Incidenteel hoger beroep. volgens het wetsvoorstel Wet aanpassing bestuursprocesrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Incidenteel hoger beroep. volgens het wetsvoorstel Wet aanpassing bestuursprocesrecht"

Transcriptie

1 Incidenteel hoger beroep volgens het wetsvoorstel Wet aanpassing bestuursprocesrecht Masterscriptie Universiteit van Tilburg Faculteit der Rechtsgeleerdheid Auteur: J.J.M. Roelands (ANR ) Scriptiebegeleider: prof. mr. B.W.N. de Waard Januari 2013

2 VOORWOORD Op maandagavond 6 september 2004 volgde ik als deeltijdstudent mijn eerste college aan de Universiteit van Tilburg, en met name tijdens de bachelorfase heb ik daarna nog vele avonden in de collegebanken doorgebracht. Zo n acht en een half jaar later sta ik voor de afronding van de studie Rechtsgeleerdheid. Het schrijven van deze scriptie als het sluitstuk daarvan heeft inclusief het zgn. leeronderzoek meer dan een jaar in beslag genomen. Dat heeft daarentegen niet gelegen aan de begeleiding door prof. De Waard, die mij in de enkele gesprekken op zijn werkkamer steeds het door mij gewenste vertrouwen gaf dat ik met mijn aangeleverde teksten op de goede weg zat. Die concepten werden door hem ook telkens van bruikbare op- en aanmerkingen voorzien. Verder had prof. De Waard er alle begrip voor dat werk en gezin wel eens in de weg kunnen staan aan een voortvarende afwerking van de scriptie. Ik dank hem in dit voorwoord dan ook als eerste voor zijn prettige begeleiding. Daarnaast dank ik prof. mr. dr. A.T. Marseille voor zijn deelname in de examencommissie. Graag had ik gezien dat de afronding van de scriptie wat sneller was gegaan, echter naast een werkweek is er zoals hiervoor vermeld de zorg en aandacht voor mijn gezin. Op 17 april 2008 is Elke ter wereld gekomen, en Saar op 9 september Die twee prachtige meiden hebben mijn leven ontzettend verrijkt, als ook hebben zij ervoor gezorgd dat ik mezelf voor ogen hield om de studie ook voor hun toekomst af te ronden op die momenten dat de laatste loodjes zwaar begonnen te wegen. Verder bedank ik mijn naaste familie en vrienden voor hun steun en belangstelling in al die jaren. Mijn ouders wil ik speciaal bedanken voor de momenten waarop zij als oppas voor de kinderen wilden fungeren, zodat ik dan in alle rust een tentamen kon voorbereiden of aan de scriptie kon werken. Het afronden van de opleiding was nooit gelukt zonder Ellen. Ik besef dat het voor haar niet altijd gemakkelijk is geweest om met een deeltijdstudent samen te leven, die naast het volgen van colleges ook thuis veel in de boeken moest zitten. In de laatste jaren van de studie kwam de zorg voor onze twee dochters ook vaak op haar schouders terecht, zeker wanneer er weer eens tentamens aanstaande waren en ik me daarop moest voorbereiden. Ellen, weet dat ik heel trots op je ben en ik ben je heel dankbaar dat het ons is gelukt om de opleiding af te ronden. Als laatste wil ik Lucia bedanken, die helaas veel te vroeg en zo abrupt op 22 april 2006 van ons is heengegaan. Op sommige momenten tijdens mijn studie heb ik haar ook om steun of wat geluk gevraagd. Zij waardeerde het destijds ook zo dat ik in deeltijd met een studie begon en toonde altijd oprechte belangstelling daarvoor. Lucia, je bent nooit uit onze gedachten en deze scriptie draag ik op aan jou. 1

3 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD / 1 AFKORTINGEN / 4 1 INLEIDING / 6 2 DE RECHTSFIGUUR INCIDENTEEL HOGER BEROEP / Inleiding / Wat is incidenteel hoger beroep? / Van voorontwerp naar wetsvoorstel / Huidige alternatieven voor een wettelijk incidenteel hoger beroep / Pro forma hoger beroep / Buitenwettelijk incidenteel hoger beroep / Voor- en nadelen van de rechtsfiguur incidenteel hoger beroep / 24 3 DE OMVANG VAN HET GESCHIL IN HOGER BEROEP EN MOGELIJKE COMPLICATIES VOOR DE VERWEERDER / Inleiding / De functie van hoger beroep en de omvang van het geding in hoger beroep volgens de AbRS / De functie van hoger beroep en de omvang van het geding in hoger beroep volgens de CRvB / Uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen beroepsgronden : de Brummenlijn / 30 2

4 3.5 Onbesproken beroepsgronden / Niet eerder aangevoerde beroepsgronden / 36 4 INCIDENTEEL HOGER BEROEP IN HET BELASTINGPROCESRECHT / Inleiding / De wettelijke regeling en de redenen voor invoering van incidenteel hoger beroep in het belastingprocesrecht / Bespreking jurisprudentie Hoge Raad / 42 5 ONGELIJKHEIDSCOMPENSATIE EN LAAGDREMPELIGHEID IN HET BESTUURSPROCESRECHT / Inleiding / Ongelijkheidscompensatie als beginsel van het bestuursprocesrecht / Laagdrempeligheid als karakteristiek van het bestuursprocesrecht / 53 6 BEVINDINGEN EN CONCLUSIE / Inleiding / Bevindingen ter zake van de te beantwoorden centrale onderzoeksvraag / Conclusie / 63 LITERATUURLIJST / 65 JURISPRUDENTIELIJST / 69 3

5 AFKORTINGEN AB AbRS A-G Awb AWR BNB BR CBB concl. CRvB Gst. HR IVBPR JB JBplus LJN m.i. m.nt. MvT NTB NTFR-B NvT Administratiefrechtelijke Beslissingen Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State advocaat-generaal Algemene wet bestuursrecht Algemene wet inzake rijksbelastingen Beslissingen in belastingzaken. Nederlandse Belastingrechtspraak Bouwrecht College van Beroep voor het bedrijfsleven conclusie Centrale Raad van Beroep de Gemeentestem Hoge Raad der Nederlanden Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten Jurisprudentie Bestuursrecht Jurisprudentie Bestuursrecht Plus Landelijk jurisprudentienummer (op Rechtspraak.nl) mijns inziens met noot van Memorie van Toelichting Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht - Beschouwingen Nota van Toelichting 4

6 p. pagina( s) par. Rb. RvSt r.o. Stb. TFB vgl. Wab WFR zgn. paragraaf Rechtbank Raad van State rechtsoverweging Staatsblad Tijdschrift voor Formeel Belastingrecht vergelijk Wet aanpassing bestuursprocesrecht Weekblad voor Fiscaal Recht zogenaamd(e) 5

7 Hoofdstuk 1 INLEIDING Bij de totstandkoming van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is rechtsbescherming als primaire doelstelling van het bestuursprocesrecht aangemerkt. Vóór invoering van de Awb was de heersende leer dat de bestuursrechtspraak niet slechts strekte tot bescherming van belangen van burgers tegen onrechtmatig overheidshandelen, oftewel de rechtsbeschermingsfunctie van de bestuursrechtspraak, maar ook tot behartiging van het algemeen belang door handhaving van het objectieve recht. 1 Met de invoering van de Awb is in het bestuursprocesrecht daarmee minder de nadruk komen te liggen op handhaving van het objectieve recht (bestuursrechtspraak als toezichtsfunctie; recours objectif ), maar meer de nadruk op individuele rechtsbescherming ( recours subjectif ). 2 Dit heeft onder meer tot gevolg dat de omvang van het geschil door de betrokken partijen wordt bepaald, waardoor de bestuursrechter bijvoorbeeld niet wat bij handhaving van het objectieve recht als doel wél het geval zou zijn een aan hem voorgelegd besluit op alle punten toetst op rechtmatigheid. 3 Met voornoemde keuze voor de rechtsbeschermingsfunctie als primaire doelstelling, waardoor de bestuursrechter ook meer als een geschillenbeslechter is (moeten) gaan optreden, is nadien de vraag naar de effectiviteit van de bestuursrechtspraak scherper op de voorgrond komen te staan. 4 Een sprekend voorbeeld van ineffectiviteit: een besluit dient door de bestuursrechter in beginsel vernietigd te worden als daaraan een gebrek kleeft. Een nieuw besluit moet vervolgens genomen worden door het bestuursorgaan, maar dat besluit kan qua strekking hetzelfde zijn als het eerdere (vernietigde) besluit. Tegen het nieuwe besluit kan wederom geageerd worden door belanghebbenden, zodat ook dat (tweede) besluit vernietigd kan worden door de bestuursrechter en vervolgens weer een (derde) besluit moet volgen. 5 Het behoeft geen toelichting dat op die wijze de betrokken partijen, zoals een vergunninghouder maar ook het bestuursorgaan, lange tijd in het ongewisse kunnen verkeren of bijvoorbeeld een vergund project uitgevoerd kan worden. Naast frustratie door die langdurige onzekerheid kan bijvoorbeeld ook financiële schade ontstaan, zelfs economische schade wanneer het grote infrastructurele projecten betreft. Het kabinetsbeleid is er dan ook op gericht om te streven naar een definitieve (materiële) geschilbeslechting door de bestuursrechter. 6 In de Awb zijn daarvoor reeds instrumenten aanwezig, zoals het herstellen van een formeel gebrek (art. 6:22 Awb), het in stand laten van de rechtsgevolgen van een vernietigd besluit (art. 8:72 lid 3 Awb) en het zelf in de zaak voorzien 1 Kamerstukken II 1991/92, , nr. 3, p. 31; zie ook Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p Zie ook Kamerstukken II 1991/92, , nr. 3, p. 31: volgens de regering heeft het primaat van de functie van het handhaven van het objectieve recht plaatsgemaakt voor het primaat van de rechtsbeschermingsfunctie. 3 Zie art. 8:69 lid 1 Awb. Uitzondering hierop vormen zgn. kwesties van openbare orde, welke niet ter vrije beschikking staan van partijen en die ambtshalve getoetst moeten worden door de bestuursrechter. 4 Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p Ook wel bestuurlijk pingpongen genoemd, zie bijv. Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p Zie bijv. Kamerstukken II 2004/05, , nr. 16H, p. 1. 6

