen registratie. Dit betekent dat het aantal eindbeslissingen in principe dient overeen te stemmen met de cijfers van het VBSW. Aanbeveling Het college van de hoven en rechtbanken, dat moet instaan voor de goede algemene werking van de zetel en dat de taken van het vroegere VBSW heeft overgenomen, dient bij voorrang het probleem van de verschillende cijfergegevens in correctionele zaken op te lossen. Bij de uitwerking van een oplossing zullen er ook voldoende interne controlemaatregelen moeten worden voorzien, zodanig dat alle cijfers gecommuniceerd door het parketgeneraal, het VBSW en het hof van beroep kunnen worden afgestemd op elkaar. De betrouwbaarheid van de officiële gepubliceerde statistische gegevens Tijdens het onderzoek is gebleken dat er een probleem is met de betrouwbaarheid van de statistische gegevens die door het VBSW (nu het College van de hoven en rechtbanken) werden gepubliceerd. Het feit dat het VBSW jarenlang cijfers heeft gepubliceerd die duidelijk problematisch waren (nl. de 750-tal correctionele hangende zaken die bij een hof onder de aard van de zaak waren ingeschreven als onbekende groep ) doet vragen rijzen over de controleprocedures bij het VBSW. Temeer die zaken, na verificatie door het hof tijdens dit onderzoek, bij nader inzien door het hof zelf onjuist in de applicatie blijken ingevoerd te zijn en dus geen echte hangende zaken waren. De correctionele stock van dat hof werd gedurende die jaren, ten onrechte, bijna dubbel zo hoog ingeschat (zie punt 8.3.j) Gezien fouten bij het invoeren van de zaken ook bij de andere hoven kunnen voorkomen, rijst dan ook de vraag naar de betrouwbaarheid van de gepubliceerde statistische gegeven in correctionele zaken voor de andere hoven. Zoals hiervoor al werd gezegd (punt 7.1) is de kwaliteit van het cijfermateriaal van essentieel belang gezien dit in het kader van een verzelfstandiging van het beheer van de rechtscolleges een belangrijk gegeven zal zijn voor o.a. de verdeling van de middelen. Aanbeveling Het college van de hoven en rechtbanken dient er zich van te vergewissen dat de statistische gegevens die ze publiceert betrouwbaar zijn. De HRJ beveelt daarom aan dat er een uniforme uitgeschreven registratiehandleiding wordt opgesteld én er regelmatige een audit van deze registratie gebeurt zodat er redelijke zekerheid kan worden verschaft over de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid van de cijfers.

40 36 De precieze inhoud van de stock van hangende zaken Tijdens het onderzoek is gebleken dat de precieze inhoud van de stock aan hangende correctionele zaken van hof tot hof kan verschillen. Zo is er vastgesteld dat er binnen de hoven een verschillende praktijk bestaat met betrekking tot de correctionele zaken die op strafgebied zijn afgesloten maar waarin er nog moet worden beslist over de burgerlijke belangen. In het ene hof is de afwikkeling van de burgerlijke belangen in de statistieken onder een aparte catalogering gekend. Een zaak die er volledig afgehandeld is op strafgebied (eindarrest) wordt er bijgevolg geschrapt uit de hangende zaken. In het andere hof is het geen uitgemaakte zaak dat de afhandeling van de burgerlijke belangen automatisch als een nieuwe zaak wordt behandeld, het wordt eerder aanzien als een incident op een bestaande zaak. Indien de afhandelingen van de burgerlijke belangen wèl als nieuwe zaken worden beschouwd, rijst de vraag of ook hier, net als in burgerlijke zaken, de techniek van de ambtshalve weglatingen (730 2 Ger. W.) kan worden gehanteerd. Het ene hof past deze mogelijkheid van ambtshalve weglating toe, het andere niet. Daarbij komt dat niet alle zaken die worden ingeschreven als nieuwe zaak ook echt een nieuwe zaak uitmaken die ooit zal moeten behandeld worden door het hof van beroep. Dit omdat enerzijds wel elke keer dat hoger beroep wordt aangetekend de desbetreffende zaak wordt ingeschreven, maar anderzijds het parketgeneraal een autonome beoordelingsbevoegdheid heeft om te beslissen wanneer zo n zaak al dan niet wordt vastgesteld voor het hof van beroep. Deze zaken worden meestal maar door de correctionele kamers van het hof van beroep behandeld in de mate ze door het parket-generaal worden ingeleid/vastgesteld d.m.v. een dagvaarding. Zo is het mogelijk dat het parket-generaal, bv. in zaken van stedenbouw eerst onderzoekt of een regularisatie van de situatie tot stand is gebracht alvorens een dagstelling in de zaak te laten betekenen. Dit alles maakt dat de stock aan hangende zaken van het ene hof moeilijk kan worden vergeleken met de stock van een ander hof. Aanbeveling Het college van de hoven en rechtbanken dient er voor te zorgen dat er duidelijke instructies zijn op het vlak van de afwikkeling van de burgerlijke belangen nadat er in de zaak een eindarrest is uitgesproken op strafgebied (inschrijven als nieuwe zaak of niet), zodat hierover geen verschillende praktijken bestaan bij de hoven. Aanbeveling De wetgever dient ervoor te zorgen dat er duidelijk wordt bepaald of de ambtshalve weglating (artikel Ger. W.) ook kan worden toegepast in correctionele zaken waarin een eindarrest is uitgesproken op correctioneel gebied maar niet op het vlak van de afwikkeling van de burgerlijke belangen Vergelijkbaarheid van de gegevens. Naast het probleem van de betrouwbaarheid van de gegevens stelt zich nog een ander probleem, nl. dat van de vergelijkbaarheid van de gegevens. Sommige hoven hebben bevoegdheden die andere hoven niet hebben (voor deze zogenaamde exclusieve bevoegdheden zijn alleen zij voor heel België bevoegd). Elk hof is ook anders samengesteld: de verhouding magistraten t.o.v. referendarissen/juristen kan sterk variëren (in het ene hof is er ongeveer één referendaris/jurist per 20 magistraten, in het andere hof is er ongeveer één referendaris/jurist per 5 magistraten), de verhouding magistraten t.o.v. griffiers en administratief personeel kan

41 37 sterk variëren (in het ene hof zijn er ongeveer evenveel griffiers en administratief personeel als magistraten, in het andere hof zijn er ongeveer 50% meer griffiers en administratief personeel dan magistraten) en de inhoud van de categorie griffiers en administratief personeel kan sterk variëren (de cijfers per hof zeggen bijvoorbeeld niets over de onderlinge verhouding tussen het aantal griffiers (niveau B) en het administratief personeel (niveau C en D), noch over de aanwezigheid in de cijfers van personeel voor het onderhoud, bewaking of beheer van het gebouw, archivarissen, een beheersadviseur of directeur, enz.). Daarbij komt dat de exacte impact van elk personeelstype op de productie (hun aandeel in de productiecapaciteit) onbekend is en ook moeilijk vast te stellen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor de referendarissen/juristen, die in dit onderzoek voor het berekenen van de productiecapaciteit meegeteld worden als ¼ magistraat, maar deze verhouding is niet op wetenschappelijk wijze vastgesteld. Verder onderzoek is nodig om een preciezere verhouding vast te stellen. Gezien de situatie op al deze vlakken verschilt van hof tot hof is een vergelijking tussen de hoven louter op basis van cijfers problematisch. Aanbeveling Als het College of de minister een echte vergelijking zou willen maken tussen de hoven op basis van cijfers en daar gevolgen aan wil verbinden dan moeten de bevoegde instanties bepalen hoe de hoven met verschillende samenstellingen en/of verschillende bevoegdheden met elkaar vergeleken zullen worden Controle op de vaststellingstermijnen en rotatietijd Tijdens de hoorzittingen is gebleken dat alle hoven er een controle op de vaststellingstermijnen op na houden, waar ze ook melding van moeten maken in hun jaarlijkse werkingsverslagen. De eerste voorzitters gebruiken over het algemeen die vaststellingstermijnen om hun achterstand in te schatten. In de meerderheid van de gevallen wordt deze vaststellingstermijnen gecontroleerd door middel van een script in de database van de hoven. Ook wordt deze controle in de meeste hoven uitgevoerd samen met een controle van het nuttig gebruik van de beschikbare zittingstijden (controle van de uitstellen) en een controle van de beraadtermijnen, al dan niet door direct gebruikt van de database. Zoals in hoofdstuk al gesteld is, zijn de vaststellingstermijnen op zich niet genoeg om de behandeltijd van de zaken volledig weer te geven. Dit doet natuurlijk niets af aan de noodzakelijkheid van de door de hoven uitgevoerde controle.

42 38 8. Vaststellingen per hof van beroep 8.1. Hof van Beroep te Antwerpen a. Evolutie van de personeelsbezetting De evolutie van de personeelsbezetting wordt in onderstaande tabel en grafiek in absolute cijfers weergegeven voor enerzijds de magistraten, de referendarissen/juristen en de som van beiden en anderzijds de griffiers en het administratief personeel. Er wordt ook een indexcijfer berekend voor de som van de magistraten en referendarissen en een indexcijfer voor de groep van de griffiers en het administratief personeel (basisindex is 2008). Tabel 1: personeelsbezetting HvB Antwerpen magistraten index (2008 = 100) referendarissen en juristen index (2008 = 100) griffiers en adm personeel index (2008 = 100) ,83 100,00 3,19 100,00 60,08 100, ,95 100,20 4,31 135,26 58,59 97, ,64 99,69 4,42 138,83 57,68 96, ,86 100,05 5,40 169,47 59,06 98, ,66 98,08 5,63 176,83 57,49 95, ,52 101,13 7,58 237,86 54,95 91,46 Grafiek 1: personeelsbezetting HvB Antwerpen Uit deze gegevens blijkt dat het aantal effectieve magistraten in de ganse periode stabiel is gebleven en het aantal referendarissen meer dan verdubbeld (van 3,19 in 2008 naar 7,58 in 2013). Anderzijds is het aantal griffiers en administratieve personeelsleden in dezelfde periode teruggelopen (daling met 1,71 tot 8,54 procent). Tijdens het onderzoek werd opgemerkt dat een belangrijk deel van de magistraten de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken gedurende de komende jaren. Er stelt zich dus een probleem van vergrijzing, waardoor een belangrijk deel van de ervaring zal verloren gaan. Bovendien vreest het hof dat de vacatures niet meer tijdig zullen ingevuld worden.

43 39 b. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen De afwezigheid wegens medische redenen wordt in de onderstaande tabel en grafiek weergegeven als een percentage ten opzichte van de effectieve personeelsbezetting. Tabel 2: evolutie van de afwezigheid om medische redenen HvB Antwerpen magistraten 2,74% 1,41% 1,27% 2,62% 2,70% 1,21% referendarissen en juristen 4,88% 1,15% 1,91% 0,00% 7,04% 11,56% griffiers en administratief personeel 5,24% 5,30% 4,75% 4,11% 4,16% 5,48% Grafiek 2: evolutie van de afwezigheid om medische redenen HvB Antwerpen Uit deze gegevens blijkt dat, behalve voor de referendarissen in 2012 en in 2013, de afwezigheid wegens medische redenen bij de magistraten en de referendarissen beneden de norm van 5 % blijft. Het cijfer voor de referendarissen moet evenwel gerelativeerd worden omdat het een categorie personeelsleden betreft met een geringe omvang, waardoor een langdurige ziekte van één persoon meteen een grote invloed heeft op het percentage. De afwezigheden bij de categorie griffiers en administratief personeel liggen de hele periode in de buurt van de 5%. Dit dient te worden opgevolgd. Het hof merkt hierover het volgende op: - In 2012 steeg het aantal afwezigheden wegens ziekte bij de raadsheren van de burgerlijke kamers ingevolge langdurige ziektes. - De frequentie waarmee een burn-out of andere langdurige ziektes voorkomt is stijgend. - In geval van ziekte van een magistraat gaat de zitting soms toch door uit collegiale overwegingen. - Hoewel de werkdruk voor alle magistraten min of meer gelijk is, is deze niet voor iedereen haalbaar, waardoor er soms een verband is tussen werklast en afwezigheid wegens ziekte. - Momenteel is de werkdruk zeer hoog, waardoor magistraten hun nevenactiviteiten (volgen van opleidingen, zetelen in commissies, ) laten vallen.

44 40 c. De evolutie van het aantal nieuwe zaken (input) Het aantal nieuwe zaken wordt in onderstaande tabel per soort zaak voorgesteld in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008). Tabel 3: evolutie van het aantal nieuwe zaken HvB Antwerpen index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,75 101,42 99,35 119,83 137,50 63, ,96 108,09 126,14 121,79 75,00 88, ,45 110,62 105,88 127,63 112,50 76, ,86 116,37 106,21 121,02 75,00 91, ,27 101,17 109,48 118,50 75,00 76,34 Jeugd KI KI sociaal sociaal In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken. Grafiek 3: evolutie van het aantal nieuwe zaken HvB Antwerpen Uit deze gegevens blijkt dat het aantal nieuwe burgerlijke tussen 2008 en 2010 sterk toeneemt (in 2010 ligt het aantal 18% hoger dan in 2008) om daarna langzaam af te nemen (in 2013 ligt het aantal bijna 10 % minder dan in 2010). Het aantal correctionele stijgt anderzijds systematisch behalve het laatste jaar waar de curve bijna op het niveau van 2008 terug valt. Tot 2011 stijgt ook het aantal zaken van de KI systematisch om daarna licht terug te vallen. Het aantal jeugdzaken stijgt eveneens en vertoont een zeer grote piekwaarde in het jaar 2010 (een stijging met 26% ten opzichte van 2009). Enkel voor Antwerpen wordt vastgesteld dat het aantal van de KI in 2013 hoger ligt dan in 2008, zelfs substantieel hoger (+ 18%) met een piek tot 27 % in Voor alle andere hoven wordt een substantiële daling vastgesteld (minstens 8 %).

45 41 Het hof merkt hierover het volgende op: Wat de burgerlijke zaken betreft wordt gewezen op de toegenomen gemiddelde jaarlijkse instroom: in de jaren gemiddeld 4611 zaken ten opzichte van gemiddeld 4163 zaken in de jaren Wat de stijging van het aantal zaken in de KI betreft heeft het hof geen verklaring. d. De evolutie van het aantal eindbeslissingen (output) Het aantal eindbeslissingen wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 4: aantal eindbeslissingen HvB Antwerpen index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,68 99,36 95,45 119,05 275,00 112, ,76 102,27 118,83 122,99 275,00 87, ,84 105,42 112,01 128,94 175,00 82, ,89 106,29 106,82 122,61 200,00 78, ,75 100,17 105,19 118,42 125,00 79,57 Jeugd KI KI sociaal sociaal In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken. Grafiek 4: evolutie van het aantal eindbeslissingen HvB Antwerpen Uit deze gegevens blijkt dat er een stijging is van het aantal eindbeslissingen in de correctionele vanaf 2010 maar dat in 2013 men weer op het niveau van 2008 terugkomt. In burgerlijke zaken schommelt het aantal eindbeslissingen: daling in 2009 en 2010, stijging in 2011 en opnieuw daling in 2012 en 2013 tot sterk beneden het niveau van 2008 (-12 %).

46 42 Het aantal eindbeslissingen in de KI stijgt sterk tussen 2008 en 2011 en neemt in 2012 en 2013 terug af maar ligt nog steeds 18 % hoger dan in Deze evolutie ligt volledig in de lijn van de vaststelling die hiervoor werd gedaan op het vlak van de nieuwe zaken (zie punt c). De jeugdzaken kennen aanvankelijk een grillig verloop: lichte daling in 2009, sterke stijging in 2010 en een systematische daling vanaf Dit grillige verloop is wellicht te wijten aan het eerder kleine aantal jeugdzaken, waardoor het weinig zinvol is hier conclusies aan te verbinden. Het hof merkt hierover het volgende op: - Het jaar 2008 als vergelijkingsbasis impliceert dat voor Antwerpen wordt vergeleken met hét topjaar qua wegwerking van de gerechtelijke achterstand en op het vlak van de doorlooptijden. Ingevolge een samenwerkingsprotocol met de minister van Justitie, resulterend in de wet van vond in de jaren immers een (tijdelijke) kaderuitbreiding plaats met het oog op de versterking van de strijd tegen de gerechtelijke achterstand. Als doelstelling werd gesteld tegen eind 2008 de behandelingstijden in te korten tot minder dan 12 maanden in burgerlijke zaken en tot minder dan 8 maande in strafzaken. Deze doelstellingen werden gehaald, meer zelf eind 2008 bedroeg de gemiddelde doorlooptijd 8,46 maanden (burgerlijke kamer) en 6,24 maanden (strafkamer). Deze cijfers konden tot 2011 worden gehandhaafd, maar vervolgens liepen de burgerlijke doorlooptijden op exponentiële wijze uit. Dit omdat de burgerlijke instroom exponentieel toenam en omdat er niet kan worden verwacht dat de raadsheren zich blijven inzetten alsof het hof in permanente crisismodus verkeert. - In burgerlijke zaken zorgt het wegvallen van de aanvullende ter-kamers (met 1 beroeps- en 2 plaatsvervangende magistraten die ook arresten maakten) ervoor dat minder zaken uit de stock konden worden weggewerkt: in 2007 waren deze kamers nog goed voor 382 arresten, in 2011 voor 68 en in 2012 nog maar voor 5 arresten. - De wijziging van art Ger. W., door de wet van 26 april 2007, heeft als neveneffect dat steeds minder zaken kunnen weggelaten worden van de rol op grond van art. 730 Ger. W. Alle nieuw ingeleide zaken worden sindsdien immers vastgesteld op vaste datum. Het aantal weglatingen is sinds 2008 dan ook enorm gedaald: van 648 in 2008 naar 246 in Het betekent ook dat het hof sindsdien meer zaken dan voorheen dient te behandelen, want de weggelaten zaken leverden geen werklast op voor de magistraten. - In correctionele zaken is er een grote gelijkenis met de cijfers van het hof voor de periode Dit is echter niet het geval voor 2012, waar het cijfer van het hof lager ligt dan het cijfer in dit verslag. Hiervoor is geen sluitende verklaring gevonden.

47 43 e. Verhouding output/input In de onderstaande tabel en grafiek wordt de output/input verhouding berekend voor zowel de burgerlijke als de correctionele gedurende de periode vanaf 2008 tot en met Het hof heeft tijdens het onderzoek een uitgebreide nota overgemaakt met daarin ook een eigen berekening van de output/input verhouding tot Daarom worden zowel de berekening van de HRJ, gebaseerd op de cijfers van het VBSW, als de berekening van het hof in de tabel opgenomen. Tabel 5: verhouding output/input HvB Antwerpen burgerlijke correctionele VBSW Hof Antwerpen VBSW Hof Antwerpen ,15 1,15 1,06 1, ,04 1,05 1,04 1, ,93 0,94 1,00 1, ,03 1,04 1,01 1, ,99 0,97 0,97 0, ,93 1,05 Grafiek 5: verhouding output/input HvB Antwerpen (bron: VBSW) Uit de vergelijking van de berekeningen blijkt dat de cijfers van het hof tot 2012 geen fundamentele verschillen vertonen met die van de HRJ. De positieve en negatieve scores van de ratio s worden zonder uitzondering geregistreerd in dezelfde jaren en voor dezelfde rol. Uit beide berekeningen blijkt dat de output/input verhouding van de burgerlijke over het algemeen licht positief is, maar een dalende tendens vertoont en in 2010 beduidend lager was dan de kritische waarde één. In 2013 daalt de verhouding volgens de cijfers van het VBSW weer naar het niveau van In correctionele zaken vertoont de output/input verhouding eveneens een dalende tendens, maar zal de ratio pas in 2012 een negatieve waarde bereiken om in 2013 weer duidelijk boven de waarde één terug te komen. Bij de berekening van de productiviteit wordt hierop verder ingegaan (punt h).

