Het keuzeproces bij kandidaat-adoptanten. Continuïteit en verandering gedurende één jaar.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het keuzeproces bij kandidaat-adoptanten. Continuïteit en verandering gedurende één jaar."

Transcriptie

1 Het keuzeproces bij kandidaat-adoptanten. Continuïteit en verandering gedurende één jaar. Delphine West Academiejaar Tweedesemesterexamenperiode Promotor: Prof. dr. Michel Vandenbroeck Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van 'Master of Science in de Pedagogische Wetenschappen, afstudeerrichting Orthopedagogiek'

2 Voorwoord Ik ben een woord van dank verschuldigd aan enkele personen. Allereerst bedankt ik graag Prof. dr. Michel Vandenbroeck voor de begeleiding en de gerichte feedback. Bedankt om mij mijn eigen accenten te laten leggen en toch het groter geheel te bewaken. Ook de medewerkers van het Steunpunt Adoptie moeten uitdrukkelijk bedankt worden. Bedankt voor het aanbrengen van dit nog steeds even boeiende masterproefonderwerp. Dank voor de ondersteuning, zowel op praktisch als inhoudelijk vlak. Dank aan alle kandidaat-adoptanten die de moeite deden ook de tweede vragenlijst in te vullen. Dankzij hun bereidwilligheid kon deze masterproef plaatsvinden. Tijdens de studie orthopedagogiek stond mijn leven meermaals op z'n kop. Bedankt aan iedereen die er was, onvoorwaardelijk. Dank je mama, vrienden en familie. Uitdrukkelijk bedankt aan Lynn, voor het nalezen.

3 Inhoudsopgave 1. Inleiding Literatuurstudie Beweegredenen Interlandelijk adopteren Kinderen met special needs adopteren Special needs Bewust kiezen voor kinderen met special needs Beïnvloedende factoren: kindkenmerken Beïnvloedende factoren: adoptie-ouderkenmerken Generaliseerbaarheid van de internationale literatuur Vlaamse adoptielandschap Regelgeving Informatiesessie Probleemstelling Methodologisch kader Opzet Onderzoeksvragen Procedure Meetinstrument Gegevensverwerking en analyse Respondenten Resultaten Welke informatie gegeven tijdens de informatiesessie blijft de kandidaat adoptie-ouders bij, een jaar na deze informatiesessie? Conclusie bijblijvende informatie Welke betekenis heeft de informatiesessie voor kandidaat-adoptanten in hun keuzeproces, één jaar na datum? Motivatie Leeftijd bij voorkeur Geschatte wachttijd Conclusie tweede onderzoeksvraag: continuïteit en verschil Welke informatiebronnen consulteren ouders zelfstandig en welke invloed hebben deze op het keuzeproces? Conclusie informatiebronnen Aan welk ouderprofiel voldoen kandidaat-adoptanten die openstaan voor kinderen met special needs? Conclusie openstaan voor kinderen met special needs Om welke redenen besluiten kandidaat-adoptanten de adoptieprocedure niet verder op te starten? Conclusie voortzetten van de adoptieprocedure?... 36

4 7 Discussie Tekorten onderzoek Verder onderzoek Bibliografie Bijlagen Artikel 1: online vragenlijst... 48

5 1. Inleiding Deze masterproef gaat in op de invloed van de informatiesessie, georganiseerd door het Steunpunt Adoptie, op het keuzeproces bij kandidaat-adoptanten. Iedere kandidaat-adoptant die interlandelijk wenst te adopteren volgt een informatiesessie. Er is echter onduidelijkheid over wat deze informatiesessie bij de kandidaat-adoptanten teweeg brengt, waar deze masterproef en diegene van Eva De Block meer duidelijkheid over trachten te bieden. Als start bieden we een theoretisch kader, waarin gekeken wordt wat de voornaamste beweegredenen zijn om tot adoptie en interlandelijke adoptie over te gaan. Tevens wordt dieper ingegaan op kinderen met special needs en of er een profiel gezien kan worden van kandidaat-adoptanten die bewust kiezen voor deze kinderen met special needs. We lijsten op met welke beïnvloedende factoren (zowel bij de kinderen als bij de adoptieouders) rekening kan worden gehouden bij special needs adopties. Ten slotte wordt bekeken in hoeverre deze internationale literatuur zonder meer kan gegeneraliseerd worden naar het Vlaamse adoptielandschap. Hierna bespreken we het adoptielandschap, met als eerste een korte weergave van de internationale en nationale regelgeving op vlak van interlandelijke adoptie. Nadien komt de focus op de informatiesessie, georganiseerd door het Steunpunt Adoptie, te liggen. Er wordt onder meer bekeken welke inhouden deze informatiesessie dient te behelzen naar het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de voorbereiding en de nazorg bij interlandelijke adoptie (2012) en hoe de informatiesessie, zoals de kandidaat-adoptanten ze volgden, opgebouwd was. Als vierde komt de probleemstelling aan bod, met onder meer een beschrijving van de wachttijden en het veranderende kindprofiel. Men tracht tijdens de informatiesessies een helder beeld te scheppen van onder andere deze zaken. Vanuit het Steunpunt Adoptie wordt gevraagd in hoeverre deze informatiesessie een duidelijk beeld schetst aan kandidaatadoptanten. Het methodologische kader volgt, met meer aandacht voor het onderzoeksopzet, de onderzoeksvragen en de procedure. We verklaren de constructie van het meetinstrument nader en duiden op welke wijze de kwalitatieve en kwantitatieve gegevensverwerking en analyse bekomen zijn. 1

6 We bespreken de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten op de vijf onderzoeksvragen, met een nadruk op de invloed die de informatiesessie heeft op het keuzeproces van kandidaatadoptanten één jaar na het volgen hiervan. Als laatste volgen een conclusie en discussie, waarin de onderzoeksvragen beantwoord worden en deze antwoorden aan theoretische inzichten gekoppeld worden. De sterktes en zwaktes van dit onderzoek worden vermeld en we opperen enkele mogelijke pistes tot verder onderzoek. Deze masterproef maakt deel uit van een geassocieerde masterproef. Eva De Block studeerde in af, met de masterproef: "Informatie en het keuzeproces van kandidaatadoptanten bij interlandelijke adoptie". Een gedeelte van deze masterproef is gemeenschappelijk. Eva schreef het onderdeel 'informatiesessie' (3.2), het onderdeel 'regelgeving' (3.1) werd deels op Eva's bestaande tekst gebaseerd. De dataset die Eva in het kader van haar masterproef verzamelde, werd gekoppeld aan de in het kader van deze masterpoef verzamelde data. 2

7 2. Literatuurstudie Deze masterproef start met een literatuurstudie, om op deze manier een theoretische achtergrond rond voornamelijk de kandidaat-adoptanten te schetsen. 2.1 Beweegredenen De meest voorkomende reden om voor adoptie te kiezen is een vruchtbaarheidsproblematiek bij één of beide ouders (onder meer Jennings, Mellish, Tasker, Lamb, & Golombok, 2014; Young, 2012). In Vlaanderen zouden bij drie vierde van de adoptieouders vruchtbaarheidsproblemen aan de basis van hun adoptie liggen (Tang, Vliegen, & Luyten, 2011; 2012). Niet alle adoptieouders die adopteren vanuit een ongewenste kinderloosheid doen dit uit dezelfde beweegreden. Een groep van deze ouders ziet adoptie als een laatste kans op kinderen wanneer de vruchtbaarheidsbehandelingen gefaald hebben, terwijl een ander deel adoptie als een optie ziet om kinderen te krijgen zonder de stress die gepaard gaat met vruchtbaarheidsbehandelingen (Goldberg, Downing, & Richardson, 2009; Jennings et al., 2014, verwijzend naar Daniluk & Hurtig-Mitchell). Young (2012) vond dat het merendeel van de ouders eerder individuele motieven als doorslaggevend vermelden. Ze willen graag een kind om hun gezin te vervolledigen, eerder dan dat ze een kind in nood willen helpen. Toch worden er vaak altruïstische en humanitaire redenen als een bijkomende factor voor het kiezen voor adoptie vermeld. Ook Bausch (2006) stelde vast dat ouders mogelijks altruïstische redenen tot adoptie kunnen ervaren, ze willen een kind in nood een thuis bieden. Young (2012) constateerde dat adoptieouders die nog geen kinderen hebben, zowel biologische als adoptiekinderen, als reden voor adoptie vaak het krijgen van een kind vermelden. Adoptieouders die reeds kinderen hebben vernoemen het adopteren van een broer of zus voor de reeds aanwezige kinderen als reden. 2.2 Interlandelijk adopteren Als een van de redenen om voor interlandelijke adoptie te kiezen, halen ouders aan dat er een tekort aan kinderen is die privaat binnenlands geadopteerd kunnen worden (Zhang & Lee, 2011), terwijl er meer kinderen adoptabel zijn in het buitenland (Young, 2012). Hier sluit bij aan dat aangegeven wordt dat de kortere wachttijd op een adoptiekind een belangrijke factor was om voor interlandelijke adoptie te kiezen, in vergelijking met private binnenlandse adoptie (Ishizawa & Kubo, 2013; Young, 2012; Zhang & Lee, 2011). 3

8 Adoptie-ouders die interlandelijk adopteerden geven geregeld aan dat ze hiervoor kozen omdat het dan om een gesloten adoptie gaat, waarbij er geen contact is met de biologische familie van het kind (Ishizawa & Kubo, 2013; Johnson, 2005; Young, 2012; Zhang & Lee, 2011). Enkele ouders vermoeden dat de kans groot is op complicaties door het contact met biologische ouders dat kan plaatsvinden bij private binnenlandse adoptie en adoptie vanuit pleegzorg (Zhang & Lee, 2011; Young, 2012). Dit zou volgens enkele van de adoptieouders de opvoeding moeilijker maken (Young, 2012). Doordat de afstandsouders bij private binnenlandse adoptie mee het gezin selecteren waar het kind geplaatst zal worden, wordt dit adoptietraject als minder voorspelbaar beschouwd dan bij interlandelijke adoptie. De kandidaat-adoptanten hadden het gevoel dat ze bij interlandelijke adoptie meer zeker zouden zijn van het toegewezen krijgen van een kind (Young, 2012). Enkele kandidaat-adoptanten haalden aan dat adoptabele kinderen in het buitenland volgens hen meer baat hebben bij adoptie dan de binnenlands adopteerbare kinderen. Wanneer de herkomstlanden deze kinderen niet kunnen ondersteunen kunnen welvarende landen een uitkomst bieden door deze kinderen te adopteren (Young, 2012). Toch bleken altruïstische en humanitaire redenen in het onderzoek van Young (2012) geen grote redenen om voor interlandelijke adoptie te kiezen. Zhang en Lee (2011) vonden daarentegen wel dat personen die interlandelijk adopteren vaker altruïstische en humanitaire motieven vermelden. Wanneer het gaat om het adopteren vanuit pleegzorg blijken de kandidaat-adoptanten weigerachtig te staan ten opzichte van de complexe achtergrond die het kind vaak met zich mee draagt. De kandidaat-adoptanten zijn bang voor gedragsproblemen (Zhang & Lee, 2011) en gezondheidsproblemen (Johnson, 2005; Zhang & Lee, 2011) bij deze vaak iets oudere kinderen uit het pleegzorgsysteem. Heel wat kandidaat-adoptanten willen het liefst een jong kind, bij voorkeur een baby, adopteren (Ishizawa & Kubo, 2013; Young, 2012; Zhang & Lee, 2011). Dit bleek een reden om voor interlandelijke adoptie te kiezen wanneer men dit vergeleek met adoptie vanuit pleegzorg (Young, 2012; Zhang & Lee, 2011). Er kan opgemerkt worden dat in de Vlaamse situatie net kinderen die binnenlands geadopteerd worden opmerkelijk jonger zijn. Zoals meerdere malen in de hierboven besproken literatuur, gaat het om internationale onderzoeken in een context waar er andere vormen van adoptie gekend zijn. De relevantie hiervan wordt geduid aan het einde van de literatuurstudie. 4

9 2.3 Kinderen met special needs adopteren Special needs Het percentage van geadopteerde kinderen met special needs lag in 2014 op 56%, 34 van de 61 geadopteerde kinderen konden onder de noemer special needs geplaatst worden. De verwachting is dat dit percentage de komende jaren nog sterk zal stijgen (Vinck, 2007). Aangezien de term special needs geen eenduidige invulling kende, werd een werkgroep opgericht om het begrip te formuleren. Dit werd gedaan op basis van internationaal onderzoek en ervaringen in het Vlaamse werkveld (Ray of Hope, 2014). Onder de noemer special needs worden kinderen gerekend die ouder zijn dan zes jaar, een medisch probleem hebben, een ontwikkelingsachterstand vertonen, siblings (kinderen die samen met een broer of zus geplaatst worden) of kinderen met gedragsproblemen of een extra belastende achtergrond (Kind en Gezin, 2013b). Het gaat om kinderen die moeilijk adopteerbaar zijn in het land van herkomst (De Cauwer, 2012; Vinck, 2007). Het is momenteel zo dat in enkele herkomstlanden overwegend kinderen met special needs voor interlandelijke adoptie in aanmerking komen. Vandaag worden in China, voormalig herkomstland bij uitstek, enkel kinderen met special needs gematcht aan Vlaamse adoptieouders (Ray of Hope, 2015b). Ook in andere herkomstlanden wijzigde het kindprofiel, zo is het adoptiekanaal Colombia in Vlaanderen momenteel enkel geopend voor kandidaatadoptanten die een kind met special needs willen adopteren (Fiac-Horizon, 2015) en valt de meerderheid van de Poolse ter adoptie aangeboden kinderen onder de noemer special needs (Het Kleine Mirakel, 2015). Het is belangrijk voor ogen te houden dat de term special needs internationaal niet eenduidig geformuleerd wordt. Het gaat steeds om moeilijk plaatsbare kinderen, maar de concrete invulling van de term verschilt vaak van land tot land. Zo worden in de internationale literatuur kinderen van etnische minderheidsgroepen als special needs omschreven (Berástegui Pedro-viejo, 2012; Denby, Alford, & Ayala, 2011; Reilly & Platz, 2003), iets wat in Vlaanderen niet het geval is (De Cauwer, 2012). Het gebruik van de term special needs wordt afgestemd op de adopteerbaarheid van kinderen (Berástegui Pedro-viejo, 2012; De Cauwer, 2012; Unger, Deiner, & Wilson, 1988). Wat een minder gunstig kindprofiel exact inhoudt kan sterk variëren, afhankelijk van religieuze opvattingen, sociale factoren, lokale gebruiken en standaarden (De Cauwer, 2012). 5

10 2.3.2 Bewust kiezen voor kinderen met special needs De gemiddelde kandidaat-adoptant wil liefst een gezond kind adopteren (Jennings, 2006), dat bij voorkeur zo jong mogelijk is (Raleigh & Rothman, 2014). Toch worden er steeds meer kinderen met special needs geplaatst. Hoe zwaarder de special need, hoe groter de kloof tussen het gewenste kind en het adoptiekind en hoe minder gezinnen deze kinderen willen adopteren en ervoor geschikt zijn (Berástegui Pedro-viejo, 2012). De vraag stelt zich om welke redenen adoptieouders bewust voor een kind met speciaal needs kiezen en wat het profiel is van deze adoptanten. Uit het literatuuronderzoek bleek dat de resultaten over het bewust adopteren van kinderen met special needs schaars en geregeld inconsequent zijn. Een van de onderzochte elementen is de gezinssamenstelling. In een onderzoek van Hansen (2008) naar gezinnen die kinderen met special needs uit het pleegzorgsysteem adopteren, kwam naar voor dat alleenstaande vrouwen en ongehuwde koppels het vaakst kinderen met special needs adopteerden. Ze geven hiervoor als verklaring dat de (getrouwde) koppels vaker jongere kinderen adopteerden, waardoor minder van de geadopteerde kinderen in de categorie special needs konden geplaatst worden. Bij het vergelijken aan de hand van gezinssamenstelling was geen verschil te bemerken in het adopteren van kinderen met andere special needs, zoals cognitieve, fysieke of emotionele moeilijkheden (Hansen, 2008). Ook Burge en Jamieson (2009), die 15 kandidaat-adoptanten interviewden, vonden dat personen die alleenstaand zijn eerder een kind met special needs zullen adopteren. Tan, Marfo en Dedrick (2007) onderzochten onder andere de kenmerken van ouders die een kind met special needs uit China adopteerden. Zij vonden net dat de gezinnen die kinderen met special needs adopteerden vaker tweeoudergezinnen, zowel koppels van hetzelfde als een verschillend geslacht, zijn. Ook het al dan niet hebben van vruchtbaarheidsproblemen of biologische kinderen blijkt een factor te zijn die toedraagt aan het beslissingsproces. Enkele ouders met vruchtbaarheidsproblemen geven aan dat ze het opgeven van de droom van een biologisch kind al zwaar genoeg vonden, waardoor ze vinden dat ze het recht hebben om een kind te kiezen dat het meest aan hun ideaalbeeld voldoet. Ze kiezen bijgevolg voor een niet-special needs adoptie (Burge & Jamieson, 2009). Uit onderzoek van Tan et al. (2007) bleek dat de uit China geadopteerde kinderen met special needs vaker geadopteerd worden door koppels die reeds biologische kinderen hebben. Van de gezinnen die één of meerdere kinderen met special 6