8 door de bestuursrechter (art. 8:72 lid 4 Awb). 7 Sinds 1 januari 2010 is ook de bestuurlijke lus (art. 8:51a Awb) als instrument in de Awb opgenomen ter definitieve geschilbeslechting. De laatste jaren is het regeringsbeleid gericht geweest op een zogenoemd slagvaardiger bestuursprocesrecht. 8 Het op 24 juli 2010 aanhangig gemaakte wetsvoorstel Wet aanpassing bestuursprocesrecht (hierna: het wetsvoorstel) 9 beoogt daaraan bij wettelijke regeling invulling te geven, onder meer door de in de vorige alinea genoemde bestaande instrumenten ter definitieve geschillenbeslechting aan te vullen of te verbeteren. Een andere inhoudelijke wijziging van de Awb volgens het wetsvoorstel is de invoering van de mogelijkheid tot het instellen van incidenteel hoger beroep. 10 Onder incidenteel hoger beroep wordt verstaan dat tegen een uitspraak van de rechtbank hoger beroep kan worden ingesteld na afloop van de in het bestuursrecht algemeen geldende beroepstermijn van 6 weken, dit naar aanleiding van een door iemand anders ingediend hoger beroepschrift. 11 In het civiele procesrecht bestaat die mogelijkheid al lange tijd (art. 339 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) alsmede in het belastingprocesrecht. Reeds in het kader van de tweede evaluatie van de Awb is aan de wetgever geadviseerd om (ook) in het algemeen bestuursrecht een vorm van incidenteel hoger beroep in te voeren. 12 Kort gezegd wordt voorgesteld om incidenteel hoger beroep in de Awb op te nemen vanwege de hiervoor vermelde keuze van de Awbwetgever voor rechtsbescherming als primaire doelstelling. Door die keuze wordt de omvang van het geschil bepaald door de gronden volgens het (hoger) beroepschrift, zodat de in hoger beroep aangevallen uitspraak van de rechtbank alleen wordt beoordeeld aan die aangevoerde gronden. Wanneer geen van beide partijen volledig in het gelijk is gesteld, dan kan het feit dat de ene partij wel hoger beroep instelt tegen de uitspraak van de rechtbank, maar de andere partij niet, ten koste gaan van de rechtsbescherming van die andere partij omdat die geen eigen gronden meer kan aanvoeren aangezien de termijn voor het indienen van een hoger beroepschrift inmiddels verstreken is. Dit levert soms een leemte in de rechtsbescherming op. De andere partij kan zich uiteraard wel verweren tegen hetgeen de appellant naar voren heeft gebracht, maar kan geen andere onderdelen van de uitspraak in eerste aanleg ter discussie stellen of daaromtrent gronden of argumenten aanvoeren. 13 De door de formele wetgever voorgestane mogelijkheid tot het invoeren van de mogelijkheid tot incidenteel hoger beroep lijkt, zeker gezien verschillende positieve adviezen c.q. opvattingen 7 Terzijde: in het kader van de derde evaluatie is onderzoek verricht naar de vraag of de Awb in voldoende mate definitieve geschilbeslechting mogelijk maakt (Schueler e.a. 2006). 8 Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op verbetering en vereenvoudiging van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht), Kamerstukken II 2009/10, , nr. 1 t/m Art. 8:110 tot en met 8:112 volgens het wetsvoorstel. 11 Bolt 2008, p Commissie-Boukema 2002, p Zie bijv. VAR-Commissie 2004, p

9 daaromtrent, 14 ook alleen maar positief opgevat te kunnen worden om het probleem van verlies aan rechtsbescherming op te lossen. Echter, er kunnen naar mijn mening vraagtekens geplaatst worden bij de voorgestelde regeling voor een incidenteel hoger beroep. Zo kan men zich afvragen in hoeverre de voorgestelde regeling binnen de oorspronkelijke uitgangspunten van de Awb past, zoals ongelijkheidscompensatie en laagdrempeligheid van het bestuursprocesrecht. Wordt het bestuursprocesrecht op deze wijze immers niet (nog) gecompliceerder, 15 dan wel zijn eventuele processuele valkuilen voor burgers zonder rechtsbijstand nog te doorzien? 16 Daarnaast blijkt uit voorafgaand aan het formuleren van de onderzoeksvraag bestudeerde literatuur dat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een soort van incidenteel hoger beroep reeds toestaat, met andere woorden buitenwettelijk. 17 Is een wettelijke regeling dan ook per se noodzakelijk? Wegen de door de formele wetgever gestelde voordelen van een wettelijke regeling op tegen de in de literatuur genoemde nadelen? De visie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) op het object van geding in hoger beroep is ook anders dan die van de CRvB, namelijk een beperkte opvatting door de AbRS (controlefunctie) en een ruime opvatting door de CRvB (herkansingsfunctie). 18 Hoe verhoudt de voorgestelde wettelijke regeling voor incidenteel hoger beroep zich tot die verschillende opvattingen? Het voorgaande heeft geleid tot de volgende centrale onderzoeksvraag: Welke bijdrage kan de voorgestelde regeling tot invoering van incidenteel hoger beroep in het (algemeen) bestuursprocesrecht leveren aan een verbeterde rechtsbescherming tegen eenzijdige gezagsuitoefening door een bestuursorgaan, gelet op de gedachte van de ongelijkheidscompensatie en de laagdrempeligheid van het bestuursprocesrecht? Ter beantwoording van de centrale onderzoeksvraag zijn de volgende deelvragen geformuleerd: 1) Wat wordt verstaan onder incidenteel hoger beroep? In de eerste deelvraag komt aan de orde wat wordt verstaan onder de rechtsfiguur van incidenteel hoger beroep, en hoe de voorgestelde regeling volgens het wetsvoorstel luidt. Hierbij zal tevens worden ingegaan op het voorontwerp dat vooraf is gegaan aan het wetsvoorstel, aangezien het voorontwerp uitgebreid in de literatuur is besproken en ten opzichte van het voorontwerp wijzigingen zijn aangebracht in de uiteindelijk voorgestelde wettelijke regeling. 2) Wat zijn de mogelijkheden volgens de huidige wettelijke regeling dan wel volgens de jurisprudentie van de AbRS en de CRvB om in het geval, dat geen van de betrokken partijen in eerste aanleg geheel 14 Zie Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p Zie bijv. Bots 2008, p. 449 en Albers 2011, p Zie bijv. Bolt 2008, p Zie bijv. Bots 2008, p Zie bijv. Damen e.a. 2006, p