48 44 Opmerkelijk is in 2013 de verbetering in correctionele zaken en de tegenoverstelde evolutie in burgerlijke zaken. Het hof merkt hierover het volgende op: - Wat de burgerlijke zaken betreft is de negatieve ratio in 2010 te verklaren door een opmerkelijke piek in het aantal inkomende zaken. In 2011 daarentegen is de positieve ratio te verklaren door het eenmalig wegvallen van 144 fiscale zaken (100 doorhalingen en 44 onontvankelijke in volkomen gelijkaardige zaken). In 2012 was er een piek van ziektedagen bij de burgerlijke raadsheren ingevolge langdurige ziektes, wat de negatieve ratio verklaart. - Zowel in burgerlijke als in correctionele zaken is de dalende trend te wijten aan een stijging van de input en niet aan een vermindering van de output, het hof stelt dat in de periode gemiddeld 4.162,5 zaken gemiddeld aan burgerlijke zaken werden ingeleid terwijl dat gemiddelde gedurende de jaren naar 4.610,8 steeg. Op de input heeft het hof weinig invloed. Waar mogelijk tracht men deze te beperken (vb. via proefproject rond bemiddeling) of een ontradend effect te creëren (vb. zoals naar aanleiding van de grote toename van familiale kort gedingen, voornamelijk te wijten aan de pro deo-zaken, of door het bevorderen van een eenheid van rechtspraak). f. Evolutie van het aantal hangende zaken Het aantal hangende zaken wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 6: aantal hangende zaken per 31 december HvB Antwerpen index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,51 94,98 115,15 125,57 100,00 48, ,60 94,58 145,45 119,32 0,00 50, ,58 93,15 113,64 111,93 40,00 43, ,33 97,93 107,58 99,43 0,00 56, ,00 92,11 122,73 113,64 20,00 53,33 Jeugd KI KI sociaal sociaal In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken.

49 45 Grafiek 6: evolutie van de hangende zaken per 31 december HvB Antwerpen Uit deze gegevens blijkt dat het aantal hangende burgerlijke zaken behoudens een lichte daling in 2009 vrijwel stabiel gebleven is tot 2012, m.a.w. er wordt geen verdere achterstand opgelopen maar er werd ook geen achterstand weggewerkt. In 2013 stijgt de hangende burgerlijke met ongeveer 4 %. Over de hele periode daalt het aantal hangende correctionele om in 2013 bijna 8 % lager te liggen dan in Voor jeugd en KI is de evolutie grillig, maar systematisch boven het niveau van In 2013 is er behalve voor de correctionele een belangrijke stijging vast te stellen. Het hof merkt hierover het volgende op: - In burgerlijke zaken lijkt het alsof het aantal hangende zaken niet verder wordt weggewerkt, maar men moet wel rekening houden met een indrukwekkend gestegen instroom, het wegvallen van de aanvullende ter-kamers en de spectaculaire vermindering van het aantal weglatingen. De werkdruk op de burgerlijke raadsheren is wel degelijk toegenomen en er werd harder gewerkt. - Het hof werkt, om zijn toekomstige reële werklast in te schatten, al jaren met de door het parket-generaal aangeleverde cijfers. Het totaal aantal hangende zaken op 31 december van elk jaar wordt bekomen door bij het cijfer van het geheel der zaken dat staat vastgesteld voor de correctionele kamers het aantal zaken op te tellen dat ligt te wachten voor dagstelling (de stock). Dit levert volgende cijfers op: 1068 zaken in 2008, 1220 zaken in 2009, 981 zaken in 2010, 937 zaken in 2011 en 964 zaken in Deze cijfers liggen over het algemeen een stuk lager dan de cijfers van de HRJ.

50 46 g. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen In onderstaande tabel en grafiek wordt de gemiddelde rotatietijd van de hangende zaken, uitgedrukt in dagen, weergegeven voor de burgerlijke en correctionele. Tabel 7: rotatietijd hangende zaken HvB Antwerpen in aantal dagen burgerlijke correctionele Grafiek 7: rotatietijd hangende zaken HvB Antwerpen Uit deze gegevens blijkt een overeenstemming met de vaststellingen over de evolutie van het aantal hangende zaken: globaal genomen is de rotatietijd van de hangende zaken vrij stabiel, met een zorgwekkende evolutie wat betreft de burgerlijke in 2012 en In correctionele zaken is een lichte daling vast te stellen. Het hof merkt hierover het volgende op: - De stijging in 2010 voor de burgerlijke zaken is te wijten aan de grotere instroom datzelfde jaar en de daling in 2011 is te danken aan het wegvallen van de fiscale zaken. De schommelingen zijn dus niet te wijten aan onregelmatigheden. - Tussen 2008 en 2012 is de gemiddelde doorlooptijd in burgerlijke zaken sterk toegenomen (van +/- 10 maanden in 2008 naar +/- 16,5 maanden in 2013). Dit is onder meer te wijten aan de wet van 26 april 2007, waardoor alle zaken meteen op vaste datum moeten worden vastgesteld, terwijl er vroeger veel zaken op de rol bleven staan en meer toepassing kon worden gemaakt van art. 730 Ger. W. (weglatingen). Het aantal weglatingen is sinds 2008 enorm gedaald (van 648 in 2008 naar 246 in 2012). De komende jaren wordt gevreesd voor een forse toename van de doorlooptijd gezien de permanente stijgende input en het wegvallen van de weglatingen.

51 47 - In correctionele zaken ligt de gemiddelde doorlooptijd volgens het hof aanzienlijk lager dan wat het onderzoek laat uitschijnen, sinds 2010 zelfs onder de 200 dagen. Dit ten gevolge van de andere telmethodiek voor het begrip hangende zaken en ook omdat in de mate dat alle burgerlijke vorderingen worden meegeteld over de jaren heen ook de weglatingen in burgerlijke vorderingen dienen meegeteld te worden. Er is geen achterstand. h. Verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit Eerst wordt de evolutie van de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens in punt a (personeelsbezetting) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 8: productiecapaciteit HvB Antwerpen magistraten referendarissen en juristen referendarissen en juristen x 0,25 magistraten en (referendarissen x 0,25) index (2008 = 100) ,83 3,19 0,80 61,63 100, ,95 4,31 1,08 62,03 100, ,64 4,42 1,11 61,75 100, ,86 5,40 1,35 62,21 100, ,66 5,63 1,41 61,07 99, ,52 7,58 1,89 63,41 102,90 Grafiek 8: de productiecapaciteit bij het HvB Antwerpen Uit deze gegevens blijkt dat de productiecapaciteit over de volledige periode stabiel is gebleven, met een heel lichte stijging in Vervolgens wordt de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit voorgaande tabel (productiecapaciteit) en punt d (output) van dit hoofdstuk van het verslag.

52 48 Tabel 9: verhouding index output/index productiecapaciteit HvB Antwerpen index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,05 98,72 94,84 118,28 273,22 112, ,57 102,08 118,60 122,76 274,47 86, ,88 104,43 110,96 127,73 173,36 82, ,77 107,26 107,79 123,73 201,83 79, ,28 97,35 102,23 115,08 121,48 77,33 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken. Grafiek 9: verhouding index output/index magistraten en referendarissen HvB Antwerpen Uit deze gegevens blijkt dat in burgerlijke zaken de waarden zich sinds 2008 steeds beneden de 100 bevinden, met uitzondering van 2011 (101,88). Dit wil zeggen dat de productie in burgerlijke zaken minder gestegen is dan de productiecapaciteit. Voor de correctionele zaken wordt in 2009 eveneens een waarde (nipt) beneden de 100 waargenomen, terwijl in 2010, 2011 en 2012 waarden worden waargenomen boven de 100 om in 2013 weer onder de 100 te vallen. In 2010 tot 2012 was de stijging van de productie dus groter dan de stijging van de productiecapaciteit. In de KI liggen de waarden steeds hoger dan 100, de evolutie van de productie ligt dus systematisch hoger dan de evolutie van de gemiddelde personeelsbezetting. In jeugdzaken is er enkel in 2009 een waarde onder de 100. De andere jaren ligt ook hier de evolutie van de productie hoger dan de evolutie van de gemiddelde personeelsbezetting. Algemeen moet worden vastgesteld dat in de laatste jaren de evolutie een dalende lijn vertoont.

53 49 i. Index van vertegenwoordiging van financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken Voor de burgerlijke financiële wordt de graad van vertegenwoordiging berekend in onderstaande tabel. Tabel 10: index van vertegenwoordiging in de hangende zaken HvB Antwerpen Hangende zaken nieuwe zaken index van burgerlijk vertegenwoordiging totaal financieel % aandeel totaal financieel % aandeel ,39% ,22% 1, ,81% ,98% 1, ,24% ,33% 1, ,09% ,92% 1, ,45% ,49% 1,00 Uit deze gegevens blijkt dat er geen sprake is van een significante oververtegenwoordiging van de financiële burgerlijke in de hangende burgerlijke zaken binnen het hof. Dit wil zeggen dat financiële burgerlijke zaken niet significant trager worden afgehandeld dan de gemiddelde burgerlijke zaak.

54 Hof van beroep te Brussel a) Evolutie van de personeelsbezetting De evolutie van de personeelsbezetting wordt in onderstaande tabel en grafiek in absolute cijfers weergegeven voor enerzijds de magistraten, de referendarissen/juristen en de som van beiden en anderzijds de griffiers en het administratief personeel. Er wordt ook een indexcijfer berekend voor de som van de magistraten en referendarissen en een indexcijfer voor de groep van de griffiers en het administratief personeel (basisindex is 2008). Tabel 11: personeelsbezetting HvB Brussel magistraten index (2008 = 100) referendarissen en juristen index (2008 = 100) griffiers en adm personeel ,07 100,00 10,20 100,00 74,55 100, ,38 98,99 7,33 71,91 70,75 94, ,95 96,89 10,31 101,07 68,47 91, ,41 99,03 9,51 93,27 73,60 98, ,32 100,37 7,97 78,10 76,71 102, ,67 97,94 11,47 112,45 72,91 97,80 index (2008 = 100) Grafiek 10: personeelsbezetting HvB Brussel Uit deze gegevens blijkt dat het totale aantal effectief beschikbare magistraten tijdens de onderzochte periode licht is afgenomen en in 2013 ongeveer 2% lager ligt dan in Het aantal referendarissen en juristen is over het algemeen eveneens afgenomen, zij het sterker (met uitschieters in 2009 (- 28 %) en 2012 (- 21,9 %)), maar ligt in 2013 wel 12,45 % hoger dan in De categorie griffiers en administratief personeel is over het algemeen ook afgenomen en ligt enkel in 2012 hoger (bijna 3 %) dan in het referentiejaar Tijdens het onderhoud op 24 november 2014 merkte de eerste voorzitter van het hof op dat de (oorspronkelijke) cijfers in de werkingsverslagen van het hof niet correct waren wat de magistraten betreft wegens een misverstand m.b.t. de delegaties. In 2009 zouden er 66,10 VTE s geweest zijn, in ,7 VTE s en in ,7 VTE s. Een berekening met correcte cijfers zou navolgend worden overgemaakt aan de HRJ, maar werd niet

55 51 ontvangen. Evenmin ontving de HRJ van het hof een werkingsverslag voor het jaar De HRJ was derhalve in de onmogelijkheid om in het verslag van 16 december 2015 de personeelsbezetting in 2013 weer te geven zoals ze dat voor de andere hoven heeft gedaan. Ten tijde van de afronding van het verslag werd nog steeds geen werkingsverslag voor 2013 ontvangen. De HRJ heeft de gegevens over de personeelsbezetting wel via een andere weg bekomen. Tijdens het onderhoud op 8 april 2016 met de eerste voorzitter van het hof werden de cijfers m.b.t. de magistraten, ook voor het jaar 2013, ter plaatse nagekeken en opnieuw berekend, samen met de eerste voorzitter. Er werd overeenstemming bereikt over de cijfers die in bovenstaande tabel zijn opgenomen. De cijfers m.b.t. de personeelscategorieën referendarissen en juristen en griffiers en administratief personeel, zoals ze zijn opgenomen in het ontwerp van werkingsverslag en aan de algemene vergadering van het hof ter goedkeuring zullen worden voorgelegd, werden op 13 mei 2016 door de eerste voorzitter overgemaakt. 27 b) Evolutie van de afwezigheid om medische redenen De afwezigheid wegens medische redenen wordt in de onderstaande tabel en grafiek weergegeven als een percentage ten opzichte van de effectieve personeelsbezetting. Tabel 12: evolutie van de afwezigheid om medische redenen HvB Brussel magistraten 1,33% 1,60% 2,63% 3,13% 2,29% 4,22% referendarissen en juristen 5,38% 20,96% 1,82% 1,92% 7,69% 4,28% griffiers en administratief personeel 4,42% 9,71% 10,98% 8,05% 7,46% 6,32% Grafiek 11: evolutie van de afwezigheid om medische redenen HvB Brussel Uit deze gegevens blijkt dat de afwezigheid van de griffiers en het administratief personeel sinds 2009 constant hoger ligt dan het normcijfer van 5% en in 2010 steeg tot bijna 11%. Dit impliceert dat er sprake is van een vrij belangrijk capaciteitsverlies ten gevolge van ziektes en dat deze ongunstige situatie dient te worden opgevolgd. In de groep van referendarissen worden er sterke pieken en dalen vastgesteld, maar gezien deze groep bestaat uit een beperkt aantal personen heeft de ziekte van enkelen meteen een grote impact op het percentage 27 Uiteindelijk werd het werkingsverslag over het jaar 2013 op 6 juni 2016 door de algemene vergadering van het hof goedgekeurd.

56 52 afwezigheden en zijn de schommelingen vaak sterk maar minder relevant. Bij de magistraten zijn er minder grote schommelingen en de waarden zijn over het algemeen laag. Het hof merkt hierover het volgende op: - De cijfers voor de magistratuur zijn laag, maar dat komt ook omdat het hof niet op de hoogte is van alle ziektedagen (zie opmerkingen bij de methodologie ). - Langdurige afwezigheden komen zelden voor en zijn niet altijd aan burn out of psychische omstandigheden toe te schrijven. - Er moet langer gewacht worden op vervanging van personeelsleden dan magistraten wanneer ze het hof verlaten, bijvoorbeeld bij opruststelling, waardoor er een gebrek aan griffiers dreigt om alle zittingen te laten doorgaan. c) De evolutie van het aantal nieuwe zaken (input) Het aantal nieuwe zaken wordt in onderstaande tabel per soort zaak voorgesteld in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008). Tabel 13: evolutie van het aantal nieuwe zaken HvB Brussel index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,15 99,31 104,28 106,50 110,00 92, ,19 94,24 116,21 109,13 150,00 165, ,04 91,50 119,57 104,02 130,00 124, ,10 95,34 125,08 88,97 240,00 95, ,27 90,61 123,85 93,06 120,00 131,71 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken. Grafiek 12: evolutie van het aantal nieuwe zaken HvB Brussel

57 53 Gezien de gegevens m.b.t. de nieuwe zaken uit de statistieken van het VBSW worden overgenomen en niet uit de werkingsverslagen kan hier wel de evolutie tot en met 2013 worden weergegeven. Ten opzichte van 2008 blijft het aantal nieuwe burgerlijke stabiel tot 2012, om in 2013 met een tiental procent te dalen. De correctionele daalden over de gehele periode met ongeveer 10 % en de van de KI met ongeveer 7 %. De daling is continu voor de burgerlijke sinds haar maximale waarde in 2009 en voor de correctionele sinds Het aantal jeugdzaken is systematisch toegenomen tot 2012 maar kent een lichte teruggang in Gezien echter het gering aantal jeugdzaken is deze stijging in nominale cijfers minder spectaculair dan onder vorm van een indexcijfer. De gedaalde activiteit van de KI is in overeenstemming met de tendens die wordt vastgesteld bij vier van de vijf hoven van beroep, al moet worden opgemerkt dat de daling zich in Brussel pas in 2012 manifesteerde. Het aantal nieuwe in de KI lag tussen 2008 en 2011 wel systematisch hoger. Het hof merkt hierover op dat er verschillen bestaan tussen de cijfers van het VBSW en degene die door het hof zelf werden berekend. Het totaal van de correctionele rollen (correctioneel, jeugd, KI, KI sociaal en sociaal) bedraagt in 2012 volgens het VBSW Volgens de eigen cijfers van het hof gaat het om Voor de andere jaren gaf het hof geen aanduiding van de precieze verschillen die het vaststelt. Gezien de aangehaalde verschillen klein zijn (ongeveer 2%), zijn zij niet van die aard dat ze een invloed hebben op de in dit bijzonder onderzoek vastgestelde tendensen. d) De evolutie van het aantal eindbeslissingen (output) Het aantal eindbeslissingen wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 14: aantal eindbeslissingen HvB Brussel index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,52 109,93 106,94 103,78 122,22 86, ,36 100,51 117,98 105,29 177,78 100, ,01 104,20 124,61 104,32 144,44 97, ,61 99,06 129,65 88,56 255,56 95, ,27 91,59 122,40 92,52 111,11 93,48 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken.

58 54 Grafiek 13: evolutie van het aantal eindbeslissingen HvB Brussel Uit deze gegevens blijkt dat voor de burgerlijke, behalve in 2010, het aantal eindbeslissingen steeds lager was dan in In de correctionele worden enkele schommelingen vastgesteld en is het aantal eindbeslissingen in 2012 ongeveer gelijk aan het aantal eindbeslissingen in 2008 (zeer lichte daling) om in 2013 met 7,53 % te zakken. Het aantal eindbeslissingen in de KI daalt in 2012 tot een niveau dat significant lager is dan dat van 2008, wat een rechtstreeks gevolg is van de daling van het aantal nieuwe zaken in 2012 (zie punt c.) in 2013 stijgt de curve weer licht. De jeugdzaken daarentegen stegen jaar na jaar en liggen in % hoger dan in 2008 en in %. Algemeen wordt in 2013 een dalende tendens vastgesteld voor alle afgebeelde categorieën behalve voor de KI. Het hof merkt hierover het volgende op: - De grote piek in 2010 in de burgerlijke is vooral het gevolg van de toepassing van de ambtshalve weglatingen (art Ger.W.). - Sinds jaren was het probleem van achterstand het grootst bij de burgerlijke zaken, daarom werden daar meer middelen ingezet, wat dan weer ten koste ging van het correctionele in Er bestaan verschillen tussen de cijfers van het VBSW en degene die door het hof zelf werden berekend. Het totaal bedraagt voor de correctionele rollen (correctioneel, jeugd, KI, KI sociaal en sociaal) in 2012 volgens het VBSW 4307 eindbeslissingen. Volgens de eigen cijfers van het hof gaat het om 4340 eindbeslissingen. Voor de andere jaren gaf het hof geen aanduiding van de precieze verschillen die het vaststelt. Gezien de aangehaalde verschillen klein zijn (ongeveer 0,5%), zijn zij niet van die aard dat ze een invloed hebben op de in dit bijzonder onderzoek vastgestelde tendensen.

59 55 e) Verhouding output/input In de onderstaande tabel en grafiek wordt de output/input verhouding berekend voor zowel de burgerlijke als de correctionele gedurende de periode vanaf 2008 tot en met Tabel 15: verhouding output/input HvB Brussel burgerlijke correctionele ,12 0, ,96 1, ,37 1, ,01 1, ,09 0, ,12 0,96 Grafiek 14: verhouding output/input HvB Brussel Uit deze gegevens blijkt dat in burgerlijke zaken de ratio output/input, met uitzondering voor het jaar 2009, positief is. De grote piek in 2010 (ratio 1,37) is uiteraard het logische gevolg van de piek in de eindbeslissingen in 2010, te danken aan de toepassing van de ambtshalve weglatingen (art Ger.W.). In correctionele zaken is de ratio negatief voor 2008, 2012 en 2013 en positief tussen 2009 en De negatieve tendens versterkt zich in 2013 t.o.v De vaststelling die de minister in haar brief doet, nl. dat in 2012 de verhouding output/input in correctionele zaken negatief is, is correct, maar daar staat tegenover dat in hetzelfde jaar deze ratio voor de burgerlijke sterk is gestegen. Vermits de burgerlijke in grotere aantallen voorkomen (ongeveer driemaal zoveel) lijkt deze stijging van die aard dat ze de terugval voor de correctionele ruimschoots compenseert. Het hof merkt hierover het volgende op: - Er was sinds jaren een probleem met de achterstand in de burgerlijke zaken, waardoor beslist werd om meer middelen in te zetten voor deze, wat dan weer ten koste ging van het correctionele in Het hof volgt de evolutie van de output/input ratio op en houdt hiermee rekening voor de managementbeslissingen.