11 needs adopteerden, heeft 65% biologische kinderen, terwijl slechts 30% van de ouders die een Chinees kind zonder special needs adopteerden biologische kinderen had. De motivering om voor een kind met special needs te kiezen werd ook bevraagd door enkele auteurs. Zo interviewde Raleigh en Rothman (2014) 25 personen die werkzaam zijn in de adoptiesector. Volgens deze medewerkers zijn de personen die kinderen met special needs adopteren op te delen in twee groepen. Enerzijds heeft men de personen die openstaan voor kleine en corrigeerbare medische afwijkingen, waarvan schisis het voorbeeld bij uitstek is. Deze afwijkingen zijn zo corrigeerbaar dat ze quasi onzichtbaar worden. Men ziet dat de ouders die deze kinderen willen adopteren het type ouder is dat voorheen een gezonde baby zou adopteren. Anderzijds ziet men kinderen met zwaardere afwijkingen, zoals ontwikkelingsachterstanden. Hiervoor stelt een ander oudertype zich kandidaat, het gaat volgens de medewerkers die Raleigh en Rothman (2014) spraken eerder om ouders die reeds kinderen hebben. Door hun ervaring met kinderen zouden ze meer vertrouwen hebben in zichzelf als ouder en zouden ze het aandurven een kind met special needs te adopteren. Verder wordt hier geen verklaring voor gegeven. De kandidaat-adoptanten uit het onderzoek van Denby et al. (2011) gaven geregeld aan dat ze kinderen met special needs willen adopteren omdat ze zich zorgen maken om het welzijn van deze kinderen. Ze willen graag een verschil maken in het leven van een kind dat hen nodig heeft. De ouders in deze studie adopteren kinderen met special needs omdat ze een grote intrinsieke wens hebben om voor een kind te zorgen dat ongewenst en vergeten is (Denby et al., 2011). Enkele kandidaat adoptanten geven aan open te staan voor kinderen met special needs om de wachttijd in te korten (Burge & Jamieson, 2009). Ook in het onderzoek van Raleigh en Rothman (2014) kwam naar voor dat de verkorte wachttijden bij het adopteren van een kind met special needs een groot voordeel zijn. 7

12 2.3.3 Beïnvloedende factoren: kindkenmerken Het profiel van de adoptiekinderen lijkt een invloed te hebben op het gezinsfunctioneren. Uiteraard moeten alle kinderen die ter adoptie aangeboden worden een kans krijgen op het opgroeien in een gezin, toch lijkt het oplijsten van deze beïnvloedende factoren interessant met het oog op de organisatie van de adoptie-nazorg (Kramer & Houston, 1998). De leeftijd van de kinderen op het ogenblik van adoptie speelt een niet onbelangrijke rol. Hoe ouder het kind is, hoe minder positief het gezinsfunctioneren en hoe hoger de kans op het falen van de adoptie (Leung & Erich, 2002; Rosenthal, 1993; Rosenthal & Groze, 1990; Berry & Barth, 1988). Wanneer er gesproken wordt van een falen of mislukken van een adoptie, wordt gedoeld op de internationale term 'disruption', die staat voor het verbreken van de adoptie voorafgaand aan het juridisch finaliseren van de adoptie (Rosenthal, Schmidt, Conner, 1988). De invloed van sibling-adoptie is minder eenduidig. Het zou mogelijk voor een lager risico op mislukking van de adoptie zorgen (Rosenthal, Schmidt, & Conner, 1988), of geen significante invloed hebben op de slaagkansen (Sharac, McCrone, Rushton, & Monck, 2011; Boer, Versluis-den Bieman, & Verhulst,1994; Berry & Barth, 1988). Kadushin en Seidl (1971) stelden daarentegen vast dat er net meer disrupties waren na een siblingadoptie. Ook meer recent onderzoek (Smith, Howard, Garnier, Ryan, 2006) toonde een hogere kans op het falen van de adoptie aan, wanneer deze vergeleken werd met de adoptie van één kind. Wanneer de siblingsgroep echter bestond uit meer dan vier kinderen, daalde de kans op het falen van de adoptie, vergeleken met de adoptie van één kind. De invloed van de adoptie van een sibling op het gezinsfunctioneren is tevens onduidelijk. Boer, Versluis-den Bieman en Verhulst (1994) wezen op een lagere probleemscore bij de adoptie van siblings, waar Brodzinsky & Brodzinsky (1992) geen verschillen opmerken. Leung en Erich (2002; 2005) vonden tweemaal dat de adoptie van siblings met een minder positief gezinsfunctioneren geassocieerd wordt. De levensgeschiedenis van de kinderen lijkt ook mee te spelen. De adoptie van kinderen die seksueel misbruikt zijn, wordt geassocieerd met een lager niveau van gezinsfunctioneren (Erich & Leung, 2002; Rosenthal & Groze, 1990). De adoptie van kinderen met gedragsproblemen wordt gezien als een minder stabiele adoptie (Rushton e.a., 2000, Rosenthal, Schmidt, & Conner, 1988) met een lager niveau van gezinsfunctioneren (Leung & Erich, 2002). 8

13 2.4.4 Beïnvloedende factoren: adoptie-ouderkenmerken Ook het profiel van de adoptieouders bij de adoptie van kinderen met special-needs blijkt van belang. Zoals opgemerkt kan worden is het onderzoek op dit gebied vrij verouderd, dus kan men zich de vraag stellen in hoeverre de onderzoeksresultaten op de hedendaagse situatie toe te passen zijn. Een lagere sociaal-economische status wordt geassocieerd met een betere uitkomst van de special needs adoptie (Reilly & Platz, 2003; Groze, 1995) en een hogere tevredenheid van de adoptieouders over hun adoptiegezin (Rosenthal & Groze, 1990; Groze, 1996). Een lager gezinsinkomen wordt geassocieerd met minder kans op het falen van de adoptie (Rosenthal, Schmidt, Conner, 1988) en een goede ouder-kind relatie (Rosenthal, Groze, Aguila, 1991). Adoptieouders met een hoger inkomen rapporteren een meer negatieve impact van de adoptie (Rosenthal, Groze, Curiel, 1990) en er wordt een minder positieve ouder-kind relatie opgemerkt (Rosenthal, Groze, Curiel, 1990). Een lager opleidingsniveau van één of beide adoptieouders zou geassocieerd worden met een hogere kans op een permanente adoptie (Groze 1995, Rosenthal, Schmidt & Conner, 1988) en een hogere tevredenheid bij de adoptieouders (Rosenthal & Groze, 1990; Groze, 1996). Bij adoptieouders met een hoger opleidingsniveau werd een meer negatieve ouder-kind relatie en een meer negatieve impact van de adoptie gezien (Rosenthal, Groze, Curiel, 1990). Rosenthal en Groze (1991) vonden een correlatie tussen een lagere opleiding van de adoptiemoeder en een goede ouder-kind relatie. Een mogelijke verklaring voor deze nauw samenhangende factoren is de overrepresentatie van pleegouders die tot adoptie overgaan. Deze groep zou vaker een lager opleidingsniveau hebben en in de literatuur wordt gewezen dat adoptie volgend op pleegzorg een hogere kans heeft op slagen (Rosenthal, Groze, Curiel, 1990). Er wordt tevens geopperd dat families met een lager gezinsinkomen meer gericht op het kind en minder carrièregericht zouden zijn. Adoptieouders met een lager gezinsinkomen (en hun omgeving) zijn mogelijks meer tolerant en minder stigmatiserend naar het kind met special needs toe (Rosenthal, Groze, Curiel, 1990). Een hogere leeftijd van de adoptieouders (Rosenthal, Schmidt & Conner, 1988) of adoptiemoeder (Groze, 1986) lijkt geassocieerd met een permanente special needs adoptie. Groze (1986) geeft als verklaring hiervoor dat een hogere leeftijd vaak maturiteit en een grotere flexibiliteit met zich meebrengt. Rosenthal, Schmidt en Conner (1988) halen aan dat ouders die hun pleegkind adopteren vaker ouder zijn, dus dat het mogelijk zou gaan om deze link met een gekend kind, eerder dan om de leeftijd van de adoptieouders. 9

14 In de literatuur wordt gewezen op de voordelen van non-traditionele gezinnen als adoptiegezin voor kinderen met special needs. Gezinnen met een adoptiekind met special needs hebben vaker een sterk ondersteuningsnetwerk nodig (Erich & Leung, 2005). Holebiseksuele adoptieouders (Brooks & Goldberg, 2001) en alleenstaande adoptieouders (Branham, 1970, Shireman & Johnson, 1976, Dougherty, 1978) zouden vaak over zo'n sterk ondersteunend netwerk beschikken. Berry en Barth (1990) vonden dat de adoptie van kinderen met emotionele of gedragsmatige problemen minder vaak faalt wanneer zij geadopteerd worden door alleenstaanden. Groze en Rosenthal (1991) wijzen tevens op de voordelen van alleenstaande adoptieouders voor kinderen met special needs, aangezien kinderen met special needs die opgroeiden in éénoudergezinnen minder emotionele -en gedragsproblemen bleken te hebben dan diegene die in tweeoudergezinnen opgroeiden. Hun verklaring is dat een alleenstaande adoptieouder meer nadrukkelijk betrokkenheid kan tonen, aangezien deze geen tijd en energie moet investeren in een partnerrelatie. Ook oudere kinderen met hechtingsproblemen lijken beter te functioneren in een gezin met één ouder, aangezien deze hen onverdeelde aandacht kan geven (Berry & Barth, 1990). Shireman (1995; 1996) duidt tevens op de voordelen van éénoudergezinnen voor kinderen met special needs. Deze ouders zijn onder andere vaak erg toegewijd aan hun adoptiekind en hun gezinsstructuur is eenvoudig. Verdeeldheid zaaien tussen de adoptieouders kan hier geen problemen geven. 2.5 Generaliseerbaarheid van de internationale literatuur Het merendeel van de wetenschappelijke literatuur over adoptie is gebaseerd op onderzoek in de VS. In de Verenigde Staten kent men, zoals in Vlaanderen, interlandelijke en binnenlandse adoptie. De binnenlandse adoptie kan echter verdeeld worden in twee soorten: private binnenlandse adoptie en adoptie vanuit pleegzorg (National Adoption Center, 2015). Men kan dus stellen dat we de bevindingen uit deze internationale literatuur niet zonder meer kunnen generaliseren naar de Vlaamse situatie, aangezien adoptie en pleegzorg hier niet verweven zijn (Rom, Ceulaer, & Aerts, 2009). Tevens is er na binnenlandse adoptie in Vlaanderen geen contact meer met de biologische ouders van de kinderen. In de VS kennen kandidaat-adoptanten een terughoudendheid om transraciaal te adopteren (Fedders, 2010, Jennings, 2006; Nickman et al., 2005). Aangezien de gemiddelde adoptieouders blanke middenklassers zijn (Forbes, & Dziegeielewski, 2003; Jennings, 2006; Jennings et al., 2014), is er een verminderde interesse voor adoptiekinderen die niet 10

15 kaukasisch zijn, voornamelijk donkere kinderen vinden moeilijk een thuis in de VS ( Jennings, 2006; Nickman et al., 2005). Private adoptiediensten passen geregeld de prijzen die voor de bemiddeling van een adoptiekind betaald horen te worden aan naar gelang de huidskleur van het gewenste kind (Fedders, 2010; Jennings, 2006). In Vlaanderen lijkt de huidskleur van het adoptiekind geen probleem te zijn. Tot een etnische minderheidsgroep horen werd dan ook niet opgenomen in de definitie van special needs (De Cauwer, 2012). Wanneer men spreekt over adoptiedisruptie in het kader van kind- en ouderkenmerken, doelt men op het verbreken van de adoptie voorafgaand aan het juridisch finaliseren van de adoptie (Rosenthal, Schmidt, Conner, 1988). In Vlaanderen wordt slechts voor een beperkt aantal herkomstlanden het finaliseren van de adoptie na aankomst in België uitgevoerd (onder meer India, de Filipijnen), dus de term disruptie lijkt minder van toepassing voor deze Vlaamse situatie. Toch kunnen de variabelen die in verband met deze term genoemd worden een indicatie geven van de invloed van kind- en ouderfactoren op de adoptie. 3. Vlaamse adoptielandschap 3.1 Regelgeving Op internationaal vlak zijn er twee verdragen toonaangevend voor het adoptielandschap: het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind en het Haags verdrag inzake interlandelijke adoptie. Het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind stelt dat adoptie enkel kan toegestaan worden in het belang van het kind, mits aan alle noodzakelijke waarborgen voor het kind worden voldaan en mits de goedkeuring van alle bevoegde overheden. Dit artikel betreft tevens het subsidiariteitsprincipe: er kan pas tot interlandelijke adoptie overgegaan worden wanneer in het herkomstland geen mogelijkheden tot het verbeteren van het bestaan van het kind is (artikel 21, internationaal verdrag inzake de rechten van het kind, 1989; De Vits & Dillen, 2014). Het Haags Verdrag inzake Interlandelijke adoptie stelt het belang en de rechten van het kind binnen interlandelijke adoptie, het tegengaan van ontvoering, verkoop of handel in kinderen en de erkenning van de adopties die op basis van dit verdrag worden uitgevoerd binnen de verdragssluitende landen centraal (Haags Verdrag inzake Interlandelijke adoptie). Nationaal is adoptie een gedeelde bevoegdheid tussen het federale niveau en het gemeenschapsniveau. Op federaal niveau stelt artikel uit het Burgerlijk Wetboek dat adopties steeds gegrond moeten zijn op wettige redenen en dat zij slechts kunnen plaatsvinden 11

16 in het hoger belang van het kind, met eerbied voor de fundamentele rechten die het op grond van het internationaal recht toekomt (artikel 344.1, burgerlijk wetboek). Adoptanten moeten minstens 25 jaar oud zijn en 15 jaar ouder zijn dan het geadopteerde kind (artikel 345, burgerlijk wetboek). De adoptant moet bekwaam en geschikt bevonden worden (artikel 346.1, burgerlijk wetboek). De gemeenschappen zijn bevoegd om bepalingen vast te leggen over de voorbereiding, bemiddeling en nazorg van adoptie (Federale Overheidsdienst Justitie, 2010). Momenteel is het Vlaams decreet in regelgeving interlandelijke adoptie van 20 januari 2012 van kracht. In dit Vlaams decreet in regelgeving interlandelijke adoptie werd een instroombeheer geïntroduceerd, omwille van het oplopen van de wachtlijsten gezien de reële discrepantie tussen het aantal kandidaat-adoptanten en het aantal adoptabele kinderen (Kind en gezin, 2015c). Binnen dit instroombeheer wordt jaarlijks het aantal kandidaat-adoptanten bepaald dat de voorbereidingscursus kan volgen aan de hand van enkele variabelen, zoals het gemiddelde aantal adoptiekinderen gedurende de laatste twee jaar, evoluties in de herkomstlanden waarmee men heden samenwerkt, de gemiddelde uitval van kandidaatadoptanten in de laatste twee jaar en eventuele correcties (artikel 3, Besluit Vlaamse Regering betreffende de voorbereiding en de nazorg bij interlandelijke adoptie). De kanaalonderzoeken werden, zowel in de breedte als diepte, versterkt. De voorbereiding en nazorg van adoptie werden gebundeld en uitgevoerd door het nieuw opgerichte Steunpunt Adoptie. Dit Steunpunt staat tevens in voor de organisatie van de informatiesessies (12/10/2012, besluit van de Vlaamse Regering betreffende de voorbereiding en de nazorg bij interlandelijke adoptie). Tevens werd het Vlaams Centrum voor Adoptie opgericht, als onderdeel van Kind en Gezin (decreet interlandelijke adoptie), dat optreedt als centrale autoriteit inzake interlandelijke adoptie. Het Vlaams Centrum voor Adoptie heeft als missie de nakoming van de in het decreet vermeldde en door het Haags Verdrag opgelegde verplichtingen en opdrachten op te volgen (artikel 20, decreet interlandelijke adoptie). Het Vlaams Centrum voor Adoptie oefent het toezicht uit op de naleving van het Vlaams decreet in regelgeving interlandelijke adoptie, terwijl het Steunpunt Adoptie mede haar medewerking verleent bij uitoefening van dit toezicht (artikel 26, decreet interlandelijke adoptie). Op 30 juni 2015 heeft het Vlaams Parlement het decreet houdende regeling van de binnenlandse adoptie van kinderen en houdende wijziging van het decreet van 20 januari 2012 houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen bekrachtigd en afgekondigd (Belgisch Staatsblad, 2015). Dit decreet trad op 24 maart 2016 in werking (Kind en Gezin, 2016a; 2016b). De belangrijkste wijziging voor kandidaat-adoptanten die interlandelijk 12