10 in het gelijk is gesteld, verlies aan rechtsbescherming te voorkomen als een van die partijen hoger beroep instelt? In deze deelvraag komt aan de orde welke mogelijkheden thans aanwezig zijn in de Awb om in de situatie, dat geen van beide partijen - bestuursorgaan en belanghebbende 19 - volledig in het gelijk is gesteld, toch geen rechtsbescherming verloren behoeft te gaan. Indien met de bestaande wettelijke regeling hetzelfde resultaat bereikt kan worden, te weten dat geen verlies aan rechtsbescherming behoeft plaats te vinden omdat de niet-appellerende partij alsnog beroepsgronden kan aanvoeren en zo (mede) de omvang van het geding kan bepalen, zou immers gesteld kunnen worden dat er geen noodzaak is voor een wettelijke regeling inzake incidenteel hoger beroep. Daarnaast accepteert de CRvB soms een buitenwettelijk ingesteld incidenteel hoger beroep, met andere woorden door een van de hoogste bestuursrechters wordt een incidenteel hoger beroep blijkbaar aanvaard ondanks het ontbreken van een wettelijke regeling daaromtrent. Voor een beantwoording van de centrale onderzoeksvraag is het mijns inziens noodzakelijk om een goed beeld te krijgen van het huidige buitenwettelijke (ook: informele of jurisprudentiële) incidentele hoger beroep en de opvattingen van de CRvB en de AbRS daarover. 3) Wat zijn de voor- en nadelen van de rechtsfiguur incidenteel hoger beroep? Uit de MvT bij het wetsvoorstel blijkt dat de regering om drie redenen de rechtsfiguur van incidenteel hoger beroep wil invoeren in het bestuursprocesrecht, 20 welke redenen als voordelen van invoering van incidenteel hoger beroep kunnen worden aangemerkt. Volgens de door mij bestudeerde literatuur blijkt echter dat die figuur niet alleen voordelen kent, maar ook nadelen. 21 In deze deelvraag zullen de vooren nadelen worden uiteengezet ten behoeve van de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag. 4) Hoe zien de AbRS en de CRvB de omvang van het geschil in hoger beroep, en wat zijn daarbij de juridische hobbels voor de bij het geschil betrokken partijen (in het bijzonder de verweerder)? De mate waarin de rechter de omvang van het geschil opvat (ruim, dan wel beperkt) is bepalend voor de vraag of er behoefte bestaat aan incidenteel hoger beroep. Wanneer de omvang van het geschil ruim wordt opgevat door de bestuursrechter, dan kan de verwerende (of: de niet principaal appellerende partij) in hoger beroep zogezegd nog met eigen gronden komen aanzetten, zodat dan gesteld kan worden dat geen behoefte aan een wettelijke figuur van incidenteel hoger beroep bestaat. De AbRS en de CRvB hebben echter ieder een verschillende opvatting over de functie van het hoger beroep. Die verschillende opvattingen worden in deze deelvraag in kaart gebracht. Tevens komen in deze deelvraag de juridische hobbels aan de orde waarmee de betrokken partijen m.n. de verwerende partij die aanvankelijk wellicht wilde berusten in de uitspraak rekening moeten houden bij de 19 Die belanghebbende in een twee-partijen-geschil kan uiteraard ook een ander bestuursorgaan zijn. 20 Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p Zie bijv. Albers 2011, p

11 uitspraak in eerste aanleg. Indien een partij in eerste aanleg deels in het gelijk is gesteld, kan dit inhouden dat die partij tóch hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank moet aantekenen omdat bepaalde beroepsgronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn verworpen. Deze zogenoemde Brummenlijn, vernoemd naar de uitspraak van de AbRS 22 waarin dat kort gezegd zo is bepaald, kan ten behoeve van een beantwoording van de centrale onderzoeksvraag niet onbesproken blijven. 5) Wat zijn voor de formele wetgever de redenen geweest voor invoering van incidenteel hoger beroep in het belasting(proces)recht, en wat zijn volgens de jurisprudentie en literatuur de ervaringen tot dusver met incidenteel hoger beroep in het belastingrecht? Sinds 1 januari 2005 bestaat in het fiscale procesrecht de mogelijkheid van incidenteel hoger beroep. 23 In deze deelvraag zal aan de orde komen wat de redenen voor de formele wetgever zijn geweest voor invoering van incidenteel hoger beroep in het belastingrecht. Tevens zal aan de hand van een (beknopt) jurisprudentieonderzoek bekeken worden of invoering van de figuur van incidenteel beroep knelpunten hebben opgeleverd, zoals een vermindering van rechtsbescherming voor de belastingplichtige, of dat de Hoge Raad beperkingen heeft gesteld aan de mogelijkheden tot incidenteel hoger beroep. De scriptie is als volgt opgebouwd. Na deze inleiding (hoofdstuk 1) volgen vijf hoofdstukken. In hoofdstuk 2 komen de eerste, de tweede en de derde deelvraag gezamenlijk aan de orde. In hoofdstuk 3 worden de vierde deelvraag behandeld en in hoofdstuk 4 de vijfde deelvraag. In hoofdstuk 5 wordt aandacht besteed aan ongelijkheidscompensatie in, respectievelijk laagdrempeligheid van het bestuursprocesrecht ter beantwoording van de centrale onderzoeksvraag. Hoofdstuk 6 tot slot bevat mijn bevindingen en de conclusie. In dit inleidende hoofdstuk plaats ik volledigheidshalve de volgende opmerkingen tot slot: Wat de hogere beroepsrechters in het (algemeen) bestuursrecht betreft, zijn alleen de AbRS en de CRvB bij mijn onderzoek betrokken. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) is buiten beschouwing gelaten, enerzijds omdat het in het kader van de tweede evaluatie van de Awb ook alleen de appelpraktijken van de AbRS en de CRvB zijn onderzocht, 24 anderzijds vanwege de kwantiteit aan uitspraken van het CBB ten opzichte van de AbRS en de CRvB; 25 De verwerende partij in hoger beroep wordt door mij aangeduid met verweerder, niet met de tevens in de rechtspraak en literatuur bestaande vermeldingen als gedaagde of geïntimeerde ; 22 AbRS 6 augustus 2003, LJN AI0801, AB 2003, 355 m.nt. R.J.G.M. Widdershoven en P.A. Willemsen. 23 Art. 27m AWR. Stb. 2004, 672 en Stb. 2004, 692 (Wet belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties). 24 Zie Widdershoven e.a. 2001, p Raadpleging van uitspraken van het CBB op < met de zoekterm incidenteel hoger beroep levert geen resultaten op, en met de zoekterm incidenteel appel slechts twee. 10

12 Op 18 december 2012 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel. 26 Zeer spoedig daarna en vlak voor de afronding van deze scriptie, namelijk met ingang van 1 januari 2013, is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wab) in werking getreden. 27 Het wetsvoorstel waarover in deze scriptie gesproken wordt is dus inmiddels wet geworden. Enkele onderdelen van de Wab zijn echter niet in werking getreden op voornoemde datum, waaronder de artikelen 8:110 tot en met 8:112 die ertoe strekken om in de Awb bepalingen op te nemen over incidenteel hoger beroep. 28 In de komende hoofdstukken zal veelal nog steeds gesproken worden van een wetsvoorstel dan wel van een nog in werking te treden wettelijke regeling voor incidenteel hoger beroep, wat daarentegen feitelijk ook juist is. 26 Zie < 27 Stb. 2012, 682 en Stb. 2012, Zie voor de redenen voor die uitgestelde inwerkingtreding de NvT (p. 3) bij Stb. 2012,

13 Hoofdstuk 2 DE RECHTSFIGUUR INCIDENTEEL HOGER BEROEP 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt besproken wat wordt verstaan onder incidenteel hoger beroep, hoe de voorgestelde regeling volgens het wetsvoorstel luidt, hoe het daaraan voorafgaande voorontwerp luidde en hoe daarop in de literatuur is gereageerd, en welke wijzigingen uiteindelijk ten opzichte van dat voorontwerp zijn aangebracht. Tevens komt aan de orde welke mogelijkheden thans aanwezig zijn in de Awb en/of volgens de jurisprudentie van de AbRS en de CRvB om geen rechtsbescherming te hoeven verliezen, indien een (deels in het gelijk gestelde) partij eigenlijk wil(de) berusten in de uitspraak in eerste aanleg. Tot slot worden de voor- en nadelen van de rechtsfiguur van incidenteel hoger beroep besproken. 2.2 Wat is incidenteel hoger beroep? In het algemene bestuursprocesrecht is het de hoofdregel dat tegen een primair besluit van een bestuursorgaan door een belanghebbende binnen een termijn van 6 weken een bezwaarschrift moet worden ingediend. Dezelfde termijn geldt voor een beroep bij de rechtbank tegen de beslissing op het bezwaar, dan wel voor een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank inzake die beslissing op bezwaar. 29 Die uniforme termijn van 6 weken is zogezegd een fatale termijn: een buiten de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift is in beginsel niet-ontvankelijk, met andere woorden een inhoudelijke behandeling daarvan vindt niet plaats. Hét argument voor een consequente handhaving van die 6 weken-termijn is overigens gelegen in de rechtszekerheid; de belangen van meerdere burgers kunnen betrokken zijn bij besluiten, waardoor het van belang is dat het besluit op korte termijn onherroepelijk wordt waardoor bijvoorbeeld een vergunninghouder niet lang in rechtsonzekerheid hoeft te verkeren. 30 Tegen een uitspraak van een rechtbank een uitspraak in eerste aanleg kan door de bij het geschil betrokken partijen hoger beroep worden ingesteld bij onder meer de AbRS of de CRvB. Voor die 29 Art. 6:7 Awb: De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt 6 weken. Bijzondere wetten kunnen overigens een andere termijn bepalen, bijv. artikel 69 lid 1 Vreemdelingenwet 2000 stelt een beroepstermijn van 4 weken. 30 Zie bijv. Damen e.a. 2006, p