60 56 f) De evolutie van het aantal hangende zaken Het aantal hangende zaken wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 16: aantal hangende zaken per 31 december HvB Brussel index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,41 95,94 103,03 111,65 100,00 92, ,94 95,22 112,12 134,59 0,00 180, ,51 89,07 106,06 115,04 0,00 204, ,61 90,50 103,03 105,26 100,00 184, ,21 93,49 128,79 101,13 300,00 228,00 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken. Grafiek 15: aantal hangende zaken per 31 december HvB Brussel Uit deze gegevens blijkt dat het aantal hangende burgerlijke zaken sinds 2009 continu is gedaald. Ten opzichte van 2008 impliceert dit een daling met ongeveer 18 %. Ook het aantal hangende correctionele zaken is tot 2011 afgenomen, om vanaf 2012 weer te stijgen, echter zonder het niveau van 2008 te bereiken. Opmerkelijk is de sterke stijging in jeugdzaken, maar met een absoluut getal van 85 in 2013 heeft het geen doorslaggevende betekenis. Deze evoluties zijn in overeenstemming met de vaststellingen omtrent de output/input ratio, met dien verstande dat waar de output/input ratio positief is het aantal hangende zaken daalt en waar de ratio negatief is het aantal hangende zaken stijgt.

61 57 g) De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen In onderstaande tabel wordt de gemiddelde rotatietijd van de hangende zaken uitgedrukt in dagen weergegeven voor de burgerlijke en correctionele. Tabel 17: rotatietijd hangende zaken HvB Brussel in aantal dagen burgerlijke correctionele Grafiek 16: rotatietijd hangende zaken HvB Brussel Uit deze gegevens blijkt dat tussen 2008 en 2009 de rotatietijd voor de burgerlijke zaken is toegenomen, wat te verklaren is door de output/input verhouding die in 2009 lager was dan één. Sinds 2009 neemt ze af en in 2010 wordt zelfs een extreme daling vastgesteld, die echter te wijten is aan de extreme stijging van de output in dat jaar ten gevolge van het toepassen van de weglatingsprocedure (zie supra). In 2013 is een geringe verhoging te melden. Voor de correctionele vertoont het verloop van de waarden minder belangrijke schommelingen. In 2013 ligt de rotatietijd wel iets hoger dan in 2008.

62 58 h) Verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit Eerst wordt de evolutie van de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens in punt a (personeelsbezetting)van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 18. productiecapaciteit HvB Brussel magistraten referendarissen en juristen referendarissen en juristen x 0,25 magistraten en (referendarissen x 0,25) index (2008 = 100) ,07 2,55 0,64 68,71 100, ,38 7,33 1,83 69,21 100, ,95 10,31 2,58 68,53 99, ,41 9,51 2,38 69,79 101, ,32 7,97 1,99 70,31 102, ,67 11,47 2,87 69,54 101,21 Grafiek 17: de productiecapaciteit bij HvB Brussel Uit deze gegevens blijkt dat de productiecapaciteit in deze periode globaal gezien stabiel is gebleven. Vervolgens wordt de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit voorgaande tabel (productiecapaciteit) en punt d (output) van dit hoofdstuk van het verslag.

63 59 Tabel 19:. verhouding index uitstroom/index productiecapaciteit HvB Brussel index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,86 109,12 106,16 103,02 121,33 86, ,69 100,77 118,29 105,56 178,25 100, ,63 102,59 122,68 102,70 142,21 96, ,40 96,80 126,70 86,54 249,73 93, ,21 90,50 120,94 91,41 109,78 92,36 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken. Grafiek 18: verhouding index uitstroom/index productiecapaciteit HvB Brussel In 2009 zien we in de correctionele en de burgerlijke een tegengestelde evolutie in de verhouding van de index van de uitstroom t.o.v. de index van de productiecapaciteit: in de burgerlijke zakt de verhouding tot 88,86 en in de correctionele stijgt de verhouding tot 109,12. In 2010 daarentegen is de verhouding in burgerlijke zaken 124,69 (dus een zeer grote stijging t.o.v. 2009) en 100,77 in correctionele (dus een daling t.o.v maar nog steeds nipt beter dan het referentiejaar 2008-). De grote stijging in burgerlijke zaken is het gevolg van de grote piek in 2010 van de output, die volgens het hof zelf te danken is aan de toepassing van de ambtshalve weglatingen (zie punt d). In 2011 valt de verhouding in burgerlijke zaken weer volledig terug op het niveau van 2009 (87,63), terwijl de verhouding in correctionele zaken vrij stabiel blijft (102,59). In 2012 verbetert de verhouding licht in burgerlijke zaken (94,40) en vermindert de verhouding licht in correctionele zaken (96,80), maar beiden leveren dus waarden die onder de 100 liggen.

64 60 In 2013 ten slotte daalt de verhouding zowel in burgerlijke (88,21) als in correctionele zaken (90,50) en liggen beiden ruim onder de 100. In jeugdzaken valt een systematische stijging waar te nemen tot 2012 (126,70), met een kleine terugval in 2013 (120,94). In KI-zaken is er een lichte stijging tot 2010 (105,56), daarna een vrij grote daling tot 2012 (86,54) en in 2013 opnieuw een lichte stijging (91,41). Enkel in 2010 leveren alle verhoudingen waarden op die hoger zijn dan 100. Dit impliceert dat er in verhouding met het aantal magistraten en referendarissen op alle terreinen meer werd geproduceerd. i) Index van vertegenwoordiging financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken In onderstaande tabel wordt het aandeel van de financiële burgerlijke berekend in de hangende zaken en in de nieuwe zaken. De verhouding tussen beide aandelen vormt de graad van vertegenwoordiging. Tabel 20: index van vertegenwoordiging in de hangende zaken HvB Brussel Hangende zaken nieuwe zaken index van Burgerlijk vertegenwoordiging Totaal financieel % aandeel Totaal financieel % aandeel ,95% ,35% 0, ,27% ,56% 1, ,36% ,43% 1, ,58% ,35% 1, ,28% ,15% 1,30 Uit deze gegevens blijkt dat voor de burgerlijke zaken de financiële in een toenemende mate oververtegenwoordigd geraken in het aantal hangende zaken. Dit wil zeggen dat de financiële zaken in toenemende mate trager worden afgehandeld dan de gemiddelde burgerlijke zaak. Deze situatie moet opgevolgd worden.

65 Hof van Beroep te Gent a. Evolutie van de personeelsbezetting De evolutie van de personeelsbezetting wordt in onderstaande tabel en grafiek in absolute cijfers weergegeven voor enerzijds de magistraten, de referendarissen/juristen en de som van beiden en anderzijds de griffiers en het administratief personeel. Er wordt ook een indexcijfer berekend voor de som van de magistraten en referendarissen en een indexcijfer voor de groep van de griffiers en het administratief personeel (basisindex is 2008). Tabel 21: personeelsbezetting HvB Gent magistraten index (2008 = 100) referendarissen en juristen index (2008 = 100) griffiers en adm personeel index (2008 = 100) ,46 100,00 1,50 100,00 84,36 100, ,33 97,96 2,00 133,33 83,35 98, ,11 102,98 7,98 531,82 86,81 102, ,79 95,19 7,98 532,12 84,14 99, ,87 98,94 7,98 532,12 85,46 101, ,84 95,28 11,75 783,64 81,55 96,66 Grafiek 19: personeelsbezetting HvB Gent Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat er zich een probleem voordoet met de telling van het aantal personeelsleden gedurende de jaren 2008 tot en met Het onderhoudspersoneel (17 personen) en de huisbewaarders (2 personen) werden gedurende die jaren niet opgenomen in het werkingsverslag van het hof. Omdat het de bedoeling is de cijfers te kunnen vergelijken doorheen de tijd, werd ervoor geopteerd om voor deze drie jaren (2008, 2009 en 2010) de cijfers van het administratief personeel met 19 VTE s te verhogen, teneinde tot een correcte vergelijking te kunnen overgaan. In de bovenstaande tabel werd dit reeds verwerkt.

66 62 De tabel toont aan dat het aantal magistraten over de beschouwde periode vrij stabiel is gebleven (met uitschieters van + 2,98 % in 2010 tot 4,81 % in 2011), maar dat het aantal referendarissen enorm is is toegenomen op zes jaar tijd (van 1,5 in 2008 naar 11,75 in 2013). De categorie griffiers en administratief personeel is in dezelfde periode vrij stabiel gebleven en ligt in ,3 % hoger dan in 2008 om in ,3 % onder het niveau van 2008 te dalen. Het hof merkt hierover het volgende op: - Het hof heeft een aantal referendarissen gekregen in eerste instantie omwille van de zaak Lernout en Hauspie en vervolgens nog een aantal omdat de beleidsverantwoordelijken inzagen dat dit hof historisch onderbedeeld was. - Het magistratenkader van het hof te Brussel is de laatste 20 jaar gegroeid met meer dan 50 %, dat van Antwerpen met 45 %, dat van Luik en Bergen met 35 % en dat van Gent met 24 %. Het college van eerste voorzitters bij de hoven van beroepen de arbeidshoven heeft zich in een vergadering van 29 september 2014 eenparig geschaard achter de aanspraak van het hof van Gent om zijn kader uitgebreid te zien met minstens 2 magistraten. - De aanwerving van (goedkope) referendarissen (met een minderwaardig statuut) is geen parate noch werkzame oplossing voor het wegwerken van de werkvoorraad waarmee het hof te kampen heeft. Alle goede referendarissen beogen zo snel mogelijk een overgang naar de magistratuur. De energie die magistraten moeten steken in de opleiding van deze referendarissen levert om die reden onvoldoende return op. Anderen zijn ongeschikt voor het werk op het niveau van een hof en worden dan ook meestal ingezet voor eerder repetitieve taken of het maken van samenvattingen. Doordat de meeste een statutaire betrekking hebben, zijn ze niet zomaar te vervangen. - De verhouding tussen magistraten enerzijds en personeel en referendarissen anderzijds zit fout en zou minstens 1/3 moeten zijn om de werkvoorraad doelmatig en met succes aan te pakken. b. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen De afwezigheid wegens medische redenen wordt in de onderstaande tabel en grafiek weergegeven als een percentage ten opzichte van de effectieve personeelsbezetting. Tabel 22: evolutie van de afwezigheid om medische redenen HvB Gent magistraten 2,07% 2,69% 1,09% 4,24% 2,94% 2,78% referendarissen en juristen 0,00% 0,00% 0,28% 0,23% 0,23% 2,05% griffiers en administratief personeel 3,95% 3,16% 5,65% 4,68% 5,87% 7,99%

67 63 Grafiek 20: afwezigheid wegens ziekte HvB Gent Omdat er zich een probleem stelde met de categorie administratief personeel in de periode vanaf 2008 tot en met 2010, waarbij het onderhouds- en bewakingspersoneel niet werd opgenomen, ontstaat er een breekpunt in de vergelijkbaarheid van de gegevens. De afwezigheid wegens medische redenen wordt voor deze jaren berekend zonder de opname van de 19 leden van het onderhouds- en bewakingspersoneel omdat van deze personeelsleden er geen gegevens over hun afwezigheid werden opgenomen in de werkingsverslagen. De berekende waarden hebben voor deze jaren dus slechts een indicatief karakter. Uit de andere gegevens blijkt dat er zich in geen enkele groep een systematisch probleem voordoet inzake capaciteitsverlies wegens een bijzonder hoog afwezigheidspercentage. Wel wordt vastgesteld dat de waarde voor de griffiers en het administratief personeel in 2012 is gestegen tot boven het normcijfer van 5 % en in 2013 tot bijna 8 %, wat moet worden opgevolgd. Het hof merkt hierover het volgende op: - De redenen van deze afwezigheden zijn veelal van aard dat een beheersing quasi onmogelijk is (therapie voor kanker, operaties aan rug en heupen). Dit verklaart de forse stijging in 2011 en 2012 en zal zich in 2014 opnieuw manifesteren. - Burn-out wordt meestal veroorzaakt door bovenmatige werklast die men niet kan verminderen omdat het hof er anders op afgerekend wordt. - Wanneer één magistraat langdurig ziek wordt, heeft dit een grotere impact op het gemiddelde vermits ze met minder zijn dan het administratief personeel. - Momenteel is het probleem het grootst in de burgerlijke sectie, waar een 20-tal magistraten werken.

68 64 c. De evolutie van het aantal nieuwe zaken (input) Het aantal nieuwe zaken wordt in onderstaande tabel per soort zaak voorgesteld in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008). Tabel 23: Aantal nieuwe zaken HvB Gent index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,94 109,43 87,89 105,22 100,00 68, ,41 122,31 94,74 98,81 40,00 66, ,40 128,99 86,84 99,20 40,00 73, ,49 122,66 91,58 91,47 100,00 76, ,66 123,93 78,42 93,99 260,00 76,34 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken. Grafiek 21: Aantal nieuwe zaken HvB Gent Er wordt vastgesteld dat de instroom van het aantal burgerlijke en correctionele stijgt tot en met het jaar 2011, maar dat er in 2012 een daling is die zich voor de burgerlijke in 2013 voortzet. De stijging van het aantal correctionele bedraagt sinds 2010 meer dan 20 % ten opzichte van De burgerlijke zijn na een stijging in 2012 teruggevallen op ongeveer het niveau van Het aantal van de KI daalt vanaf 2009 tot 2012 en stijgt licht in 2013, wat in overeenstemming is met de tendens die ook in drie andere hoven wordt vastgesteld. Het hof merkt hierover op dat correctionele zaken met gedetineerden snel worden vastgesteld door de procureur-generaal en de agenda s van de correctionele kamers steeds voor de komende 3 à 4 maanden worden volgeboekt.

69 65 d. De evolutie van het aantal eindbeslissingen (output) Het aantal eindbeslissingen wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 24: Aantal eindbeslissingen HvB Gent index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,89 89,97 104,17 103,71 116,67 111, ,28 101,21 96,43 99,69 16,67 78, ,20 124,94 101,79 97,03 50,00 67, ,59 131,15 104,76 88,86 50,00 46, ,37 116,94 79,76 91,18 233,33 52,00 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken. Grafiek 22: Aantal eindbeslissingen HvB Gent Uit deze gegevens blijkt dat er sprake is van een grote stijging van het aantal eindbeslissingen in de correctionele (in 2012 ligt het aantal 31 % hoger dan in 2008) met een terugval in 2013 (maar nog 17 % hoger dan in 2008), terwijl het aantal eindbeslissingen in burgerlijke is afgenomen (daling van 9 % in 2012 ten opzichte van 2008) met een lichte verbetering in 2013 zonder het niveau van 2008 te bereiken. Het aantal eindbeslissingen in de KI daalde vanaf 2009, wat een rechtstreeks gevolg is van de daling van het aantal nieuwe zaken in deze periode (zie punt c.). De daling bedraagt 9 % in 2013 ten opzichte van De curve die de eindbeslissingen in jeugdzaken weergeeft blijft tot 2012 redelijk stabiel maar daalt met 25 % in 2013.

70 66 Het hof merkt hierover het volgende op : - In de penale sector daalde het aantal arresten in (vooral) 2009 en 2010 vergeleken met Een van de verklaringen hiervoor kan gevonden worden in de nasleep van de zaak Lernout & Hauspie (ingeleid op 21 mei 2007, in beraad genomen in januari 2009, arrest van 2100 bladzijden uitgesproken op 20 september 2010). Deze zaak heeft zeer lage tijd drie magistraten geïmmobiliseerd. Daarbij komt dat van 2008 tot 2011 een groot aantal assisenzaken werd behandeld. - Gezien de activiteiten van de KI zijn afgenomen, is daar capaciteit vrijgekomen en werd één van de zes magistraten weggehaald uit de KI om elders te worden ingezet. - De historische onderbedeling van het Hof te Gent, die nu ook wordt erkend door de andere hoven (zie ook punt a), heeft vanzelfsprekend een invloed op de output. - De voorzitter heeft de mogelijkheid om aan een bepaalde sector meer magistraten toe te wijzen en er zo de productie te verhogen, maar dat wreekt zich dan in de sectoren waar deze magistraten zijn weggehaald gezien het tekort aan magistraten structureel is. Daar is door het hof niets aan te doen. - De laatste jaren is de productie van het hof zeer goed ten overstaan van de andere hoven. e. Verhouding output/input In de onderstaande tabel en grafiek wordt de output/input verhouding berekend voor zowel de burgerlijke als de correctionele gedurende de periode vanaf 2008 tot en met Tabel 25: verhouding output/input HvB Gent burgerlijke correctionele ,07 1, ,05 0, ,97 0, ,87 1, ,93 1, ,99 1,05 Grafiek 23: verhouding output/input HvB Gent

71 67 De gegevens tonen duidelijk dat er een dalende tendens is voor de output/input ratio bij de burgerlijke, terwijl de ratio voor de correctionele vanaf 2011 is gestegen tot een zeer hoge waarde in In 2013 buigen beide curves naar de kritische waarde één toe. De zeer hoge waarde in 2012 voor de correctionele heeft duidelijk een positieve invloed op het aantal hangende zaken. Het omgekeerde doet zich in de burgerlijke zaken voor (zie punt f). Het hof merkt hierover het volgende op: Het verschil is te wijten aan de verhoging van de instroom terwijl de theoretische verwerkingscapaciteit dezelfde bleef. Het probleem van de afwezigheid om medische redenen deed zich vooral voor in de burgerlijke sectie, waar een 20-tal magistraten werken. f. De evolutie van het aantal hangende zaken Het aantal hangende zaken wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 26: Aantal hangende zaken per 31 december HvB Gent index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,84 107,65 85,96 101,26 0,00 68, ,36 115,64 117,54 89,20 50,00 57, ,48 108,04 107,02 94,72 0,00 58, ,83 89,94 103,51 103,27 100,00 75, ,16 87,43 96,49 117,34 50,00 89,19 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken. Grafiek 24: Hangende zaken HvB Gent

72 68 De gegevens tonen aan dat het aantal hangende burgerlijke zaken steeg vanaf Deze vaststelling volgt logischerwijs uit de reeds gedane vaststelling (zie punt e) dat de verhouding output/input in burgerlijke zaken vanaf 2010 onder één ligt. Het aantal hangende correctionele zaken is sinds 2010 in belangrijke mate afgenomen tot een niveau dat lager is dan in Zie in dit verband ook op welke problemen de HRJ in zijn onderzoek is gestoten m.b.t. cijfers van de hangende correctionele zaken bij het hof van Gent (punt j). De hangende op de KI worden op deze grafiek weergegeven, maar gezien het Gerechtelijk Wetboek zeer strikte en korte termijnen voorziet voor de behandeling van dit soort zaken, volgt de output in principe steeds de input. Toch stelt men vast dat sinds 2010 de voorraad in belangrijke mate gestegen is, maar in absolute waarde is deze stijging gering. Het hof merkt hierover het volgende op: - Voor de burgerlijke hangende zaken is er een klein verschil met de cijfers van het hof: er zouden hangende zaken zijn in 2012 i.p.v De stijging van het aantal burgerlijke hangende zaken is te wijten aan de stijging van het aantal nieuwe zaken, terwijl het niveau van de afgehandelde zaken hetzelfde bleef. - Voor de penale zaken gaat het hof voort op de cijfers van het parket-generaal en hieruit zou blijken dat voor de KI er in 2012 maar 239 zaken i.p.v. 411 hangende zaken zijn; voor jeugd in dezelfde periode worden maar 20 i.p.v. 59 teruggevonden. g. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen In onderstaande tabel en grafiek wordt de gemiddelde rotatietijd van de hangende zaken, uitgedrukt in dagen, weergegeven voor de burgerlijke en correctionele. Tabel 27: Rotatietijd HvB Gent in aantal dagen burgerlijke correctionele

73 69 Grafiek 25: Rotatietijd HvB Gent Uit deze gegevens blijkt dat de rotatietijd voor de burgerlijke een stijgende tendens vertoont sinds 2009 met een dalende lijn in Dit hangt samen met de evolutie zowel van het aantal eindbeslissingen en de hangende zaken die behalve het laatste jaar geen gunstig verloop kende. Voor de correctionele is de rotatietijd sinds 2009 duidelijk in dalende lijn met een lichte opgaande evolutie in Ook dit hangt samen met de stijging van het aantal eindbeslissingen en het dalende aantal hangende correctionele zaken. Zie in dit verband ook op welke problemen de HRJ in zijn onderzoek is gestoten m.b.t. de cijfers van de hangende correctionele zaken bij het hof van Gent (punt j). h. Verhouding tussen de wijziging van de output en de wijziging van de productiecapaciteit Eerst wordt de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens in punt a (personeelsbezetting) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 28: productiecapaciteit HvB Gent magistraten referendarissen en juristen referendarissen en juristen x 0,25 magistraten en (referendarissen x 0,25) index (2008 = 100) ,46 1,50 0,38 55,84 100, ,33 2,00 0,50 54,83 98, ,11 7,98 1,99 59,10 105, ,79 7,98 2,00 54,79 98, ,87 7,98 2,00 56,87 101, ,84 11,75 2,94 55,78 99,90