17 wensen te adopteren is een gezamenlijke procedure voor binnenlandse en interlandelijke adoptie van een ongekend kind. De bestaande wachtlijsten voor beide vormen van adoptie zullen samengevoegd worden (Kind en Gezin, 2016a). Alle kandidaat-adoptanten die een ongekend kind wensen te adopteren, zullen een verplichte informatiesessie bij het Steunpunt Adoptie volgen (Kind en gezin, 2016b). De aanpassingen op vlak van vorm en inhoud van deze informatiesessie worden later in deze masterproef besproken. 3.2 Informatiesessie In dit onderdeel wordt de door onze respondenten gevolgde informatiesessie besproken. Iedere kandidaat-adoptant dient een informatiesessie te volgen bij het Steunpunt Adoptie. Het programma en de werkwijze werden opgesteld door het Vlaams Centrum voor Adoptie in samenspraak met het adviescomité, volgens de bepalingen van de Vlaamse Regering (artikel 4, decreet interlandelijke adoptie). Naar het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de voorbereiding en de nazorg bij interlandelijke adoptie (2012) diende de infosessie informatie te verschaffen betreffende: - de voorwaarden waaraan de kandidaat-adoptant moet voldoen volgens de toepasselijke Belgische wetgeving; - de voorwaarden die gesteld worden aan de kandidaat-adoptant door de herkomstlanden waarmee de erkende adoptiediensten samenwerken; - de wachttijden; - de kindprofielen van de verschillende herkomstlanden waarmee de erkende adoptiediensten samenwerken. Het kindprofiel bevat informatie over de kenmerken en noden van kinderen die adopteerbaar zijn; - de zelfstandige adoptie. Het doel was om door middel van de infosessie de kandidaat-adoptanten een realistisch beeld te schetsen van adoptie en het huidige adoptielandschap. Dit door courante informatie betreffende verschillende aspecten van adoptie te geven. Zo weten de kandidaat-adoptanten reeds voor ze aan de voorbereiding beginnen, waar ze voor staan en hebben ze reeds een beter zicht of adoptie wel een geschikte optie voor hen is (Steunpunt Adoptie, 2015). 13

18 Het Steunpunt adoptie begon de infosessie met een voorstelling van hun organisatie en gaf dan meer informatie betreffende: - Adoptie algemeen: wat is adoptie, welke (juridische) vormen van adoptie bestaan er, wat is het verschil met pleegzorg; - De adoptiedriehoek en enkele thema s hieromtrent; - Het wettelijke kader omtrent adoptie; - De eigenlijke procedure, waarbij men benadrukt dat er een trechtereffect plaatsvindt: er zijn veel mensen die zich aanmelden als kandidaat-adoptant, velen onder hen haken ergens doorheen de procedure af en slechts een klein deel van hen krijgt uiteindelijk een kind toegewezen; - Zelfstandige adoptie en het verschil met adoptie via een adoptiebureau; - de huidige tendensen binnen het adoptielandschap op basis van cijfermateriaal, met een focus op de wachtlijsten en het veranderende kindprofiel. Hierna krijgen de kandidaat-adoptanten de kans om vragen te stellen aan de medewerkers van het Steunpunt adoptie, waarna er een pauze volgt. Na de pauze volgt het Vlaams Centrum voor Adoptie dat zich voorstelt en ook zijn bevoegdheden belicht: - Ondersteuning van organisaties die werken rond adoptie en van kandidaat-adoptanten; - Trajectbegeleiding van kandidaat-adoptanten doorheen het adoptieproces; - Kanaalonderzoeken en hoe deze verlopen; - Samenwerkingen met de herkomstlanden; - Hun grote rol bij een zelfstandige adoptie - Zij leggen ook een nadruk op de voorwaarden om een kind te kunnen adopteren: het kind moet adoptabel zijn en het toepassen van het subsidiariteitsprincipe. Na ook de mogelijkheid tot vragen te stellen aan het Vlaams Centrum voor Adoptie, kwamen de drie Vlaamse interlandelijke adoptiebureaus zich voorstellen. Zij deden dit elk door middel van een landenschema per adoptiedienst, waarin alle landen waarmee een overeenkomst betreffende adoptie is, werden voorgesteld, alsook de voorwaarden die dat land aan de kandidaat-adoptanten stelt (Steunpunt Adoptie, 2015). Na het volgen van de informatiesessie heeft de kandidaat-adoptant, indien hij verder wil in het adoptietraject en dus wenst deel te nemen aan de voorbereidingscursus, 60 dagen de tijd om zich bij het VCA te melden (Steunpunt Adoptie, 2015a). 14

19 De door onze respondenten gevolgde informatiesessie werd vier keer per jaar georganiseerd. Dit was afwisselend in Gent en Brussel en duurde een viertal uur. Sinds het in werking treden van het decreet houdende regeling van de binnenlandse adoptie van kinderen en houdende wijziging van het decreet van 20 januari 2012 houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen op 24 maart 2016 veranderde de informatiesessie. Momenteel bestaat de informatiesessie uit twee dagdelen en duurt deze in totaal acht uur. De kandidaat-adoptanten voor interlandelijke en binnenlandse adoptie volgen dezelfde informatiesessie (Kind en Gezin, 2016a). 15

20 4. Probleemstelling Het aantal kandidaat-adoptanten voor interlandelijke adoptie daalde in het verleden sterk, maar bleef de voorbije jaren relatief stabiel. Het aantal kinderen dat in 2014 geplaatst werd in een Vlaams gezin daalde tot 61 kinderen. Ter vergelijking: in 2009 werden 244 kinderen geplaatst (Kind en Gezin, 2013b). Men ziet dus dat het aantal kandidaat-adoptieouders opvallend hoger ligt dan het aantal interlandelijk ter adoptie aangeboden kinderen. Dit heeft als gevolg dat de wachttijden erg oplopen (Kind en gezin, 2015c). Er kan tevens opgemerkt worden dat het profiel van deze ter adoptie aangeboden kinderen wijzigt. Historisch wordt adoptie gezien als 'het plaatsen van een gezonde baby bij een onvruchtbaar, middenklasse en blank gezin' (Rosenthal en Groze, zoals geciteerd in Forbes & Dziegeielewski, 2003). Dit beeld is grondig gewijzigd. In 2012 en 2013 lag het percentage van adoptiekinderen met special needs rond 40% (Kind en Gezin, 2013b). In 2014 steeg dit percentage tot 51%, 34 van de 61 interlandelijk geadopteerde kinderen kon onder deze noemer geplaatst worden (Steunpunt Adoptie, 2015). Deze wijziging in het kindprofiel werd mede teweeg gebracht door het ingaan van Het Verdrag van Den Haag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie (1993). De implicaties van dit Haags Adoptieverdrag zijn onder meer dat er actiever gezocht wordt naar pleeg- of adoptiegezinnen voor het kind in het herkomstland, alvorens interlandelijke adoptie overwogen kan worden. Hieruit volgt dat het aantal gezonde jonge kinderen dat aan het buitenland ter adoptie aangeboden wordt sterk afneemt (Juffer, 2005; Vinck, 2007). Dit gewijzigd kindprofiel houdt implicaties in voor de voorbereiding van de kandidaat-ouders, hun keuzes in het opstellen van het kindprofiel en de zorg na de plaatsing van het adoptiekind (Vinck, 2007). In 2012 keurde het Vlaams Parlement een nieuw adoptiedecreet goed. Dit decreet wil duidelijkheid scheppen over de gehele adoptieprocedure en de lange wachttijden inkorten. Het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) werd opgericht binnen Kind en Gezin en het Steunpunt Adoptie werd opgestart. Het decreet beoogt instroombeheer, dit door het aantal kandidaatadoptanten op de wachtlijsten af te stemmen op het aantal verwachte adopties (decreet interlanderlijke adoptie). 16

21 Elke kandidaat-adoptieouder volgt momenteel een informatiesessie, ingericht door het Steunpunt Adoptie, waarin men ingelicht wordt over de adoptieprocedure en de voorwaarden voor adoptie (decreet houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen, 2012). Het doel van de informatiesessies is een helder beeld scheppen van de adoptieprocedure, waardoor men poogt te vermijden dat kandidaat-adoptanten afhaken wanneer ze reeds een groot deel van de adoptieprocedure doorlopen hebben (decreet houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen, 2012). Omdat er tevens een onevenwicht is tussen het aantal kandidaat-adoptieouders en het aantal kinderen waarvoor ouders gezocht worden, is het van belang dat de ouders die later in de procedure zouden afhaken dit zo vroeg mogelijk in het adoptieproces, dus kort na de informatiesessie, doen. Deze informatiesessies zijn vaak de eerste kennismaking voor de kandidaat adoptieouders met de adoptiematerie. Het is dus belangrijk dat de inhoud optimaal afgestemd wordt op hun noden. Aangezien het kindprofiel de laatste jaren danig veranderd is, is het van belang dat de kandidaat-adoptieouders een helder beeld geschetst krijgen van kinderen met special needs. Men kan namelijk stellen dat adopties waarbij de adoptieouders onrealistische verwachtingen van hun adoptiekind hebben minder kans op slagen hebben (Rosenthal, 1993; Reilly & Platz, 2003). Vanuit het Steunpunt Adoptie kwam dan ook de vraag om na te gaan wat de informatiesessie teweeg brengt bij kandidaat-adoptanten. 17

22 5. Methodologisch kader 5.1 Opzet Dit onderzoek verloopt longitudinaal, voortbouwend op de resultaten verkregen uit het onderzoek in het kader van een masterproef van Eva De Block. Zij bevroeg alle kandidaatadoptanten uit drie informatiesessies in eind 2014 en begin 2015 door middel van een enquête. Deze vragenlijst werd na afloop van de informatiesessie op papier aangeboden en nadien terug verzameld. De enquête peilde voornamelijk naar de motivatie van de kandidaatadoptanten voor en na de informatiesessie, de gezinssamenstelling en wat de kandidaatadoptanten inhoudelijk bijblijft. Hier op voort bouwend wordt er nu onder andere gekeken wat de continuïteit en veranderingen zijn, één jaar na het volgen van de informatiesessie. 5.2 Onderzoeksvragen De onderzoeksvragen luiden: - Welke tijdens de informatiesessie gegeven informatie blijft de kandidaat-adoptieouders bij, één jaar na deze informatiesessie? - Welke betekenis heeft de informatiesessie voor kandidaat-adoptanten in hun keuzeproces, één jaar na datum? - Welke informatiebronnen consulteren ouders zelfstandig en welke invloed hebben deze op het keuzeproces? - Aan welk ouderprofiel voldoen kandidaat-adoptanten die openstaan voor kinderen met special needs? - Om welke redenen besluiten kandidaat-adoptanten de adoptieprocedure niet verder op te starten? 5.3 Procedure De proefgroep bestaat uit alle personen die de eerste enquête, in het kader van de masterproef van Eva De Block, invulden. De gegevensverzameling gebeurde elektronisch. De proefpersonen werden afzonderlijk per mail benaderd. In deze mail werden de kandidaatadoptanten geïnformeerd over de doelstelling van het onderzoek. Er werd tevens vermeld dat een eventuele weigering uiteraard geen gevolg heeft voor hun verdere adoptietraject. Aan het eind van de vragenlijst werd gevraagd een naam door te geven, hierbij werd duidelijk vermeld dat de gegevens anoniem verwerkt worden. Er werd gevraagd om één enquête per gezin (koppel of alleenstaande persoon) in te vullen. De enquête werd in LimeSurvey, een tool voor online vragenlijsten, opgemaakt. Online enquêtes hebben als voordelen dat de responscijfers hoger liggen, dat deze responsen sneller 18

23 beschikbaar zijn en dat de verspreiding van de vragenlijst kosteloos is (Cook, Heath, & Thompson, 2000). 5.4 Meetinstrument De enquête is gebaseerd op de vragenlijst opgesteld in overleg met Prof. dr. Vandenbroeck in het kader van de masterproef van Eva De Block. De inhoud van de huidige enquête werd besloten in samenspraak met het Steunpunt Adoptie en Prof. dr. Vandenbroeck. Een eerste luik bestaat uit vragen over persoonsgegevens. Nadien volgen vragen die peilen naar de inhoud van de informatiesessie en de perceptie hiervan. Ook de motivatie tot adopteren en de invloed van de informatiesessie hierop komen aan bod. De vragenlijst bestaat uit 22 vragen. Dit zijn negen gesloten vragen, zeven open vragen (waarvan vier optionele mogelijkheden tot verduidelijking van een vergaande vraag), vier meerkeuzevragen en twee vragen met aanduiding op Likertschaal. 5.5 Gegevensverwerking en analyse De gegevens die verkregen worden door middel van de open vragen worden op kwalitatieve wijze verwerkt. De overige verkregen gegevens worden op kwantitatieve wijze verwerkt, door middel van SPPS 23. De verwerking wordt beschreven per onderzoeksvraag. Er werd gekozen voor non-parametrische testen doorheen alle analyses aangezien de assumptie van normaliteit van de data, gemeten aan de hand van een Kolmogorov-Smirnov Test, onvervuld is. 1. Welke tijdens de informatiesessie gegeven informatie blijft de kandidaatadoptieouders bij, één jaar na deze informatiesessie? Deze vraag werd kwalitatief beantwoord. Er werd gepolst naar wat de kandidaat-adoptanten hebben onthouden na de infosessie die ze een jaar geleden volgden, aan de hand van de volgende open vraag: Wat is u het meest bijgebleven uit de informatiesessie die u volgde? 43 respondenten beantwoordden de vraag. De antwoorden konden geplaatst worden in tien thema s, opgelijst op mate van voorkomen. Deze vraag werd niet opgenomen in de vorige enquête, dus de antwoorden konden niet vergeleken worden met de indrukken van een jaar terug. 19

24 2. Welke betekenis heeft de informatiesessie voor kandidaat-adoptanten in hun keuzeproces, één jaar na datum? Er werd telkens gekeken hoe de motivatie huidig gescoord werd. Potentiële verschillen voor de onafhankelijke variabelen werden gemeten aan de hand van de Mann-Whitney Test (bij twee onafhankelijke variabelen) en de Kruskal Wallis Test (bij drie onafhankelijke variabelen), mogelijke correlaties werden bekeken door het uitvoeren van een Spearman's rho Test. De motivatie tot adopteren tijdens de recente meting en deze net na het volgen van de informatiesessie werden vergeleken door het uitvoeren van een Related-Samples Wilcoxon Signed Rank Test. Het verschil tussen de recente meting en diegene een jaar terug werd als variabele toegevoegd. Mogelijke verschillen voor de onafhankelijke variabelen werden gemeten aan de hand van de Mann-Whitney Test en de Kruskal Wallis Test, mogelijke correlaties werden bekeken door het uitvoeren van een Spearman's rho Test. De analyse van de afhankelijke variabelen 'leeftijd van het adoptiekind bij voorkeur', 'geschatte leeftijd adoptiekind' en 'geschatte wachttijd' werd telkens bekomen op dezelfde wijze als bovenstaand beschreven. Gedurende het invullen van de enquête lieten enkele respondenten zich positief of negatief uit ten opzichte van de informatiesessie, voornamelijk tijdens het beantwoorden van de vraag Wat is u het meest bijgebleven uit de informatiesessie die u volgde? Deze reacties werden onderverdeeld in eerder positief dan wel negatief, en werden opgesomd. Deze houding ten opzichte van de informatiesessie werd als een onafhankelijke variabele opgenomen. 3. Welke informatiebronnen consulteren ouders zelfstandig en welke invloed hebben deze op het keuzeproces? Dit werd bevraagd aan de hand van het aanbieden van mogelijke informatiebronnen en een Likertschaal van 1 tot 5 waarop de mate van beïnvloeden kan aangegeven worden. De vijf-punts Likertschaal werd als continue variabele beschouwd. De invloed per informatiebron werd berekend aan de hand van gemiddelden. 4. Aan welk ouderprofiel voldoen kandidaat-adoptanten die openstaan voor kinderen met special needs? De vraag werd enerzijds kwantitatief beantwoord. Er werd bekeken of het openstaan voor 20

25 special needs verschilt voor de verschillende onafhankelijke variabelen. Dit werd gemeten aan de hand van de Kruskal Wallis Test en de Mann-Whitney Test. Mogelijke correlaties werden nagegaan door het uitvoeren van een Spearman's rho Test. 5. Om welke redenen besluiten kandidaat-adoptanten de adoptieprocedure niet verder op te starten? De kandidaat-adoptanten konden aan het eind van de vragenlijst antwoorden waarom hun mening omtrent adopteren eventueel veranderd was. Deze antwoorden werden kwalitatief opgelijst en nader bekeken. 5.6 Respondenten Er werden 104 ingevulde enquêtes verkregen. Na het verwijderen van de vragenlijsten waarvan niet alle persoonskenmerken gekend waren, bleven 89 responsen over. Eva verkreeg een jaar geleden 158 vragenlijsten, waarvan 142 vragenlijsten waarin alle persoonskenmerken vermeld werden. 30 van de huidig verkregen responsen konden niet gekoppeld worden aan de ingevulde vragenlijst van een jaar terug. Dit omwille van het ontbreken van een naam op één van beide lijsten en doordat tijdens de afname van de eerste vragenlijst een aantal respondenten gemist werden. De responsen van 59 kandidaat-adoptanten konden aan de eerder ingevulde vragenlijst gekoppeld worden. De gemiddelde leeftijd van de respondent was 34,83 jaar (n=59, SD=5,04), met een minimum van 26 en een maximum van 50 jaar. De gemiddelde leeftijd van de eventuele partner was 35,57 jaar (n=55, SD=5,05), met een minimum van 27 en maximum van 51 jaar. 47 respondenten (79,7%) hadden een heteroseksuele relatie, acht respondenten (13,6%) hadden een homoseksuele relatie en vier respondenten (6,8%) waren alleenstaand. 47 respondenten voltooiden een opleiding aan de hogeschool of universiteit, voor elf respondenten was hoger middelbaar het hoogst behaalde diploma. Als opleidingsniveau van de partner werd 37 keer een opleiding aan een hogeschool of universiteit vermeld, twaalf keer hoger middelbaar onderwijs en vier maal lager middelbaar onderwijs. Vijftien personen (25,4%) gaven aan reeds kinderen te hebben. Negen respondenten hadden één kind, vier respondenten hadden twee kinderen en twee respondenten hadden reeds drie kinderen. 44 respondenten hadden geen kinderen. 34 personen (57,6%) waren ongewenst kinderloos, zeven respondenten (11,9%) ondergingen op het ogenblik van 21