14 partijen 31 geldt dus de normale beroepstermijn van 6 weken. Zoals in hoofdstuk 1 reeds kort is vermeld, bepaalt de appellant de omvang van het geding in hoger beroep. Of anders gezegd: alleen over de in het hoger beroepschrift aangevoerde punten wordt door de hoogste bestuursrechter een oordeel gegeven, tenzij een rechtsregel van openbare orde aan de orde is. 32 Stel dat sprake is van een geschil tussen een bestuursorgaan en een burger, en na een bezwarenprocedure wordt tegen de beslissing op bezwaar van het bestuursorgaan door de burger beroep ingesteld. Het geschil wordt door de rechtbank beslecht in het voordeel van de burger, maar niet op alle door hem aangedragen punten. Zowel bestuursorgaan als burger krijgen van de rechtbank anders gezegd gedeeltelijk gelijk. Indien de burger eigenlijk wil berusten in die uitspraak om van de zaak af te zijn en derhalve geen hoger beroep daartegen wil instellen, 33 dan kan de burger geen eigen gronden meer inbrengen in hoger beroep indien het bestuursorgaan wél hoger beroep tegen de uitspraak instelt. De burger kan dan dus in beginsel bijvoorbeeld niet zijn door de rechtbank afgewezen beroepsgrond(en) inbrengen in hoger beroep. De burger kan enkel verweer voeren tegen de onderdelen van de uitspraak die door het bestuursorgaan in het hoger beroepschrift aan de orde zijn gesteld. 34 De termijn van 6 weken voor het indienen van een hoger beroepschrift zal immers verstreken zijn zodat de burger niet zelf meer hoger beroep kan instellen. De burger kan dan slechts verweer voeren tegen de hogere beroepsgronden van het bestuursorgaan. Zoals Verheij in voetbaltermen omschrijft, 35 kan in de geschetste situatie het bestuursorgaan met zijn hoger beroep winnen of gelijkspelen maar de burger alleen nog maar gelijkspelen of verliezen. Het appellerende bestuursorgaan heeft met het hoger beroep dan in elk geval niets te verliezen, en kan onder het motto baat het niet, dan schaadt het niet appelleren. Incidenteel hoger beroep daarentegen maakt het mogelijk voor een partij om buiten 36 de principale beroepstermijn nog met gronden aan te kunnen komen zetten bij de hogere beroepsinstantie. In feite kan mijns inziens gesteld worden dat incidenteel hoger beroep zogezegd een verkapte verlenging van de beroepstermijn van 6 weken inhoudt, dit ten faveure van (veelal) degene die eigenlijk alleen nog als verweerder in de hogere beroepszaak kan optreden. 31 Het bestuursorgaan en de appellant(en) zijn in eerste aanleg zgn. partijen van rechtswege (zie ook art. 8:26 Awb). 32 Een voorbeeld van een rechtsregel van openbare orde is dat de bestuursrechter ambtshalve toetst of het hoger beroep niet (onverschoonbaar) buiten de fatale beroepstermijn is ingesteld; zie bijv. Damen e.a. 2006, p Zie bijv. ook Kamerstukken II 2009/10, , nr. 4, p. 11 (advies Raad van State): Het incidenteel appel is ook bedoeld voor degene die niet volledig gelijk kreeg bij de rechtbank, maar bereid was om te berusten, indien de wederpartij dat ook zou doen. 34 Zie bijv. Bolt 2008, p Zie zijn annotatie onder 2 bij AbRS 19 november 2003, LJN AN8368, AB 2004, Dat is een verschil met het in par te bespreken pro forma beroep: ook bij een pro forma beroep kunnen de gronden weliswaar buiten de beroepstermijn worden ingediend, maar een kaal beroepschrift moet te allen tijde wel binnen de beroepstermijn worden ingediend. 13

15 2.3 Van voorontwerp naar wetsvoorstel De wettelijke regeling voor een incidenteel hoger beroep bestond volgens het voorontwerp uit niet meer dan één artikel : 37 Artikel 8:97 1. Een partij in het geding in eerste aanleg kan bij verweerschrift incidenteel hoger beroep instellen. De voorschriften omtrent het hoger beroep zijn van toepassing, tenzij in deze titel anders is bepaald. 2. Ieder andere partij wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van het verweerschrift het incidenteel hoger beroep te beantwoorden. 3. De hogerberoepsrechter kan de in het tweede lid bedoelde termijn verlengen. In de toelichting bij het voorontwerp staat te lezen dat invoering van incidenteel hoger beroep wenselijk is om twee (in elkaars verlengde liggende) redenen. 38 De processuele positie van de verwerende partij in hoger beroep wordt zo versterkt, alsmede wordt met de invoering van die nieuwe rechtsfiguur een meer weloverwogen gebruik gestimuleerd van het rechtsmiddel hoger beroep. Het instellen van een weinig kansrijk hoger beroep onder het motto baat het niet, dan schaadt het niet is dan namelijk niet meer zonder risico, omdat de wederpartij immers alsnog in incidenteel hoger beroep met gronden kan komen aanzetten. In paragraaf 2.5 zal hierop verder worden ingegaan. In ieder geval is duidelijk dat de regeling volgens het voorontwerp summier van opzet was. In de literatuur zijn op de voorgestelde regeling volgens het voorontwerp wellicht daarom ook meerdere op- en aanmerkingen gemaakt. De Poorter bijvoorbeeld heeft zich afgevraagd of een partij die wil appelleren zich wel werkelijk zal laten afschrikken door het risico van een mogelijk incidenteel hoger beroep. 39 Ook het andere argument in de toelichting bij het voorontwerp, dat de processuele positie van de verwerende partij wordt versterkt door de mogelijkheid tot incidenteel hoger beroep, overtuigt De Poorter niet helemaal. Het risico dat de wederpartij laat hoger beroep instelt en de andere partij hierdoor geen hoger beroep meer kan instellen, kan volgens hem immers ook worden ingeperkt door zelf hoger beroep in te stellen en dat in te trekken als blijkt dat de wederpartij geen hoger beroep heeft ingesteld. Maar De Poorter geeft wel aan een voorkeur te hebben voor een vorm van incidenteel hoger beroep, te weten een voorwaardelijk incidenteel hoger beroep. 40 Dit houdt kort gezegd in dat degene die incidenteel appelleert aangeeft dat zijn beroepsgronden pas (inhoudelijk) behandeld hoeven te worden als het principale hoger beroep zou slagen. Die vorm van incidenteel hoger beroep ziet volgens De Poorter in een duidelijke behoefte aan versterking van de processuele positie van andere 37 Versie d.d. 25 april 2006; < 38 Voorontwerp, p De Poorter 2006, p De Poorter 2006, p

16 partijen dan de principaal appellant. Hierbij schetst De Poorter het voorbeeld van de weigering van een vergunning op twee gronden, waarbij de rechtbank oordeelt dat de ene grond terecht en de andere grond onterecht aan het weigeringsbesluit ten grondslag is gelegd. Omdat het bestreden besluit zo uiteindelijk overeind blijft, beschikt het bestuursorgaan dan niet over procesbelang om tegen de uitspraak in hoger beroep te gaan, zo stelt De Poorter. 41 Wanneer de wederpartij in hoger beroep gaat en met succes stelt dat de rechtbank heeft miskend dat de ene weigeringsgrond ook onterecht door het bestuursorgaan is gehanteerd, zal het bestuursorgaan de andere (door de rechtbank afgewezen) weigeringsgrond alsnog in hoger beroep aan de orde willen stellen. Een voorwaardelijk incidenteel hoger beroep zou in een dergelijke behoefte voorzien. Daalder heeft zich grotendeels positief uitgelaten over de mogelijkheid van incidenteel hoger beroep zoals in het voorontwerp opgenomen. 42 In tegenstelling tot De Poorter meent Daalder dat de mogelijkheid tot incidenteel hoger beroep voor de wederpartij wel degelijk een reden kan zijn om van hoger beroep af te zien. Ten aanzien van het concept-wetsartikel heeft Daalder de opmerking geplaatst dat het recht om incidenteel hoger beroep in te stellen is beperkt tot partijen in het geding in eerste aanleg. Een derde die geen partij in eerste aanleg was, bijvoorbeeld een vergunninghouder wiens vergunning wordt vernietigd, kan door die vernietiging een reden voor een hoger beroep krijgen. Indien die derde wil afwachten of de oorspronkelijke eiser in hoger beroep gaat, lijkt het volgens Daalder voor de hand te liggen om ook aan die derde-belanghebbende, die dus geen partij in eerste aanleg was, de mogelijkheid te bieden om incidenteel te appelleren. 43 Verder acht Daalder het niet onredelijk om het instellen van incidenteel hoger beroep te binden aan een termijn, aangezien het voorontwerp aansluit bij het verweerschrift voor een incidenteel hoger beroep maar een verweerschrift feitelijk nog tien dagen voor de zittingsdatum kan worden ingediend. 44 Daalder vraagt zich tevens af welke gevolgen moeten worden verbonden aan het intrekken of het nietontvankelijk verklaren van het principale hoger beroep. 45 Ook De Poorter merkt op dat die verhouding tussen het principaal en het incidenteel hoger beroep niet voldoende duidelijk uit het voorontwerp blijkt. 46 In de toelichting bij het voorontwerp wordt gesteld dat expliciet is bepaald dat de intrekking geen gevolgen heeft voor de behandeling van het incidenteel hoger beroep, echter zoals Daalder 41 Echter: procesbelang kan in dergelijke situaties m.i. - vanuit eigen ervaring, zie AbRS 16 februari 2011, zaaknr /1/H1 in samenhang met AbRS 13 juli 2011, zaaknr /1/H1 - soms toch aanwezig zijn, indien sprake is van een uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven oordeel en dat oordeel van de rechtbank in een andere beroepsprocedure met de wederpartij (zeer) relevant is. 42 Daalder 2006, p Een processuele complicatie daarbij is volgens Daalder dat het incidentele hoger beroep bij verweerschrift moet worden ingesteld volgens het concept-wetsartikel, maar dat dergelijke belanghebbenden (nog) geen partij zijn en dus ook geen verweerschrift indienen (Daalder 2006, p. 261). Bots heeft tevens gesteld dat daarvoor zo nodig een aparte regeling moet worden getroffen (Bots 2008, p. 448). 44 Daalder 2006, p Naast rechtsonzekerheid voor de andere partij(en) bevordert dat volgens Bots tevens niet een doelmatige procesvoering (Bots 2008, p. 448). 45 Daalder 2006, p De Poorter 2006, p