74 70 Grafiek 26: productiecapaciteit HvB Gent Uit deze gegevens blijkt dat de productiecapaciteit wat schommelingen kende, globaal gezien tijdens deze periode licht is toegenomen maar in 2013 weer op hetzelfde niveau zit als in het referentiejaar Vervolgens wordt de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit voorgaande tabel (productiecapaciteit) en punt d (output) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 29: Verhouding index output/index productiecapaciteit HvB Gent index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,76 91,62 106,08 105,61 118,81 113, ,90 95,61 91,09 94,18 15,74 73, ,95 127,33 103,74 98,89 50,96 68, ,93 128,78 102,86 87,25 49,09 45, ,47 117,06 79,84 91,27 233,57 52,05 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

75 71 Grafiek 27: Verhouding index output/index magistraten en referendarissen HvB Gent Uit deze gegevens wordt ook hier de tegengestelde evolutie tussen de burgerlijke en de correctionele duidelijk. Waar in de output van de burgerlijke zaken na 2009 een daling werd vastgesteld (zie punt d), wordt een vergelijkbare daling vastgesteld als de output wordt gerelateerd aan de evolutie van de productiecapaciteit. Waar in de output van de correctionele zaken sinds 2011 een sterke stijging werd vastgesteld en een (kleinere) terugval in 2013 (zie punt d), wordt hier vastgesteld dat deze sterke stijging en terugval zich ook voordoen als ze worden gerelateerd aan de evolutie van de productiecapaciteit. Met andere woorden, de productie is verhoudingsgewijs meer gestegen dan de gemiddelde productiecapaciteit. Er dient tevens opgemerkt te worden dat in 2010 over de ganse lijn waarden worden genoteerd die lager zijn dan 100. Met andere woorden, de productie gerelateerd aan de evolutie van de personeelsbezetting was dat jaar op alle vlakken negatief en, in tegenstelling tot andere jaren, was er geen compensatie van negatieve waarden op het ene terrein door positieve waarden op een ander terrein. Deze ongunstige evolutie valt samen met de Lernout & Hauspie zaak. Ten slotte wordt ook een duidelijke terugval in 2013 vastgesteld in de jeugdzaken. i. Index van vertegenwoordiging financiële zaken t.o.v. totaal hangende zaken In onderstaande tabel wordt het aandeel weergegeven van de financiële burgerlijke in het totale aantal hangende burgerlijke zaken en in het totale aantal nieuwe burgerlijke zaken. De verhouding tussen beide aandelen vormt de graad van vertegenwoordiging. Tabel 30: index van vertegenwoordiging in de hangende zaken HvB Gent Hangende zaken nieuwe zaken index van Burgerlijk vertegenwoordiging Totaal financieel % aandeel totaal financieel % aandeel ,68% ,21% 1, ,04% ,32% 1, ,61% ,76% 1, ,40% ,21% 1, ,60% ,80% 0,87

76 72 Uit deze gegevens blijkt dat de burgerlijke financiële zaken niet oververtegenwoordigd zijn in het aantal hangende zaken en dat vanaf 2008 deze ratio systematisch verbeterde, om in 2012 zelfs te dalen tot een waarde beneden 1 (0,87). Dit wil zeggen dat sinds 2012 de burgerlijke financiële zaken ondervertegenwoordigd zijn in het aantal hangende zaken en dat met andere woorden deze zaken sneller worden afgehandeld dan de gemiddelde burgerlijke zaak. Het hof merkt hierover het volgende op: - Er wordt bevestigd dat er geen probleem is op dit vlak. - Indien er een probleem zou bestaan in de strafsector kan de procureur-generaal steeds vorderen een burgerlijke kamer om te zetten in een strafkamer. j. De onbekende groep in de correctionele Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat er voor het Hof van Beroep te Gent ongeveer 750 hangende zaken voorkomen in de correctionele statistieken als onbekende groep. De HRJ stelde zich vragen bij dit ongewoon hoge aantal zaken. Het hof gaf hierover initieel volgende verklaring, die opgenomen werd in het verslag van 16 december 2015: Het gaat om een historisch probleem, ontstaan naar aanleiding van een verkeerde wijze van registratie in het verleden. Het betreft in hoofdzaak zeer oude zaken die niet gecodeerd werden; er zijn zaken die dateren van 1986, die op strafgebied al lang beëindigd zijn maar die om allerhande redenen verplaatst werden en zo in het systeem geraakten. Het is niet meteen duidelijk welke zaken hier allemaal in zitten en er kon in 2014 geen capaciteit worden vrijgemaakt om dit volledig uit te zoeken. Er werden wel steekproeven genomen (40-tal ), waaruit werd vastgesteld dat het allemaal afgehandelde zaken zijn; de werden terug opgehaald omwille van eerherstellen, afgewezen voorzieningen in cassatie, herroeping van probatie e.d. en zijn daarna in de kasten (en het systeem) blijven hangen. In 2015 zal capaciteit worden vrijgemaakt om al deze te verifiëren en rechtzettingen te doen in deze gegevens, na overleg met het VBSW. Eind december 2015 meldt het hof van Gent dat er inmiddels een rechtzetting van de cijfers is gebeurd via de centrale ICT verantwoordelijke in Brussel. In de bijlage van de brief is er sprake van 1647 gecontroleerde, waarvan er 1399 niet meer hangend zijn omdat er een eindarrest is. Wanneer de HRJ begin 2016 beslist zijn onderzoek voor te zetten, wordt ook deze kwestie verder onderzocht, waarbij aan het hof van Gent werd gevraagd om via het College van de hoven en rechtbanken (waarvan de steundienst, in opvolging van het voormalige Vast Bureau voor Statistiek en Werklastmeting, instaat voor de publicatie van de statistieken) aan te tonen dat deze aanpassing wordt aanvaard en in de officiële jaarlijkse statistieken zal worden opgenomen. Net voor het afsluiten van het onderzoek, op 19 mei 2016, komt er een verklaring van de statistische dienst van de steundienst van het College van de hoven en rechtbanken, waarin het volgende wordt bevestigd: - Op 22 december 2015 is een correctie uitgevoerd in de applicatie van de correctionele griffie van het Hof van Beroep te Gent. Als gevolg hiervan werden er 1415 zaken op non-actief gezet, waaronder 697 van de bovenvermelde 750 zaken. - Bijna al deze zaken dateren van de periode voor er gewerkt werd met de beheersapplicatie HBCA (die alle hoven van beroep gebruiken) en werden onjuist, zij het zéér summier, in de applicatie ingevoerd. Dit had tot gevolg dat al deze zaken, die in realiteit reeds afgesloten waren, in de applicatie niet als afgehandelde zaak werden opgenomen en altijd als hangend zouden worden beschouwd. - Deze non-actieve zaken zullen niet opgenomen worden als output van 2015, maar zullen als output worden opgenomen van het jaar waarin de zaak in realiteit werd afgehandeld. Dit is mogelijk door het uitgebreide (manuele) opzoekingswerk van enkele griffiers en medewerkers van het hof van beroep te Gent. In

77 73 onderstaande tabel kan u zien wat deze correctie zal betekenen voor de output van het hof van beroep Gent (en daaraan gekoppeld: de stock) van de afgelopen jaren. - De steundienst zal deze correctie met de nodige uitleg opnemen in de jaarlijkse publicatie van de activiteitenstatistiek van het burgerlijk jaar 2015, maar zal de statistische publicaties van de voorbijgaande jaren niet aanpassen en opnieuw publiceren. Een statistische publicatie is telkens een momentopname, met de gegevens die hierin worden opgenomen proberen we een zo correct mogelijke weergave van de op het moment van publicatie geldende realiteit te schetsen. - Tot slot wil de steundienst erop wijzen dat fouten bij het invoeren van de zaken niet beperkt zijn tot één hof van beroep. In tegenstelling tot andere beheersapplicaties zitten er in de applicatie van de hoven van beroep verschillende controles ingebouwd om foute coderingen tegen te gaan. Dit neemt niet weg dat dergelijke fouten niet kunnen voorkomen bij de andere hoven van beroep. Om meer zekerheid te hebben zal elk hof van beroep dezelfde tijdrovende en intensieve controles als het hof van beroep te Gent moeten uitvoeren. De steundienst zal de andere hoven op de hoogte stellen van deze doorgevoerde correctie en hen vragen hun cijfers, op dezelfde manier, na te kijken. Tabel 31: aantal zaken extra in de output na de correctie jaar output aantal zaken jaar output aantal zaken Als gevolg van deze bevestiging heeft de HRJ beslist de statistische gegevens van het hof te Gent m.b.t. de output, de hangende zaken en de rotatietijd in correctionele zaken te wijzigen overeenkomstig de hierboven en hierna vermelde cijfers. 28 Voor de stock aan hangende zaken betekenen de nieuwe cijfers bijna een halvering van de stock t.o.v. de gepubliceerde cijfers: 28 Er dient ten slotte opgemerkt dat, ook na correctie van deze cijfers door het hof zelf, de eerste voorzitter van het hof te Gent in een schrijven aan de HRJ vaststelt dat deze cijfers niet overeenstemmen met de cijfers van de procureur-generaal. Wat dit probleem betreft zie de vaststelling die werd gedaan in punt 7.2 De registratie van de correctionele zaken: Het gebruik van verschillende gegevensbronnen.

78 74 Tabel 32: Hangende zaken per 31/12 HvB Gent Jaar Gepubliceerde cijfers Correctie Nieuwe cijfers VBSW Dit heeft tot gevolg dat ook de rotatietijd in correctionele zaken bijna werd gehalveerd: Tabel 33: Rotatietijd HvB Gent in aantal dagen Rotatietijd op basis van de gepubliceerde cijfers Rotatietijd op basis van de gecorrigeerde cijfers

79 Hof van beroep te Luik a. Evolutie van de personeelsbezetting De onderstaande tabel en grafiek geven de evolutie van de personeelsbezetting in absolute cijfers weer voor wat betreft de magistraten, de referendarissen/juristen en de som van deze twee categorieën enerzijds en voor wat betreft de griffiers en het administratief personeel anderzijds. Er is ook een indexcijfer berekend voor de som van de magistraten en de referendarissen, evenals een indexcijfer voor de groep die uit griffiers en administratief personeel bestaat (basisindex is 2008). Tabel 34: personeelsbezetting bij het hof van beroep van Luik magistraten index (2008 = 100) referendarissen en juristen index (2008 = 100) griffiers en adm personeel index (2008 = 100) ,21 100,00 3,57 100,00 46,93 100, ,15 97,49 3,71 103,94 46,90 99, ,93 96,97 3,76 105,34 47,34 100, ,36 100,36 3,76 105,22 41,20 87, ,08 99,69 3,75 105,09 45,26 96, ,02 97,18 3,78 105,85 48,09 102,46 Grafiek 28: personeelsbezetting bij het HvB van Luik Uit deze gegevens blijkt dat de personeelsbezetting van magistraten en referendarissen weinig geëvolueerd is tussen 2008 en In 2013 is de personeelsbezetting haast gelijk aan de personeelsbezetting van 2008 (daling van 2,82% bij de magistraten en stijging van 5,85% bij de referendarissen). Wat de griffiers en het administratief personeel betreft is de personeelsbezetting constant tijdens de periode van 2008 tot en met 2010, daalt vervolgens in 2011 met 12% om in 2013 opnieuw te stijgen naar een niveau dat 2% hoger ligt dan in 2008.

80 76 Het hof heeft hierover de volgende opmerkingen: - Er moet in deze tabellen enkel het personeel worden opgenomen dat griffietaken uitvoert (griffiers en administratief personeel dat voor de griffie werkt). We nemen in onze eigen berekeningen dus niet de archivarissen op noch de personen die voor de FOD Justitie werken (bv. logistiek en infrastructuur). - De besparingsmaatregelen van de regering hebben een grote invloed op de plaatsen die zijn vrijgekomen. Ze worden pas met veel vertraging ingevuld. - Het personeelsverloop is groot door overplaatsingen en problemen met betrekking tot de huisvesting van het hof. b. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen In de onderstaande tabel wordt de afwezigheid om medische redenen weergegeven als een percentages ten opzichte van de werkelijke personeelsbezetting. Tabel 35: evolutie van de afwezigheid om medische redenen bij het hof van beroep van Luik magistraten 2,43% 4,50% 1,01% 0,95% 1,46% 0,45% referendarissen en juristen 5,98% 2,27% 0,96% 1,08% 1,20% 0,48% griffiers en administratief personeel 8,65% 7,31% 4,77% 9,34% 8,84% 5,05% Grafiek 29: evolutie van de afwezigheid om medische redenen bij het hof van beroep van Luik Uit deze gegevens blijkt dat de waarden haast altijd hoog zijn voor de griffiers en voor het administratief personeel (enkel in 2011 zakken de afwezigheden nipt onder het normcijfer van 5%), waar die voor de magistraten systematisch laag zijn. Het laatste jaar toont een gunstige algemene evolutie aan. Dit betekent voor de griffiers en het administratief personeel een groot capaciteitsverlies door de afwezigheden om medische redenen. Deze situatie dient te worden opgevolgd. Het hof merkt hierover het volgende op: De afwezigheden bij het personeel zijn inderdaad hoog omdat de besparingen op het laagste niveau het sterkst worden waargenomen, wat stress en ziektes tot gevolg heeft. Dit zorgt voor problemen want als het onderste deel van de ketting breekt kunnen de magistraten ook niet verder. Bij de magistraten zelf valt de afwezigheid goed mee (zie evenwel de opmerking van het hof hierover in het hoofdstuk opmerkingen over de methodologie ). Er zijn ook veel ziektes bij de archivarissen, die wel onder het hof vallen maar niet voor het hof werken, waardoor de statistieken ongunstig zijn voor het hof.

81 77 c. Evolutie van het aantal nieuwe zaken (input) Het aantal nieuwe zaken wordt in onderstaande tabel per soort zaak voorgesteld in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008). Tabel 36: evolutie van het aantal nieuwe zaken bij het hof van beroep van Luik index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,56 107,27 123,56 96,55 25,00 138, ,19 110,90 105,76 90,14 58,33 74, ,81 120,93 124,08 93,05 16,67 74, ,49 113,33 101,57 83,73 100,00 65, ,78 106,50 135,60 92,26 41,67 85,11 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken. Grafiek 30: evolutie van het aantal nieuwe zaken bij het hof van beroep van Luik Tijdens het onderzoek heeft het hof zijn eigen gegevens over het aantal nieuwe correctionele overgemaakt. Zowel het hof als het VBSW verklaren dat hun gegevens uit dezelfde databank voortkomen. De verschillen zijn toe te schrijven aan de boekingswijze. De HRJ gebruikt de gegevens van het VBSW voor dit onderzoek, aangezien enkel deze gegevens voldoende gelijkvormig zijn om dezelfde berekeningen toe te laten voor alle hoven. Het aantal nieuwe burgerlijke steeg tussen 2008 en 2009 om daarna in mindere mate af te nemen tijdens de twee volgende jaren. De inputcijfers zijn stabiel geworden in 2012 en Het aantal nieuwe correctionele steeg sinds 2008, om daarna opnieuw te dalen in 2012 en 2013 en tegelijk 6% hoger te blijven dan in 2008.

82 78 We stellen een daling van het aantal bij de KI vast. De waarden stijgen in 2011 en 2013, maar blijven lager dan de waarden van 2008 over de hele periode. Het aantal nieuwe jeugdzaken is over de volledige periode toegenomen maar varieert sterk naargelang de jaren, met een hoge piek in De daling van het aantal zaken bij de KI is een tendens die ook werd vastgesteld in drie andere hoven (Gent, Brussel en Bergen). d. Evolutie van het aantal eindbeslissingen (output) Het aantal eindbeslissingen wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder de vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 37: aantal eindbeslissingen van het hof van beroep van Luik index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,00 106,72 116,67 97,38 30,77 118, ,85 95,74 102,02 89,61 53,85 63, ,54 118,03 105,05 90,97 15,38 84, ,32 125,76 108,59 84,08 69,23 93, ,73 124,52 121,72 92,18 46,15 193,94 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beide categorieën niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken. Grafiek 31: Evolutie van het aantal eindbeslissingen van het hof van beroep van Luik Voorafgaand aan de interpretatie van deze berekening dient erop gewezen te worden dat er een probleem was met 318 burgerlijke, die volgens de eerste voorzitter dienden opgenomen te worden in de weglatingen (en dus eindbeslissingen) voor het jaar 2012, terwijl die zijn opgenomen in de statistische verwerking voor het jaar Na onderzoek bleek deze opmerking gegrond. Daarom werden de outputgegevens van de burgerlijke

83 79 van 2012 en 2013 aangepast: 318 bijkomende werden voor 2012 geboekt, en hetzelfde aantal werd afgehouden van de output van Uit deze gegevens blijkt dat het aantal eindbeslissingen in correctionele en jeugdzaken is toegenomen sinds Voor deze twee soorten zaken wordt in 2010 een sterke onderbreking in deze stijgende tendens opgemerkt. Het aantal eindbeslissingen in burgerlijke zaken was vrij constant en kende enkel in 2010 een stijging. De daling van het aantal eindbeslissingen bij de KI is het rechtstreekse gevolg van de hierboven reeds vastgestelde daling in het aantal nieuwe zaken (zie punt c), net zoals in de hoven van beroep van Brussel, Gent en Bergen. De relatieve stijging van 2013 houdt ook verband met de input. e. Verhouding output/input In de onderstaande tabel en grafiek wordt de input-outputverhouding berekend voor zowel de burgerlijke als de correctionele gedurende de periode vanaf 2008 tot en met Het hof heeft ook zelf de evolutie van de input-outputverhouding voor de correctionele berekend. Deze berekening werd er ook in opgenomen. Tabel 38: verhouding output/input bij het hof van beroep van Luik Correctionele Burgerlijke VBSW Hof van beroep van Luik verschil ,12 0,98 0,94 0, ,97 0,98 1,00-0, ,08 0,85 0,82 0, ,05 0,96 0,90 0, ,05 1,09 1,17-0, ,01 1,15 Grafiek 32: verhouding output/input bij het hof van beroep van Luik

84 80 Uit deze tabel blijkt dat er geen echte tegenstrijdigheden bestaan tussen beide berekeningen van de correctionele. De hoogste en laagste scores doen zich in dezelfde jaren voor en in sommige gevallen zijn de gegevens van het hof minder gunstig voor het hof dan degene die werden berekend op basis van de cijfers van het VBSW. De algemene tendens is in essentie dezelfde met een wat groter verschil in De bovenvermelde gegevens wijzen erop dat het verloop van de input-outputverhouding in burgerlijke zaken hoofdzakelijk positief is, ondanks een negatieve waarde in 2009 en een neerwaartse tendens sinds In correctionele zaken is de verhouding lichtjes negatief tot in 2011, met een negatieve uitschieter in 2010 (0,85), toen er 15% minder zaken werden afgehandeld dan er dat jaar binnenkwamen. In 2012 werd de verhouding positief en dat is gebleven in Het hof merkt nog het volgende op: - Op correctioneel vlak zijn er geen weglatingen mogelijk. - De stijging van het aantal de eindbeslissingen in correctionele zaken in 2012 vloeit voort uit het toewijzen van twee extra magistraten voor de behandeling van correctionele zaken. f. Evolutie van het aantal hangende zaken Het aantal hangende zaken wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008). Tabel 39: aantal hangende zaken op 31 december bij het hof van beroep van Luik index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,87 101,51 108,06 89,36 0,00 165, ,13 112,40 108,06 85,37 0,00 200, ,32 115,56 154,84 88,25 0,00 217, ,49 108,82 120,97 80,71 300,00 217, ,97 98,49 150,00 71,84 100,00 157,50 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld (op basis van de gegevens van het VBSW). Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beide categorieën niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

85 81 Grafiek 33: hangende zaken op 31 december bij het hof van beroep van Luik Tijdens het onderzoek heeft het hof zijn eigen gegevens overgemaakt over het aantal hangende zaken. Er moet worden opgemerkt dat de verschillen tussen de cijfers van het hof en die van het VBSW betreffende het aantal hangende zaken beperkt zijn (van 1,2 tot 2,5%). Uit bovenstaande gegevens blijkt dat de voorraad van burgerlijke tussen 2009 en 2012 is gedaald, maar een opmerkelijke verhoging kende in We stellen het tegenovergestelde vast in correctionele zaken, hoewel de dalende lijn al in 2012 kon worden vastgesteld. Het aantal op de rol jeugd kent ook een stijging tussen 2008 en 2013, met piekwaarden in 2011 en g. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen In onderstaande tabel wordt de gemiddelde rotatietijd van de hangende zaken, uitgedrukt in dagen, weergegeven voor de burgerlijke en correctionele. Tabel 40: rotatietijd van de hangende zaken bij het hof van beroep van Luik in aantal dagen burgerlijke Correctionele

86 82 Grafiek 34: rotatietijd van de hangende zaken bij het hof van beroep van Luik De verbetering van de rotatie voor de burgerlijke is in overeenstemming met de daling van het aantal hangende zaken in 2010, en de outputdaling neutraliseert de daling van de voorraad vanaf De twee factoren leiden tot een verlenging van de rotatietijd in Voor de correctionele is de tendens eerder te danken aan de evolutie van de output die vanaf 2011 hogere waarden kent dan die van de evolutie van de hangende zaken. In 2013 is het opnieuw de daling van het aantal hangende zaken die de neerwaartse curve verklaart. Het hof merkt op dat de burgerlijke zaken vastgesteld worden op ongeveer 12 maanden. Dit is niet noodzakelijk tegenstrijdig met de gedane vaststellingen en berekeningen die werden gedaan, omdat de vaststellingstermijn slechts een onderdeel is van de totale doorlooptijd van een dossier. h. Verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit Eerst wordt de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens in punt a (personeelsbezetting) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 41: productiecapaciteit HvB Luik magistraten referendarissen en juristen referendarissen en juristen x 0,25 magistraten en (referendarissen x 0,25) index (2008 = 100) ,21 3,57 0,89 43,10 100, ,15 3,71 0,93 42,08 97, ,93 3,76 0,94 41,87 97, ,36 3,76 0,94 43,30 100, ,08 3,75 0,94 43,02 99, ,02 3,78 0,95 41,97 97,36

87 83 Grafiek 35: de productiecapaciteit bij het hof van beroep van Luik Uit deze gegevens blijkt dat de productiecapaciteit wat schommelingen kende maar globaal gezien over deze periode licht is afgenomen en in 2013 iets meer dan 2,5 % lager ligt dan in het referentiejaar Vervolgens wordt de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit berekend Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit voorgaande tabel (productiecapaciteit) en punt d (output) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 42: verhouding index output/index productiecapaciteit HvB Luik index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100, ,44 109,32 119,51 99,75 31,52 121, ,97 98,56 105,02 92,25 55,43 65, ,10 117,49 104,57 90,56 15,31 84, ,51 126,00 108,80 84,24 69,37 94, ,30 127,90 125,02 94,68 47,41 199,20 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rollen KI sociaal en sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken.