26 het invullen van de vragenlijst een vruchtbaarheidsbehandeling en acht respondenten (13,6%) verloren in het verleden een kind. Er werd nagegaan of de huidige groep respondenten verschilde van deze die vorig jaar bevraagd werden. Er werd een Mann-Whitney U Test uitgevoerd op de variabelen gemeten tijdens de eerste vragenlijst, waarbij het al dan niet gekoppeld zijn aan de tweede enquête als onafhankelijke variabele gebruikt werd. Er werden geen significante verschillen gevonden tussen beide groepen, maar er bleek wel drie maal randsignificantie. Het motivatiecijfer voor de start van de informatiesessie bleek randsignificant verschillend tussen de personen die de huidige enquête niet invulden en diegene die dit wel deden, U=2275, p=0.055, met een mediaan van 8 voor de eerste groep (M=7,96, n=94) en eveneens 8 voor de tweede groep (M=8,41, n=59). Ook voor het motivatiecijfer net na het volgen van de informatiesessie bleek een randsignificant verschil tussen beide groepen, U=2321, p=0,67, met een mediaan van 8 (M=7,49, n=95) voor de eerste groep en een mediaan van 9 (M=8,03, n=59) voor de tweede groep, die de enquête wel invulden. De kans dat een kindvoorstel van een kind met special needs aanvaard zou worden verschilt tevens randsignificant tussen beide groepen, U=1619,5, p=0,51. Bij de personen die de vragenlijst niet invulden werd een mediaan van 30 (M=35,73, n=83) gezien, bij diegene die dit wel deden bleek een mediaan van 50 (M=45,92, n=49). Er kan geconcludeerd worden dat de respondenten die de tweede vragenlijst invulden niet significant verschillen van diegene die dit niet deden. Toch kan randsignificant opgemerkt worden dat de motivatie voor en na het volgen van de informatiesessie hoger ligt bij diegene die de vragenlijst wel invulden. Hetzelfde wordt gezien voor het aanvaarden van een kind met special needs. De kandidaat-adoptanten die de tweede vragenlijst invulden waren tijdens het invullen van de eerste vragenlijst gemotiveerder en achtten de kans groter dat ze een kindvoorstel van een kind met special needs zouden aanvaarden. De conclusies wat betreft de motivatiescores en het aanvaarden van een kind met special needs zullen dus met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden en kunnen niet zonder meer veralgemeend worden naar de volledige populatie kandidaat-adoptanten. 22

27 6. Resultaten Alle resultaten uit de kwalitatieve en kwantitatieve analyses worden in dit onderdeel per onderzoeksvraag opgenomen Welke informatie gegeven tijdens de informatiesessie blijft de kandidaat adoptie-ouders bij, een jaar na deze informatiesessie? De lange wachttijd om een kind te kunnen adopteren werd door vijftien respondenten vermeld en is daarmee het vaakst voorkomende thema. Veertien respondenten vernoemden de lange wachttijden zonder verdere duiding. Eén respondent gaf aan het gevoel te hebben dat er tijdens de informatiesessie getracht werd kandidaat-adoptanten af te schrikken, onder andere door het benadrukken van de wachttijden. Eén persoon wees op de kortere wachttijd wanneer men openstaat voor een kind met special needs. Het volgende thema, dat vermeld werd door negen personen, omvat de voorwaarden die door de landen van herkomst opgelegd worden. Wat het vaakst vermeld werd wanneer gespecificeerd werd, zijn de voorwaarden die herkomstlanden opleggen rond het huwelijk. Vier respondenten, allen in een heteroseksuele relatie, vernoemen dit. Eén koppel gaf aan dat ze sinds de informatiesessie beslist hebben omwille van deze reden te trouwen. Drie personen wezen op de verplichting van een langdurig verblijf wanneer men adopteert vanuit bepaalde herkomstlanden: Ook dat bepaalde landen reeds afvielen omwille van de lange noodzakelijke aanwezigheid in het gastland. Hetgeen met de job niet combineerbaar is. De beperkte mogelijkheden tot interlandelijke adoptie voor homoseksuele koppels werden door negen respondenten genoemd. Vier van deze respondenten hebben een homoseksuele relatie. Ze gaven alle vier sec de feiten weer, zoals: Homokoppels zoals wij maken weinig kans op een adoptiekindje. De vijf overige respondenten die op de beperkte mogelijkheden voor homoseksuele koppels wezen, zijn heteroseksueel. Twee keer werden de beperkte mogelijkheden gemeld zonder meer. De andere drie schreven op een meer emotionele wijze over de situatie van homoseksuele kandidaat-adoptanten, zoals één respondent stelt: Iets helemaal anders en dat niet reflecteert op onze situatie; Er waren vele holebi koppels die eigenlijk maar een kleine kans hebben om te adopteren aangezien ze enkel in aanmerking komen voor Zuid-Afrika. Er werd duidelijk bij verteld, als er een hetero koppel zou zijn, deze voorgelaten worden in het 23

28 land zelf. Ik vond dit echt erg voor hun maar zoals boven al vermeld, het zijn de landen die u kiezen, Belgische regels tellen hier spijtig genoeg niet. Acht respondenten vermeldden dat ze onthouden hebben dat adopteren een moeizaam proces is, zonder hier over uit te wijten. Zeven personen wezen op het feit dat ze de tijdens de informatiesessie gegeven informatie reeds zelfstandig opgezocht hadden. Eén respondent sprak zich negatief uit over de informatie die gegeven werd: "Dat alle informatie online te vinden was.... Dat ik onbetaald verlof moest nemen om informatie te horen die ik ook zelf kon vinden. Het was absoluut geen meerwaarde." Zes respondenten gaven aan dat het veranderende kindprofiel, met meer ter adoptie aangeboden kinderen met special needs, hen bijbleef. Drie keer werd dit vermeld als feit, zonder er hier verdere duiding aan te geven. Drie respondenten wezen er op dat zij het gevoel hadden dat er tijdens de informatiesessie geprobeerd werd om kandidaat-adoptanten af te schrikken of hen te sturen in het adopteren van een kind met special needs. Vijf respondenten gaven aan dat ze onthielden dat ze na de informatiesessie meer wisten over het verloop van de adoptieprocedure. Dit werd gemeld zonder meer. De hoge kostprijs die interlandelijke adoptie met zich meebrengt werd door vijf personen aangehaald, telkens erg kort. Vier kandidaat-adoptanten wezen op het hoge aantal andere kandidaat-adoptanten die tijdens de informatiesessie bij elkaar gebracht werden. Twee respondenten gaven aan dat ze dit als aangenaam hadden ervaren, dat het hen het gevoel gaf niet alleen te zijn en de kans om gelijkgestemden te ontmoeten. Als laatste werd pleegzorg door twee personen vernoemd. Eén persoon wees erop dat er opvallend meer kandidaat-ouders zijn voor adoptiekinderen dan voor pleegkinderen. Een tweede persoon verwees naar het gevoel dat het de bedoeling was hen af te schrikken door het vermeldden van de optie tot pleegzorg Conclusie bijblijvende informatie De lange wachttijden is het thema dat de kandidaat-adoptanten het meeste bijbleef. Ook de voorwaarden die de herkomstlanden zelf opleggen werden vaak vernoemd, met geregeld de vermelding van de voorwaarden omtrent de huwelijksduur. Als derde thema kwamen de beperkte mogelijkheden voor homoseksuele kandidaat-adoptanten aan bod. Hierbij bleek 24

29 opvallend dat de homoseksuele respondenten zelf dit erg kort als feit vermeldden, waar de meerderheid van de heteroseksuele respondenten die op dit thema wezen dit op een emotionele wijze deden, ze leken verontwaardigd. Het stijgende aantal kinderen met special needs werd slechts door zes personen genoemd, waarvan drie keer in het licht van het afschrikken van kandidaat-adoptanten. Dit lage aantal vernoemingen was onverwacht, aangezien dit thema vrij prominent naar voor kwam tijdens de infosessie Welke betekenis heeft de informatiesessie voor kandidaat-adoptanten in hun keuzeproces, één jaar na datum? Tijdens het beantwoorden van deze onderzoeksvraag werden de motivatie, de geprefereerde leeftijd van het adoptiekind bij aankomst, de verwachting van de reële leeftijd van dit adoptiekind en de wachttijd nader bekeken Motivatie Er werd bekeken hoe de motivatie huidig gescoord werd en of er onafhankelijke variabelen hier een invloed op uitoefenen. Nadien werd gekeken of er een verschil kan gezien worden tussen de huidige motivatiescore en deze een jaar terug. Ten slot werd bekeken of dit eventuele verschil geduid kon worden. De mediaan van het huidige motivatiecijfer is 9 (M=8,8, n=59, SD=2,59), met een minimum van 0 en een maximum van 10. Opmerkelijk is dat 24 respondenten een motivatiecijfer van 10 aangeven. Wat betreft dit huidige motivatiecijfer bleek er na een Mann-Whitney U-test een significant resultaat in verband met het opleidingsniveau van de respondent, U=132,5, p=0,009, met een mediaan van 10 (n=11, M=9,55) voor een diploma hoger middelbaar en 9 (n=47, M=7,85) voor een diploma is het hoger onderwijs. Er kon tevens een significant resultaat gezien worden wanneer men de houding ten opzichte van de informatiesessie bekeek, χ2(2)=6,040, p=0,049. Na een Dunn-Bonferroni post hoc Test bleek dit verschil zich te bevinden tussen de respondenten die zich neutraal uitlieten (mdn, 9, M=8,44, n=50, SD=2,23) en diegene die negatief ten opzichte van de informatiesessie stonden (mdn, 7, M=6,86, n=7, SD=2,41), χ2(2)=14,11, p=0,026. Er bleek een randsignificant verband tussen opleidingsniveau van de partner en het motivatiecijfer, χ2(2)=5,02, p=0,081, met een mediaan van 10 (M=10, n=4) voor een diploma lager middelbaar onderwijs, 9 (M=7,67, n=12) voor 25

30 hoger middelbaar onderwijs en 9 voor hoger onderwijs (M=8,24, n=37). Omwille van de randsignificantie werd geen post hoc test uitgevoerd. Na het uitvoeren van een Spearman's rho Test konden geen significante correlaties gevonden worden met de leeftijd van de respondent, de leeftijd van de partner en het aantal kinderen die er reeds in het gezin zijn. Kruskal-Wallis Tests en Mann-Whitney U-tests wezen geen significante invloed van het gezinstype, ongewenste kinderloosheid, het ondergaan van vruchtbaarheidsbehandelingen, het verlies van een kind en het hebben van kinderen uit. Invloeden op de motivatiescore op zich werden niet bekeken in de analyses een jaar terug, dus de invloed van onafhankelijke variabelen kan niet vergeleken worden. Een Related-Samples Wilcoxon Signed Rank Test werd uitgevoerd om na te gaan of de huidige motivatiescores (mdn=9, M=8,20, SD=2.30) verschillen van de motivatiescores een jaar terug (mdn=9, M=8,31 SD=1,82). De Related-Samples Wilcoxon Signed Rank Test was niet significant, Z=-0,34, p= Dit verschil tussen beide motivatiescores werd nader bekeken. Na het uitvoeren van een Spearman's Rho bleek een randsignificante negatieve correctie met de leeftijd van de partner (r s =-0,263, p=0,50). Er werden geen significante resultaten gevonden bij het bekijken van de volgende variabelen: de leeftijd van de respondent, het gezinstype, het opleidingsniveau van de respondent en de partner, ongewenste kinderloosheid, het ondergaan van een vruchtbaarheidsbehandeling, een kind verloren hebben, de houding ten opzicht van de informatiesessie, reeds kinderen hebben en het aantal kinderen die reeds in het gezin aanwezig zijn Conclusie motivatie Het huidige motivatiecijfer bleek over het algemeen hoger te liggen wanneer respondenten een opleiding hoger middelbaar als hoogste diploma behaald hadden, ten opzichte van diegene die hoger onderwijs afwerkten. Wanneer het opleidingsniveau van de partner bekeken werd, was dit randsignificant en minder eenduidig, er bleek een hoger motivatiecijfer voor het laagste opleidingsniveau (lager middelbaar onderwijs), terwijl de mediaan voor de overige twee opleidingsniveaus dezelfde is. Een negatieve houding ten opzichte van de informatiesessie bleek samen te hangen met een lager motivatiecijfer. 26

31 Er bleek geen significant verschil tussen het huidige motivatiecijfer en dit een jaar terug. Wanneer de partner ouder is, daalt het verschil in motivatie tussen beide metingen (randsignificant) Leeftijd bij voorkeur De huidige leeftijd bij voorkeur werd beschreven. Er werd nagegaan of onafhankelijke variabelen een invloed uitoefenen op deze leeftijd bij voorkeur. De leeftijd bij voorkeur werd nadien op dezelfde wijze bekeken als een jaar terug, waarbij gekeken wordt naar een leeftijd bij voorkeur van drie jaar of meer. Hierna werd gekeken of er een verschil kan gezien worden tussen de huidige leeftijd bij voorkeur en deze een jaar terug. Als laatste werd bekeken of dit eventuele verschil geduid kon worden. De gemiddelde leeftijd bij voorkeur van het adoptiekind bij aankomst is 1,19 jaar (n=57, SD=1,44), met een minimum van 0 en een maximum van 6 jaar. De mediaan is 0,5 jaar. Een Kruskal-Wallis Test bleek randsignificantie aan te tonen voor gezinstype van de respondent en de leeftijd van het adoptiekind bij voorkeur, χ2(2)=4,833, p=0,089, met een mediaan van één jaar (M=1,37, n=46, SD=1,52) voor heteroseksuele koppels, 0,25 jaar (M=0,59, n=8, SD=0,59) voor homoseksuele koppels en 0 jaar (M=0,17, n=3, SD=0,17) voor alleenstaande kandidaat-adoptanten. Er werd geen post hoc test uitgevoerd omwille van de randsignificantie. Er werd tevens randsignificantie opgemerkt voor het verlies van een kind, met een mediaan van 0,5 jaar (M=1,05, n=49, SD=1,3) voor respondenten die geen kind verloren en 1,25 jaar (M=2,06, n=8, SD=1,95) voor respondenten die in het verleden een kind verloren, U=3,714, p=0,054. Er bleek een randsignificante positieve correlatie met de leeftijd van de respondent (r s =0,24, p=0,065) en de leeftijd van diens partner (r s =0,25, p=0,075). De volgende variabelen bleken niet significant: het huidige motivatiecijfer, het opleidingsniveau van beide partners, ongewenste kinderloosheid, vruchtbaarheidsbehandelingen ondergaan, of er reeds kinderen zijn en het aantal kinderen die in het gezin aanwezig zijn. In het onderzoek een jaar terug werd dieper ingegaan op welke kandidaat-adoptanten een adoptiekind ouder dan drie jaar wensen. Wanneer de huidige analyses op gelijkaardige wijze uitgevoerd werden, kon een significant verschil voor de leeftijd van de respondent gezien worden, U=112,5, p=0,042, met een mediaan van 34 jaar (M=34,33, n=51, SD=5,04) voor de respondenten die een jonger kind wensen en 36,5 jaar (M=38, n=8, SD=3,96) voor 27

32 respondenten die een kind ouder dan drie jaar wensen. Ook de leeftijd van de partner bleek significant, U=108, p=0,049, met de mediaan van 35,5 jaar (M=35,08, n=51, SD=5,14) wanneer een jonger kind de voorkeur droeg en 38,5 jaar (M=38,5, n=8, SD=3,42) wanneer de leeftijd bij voorkeur drie jaar of ouder was. Er bleek ook een randsignificant verschil te zien in het aantal kinderen die reeds in het gezin aanwezig waren, U=142, p=0,072. Voor personen die voor een kind jonger dan drie jaar opteerden werd een mediaan van nul kinderen (M=0,32, n=51, SD=0,68) gezien, terwijl voor de groep personen die een ouder kind wensten een mediaan van 0,5 kinderen opgemerkt werd (M=0,88, n=8, SD=1,13). Deze resultaten liggen in de lijn van diegene die vorig jaar bekomen werden. Toen werd een gemiddelde leeftijd van 34,27 (SD=4,99) jaar gevonden voor koppels die een jonger kind wensen en 37,10 (SD=6,14) jaar voor diegene die een voorkeursleeftijd van drie jaar of ouder opgaven (p= 0,022). Wanneer er gekeken werd naar het aantal kinderen die reeds in het gezin aanwezig waren, werd vastgesteld dat kandidaat-adoptanten die een leeftijd van minder dan drie jaar als voorkeur opgaven een gemiddelde van 0,27 (SD=0,57) voor het aantal kinderen aangaven, terwijl dit gemiddelde 0,62 (SD=1) is voor kandidaat-adoptanten die een ouder kind wensen (p=0,03). Hierbij moet opgemerkt worden dat er geen onderscheid gemaakt werd tussen de leeftijden van de respondent en eventuele partner. Daarnaast gebeurden alle analyses vorig jaar aan de hand van paramedische toetsen. Een Related-Samples Wilcoxon Signed Rank Test werd uitgevoerd om na te gaan of de huidige scores van de leeftijd bij voorkeur (mdn=0,5, M=1,19, SD=1,44) verschillend zijn van de voorkeursleeftijd een jaar terug (mdn=1, M=1,38 SD=1,26). Deze Related-Samples Wilcoxon Signed Rank Test was randsignificant, Z=-1,68, p= Wanneer dit verschil tussen beide metingen bekeken werd, bleek na het uitvoeren van een Spearman's Rho een randsignificant negatieve correlatie met de leeftijd van de respondent, r s =-0,252, p=0,059. De volgende variabelen bleken geen significante invloed uit te oefenen op het verschil tussen beide metingen: de leeftijd van de partner, het motivatiecijfer, het gezinstype, het opleidingsniveau van de respondent en de partner, ongewenste kinderloosheid, een kind verloren hebben en of de respondent reeds kinderen heeft en het aantal kinderen die in het gezin aanwezig zijn. 28