17 terecht opmerkt bevat het ontwerp-wetsartikel geen dergelijke expliciete bepaling. Omtrent de gevolgen voor het incidenteel hoger beroep indien het principaal hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard is de toelichting bij het voorontwerp duidelijk: niet-ontvankelijkheid van het principale hoger beroep leidt ertoe dat het principale hoger beroep eveneens niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daalder acht het niet onredelijk om het principale hoger beroep te laten sneuvelen in drie specifiek genoemde situaties in de toelichting op het voorontwerp, 47 maar acht het wel van belang dat in de wettelijke regeling een daartoe strekkende bepaling wordt opgenomen. Vergelijkbaar met De Poorter heeft Bolt een voorkeur uitgesproken voor een vorm van voorwaardelijk incidenteel hoger beroep. 48 In ieder geval zou volgens haar in het wetsvoorstel, dan wel in de toelichting daarop duidelijk gemaakt moeten worden dat voorwaardelijk incidenteel appel mogelijk is, aangezien het artikel volgens het voorontwerp niets daarover bepaalt. Volgens Bolt moet het mogelijk worden gemaakt voor de incidenteel appellant dat deze expliciet zegt dat hij geen behoefte heeft aan de beoordeling van zijn hoger beroepschrift, als het hoger beroep ten principale ongegrond wordt verklaard. Bots heeft gesteld dat het artikel volgens het voorontwerp zich niet verzet tegen een incidenteel hoger beroep dat voorwaardelijk wordt ingesteld. 49 Het voorstel van wet zoals ter advisering is voorgelegd aan de Raad van State, waarover de Raad van State heeft geadviseerd op 31 oktober 2008, bestond vervolgens uit twee artikelen ter zake van incidenteel hoger beroep: 50 Artikel 8: Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen binnen vier weken na verzending van het hogerberoepschrift aan partijen incidenteel hoger beroep instellen. De voorschriften omtrent het hoger beroep zijn van toepassing tenzij in deze titel anders is bepaald. 2. Iedere andere partij wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van het incidenteel hogerberoepschrift aan haar haar zienswijze met betrekking tot dat beroep naar voren te brengen. 3. De hogerberoepsrechter kan de in het tweede lid bedoelde termijn verlengen. Artikel 8: Intrekking van het hoger beroep na indiening van een incidenteel beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidenteel beroep, tenzij het incidenteel beroep is ingesteld onder de voorwaarde dat het hoger beroep gegrond is. 2. Niet-ontvankelijkheidverklaring van het hoger beroep leidt tot niet-ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep. In het aan de Raad van State ter advisering voorgelegde wetsvoorstel is met de hiervoor genoemde in de literatuur gemaakte op- en aanmerkingen op het voorontwerp rekening gehouden. 51 Zo is in het 47 Daalder 2006, p Te weten: (1) het instellen van hoger beroep buiten de beroepstermijn, (2) het instellen van hoger beroep door een niet-belanghebbende of (3) het ontbreken van procesbelang bij het hoger beroep. 48 Bolt 2008, p Bots 2008, p Zie < advies met zaaknummer W /II (met inbegrip van de regeling). 16

18 voorgestelde artikel 8:104 bepaald dat het instellen van incidenteel hoger beroep niet alleen wordt toegekend aan partijen in het geding in eerste aanleg, maar ook aan andere belanghebbenden. 52 Met hetgeen bijvoorbeeld Daalder hierover heeft opgemerkt ter zake van het voorontwerp is dus rekening gehouden. Een belanghebbende, niet zijnde een partij van rechtswege die in beginsel kan instemmen met de uitspraak van de rechtbank en wil berusten daarin, kan zo tóch incidenteel hoger beroep instellen hoewel die belanghebbende geen partij in eerste aanleg was. 53 Verder is de bepaling dat het incidenteel hoger beroep bij verweerschrift moet worden ingesteld komen te vervallen, en is aan het rechtsmiddel een termijn gebonden. Daarnaast is met het artikel 8:105 een wettelijke regeling voorgesteld ter zake van de gevolgen van de intrekking respectievelijk de niet-ontvankelijkverklaring van het principale hoger beroep, alsmede is daarin het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep geregeld. Indien het incidenteel hoger beroep voorwaardelijk wordt ingesteld, dan wordt het incidenteel hoger beroep uitsluitend behandeld indien het principaal hoger beroep (geheel of gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard. In de regeling zoals ter advisering voorgelegd aan de Raad van State is in artikel 8:105 lid 2, conform de opvatting van Daalder, een bepaling opgenomen dat de nietontvankelijkheid van het principale hoger beroep leidt tot niet-ontvankelijkheid van het incidentele hoger beroep. De Raad van State heeft het belang van invoering van het incidenteel appel onderschreven, maar de voorgestelde vormgeving heeft vragen opgeroepen en diverse opmerkingen zijn gemaakt. 54 Conform het advies van de Raad van State is het aan haar voorgelegde voorstel op sommige punten aangepast door de regering. Hieronder is de volledige tekst opgenomen van de drie artikelen zoals die volgens het wetsvoorstel worden voorgesteld om in hoofdstuk 8 van de Awb (titel 8.5: hoger beroep) op te nemen. 55 Na indiening van het wetsvoorstel zijn overigens nog enkele wijzigingen op die drie artikelen aangebracht. De uiteindelijke tekst van de voorgestelde wettelijke regeling luidt als volgt: Artikel 8: Indien hoger beroep is ingesteld, kan degene die ook hoger beroep had kunnen instellen, incidenteel hoger beroep instellen. De voorschriften omtrent het hoger beroep zijn van toepassing, tenzij in deze titel anders is bepaald. 2. Het incidenteel hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het hoger beroep aan de desbetreffende partij heeft verzonden. 3. Binnen vier weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het incidenteel hoger beroep aan partijen heeft verzonden, kunnen deze partijen schriftelijk hun zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren brengen. 51 Zie ook p. 70 van de toelichting op het wetsvoorstel zoals ter advisering voorgelegd aan de Raad van State: Bovendien is het voorontwerp van 25 april 2006 door diverse wetenschappers becommentarieerd. 52 Zie p. 131 van de toelichting op het wetsvoorstel zoals ter advisering voorgelegd aan de Raad van State. 53 Althans geen partij die in eerste aanleg beroep had ingesteld, maar wellicht wel een art. 8:26-partij was in eerste aanleg. 54 Zie Kamerstukken II 2009/10, , nr. 4, p Kamerstukken II 2009/10, , nr. 2, p