88 84 Grafiek 36: verhouding index output/index magistraten en referendarissen bij het hof van beroep van Luik Uit deze gegevens blijkt dat de waarden voor de burgerlijke tussen 2008 en 2010 hoger liggen dan 100. Concreet betekent dit dat de productie is gestegen, terwijl er een minieme afname was van de productiecapaciteit. Van 2011 tot 2013 werden waarden behaald die licht onder het cijfer 100 blijven. Voor de correctionele is er globaal gezien een sterke stijging tussen 2008 en 2013, met een terugval in Voor de jeugd liggen de waarden systematisch hoger dan 100 en in 2013 zelfs 25% hoger. Wat de KI betreft dalen de waarden jaarlijks tussen 2009 en De curve stijgt weer in 2013 maar blijft onder 100. Dit betekent dat de productie daalde in verhouding tot de productiecapaciteit. We merken ook een tegenstelling op in 2010 tussen de gunstige evolutie van de burgerlijke enerzijds en de sterk ongunstige evolutie van de drie andere sectoren anderzijds. Globaal gezien kan voor 2009 zeker een gunstige beoordeling worden gegeven omdat alle belangrijkste categorieën uit deze indeling (burgerlijk, correctioneel en jeugd) positieve waarden opleveren.

89 85 i. Vertegenwoordigingsgraad van de financiële in verhouding tot het totale aantal hangende zaken In de onderstaande tabel wordt het aandeel van de financiële burgerlijke berekend in de hangende zaken en in de nieuwe zaken. De verhouding tussen beide aandelen vormt de graad van vertegenwoordiging. Tabel 43: vertegenwoordigingsgraad in de hangende zaken bij het hof van beroep van Luik burgerlijk hangende zaken nieuwe zaken totaal financieel % aandeel totaal financieel % aandeel graad van vertegenwoordiging ,07% ,59% 1, ,24% ,22% 1, ,53% ,94% 1, ,14% ,85% 1, ,10% ,70% 1,25 Uit deze gegevens blijkt dat er een oververtegenwoordiging is van de hangende burgerlijke financiële ten overstaan van het totale aantal hangende burgerlijke. Dit wil zeggen dat afhandeling van financiële gemiddeld langer duurt dan de afhandeling van de gemiddelde burgerlijke zaak. Het hof merkt verder nog het volgende op: - De lange behandelingsduur valt ook te verklaren door het feit dat financiële burgerlijke meer dan andere burgerlijke gedurende jaren stil liggen omdat partijen geen initiatieven nemen. Daardoor wordt in dit soort zaken verhoudingsgewijs meer toepassing gemaakt van de weglatingsprocedure (art. 730 Ger.W.).

90 Hof van beroep te Bergen a. Evolutie van de personeelsbezetting De evolutie van de personeelsbezetting wordt in de onderstaande tabel en grafiek in absolute cijfers weergegeven voor de magistraten, de referendarissen/juristen en de som van deze twee categorieën enerzijds en de griffiers en het administratief personeel anderzijds. Er wordt ook een indexcijfer berekend voor de som van de magistraten en referendarissen en een indexcijfer voor de groep van de griffiers en het administratief personeel (basisindex is 2008). Tabel 44: personeelsbezetting bij het hof van beroep van Bergen magistraten index (2008 = 100) referendarissen en juristen index (2008 = 100) griffiers en adm personeel index (2008 = 100) ,68 100,00 2,00 100,00 24,00 100, ,71 103,59 2,00 100,00 29,52 123, ,39 98,99 1,00 50,00 32,47 135, ,95 93,97 1,25 62,50 35,86 149, ,50 92,40 1,00 50,00 32,19 134, ,52 88,98 1,58 78,86 36,92 153,84 Grafiek 37: personeelsbezetting bij het HvB van Bergen Uit deze gegevens blijkt dat er een duidelijke vermindering is van het aantal effectieve magistraten (in 2013 zijn er 11,02 % minder dan in 2008) aan de ene zijde, en een grote vermeerdering van het aantal griffiers en administratief personeel aan de andere zijde (in 2013 zijn er 54 % meer dan in 2008). De effectieve bezetting bij de referendarissen is laag (fluctueert tussen de 1 en 2) en nam licht af ten opzichte van 2008.

91 87 Het hof maakt over de personeelsbezetting de volgende opmerkingen: - Hoewel het totale personeelsbestand is toegenomen, nam het aantal magistraten af, wat voor het hof de belangrijkste categorie is. De toename situeert zich vooral op het vlak van lager geschoold administratief personeel dat werd verkregen naar aanleiding van het proces van de gasramp in Gellingen. - Het hof kon in de betrokken periode tevens beschikken over 19 plaatsvervangende raadsheren en twee plaatsvervangende magistraten (art. 383, 2 Ger.W.). - Het aantal referendarissen staat momenteel niet in verhouding tot het aantal magistraten (er is slechts één referendaris, of 3% van het aantal magistraten, terwijl dit bij andere hoven tussen de 10 en 20% ligt). Het hof vraagt zich af of er normen zijn voor de verhouding tussen het aantal magistraten/referendarissen/griffiers/administratief personeel? - Naar aanleiding van het vertrek van de vorige hoofdgriffier in juni 2014 heeft het vier maanden geduurd vooraleer er een nieuwe hoofdgriffier in functie trad. b. Evolutie van de afwezigheid om medische redenen De afwezigheid om medische redenen wordt in de onderstaande tabel en grafiek weergegeven als een percentage ten opzichte van de effectieve personeelsbezetting. Tabel 45: evolutie van de afwezigheid om medische redenen bij het hof van beroep van Bergen Magistraten 2,39% 3,41% 6,25% 3,22% 3,14% 5,86% Referendarissen en juristen 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 50,00% 21,14% Griffiers en administratief personeel 17,24% 8,95% 9,84% 7,96% 5,02% 6,98% Grafiek 38: evolutie van de afwezigheid om medische redenen bij het hof van beroep van Bergen Uit deze gegevens blijkt dat er zeer hoge percentages worden genoteerd voor de griffiers en het administratief personeel en dat enkel het percentage in 2012 een normale waarde vertoont. De afwezigheden wegens ziekte van de magistraten stijgt boven de 5% in 2010 en Met betrekking tot de zeer beperkte personeelsbezetting bij de referendarissen, is het percentage niet veelzeggend. Het hof merkt hierover het volgende op: - Op dit ogenblik wordt de werklast als normaal ervaren.

92 88 c. De evolutie van het aantal nieuwe zaken (input) Het aantal nieuwe zaken wordt in de onderstaande tabel per soort zaak voorgesteld in absolute cijfers en onder de vorm van een indexcijfer (basisindex is 2008). Tabel 46: evolutie van het aantal nieuwe zaken bij het hof van beroep van Bergen index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100, , ,08 91,47 94,50 101, , ,20 105,26 81,00 94, , ,84 113,43 102,50 96, , ,14 99,27 84,50 83, , ,87 90,56 70,00 78, ,52 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rol sociaal en de afwezigheid van inschrijvingen op de rol KI sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken. Grafiek 39: evolutie van het aantal nieuwe zaken bij het hof van beroep van Bergen Uit deze gegevens blijkt dat het aantal burgerlijke steeg tussen 2008 tot 2010 (+ 20%) en daalde tussen 2010 en 2013 (- 13%), waardoor het aantal nieuwe zaken in 2013 nog steeds 7% hoger ligt dan in Het aantal nieuwe correctionele kent een eerder grillig verloop: een daling in 2009 (- 8,5%), een stijging tussen 2009 en 2011 (+ 22%) en opnieuw een daling in 2012 en 2013 (- 23%), waardoor de waarde in % lager ligt dan de waarde in Ook de jeugdzaken kennen een vergelijkbaar verloop: een daling tussen 2008 en 2010, een stijging in 2011 en dan een sterke daling in 2012 en Hier ligt de waarde in % lager dan in Het aantal nieuwe in de KI kent een terugloop, die in 2013 resulteert in een waarde die meer dan 20% lager is dan in 2008.

93 89 Het hof merkt over de nieuwe zaken het volgende op: - De cijfers van het VBSW zijn zeer vaak lager dan de werkelijke cijfers die door ons hof zijn gecodeerd. In burgerlijke zaken werd bijvoorbeeld door het hof gecodeerd: (i.p.v ) zaken in 2013, (i.p.v ) in 2012, (i.p.v ) in 2011, (i.p.v ) in 2010, (i.p.v ) in 2009 en (i.p.v ) in 2008 (Dit is een verschil van +/- 1%. In correctionele zaken schommelen de verschillen met de cijfers van het VBSW tussen de 2% en 7%, n.v.d.r.). - In correctionele zaken stelt het parket-generaal de zaken vast bij het hof. Er wordt regelmatig vergaderd met de procureur-generaal over de verwachte evolutie. - Het aantal van de KI daalde omwille van de Salduz-wetgeving. - Er zijn geen wachtlijsten, maar de wettelijke verplichting om burgerlijke zaken meteen vast te stellen heeft tot gevolg dat partijen gemakkelijker uitstel vragen. Hierdoor kan de capaciteit van de zittingen soms niet ten volle benut worden. d. De evolutie van het aantal eindbeslissingen (output) Het aantal eindbeslissingen wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder de vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 47: aantal eindbeslissingen van het hof van beroep van Bergen index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100, , ,22 90,68 135,90 102, , ,63 99,05 103,21 94, , ,74 109,89 134,62 95, , ,02 101,14 103,85 82, , ,47 100,00 97,44 78, ,00 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rol sociaal en de afwezigheid van inschrijvingen op de rol KI sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder niet besproken.

94 90 Grafiek 40: Evolutie van het aantal eindbeslissingen van het hof van beroep van Bergen Uit deze gegevens blijkt dat het aantal eindbeslissingen in burgerlijke sinds 2009 daalde tot een niveau in 2012 dat 11% lager is dan in 2008, en weer licht steeg in In correctionele zaken zien we dezelfde evolutie als voor het aantal nieuwe zaken: een daling in 2009, een stijging tussen 2009 en 2011, dan opnieuw een daling in 2012 en een stabilisatie in 2013, terwijl de input voor dit jaar daalt. De waarde in 2013 is opnieuw nagenoeg dezelfde als die in Het aantal eindbeslissingen in jeugdzaken ligt in de referentieperiode continu hoger dan in 2008, behalve in 2013, met piekwaarden in 2009 en 2011 (+ 35%). In overeenstemming met de input van de in de KI daalde ook de output in deze. Het hof merkt op over de eindbeslissingen dat de cijfers van het VBSW zeer vaak lager zijn dan de werkelijke cijfers die door het hof zijn gecodeerd. In burgerlijke zaken werd bijvoorbeeld door het hof gecodeerd: (i.p.v ) zaken in 2013, (i.p.v. 1963) in 2012, (i.p.v ) in 2011,, (i.p.v ) in 2010, (i.p.v ) in 2009 en (i.p.v ) in 2008 (Dit is een verschil van minder dan 1%. In correctionele zaken schommelen de verschillen met de cijfers van het VBSW tussen de 1% en de 2,5%, n.v.d.r.). Het hof heeft een aantal stukken meegedeeld die vermelden dat het hof initiatieven neemt, zowel intern als ten overstaan van de balie, opdat de zittingen zo goed mogelijk zouden worden benut. Het hof heeft ook een tabel overgemaakt die is gebruikt om de naleving van de beraadslagingstermijnen te controleren.

95 91 e. Verhouding output/input In de onderstaande tabel en grafiek wordt de input-outputverhouding berekend voor zowel de burgerlijke als de correctionele gedurende de periode vanaf 2008 tot en met Tabel 48: verhouding output/input bij het hof van beroep van Bergen burgerlijke correctionele ,31 0, ,20 0, ,13 0, ,07 0, ,05 0, ,11 1,05 Grafiek 41: verhouding output/input bij het hof van beroep van Bergen Uit deze gegevens blijkt dat de waarden voor de burgerlijke systematisch beduidend hoger zijn dan één, met evenwel een neerwaartse tendens die zich in 2013 herstelt. Dit is een gunstige verhouding. Voor de correctionele behaalt de verhouding nooit de kritische waarde één behalve in het laatste jaar waarin de waarde voor het eerst overschreden wordt. Dit heeft een ongunstig gevolg over de hele periode: het aantal hangende correctionele zaken kent globaal gezien een stijgend verloop (zie verder). Het hof merkt hierover het volgende op: - Wat de burgerlijke zaken betreft is de verhouding in de loop der jaren gedaald door de vermindering van de achterstand in burgerlijke aangelegenheden. - Wat de correctionele zaken betreft is de verhouding nagenoeg gelijk aan één en er is dus geen specifieke toelichting nodig.

96 92 f. Evolutie van het aantal hangende zaken Het aantal hangende zaken wordt in de onderstaande tabel weergegeven in absolute cijfers en onder de vorm van indexcijfers (basisindex is 2008). Tabel 49: aantal hangende zaken op 31 december bij het hof van beroep van Bergen index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100, , ,74 107,61 73,86 87, , ,05 124,23 75,00 90, , ,07 137,46 69,32 97, , ,99 141,69 77,27 108, , ,91 133,52 63,64 114, ,42 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rol sociaal en de afwezigheid van inschrijvingen op de rol KI sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken. Grafiek 42: hangende zaken op 31 december bij het hof van beroep van Bergen Uit deze gegevens blijkt dat, volledig in overeenstemming met de evolutie van de input-outputverhouding, het aantal hangende burgerlijke zonder onderbreking is afgenomen sinds 2008 tot een niveau dat 23% lager ligt. Het betreft een daling in nominale cijfers van meer dan Het aantal hangende correctionele zaken is in de referentieperiode stelselmatig toegenomen behalve in 2013 en ligt in % hoger dan in Dit is het resultaat van een input-outputverhouding die stelselmatig lager is dan één, met uitzondering van In nominale cijfers stemt dit overeen met een stijging van ongeveer 120 in Het aantal jeugdzaken nam sinds 2008 sterk af. De waarden liggen in elk jaar 20 tot 35% lager dan in 2008 met een maximum van 36% in 2013.

97 93 In de KI is het aantal hangende zaken eerst gedaald (in 2009) om daarna stelselmatig te stijgen. In 2013 ligt het aantal 14% hoger dan in In absolute cijfers is deze stijging echter klein. Het hof merkt met betrekking tot de hangende zaken op dat de cijfers niet de werkelijke situatie weerspiegelen. Sommige van deze zaken zullen nooit worden behandeld. De werkelijke voorraad is dus lager dan wat hier berekend wordt. g. De rotatietijd van de hangende zaken in aantal dagen In de onderstaande tabel en grafiek wordt de gemiddelde rotatietijd van de hangende zaken, uitgedrukt in dagen, weergegeven voor de burgerlijke en correctionele. Tabel 50: rotatietijd van de hangende zaken bij het hof van beroep van Bergen in aantal dagen burgerlijke correctionele Grafiek 43: rotatietijd van de hangende zaken bij het hof van beroep van Bergen In overeenstemming met de vaststelling dat het aantal hangende burgerlijke zaken daalde, leidde dit tot een situatie die verbeterde ten opzichte van De minimale rotatietijd voor de burgerlijke werd in 2010 bereikt, alvorens in 2011 en 2012 te stijgen om uiteindelijk opnieuw te dalen en nagenoeg het lagere niveau te bereiken in het laatste jaar waarop de studie betrekking heeft. De rotatietijd van de correctionele vertoont een continu stijgend verloop, met een lichte daling in het laatste jaar.

98 94 h. Verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit Eerst wordt de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens in punt a (personeelsbezetting) van dit hoofdstuk van het verslag. Tabel 51: productiecapaciteit HvB Bergen magistraten referendarissen en juristen referendarissen en juristen x 0,25 magistraten en (referendarissen x 0,25) index (2008 = 100) ,68 2,00 0,50 29,18 100, ,71 2,00 0,50 30,21 103, ,39 1,00 0,25 28,64 98, ,95 1,25 0,31 27,26 93, ,50 1,00 0,25 26,75 91, ,52 1,58 0,39 25,91 88,81 Grafiek 44: productiecapaciteit HvB van Bergen Uit deze gegevens blijkt dat de productiecapaciteit in 2009 is toegenomen om vervolgens systematisch af te nemen. In 2013 ligt de productiecapaciteit meer dan 10% lager dan in het referentiejaar Vervolgens wordt de verhouding tussen de wijziging van de output t.o.v. de wijziging van de productiecapaciteit berekend. Voor de samenstelling van de hieronder vermelde tabel wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit voorgaande tabel (productiecapaciteit) en punt d (output) van dit hoofdstuk van het verslag.

99 95 Tabel 52: verhouding index output/index productiecapaciteit HvB Bergen index ( 2008 = 100) burgerlijke correctionele Jeugd KI KI sociaal sociaal ,00 100,00 100,00 100, , ,63 87,59 131,26 99, , ,58 100,92 105,15 95, , ,33 117,61 144,08 102, , ,11 110,33 113,28 90, , ,00 112,60 109,71 87, ,75 In de onderstaande grafiek wordt de evolutie van de indexcijfers voorgesteld. Omwille van de te beperkte aantallen die voorkomen op de rol sociaal en de afwezigheid van inschrijvingen op de rol KI sociaal, worden beiden niet opgenomen in de grafische voorstelling en verder ook niet besproken. Grafiek 45: verhouding index output/index productiecapaciteit bij het HvB van Bergen Uit deze gegevens blijkt dat alleen in 2011 de waarden voor iedere categorie hoger zijn dan 100. Dit betekent dat het aantal eindbeslissingen voor alle rollen in vergelijking met de productiecapaciteit hoger ligt dan het referentiejaar Het betreft dus een kalenderjaar met een toename van de productiviteit op alle vlakken. Voor de burgerlijke zaken ligt de verhouding jaarlijks iets hoger dan 100, met uitzondering van 2012, dus over het algemeen is er in verhouding tot de productiecapaciteit meer geproduceerd. Voor de correctionele zaken ligt de verhouding eveneens jaarlijks hoger dan 100, meestal zelfs een stuk hoger, met uitzondering van een dip in Ook hier is er in het algemeen in verhouding tot de productiecapaciteit meer geproduceerd. In jeugdzaken ligt de verhouding elk jaar hoger dan 100, meestal zelfs een stuk hoger. Enkel in de zaken voor de KI liggen de waarden jaarlijks lager dan 100, met uitzondering van 2011.