33 Conclusie leeftijd bij voorkeur Wanneer de huidige weergave van de leeftijd bij voorkeur van het adoptiekind geanalyseerd werd, werden enkel randsignificante resultaten bekomen. Alleenstaande kandidaat-adoptanten bleken de jongste adoptiekinderen te wensen. Homoseksuele wensten iets oudere adoptiekinderen. De hoogste leeftijd bij voorkeur van het adoptiekind bij aankomst werd bij de heteroseksuele koppels vastgesteld. Respondenten die een kind verloren, gaven een hogere leeftijd bij voorkeur van het adoptiekind op. Wanneer de respondent en partner ouder waren, steeg de leeftijd bij voorkeur licht. Wanneer de leeftijd bij voorkeur drie jaar of ouder was, was er een significant hogere leeftijd voor de respondent en diens partner te bemerken. Dit werd een jaar terug ook opgemerkt. Er kon ook een iets hogere mediaan gezien worden voor het aantal kinderen dat reeds in het gezin zijn, wat (randsignificant) hoger ligt in de gezinnen van kandidaat-adoptanten die een kind ouder dan drie jaar wensen. Ook dit werd vorig jaar opgemerkt, toen significant. Wanneer de huidige score vergeleken werd met deze van een jaar terug bleek de huidige (randisignificant) lager te liggen, de kandidaat-adoptanten verkiezen momenteel over het algemeen een iets jonger adoptiekind. Wanneer de respondent ouder was, bleek dit verschil tussen beide scores kleiner Geschatte leeftijd Er werd bekeken hoe de geschatte leeftijd van het adoptiekind huidig gescoord werd en of er onafhankelijke variabelen er een invloed op uitoefenen. Nadien werd gekeken of er een verschil kan gezien worden tussen de huidige geschatte leeftijd en deze een jaar terug. Tot slot werd bekeken of dit eventuele verschil geduid kon worden. De gemiddelde leeftijd van het adoptiekind bij aankomst wordt realistisch geschat op 3,03 jaar (n=54, SD=1,71), met een minimum van 0,5 en een maximum van 8 jaar. De mediaan is 2,5 jaar. Na het uitvoeren van een Spearman's Rho bleek een significante positieve correctie met de leeftijd van de partner (r s =0,43, p=0,002) en randsignificante positieve correlatie met de leeftijd van de respondent (r s =0,25, p=0,070). Het motivatiecijfer, gezinstype, opleidingsniveau van beide partners, ongewenste kinderloosheid, ondergaan van een vruchtbaarheidsbehandeling, verlies van een kind, hebben van kinderen en het aantal kinderen 29

34 in het gezin bleken niet significant. Invloeden op de geschatte leeftijd van het adoptiekind bij aankomst werden niet bekeken in de analyses een jaar terug, dus de invloed van onafhankelijke variabelen kan niet vergeleken worden. Een Related-Samples Wilcoxon Signed Rank Test werd uitgevoerd om na te gaan of de scores van de geschatte leeftijd tijdens het invullen van de recente enquête (mdn=2,5, M=3,03, SD=1,72) op significante wijze verschillend waren van de geschatte leeftijd van het invullen van de enquête een jaar geleden (mdn=2,5, M=2,94, SD=1,47). De Related-Samples Wilcoxon Signed Rank Test was niet significant, Z=-0,63, p=0,95. Na het uitvoeren van een Spearman's Rho bleek een correlatie tussen dit verschil in de geschatte leeftijd van het adoptiekind en de huidige motivatiescore, r s =0,34, p=0,016. De volgende variabelen bleken geen significante invloed uit te oefenen: de leeftijd van beide partners, het gezinstype, opleidingsniveau van beide partners, ongewenste kinderloosheid, het ondergaan van een vruchtbaarheidsbehandeling, het verlies van een kind en het aantal kinderen in het gezin bleken niet significant Conclusie geschatte leeftijd Over het algemeen werd gezien dat een oudere partner wees op een hogere geschatte leeftijd van het adoptiekind bij aankomst. Voor de leeftijd van de respondent bleek hetzelfde te gelden, zij het randsignificant. De geschatte leeftijd bleek niet significant verschillend van diegene die een jaar geleden vernoemd werd. Dit verschil tussen beide scores bleek groter wanneer de motivatiescore hoger lag Geschatte wachttijd De geschatte wachttijd werd beschreven. Er werd nagegaan of er onafhankelijke variabelen een invloed uitoefenen op deze schatting van de wachttijd. Hierna werd gekeken of er een verschil kan gezien worden tussen de geschatte wachttijd en deze een jaar terug. Als laatste werd bekeken of dit eventuele verschil geduid kon worden. De wachttijd wordt gemiddeld geschat op 46,67 maanden (n=51, SD=20,16), met een minimum van 12 en een maximum van 144 maanden. De mediaan is 48 maanden. 30

35 Een Mann-Whitney U test wijst op een significant verschil van de geschatte wachttijd voor de variabele: opleidingsniveau van de respondent, U=110, p=0,027, met een mediaan van 36 maanden (M=34,80, n=10, SD=14,37) voor het opleidingsniveau hoger middelbaar onderwijs en een mediaan van 48 maanden (M=48,63, n=40, SD=20,78) voor hoger onderwijs. Voor de overige variabelen werden geen significante resultaten bekomen, dit betreft de leeftijd van beide partners, de motivatiescore, het gezinstype, het opleidingsniveau van de partners, ongewenste kinderloosheid, het ondergaan van een vruchtbaarheidsbehandeling, het verlies van een kind, het hebben van kinderen en het aantal kinderen in het gezin bleken niet significant. De geschatte wachttijd en de eventuele invloed van variabelen hierop werden niet bekeken in de analyses een jaar terug, dus er kan niet teruggeblikt worden. Een Related-Samples Wilcoxon Signed Rank Test werd uitgevoerd om na te gaan of de scores van de geschatte wachttijd tijdens het invullen van de recente enquête (mdn=48, M=45,67, SD=20,16) verschillend zijn van deze een jaar terug (mdn=50, M=51,5, SD=18,57). De Related-Samples Wilcoxon Signed Rank Test was significant, Z=-2,74, p=0,006, wat in de lijn der verwachting ligt wanneer er een jaar wachttijd verstreken is. Er werden geen significante correlaties en verschillen gevonden voor dit verschil in wachttijd en de diverse gemeten variabelen Conclusie geschatte wachttijd De geschatte wachttijd bleek gerelateerd aan het opleidingsniveau van de respondent, met een hogere wachttijd voor respondenten die een opleiding hoger onderwijs voltooiden in vergelijking met de overige respondenten, die hoger middelbaar onderwijs hadden voltooid. Zoals verwacht na het verstrijken van een jaar, ligt de geschatte wachttijd lager dan deze een jaar geleden, al is het opvallend dat de mediaan slechts twee maanden en het gemiddelde nog geen half jaar lager ligt dan het cijfer dat vorig jaar vermeld werd. De kandidaat-adoptanten lijken de wachttijd dus minder rooskleurig in te zien dan bij de vorige meting een jaar geleden. Opvallend hierbij is dat dit een algemene tendens is, die niet toe te schrijven is aan bepaalde variabelen Conclusie tweede onderzoeksvraag: continuïteit en verschil Algemeen kan gesteld worden dat tijd als variabele geen invloed lijkt te hebben op enkele bekeken afhankelijke variabelen, voor de herhaalde metingen van de variabelen motivatiecijfer en geschatte leeftijd bij aankomst van het adoptiekind werden geen 31

36 verschillen gevonden tussen beide metingen. Net zoals tijdens de analyses van de gegevens een jaar terug, kon gezien worden dat we bij kandidaat-adoptanten die een kind van drie jaar of ouder wensen een hogere leeftijd zien. Kandidaat-adoptanten die voor iets oudere adoptiekinderen openstaan bleken reeds vaker kinderen te hebben. Dit werd randsignificant gezien, waar dit vorig jaar significant bleek. Opvallend is dat er een randsignificant verschil is voor de leeftijd van het adoptiekind bij voorkeur, waar bij de laatste meting jongere kinderen gewenst werden. De geringe daling van de geschatte wachttijd na het verstreken van een jaar is tevens frappant. 6.3 Welke informatiebronnen consulteren ouders zelfstandig en welke invloed hebben deze op het keuzeproces? Wanneer de geconsulteerde informatiebronnen opgelijst worden in mate van aantal vernoemingen wordt de volgende lijst bekomen: Tabel 1: zelfstandig geraadpleegde informatiebronnen Informatiebron n M mdn SD Gesprekken met vrienden en/of kennissen 48 3,17 3,5 1,42 Gesprekken met familieleden 46 3,04 3 1,38 Het Steunpunt Adoptie 46 3,11 3 1,43 Het Vlaams Centrum voor Adoptie 42 3,12 3,5 1,4 De website van de Vlaamse vereniging voor 34 3,12 3 1,45 Adoptiekind en Gezin Adoptiedienst het Kleine Mirakel 32 2,97 3 1,42 Contact met adoptie-ouders 30 3,40 3,5 1,54 Adoptiedienst FIAC-Horizon 30 2,67 3 1,37 Adoptiedienst Ray Of Hope 29 2,72 3 1,38 Boeken rond adoptiematerie 22 2,59 2,5 1,26 Contact met personen die geadopteerd zijn 21 3,29 4 1,45 Overige informatiebronnen uitgaande van de 21 2,71 3 1,58 Vlaamse Vereniging voor Adoptiekind en Gezin Contact met overige kandidaat-adoptanten 16 2,56 2 1,5 Noot: n=aantal, M=gemiddelde, mdn=mediaan, SD=standaarddeviatie 32

37 Er zijn enkele gelijkenissen te zien tussen het cijfer van beïnvloedende factor en het aantal vernoemingen door de kandidaat-adoptanten. Zo staat het contact met andere kandidaatadoptanten op de laatste plaats wanneer men beide rangschikt (n=16, M=2,56). Gesprekken van vrienden en kennissen (n=48, M=3,17) en deze met familieleden (n=46, M=3,04) worden op hun beurt in vaak genoemd en als vrij beïnvloedend vernoemd. Opvallend is echter dat contact met adoptieouders (n=30, M=3,40) en personen die geadopteerd zijn (n=21, M=3,29) als meest beïnvloedende informatiebronnen gezien worden, maar wel relatief weinig vernoemd werden. Na het uitvoeren van een Spearman's Rho bleek er geen correlatie tussen het motivatiecijfer en het cijfer van beïnvloeding van de informatiebronnen Conclusie informatiebronnen Het komt naar voor dat informele contacten, zoals deze met adoptieouders, geadopteerden, vrienden, kennissen en familieleden, als meer beïnvloedend gescoord worden dan meer formele bronnen, zoals de adoptiediensten. Contacten met mede kandidaat-adoptanten zijn hier een uitzondering op. Er bleek geen invloed van het aangegeven cijfer van beïnvloeding op het huidige motivatiecijfer van de kandidaat-adoptanten. Er is dus geen rechtstreekse invloed te zien van de zelfgeconsulteerde informatiebronnen. 6.4 Aan welk ouderprofiel voldoen kandidaat-adoptanten die openstaan voor kinderen met special needs? Het gemiddeld percentage dat genoemd werd voor het aanvaarden van een kindvoorstel met special needs is 44,08% (n=50, SD=31,57), de mediaan is 45%. Er werd nagegaan of er onafhankelijke variabelen een invloed uitoefenen op het gegeven percentage van aanvaarden met kinderen met special needs. Er werd een positieve significante correlatie gevonden tussen het aantal kinderen die reeds in het gezin aanwezig zijn en het percentage van aanvaarden van een kind met special needs (r s =0,49, p=0,000). Het reeds hebben van kinderen bleek een significant verschil (U=91,5, p=0,001), waarbij bij respondenten zonder kinderen een mediaan van 30% (M=34.81, n=37) gezien wordt en bij diegene die reeds kinderen hebben de mediaan 80% (M=70,46, n=13) is. Er bleek een randsignificante positieve correlatie tussen het aanvaarden van een kind met special needs en de leeftijd van de partner, r s =0,27, p=0,068. De overige gemeten variabelen bleken niet 33

38 significant: de leeftijd van de respondent, het motivatiecijfer, het gezinstype, het opleidingsniveau van beide partners, ongewenste kinderloosheid, vruchtbaarheidsbehandelingen ondergaan en een kind verloren hebben. Wanneer tijdens het onderzoek een jaar terug de focus gelegd werd op dit onderwerp, werd enkel een verband met de datum van de informatiesessie en de moedertaal van de kandidaatadoptanten gevonden. Het tijdstip van de informatiesessie bleek in de huidige dataset geen invloed te hebben, χ2(2)=2,98, p=0,225. De moedertaal van de respondent bleek een randsignificant verschil te geven, U=23, p=0,052. Respondenten die Nederlands als moedertaal hebben, gaven een mediaan van 50% (M=46,15, SD=4,57) aan, terwijl bij personen die een taal anders de het Nederlands een mediaan van 10% (M=11,67, SD=12,58) werd gezien. Een jaar terug werden een gemiddelde van 41,87% voor respondenten met Nederlands als moedertaal en een gemiddelde van 17,92% (SD=19,39) voor anderstalige respondenten gevonden (p=0,005), na het uitoeren van analyses op parametrische wijze. Er werd nagegaan of er een verschil kan gezien worden tussen het huidige percentage en die van een jaar terug. Een Related-Samples Wilcoxon Signed Rank Test werd uitgevoerd om na te gaan of de scores van het aanvaarden van een kind met special needs tijdens het invullen van de recente enquête (mdn= 45, M=44,8) verschillend zijn van de scores een jaar terug (mdn= 50, M=44,59). De Related-Samples Wilcoxon Signed Rank Test was niet significant, Z=-0,36, p=0,72. Na het uitvoeren van Kruskal Wallis Tests, Mann-Whitney Tests en Spearman's rho Tests werden geen significante resultaten bekomen voor de verscheidene bekeken onafhankelijke variabelen, dus het verschil tussen beide metingen kan niet geduid worden aan de hand van onafhankelijke variabelen Conclusie openstaan voor kinderen met special needs Kandidaat-adoptanten die reeds kinderen hebben leken meer open te staan voor kinderen met special needs dan diegene zonder kinderen. Er kan ook opgemerkt worden dat hoe meer kinderen er in het gezin aanwezig waren, hoe hoger de kans op het aanvaarden van een kind met special needs over het algemeen geschat werd. Er bleek dat een hogere leeftijd van de partner samenhangt met meer openstaan voor een kind met special needs (randsignificant). Deze hierboven genoemde zaken werden niet teruggevonden een jaar terug. Wel werd vastgesteld dat personen die Nederlands als moedertaal hebben (randsignificant) meer openstaan voor kinderen met special needs, een jaar terug werd dit op significante wijze 34

39 opgemerkt. Welke van de drie informatiesessies gevolgd werd bleek niet significant, waar dit een jaar terug wel bleek. Er bleek geen significant verschil tussen de huidige score en deze van een jaar geleden. 6.5 Om welke redenen besluiten kandidaat-adoptanten de adoptieprocedure niet verder op te starten? Tijdens het beantwoorden van de laatste onderzoeksvraag werd kwantitatief weergegeven welke kandidaat-adoptanten aangaven te stoppen met de procedure of twijfelden aan het verderzetten. Zeven respondenten gaven aan dat ze (mogelijk tijdelijk) met de adoptieprocedure stopten. Drie respondenten vermeldden dat ze zwanger zijn of een baby hebben gekregen. Twee respondenten zijn homoseksueel en zagen weinig mogelijkheden tot interlandelijk adopteren omwille van hun geaardheid. Eén respondent gaf aan dat de relatie met haar partner verbroken was en om die reden de adoptieprocedure werd stopgezet. Eén andere respondent kon zich na het volgen van voorbereidingssessies niet vinden in de gang van zaken omtrent adoptie: "Adoptie heeft niets te maken met het redden van een kind maar eerder met het 'kopen' van een kind waar de landen zich graag mee verrijken. Het leek me teveel op mensenhandel lijken na 2 opleidingssessies waardoor ik me hiermee niet meer kon vereenzelvigen. Drie kandidaat-adoptanten gaven aan te twijfelen of ze door willen gaan met de procedure. Eén koppelt neemt een pauze in het adoptieproces om uit te maken of ze zullen doorgaan, na een complex parcours van kindverlies en onvruchtbaarheid. Een tweede respondent gaf aan dat ze als koppel minder gemotiveerd waren door de lange wachttijden en hoge kosten die aan adoptie verbonden zijn. Daarnaast wezen ze op het voortzetten van vruchtbaarheidsbehandelingen. De lange wachttijden en beperkte landkeuze werden ook door een respondent genoemd als reden tot twijfel. Het was opvallend dat de personen die aangaven te stoppen met de procedure of hier over twijfelden hun ervaring over de informatiesessie vrij uitgebreid weergaven. In het beantwoorden van de tweede onderzoeksvraag bleek dat een negatieve houding ten opzichte van de informatiesessie samenhangt met een lager motivatiecijfer. Dit is iets wat bij deze 35