19 4. De hogerberoepsrechter kan de in het tweede en derde lid genoemde termijnen verlengen Voor het incidenteel hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd. Artikel 8: Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep, tenzij die niet-ontvankelijkheid het gevolg is van: a. overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep, b. overschrijding van de termijn voor betaling van het griffierecht, of c. de omstandigheid dat degene die het hoger beroep heeft ingesteld daartoe niet gerechtigd was Intrekking van het hoger beroep na aanvang van de termijn voor het instellen van incidenteel hoger beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep. Artikel 8: Incidenteel hoger beroep kan worden ingesteld onder de voorwaarde dat het hoger beroep gegrond is. 2. Een voorwaardelijk incidenteel hoger beroep vervalt als het hoger beroep niet-ontvankelijk of ongegrond is, dan wel wordt ingetrokken. In het laatste geval deelt de griffier de indiener mee dat zijn hoger beroep is vervallen. 58 Een belangrijke wijziging ten opzichte van de aan de Raad van State voorgelegde regeling is de bepaling dat intrekking van het principaal hoger beroep geen gevolgen meer heeft voor het incidentele hoger beroep zodra de termijn voor het incidentele hoger beroep is aangevangen. Daarnaast is thans expliciet bepaald dat niet-ontvankelijkheid van het principaal hoger beroep in beginsel niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het principaal hoger beroep. Een subtiele wijziging die is aangebracht zonder dat de Raad van State daarover opmerkingen heeft gemaakt, is wie incidenteel hoger beroep kunnen instellen. Volgens het voorontwerp was dit een partij in het geding in eerste aanleg, volgens de aan de Raad van State voorgestelde regeling een belanghebbende en het bestuursorgaan, en volgens het wetsvoorstel staat incidenteel hoger beroep open voor degene die ook hoger beroep had kunnen instellen (art. 8:110 lid 1). Zoals de MvT vermeldt zijn dat degenen die ook een gewoon hoger beroep zouden hebben kunnen instellen; belanghebbenden en het bestuursorgaan. 59 De MvT stelt dat in de praktijk het veelal zal gaan om een belanghebbende die ook partij was bij het geding in eerste aanleg. Een belanghebbende die geen beroep heeft ingesteld, kan slechts hoger beroep en bijgevolg ook incidenteel hoger beroep instellen als die belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten geen beroep bij de rechtbank te hebben ingesteld. Dit vloeit voort uit (het huidige) artikel 6:13 Awb juncto (het voorgestelde) artikel 6:24 Awb. 60 De MvT noemt daarbij twee 56 Zie Kamerstukken II 2010/11, , nr. 8, p. 8 en p (Nota van Wijziging) voor de wijziging van het derde lid. 57 Zie voor de invoeging vanaf, tenzij ( ) Kamerstukken II 2010/11, , nr. 10, p. 2 en p. 15 (Tweede Nota van Wijziging). 58 Zie Kamerstukken II 2010/11, , nr. 8, p. 8 en p. 63 (Nota van Wijziging) voor de tweede volzin. 59 Terzijde: in de toelichting op de drie artikelen inz. incidenteel hoger beroep staan in de MvT ten minste zeven schrijf- of taalfouten (zie Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p ). 60 Art. 6:24 Awb luidt na inwerkingtreding van de Wab als volgt: Deze afdeling is met uitzondering van artikel 6:12 Awb van overeenkomstige toepassing indien hoger beroep, incidenteel hoger beroep of beroep in cassatie kan worden ingesteld. 18

20 voorbeelden die zouden moeten verduidelijken in welke situaties een andere partij dan het bestuursorgaan of de in eerste aanleg betrokken belanghebbende tóch incidenteel hoger beroep kan instellen: Het bekendste voorbeeld is de vergunninghouder, die niet kan worden verweten dat hij niet in beroep gaat tegen zijn eigen vergunning. Als de rechtbank op het beroep van een omwonende zijn vergunning vernietigt, moet de vergunninghouder daartegen wel hoger beroep kunnen instellen. Echter, in veel gevallen heeft deze vergunninghouder ook al als partij deelgenomen aan het geding in eerste aanleg (art. 8:26 Awb). In dit type situatie kan de vergunninghouder ook behoefte hebben aan incidenteel hoger beroep. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Aan iemand wordt een vergunning verleend waaraan twee voorschriften zijn verbonden. Deze vergunninghouder kan met de voorschriften goed leven en gaat daarom niet in bezwaar of beroep. Een omwonende gaat echter, na bezwaar, wel in beroep bij de rechtbank en voert twee beroepsgronden aan: de vergunning had helemaal niet mogen worden verleend en in ieder geval had het voorschrift omtrent het beperken van geluidhinder strenger moeten zijn. De rechtbank verwerpt de eerste beroepsgrond, maar honoreert de tweede. De vergunninghouder legt zich aanvankelijk bij deze uitspraak neer, omdat hij ook met het voorschrift zoals dit volgens de rechtbank zou moeten luiden, nog wel kan leven. Dan gaat echter de omwonende in hoger beroep. In dat geval kan de vergunninghouder alsnog incidenteel hoger beroep instellen tegen het oordeel van de rechtbank omtrent het geluidhindervoorschrift. Hem kan immers niet worden verweten dat hij geen beroep bij de rechtbank heeft ingesteld. Ook dan gaat het echter, als gezegd, vaak om een incidenteel hoger beroep van een partij in eerste aanleg, omdat de vergunninghouder vaak met toepass[s]ing van artikel 8:26 als zodanig wordt aangemerkt. Daartegenover staat het voorbeeld van de omwonende die tegen de vergunning geen beroep bij de rechtbank heeft ingesteld. Deze kan ingevolge artikel 6:13 geen gewoon hoger beroep meer instellen, en derhalve ook geen incidenteel hoger beroep. 61 Alders stelt dat voornoemde voorbeelden uit de MvT hem niet overtuigen. 62 Volgens hem kan in het tweede voorbeeld de vergunninghouder niet in een betere situatie komen door ook zelf in hoger beroep te gaan. Alders stelt terecht dat geen zelfstandig hoger beroep van de vergunninghouder nodig is wat het in stand laten van de vergunning betreft; de vergunninghouder kan zich verweren tegen het daartegen gerichte principale hoger beroep. Alders ziet mijns inziens daarentegen over het hoofd dat incidenteel hoger beroep ook is bedoeld voor de partij die deels verloren heeft en evenwel wenst te berusten in de zaak, maar toch geconfronteerd wordt met een hoger beroep door de wederpartij. Om het vernietigde c.q. aangepaste voorschrift, wat zogezegd winst inhoudt voor de omwonende maar verlies voor de vergunninghouder, nog te kunnen bestrijden moet mijns inziens wel degelijk incidenteel hoger beroep door de vergunninghouder worden ingesteld. Wanneer de vergunninghouder dat nalaat en de hogere beroepsgrond van de omwonende niet slaagt, dan blijft het desbetreffende voorschrift conform de uitspraak in eerste aanleg immers in stand. Verder ziet Albers naar mijn mening over het hoofd dat met de voorgestelde wettelijke regeling ook wordt beoogd een tegenaanvalswapen te creëren, waarop in paragraaf 2.5 verder zal worden ingegaan. 61 Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p Alders 2011, p

21 Indien het (principale) hoger beroep niet-ontvankelijk is, heeft dat zoals hiervoor vermeld in beginsel geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidentele hoger beroep, zo bepaalt artikel 8:111. De regering komt daarmee dus duidelijk terug ten opzichte van haar eerdere opvatting daarover, immers artikel 8:105 lid 2 van de aan de Raad van State voorgelegde regeling bepaalde juist andersom. Een eenmaal ingesteld incidenteel appel is volgens de MvT namelijk een zelfstandig rechtsmiddel dat op zijn eigen merites moet worden beoordeeld. 63 Echter, nadien zijn drie uitzonderingen gemaakt op het algemene uitgangspunt dat het incidentele hoger beroep ook ontvankelijk blijft als het principale hoger beroep dat niet blijkt te zijn. Die drie uitzonderingen zijn toegevoegd aan artikel 8: Daarmee leidt de niet-ontvankelijkverklaring van het principale hoger beroep alleen in een van die drie situaties tevens tot een niet-ontvankelijkverklaring van het incidentele hoger beroep. 2.4 Huidige alternatieven voor een wettelijk incidenteel hoger beroep Pro forma hoger beroep Een belangrijk doel van incidenteel hoger beroep is om te voorkomen dat rechtsbescherming verloren gaat, doordat een partij in hoger beroep gaat tegen de uitspraak in eerste aanleg maar de andere (deels in het gelijk gestelde) partij, die wellicht wenste te berusten in de uitspraak, dat niet meer kan omdat de beroepstermijn inmiddels is verstreken. Dit probleem kan volgens de huidige mogelijkheden in de Awb worden voorkomen door pro forma hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak in eerste aanleg. Onder pro forma hoger beroep wordt verstaan dat tijdig een hoger beroepschrift wordt ingediend, maar zonder daarbij de beroepsgronden te vermelden. Het beroepschrift is dan in strijd met artikel 6:5 lid 1 onder d Awb, 65 echter een dergelijk ongemotiveerd beroepschrift mag niet zonder meer nietontvankelijk verklaard worden. Ingevolge artikel 6:6 Awb moet de appellant dan de gelegenheid krijgen om zijn beroepsgronden alsnog in te brengen. Het verzuim dat ingevolge artikel 6:5 lid 1 onder d Awb heeft plaatsgevonden, kan zo door de appellant worden hersteld binnen een door de bestuursrechter bepaalde termijn. Met het pro forma hoger beroepschrift kan de partij die eigenlijk wil berusten in de uitspraak van de rechtbank, maar die niet het risico wil lopen geen eigen beroepsgronden meer in te kunnen brengen indien zijn wederpartij hoger beroep aantekent tegen het einde van de beroepstermijn, die beroepstermijn zogezegd nog sauveren. Via de herstelbepaling van 63 Kamerstukken II 2009/10, , nr. 3, p Zie noot 57. Een gebrek aan procesbelang bij de principaal appellant, zoals als een vierde uitzondering stond vermeld in de toelichting op het aan de Raad van State ter advisering voorgelegde wetsvoorstel (p. 132), is niet toegevoegd. 65 Het bezwaar- of beroepschrift ( ) bevat ten minste: ( ) d. de grond van het bezwaar of beroep. 20

Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht. 2 september :00 uur - 17:00 uur Online

Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht. 2 september :00 uur - 17:00 uur Online Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht 2 september 2015 16:00 uur - 17:00 uur Online Wat gaan we doen: rechtspraak over.. 1. De 3 B s (bestuursorgaan-, belanghebbende- en besluitbegrip) 2. Schadevergoeding

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 21-04-2011 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 10-1012 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351 ECLI:NL:RBMNE:2015:8351 Instantie Datum uitspraak 27-11-2015 Datum publicatie 23-12-2015 Zaaknummer UTR 15/612 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Belastingrecht

Nadere informatie

Petra Vries Trainingen. Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter. de wijzigingen in de Awb

Petra Vries Trainingen. Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter. de wijzigingen in de Awb Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter & de wijzigingen in de Awb Introductie Dit document is een bijlage bij de presentatie over Het Nieuwe Procederen bij de bestuursrechter. Hierin bespreek ik

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 12-06-2008 Datum publicatie 24-07-2008 Zaaknummer AWB 07/3464 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221 ECLI:NL:RBOBR:2017:1221 Instantie Datum uitspraak 09-03-2017 Datum publicatie 20-03-2017 Zaaknummer 16_2690 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

ECLI:NL:CRVB:2013:2879 ECLI:NL:CRVB:2013:2879 Instantie Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 13-211 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 ECLI:NL:RBAMS:2013:8696 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2013 Datum publicatie 03-04-2014 Zaaknummer AMS 13-2085 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739 ECLI:NL:RBNHO:2017:6739 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer AWB - 16 _ 4345 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 175 Aanpassing van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht en wijziging van een aantal fiscale en andere wetten (herziening

Nadere informatie

VMR Actualiteiten. Actualiteiten bestuurs(proces)recht. Kars de Graaf faculteit rechtsgeleerdheid

VMR Actualiteiten. Actualiteiten bestuurs(proces)recht. Kars de Graaf faculteit rechtsgeleerdheid Datum 29-03-2012 1 VMR Actualiteiten Actualiteiten bestuurs(proces)recht Kars de Graaf k.j.de.graaf@rug.nl 050 363 5787 Algemeen belanghebbende Datum 29-03-2012 2 Herinnert u zich deze nog? Vz. ABRvS 31

Nadere informatie

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505

»Samenvatting. Wetsbepaling(en): AWB artikel 3:15, AWB artikel 6:13 Ook gepubliceerd in: ECLI:NL:RVS:2016:99, JIN 2016/116, JOM 2016/505 JB2016/45 RvS, 20-01-2016, nr. 201504247/1/A4, ECLI:NL:RVS:2016:99 Plaatsingsplan van ondergrondse restafvalcontainers, Zienswijze, indienen, Zienswijze, indienen via website, Bewijs indiening, Bewijslast

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Vaststelling Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Vaststelling Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2014 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 36139 31 december 2013 Vaststelling Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2014 De Afdeling bestuursrechtspraak

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3233

ECLI:NL:RVS:2015:3233 ECLI:NL:RVS:2015:3233 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-10-2015 Datum publicatie 21-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500429/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301 ECLI:NL:RBGEL:2015:5301 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 18082015 Datum publicatie 19082015 Zaaknummer AWB 14 _ 7236 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Omgevingsrecht Bodemzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327

ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327 ECLI:NL:RBROT:2000:AA7327 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-08-2000 Datum publicatie 21-01-2002 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie WW 98/559-DOP WW 98/916-DOP

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200705297/1. Datum uitspraak: 31 januari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen Uitspraak GERECHTSHOF VHERTOGENBOSCH Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Uitspraak op het hoger beroep van * ^ p n i a w a ï i i b.v., gevestigd te > hierna: belanghebbende, tegen de uitspraak

Nadere informatie

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd

Mandaat en delegatie. mr. M.C. de Voogd Mandaat en delegatie mr. M.C. de Voogd Artikel 1:1 Awb 1. Onder bestuursorgaan wordt verstaan: a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of b. een ander persoon of college,

Nadere informatie

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP).

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP). BESLUIT Zaaknummer 1400/Nellen Seeds vs NVZP Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot niet ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift gericht tegen zijn besluit

Nadere informatie

GERECHTSHOF AMSTERDAM

GERECHTSHOF AMSTERDAM Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM kenmerk 13/00004 en 13/00005 30 juli 2014 uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te Uithoorn, belanghebbende, gemachtigde: [A]

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:4332

ECLI:NL:RBGEL:2017:4332 ECLI:NL:RBGEL:2017:4332 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 22-08-2017 Datum publicatie 22-08-2017 Zaaknummer AWB - 17 _ 2951 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379

ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 ECLI:NL:GHSHE:2015:1379 Instantie Datum uitspraak 17-04-2015 Datum publicatie 17-04-2015 Zaaknummer 14/01065 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 631501/645034 Betreft: Beslissing op bezwaar Sapphire Media International B.V. Het Commissariaat voor de Media, gezien het besluit van 10 juni 2014, verzonden op 19 juni

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890 ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890 Instantie Rechtbank Groningen Datum uitspraak 21-10-2010 Datum publicatie 24-12-2010 Zaaknummer AWB 09/1378 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977 ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 26-01-2012 Datum publicatie 06-03-2012 Zaaknummer 11/1543 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Uitgebreide inhoudsopgave

Uitgebreide inhoudsopgave Uitgebreide inhoudsopgave Woord vooraf 5 Verkorte inhoudsopgave 7 Uitgebreide inhoudsopgave 9 Lijst van afkortingen 17 1 Plaatsbepaling rechtsbescherming 21 1.1 Inleiding 21 1.2 Bestuursrechtelijke geschillen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

2. Q-Music Nederland B.V., te Naarden (Q-Music), appellante in de zaak 14/817 tevens derde-partij in

2. Q-Music Nederland B.V., te Naarden (Q-Music), appellante in de zaak 14/817 tevens derde-partij in ECLI:NL:CBB:2015:320 Instantie College van Beroep voor het bedrijfsleven Datum uitspraak 08-10-2015 Datum publicatie 08-10-2015 Zaaknummer 14/817-818-831-839 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2014:9373,

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 Instantie Datum uitspraak 29-03-2005 Datum publicatie 31-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 02/6235 AOW/ANW e.a. Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

ECLI:NL:RBMNE:2016:707 ECLI:NL:RBMNE:2016:707 Instantie Datum uitspraak 09-02-2016 Datum publicatie 16-02-2016 Zaaknummer 14/6285 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326 ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8326 Instantie Datum uitspraak 25-05-1999 Datum publicatie 21-01-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 97/10163 ABW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051 ECLI:NL:RBNHO:2017:3051 Instantie Datum uitspraak 04-04-2017 Datum publicatie 14-04-2017 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer AWB - 16 _ 22 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 ECLI:NL:RBOBR:2016:4015 Instantie Datum uitspraak 27-07-2016 Datum publicatie 16-02-2017 Zaaknummer 16 _ 1047 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345 ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345 Instantie Datum uitspraak 16-04-2004 Datum publicatie 26-04-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-hertogenbosch Awb 03 / 930 GEMWT

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201112017/1/V2. Datum uitspraak: 4 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 ECLI:NL:RBGEL:2014:6996 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 11-11-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer AWB - 14 _ 1957 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 27534/2012010168 Betreft: Beslissing op bezwaar inzake de Stichting Publieke Media instelling Eijsden- Margraten tegen afwijzing van het handhavingsverzoek jegens Stichting

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 383 Wet van 28 augustus 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met doeltreffendere rechtsmiddelen tegen niet tijdig beslissen

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: \ Raad vanstate 2012Ö1424/1/V1. Datum uitspraak: 26 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet ECLI:NL:RVS:2016:934 Instantie Raad van State Datum uitspraak 06-04-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600302/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 Uitspraak 201803876/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 17 oktober 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Cranendonck Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Kapvergunningen ECLI:

Nadere informatie

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten uw kenmerk ons kenmerk ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 bijlage(n)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 621 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met bepalingen over nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad (Wet

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:872

ECLI:NL:CRVB:2015:872 ECLI:NL:CRVB:2015:872 Instantie Datum uitspraak 24-03-2015 Datum publicatie 25-03-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14-2865 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

U I T S P R A A K 1 1-0 6 9

U I T S P R A A K 1 1-0 6 9 U I T S P R A A K 1 1-0 6 9 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van XXX, appellante tegen de Masterexamencommissie Criminologie, verweerder en van de

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147

ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 ECLI:NL:CRVB:1999:ZB8147 Instantie Datum uitspraak 02-03-1999 Datum publicatie 11-09-2001 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 98/6295 ABW Bestuursrecht