100 96 Het hof merkt op dat het dossier van de gasramp in Gellingen veel tijd in beslag heeft genomen (arrest gewezen in juni 2011) en dat hiervoor extra administratief personeel werd verkregen, maar dat dit dossier in de cijfers maar voor één dossier telt. i. Financiële In de onderstaande tabel wordt het aandeel van de financiële burgerlijke berekend in de hangende zaken en in de nieuwe zaken. De verhouding tussen beide aandelen vormt de graad van vertegenwoordiging. Tabel 53: vertegenwoordigingsgraad in de hangende zaken bij het hof van beroep van Bergen burgerlijk totaal hangende zaken nieuwe zaken graad van vertegenwoordiging financieel % aandeel totaal financieel % aandeel ,71% ,28% 1, ,84% ,60% 1, ,97% ,53% 1, ,38% ,58% 1, ,06% ,71% 1,28 Uit deze gegevens blijkt dat de financiële zaken oververtegenwoordigd zijn in het aantal hangende zaken. Hieruit volgt een minder snelle afhandeling van deze zaken in vergelijking met de andere zaken. Er is sinds 2008 echter sprake van een belangrijke daling van de graad van vertegenwoordiging. Deze bereikt een minimum in 2011, om in 2012 opnieuw een stijging te ondergaan. De graad van oververtegenwoordiging verdwijnt evenwel niet. Er wordt ook vastgesteld dat er vrij grote fluctuaties zijn in het aantal nieuwe financiële zaken, wat een invloed heeft op de berekening indien de fluctuatie niet samenvalt met die van het totale aantal nieuwe zaken.

101 97 9. CONCLUSIES 9.1. Analyse van het verzoek van de minister De voormalige minister van Justitie, mevrouw Turtelboom, heeft de HRJ om een onderzoek verzocht. De vraag ging er voornamelijk over om de prestaties van de hoven van beroep te vergelijken, in het bijzonder wat de verhouding van binnenkomende en uitgaande zaken betreft en het aantal arresten per raadsheer. De HRJ heeft gevolg gegeven aan deze vraag, maar heeft ze moeten omvormen in die zin dat er momenteel geen statistische gegevens bestaan die voldoende nauwkeurig en betrouwbaar zijn om alle gestelde vragen te beantwoorden. Vooral op de vraag over het aantal arresten per raadsheer kan er geen antwoord gegeven worden waarmee een vergelijking tussen de hoven mogelijk is omdat niets kan bevestigen dat de verkregen cijfers vergelijkbaar zijn wat onder meer de verschillende verhoudingen van arresttypes in elk hof betreft Methodologie en verloop van het onderzoek De reikwijdte van het onderzoek en de wijze van uitvoering is het voorwerp van een belangrijk methodologisch hoofdstuk dat vaak volledig moest worden uitgewerkt bij gebrek aan voorgaanden. Bij het uitvoeren van het onderzoek heeft de HRJ in een eerste fase de beschikbare statistische gegevens verzameld bij het VBSW en in de jaarverslagen van elk hof over de jaren 2008 tot Zo heeft de HRJ eerst inlichtingen ingewonnen over de beschikbare personele middelen (personeel tewerkgesteld bij elk hof, afwezigheden), dan voor de belangrijkste dossiertypes het aantal nieuwe (input) bepaald, om vervolgens de gegevens te verzamelen van de productie (output) over dezelfde dossiertypes, en tenslotte werden de cijfers van het aantal te behandelen zaken (de voorraad) verzameld. Met deze gegevens heeft de HRJ een aantal verhoudingen gekozen die het verband tussen verschillende gegevens mathematisch uitdrukken. Zo heeft de HRJ de input-outputverhouding voor elk jaar bepaald, de rotatietijd van de burgerlijke en correctionele (de tijd die nodig is bij een constante productie om de hele voorraad te behandelen) en heeft hij de wijziging van de productie van elk dossiertype vergeleken met de globale wijziging van de productiecapaciteit. De HRJ heeft ook getracht om weer te geven hoe de hoven zowel de financiële burgerlijke als correctionele behandelen door de vertegenwoordigingsgraad van deze zaken in de voorraad te vergelijken met het aantal van deze zaken in de instroom. Vervolgens heeft de HRJ de cijfers aan de verschillende hoven voorgelegd en heeft hen gehoord tijdens hoorzittingen via hun eerste voorzitters. Er werden bepaalde documenten gevraagd en de hoven konden schriftelijke opmerkingen maken. De HRJ heeft in het verslag de belangrijkste opmerkingen opgenomen en heeft zijn verslag aangepast wanneer dat zinvol was, zoals door het niet meer analyseren van de financiële correctionele zaken waarvan het aantal te laag werd bevonden om er statistische informatie uit te halen. Vervolgens werd een ontwerpverslag, aangevuld met de gegevens voor 2013, meegedeeld aan de hoven die hun opmerkingen hebben kunnen maken. Uit deze werkzaamheden komt een aanzienlijk corpus voort dat een methodologische omschrijving omvat en een beschrijvend gedeelte van de statistieken en verhoudingen van de verschillende hoven met een korte toelichting. Dit heeft geleid tot een verslag dat door de algemene vergadering van de HRJ op 16 december 2015 werd goedgekeurd. Uit de bespreking van het verslag met de hoven is echter gebleken dat er nog steeds problemen waren met de gehanteerde cijfers m.b.t. personeelsgegevens. Daarop werd door de HRJ besloten, met akkoord

102 98 van de minister van Justitie, het onderzoek voort te zetten. Alle hoven werden bezocht om er, samen met de eerste voorzitter, de personeelscijfers m.b.t. de magistraten na te kijken en (waar nodig) opnieuw te berekenen. Tevens werd de kwestie van de referendarissen (in welke mate tellen zij mee voor de berekening van de productiecapaciteit?) en de correctionele hangende zaken bij het hof van Gent verder onderzocht. Dit heeft, tot slot, geleid tot een eindverslag dat op 9 juni door de VAOC en op 22 juni 2016 door de algemene vergadering van de HRJ werd goedgekeurd. De voornaamste grafieken worden gebundeld in de bijlage zodat de lezer het onderzoek in zijn geheel kan lezen en hij tegelijk wordt uitgenodigd om de analyse betreffende elk hof en elke grafiek te raadplegen Resultaat van het onderzoek Factoren die het trekken van conclusies beperken De HRJ wil vooreerst de aandacht vestigen op de volgende punten die de mogelijkheden hebben beperkt om uit het onderzoek precieze conclusies te trekken: a. De registratie van de personeelsgegevens De registratie van de personeelsgegevens van magistraten, referendarissen, griffiers en administratief personeel bij de hoven gebeurt door de FOD Justitie, maar laat niet toe om de informatie aan te leveren die nodig is voor het invullen van de gemiddelde personeelsbezetting in het jaarlijks werkingsverslag (hoofdstuk 1 De personele middelen ). De hoven dienen dus zelf in te staan voor de berekening van de gemiddelde personeelsbezetting, waardoor het risico bestaat op vergissingen, fouten of een verschillende interpretatie van het begrip gemiddelde personeelsbezetting. Daarenboven is het niet duidelijk welke de precieze verhoudingen zijn binnen de categorie griffier/administratief personeel (onderlinge verhouding personeel niveau A, B, C en D) en of deze personen, die weliswaar aan het hof zijn toegewezen, wel effectief voor het hof werken (vb. onderhoudspersoneel, gebouwenbeheerder, archivarissen) (zie punt b). Aanbeveling De HRJ beveelt aan dat de FOD Justitie zo snel mogelijk dient te zorgen voor een performant systeem dat de centrale registratie en opvolging van de personeelsgegevens van magistraten, referendarissen, juristen, griffiers en administratief personeel mogelijk maakt en alle informatie die nodig is voor het aanmaken van het jaarlijks werkingsverslag aanlevert. De FOD Justitie dient in dit (toekomstige) systeem van centrale registratie en opvolging van de personeelsgegevens tevens aandacht te hebben voor een uniforme registratie van de afwezigheden om medische redenen. De HRJ beveelt aan dat het college van de hoven en rechtbanken, zolang er gebrek is aan een centrale registratie van de personeelsgegevens, dient toe te zien op de correcte toepassing van de richtlijnen m.b.t. de uniforme invoering van de gegevens door de hoven teneinde een vergelijking van de gegevens mogelijk te maken. Zo moet bijvoorbeeld a) duidelijk worden omschreven wat precies moet worden ingevuld onder gemiddelde personeelsbezetting (dienen bv. de gedelegeerden die niet zijn vervangen en/of de afwezigheden wegens medische redenen hier reeds in mindering te worden gebracht?), b) steeds worden gespecifieerd, wanneer wordt gevraagd een getal in dagen op te geven, of het gaat om werkdagen of kalenderdagen. De HRJ beveelt aan dat de minister van Justitie, zolang er gebrek is aan een centrale registratie van de personeelsgegevens, in het nieuw op te stellen standaardformulier voor de jaarlijkse werkingsverslagen (art. 340, 3 Ger. W.) nog duidelijkere instructies dient te geven over het invullen ervan, zodat uiteenlopende interpretaties en vergissingen zoveel mogelijk worden vermeden. Uit de werkingsverslagen moet duidelijk blijken wat het effectief beschikbare personeel is geweest gedurende de betrokken periode.

103 99 b. De registratie van de zaken Uit het onderzoek is gebleken dat de hoven ook gebruik maken van de gegevens van het parket-generaal voor het beheer van hun correctionele afdeling. De statische gegevens m.b.t. de nieuwe zaken en de hangende zaken, die enerzijds door het VBSW en anderzijds door het parket-generaal worden gehanteerd, kunnen dus variëren.. Er is ook een probleem met de betrouwbaarheid van de statistische gegevens die door het VBSW (nu het College van de hoven en rechtbanken) werden gepubliceerd. Gezien bij een hof fouten werden vastgesteld bij het invoeren van de zaken en dit volgens de steundienst van het College bij alle hoven kan voorkomen, rijst dan ook de vraag naar de betrouwbaarheid van de gepubliceerde statistische gegeven in correctionele zaken voor de andere hoven. Ook werd vastgesteld dat de precieze inhoud van de stock aan hangende correctionele zaken van hof tot hof kan verschillen. Aanbeveling De HRJ beveelt aan dat het college van de hoven en rechtbanken, dat moet instaan voor de goede algemene werking van de zetel en dat de taken van het vroegere VBSW heeft overgenomen, bij voorrang het probleem van de verschillende cijfergegevens in correctionele zaken dient op te lossen. Bij de uitwerking van een oplossing zullen er ook voldoende interne controlemaatregelen moeten worden voorzien, zodanig dat alle verschillen tussen cijfers gecommuniceerd door het parket-generaal, het VBSW en het hof van beroep kunnen afgestemd worden op elkaar. De HRJ beveelt aan dat het college van de hoven en rechtbanken er zich van dient te vergewissen dat de statistische gegevens die ze publiceert betrouwbaar zijn. Een uniforme uitgeschreven registratiehandleiding dient te worden opgesteld én er dient regelmatig een audit van deze registratie te gebeuren zodat er redelijke zekerheid kan worden verschaft over de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid van de cijfers. De HRJ beveelt aan dat het college van de hoven en rechtbanken er voor dient te zorgen dat er duidelijke instructies zijn op het vlak van de afwikkeling van de burgerlijke belangen nadat er in de zaak een eindarrest is uitgesproken op strafgebied (inschrijven als nieuwe zaak of niet), zodat hierover geen verschillende praktijken bestaan bij de hoven. De HRJ beveelt aan dat de wetgever er voor dient te zorgen dat er duidelijk wordt bepaald of de ambtshalve weglating (artikel Ger. W.) ook kan worden toegepast in correctionele zaken waarin een eindarrest is uitgesproken op correctioneel gebied maar niet op het vlak van de afwikkeling van de burgerlijke belangen. c. De vergelijkbaarheid van de gegevens. De situatie op het vlak van de bevoegdheden (sommige hoven hebben exclusieve bevoegdheden ), op het vlak van de samenstelling van de hoven (de verhouding magistraten t.o.v. referendarissen/juristen en de verhouding magistraten t.o.v. griffiers en administratief personeel, de inhoud van de categorie griffiers en administratief personeel ) en op het vlak van de exacte impact van elk personeelstype op de productie verschilt van hof tot hof. Daarom is een vergelijking tussen de hoven louter op basis van cijfers problematisch. Aanbeveling Als het College of de minister een echte vergelijking zou willen maken tussen de hoven op basis van cijfers en daar gevolgen aan wil verbinden dan moeten de bevoegde instanties bepalen hoe de hoven met verschillende samenstellingen en/of verschillende bevoegdheden met elkaar vergeleken zullen worden.

104 Beperkingen : geen directe vergelijkingen of rangschikking, vaststellen van tendensen Enerzijds heeft de HRJ uiteindelijk moeten afzien van directe vergelijkingen tussen de hoven omdat de beschikbare statistische gegevens, om redenen die in het deel methodologie en algemene vaststellingen zijn toegelicht, onvoldoende garantie op betrouwbaarheid en eenvormigheid bieden. Ook een rangschikking of een vergelijking in absolute waarden is niet verantwoord om dezelfde redenen. Het lijkt logisch dat één van de prioritaire taken van het college van hoven en rechtbanken er op korte termijn in bestaat om op redelijke wijze het vergelijkbare karakter van de beschikbare gegevens te verzekeren. Deze taak is niet alleen noodzakelijk om dit soort onderzoeken naar behoren te vervullen, maar ook en vooral in het kader van de opdracht van het college om de beschikbare middelen tussen de verschillende entiteiten te verdelen. Anderzijds meent de HRJ dat het naast elkaar plaatsen van bepaalde resultaten, onder de vorm van grafieken, een meerwaarde geeft omdat zo algemene tendensen zichtbaar worden, evoluties van verschillende gegevens binnen een bepaald hof kunnen worden samen gelezen en deze onderlinge evoluties eventueel ook bij een ander hof kunnen worden teruggevonden. Waar dit zinvol is, worden daarom overeenstemmende of uiteenlopende tendensen belicht. Wat de nieuwe betreft tonen de statistieken van de vijf hoven over het algemeen een stijgende trend aan van de inleidingen in het begin van de onderzochte periode en vervolgens een daling, waardoor het beeld van een bergparabool ontstaat. In bepaalde hoven wijken bepaalde dossiertypes van deze tendens af, zoals de correctionele zaken in Gent of de jeugdzaken in Luik en Brussel, die een stijging kennen. Deze regionale verschillen zouden kunnen worden bestudeerd om de oorzaken ervan te achterhalen, te meer omdat in deze dossiertypes het Openbaar Ministerie aanwezig is. Een werkhypothese zou kunnen zijn dat het Openbaar Ministerie een invloed op de curve heeft. De analyse van de output-inputcurves toont over het algemeen aan dat wanneer de burgerlijke curve stijgt, de correctionele curve daalt en omgekeerd. Alleen in Bergen wordt deze vaststelling gedeeltelijk ontkracht. Deze wisselwerking lijkt erop te wijzen dat de hoven, wanneer ze hun inspanningen op een sector richten, hun middelen in een andere sector gaan halen. Dat bevestigt de analyse van de HRJ die zegt dat bij het bestuderen van de productiviteit het onmogelijk is om een productietype (bijvoorbeeld de correctionele ) te isoleren van andere productietypes. De tabellen over de rotatietijd in aantal dagen tonen aan dat er bij alle hoven, behalve in Luik, een duidelijk verschil is tussen de rotatietijd voor de burgerlijke en de rotatietijd voor de correctionele die duidelijk korter is dan de eersten. De rotatietijd voor de correctionele moet wel met de nodige omzichtigheid worden gelezen gezien de vaststellingen die hiervoor werden gedaan m.b.t. de stock aan correctionele hangende zaken. De statistieken over de personeelsbezetting tonen aan dat er soms opvallende verschillen zijn tussen de hoven in de verhouding magistraten enerzijds en griffiers en administratief personeel anderzijds. Er kunnen hieruit echter geen conclusies worden getrokken omdat het niet duidelijk is welke de precieze verhoudingen zijn binnen de categorie griffiers en administratief personeel (onderlinge verhouding personeel niveau A, B, C en D) en of deze personen, die weliswaar aan het hof zijn toegewezen, wel effectief voor het hof werken (vb. onderhoudspersoneel, gebouwenbeheerder, archivarissen) (zie ook punt b). Tot slot wijst de HRJ erop dat de cijfers slechts een (klein) gedeelte van de werkelijkheid in het veld laten zien. Ze zeggen bijvoorbeeld niets over de materiële werkomstandigheden van het hof die de wijzigingen in de cijfers kunnen rechtvaardigen (bv. een verhuizing, een belangrijke zaak, een managementwissel ). De cijfers zijn dus geen doel op zichzelf, zeker omdat we de beperkingen van de kwaliteit ervan kennen, maar eerder een stimulans, een aanzet tot een denkoefening, zowel met betrekking tot de interne werking van het hof als tot de evolutie ervan ten opzichte van andere hoven.

105 Conclusies per hof van beroep Hierna is een analyse per hof gemaakt van de statistische gegevens en verhoudingen, zoals die op het moment van het opstellen van het verslag beschikbaar waren. Uit het onderzoek van de HRJ is gebleken dat deze gegevens mogelijk niet allen even betrouwbaar zijn. Daarom worden aan deze analyse geen aanbevelingen gekoppeld. In de toekomst zal de betrouwbaarheid van de gegevens door de hoven en het college van de hoven en rechtbanken moeten worden uitgeklaard en zullen eventueel correcties moeten worden aangebracht. De conclusies per hof moeten dus met de nodige voorzichtigheid gelezen worden. a. Antwerpen Het hof van beroep van Antwerpen wordt gekenmerkt door een korte rotatietijd in correctionele zaken over de gehele periode, een grote toename van het aantal KI en een dalende output in alle belangrijke sectoren (burgerlijk, correctioneel, KI en jeugd) in 2013 t.o.v De rotatietijd in correctionele zaken is sinds 2008 vrij stabiel gebleven maar is, zoals gezegd vrij kort. De verminderde output in 2013 had hierop geen invloed, gezien de input datzelfde jaar nog sterker daalde, waardoor de output/input verhouding positief was. De rotatietijd in burgerlijke zaken is eveneens vrij kort en sinds 2008 eveneens vrij stabiel gebleven, maar is in 2013 duidelijk toegenomen. Dit is te wijten aan de sterk verminderde output, terwijl de input in veel mindere mate daalde. De verminderde output is volgens het hof zelf te wijten aan het feit dat 2008 hét topjaar was qua wegwerking van de gerechtelijke achterstand, ingevolge een samenwerkingsprotocol met de minister van Justitie, resulterend in een (tijdelijke) kaderuitbreiding met het oog op de versterking van de strijd tegen de gerechtelijke achterstand. Er zou zelfs beter gedaan zijn dan de afgesproken doelstellingen. Nog steeds volgens het hof konden deze cijfers tot 2011 worden gehandhaafd, maar vervolgens liepen de burgerlijke doorlooptijden op exponentiële wijze uit omdat de burgerlijke instroom exponentieel toenam en omdat er niet verwacht kan worden dat de raadsheren zich blijven inzetten alsof het hof in permanente crisismodus verkeert. 29 Als de verminderde productie in 2013 in verhouding wordt gebracht met de productiecapaciteit, wordt ook hier een daling vastgesteld. M.a.w. de daling van de output (productie) wordt niet verklaard door een daling van de productiecapaciteit, die in tegendeel is gestegen, er is dus sprake van een daling van de productiviteit. Voor de verhoogde toename van het aantal KI-zaken kon door het hof zelf geen verklaring worden gevonden. b. Brussel Het hof van beroep van Brussel wordt gekenmerkt door een grote stijging van de output in burgerlijke zaken in 2010 (door het hof verklaard doordat het systeem van de ambtshalve weglatingen werd toegepast) 30, een daling van het aantal hangende zaken op correctioneel en vooral burgerlijk vlak en een evolutie in de verhouding output/input die op burgerlijk vlak een quasi perfect spiegelbeeld vertoont met het de verhouding op correctioneel vlak (tenminste als de piek op burgerlijk vlak in 2010 wordt gerelativeerd door de hierboven reeds aangehaalde verklaring). Tevens kenmerkend voor Brussel is zijn zeer hoge stock aan hangende zaken en het feit dat begin 2016 voor de jaren 2013 en 2014 nog steeds geen werkingsverslag was neergelegd, wat overigens een wettelijke verplichting is (artikel van het Gerechtelijk Wetboek). 31 De rotatietijd in correctionele zaken is sinds 2008 vrij stabiel gebleven, wat niet verwonderlijk is gezien de verhouding output/input in de bestudeerde periode drie keer (licht) positief en drie keer (licht) negatief was. Hoewel de input daalde, slaagde het hof er niet in de rotatietijd te doen afnemen. 29 Zie pagina Zie pagina De werkingsverslagen voor de jaren 2013 en 2014 werden uiteindelijk op 6 juni 2016 goedgekeurd door de algemene vergadering van het hof.

106 102 De rotatietijd in burgerlijke zaken is eveneens vrij stabiel gebleven (tenminste als men abstractie maakt van de piek op burgerlijk vlak wegens de hierboven reeds aangehaalde verklaring) en in 2012 iets gedaald, wat te verklaren is door een duidelijk positieve verhouding output/input in In 2013 stijgt de rotatietijd weer licht door de afname van de output al is de output/input verhouding gunstig. Deze ontwikkeling is te verklaren door de zeer hoge stock aan hangende zaken, immers de rotatietijd is de verhouding tussen de output en de stock. Deze hoge stock verklaart mede dat Brussel in 2013 een lange rotatietijd heeft. Als de productie in verhouding wordt gebracht met de productiecapaciteit, zien we dat op correctioneel vlak de productiviteit tot 2011 elk jaar hoger lag dan in het referentiejaar 2008 om daarna te dalen onder het niveau van Op burgerlijk vlak is er, met uitzondering van de piek in 2010 (die kan worden gerelativeerd door de hierboven reeds aangehaalde verklaring), systematisch een lagere productiviteit dan in In de jeugdzaken is er dan weer een systematisch hogere productiviteit. Op het vlak van de KI ligt de productiviteit tot 2011 hoger en sindsdien lager dan in c. Gent Het hof van beroep van Gent wordt gekenmerkt door een toename van de input op burgerlijk en vooral op correctioneel vlak (op burgerlijk vlak is er wel weer een afname sinds 2011), een grote stijging van de output op correctioneel vlak sinds 2009, een grote toename van het aantal hangende KI- sinds 2010 en een evolutie in de rotatietijd die op burgerlijk vlak een quasi perfect spiegelbeeld vertoont met de rotatietijd op correctioneel vlak. De rotatietijd in correctionele zaken is sinds 2009 gedaald. Hoewel de input substantieel toenam, slaagde het hof erin door een nog grotere stijging van de output (vanaf 2011 is er een positieve verhouding output/input) een daling van rotatietijd te bekomen. De rotatietijd in burgerlijke zaken vertoont haast exact een tegenovergestelde evolutie: in elk jaar waar de rotatietijd op correctioneel vlak afnam, steeg deze op burgerlijk vlak. Dit is te wijten aan een toegenomen input en afgenomen output (sinds 2010 is de verhouding output/input negatief). Het laat uitschijnen dat de inhaalbeweging die op correctioneel vlak is gemaakt ten koste is gegaan van de burgerlijke sector, wat ook door het hof zelf wordt bevestigd. Het heeft ertoe geleid dat in 2013 de rotatietijd in burgerlijke zaken vrij lang is. Als de productie in verhouding wordt gebracht met de productiecapaciteit, zien we in het jaar 2010 een grote daling voor alle sectoren, m.a.w. de productiviteit is dat jaar op alle vlakken gedaald en ligt ruim onder het niveau van Het hof verklaart dit door de impact van een megadossier (Lernout & Hauspie), dat in de statistieken maar als één zaak wordt aangerekend maar zeer lange tijd drie magistraten heeft geïmmobiliseerd, door de historische onderbedeling van het hof en doordat de aanwerving van referendarissen (met een minderwaardig statuut) geen oplossing biedt voor het wegwerken van de werkvoorraad waarmee het hof te kampen heeft. 32 Na 2010 stijgt de productiviteit op correctioneel vlak substantieel, maar op burgerlijk vlak blijft deze (ruim) onder het niveau van d. Luik Het hof van beroep van Luik wordt gekenmerkt door een stijging van de input in burgerlijke zaken en correctionele zaken, een daling van de input van KI-, een sterke stijging van de output in correctionele zaken vanaf 2010 en een evolutie in de verhouding output/input die op burgerlijk vlak in grote mate een spiegelbeeld vertoont met de verhouding op correctioneel vlak. De rotatietijd in correctionele zaken is in 2010 sterk toegenomen om sindsdien stelselmatig te dalen tot een niveau dat onder dat van 2008 ligt. Deze vaststelling loopt gelijk met een daling van de output in 2010 en een stevige stijging in de jaren erna. 32 Zie pagina s 62 en 66.

107 103 De rotatietijd in burgerlijke zaken is vrij kort, kende wat schommelingen maar eindigde in 2013 ongeveer op hetzelfde niveau als in Als de productie in verhouding wordt gebracht met de productiecapaciteit, zien we een stijging op burgerlijk vlak tot 2010 en daarna een daling (net zoals er een daling is van de output) en een substantiële stijging op correctioneel vlak. Enkel op het vlak van de KI is er een afname van de productiviteit. Het hof blijkt sinds 2011 zijn middelen vooral te hebben ingezet op het correctionele vlak wat wel ten koste is gegaan van de burgerlijke zaken. e. Mons Het hof van beroep van Mons wordt gekenmerkt door een sterke toename in de effectieve bezetting van de griffiers/administratief personeel en een sterke afname qua magistraten, een sterke toename van de input op burgerlijk vlak, een sterke afname van het aantal nieuwe KI-, een sterke stijging van het aantal correctionele hangende zaken (er is pas in 2013 een trendbreuk doordat de verhouding output/input pas dat jaar voor het eerst positief was) en een duidelijke afname van het aantal burgerlijke hangende zaken (de sterke toename van de input en de afname van de output leidden tussen 2008 en 2012 jaarlijks tot een daling van de verhouding output/input, maar deze bleef nog steeds positief waardoor het aantal hangende zaken bleef dalen). De rotatietijd in correctionele zaken is toegenomen. Hoewel zowel de input als de output over de gehele periode bijna op hetzelfde niveau is gebleven, was de verhouding output/input tot 2012 steeds negatief. Het hof heeft hiervoor geen specifieke verklaring. Pas in 2013 werd deze verhouding positief en steeg de rotatietijd niet meer. De rotatietijd is echter nog steeds vrij kort. De rotatietijd in burgerlijke zaken is afgenomen. Dit is, zoals gezegd, te danken aan een voor de gehele periode positieve verhouding output/input, hoewel deze tussen 2008 en 2012 jaarlijks verminderde. Het heeft er toe geleid dat in 2013 de rotatietijd vrij kort is. Als de verminderde productie in verhouding wordt gebracht met de productiecapaciteit, wordt voor de meeste sectoren (burgerlijk, correctioneel en jeugd) een duidelijke stijging vastgesteld ten opzichte van het refertejaar Voor de KI- is de verhouding relatief stabiel gebleven tot 2011, daarna volgt een duidelijke daling. M.a.w. de productiviteit is algemeen toegenomen, de afname van de output in burgerlijke zaken was dus verhoudingsgewijs minder groot dan de afname van de productiecapaciteit(sterke afname qua magistraten en status quo qua referendarissen) Slotbemerking De HRJ heeft met dit onderzoek getracht het verzoek van de minister van Justitie zo goed en nuttig mogelijk uit te voeren, hoewel dit niet eenvoudig was. Vanaf het begin werd immers gestoten op een aantal praktische problemen, zoals het feit dat dergelijk onderzoek nog nooit was gevoerd, de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de statistische gegevens (vooral op het vlak van de personeelsbezetting en in correctionele zaken) en de vergelijkbaarheid van de statistische gegevens. Daarom heeft het onderzoek ook langer geduurd dan voorzien, wat de HRJ zelf ook betreurt, en zijn er uiteindelijk op grond van deze statistische gegevens geen aanbevelingen gedaan aan de individuele hoven. Het was voor de HRJ zeker gemakkelijker geweest om al na het vooronderzoek de opdracht terug te geven aan de minister omwille van bovenvermelde problemen. De HRJ heeft er echter voor gekozen om door te zetten, net met de bedoeling om nog accurater te kunnen aangeven waar en op welke niveaus het schoentje knelt en wat er nodig is om dergelijk onderzoek in de toekomst op een vlottere manier te kunnen uitvoeren. De HRJ drukt dan ook de wens uit dat de aanbevelingen die in dit kader zijn gedaan (aan de hoven, het college van de hoven en rechtbanken, de minister van Justitie en de FOD Justitie) een oplossing brengen voor de vastgestelde problemen.

108 104 Ten slotte kan nog worden vermeld dat, nu de methodologie is uitgewerkt, de gehanteerde analyse ook vrij gemakkelijk kan worden toegepast op de gegevens van latere jaren.

109 Bijlage Antwerpen Brussel Bruxelles Gent Liège Mons

110 106 Antwerpen Brussel Bruxelles Gent Liège Mons

HOF VAN BEROEP 1 BURGERLIJKE ZAKEN 2 CORRECTIONELE ZAKEN 4

HOF VAN BEROEP 1 BURGERLIJKE ZAKEN 2 CORRECTIONELE ZAKEN 4 Tabellen HOF VAN BEROEP 1 BURGERLIJKE ZAKEN 2 2015 2016 Input Hangende zaken op 1/1 9.408 8.869 8.235 Nieuw ingeleide zaken 3.737 3.358 3.426 Totaal 13.145 12.227 11.661 Tussenarresten 605 586 479 Output

Nadere informatie

HOF VAN BEROEP 1 BURGERLIJKE ZAKEN 2 CORRECTIONELE ZAKEN 4

HOF VAN BEROEP 1 BURGERLIJKE ZAKEN 2 CORRECTIONELE ZAKEN 4 HOF VAN BEROEP 1 BURGERLIJKE ZAKEN 2 2013 2014 Input Hangende zaken op 1/1 9.682 9.856 9.408 Nieuw ingeleide zaken 3.973 3.821 3.737 Totaal 13.655 13.677 13.145 Tussenarresten 605 586 514 Output Eindarresten

Nadere informatie

College van Procureurs-generaal stelt. jaarstatistiek 2015 van de correctionele parketten voor

College van Procureurs-generaal stelt. jaarstatistiek 2015 van de correctionele parketten voor Statistisch analisten van het Openbaar Ministerie College van Procureurs-generaal BRUSSEL College van Procureurs-generaal stelt jaarstatistiek 2015 van de correctionele parketten voor Persbericht 21 april

Nadere informatie

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken Gegevens 2012 Anvers I 902 1 248 199 49 8 1159 Anvers II 666 16 158 137 21 14 854 Anvers III 815 3 315 279 36 7 1140 Anvers IV 1723 5 290 290 0

Nadere informatie

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken Gegevens 2011 Anvers I 902 1 248 199 49 8 1159 Anvers II 666 16 158 137 21 14 854 Anvers III 815 3 315 279 36 7 1140 Anvers IV 1723 5 290 290 0

Nadere informatie

Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek i.v.m. de mandaten en de evaluatie van de korpschefs van de zittende magistratuur.

Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek i.v.m. de mandaten en de evaluatie van de korpschefs van de zittende magistratuur. Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Juni 2015 Ambtshalve advies Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek i.v.m. de mandaten en de evaluatie van de korpschefs van de

Nadere informatie

Personeelsplanning en werklastmeting: status quaestionis Prof. dr. em. Roger Depré Instituut voor de Overheid

Personeelsplanning en werklastmeting: status quaestionis Prof. dr. em. Roger Depré Instituut voor de Overheid Personeelsplanning en werklastmeting: status quaestionis Prof. dr. em. Roger Depré Instituut voor de Overheid 1 Het concept werklastmeting: doelstellingen In kaart brengen van de productie van het gerecht,

Nadere informatie

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken Gegevens 2009 Anvers I 902 1 248 199 49 8 1159 Anvers II 666 16 158 137 21 14 854 Anvers III 815 3 315 279 36 7 1140 Anvers IV 1723 5 290 290 0

Nadere informatie

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken Gegevens 2010 Anvers I 902 1 248 199 49 8 1159 Anvers II 666 16 158 137 21 14 854 Anvers III 815 3 315 279 36 7 1140 Anvers IV 1723 5 290 290 0

Nadere informatie

nr. 285 van LORIN PARYS datum: 25 januari 2017 aan JO VANDEURZEN Justitiehuizen - Werklastmeting

nr. 285 van LORIN PARYS datum: 25 januari 2017 aan JO VANDEURZEN Justitiehuizen - Werklastmeting SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 285 van LORIN PARYS datum: 25 januari 2017 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Justitiehuizen - Werklastmeting De minister liet heeft eerder

Nadere informatie

Krokusplan. Projectenplan van de Hoge Raad voor de Justitie. Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice

Krokusplan. Projectenplan van de Hoge Raad voor de Justitie. Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Krokusplan Projectenplan 2017 2020 van de Hoge Raad voor de Justitie Goedgekeurd door de Algemene Vergadering op 26 januari 2017 Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Januari 2017

Nadere informatie

College van Procureurs-generaal stelt jaarstatistiek 2014 van de correctionele parketten voor

College van Procureurs-generaal stelt jaarstatistiek 2014 van de correctionele parketten voor Statistisch analisten van het Openbaar Ministerie College van Procureurs-generaal BRUSSEL College van Procureurs-generaal stelt jaarstatistiek 2014 van de correctionele parketten voor Persconferentie 2

Nadere informatie

SCSZ/06/083. Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 27 april 2006; Gelet op het verslag van de heer Michel Parisse.

SCSZ/06/083. Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 27 april 2006; Gelet op het verslag van de heer Michel Parisse. SCSZ/06/083 1 BERAADSLAGING NR. 06/042 VAN 16 MEI 2006 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID EN DE RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID VAN DE PROVINCIALE

Nadere informatie

Bijlage bij Tijl DE JAEGER, Gerechtelijke achterstand: de piñata van de wetgever, NjW 2017, afl. 361, 290.

Bijlage bij Tijl DE JAEGER, Gerechtelijke achterstand: de piñata van de wetgever, NjW 2017, afl. 361, 290. Annex D: Toelichting bij figuren 1-8 Figuur 1: relatieve achterstand De figuur is hoofdzakelijk gebaseerd op de cijfers vermeld in het document Kerncijfers van de gerechtelijke activiteit 2000-2014 (online

Nadere informatie

Advies van de Verenigde Benoemingscommissies voor het Notariaat

Advies van de Verenigde Benoemingscommissies voor het Notariaat Advies van de Verenigde Benoemingscommissies voor het Notariaat over het aantal in 2015 te benoemen kandidaat-notarissen, per taalrol DE VERENIGDE BENOEMINGSCOMMISSIE VOOR HET NOTARIAAT, werden bij brief

Nadere informatie

VERSLAG AAN DE KONING

VERSLAG AAN DE KONING VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan de handtekening van Uwe Majesteit voor te leggen regelt de uitvoering van de wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de wet van 12 juni

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Werklastmeting in het Openbaar Ministerie 11 DECEMBER 2007

Werklastmeting in het Openbaar Ministerie 11 DECEMBER 2007 COLLEGE VAN PROCUREURS-GENERAAL COLLÈGE DES PROCUREURS GÉNÉRAUX Werklastmeting in het Openbaar Ministerie 11 DECEMBER 2007 Ernest Allardstraat, 42 1000 Brussel Tel. : 02/500 86 12 Fax : 02/500 86 13 E-mail

Nadere informatie

1. Hoeveel zaken zijn op dit moment hangende bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen?

1. Hoeveel zaken zijn op dit moment hangende bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 206 van RENAAT LANDUYT datum: 3 maart 2015 aan GEERT BOURGEOIS MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED Raad voor

Nadere informatie

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken Wegwijs in justitie In de hoofdrol bij justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2003 ] Notariaat Met dank aan

Nadere informatie

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN Oktober 2011 De arbeidsongevallen in de uitzendarbeidsector in 2010 1 Inleiding De arbeidsongevallen van de uitzendkrachten kunnen worden geanalyseerd op basis van drie selectiecriteria

Nadere informatie

Cijfermateriaal basisregistratie

Cijfermateriaal basisregistratie Cijfermateriaal basisregistratie 2007-2009 Mei 2010 1. Inleiding In dit rapport wordt het cijfermateriaal met betrekking tot budgethulpverlening en schuldhulpverlening gepresenteerd dat door de erkende

Nadere informatie

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2004 ]

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2004 ] Wegwijs in justitie In de hoofdrol bij justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2004 ] Notariaat Met dank aan

Nadere informatie

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2005 ]

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2005 ] Wegwijs in justitie In de hoofdrol bij justitie De instellingen Meer informatie Justitie in de praktijk De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2005 ] Notariaat Met dank aan

Nadere informatie

Rechtbanken van Koophandel. Gegevens 2015

Rechtbanken van Koophandel. Gegevens 2015 Rechtbanken van Koophandel Gegevens 2015 Met dank aan het personeel van de Rechtbanken van koophandel en de stafdienst ICT (FOD Justitie). Het gebruik van de inhoud van deze publicatie als toelichting

Nadere informatie

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN Juli 2014 Statistisch verslag van de arbeidsongevallen van 2013 - Privésector 1 Aanpassing van de formule van de gevolgen van arbeidsongevallen 1.1 EVOLUTIE IN DE OVERDRACHT

Nadere informatie

DE RECHTSBEDELING IN HET RECHTSGEBIED TIJDENS HET JAAR 2017

DE RECHTSBEDELING IN HET RECHTSGEBIED TIJDENS HET JAAR 2017 DE RECHTSBEDELING IN HET RECHTSGEBIED TIJDENS HET JAAR 2017 Mijnheer de Eerste Voorzitter, Geachte genodigden in al uw titels en graden, Beste collega s, Onze administratieve diensten hebben opnieuw hun

Nadere informatie

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE CONSEIL SUPERIEUR DE LA JUSTICE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE CONSEIL SUPERIEUR DE LA JUSTICE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE INLEIDING De HRJ heeft een drievoudige opdracht die sinds 2 augustus 2000 effectief uitgeoefend wordt: Een bepalende rol spelen in het benoemingsbeleid bij de magistratuur, op

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 2 mei

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 2 mei A D V I E S Nr. 1.559 ----------------------------- Zitting van dinsdag 2 mei 2006 ---------------------------------------- Generatiepact - Financiering gezondheidszorg x x x 2.162/6-1 Blijde Inkomstlaan,

Nadere informatie

7.2 Bijlage 2: bijlagen bij de habitats

7.2 Bijlage 2: bijlagen bij de habitats 7.2 Bijlage 2: bijlagen bij de habitats 7.2.1 Bijlage 2-1 Aanvulling bij de SWOT-analyse van de BWK, deel relevante zwakten van de BWK (uit Paelinckx et al. 2009, in voorbereiding). Een foutloze en gebiedsdekkende

Nadere informatie

Gelet op de aanvraag van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering van 20 maart 2007;

Gelet op de aanvraag van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering van 20 maart 2007; SCSZ/07/123 1 BERAADSLAGING NR. 07/037 VAN 3 JULI 2007 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN GECODEERDE PERSOONSGEGEVENS DOOR DE KRUISPUNTBANK VAN DE SOCIALE ZEKERHEID AAN HET RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE-

Nadere informatie

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in 2010 ... A1 =... B1 251 ... A2 =... B2...

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in 2010 ... A1 =... B1 251 ... A2 =... B2... Identiteit:.. Repertoriumnummer:.. Ondernemingsnr. of nationaal nr.:. TABEL voor de berekening van de vrijstelling voor bijkomend personeel (artikel 67ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992)

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 september 2017

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 september 2017 A D V I E S Nr. 2.051 ------------------------------ Zitting van dinsdag 26 september 2017 ---------------------------------------------------- Ontwerp van koninklijk besluit tot uitvoering van een aantal

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 14.3.2003 COM(2003) 114 definitief 2003/0050 (CNS) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de statistische gegevens die moeten worden gebruikt

Nadere informatie

OVERZICHT VAN DE ACTIVITEITEN TIJDENS HET KALENDERJAAR 2010 VAN HET ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN EN VAN HET AUDITORAAT-GENERAAL.