40 groep mensen ook opviel, de geschreven teksten over de informatiesessie zijn door de band genomen negatiever getint Conclusie voortzetten van de adoptieprocedure? Wanneer er gekeken wordt welke kandidaat-adoptanten de adoptieprocedure stop zetten, werden redenen genoemd die buiten de informatiesessie liggen, zoals gezinsuitbreiding, het verbreken van een relatie... Enkel de twee homoseksuele koppels gaven de beperkte mogelijkheden door hun seksuele geaardheid op als reden voor het stopzetten van de procedure. Twee van de drie kandidaat-adoptanten die aangaven te twijfelen, somden als reden van deze twijfel zaken op die tijdens de informatiesessie naar voor kwamen. De antwoorden op welke inhouden van de informatiesessie bijbleven waren over het algemeen uitgebreider en negatiever getint. 36

41 7 Discussie Als eerste wordt bekeken in hoeverre de bekomen resultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar de volledige groep kandidaat-adoptanten. De huidige steekproef bleek randsignificant te verschillen van diegene bij de eerste bevraging, waarbij de motivatiescore tijdens de eerste bevraging hoger bleek te liggen bij kandidaat-adoptanten die nadien de tweede enquête invulden. Ook het cijfer voor het aanvaarden van een kind met special needs bleek hoger. Er kan dus gesteld worden dat de respondenten die ook de tweede vragenlijst invulden (randsignificant) meer gemotiveerd waren en meer openstonden voor kinderen met special needs tijdens de eerste bevraging. Dit is iets om in het achterhoofd te houden tijdens het interpreteren van de verkregen resultaten, al gaat het uiteraard slechts om randsignificante verschillen. Er kan geconcludeerd worden dat de thema s die kandidaat-adoptanten bijblijven, een jaar na het volgen van de informatiesessie, niet volledig samengaan met de onderwerpen die prominent naar voorkomen tijdens de informatiesessie. Aan de start van de informatiesessie werd ingegaan op alternatieven voor het vervullen van de kinderwens, zoals de verschillende vormen van pleegzorg. Dit thema werd amper vernoemd door de kandidaat-adoptanten. Het veranderende kindprofiel, met meer adoptiekinderen met special needs, was een opvallend weinig voorkomend thema. Gevoelsmatig leek tijdens de informatiesessie evenveel nadruk te liggen op de wachttijden als op dit kindprofiel, terwijl dit eerste beduidend vaker genoemd werd. De vraagt rijst dus waarom deze alternatieven voor het vervullen van de kinderwens en vooral het concept special needs zo weinig aanwezig zijn. Er kan geopperd worden dat de kandidaat-adoptanten eerder de positieve zaken onthouden, maar de lange wachttijd was net het vaakst vernoemde thema. Een andere denkpiste is dat de respondenten vooral de zaken hebben onthouden die volgens hen op hun situatie slaan. Dit verklaart de frequente vernoeming van de wachttijden,, want dit is voor iedereen realiteit. Een ander opvallend feit was dat de homoseksuele kandidaat-adoptanten op een eerder afstandelijke manier aangeven dat de opties voor hen beperkt zijn. Wanneer de heteroseksuele kandidaat-adoptanten op dit feit wijzen, doet de meerderheid dit op verontwaardigde wijze. Een mogelijke verklaring is dat homoseksuele kandidaat-adoptanten reeds (deels) wisten wat hun mogelijkheden tot adoptie waren door het zelfstandig opzoeken en verwerken van informatie, waar dit voor heteroseksuele kandidaat-adoptanten vermoedelijk de eerste kennismaking was met dit gegeven. Hierbij moet in het achterhoofd gehouden worden dat er niet dieper ingegaan kon 37

42 worden op de antwoorden van de respondenten, dus de bij het doorvragen mogelijks ook van de homoseksuele kandidaat-adoptanten een meer emotioneel antwoord kon volgen. Het opleidingsniveau van de respondent en hun partners bleek een invloed te hebben op het huidige motivatiecijfer, wat hoger ligt bij een lager opleidingsniveau. Het opleidingsniveau van de respondent zelf bleek een invloed te hebben op de inschatting van de wachttijd, zo was bij het volgen van een hogere opleiding (hogeschool of universiteit) de inschatting van de wachttijd hoger. Het lijkt er op dat personen met een lager opleidingsniveau hun adoptieproces op bepaalde gebieden positiever inzien. In de literatuur kon een gelijkaardig feit bemerkt worden, waarbij adoptieouders met een lager opleidingsniveau hun adoptie positiever inschatten (Rosenthal & Groze, 1990; Groze, 1996). Het gezinstype bleek (randsignificant) samen te hangen met de leeftijd van het adoptiekind bij voorkeur, iets wat niet verwacht werd. Mogelijks gaat het hier niet om het alleenstaand, homoseksueel of heteroseksueel zijn, maar om andere variabelen die hiermee samenhangen. Zo kon men vaststellen dat de leeftijd van personen met een heteroseksuele geaardheid hoger ligt (mdn=35, M=35,34, SD=4,89) dan deze van holebiseksuele kandidaat-adoptanten (mdn=29, M=30,5, SD=4,54). Deze hogere leeftijd is vermoedelijk deels te verklaren door het volgen van vruchtbaarheidsbehandelingen van een aanzienlijk deel van de heteroseksuele kandidaat-adoptanten. Het verlies van potentiële biologisch eigen kinderen lijkt voor holebiseksuele kandidaat-adoptanten ook een punt dat op andere wijze beleefd en verwerkt wordt. Er werd opgemerkt dat de leeftijd van de kandidaat-adoptanten (randsignificant) verband houdt met de leeftijd van het adoptiekind bij voorkeur, dus dit lijkt mogelijke een verklaring. Al was de leeftijd van de alleenstaande kandidaat-adoptanten net het hoogste (mdn=37,5, M=37,5, SD=3,7), terwijl zij de jongste leeftijd bij voorkeur opgaven. Opvallend is dat de leeftijd bij voorkeur van het adoptiekind bij de tweede bevraging lager ligt. Hier blijkt geen verklaring voor te geven. Dat de kandidaat-adoptanten door het langere wachten een grotere wens hebben naar een kind dat aan het perfecte beeld van een jong, gezond adoptiekind beantwoordt, blijkt geen sluitende verklaring. Het cijfer van het aanvaarden van een kind met special needs bleek immers onveranderd. 38

43 Hoe ouder de respondenten en hun partners, hoe hoger de leeftijd bij voorkeur en de geschatte leeftijd van het adoptiekind bij aankomst bleken. Het lijkt erop dat kandidaat-adoptanten een kind verkiezen en verwachten dat aansluit bij de leeftijd van de ouders. De geringe daling van de geschatte wachttijd was tevens onverwacht, de kandidaatadoptanten zien de wachttijd dus minder rooskleurig in dan een jaar terug. Dit is mogelijk deels te verklaren door de hedendaagse tendensen van interlandelijke adoptie en de weergave hiervan in de media, zoals de opschorting van de adoptiekanalen Ethiopië en Oeganda (Kind en Gezin, 2015e). Wanneer men ingaat op de informatiebronnen die de kandidaat-adoptanten zelf consulteren, werd gezien dat informele bronnen als meer beïnvloedend gescoord worden. Hierbij kan echter de duiding gegeven worden dat er geen verband gevonden werd tussen deze gegeven score van beïnvloeding van de informatiebronnen en het huidige motivatiecijfer. Bij het nagaan van welke kandidaat-adoptanten openstaan voor kinderen met special needs, kon opgemerkt worden dat kandidaat-adoptanten die reeds kinderen hebben meer openstaan voor kinderen met special needs. Dit is in overeenstemming met Burge en Jamieson (2009) en Tan et al. (2007). Uit hun onderzoek kwam naar voor dat gezinnen met (biologisch eigen) kinderen vaker kinderen met special needs adopteerden. Tijdens het invullen van de vragenlijst was er geen mogelijkheid tot het aangeven of de reeds aanwezige kinderen geadopteerd waren. Slechts één koppel gaf echter aan een eerdere adoptieprocedure doorgemaakt te hebben. Er werd geen verband gevonden tussen het gezinstype en de mate van openstaan voor een kind met special needs. Dit in tegenstelling tot Tan, Marfo en Dedrick (2007) die meer kinderen met special needs bij tweeoudergezinnen terugvonden en Hansen (2008) en Burge en Jamieson (2009), die vaststelden dat net alleenstaande kandidaatadoptanten eerder kinderen met special needs adopteerden. Er bleek dat een hogere leeftijd van de partner samenhangt met het meer openstaan voor een kind met special needs (randsignificant). Opvallend is dat deze zaken een jaar terug niet opgemerkt werden. Wel werd er zowel dit jaar (randsignificant) als vorig jaar (significant) vastgesteld dat personen die Nederlands als moedertaal hebben meer openstaan voor kinderen met special needs. Hier kunnen, zoals Eva in haar masterproef opperde, culturele of religieuzen factoren meespelen. Welke informatiesessie van de drie gevolgd werd bleek niet significant, waar dit een jaar terug wel zo was. Deze verschillen in beide metingen is wellicht te verklaren door de 39

44 manier waarop de analyses plaatsvonden. De focus lag tijdens het onderzoek aan jaar terug minder op de analyses, waardoor niet alle onafhankelijke variabelen opgenomen werden tijdens het uitvoeren van de analyes. Deze analyses werden parametrisch uitgevoerd, terwijl dit in het huidige onderzoek non-parametrisch gebeurde. Dit is een gegeven waar bij alle vergelijkingen met het vorige onderzoek rekening mee gehouden moet worden. Kandidaat-adoptanten die hun adoptieprocedure stopzetten, gaven redenen op die niet geassocieerd zijn met de informatiesessie. Enkel de twee homoseksuele koppels vernoemden de beperkte mogelijkheden omwille van hun geaardheid als reden voor het stopzetten van de procedure. Bij de kandidaat-adoptanten die twijfelden werden vaker thema s benoemd die tijdens de informatiesessie aan bod kwamen. De vraag kan dus worden gesteld of het volgen van de informatiesessie dan ook de oorzaak is van die twijfel. Deze twijfel blijkt echter niet groot genoeg om een jaar nadien werkelijk tot het stoppen van de procedure over te gaan. De kanttekening dient gemaakt te worden dat het plausibel is dat net de kandidaat-adoptanten die zijn gestopt wegens conclusies die ze getrokken hebben uit de informatiesessie, niet meer tot het invullen van de vragenlijst bewogen konden worden. De informatiesessie zoals beschreven werd in deze masterproef, wordt zoals eerder aangegeven niet langer gegeven. Door de wijzigingen in het adoptiedecreet bestaat de vernieuwde informatiesessie momenteel uit twee dagdelen en duurt deze in totaal acht uur. Zowel de kandidaat-adoptanten voor interlandelijke als binnenlandse adoptie volgen deze gezamenlijk (Kind en Gezin, 2016b). Toch lijkt de informatie die verkregen werd nog steeds relevant, aangezien de informatiesessie nog steeds georganiseerd wordt en de onderzoeksvragen nog steeds actueel zijn. 7.1 Tekorten onderzoek Er dienen een aantal beperkingen van dit onderzoek in rekening gebracht te worden. De wetenschappelijke literatuur over dit onderzoeksonderwerp is eerder gering en voor bepaalde onderdelen erg gedateerd. Door het werken aan de hand van een vragenlijst, konden enkele interessante antwoorden en pistes niet verder onderzocht worden. Er kon geen verduidelijking gevraagd worden van antwoorden, waardoor deze mogelijks verkeerd geïnterpreteerd werden. 40

45 De steekproef was beperkt, met maar 59 respondenten. Doordat ze niet konden gekoppeld worden aan de eerder ingevulde vragenlijst moesten 30 ingevulde responsen buiten beschouwing gelaten worden, wat zorgde voor verloren data. Bovendien werden er bij het nader bekijken van de 59 respondenten enkele randsignificante verschillen gevonden in verband met de antwoorden tijdens de eerste bevraging. Zo bleken de kandidaat-adoptanten, die kozen om ook aan de tweede bevraging deel te nemen, gemotiveerder om te adopteren en meer open te staan voor kinderen met special needs dan de kandidaat-adoptanten die verkozen niet deel te nemen aan de tweede bevraging. Dit zijn zaken die de generaliseerbaarheid van de bekomen resultaten bemoeilijken. 7.2 Verder onderzoek Het lijkt interessant dieper in te gaan op de adoptie van kinderen met special needs. In deze masterproef werd deze heterogene groep voornamelijk als geheel bekeken, terwijl er zoals eerder vermeld grote verschillen bestaan in de groep kinderen die onder deze noemer geplaatst worden. Het lijkt waardevol om deze grote heterogene groep van kinderen met special needs op te splitsen in categorieën en te bekijken welk type ouders respectievelijk gelinkt kan worden bij welke categorie. Verder lijkt de samenvoeging van de wachtlijsten voor interlandelijke en binnenlandse adoptie een interessante invalshoek. Wat doet deze beslissing met de kandidaat-adoptanten en zal dit hun keuzeproces op een bepaalde wijze beïnvloeden? Het volgen van de groep kandidaat-adoptanten over een langer tijdsbestek lijkt ook een meerwaarde. Na een jaar konden er minieme veranderingen worden vastgesteld, maar het zou erg interessant zijn om na enkele jaren terug te blikken om te zien welke kandidaatadoptanten werkelijk een adoptiekind verwelkomden en of dit te linken is aan bepaalde variabelen zoals de motivatiescore. 41

46 8 Bibliografie Anderssen, N., Amlie, C., & Ytterøy, E. A. (2002). Outcomes for children with lesbian or gay parents. A review of studies from 1978 to Scandinavian Journal of Psychology, 43(4), Barth, R. P., & Berry, M. (1988). Adoption and disruption: Rates, risks, and responses. Transaction Publishers. Berástegui Pedro-viejo, A. (2012). SPECIAL ADOPTIONS : SPECIAL FAMILIES FOR SPECIAL CHILDREN? Papeles Del Psicólogo, 33(3), Berry, M., & Barth, R. P. (1990). A study of disrupted adoptive placements of adolescents. Child Welfare: Journal of Policy, Practice, and Program. Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de voorbereiding en de nazorg bij interlandelijke adoptie, 12 oktober Boer, F., Versluis-den Bieman, H. J., & Verhulst, F. C. (1994). International adoption of children with siblings: Behavioral outcomes. American Journal of Orthopsychiatry, 64(2), 252. Branham, E. (1970). One-parent adoptions. Children, 17(3), Brodzinsky, D. M., & Brodzinsky, A. B. (1992). The impact of family structure on the adjustment of adopted children. Child Welfare: Journal of Policy, Practice, and Program. Brooks, D., & Goldberg, S. (2001). Gay and lesbian adoptive and foster care placements: can they meet the needs of waiting children? Social Work, 46(2), Burge, P., & Jamieson, M. (2009). Gaining Balance : Toward a Grounded Theory of the Decision- Making Processes of Applicants for Adoption of Children with and without Disabilities. The Qualititative Report, 14(4), 3 9. Cook, C., Heath, F., & Thompson, R. L. (2000). A Meta-Analysis of Response Rates in Webor Internet-Based Surveys. Educational and Psychological Measurement, 60(6), De Cauwer, H. (2012). Begeleidingsnoden bij adopties van kinderen met een special need. Signaal, (4), Decreet houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen, 20 januari

47 Decreet van 30 juni 2016 betreffende de regeling van de binnenlandse adoptie van kinderen en houdende wijziging van het decreet van 20 januari 2012 houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen, Belgisch Staatsblad, 24 maart 2016 Denby, R. W., Alford, K. a., & Ayala, J. (2011). The journey to adopt a child who has special needs: Parents perspectives. Children and Youth Services Review, 33(9), Dougherty, S. A. (1978). Single adoptive mothers and their children. Social Work, 23(4), Erich, S., & Leung, P. (2002). The impact of previous type of abuse and sibling adoption upon adoptive families. Child abuse & neglect, 26(10), Fedders, B. (2010). Race and market values in domestic infant adoption. NorthCarolina Law Review, 88, Federale Overheidsdienst Justitie (2010). Adoptie in vogelvlucht. Geraadpleegd via: geraadpleegd op 08/02/2015. Federale Overheidsdienst Justitie (2011) Interlandelijke adoptie. Geraadpleegd via: geraadpleegd op 08/02/2015. Fiac-Horizon (2015). Geraadpleegd via: Forbes, H., & Dziegeielewski, S. (2003). Mothers of Children with. Journal of Social Work, 3(3), Glidden, L. M. (1984). Families Who Adopt Mentally Retarded Children: Who, Why, and What Happens. Goldberg, a. E., Downing, J. B., & Richardson, H. B. (2009). The transition from infertility to adoption: Perceptions of lesbian and heterosexual couples. Journal of Social and Personal Relationships, 26(6-7), Groze, V. (1986). Special Needs Adoption. Children and Youth Services Review, 8 (4), Groze, V. (1996). A 1 and 2 Year Follow-Up Study of Adoptive Families and Special Needs Children. Children and Youth Services Review, 18(2), Hansen, M. E. (2008). The Structure of Families who Adopt Children form Foster Care. Changes, 2(4),