Nadere informatie

14-09. ABRvS 24 december 2013, nr. 201304161/1/A4 (Nijmegen) (ECLI:NL:RVS:2013:2610) Milieu/natuur/water

14-09. ABRvS 24 december 2013, nr. 201304161/1/A4 (Nijmegen) (ECLI:NL:RVS:2013:2610) Milieu/natuur/water 47 zitting betoogd dat deze stukken aldus mede namens haar dochtermaatschappijen, meer in het bijzonder namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cycleon Netherlands B.V. (hierna:

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder. Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Zittingsplaats Arnhem Bestuursrecht zaaknummer: AWB 14/6677 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 9 MAART 2015 in de zaak tussen i enge, eiser (geina"ái.eme: mr.r mg",

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 25 november 2011 HOOFDSTUK 8 BIJZONDERE BEPALINGEN OVER DE WIJZE VAN PROCEDEREN BIJ DE BESTUURSRECHTER

NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 25 november 2011 HOOFDSTUK 8 BIJZONDERE BEPALINGEN OVER DE WIJZE VAN PROCEDEREN BIJ DE BESTUURSRECHTER 32 621 Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met bepalingen over nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige overheidsdaad (Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige

Nadere informatie

VMR Actualiteitendag Bestuurs(proces)recht

VMR Actualiteitendag Bestuurs(proces)recht Datum 20-03-2014 1 VMR Actualiteitendag 2014 Bestuurs(proces)recht Mr. Kars J. de Graaf k.j.de.graaf@rug.nl / 050 363 5787 Datum 20-03-2014 2 Incidenteel hoger beroep: regeling Ter bevordering van een

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:3059

ECLI:NL:RBDHA:2015:3059 ECLI:NL:RBDHA:2015:3059 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-03-2015 Datum publicatie 10-04-2015 Zaaknummer AWB - 14 _ 7359 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak Eerste

Nadere informatie

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1283

ECLI:NL:CRVB:2017:1283 ECLI:NL:CRVB:2017:1283 Instantie Datum uitspraak 23-03-2017 Datum publicatie 07-04-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/4862 ANW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd: STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 71078 12 december 2017 Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 4 december 2017, nr. 2164326 tot indexering

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link: ECLI:NL:HR:2017:130 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecli:nl:hr:2017:130 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10 02 2017 Datum publicatie 10 02 2017 Zaaknummer 16/02729 Formele

Nadere informatie

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW Datum uitspraak: 23-09-2010 Datum publicatie: 13-12-2010 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3026

ECLI:NL:RVS:2014:3026 ECLI:NL:RVS:2014:3026 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 13-08-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311562/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-09-2005 Datum publicatie 21-09-2005 Zaaknummer 200501988/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak

voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie De heer mr. dr. K.H.D.M. Dijkhoff Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Betreft: consultatieverzoek naar aanleiding

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1136

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1136 ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1136 Instantie Datum uitspraak 07-09-2006 Datum publicatie 02-11-2006 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage AWB 03/4987 MAWKLU Ambtenarenrecht

Nadere informatie

Uniformiteit in termijnen? Sneller en beter?

Uniformiteit in termijnen? Sneller en beter? Uniformiteit in termijnen? Sneller en beter? Mr. C.G.J.M. Termaat* 1 Inleiding Het wetsvoorstel voor de nieuwe Omgevingswet (hierna: Omgevingswet) van 16 juni jl. heeft inmiddels alweer de nodige aandacht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK * Raad vanstatc 201104826/1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

M.G.O. de Lange. 1 C.L.G.F.H. Albers, De Gemeentestem, Het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht, 2011/50.

M.G.O. de Lange. 1 C.L.G.F.H. Albers, De Gemeentestem, Het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht, 2011/50. M.G.O. de Lange Wet aanpassing bestuursprocesrecht In deze korte bijdrage een bespreking van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (hierna: Wab). Beoogd is een contourschets, waarin een aantal highlights

Nadere informatie

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012 Raad vanstatc 201203196/1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

de Rechtspraak Rechtbank Den Haag PER FAX Over het beroep met zaaknummer SGR 13/9215 BESLU V258 deel ik u het volgende mee.

de Rechtspraak Rechtbank Den Haag PER FAX Over het beroep met zaaknummer SGR 13/9215 BESLU V258 deel ik u het volgende mee. de Rechtspraak Rechtbank Den Haag ^'AANTEKENEN ] PER POST PER FAX Bestuursrecht De heer ir. Hagen Leeuwenberg 2 2635 GD Den Hoom bezoekadres Prins Clauslaan 60 2595 AJ Den Haag datum onderdeel contactpersoon

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2617

ECLI:NL:CRVB:2017:2617 ECLI:NL:CRVB:2017:2617 Instantie Datum uitspraak 28-07-2017 Datum publicatie 01-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 12/3068 Wajong Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:20

ECLI:NL:GHARL:2015:20 ECLI:NL:GHARL:2015:20 Instantie Datum uitspraak 06-01-2015 Datum publicatie 16-01-2015 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Zaaknummer 14/00053, 14/00054 en 14/00055 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant, Raad vanstate 200700246/1. Datum uitspraak: 6 juni 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant, tegen de uitspraak in zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675 ECLI:NL:RBNNE:2017:2675 Instantie Datum uitspraak 19-06-2017 Datum publicatie 19-07-2017 Zaaknummer LEE 17/863 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3051

ECLI:NL:CRVB:2016:3051 ECLI:NL:CRVB:2016:3051 Instantie Datum uitspraak 12-08-2016 Datum publicatie 16-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/6172 WWAJ Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523 ECLI:NL:RBZWB:2013:5523 Instantie Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 05-09-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant AWB-12_5516 Belastingrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-05-2001 Datum publicatie 13-11-2001 Zaaknummer 200003521/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Omgevingsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 Instantie Datum uitspraak 07-03-2013 Datum publicatie 18-04-2013 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB 12/26575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:881

ECLI:NL:CRVB:2017:881 ECLI:NL:CRVB:2017:881 Instantie Datum uitspraak 03-03-2017 Datum publicatie 06-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/5389 AOW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het geschil, omdat sprake zou zijn van een nieuw primair besluit.

De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het geschil, omdat sprake zou zijn van een nieuw primair besluit. USZ 2001/163 CRvB, 04-04-2001, 99/117 AAW/WAO Bezwaarprocedure, Heroverweging, Herroeping besluit in primo, Vervanging door nieuw besluit waarin een andere datum in geding aan de orde is Publicatie USZ

Nadere informatie

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld. BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op het bezwaar gericht tegen de beslissing van 4 september 2001, kenmerk 2269-95.F.049. Zaaknummer 2705-19/ Vebega I.

Nadere informatie

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200800036/1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

categorie/agendanr. stuknr. B. en W. 2004 RA04.0108 A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t.

categorie/agendanr. stuknr. B. en W. 2004 RA04.0108 A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t. Raadsvoorstel jaar stuknr. Raad categorie/agendanr. stuknr. B. en W. 2004 RA04.0108 A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t. gebied Zijtak Portefeuillehouder: J.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:310

ECLI:NL:GHAMS:2014:310 pagina 1 van 6 ECLI:NL:GHAMS:2014:310 Instantie Datum uitspraak 30-01-2014 Datum publicatie 12-02-2014 Zaaknummer 12/00966 Rechtsgebieden Gerechtshof Amsterdam Belastingrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd: STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 37105 23 december 2014 Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 12 december 2014, nr. 591110, tot indexering

Nadere informatie

STAATSCOURANT. Nr

STAATSCOURANT. Nr STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 65542 22 november 2018 Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 14 november 2018, nr. 2406921, tot indexering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:4491

ECLI:NL:RBOVE:2016:4491 ECLI:NL:RBOVE:2016:4491 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 15112016 Datum publicatie 25112016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie ak_zwo_16_934 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:1169 ECLI:NL:RVS:2014:1169 Instantie Raad van State Datum uitspraak 02-04-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201306413/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 ECLI:NL:RVS:2012:BV6555 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-02-2012 Datum publicatie 22-02-2012 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109131/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765

ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765 ECLI:NL:RBROT:1999:AA3765 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-04-1999 Datum publicatie 10-11-2004 Zaaknummer VMEDED 99/366-Sl Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Voorlopige voorziening

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 Instantie Datum uitspraak 28-03-2007 Datum publicatie 05-04-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 04-5151 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201107998/1/V2. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

** [201005426/1/M1.], [10 november 2010]: [afstandseis tussen een lpg tankstation en een scholengemeenschap ], [Harlingen]

** [201005426/1/M1.], [10 november 2010]: [afstandseis tussen een lpg tankstation en een scholengemeenschap ], [Harlingen] ** [201005426/1/M1.], [10 november 2010]: [afstandseis tussen een lpg tankstation en een scholengemeenschap ], [Harlingen] Essentie uitspraak: De Afdeling stelt vast dat ten tijde van het bestreden besluit

Nadere informatie