OVERZICHT VAN DE ACTIVITEITEN TIJDENS HET KALENDERJAAR 2010 VAN HET ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN EN VAN HET AUDITORAAT-GENERAAL. OVERZICHT VAN DE ACTIVITEITEN TIJDENS HET KALENDERJAAR VAN HET ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN EN VAN HET AUDITORAAT-GENERAAL. 1.Burgerlijke zaken. A. Bespreking. In werden op de algemene rol 1109 nieuwe zaken

Nadere informatie

IMA-syntheserapport wachttijden cataractingrepen

IMA-syntheserapport wachttijden cataractingrepen 1 IMA-syntheserapport wachttijden cataractingrepen 1 CONTEXT In België worden geen wachttijden over cataractingrepen geregistreerd. Om toch te kunnen antwoorden op, onder andere, vragen van Europa heeft

Nadere informatie

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 6 september 2004;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 6 september 2004; SCSZ/04/105 BERAADSLAGING NR 04/034 VAN 5 OKTOBER 2004 M.B.T. DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE KRUISPUNTBANK VAN DE SOCIALE ZEKERHEID AAN HET FOREM MET HET OOG OP DE EVALUATIE VAN HET PLAN FORMATION-INSERTION

Nadere informatie

ARBEIDSRECHTBANK LEUVEN

ARBEIDSRECHTBANK LEUVEN ARBEIDSRECHTBANK LEUVEN WERKINGSVERSLAG 2015 WERKINGSJAAR 2014 HOOFDSTUK I : PERSONELE MIDDELEN Personeelsformatie Magistra ten Magistra ten Art. 100 Ger. W. Plaatsver vangende rechters Rechters in sociale

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 OKTOBER 2013 C.12.0295.N-C.12.0446.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest I. Nr. C.12.0295.N ABC MAATSCHAPPIJ VOOR SOCIALE WONINGBOUW cvba, met zetel te 2050 Antwerpen, Reinaartlaan 8, eiseres, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Audit Beheersprocessen van de dossiers in de sectie individuele criminaliteit van het parket te Charleroi

Audit Beheersprocessen van de dossiers in de sectie individuele criminaliteit van het parket te Charleroi Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Juin 2016 Audit Beheersprocessen van de dossiers in de sectie individuele criminaliteit van het parket te Charleroi Verslag goedgekeurd door de

Nadere informatie

Wat zijn de gevolgen van de pensioenhervormingen voor de personeelsleden van de UGent?

Wat zijn de gevolgen van de pensioenhervormingen voor de personeelsleden van de UGent? Wat zijn de gevolgen van de pensioenhervormingen voor de personeelsleden van de UGent? DEZE TEKST IS GEBASEERD OP DE RECENTSTE REGELGEVING TOT 15 JANUARI 2012. ER ZIJN VERDER NOG EEN AANTAL MAATREGELEN

Nadere informatie

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken Gegevens 2014

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken Gegevens 2014 De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken Gegevens 2014 Anvers Anvers II Anvers III Anvers IV Anvers V Anvers VI Anvers VII Anvers VIII Anvers IX Anvers X Anvers XI Anvers XII Boom Brasschaat

Nadere informatie

Het Time sheets project bij de hoven van beroep

Het Time sheets project bij de hoven van beroep Het Time sheets project bij de hoven van beroep Studiedag werklastmeting gerechten Brussel, Albertina, 11 december 2007 Presentatie: C. De Vel, Eerste voorzitter Hof van Beroep Antwerpen Structuur van

Nadere informatie

Methodologie verdachten. Politiële criminaliteitsstatistieken

Methodologie verdachten. Politiële criminaliteitsstatistieken Methodologie verdachten Politiële criminaliteitsstatistieken INHOUDSTAFEL VERDACHTEN: METHODOLOGISCHE HANDLEIDING... 3 Waarom?... 3 Wat verstaat men onder verdachten?... 3 Twee kenmerken: geslacht en leeftijd...

Nadere informatie

(plaats & XX XX XXXX datum) De vrederechter van het kanton XXX

(plaats & XX XX XXXX datum) De vrederechter van het kanton XXX (plaats & XX XX X datum) De vrederechter van het kanton Geachte vrederechter, Betreft: voorlopig bewind Het is u bekend dat ik bij vonnis van als voorlopig bewindvoerder aangesteld werd voor De beschermde

Nadere informatie

Bijlage 1 1. INLEIDING EN VERLOOP VAN DE OPDRACHT. Beknopte beschrijving van het verloop van de opdracht 2. DE WAARDERINGS- EN TOEREKENINGSREGELS

Bijlage 1 1. INLEIDING EN VERLOOP VAN DE OPDRACHT. Beknopte beschrijving van het verloop van de opdracht 2. DE WAARDERINGS- EN TOEREKENINGSREGELS Bijlage 1 SCHEMA VAN TYPEVERSLAG OP TE STELLEN INZAKE DE FINANCIELE TOESTAND VAN DE AANVULLENDE VERZEKERING VAN DE LANDSBONDEN, DE ZIEKENFONDSEN EN DE MAATSCHAPPIJEN VAN ONDERLINGE BIJSTAND DIE GEEN VERZEKERINGEN

Nadere informatie

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES RvV 466 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES Over een ontwerp van koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 2 maart 1992 betreffende de prijsaanduidingen van kappersdiensten. Brussel, 10

Nadere informatie

niet verbeterde kopie

niet verbeterde kopie Rolnummer 4851 Arrest nr. 47/2010 van 29 april 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik. Het

Nadere informatie

ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN Zitting van 20 oktober 2016

ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN Zitting van 20 oktober 2016 Inzake: Tegen: ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN Zitting van 20 oktober 2016 De heer A en mevrouw B, woonachtig te XXX in eigen naam alsook in hun hoedanigheid van vertegenwoordigers

Nadere informatie

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST 1e blad. rep.nr. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 7 APRIL 2011 7e KAMER SOCIALEZEKERHEIDSRECHT WERKNEMERS - beroep Bureau Juridische Bijstand tegensprekelijk (art. 747, 2, Ger.

Nadere informatie

nr. 444 van MARTINE TAELMAN datum: 5 februari 2015 aan LIESBETH HOMANS Vlaamse overheid - Arbeidsongevallen

nr. 444 van MARTINE TAELMAN datum: 5 februari 2015 aan LIESBETH HOMANS Vlaamse overheid - Arbeidsongevallen SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 444 van MARTINE TAELMAN datum: 5 februari 2015 aan LIESBETH HOMANS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, KONINKRIJK BELGIE 1000 Brussel, Postadres : Ministerie van Justitie Waterloolaan 115 Kantoren : Regentschapsstraat 61 Tel. : 02 / 542.72.00 Fax : 02 / 542.72.12 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE

Nadere informatie

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST 1e blad. rep.nr. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 24 MAART 2011 7e KAMER SOCIALE ZEKERHEIDSRECHT WERKNEMERS - werkloosheid tegensprekelijk definitief kennisgeving art. 580, 2, Ger.

Nadere informatie

Gelet op de aanvraag van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding ontvangen op 15/03/2012;

Gelet op de aanvraag van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding ontvangen op 15/03/2012; 1/7 Sectoraal comité van het Rijksregister Beraadslaging RR nr 37/2012 van 9 mei 2012 Betreft: aanvraag van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding om het identificatienummer van het Rijksregister te

Nadere informatie

Projectverslag 'Capelo'

Projectverslag 'Capelo' Projectverslag 'Capelo' 1. Beleidsvisie en projectdoelstelling Met het oog op het verstrekken van een pensioenraming aan de personeelsleden van 55 jaar en ouder een verplichting opgelegd door het generatiepact

Nadere informatie

Audit Parket van BERGEN Sectie verkeerszaken Afdelingen BERGEN en DOORNIK

Audit Parket van BERGEN Sectie verkeerszaken Afdelingen BERGEN en DOORNIK Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Juni 2017 Audit Parket van BERGEN Sectie verkeerszaken Afdelingen BERGEN en DOORNIK Verslag goedgekeurd op 22 juin 2017 door de Verenigde advies-

Nadere informatie

Toepassing van de nieuwe wettelijke regels voor de toewijzing van zaken aan alleenzetelende raadsheren

Toepassing van de nieuwe wettelijke regels voor de toewijzing van zaken aan alleenzetelende raadsheren Bijzonder onderzoek Toepassing van de nieuwe wettelijke regels voor de toewijzing van zaken aan alleenzetelende raadsheren Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Juni 2018 Bijzonder

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

rapportage Producentenvertrouwen kwartaal 1. Deze resultaten zijn tevens gepubliceerd in de tussenrapportage economische barometer (5 juni 2002)

rapportage Producentenvertrouwen kwartaal 1. Deze resultaten zijn tevens gepubliceerd in de tussenrapportage economische barometer (5 juni 2002) Rapportage producentenvertrouwen oktober/november 2002 Inleiding In de eerste Economische Barometer van Breda heeft de Hogeschool Brabant voor de eerste keer de resultaten gepresenteerd van haar onderzoek

Nadere informatie

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in 2001 ... A1 =... B1 251 ... A2 =... B2...

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in 2001 ... A1 =... B1 251 ... A2 =... B2... Identiteit :.. Repertoriumnummer :.. Nationaal nummer : TABEL voor de berekening van de vrijstelling voor bijkomend personeel (art. van de Programmawet van 0.. tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap,

Nadere informatie

Gelet op de auditoraatsrapporten van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van 8 maart 2006 en 20 september 2007;

Gelet op de auditoraatsrapporten van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van 8 maart 2006 en 20 september 2007; SCSZ/06/056 1 BERAADSLAGING NR 06/021 VAN 18 APRIL 2006, GEWIJZIGD OP 2 OKTOBER 2007, MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR HET RSVZ AAN DE RVP MET HET OOG OP DE UITBETALING VAN RUST-

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 APRIL 2015 P.14.1146.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1146.N T K H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Luc Arnou, advocaat bij de balie te Brugge, tegen 1. E V D C, 2.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 14 MAART 2011 S.09.0099.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.09.0099.F BELGISCHE STAAT, minister van Financiën, Mr. François T Kint, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen C. P. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 januari

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 januari A D V I E S Nr. 1.594 ----------------------------- Zitting van dinsdag 30 januari 2007 ----------------------------------------------- Stelsel van de gelegenheidswerknemers in de sector van de witlofteelt

Nadere informatie

Beslissing nr V/M 11 van 7 april 2011

Beslissing nr V/M 11 van 7 april 2011 Beslissing nr. 2011 - V/M 11 van 7 april 2011 Zaak MEDE-V/M-08/0021: UGC Belgium NV / Kinepolis Group NV I. Overzicht van de relevante procedurevoorgaanden 1. De procedurele voorgaanden zijn weergegeven

Nadere informatie

JAARVERSLAG PERSONEEL

JAARVERSLAG PERSONEEL 2017 JAARVERSLAG PERSONEEL Nathalie Verbeeck, Personeelsverantwoordelijke Bouwelse Steenweg 52, 2270 Herenthout e-mail: nathalie.verbeeck@herenthout.be Tel.: 014 507 827 OCMW-raad 3 april 2018 Pagina 2

Nadere informatie

Multiplicatoren: handleiding

Multiplicatoren: handleiding Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Multiplicatoren: handleiding De multiplicatoren van het finaal gebruik behelzen een klassieke toepassing van het traditionele inputoutputmodel

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Datum van inontvangstneming : 23/05/2017 Vertaling C-165/17-1 Zaak C-165/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 3 april 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T Rolnummers 4519 en 4522 Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T In zake : - de prejudiciële vraag betreffende artikel 4, derde tot vijfde lid, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande

Nadere informatie

PERSMEDEDELING VAN HET KONINKLIJK VERBOND VAN VREDE- EN POLITIERECHTERS

PERSMEDEDELING VAN HET KONINKLIJK VERBOND VAN VREDE- EN POLITIERECHTERS PERSMEDEDELING VAN HET KONINKLIJK VERBOND VAN VREDE- EN POLITIERECHTERS Aansluitend op zijn persmededeling dd. 24 november 2017, neemt de raad van bestuur van het Koninklijk Verbond van Vrede- en Politierechters

Nadere informatie

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA Nederlandstalig onderwijs Brussel Capaciteit

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Jaarlijkse vakantie - Vakantiegeld - Bedienden - Veranderlijk loon - Enkel en dubbel vakantiegeld - Berekening - Art. 39, K.B. 30 maart 1967 Datum 15 januari 1996 Copyright

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/08/032 ADVIES NR. 08/03 VAN 4 MAART 2008 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN GEAGGREGEERDE ANONIEME GEGEVENS

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSARIS R0403 UITGIFTE VAN AANDELEN ZONDER VERMELDING VAN NOMINALE WAARDE BENEDEN FRACTIEWAARDE

VERSLAG VAN DE COMMISSARIS R0403 UITGIFTE VAN AANDELEN ZONDER VERMELDING VAN NOMINALE WAARDE BENEDEN FRACTIEWAARDE VERSLAG VAN DE COMMISSARIS R0403 UITGIFTE VAN AANDELEN ZONDER VERMELDING VAN NOMINALE WAARDE BENEDEN FRACTIEWAARDE IN KADER VAN ARTIKEL 582 VAN HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN 4ENERGY INVEST NV GEVESTIGD

Nadere informatie

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2013/10/ / 3 JULI 2013

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2013/10/ / 3 JULI 2013 1 KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2013/10/ / 3 JULI 2013 Inzake, wonende,, bijgestaan door, advocaat te, Verzoekende partij Tegen, dat deel uitmaakt van,,, vertegenwoordigd door, waarnemend

Nadere informatie

BEKNOPT OVERZICHT VAN DE INGREPEN VOOR DE HUURPRIJSBEREKENING 2012

BEKNOPT OVERZICHT VAN DE INGREPEN VOOR DE HUURPRIJSBEREKENING 2012 BEKNOPT OVERZICHT VAN DE INGREPEN VOOR DE HUURPRIJSBEREKENING 2012 1. Actualisatie van de geschatte marktwaarde De schattingen van de huurwaarde van sociale woningen moeten voor toepassing in het jaar

Nadere informatie

HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL

HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL HO VAN BEROEP TE BRUSSEL WERKINGSVERSLAG VAN HET RECHTSCOLLEGE Kalenderjaar 2007 1. Vul onderstaande tabellen in HOODSTUK I : PERSONELE MIDDELEN Mise en forme : Puces et numéros a) Personeelsformatie Gemiddelde

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

[ ] PROGRAMMAWET GEPUBLICEERD IN HET BELGISCH STAATSBLAD

[ ] PROGRAMMAWET GEPUBLICEERD IN HET BELGISCH STAATSBLAD [2015-01-16] PROGRAMMAWET GEPUBLICEERD IN HET BELGISCH STAATSBLAD In het Belgisch Staatsblad van 29 december 2014 werd de Programmawet van 19 december 2014 gepubliceerd. Hieronder zullen we de voor u meest

Nadere informatie

Duurzame sociale balans

Duurzame sociale balans FOD Personeel en Organisatie Duurzame sociale balans 28/06/2016 versie 0.2 Duurzame Sociale Balans De federale overheid in cijfers Hierbij vindt u de tweede duurzame sociale balans (DSB). Dit jaarlijks

Nadere informatie

Het controle- en rapportageprotocol heeft de volgende indeling:

Het controle- en rapportageprotocol heeft de volgende indeling: Bijlage, als bedoeld in artikel 1a van de Regeling verantwoording kosten Wvg-woonvoorzieningen. CONTROLE- EN RAPPORTAGEPROTOCOL 2002 Besluit rijksvergoeding Wvg-woonvoorzieningen voor de bij de gemeente

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Vlaams Archeologencollectief

Vlaams Archeologencollectief Vlaams Archeologencollectief Resultaten enquête verloning 7 Resultaten VLAC-enquête 7 Inhoudstafel. Algemene informatie. Verdeling respondenten. Private sector. Functie. Ervaring. Brutoloon. Contract 9.

Nadere informatie

Duurzame sociale balans

Duurzame sociale balans FOD Personeel en Organisatie Duurzame sociale balans 28/06/2016 versie 0.2 Duurzame Sociale Balans De federale overheid in cijfers Hierbij vindt u de tweede duurzame sociale balans (DSB). Dit jaarlijks

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten. Ontwerpadvies van 9 september 2015

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten. Ontwerpadvies van 9 september 2015 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten Ontwerpadvies van 9 september 2015 In het kader van een individuele vraagstelling omtrent

Nadere informatie

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 07 / 96 van 22 april 1996 ------------------------------------------- O. ref. : 10 / A / 96 / 011 BETREFT : Ontwerp van koninklijk

Nadere informatie

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 24 juni 2005; A. SITUERING, ONDERWERP EN RECHTVAARDIGING VAN DE AANVRAAG

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 24 juni 2005; A. SITUERING, ONDERWERP EN RECHTVAARDIGING VAN DE AANVRAAG SCSZ/05/97 1 BERAADSLAGING NR. 05/034 VAN 19 JULI 2005 M.B.T. DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS BETREFFENDE BUITENLANDSE VERZEKERDEN, DOOR DE VERZEKERINGSINSTELLINGEN AAN HET VLAAMS ZORGFONDS, MET HET

Nadere informatie

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen in de volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement Inleiding In ons recent onderzoek betreffende de gerechtigden op wacht- en

Nadere informatie

ceit Jus la de r ueirépuls isen Co etiit Jus de voor da Hoge

ceit Jus la de r ueirépuls isen Co etiit Jus de voor da Hoge Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice Juni 2017 Advies Advies over het voorontwerp van wet tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten teneinde de

Nadere informatie

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN Integrale versie 2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN In vergelijking met de vorig jaar gepubliceerde reeksen 2 over de kapitaalgoederenvoorraad (KGV) en de afschrijvingen zijn er drie methodologische aanpassingen

Nadere informatie

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...

Nadere informatie

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 8 maart 2006;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 8 maart 2006; SCSZ/06/056 1 BERAADSLAGING NR 06/021 VAN 18 APRIL 2006 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR HET RSVZ AAN DE RVP MET HET OOG OP DE UITBETALING VAN RUST- EN OVERLEVINGSPENSIOENEN AAN

Nadere informatie

Hoge Raad voor de Justitie Conseil Supérieur de la Justice

Hoge Raad voor de Justitie Conseil Supérieur de la Justice Hoge Raad voor de Justitie Conseil Supérieur de la Justice Meerjarenplan 2005-2008 van de Hoge Raad voor de Justitie Goedgekeurd door de algemene vergadering Op 26 januari 2005 Aangepast door de algemene

Nadere informatie

ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN Zitting van 15 maart De Heer A en Mevrouw B, beiden woonachtig te XXX XXX, XXX.

ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN Zitting van 15 maart De Heer A en Mevrouw B, beiden woonachtig te XXX XXX, XXX. Inzake: Tegen: ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN Zitting van 15 maart 2018 De Heer A en Mevrouw B, beiden woonachtig te XXX XXX, XXX. Eisers Ter zitting vertegenwoordigd door Mevrouw

Nadere informatie

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST ',,",.'"' '."".;,'. ',t)." rep.nr.louf AR nr. 2009/AB/52766 1e blad. ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 3 MAART 2011 7e KAMER SOCIALE ZEKERHEIDSRECHT WERKNEMERS - pensioenen tegensprekelijk

Nadere informatie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 64.349/1 van 30 oktober 2018 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering met betrekking tot

Nadere informatie

Stijging van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen maar eerste daling bij de jongeren onder 25 jaar

Stijging van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen maar eerste daling bij de jongeren onder 25 jaar Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Directie Interne en Externe Communicatie Keizerslaan, 7-9 - 1000 Brussel Tel. 02 515 42 81 www.rva.be Brussel, 8 mei Persmededeling Stijging van de volledige werkloosheid,

Nadere informatie

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR TOETSING UITSPRAAK

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR TOETSING UITSPRAAK COMMISSIE VAN BEROEP VOOR TOETSING Kenmerk: Inzake: UITSPRAAK Het beroepschrift van (belanghebbende) contra De Toetsingscommissie van sportbond) De Commissie van Beroep voor Toetsing, hierna te noemen

Nadere informatie

2. Simulatie van de impact van een "centen i.p.v. procenten"-systeem

2. Simulatie van de impact van een centen i.p.v. procenten-systeem Bijlage/Annexe 15 DEPARTEMENT STUDIËN Impact van een indexering in centen i.p.v. procenten 1. Inleiding Op regelmatige tijdstippen wordt vanuit verschillende bronnen gesuggereerd om het huidige indexeringssysteem

Nadere informatie

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Arbeidsmarktbarometer Onderwijs Basisonderwijs en secundair onderwijs December 29 VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING AGENTSCHAP VOOR ONDERWIJSDIENSTEN (AgODi) Arbeidsmarktbarometer Onderwijs december

Nadere informatie