48 Het Kleine Mirakel (2015). Polen. Geraadpleegd via: geraadpleegd op 26/01/2015. Houston, D. M., & Kramer, L. (2008). Meeting the long-term needs of families who adopt children out of foster care: A three-year follow-up study. Child Welfare, 87(4), 145. Ishizawa, H., & Kubo, K. (2013). Factors Affecting Adoption Decisions: Child and Parental Characteristics. Journal of Family Issues, 35(5), Jennings, P. K. (2006). The Trouble with the Multiethnic Placement Act: An Empirical Look at Transracial Adoption. Sociological Perspectives, 49(4), Jennings, S., Mellish, L., Tasker, F., Lamb, M., & Golombok, S. (2014). Why Adoption? Gay, Lesbian, and Heterosexual Adoptive Parents Reproductive Experiences and Reasons for Adoption. Adoption Quarterly, 17(3), Johnson, D. E. (2005). International adoption: What is fact, what is fiction, and what is the future? Pediatric Clinics of North America, 52(5), Juffer, F. (2005). Internationale adoptie: Ieder kind verdient een thuis. Pedagogiek, 25, 1, Kadushin, A., & Seidl, F. W. (1971). Adoption failure: A social work postmortem. Social Work, 16(3), Kind en Gezin (2013a). Activiteitenverslag Vlaams Centrum voor Adoptie. Brussel. Kind en Gezin. Geraadpleegd via Kind en Gezin (2013b). Jaarverslag Kind en Gezin Brussel. Kind en Gezin. Geraadpleegd via: Kind en Gezin (2015a). Buitenlandse adoptie: procedure. Geraadpleegd via: geraadpleegd op 24/03/2015. Kind en Gezin (2015b). Hoe lang duurt het om een kind te adopteren? Geraadpleegd via: geraadpleegd op 20/03/2015. Kind en Gezin (2015c). Nieuw decreet: wat verandert er voor mij? Geraadpleegd via: geraadpleegd op 12/03/

49 Kind en Gezin (2015d).Vlottere instroom kandidaat-adoptieouders. Geraadpleegd via: geraadpleegd op 10/11/2014. Kind en Gezin (2015e). Opschorting adopties uit Oeganda. Geraadpleegd via: Kind en Gezin (2016a). Nieuw decreet binnenlandse adoptie treedt in werking. Geraadpleegd via: geraadpleegd op 28 maart Kind en Gezin (2016b). Infosessie. Geraadpleegd via: geraadpleegd op 29 maart 2016 Leung, P., & Erich, S. (2002). Family functioning of adoptive children with special needs: Implications of familial supports and children characteristics. Children and Youth Services Review, 24(11), Leung, P., Erich, S., & Kanenberg, H. (2005). A comparison of family functioning in gay/lesbian, heterosexual and special needs adoptions. Children and Youth Services Review, 27(9), National Adoption Center (2015). Geraadpleegd via geraadpleegd op 10/04/2015. Nickman, S. L., Rosenfeld, A. a, Fine, P., Macintyre, J. C., Pilowsky, D. J., Howe, R.-A., Sveda, S. a. (2005). Children in adoptive families: overview and update. Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 44(10), North American Council on Adoptable Children. (2011). Adoption types. How to adopt. Geraadpleegd via Raleigh, E. & Rothman, B Disability is the New Black: The Rise of the Cleft Lip and Palate Program in Transracial International Adoption. Race in Transnational and Transracial Adoption. Edited by Vilna Treitler. New York: Palgrave Macmillan. Ray Of Hope (2014). Jaarverslag Lokeren. Ray Of Hope. Geraadpleegd via: Ray of Hope (2015a). Geraadpleegd via: Ray of Hope (2015b). Geraadpleegd via: 45

50 Reilly, T., & Platz, L. (2003). Characteristics and challenges of families who adopt children with special needs: An empirical study. Children and Youth Services Review, 25(10), Rom, M., Ceulaer, D. De, & Aerts, C. (2009). Het sociaal en fiscaal statuut van de pleegouder. Onderzoeksopdracht in opdracht van het Agentschap Jongerenwelzijn. Rosenthal, J. A. (1993). Outcomes of adoption of children with special needs. The future of children, Rosenthal, J. A., & Groze, V. (1990). Special-needs adoption: A study of intact families. The Social Service Review, Rosenthal, J. A., Groze, V., & Aguilar, G. D. (1991). Adoption outcomes for children with handicaps. Child Welfare: Journal of Policy, Practice, and Program. 70(6), Rosenthal, J. A., Groze, V., & Curiel, H. (1990). Race, Social Class and Special Needs Adoption. Social Work, 35 (6), Rosenthal, J. A., Schmidt, D., & Conner, J. (1988). Predictors of special needs adoption disruption: An exploratory study. Children and Youth Services Review,10(2), Rushton, A., Dance, C., & Quinton, D. (2000). Findings from a UK based study of late permanent placements. Adoption Quarterly, 3(3), Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie inzake de tenuitvoerlegging van de wet van 24 april 2003 tot hervorming van de adoptie, 12 december Sharac, J., McCrone, P., Rushton, A., & Monck, E. (2011). Enhancing Adoptive Parenting: A Cost-Effectiveness Analysis. Child and Adolescent Mental Health, 16(2), Shireman, J. & Johnson, P. (1976). Single persons as adoptive parents. Social Service Review, 50, Shireman, J. (1996). Single parent adoptive homes. Children & Youth Services Review, 18(1/2), Smith, S. L., Howard, J. A., Garnier, P. C., & Ryan, S. D. (2006). Where are we now? A post- ASFA examination of adoption disruption. Adoption Quarterly, 9(4), Steunpunt Adoptie (medewerkers), Infosessie interlandelijke adoptie. Gent, 2 maart

51 Tan, T. X. (2004). Child adjustment of single-parent adoption from China: A comparative study. Adoption Quarterly, 8(1), Tan, T. X., Marfo, K., & Dedrick, R. F. (2007). Special needs adoption from China: Exploring child-level indicators, adoptive family characteristics, and correlates of behavioral adjustment. Children and Youth Services Review, 29(10), Tang, E., Vliegen, N., & Luyten, P. (2011). Een verkennende studie naar kwetsbaarheid en veerkracht bij Vlaamse adoptiegezinnen. Tijdschrift Tijdschrift Voor Orthopedagogiek, Kinderpsychiatrie En Klinische Kinderpsychologie, 36(3), Tang, E., Vliegen, N., & Luyten, P. (2012). De betekenis van onvruchtbaarheid in het kader van adoptie. Tijdschrift Klinische Psychologie, 42(3), Unger, D. G., Deiner, P., & Wilson, N. (1988). Families who adopt children with special needs. Children and Youth Services Review, 10(4), Vinck, A. (2007). Beweging in het adoptieveld. Kinder-en Jeugdpsychotherapie, 34, 1, Voorstel van decreet houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen, 15 december Young, A. (2012). Choosing intercountry adoption: an Australian study of the motivations and attitudes of intending en recent adoptive parents. Australian Journal of Social Issues, 47(2), Zhang, Y., & Lee, G. R. (2011). Intercountry Versus Transracial Adoption: Analysis of Adoptive Parents Motivations and Preferences in Adoption. Journal of Family Issues, 32(1),

52 Bijlagen Artikel 1: online vragenlijst 48

53 49

54 50

55 51

De informatiesessie Raadgevend Comité van het Vlaams Centrum voor Adoptie 7 oktober 2013

De informatiesessie Raadgevend Comité van het Vlaams Centrum voor Adoptie 7 oktober 2013 De informatiesessie Raadgevend Comité van het Vlaams Centrum voor Adoptie 7 oktober 2013 Steunpunt Adoptie vzw Nieuw sinds 1 januari 2013 Bundeling expertise 3 pijlers: Informatie & voorbereiding Ondersteuning

Nadere informatie

Adoptie Stap voor stap

Adoptie Stap voor stap Adoptie Stap voor stap Heb je interesse om een kindje te adopteren? Het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) maakt je graag wegwijs in de verschillende adoptieprocedures. Adoptiekinderen kunnen zowel weeskinderen

Nadere informatie

Adoptie Stap voor stap

Adoptie Stap voor stap Adoptie Stap voor stap Heb je interesse om een kindje te adopteren? Het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) maakt je graag wegwijs in de verschillende adoptieprocedures. Adoptiekinderen kunnen zowel weeskinderen

Nadere informatie

Motivatie en adoptiebeeld bij kandidaat-adoptanten: welke invloed heeft de informatiesessie?

Motivatie en adoptiebeeld bij kandidaat-adoptanten: welke invloed heeft de informatiesessie? Academiejaar 2016-2017 Examensessie 1 Motivatie en adoptiebeeld bij kandidaat-adoptanten: welke invloed heeft de informatiesessie? De invloed van de informatiesessie, vernieuwd na het ingaan van het nieuwe

Nadere informatie

Opdracht Nederlands Adoptie

Opdracht Nederlands Adoptie Opdracht Nederlands Adoptie Opdracht door een scholier 1165 woorden 16 december 2012 8,4 3 keer beoordeeld Vak Nederlands Tekst spreekbeurt adoptie : Betekenis adoptie (inleiding): Bij adoptie wordt een

Nadere informatie

Informatie over adoptie en pleegzorg. Zorgen voor een. Chapeau voorzijde _Adoptie.indd :00

Informatie over adoptie en pleegzorg. Zorgen voor een. Chapeau voorzijde _Adoptie.indd :00 Informatie over adoptie en pleegzorg Zorgen voor een Chapeau voorzijde Kop kind voorzijde van een ander 305788_Adoptie.indd 1 10-06-13 15:00 Pleegzorg of adoptie U denkt erover om voor een kind van een

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2013 betreffende het inzagerecht en de bemiddeling bij interlandelijke adoptie, het besluit van de Vlaamse

Nadere informatie

INFORMATIEBROCHURE BINNENLANDSE

INFORMATIEBROCHURE BINNENLANDSE INFORMATIEBROCHURE BINNENLANDSE A D O P T I E 1 INLEIDING Wie in zijn praktijk geconfronteerd wordt met een vrouw die ongewenst zwanger is en overweegt haar kind af te staan voor adoptie vindt in deze

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20; Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2013 betreffende het inzagerecht en de bemiddeling bij interlandelijke adoptie, het besluit van de Vlaamse

Nadere informatie

Kabinet Jo Vandeurzen Vlaams minister van welzijn, volksgezondheid en gezin

Kabinet Jo Vandeurzen Vlaams minister van welzijn, volksgezondheid en gezin Kabinet Jo Vandeurzen Vlaams minister van welzijn, volksgezondheid en gezin TOESPRAAK Toespraak van Naar aanleiding van Datum en uur Plaats JO VANDEURZEN STATEN-GENERAAL DAOPTIE 14.12, 9u-10u Koning Albert

Nadere informatie

Portugal (update 02/2015)

Portugal (update 02/2015) Portugal (update 02/2015) Portugal is een republiek in het zuidwesten van Europa. Het land is sinds 1986 lid van de Europese Unie. Portugal behoort tot één van de armste landen van Europa. Het is een parlementaire

Nadere informatie

Zorgen voor een Kop voorzijde

Zorgen voor een Kop voorzijde Informatie over adoptie en pleegzorg Chapeau voorzijde Zorgen voor een Kop voorzijde kind van een ander Pleegzorg of adoptie U denkt erover om voor een kind van een ander te gaan zorgen. Misschien omdat

Nadere informatie

De (herziene) Europese Overeenkomst inzake adoptie van kinderen

De (herziene) Europese Overeenkomst inzake adoptie van kinderen De (herziene) Europese Overeenkomst inzake adoptie van kinderen SARiV Advies 2013/19 SAR WGG Advies 11 juli 2013 Strategische Adviesraad internationaal Vlaanderen Boudewijnlaan 30 bus 81 1000 Brussel T.

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET Stuk 1012 (2001-2002) Nr. 1 VLAAMS PARLEMENT Zitting 2001-2002 24 januari 2002 ONTWERP VAN DECREET houdende instemming met het verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied

Nadere informatie

Samenvatting RSJ-advies Bezinning op Interlandelijke Adoptie (2 november 2016)

Samenvatting RSJ-advies Bezinning op Interlandelijke Adoptie (2 november 2016) Samenvatting RSJ-advies Bezinning op Interlandelijke Adoptie (2 november 2016) De Minister van Veiligheid en Justitie heeft de RSJ gevraagd om te adviseren over een aantal mogelijke toekomstscenario s

Nadere informatie

Aanmelding adoptie intrafamiliaal Pagina 1 van 10

Aanmelding adoptie intrafamiliaal Pagina 1 van 10 AANMELDING VOOR DE ADOPTIE VAN EEN KIND VAN DE FAMILIE UIT HET BUITENLAND Met dit formulier start je de adoptieprocedure voor een kind van je familie dat in het buitenland verblijft. In te vullen door

Nadere informatie

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:

Nadere informatie

VR DOC.1026/1

VR DOC.1026/1 VR 2016 3009 DOC.1026/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel 37, 40 en 43 van

Nadere informatie

a) Door welke adoptiedienst werd dit kanaalonderzoek ingediend bij het VCA? b) Wat is de begin- en einddatum van het onderzoek door het VCA?

a) Door welke adoptiedienst werd dit kanaalonderzoek ingediend bij het VCA? b) Wat is de begin- en einddatum van het onderzoek door het VCA? SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 613 van LORIN PARYS datum: 29 juni 8 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Interlandelijke adoptie - Kanaalonderzoek Een adoptiekanaal is een kanaal

Nadere informatie

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Nadere informatie

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Nadere informatie

ZUID_AFRIKA THAILAND. Gewone verdragsland. Volle verdragsland. Min. 1 jaar Enkel hetero. Geen voorwaarde (zowel hetero als holibi)

ZUID_AFRIKA THAILAND. Gewone verdragsland. Volle verdragsland. Min. 1 jaar Enkel hetero. Geen voorwaarde (zowel hetero als holibi) Adoptiediensten Elke adoptiedienst heeft een werking uitgebouwd in verschillende herkomstlanden Aanduiding gewone of volle adoptie Aanduiding Conventioneel: Dit herkomstland maakt deel uit van de landen

Nadere informatie

VLAAMS PARLEMENT DECREET. inzake interlandelijke adoptie HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen. Artikel 1

VLAAMS PARLEMENT DECREET. inzake interlandelijke adoptie HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen. Artikel 1 VLAAMS PARLEMENT DECREET inzake interlandelijke adoptie HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. Artikel 2 In dit decreet wordt verstaan onder : 1 interlandelijke

Nadere informatie

VOORSTEL VAN DECREET HOUDENDE DE REGELING VAN DE BINNENLANDSE ADOPTIE VAN KINDEREN

VOORSTEL VAN DECREET HOUDENDE DE REGELING VAN DE BINNENLANDSE ADOPTIE VAN KINDEREN VOORSTEL VAN DECREET HOUDENDE DE REGELING VAN DE BINNENLANDSE ADOPTIE VAN KINDEREN Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen en definities Art. 1. Dit decreet

Nadere informatie

Interlandelijke adoptie

Interlandelijke adoptie Interlandelijke adoptie Inleiding U hebt beslist om een kind uit het buitenland te adopteren. U vraagt zich af: tot wie u zich moet richten? welke procedures u moet volgen? welke gevolgen de adoptie heeft?

Nadere informatie

Elke adoptiedienst heeft een werking uitgebouwd in verschillende herkomstlanden: Overzicht in landenschema per dienst:

Elke adoptiedienst heeft een werking uitgebouwd in verschillende herkomstlanden: Overzicht in landenschema per dienst: Adoptiediensten Elke adoptiedienst heeft een werking uitgebouwd in verschillende herkomstlanden: Overzicht in landenschema per dienst: Overzicht per land Bijzondere voorwaarden gesteld aan KA Nazorgvereisten

Nadere informatie

Haïti (update 05/2013)

Haïti (update 05/2013) Haïti (update 05/2013) De eilandstaat in de Caribische Zee werd in januari 2010 getroffen door een zware aardbeving. De ramp kostte aan vele mensen het leven en maakte zo n 1,5 miljoen mensen dakloos.

Nadere informatie

Inhoud 1. Voorwoord... 2

Inhoud 1. Voorwoord... 2 Jaarverslag raadgevend comité van het Vlaams Centrum voor Adoptie Werkjaar 2016 2017 Inhoud 1. Voorwoord... 2 2. Samenstelling van het comité... 3 2.1 Samenstelling... 3 2.2 Aantal vergaderingen en aanwezigheden...

Nadere informatie

Wettelijk kader interlandelijke adoptie

Wettelijk kader interlandelijke adoptie Wettelijk kader interlandelijke adoptie Inhoud Internationaal kader - Kinderrechtenverdrag - Haags adoptieverdrag Nationaal kader -Burgerlijk wetboek en Gerechtelijk wetboek - Decreet interlandelijke adoptie

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Interlandelijke adoptie. Knelpunten in het stelsel

Interlandelijke adoptie. Knelpunten in het stelsel Interlandelijke adoptie Knelpunten in het stelsel Inspectie jeugdzorg Utrecht, december 2009 2 Inspectie jeugdzorg Inhoudsopgave Inleiding... 5 Hoofdstuk 1 Context van interlandelijke adoptie... 7 Hoofdstuk

Nadere informatie

Inspectie jeugdzorg. Matching in het belang van het kind Landelijk beeld onderzoek Inspectie jeugdzorg bij vergunninghouders interlandelijke adoptie

Inspectie jeugdzorg. Matching in het belang van het kind Landelijk beeld onderzoek Inspectie jeugdzorg bij vergunninghouders interlandelijke adoptie Matching in het belang van het kind Landelijk beeld onderzoek Inspectie jeugdzorg bij vergunninghouders interlandelijke adoptie Inspectie jeugdzorg Utrecht, november 2005 1 2 Inhoudsopgave Aanleiding onderzoek...5

Nadere informatie

Pro-actief kanaalonderzoek

Pro-actief kanaalonderzoek Pro-actief kanaalonderzoek Beleidskeuze Decreet 12 januari 2012 begrip proactief kanaalonderzoek belang van voldoende en voldoende verschillende goed werkende adoptiekanalen kan niet overschat worden,

Nadere informatie

Datum 10 juni 2009 Onderwerp Antwoorden kamervragen over onrust onder aspirant-adoptiefouders

Datum 10 juni 2009 Onderwerp Antwoorden kamervragen over onrust onder aspirant-adoptiefouders > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Justitieel

Nadere informatie

DR Congo (update 12/2012)

DR Congo (update 12/2012) DR Congo (update 12/2012) De Democratische Republiek Congo ligt in centraal Afrika en heeft Kinshasa als hoofdstad. Het land werd onafhankelijk van België in 1960. DR Congo heeft verschillende burgeroorlogen

Nadere informatie

Toetsingskader Vergunninghouder Interlandelijke adoptie

Toetsingskader Vergunninghouder Interlandelijke adoptie Toetsingskader Vergunninghouder Interlandelijke adoptie Utrecht, juni 2015 Motto Naar zichtbare kwaliteit in de jeugdhulp! Missie De Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie

Nadere informatie

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Ministerie van Veiligheid en Justitie Ministerie van Veiligheid en Justitie > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan aspirant-adoptiefouders die vanuit de VS willen adopteren Datum 17 oktober 2011 Onderwerp Informatiebrief Adopties

Nadere informatie

kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013

kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013 Het beroep van loontrekkende kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013 1 COLOFON Opdrachtgever van de studie: FOD Volksgezondheid, Cel Planning Gezondheidsberoepen

Nadere informatie

nr. 124 van LORIN PARYS datum: 13 november 2015 aan JO VANDEURZEN Interlandelijke adoptie - Oeganda

nr. 124 van LORIN PARYS datum: 13 november 2015 aan JO VANDEURZEN Interlandelijke adoptie - Oeganda SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 124 van LORIN PARYS datum: 13 november 2015 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Interlandelijke adoptie - Oeganda In 2013 en 2014 werden jaarlijks

Nadere informatie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten G.E. Wessels Datum: 16 augustus 2013 In opdracht van: Stichting Informele Zorg Twente 1. Inleiding Het belang van mantelzorg wordt in Nederland

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING VOORONTWERP VAN DECREET HOUDENDE DE INSTEMMING MET HET SAMENWERKINGSAKKOORD VAN TOT WIJZIGING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD VAN 12 SEPTEMBER 2005 TUSSEN DE FEDERALE STAAT, DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, DE FRANSE

Nadere informatie

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek

Generation What? 1 : Jongeren over Politiek Generation What? 1 : Jongeren over Politiek De Generation What enquête peilde niet alleen naar de zogenaamd politieke opvattingen van jongeren, maar ook naar hun meer fundamentele houding tegenover het

Nadere informatie

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS.

ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. ONGEWENST INTRUSIEF GEDRAG: EEN STUDIE NAAR DE ROL VAN RELATIEKENMERKEN BIJ GESCHEIDEN EX-KOPPELS. Auteur: Olivia De Smet i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Ongewenst intrusief gedrag houdt in dat

Nadere informatie

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. 4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes 4.2.1. Algemeen In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau. Instellingsniveau (vragenlijst coördinator) provincie,

Nadere informatie

Info avond Ray of Hope: Stand van zaken.

Info avond Ray of Hope: Stand van zaken. Info avond Ray of Hope: Stand van zaken. Inhoud 1. Welkom 2. Toelichting nieuw BVR 3. Stand van zaken werking Ray of Hope 1 Nieuwe voorzitter: Katrien Schryvers Leden van de RVB Christel Vergauwen Christine

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2008 tot en met 2012

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2008 tot en met 2012 Ministerie van Veiligheid en Justitie ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 28 tot en met 212 Maart 213 Overzicht van het aantal verstrekte beginseltoestemmingen

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid 1 Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid IVC/KSZG/18/222 BERAADSLAGING NR. 18/122 VAN 2 OKTOBER 2018 INZAKE DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS OVER HET VERLOOP VAN DE VASTSTELLING

Nadere informatie

Coach Profession Profile

Coach Profession Profile Arenberggebouw Arenbergstraat 5 1000 Brussel Tel: 02 209 47 21 Fax: 02 209 47 15 Coach Profession Profile AUTEUR PROF. DR. HELMUT DIGEL / PROF. DR. ANSGAR THIEL VERTALING PUT K. INSTITUUT Katholieke Universiteit

Nadere informatie

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N. EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID Dockx J., De Fraine B. & Van den Branden N. Promotor:

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en analyse

ADOPTIE Trends en analyse Ministerie van Veiligheid en Justitie ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 21 tot en met 214 Februari 215 Overzicht van het aantal verstrekte beginseltoestemmingen

Nadere informatie

Interlandelijke adoptie

Interlandelijke adoptie Interlandelijke adoptie Inleiding U hebt beslist om een kind uit het buitenland te adopteren. U vraagt zich ongetwijfeld af tot wie u zich moet richten, welke procedures u moet volgen of welke gevolgen

Nadere informatie

Adoptie 2011 Lezing door de heer Fred Gundlach (Stichting Adoptievoorzieningen) t.g.v. Familiedag Turner Contact Nederland, 26 maart 2011.

Adoptie 2011 Lezing door de heer Fred Gundlach (Stichting Adoptievoorzieningen) t.g.v. Familiedag Turner Contact Nederland, 26 maart 2011. Adoptie 2011 Lezing door de heer Fred Gundlach (Stichting Adoptievoorzieningen) t.g.v. Familiedag Turner Contact Nederland, 26 maart 2011. Inleiding De heer Gundlach geeft aan dat hij met plezier gevolg

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen

Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Inleiding De mate van vertrouwen van burgers in de overheid en maatschappelijke instellingen werd al vaker de toetssteen van de democratie genoemd: daalt

Nadere informatie

Biowalking voor ouderen

Biowalking voor ouderen Biowalking voor ouderen Een pilot onderzoek naar de effecten van en ervaringen met Biowalking voor ouderen Dr. Jolanda Maas Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Klinische Psychologie 1. Inleiding IVN

Nadere informatie

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.8 - Mei 2008-179-

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.8 - Mei 2008-179- Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.8 - Mei 2008-179- VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN FRANK VANDENBROUCKE VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN WERK, ONDERWIJS

Nadere informatie

Vlaams Archeologencollectief

Vlaams Archeologencollectief Vlaams Archeologencollectief Resultaten enquête verloning 7 Resultaten VLAC-enquête 7 Inhoudstafel. Algemene informatie. Verdeling respondenten. Private sector. Functie. Ervaring. Brutoloon. Contract 9.

Nadere informatie

Inhoud 1. Voorwoord (door de voorzitter)... 2

Inhoud 1. Voorwoord (door de voorzitter)... 2 Jaarverslag raadgevend comité van het Vlaams centrum voor adoptie Werkjaar 2013-2014 Inhoud 1. Voorwoord (door de voorzitter)... 2 2. Samenstelling van het comité... 3 3. Aantal vergaderingen en aanwezigheden...

Nadere informatie

Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden. van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden. van het Ministerie van Veiligheid en Justitie Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Dit proefschrift presenteert de resultaten van het ALASCA onderzoek wat staat voor Activity and Life After Survival of a Cardiac Arrest.

Dit proefschrift presenteert de resultaten van het ALASCA onderzoek wat staat voor Activity and Life After Survival of a Cardiac Arrest. Samenvatting 152 Samenvatting Ieder jaar krijgen in Nederland 16.000 mensen een hartstilstand. Hoofdstuk 1 beschrijft de achtergrond van dit proefschrift. De kans om een hartstilstand te overleven is met

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» 1 Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZG/15/116 ADVIES NR. 08/05 VAN 8 APRIL 2008, GEWIJZIGD OP 6 MEI 2008, OP 4 MAART 2014 EN OP 7 JULI 2015,

Nadere informatie

VICTIMS IN MODERN SOCIETY

VICTIMS IN MODERN SOCIETY VICTIMS IN MODERN SOCIETY (VICTIMS-PROJECT) Fonds Slachtofferhulp in samenwerking met CentERdata en dr. P.G. van der Velden VICTIMS IN MODERN SOCIETY 2018 (VICTIMS-PROJECT) Fonds Slachtofferhulp in samenwerking

Nadere informatie

Marielle Dekker Psycholoog Projectcoördinator

Marielle Dekker Psycholoog Projectcoördinator NIEUWSBRIEF ZonMw akkoord met Onderzoek Binnenlandse Adoptie in Nederland Van maart tot juli 2009 hebben we een vooronderzoek uitgevoerd om een eerste indruk te krijgen over hoe het nu gaat met binnen

Nadere informatie

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2009 tot en met 2013

ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 2009 tot en met 2013 Ministerie van Veiligheid en Justitie ADOPTIE Trends en analyse Statistisch overzicht interlandelijke adoptie over de jaren 29 tot en met 213 Maart 214 Overzicht van het aantal verstrekte beginseltoestemmingen

Nadere informatie

Samenvatting afstudeeronderzoek

Samenvatting afstudeeronderzoek Samenvatting afstudeeronderzoek Succesfactoren volgens bedrijfsleven in publiek private samenwerkingen mbo IRENE VAN RIJSEWIJK- MSC STUDENT BEDRIJFSWETENSCHAPPEN (WAGENINGEN UNIVERSITY) IN SAMENWERKING

Nadere informatie

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid» SCSZ/08/032 ADVIES NR. 08/03 VAN 4 MAART 2008 MET BETREKKING TOT DE MEDEDELING VAN GEAGGREGEERDE ANONIEME GEGEVENS

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Samenvatting (Dutch summary) Deze studie onderzocht seksueel risicogedrag van homoseksuele mannen in vaste relaties, voornamelijk onder mannen die deelnemen aan de Amsterdamse Cohort Studies onder Homoseksuele

Nadere informatie

Gelet op de aanvraag van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij van 15 juni 2005;

Gelet op de aanvraag van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij van 15 juni 2005; 1 SCSZ/05/101 ADVIES NR. 05/18 VAN 19 JULI 2005 MET BETREKKING TOT DE MEDEWERKING VAN DE KRUISPUNTBANK VAN DE SOCIALE ZEKERHEID AAN HET ONDERZOEK VAN HET STUDIE- EN DOCUMENTATIECENTRUM OORLOG EN HEDENDAAGSE

Nadere informatie

WKK-barometer december. Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

WKK-barometer december. Zwartzustersstraat 16, bus Leuven WKK-barometer 2016 december Zwartzustersstraat 16, bus 0102-3000 Leuven 016 58 59 97 info@ @cogenvlaanderen.be www.cogenvlaanderen.be Dit is de tweede WKK-barometer die COGEN Vlaanderen publiceert. De

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 6 september 2004;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 6 september 2004; SCSZ/04/105 BERAADSLAGING NR 04/034 VAN 5 OKTOBER 2004 M.B.T. DE MEDEDELING VAN PERSOONSGEGEVENS DOOR DE KRUISPUNTBANK VAN DE SOCIALE ZEKERHEID AAN HET FOREM MET HET OOG OP DE EVALUATIE VAN HET PLAN FORMATION-INSERTION

Nadere informatie

Families onder druk. Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen. Drs. Ibrahim Yerden. Probleemstelling

Families onder druk. Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen. Drs. Ibrahim Yerden. Probleemstelling Families onder druk Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen Drs. Ibrahim Yerden Probleemstelling Hoe gaan Marokkaanse en Turkse gezinsleden, zowel slachtoffers als plegers om met huiselijk

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Wat gebeurt er met uw vermogen als u er niet meer bent? Een onderzoek door SeniorenNet.be en Rode Kruis-Vlaanderen

Wat gebeurt er met uw vermogen als u er niet meer bent? Een onderzoek door SeniorenNet.be en Rode Kruis-Vlaanderen Wat gebeurt er met uw vermogen als u er niet meer bent? Een onderzoek door SeniorenNet.be en Rode Kruis-Vlaanderen Structuur van de presentatie 1. Opzet & methode 2. Demografisch profiel 3. Analyse van

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011)

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011) Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 (2010-2011) Verkeerskundige interpretatie van de belangrijkste tabellen (Analyserapport) D. Janssens, S. Reumers, K. Declercq, G. Wets Contact: Prof. dr. Davy

Nadere informatie

activiteitenverslag 2009

activiteitenverslag 2009 activiteitenverslag 2009 inhoudstafel Adoptie in een veranderende wereld 1. De Vlaamse Centrale Autoriteit inzake Adoptie... p.6 2. Informatieverstrekking... p.8 3. Interlandelijke adoptie... p.9 3.1

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

Kandidaat-adoptanten voorbereiden op interlandelijke adoptie: een onderzoek naar een aantal effecten van het

Kandidaat-adoptanten voorbereiden op interlandelijke adoptie: een onderzoek naar een aantal effecten van het Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Sociale Agogiek Kandidaat-adoptanten voorbereiden op interlandelijke adoptie: een onderzoek naar een aantal effecten van het voorbereidingsprogramma

Nadere informatie

(Na)zorg bewust meten

(Na)zorg bewust meten 26 Het volgen van uitbehandelde patiënten levert waardevolle inzichten op (Na)zorg bewust meten Tekst: Simone Fens, Ellis van Duist, Marjon Woudstra Qualizorg en MTCZorg zijn twee jaar geleden een initiatief

Nadere informatie

De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg:

De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg: De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg: Een systematische review en meta-analyse van de uitkomsten van studies naar de effectiviteit van familienetwerkberaden Universiteit van Amsterdam, Forensische

Nadere informatie

Aantal respondenten ingedeeld naar type zorg

Aantal respondenten ingedeeld naar type zorg Pleegoudertevredenheidsonderzoek 2014 1. Inleiding Om de tevredenheid binnen pleegzorg te meten is het belangrijk om regelmatig cliënttevredenheidsonderzoeken onder de pleegouders en pleegkinderen te houden.

Nadere informatie

Welkom. Testfase. Nieuwsbrief 2, Mei 2011

Welkom. Testfase. Nieuwsbrief 2, Mei 2011 Nieuwsbrief 2, Mei 2011 I N D I T N U M M E R : 1 Welkom 1 Testfase 2 Stand van zaken screening 4 Stand van zaken instroom 6 Varia 6 Onze contactgegevens Eerste resultaten zijn positief! Welkom De testfase

Nadere informatie

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs Aan de directeur, de leerkrachten en de leerlingen van het vierde, vijfde en zesde leerjaar van school 1

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Activiteitenverslag Adoptie

Activiteitenverslag Adoptie Activiteitenverslag Adoptie 2013 4. Binnenlandse adoptie Inhoudstafel 1. Het Vlaams Centrum voor Adoptie 1.1 Informatieverstrekking... 4 p. 1.2 Inzage van adoptiedossiers... 5 p. 1.3 Partners... 7 p. 1.3.1

Nadere informatie

Datum 29 juni 2009 Onderwerp Beantwoording vragen van het lid Langkamp (SP) over adopties uit Nigeria en Malawi

Datum 29 juni 2009 Onderwerp Beantwoording vragen van het lid Langkamp (SP) over adopties uit Nigeria en Malawi > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 207 208 Deel I Het wordt steeds belangrijker gevonden om kinderen een stem te geven. Hierdoor kunnen kinderen beter begrepen worden en kan hun ontwikkeling worden geoptimaliseerd.

Nadere informatie

Conceptnota voor nieuwe regelgeving. inzake interlandelijke adoptie

Conceptnota voor nieuwe regelgeving. inzake interlandelijke adoptie ingediend op 600 (2015-2016) Nr. 1 15 december 2015 (2015-2016) Conceptnota voor nieuwe regelgeving van Katrien Schryvers, Vera Jans, Cindy Franssen, Griet Coppé, Tinne Rombouts en Sonja Claes inzake interlandelijke

Nadere informatie

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer AUTEURS Jonathan Desdemoustier, onderzoeker-doctorandus, Smart City Institute, HEC-Liège, Universiteit van Luik (België)

Nadere informatie

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 2015 In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 IN BEWEGING IMPLEMENTATIE VAN EEN BEST PRACTICE BINNEN HET UNO-VUMC. EINDVERSLAG INLEIDING Ouderen in woonzorgcentra

Nadere informatie

De Vlaamse overheid b(r)ouwt een diverse werkvloer

De Vlaamse overheid b(r)ouwt een diverse werkvloer De Vlaamse overheid b(r)ouwt een diverse werkvloer Holebi s & transgenders als collega s DIENST DIVERSITEITSBELEID Resultaten online enquête Om de situaties van homo s, lesbiennes, biseksuelen (holebi

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie