Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen"

Transcriptie

1 MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP Interuniversitaire master in samenwerking met: UGent, KU Leuven, UHasselt, UAntwerpen, Vives, HoGent, Arteveldehogeschool, AP Hogeschool Antwerpen, HoWest, Odisee, PXL, Thomas More Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Valveilig wonen Therapietrouw bij het uitvoeren van ergotherapeutische adviezen omtrent woningaanpassing Julie KOKLENBERG Masterproef ingediend tot het verkrijgen van de graad van Master of science in de ergotherapeutische wetenschap Promotor: Prof. dr. Flamaing Johan Copromotoren: Mevr. De Coninck Leen en Mevr. Van Cleynenbreugel Evelyn Begeleidster: Mevr. Brackenier Ciel Academiejaar

2

3

4

5 MASTER IN DE ERGOTHERAPEUTISCHE WETENSCHAP Interuniversitaire master in samenwerking met: UGent, KU Leuven, UHasselt, UAntwerpen, Vives, HoGent, Arteveldehogeschool, AP Hogeschool Antwerpen, HoWest, Odisee, PXL, Thomas More Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Valveilig wonen Therapietrouw bij het uitvoeren van ergotherapeutische adviezen omtrent woningaanpassing Julie KOKLENBERG Masterproef ingediend tot het verkrijgen van de graad van Master of science in de ergotherapeutische wetenschap Promotor: Prof. dr. Flamaing Johan Copromotoren: Mevr. De Coninck Leen en Mevr. Van Cleynenbreugel Evelyn Begeleidster: Mevr. Brackenier Ciel Academiejaar

6

7 ABSTRACT Inleiding: In de internationale literatuur wordt de effectiviteit van woningaanpassing in het kader van valpreventie en de meerwaarde van een ergotherapeut omschreven. Daarnaast werden reeds beïnvloedende factoren bij het uitvoeren van valpreventiemaatregelen onderzocht. Dit onderzoek toetst de internationale literatuur over ergotherapeutische interventies omtrent woningaanpassing aan de Belgische praktijk. Methode: Gegevens werden verzameld, op basis van een vragenlijst, in de thuissituatie van 38 ouderen die interventies kregen van Deze vragenlijst omvat vragen over algemene demografische kenmerken, de VOTO-score (Valrisico s Opsporen in de Thuissituatie van Ouderen) en vragen omtrent het uitvoeren van de adviezen. De data werd zowel kwantitatief als kwalitatief geanalyseerd. De kwantitatieve analyse bestond uit beschrijvende statistiek en logistische regressieanalyse. De kwalitatieve data werd thematisch geanalyseerd op basis van vooropgestelde categorieën. Resultaten: De onderzochte ouderen voerden 58,5% van de adviezen deels of volledig uit. De twee meest gegeven adviezen zijn: wegnemen of veiliger maken van tapijten (68,40%) en het plaatsen van handgrepen (65,80%). Het meest uitgevoerde advies betreft het verhogen van het bed (77,80%). De therapietrouw wordt significant voorspeld door het aantal thuiszorgdiensten waaronder mantelzorg en de aanwezigheid van kinesitherapeut of thuisverpleegkundige. Bovendien zijn attitude en het ongeloof dat woningaanpassing vallen kan voorkomen (eigen effectiviteit) de belangrijkste belemmerende factoren om adviezen uit te voeren. Conclusie: Ouderen met een hoger aantal thuiszorgdiensten voeren adviezen vaker uit. De uitvoering van adviezen wordt voornamelijk beperkt doordat ouderen de problemen minimaliseren en niet belangrijk genoeg vinden. Kernwoorden: ouderen, valpreventie, woningaanpassing, therapietrouw, ergotherapie. Aantal woorden masterproef: woorden (exclusief inhoudstabel, bijlagen en bibiliografie) i

8

9 ABSTRACT Introduction: International evidence describes the effectiveness of home modification as part of falls prevention and the added value of an occupational therapist. Furthermore the determinants for the uptake of recommendations have already been examined. This study examines the international literature about occupational therapy interventions and relates them to the Belgian practice. Method: The researcher visited the homes of 38 elderly who received occupational therapy interventions at home Data collection was based on a questionnaire that includes questions about general demographic characteristics, VOTO-score (Valrisico s Opsporen in de Thuissituatie van Ouderen; fall risk screening in the home of elderly) and questions concerning the performance of the recommendations. Data-analysis was both qualitative and quantitative. The quantitative analysis consisted of descriptive statistics and logistic regression analysis. The qualitative answers were thematically analyzed using predefined categories. Results: Of the recommendations made, 58,5% were partly or fully completed. The most common recommendations were to remove carpets (68,40%) and/or to install a handle (65,80%). The most completed recommendation was to heighten the bed (77,80%). The significant predictors of adherence were the number of home care services including an informal caregiver and the presence of a physiotherapist or community nurse. Moreover the attitude and the disbelief that home modifications can prevent falls (self-efficacy) were major barriers to implement recommendations. Conclusion: Elderly are more adherent when they have a higher number of home care services. Completing advice is mainly limited by the elderly minimizing the problems and not considering it important enough. Key words: elderly, accidental falls, home modification, adherence, occupational therapy. iii

10

11 INHOUDSOPGAVE Abstract... i Abstract... iii Woord vooraf... vii 1 Inleiding Kwetsbare ouderen & verminderde functionaliteit Effect ergotherapie aan huis Effectiviteit ergotherapie aan huis Beïnvloedende factoren Gedragsverandering Ergotherapeutische adviezen omtrent woningaanpassing Ergotherapie@huis Onderzoeksvraag Methode Steekproef Procedure Dataverzameling Data-analyse Resultaten Demografische kenmerken van de deelnemers Gegeven adviezen en de mate van uitvoering Therapietrouw Adviezen en therapietrouw per ruimte v

12 3.5 Kwalitatieve analyse van belemmerende factoren Attitude Sociale norm Eigen effectiviteit Kennis en vaardigheden Barrières en stimuli Discussie Interpretatie van de resultaten Beïnvloedende factoren op basis van het profiel van de ouderen Beïnvloedende factoren volgens model van gedragsverandering Beschrijving gegeven en uitgevoerde adviezen Beperkingen en aanbevelingen voor onderzoek Beleidsaanbevelingen Macro-niveau Meso-niveau Micro-niveau Conclusie Literatuurlijst Bijlagen Lijst van figuren en tabellen vi

13 WOORD VOORAF Gedurende mijn opleiding is mijn interesse voor ergotherapie in de thuiszorg steeds gegroeid. Ergotherapie in de thuiszorg is vrij beperkt in Vlaanderen. Hierbij wou ik graag bijdragen aan de wetenschappelijk onderbouwing van ergotherapie aan huis. Dit onderzoek heeft mij vanaf het begin geboeid en kwam tot stand dankzij de steun van veel personen. Vandaar zou ik graag mijn oprechte dank betuigen aan iedereen die een bijdrage leverde aan dit onderzoek. Als eerste wil ik graag alle betrokkenen van de dienst van het OCMW Gent bedanken. Zij waren de start en basis van dit onderzoek. Bovendien kreeg ik alle nodige informatie om de ouderen te contacteren. In het bijzonder wil ik mijn begeleidster Ciel Brackenier bedanken voor haar begeleiding en ondersteuning. Ik kon steeds bij haar terecht voor vragen en informatie. Aansluitend hierbij wil ik ook alle ouderen bedanken voor hun deelname aan dit onderzoek. Het is niet vanzelfsprekend om op hoge leeftijd nog vragen te beantwoorden. Ik apprecieer dan ook hun openheid en gastvrijheid om mij te ontvangen in hun woning. Ten tweede wil ik mijn copromotoren Leen De Coninck en Evelyn Van Cleynenbreugel bedanken voor hun begeleiding gedurende dit onderzoek. Zij gaven mij steeds feedback en brachten mij nieuwe denkpistes bij. Ik wil hen ook bedanken om hun expertise als onderzoeker en als ergotherapeut met mij te delen. Vervolgens wil ik mijn promotor prof. dr. Flamaing bedanken voor zijn bereidwilligheid om het promotorschap op zich te nemen. Bovendien wil ik hem bedanken voor het delen van zijn vakbekwaamheid omtrent de doelgroep ouderen en valpreventie. Tot slot wil ik mijn ouders, vrienden en medestudenten bedanken. Mijn ouders en vriend wil ik bedanken voor hun vaste waarde waar ik steeds op kon rekenen. Mijn vrienden en medestudenten wil ik bedanken voor alle steun en goede moed die ze mij gaven. Ik wens alle geïnteresseerden veel leesplezier. Julie Koklenberg, mei 2016 vii

14

15 1 INLEIDING 1.1 Kwetsbare ouderen & verminderde functionaliteit In 2060 zal één vierde van de Belgische bevolking ouder zijn dan 65. Dit betekent voor Vlaanderen een stijging van 58% vanaf heden. Het aantal 85-plussers zal toenemen met 192% (Vandresse, Duyck, Masure, Paul, & Van Brusselen, 2015). Deze leeftijdsgroep is onderhevig aan verschillende verouderingsverschijnselen, die een multiple problematiek tot gevolg hebben. In de literatuur wordt deze populatie omschreven als fragiele of kwetsbare ouderen. Het frailty-concept is een toestand van verhoogde kwetsbaarheid. Dit is het gevolg van een afname in reservecapaciteit, waardoor de persoon minder goed kan omgaan met stressoren. Dit heeft een grote impact op het functioneren van de persoon. Hierdoor hebben fraile ouderen onder andere een verhoogde kans op valpartijen (De Lepeleire, Iliffe, Mann & Degryse, 2009). Vallen is een omvangrijk probleem. De gezondheidsenquête van 2013 geeft weer dat één op vijf 65-plussers gemiddeld twee keer gevallen is in de 12 maanden voorafgaand aan het interview. De valincidentie neemt toe met de leeftijd. In de leeftijdsgroep van jaar valt 15%, terwijl in de leeftijdsgroep van 75-plussers 26% valt. Anderzijds neemt de gemiddelde frequentie van vallen niet toe met de leeftijd (Drieskens, 2015). Ondanks de hoge cijfers is er een onderschatting van de problematiek. Heel wat valincidenten zonder letsel worden niet gemeld, omdat ouderen schrik hebben voor een opname in een woonzorgcentrum (De Coninck L., 2010). Vallen heeft heel wat nadelige gevolgen: verlies van zelfstandigheid, fysieke letsels, valangst, sociaal isolement en depressie (Milisen, et al., 2004). Naast de persoonsgebonden gevolgen is er een toegenomen kost voor de gezondheidszorg (Stevens, Corso, Finkelstein, & Miller, 2006). Zowel persoons- als omgevingsgebonden factoren kunnen aan de basis liggen van een val. Uit het Vlaams onderzoeksrapport Een uniforme aanpak van thuiswonende ouderen met een verhoogd valrisico (Milisen, Geeraerts, & Dejaeger, 2006) worden de meest voorkomende valrisicofactoren en hun mate van voorkomen weergegeven: evenwicht en mobiliteit (94,4%), medicatie (77%), zicht (73%), valangst (72,9%), 1

16 orthostatische hypotensie (56,3%), omgevingsveiligheid & gedrag (51,1%) en voeten & schoeisel (51%; Milisen, Geeraerts, & Dejaeger, 2006). Bovendien vonden Milisen et al. (2004) dat meer dan de helft (59,3%) van de valincidenten binnenshuis plaatsvindt. Aangezien ouderen het liefst zo lang mogelijk thuis blijven wonen, is het belangrijk om ook omgevingsgebonden valrisicofactoren aan te pakken (Smetcoren, et al., 2014). In de internationale literatuur wordt de term Ageing in place gebruikt om de tendens te beschrijven waarbij ouderen zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen. Ageing in place wordt als volgt gedefinieerd: ageing in place is the ability to live in one s own home and community safely, independently and comfortably, regardless of age, income or level of capacity (WHO, 2015, p. 38). In 2012 werd onderzoek gevoerd naar de woonsituatie van Vlaamse thuiswonende ouderen. Van de thuiswonende 60-plussers woont het merendeel (92,5%) zelfstandig, 2,5% van de ouderen woont in bij kinderen en 2,3% woont in een alternatieve woonvorm. De thuiswonende ouderen wonen het meest in een ééngezinswoning (89,9%). Slechts 9,8% woont in een appartement en 0,4% in een studio. De leeftijd speelt een belangrijk rol bij het wonen. Naarmate de leeftijd stijgt, zijn er minder zelfstandig thuiswonende ouderen. Bovendien verblijven minder 80-plussers (86,1%) in een eengezinswoning, dan 60-plussers (91,6%). De woning is meestal het eigendom van de ouderen (82,9%). De overige ouderen huren op de privémarkt (8,1%), huren een sociale woning (4,2%) of zijn noch huurder noch eigenaar (4,8%). Daarnaast werd de kwaliteit van de woningen van 60-plussers nagegaan. Een ernstig onaangepaste woning wordt bewoond door 40,1% van de ouderen en 45,5% woont in een matig onaangepaste woning. De woning was voornamelijk onaangepast bij 80-plussers, ouderen met een fysieke beperking en bij huurwoningen. Ouderen ervaren hun woning onaangepast door: trappen in de woning (49,2%), grote afstand tot voorzieningen (21,2%), te grote woning (17,7%), er zijn trappen om de woning te betreden (16,7%) en te grote afstand tot de kinderen (14,2%). Verder missen sommige ouderen ook basiscomfort in hun woning zoals een rookmelder (77,9%), centrale verwarming (17,8%), telefoon (3,8%), toilet in de woning (3,7%) en een bad of douche (2,9%). De woning heeft ook een invloed op de valfrequentie aangezien ouderen die een woning huren of inwonen bij kinderen vaker vallen. Ondanks de onaangepastheid van de woning en de voorkomende valproblematiek wil 63,7% van 2

17 ouderen de woning in zijn huidige vorm laten. Slechts 26,8% wil de woning aanpassen aan zijn behoeften. Hoe hogere leeftijd ouderen bereiken, hoe minder bereid ze zijn om hun woning aan te passen (De Witte, et al., 2012). 1.2 Effect ergotherapie aan huis Effectiviteit ergotherapie aan huis In de Vlaamse praktijkrichtlijn valpreventie bij thuiswonende ouderen (2010) wordt een multidisciplinaire aanpak voorgesteld. Het multidisciplinaire team bestaat uit een huisarts, thuisverpleegkundige, kinesitherapeut en een ergotherapeut (Milisen, et al., 2010). Ook in de internationale literatuur wordt een multifactorieel programma het meest effectief bevonden in het kader van valpreventie bij thuiswonende ouderen (Chase, Mann, Wasek & Arbesman., 2012; Karlsson, Vonschewelov, Karlsson, Cöster & Rosengen, 2013; Gillespie, et al., 2012). In de studies van Leland, Elliot, O Malley & Murphy (2012) en Chase et al. (2012) worden ergotherapeuten vooral ingezet bij woningaanpassingen. Aanpassingen van de omgeving kan een onderdeel zijn van een multifactorieel programma, maar kan ook de enige interventie zijn. Tse (2005) vindt een significant verschil in het aantal valincidenten bij een multifactorieel programma, maar geen significant verschil als er enkel omgevingsaanpassingen worden doorgevoerd. In tegenstelling tot de Cochrane Review (2012) en het onderzoek van Gitlin et al. (2006) die weergeven dat enkel een omgevingsaanpassing effectief is bij het verminderen van valincidenten en valrisico (Gillespie, et al., 2012; Gitlin, et al., 2006). Chase et al. (2012) stellen dat er slechts matig wetenschappelijk bewijs is om enkel een interventie omtrent woningaanpassing uit te voeren. De onderzoeken hebben uiteenlopende resultaten voor de effectiviteit van een interventie die enkel gericht is op woningaanpassing. Dit kan deels te wijten zijn aan de doelgroep. Een meta-analyse toont aan dat een interventie van woningaanpassingen leidt tot 21% minder valincidenten bij de gewone oudere populatie en 39% minder 3

18 valincidenten bij ouderen met een hoger valrisico (Clemson, Mackenzie, Ballinger, Close & Cumming, 2008). Ook andere studies tonen aan dat omgevingsaanpassingen het meest effectief zijn bij personen met een verhoogd valrisico (Karlsson, et al., 2013; Gillespie, et al., 2012; Tse, 2005; Lord, Menz, & Sherrington, 2006). Bovendien is het uitvoeren van een woningaanpassing het meest kosteneffectief bij Australische ouderen met een verhoogd valrisico (Church, Goodal, Norman & Haas., 2012). Interventies omtrent woningaanpassing zijn het meest effectief als deze door een ergotherapeut worden uitgevoerd. Het aantal valincidenten daalt significant bij een interventie gegeven door een ergotherapeut (IRR=0,54; p=0,05), terwijl er bij de getrainde onderzoeker geen significant verschil in het aantal valincidenten was (IRR=0,78; p=0,34). Een ergotherapeut geeft gemiddeld meer advies dan de getrainde onderzoeker, waarbij er significant meer ergotherapeutische adviezen werden opgevolgd (p=0,04). Pighills, Torgerson, Sheldon, Drummond & Bland (2011) suggereren dat ergotherapeuten het assessment beter en meer betrouwbaar uitvoeren en vaak meer dan de omgeving aanpassen. Een mogelijke verklaring voor de hogere therapietrouw bij ergotherapeuten is de betrokkenheid van de cliënt (Pighills, et al., 2011) Beïnvloedende factoren Algemene beïnvloedende factoren valpreventieprogramma s Zoals hoger beschreven (1.2.1) zijn valpreventieprogramma s effectief, maar zijn de uitkomsten afhankelijk van het engagement en de participatie van de ouderen. Minstens 75% van de ouderen zijn therapietrouw bij multifactoriële interventies, maar deze aantallen variëren van 28% tot 95% door de invloed van individuele factoren (Nyman & Victor, 2012). Een belemmerende factor voor het uitvoeren van valpreventieprogramma s is het geloof van ouderen dat een val onvermijdelijk en gerelateerd aan de leeftijd is. Een val wordt 4

19 gewijd aan interne factoren, vandaar geloven ouderen niet dat een interventie gericht op externe factoren vallen kan voorkomen. Ouderen ervaren vallen als stigmatiserend. Een val weerspiegelt achteruitgang wat leidt tot het verlies van onafhankelijkheid (Bunn, Dickinson, Barnett-Page, Mcinnes & Horton, 2008; Calhoun, et al., 2011; Child, et al., 2012; Pin, Spini, Bodard & Arwidson, 2015; Yardley, Donovan-Hal, Francis & Todd., 2006b). Ouderen vinden dat ze zelf nog geen nood hebben aan een interventie. Interventies zijn voor andere ouderen die ouder zijn of meer beperkingen ervaren. Ouderen minimaliseren dus vaak het probleem. Ook al zijn ze eerder gevallen, zien ze de mogelijke gevaren niet. Een advies ervaren ze als nuttige en waardevolle informatie, maar leidt niet tot het aanvaarden of uitvoeren van het advies. Ouderen vinden een advies niet persoonlijk relevant (Bunn, et al., 2008; Calhoun, et al., 2011; Yardley, et al., 2006b). Verder werden enkele praktische aspecten zoals tijd, kosten, plaats en bereikbaarheid als barrière ervaren (Child, et al., 2012; Pin, et al., 2015; Dickinson, et al., 2011; Yardley, et al., 2006a). Bevorderende factoren om te participeren aan valpreventieprogramma s zijn: de ervaren voordelen (betere gezondheid en behouden van onafhankelijkheid), voldoende informatie, interventies op maat, de actieve rol van de oudere bij het nemen van beslissingen en het sociale aspect. Het sociale aspect omvat zowel de interacties bij groepsprogramma s, de steun van familie en vrienden als de rol van hulpverleners (Bunn, et. al., 2008; Child, et al., 2012; Dickinson, et al., 2011; Pin, et al., 2015; Yardley, et al., 2006a). Hulpverleners spelen een belangrijke rol bij het reageren op een gerapporteerde val en bij doorverwijzing naar valpreventieprogramma s (Dickinson, et al., 2011). Een hulpverlener kan zowel bevorderend als belemmerend reageren. De oudere personen kan het advies van de hulpverlener als een belediging op zijn eigen opgebouwde expertise ervaren als het advies directief gegeven wordt. Bovendien kan er een verschil zijn in perceptie en gebruik van terminologie tussen hulpverlener en patiënt. Vandaar is het belangrijk om als hulpverlener de visie van de oudere persoon te begrijpen (Child, et al., 2012; Calhoun, et al., 2011; Yardley, et al., 2006b). Daarnaast is het van belang om als hulpverlener de voordelen van valpreventieprogramma s te benadrukken en de ouderen persoonlijk uit te nodigen (Yardley, et al., 2006a). Aansluitend hierbij hebben Yardley, Beyer, McKee, Ballinger & Todd (2007) enkele 5

20 algemene aanbevelingen opgesteld om het engagement van ouderen in valpreventieprogramma s te promoten. Eerst en vooral is er nood aan educatie over valpreventie voor de hele populatie. Hierbij is het belangrijk om onmiddellijk de voordelen van valpreventie te promoten. Deze voordelen dragen bij tot een positieve identiteit van de oudere persoon. Bovendien moeten de interventies afgestemd worden op de specifieke noden en waarden van de oudere persoon. Om dit te realiseren moet de oudere persoon een actieve rol hebben in het beslissingsproces. Tot slot moeten wetenschappelijk onderbouwde methodes gebruikt worden om een lange therapietrouw te behouden (Yardley, et al., 2007) Beïnvloedende factoren bij woningaanpassing De therapietrouw voor woningaanpassing in het kader van valpreventie is 49% na zes maanden follow up (Currin, Comans, Heathcote & Haines, 2011), 52% (Cumming, et al., 2001) of 58-59% (Nyman & Victor, 2012) na 1 jaar follow up. De beïnvloedende factoren voor therapietrouw werden zowel kwalitatief als kwantitatief nagegaan. Tanner, Tilse & de Jonge (2008) voerden een kwalitatief onderzoek naar de impact van woningaanpassingen op de betekenis van een thuis bij ouderen. Voor ouderen heeft het huis vier belangrijke betekenissen namelijk: persoonlijk, sociaal, fysiek en de toekomst. Het persoonlijk aspect bestaat uit de betekenissen die gecreëerd worden door het handelen en bepaalde objecten die een persoonlijke betekenis hebben. Het sociale aspect omvat de identiteit van de persoon en het belang om familie en vrienden te kunnen ontvangen. Ten derde bestaat het fysieke aspect uit ruimte, comfort, warmte en het esthetische. Tot slot wil de persoon in de toekomst liefst zo lang mogelijk in zijn eigen huis blijven wonen. Dankzij woningaanpassing wordt de woning opnieuw een plaats van zekerheid, veiligheid en comfort voor de oudere persoon. Hierdoor kan hij onafhankelijk blijven en krijgt hij het gevoel om goed voorbereid te zijn op de toekomst. Er is wel kritiek op de reeds opgestelde richtlijnen in Australië. Deze richtlijnen zijn vaak gebaseerd op rolstoeltoegankelijkheid, maar dit is niet voor elke oudere persoon relevant. Hierdoor is er soms een discrepantie tussen de opgestelde Australische richtlijnen en de noden van de ouderen (Tanner, et al., 2008). 6

21 Door Yuen en Carter (2006) werd nagegaan wat de intentie beïnvloedt om een advies van woningaanpassing uit te voeren. Een ouder persoon zal een advies pas uitvoeren als hij gelooft dat woningaanpassing vallen effectief kan voorkomen (p=0.01). Verder leiden het eerder uitvoeren van aanpassingen (p=0.00) en het gevoel om controle te hebben over het vallen (p=0.10) tot een hogere intentie om advies uit te voeren (Yuen & Carter, 2006). Vervolgens werd onderzocht welke factoren de effectieve implementatie van de adviezen beïnvloedt. Kwantitatief onderzoek toont aan dat ouderen adviezen uitvoeren indien ze initieel bezorgd zijn om te vallen (p=0,004; Gibson, Greene, Sample & Cabrera, 2010) en ze geloven dat het advies vallen kan voorkomen (Cumming et al., 2001). Ouderen zijn ook meer therapietrouw als ze de voordelen van het advies ondervinden (p=0,048). Mogelijke voordelen zijn: ervaren dat het hulpmiddel helpt, de aanpassing maakt de woning veiliger en meer onafhankelijkheid (Gibson, et al., 2010). Bovendien voeren ouderen vaker een advies uit indien ze hulp krijgen van familieleden (p= 0.002; Cumming et al., 2001) of van een externe organisatie (Currin et al., 2011). Daarnaast accepteren fraile ouderen (personen met comorbiditeiten) gemakkelijker woningaanpassingen (Currin et al., 2011). Dit sluit eveneens aan bij de bevindingen van Harvey, Michell, Lord & Close (2014) die stijgende leeftijd, problemen met dagelijkse activiteiten, comorbiditeiten, zwakke zelfgerapporteerde gezondheid, valgeschiedenis en hoge valangst als bevorderende factoren omschrijven bij het uitvoeren van woningaanpassingen (Harvey et al., 2014). Bovenstaande bevindingen uit kwantitatief onderzoek worden uitgebreider uitgelegd in het kwalitatief onderzoek van Kruse et. al (2010) en Whitehead, Wundke & Crotty (2006). Ouderen minimaliseren vaak het probleem, beschouwen hun huis als veilig of zien vallen als iets normaal waardoor ze niet geloven dat woningaanpassing vallen kan voorkomen (Kruse, et al., 2010; Whitehead, et al., 2006). Verder kan ook de partner of de kosten een belemmering vormen (Whitehead, et al., 2006). Kortom beïnvloeden zowel de betekenis van het huis, de attitude van de persoon als praktische zaken het uitvoeren van adviezen omtrent woningaanpassing. 7

22 1.2.3 Gedragsverandering Bovenstaande determinanten worden in verschillende onderzoeken (Cumming, et al., 2001; Yardley, et al., 2007; Whitehead, et al., 2006) verklaard aan de hand van de theorie van gedragsverandering of Transtheoretical Model van Prochaska en Diclemente (1992) en het ASE-model van de Vries, Dijkstra & Kuhlman (1988). Volgens het transtheoretisch model (figuur 1) bestaat gedragsverandering uit zes verschillende fasen: precontemplatie, contemplatie, preparatie, actie, consolidatie en eventueel terugval. In de fase van precontemplatie of voorbeschouwing bestaat er nog geen intentie tot verandering. De persoon is zich nog niet bewust van het probleem, maar andere personen uit de omgeving zijn er zich juist wel bewust van. In de fase contemplatie of overpeinzing wordt de persoon er zich van bewust dat hij een probleem heeft. De persoon weegt de voor- en nadelen van verandering af, maar is er nog niet klaar voor. In de preparatie of beslissingsfase is de persoon klaar om de verandering door te voeren en stelt hij een veranderingsplan op. In de actiefase onderneemt de persoon daadwerkelijk actie om zijn gedrag te veranderen. Na de actie probeert de persoon zijn verandering vol te houden en bevindt hij zich in de consolidatiefase. Er is altijd kans op terugval. Na een terugval keert de persoon terug naar één van de vorige fasen (zoals contemplatie of preparatiefase) en doorloopt hij een deel van het proces opnieuw (Prochaska, DiClemente, & Norcross, 1992). Figuur 1: transtheoretisch model volgens Prochaska en Diclemente (1992) 8

23 Het ASE-model (figuur 2) stelt dat gedrag verklaard wordt vanuit de intentie om dit gedrag te vertonen. Deze intentie wordt bepaald door drie factoren namelijk: Attitude, Sociale norm en Eigen effectiviteitsverwachting. De attitude bepaalt hoe positief iemand staat ten opzichte van het gedrag. De persoon weegt hierbij de voor- en nadelen af. De sociale norm betreft hoe de persoon de opinie van de omgeving over de gedragsverandering percipieert. Tot slot bepaalt de eigen effectiviteitsverwachting of iemand gelooft dat hij de mogelijkheden heeft om het gedrag te veranderen. Deze drie componenten bepalen de intentie om het gedrag uit te voeren. Eenmaal de intentie er is, kan de uitvoering van het gedrag nog beïnvloed worden door eigen kennis & vaardigheden en externe barrières of ondersteuning (de Vries, Dijkstra, & Kuhlman, 1988). Figuur 2: ASE-model (de Vries, et al., 1988) Het ASE-model past binnen het model van gedragsverandering van Prochaska en Diclemente (figuur 3). Hierbij sluit de preparatiefase aan bij de intentie van het ASEmodel en de actiefase bij het gedrag van het ASE-model (De Coninck, 2015). Figuur 3: combinatie transtheoretisch model en ASE-model (De Coninck, 2015) 9

24 1.2.4 Ergotherapeutische adviezen omtrent woningaanpassing De adviezen die door een ergotherapeut gegeven worden in het kader van woningaanpassing werden in drie Australische studies weergegeven. In de studie van Cumming et al. (2001) werd het meest geadviseerd om tapijten weg te nemen (48%), een antislipmatje in bad te leggen (21%) en een handgreep in bad te voorzien (12%). Er werd het minst geadviseerd om obstakels weg te nemen (9%) of een badzit te plaatsen (9%; Cumming, et al., 2001). Currin et. al (2011) registreerden veel gedetailleerde adviezen. Er werd het meest geadviseerd om een handgreep in de douche te plaatsen (10%), de zetel te verhogen (9%), een douchestoel te plaatsen (8%) en de matjes in de hal weg te nemen (7%). De minst gegeven adviezen waren: plaatsen van een hellend vlak, treden herstellen en losliggende draden verwijderen. Kortom werd het meest advies gegeven voor de badkamer en de gang (Currin, et al., 2011). Het uitvoeren van de adviezen is eveneens erg verschillend. Op populatieniveau in New South Wales werden het meest handgrepen geplaatst (21%) en tapijten weggenomen (5%). In het onderzoek van Currin et al. (2011) en Cumming et al. (2001) werd de therapietrouw nagegaan na het krijgen van ergotherapeutische interventie omtrent woningaanpassing. Na een follow-up van zes maanden waren de meest uitgevoerde adviezen: plaatsen van handgepen in douche en toilet (72% en 61%), plaatsen van een bedbeugel (67%) en antislipmatjes leggen in bad (61%). Het plaatsen van een toiletkader (31%), veranderen van het vloeroppervlak (31%) en het verwijderen van tapijten en prullen (43%) werd het minst uitgevoerd. Adviezen in de slaapkamer leiden tot een significant hogere therapietrouw en adviezen omtrent de vloer leiden tot een significant lagere therapietrouw (Currin, et al., 2011). Bij een follow-up na één jaar werd het meest een antislipmatje in bad gelegd (71%) en een badzitje geplaatst (60%). Er werden het minst tapijten weggenomen (34%), een handgreep in bad geplaatst (38%) en rommel opgeruimd (38%, Cumming, et al., 2001). De resultaten van bovenstaande studies zijn erg uiteenlopend. Er is wel een gelijkenis omtrent het advies om tapijten weg te nemen. Bij de drie studies werd dit advies vaak gegeven, maar weinig uitgevoerd. Het plaatsen van een handgreep werd minder vaak als advies gegeven, maar zeer vaak uitgevoerd. 10

25 1.3 Het is belangrijk om de internationale literatuur te linken aan de Belgische context. Ergotherapie in de thuiszorg bestaat in België vooral uit lokale projecten en is hierdoor fragmentarisch (Van De Velde & De Vriendt, 2009). In dit onderzoek wordt één van de lokale projecten als casus genomen namelijk is een project opgericht als een onderdeel van de dienst Themawerking en Wonen van het OCMW Gent. startte oorspronkelijk in de Lokale Dienstencentra (LDC). Elk LDC had een ergotherapeut die voornamelijk instond voor het organiseren van activiteiten. In 1999 werd beslist dat elke ergotherapeut van het LDC één vijfde van zijn tijd aan huisbezoeken bij ouderen zou besteden. Hierdoor werden enkel de ouderen die in de regio van de LDC wonen bereikt voor ergotherapeutische thuisbegeleiding. Vandaar werd in 2006 beslist om twee ergotherapeuten aan te werven die huisbezoeken uitvoeren bij alle andere Gentse regio s die buiten het bereik van de LDC vallen. Doorheen de jaren zijn er heel wat LDC, maar ook antennewerking bijgekomen. Hierdoor was de oorspronkelijke territoriale verdeling van de regio s niet meer van toepassing en liepen de verschillende diensten door elkaar. Vandaar werd vanaf 2012 beslist om alle meervoudige en complexe problemen door te verwijzen naar ergotherapie@huis. Na evaluatie van het project ergotherapie@huis in 2013, werd beslist om deze dienst blijvend aan te bieden. Bijgevolg is ergotherapie@huis een dagtaak, maar draagt het nog de naam van project. Ergotherapeuten werkzaam binnen ergotherapie@huis brengen een huisbezoek bij senioren en geven advies over woningaanpassingen, premies, ondersteuning voor de mantelzorger, methodeverandering en hulpmiddelen. Verder krijgen de senioren begeleiding bij kleine aanpassingen in hun woning. Ergotherapie@huis neemt standaard het item valpreventie op bij alle cliënten die een ergotherapeutische interventie aan huis krijgen. Dit draagt bij aan de doelstelling om ouderen zo lang en actief mogelijk thuis te laten wonen (Ouderenbeleidsplan ). 11

26 Er wordt specifiek gekozen voor op basis van het aantal huisbezoeken. Dit project brengt gemiddeld zes tot zeven huisbezoeken per cliënt, terwijl de lokale dienstencentra slechts twee tot drie huisbezoeken uitvoeren. Een groter aantal huisbezoeken zal een volledigere therapie omvatten waar valpreventie en woningaanpassing vaak een onderdeel van is. 1.4 Onderzoeksvraag Bovenstaande literatuur toont de effectiviteit van woningaanpassing in het kader van valpreventie en de meerwaarde van een ergotherapeut aan. Er werd aangetoond dat niet alle adviezen even trouw worden opgevolgd. Dit onderzoek wil de bestudeerde internationale literatuur toetsen aan de Belgische praktijk. In welke mate worden de adviezen van omtrent woningaanpassing door thuiswonende ouderen met een valproblematiek opgevolgd? Wat zijn de beïnvloedende factoren bij het al dan niet opvolgen van het advies? 1. Welke adviezen worden gegeven door omtrent woningaanpassingen aan een thuiswonende oudere met valproblematiek? 2. Welke adviezen omtrent woningaanpassingen worden uitgevoerd door de thuiswonende oudere met valproblematiek? 3. Welke factoren beïnvloeden het uitvoeren van een advies gegeven door 4. Hoe is de therapietrouw bij het uitvoeren van de adviezen? 12

27 2 METHODE Dit onderzoek bestaat uit een combinatie van een kwantitatief beschrijvend onderzoek en kwalitatief onderzoek. Hieronder wordt de steekproeftrekking, de procedure, de dataverzameling en data-analyse besproken. 2.1 Steekproef De onderzochte groep betreft thuiswonende ouderen met een valproblematiek die advies over woningaanpassing door een ergotherapeut krijgen. Volgende in- en exclusiecriteria werden opgesteld: Tabel 1: in- en exclusiecriteria Inclusiecriteria Exclusiecriteria Ouderen die 65 jaar of ouder zijn Kreeg ergotherapeutische interventie Personen met valproblematiek zonder advies over woningaanpassing Thuiswonend of wonend in een van assistentiewoning Kreeg een ergotherapeutische Woonachtig in Groot Gent interventie van een andere instantie Heeft interventies van gekregen Kreeg advies over woningaanpassing Doorverwijzing vanaf 1 januari 2015 tot 31 december 2015 Heeft mondelinge toestemming gegeven om deel te nemen aan het onderzoek De populatie betreft alle ouderen die advies krijgen over woningaanpassingen in het kader van valpreventie door ergotherapie@huis in Groot Gent. Er wordt een tijdslimiet opgelegd aan de adviezen om bias in gegevensverzameling te beperken. De deelnemers werden doorverwezen vanaf 1 januari Het onderzoek kan doorgaan op voorwaarde dat de ergotherapeutische interventies van de deelnemers minimum drie weken voor het onderzoek afgerond waren. 13

28 2.2 Procedure Elke oudere die voldoet aan de inclusiecriteria zal door de onderzoeker telefonisch gecontacteerd worden. Hierbij zal informatie over het onderzoek gegeven worden. De oudere kan vrijblijvend deelnemen aan het onderzoek. Als de persoon telefonisch toestemt, krijgt hij ten laatste een week vooraf een brief (bijlage 1) ter bevestiging van zijn deelname. Deze brief vervangt de informed consent. Er wordt bewust gekozen om geen informed consent te laten ondertekenen, omdat ouderen wantrouwend kunnen zijn bij het plaatsen van een handtekening. Deze brief is bijgevolg het officiële document dat de deelname vrijwillig is, de gegevens anoniem verwerkt worden en de oudere op elk moment zijn deelname aan het onderzoek kan stoppen. Nadat de oudere heeft toegestemd en de brief heeft ontvangen, gaat de onderzoeker langs op huisbezoek om de vragenlijst af te nemen. Dit onderzoek werd goedgekeurd door het bijzonder comité ouderenzorg OCMW Gent (bijlage 2). 2.3 Dataverzameling De dataverzameling werd gebaseerd op de methodologie van het project VAL-net (De Coninck, Van Cleynenbreugel, Flamaing, Spildooren, & Milisen, 2016). De gegevens worden verzameld door een onafhankelijke onderzoeker die aan huis gaat bij de ouderen. De data worden verkregen op basis van het cliëntendossier van en door bevraging van de oudere persoon tijdens een huisbezoek. Er worden vier verschillende soorten gegevens verzameld: algemene demografische kenmerken, adviezen gegeven door een ergotherapeut, adviezen uitgevoerd door de thuiswonende ouderen en beïnvloedende factoren (bijlage 3). Ten eerste worden algemene demografische kenmerken verzameld namelijk: geslacht, leeftijd, taal, aantal interventies, woonsituatie, woonvorm, gebruik van thuiszorgdiensten, valgeschiedenis, gebruik van een loophulpmiddel, mobiliteit en 14

29 cognitie. Deze informatie komt uit het patiëntendossier, maar werd ook bevraagd aan de oudere persoon tijdens het huisbezoek. Ten tweede worden de ergotherapeutische adviezen in kaart gebracht. De gegeven adviezen werden geraadpleegd in het patiëntendossier. De schriftelijke informatie omtrent de gegeven adviezen werd ter bevestiging en ter volledigheid bevraagd aan de ergotherapeut. Ten derde worden de uitgevoerde adviezen door thuiswonende ouderen verzameld via Valrisico s Opsporen in de Thuissituatie van Ouderen (VOTO; Verstraete, Braeckman, & De Coninck, 2009). De VOTO is een checklist waarbij de ergotherapeut elke kamer beoordeelt. Elke ruimte krijgt een beoordeling via een knipperlicht: rood (zeer groot risico), oranje (een risico) of groen (geen risico). Er wordt gekozen voor een checklist, omdat deze de objectieve realiteit weergeeft. Indien een vragenlijst gebruikt zou worden, kunnen de ouderen sociaal wenselijk antwoorden. De VOTO garandeert een éénduidige manier om de woning te beoordelen. De VOTO wordt ingevuld tijdens het huisbezoek samen met de oudere persoon. Op basis van de VOTO wordt eveneens bepaald in welke mate de adviezen werden uitgevoerd. Tot slot wordt bevraagd wat de beïnvloedende factoren kunnen zijn voor het uitvoeren van een advies. Voor het afnemen van de VOTO worden twee explorerende vragen gesteld die de attitude van de oudere nagaat nl. Denk je dat het mogelijk is om vallen te voorkomen door uw huis veiliger te maken? en Denk je zelf dat je huis nu valveilig is? Deze twee vragen werden opgesteld omdat in de literatuur omschreven staat dat attitude een grote invloed uitoefent op het uitvoeren van adviezen (Cumming, et al., 2001). Daarna wordt de VOTO samen met de oudere overlopen. Na het afnemen van de VOTO wordt verder gepeild naar beïnvloedende factoren. Indien een advies niet of deels is uitgevoerd worden volgende vragen gesteld: Hoe moeilijk was het om dit advies op te volgen? en Om welke redenen heb je het advies niet uitgevoerd? 15

30 2.4 Data-analyse Analyses worden uitgevoerd met SPSS (IBM Corp, 2013). De beschrijvende data, waaronder demografische kenmerken, aantal gegeven en uitgevoerde adviezen, worden weergegeven in frequentietabellen. Elke persoon krijgt een score van therapietrouw. Deze score wordt als volgt berekend: aantal opgevolgde adviezen therapietrouw = totaal aantal gegeven adviezen Personen zijn therapietrouw als ze een score van 0,5 of hoger hebben. (Cumming, et al., 2001). Op basis van de score worden de personen opgedeeld in twee groepen: therapietrouw of niet therapietrouw. Aan de hand van logistische regressieanalyse wordt nagegaan welke nominale en continue variabelen de therapietrouw voorspellen. Elke variabele werd apart geanalyseerd gezien het klein aantal deelnemers. Bij de logistische regressieanalyse wordt de Hosmer-Lemeshow test toegepast om na te gaan hoe goed het model past bij de data. Bijkomend wordt berekend in welke mate de woning veilig is. Deze veiligheidscoëfficiënt wordt berekend op basis van de VOTO-score: totaal aantal groene/veilige items veiligheidscoëfficiënt = totaal aantal items die van toepassing zijn De veiligheidscoëfficiënt geeft weer hoeveel procent van de woning veilig is en wordt opgedeeld in vier categorieën; zeer onveilig (0-0,25); onveilig (0,26-0,50); matig veilig (0,51-0,75); veilig (0,76-1,00). Daarnaast worden de therapietrouw, het aantal gegeven en uitgevoerde adviezen apart berekend per ruimte in de woning. Deze gegevens worden via beschrijvende statistiek verwerkt. Tot slot worden de beïnvloedende factoren uit de open vragen kwalitatief geanalyseerd volgens een thematische analyse. De antwoorden worden in grote lijn uitgetypt. Daarna wordt elk antwoord gecategoriseerd volgens het ASE-model (de Vries, et al., 1988). 16

31 3 RESULTATEN De resultaten worden opgesplitst in vijf rubrieken. Eerst worden de deelnemers beschreven. Daarna worden de gegeven en uitgevoerde adviezen weergegeven. Aansluitend hierbij wordt de therapietrouw en mogelijke beïnvloedende factoren vanuit kwantitatieve analyse besproken. Vervolgens worden de adviezen en therapietrouw per locatie weergegeven. Tot slot worden de kwantitatieve resultaten aangevuld met de outcome van de kwalitatieve analyse. 3.1 Demografische kenmerken van de deelnemers Van de 63 geselecteerde personen (figuur 4) namen 38 personen deel aan het onderzoek, wat een responsgraad van 60.32% geeft. De overige 26 deelnemers konden niet deelnemen aan het onderzoek. Weergegeven redenen voor niet-deelname zijn overlijden (n=6), niet meer woonachtig zijn in hun oorspronkelijke woning (n=10), nog lopende interventies (n=3) of de persoon gaf geen toestemming tot deelname aan het onderzoek (n=6). 108 ouderen werden doorverwezen in voldoen aan inclusiecriteria 45 voldoen niet aan inclusiecriteria 38 deelnemers aan onderzoek 26 namen niet deel 6 personen zijn overleden 10 personen verblijven in WZC of ziekenhuis 6 personen stemmen niet toe tot deelname 3 personen waarbij de interventies nog niet afgerond zijn Figuur 4: flowchart inclusie respondenten 17

32 Tabel 2 geeft de demografische kenmerken van de deelnemers weer. De meerderheid van de deelnemers zijn Nederlandstalige vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de ouderen is 83 jaar (SD= ± 6,77; tabel 2). De ouderen zijn even vaak huurder, als eigenaar. De helft (50%) van de deelnemers woont in een huis en de andere helft in een appartement (47,4%) of assistentiewoning (2,6%). Er wonen ongeveer evenveel ouderen alleen, als samen met een partner of kinderen. Bijna alle (92,1%) ouderen maken gebruik van minstens één thuiszorgdienst. Bovendien kan 84,2% van de ouderen terugvallen op een mantelzorger. Meer dan twee derden van de ouderen maakt gebruik van een loophulpmiddel (68,4%). Ouderen gebruiken het meest een rollator (23,3%) of een wandelstok (21,1%). Het effectieve gebruik van de ouderen varieert van altijd (31,6%), soms (28,9%) tot nooit (5,3%). Indien ouderen gebruik maken van een loophulpmiddel heeft 26,3% voldoende evenwicht en heeft 18,4% onvoldoende evenwicht. Van de ouderen die geen gebruik maken van een loophulpmiddel heeft 36,8% voldoende evenwicht en 18,4% onvoldoende evenwicht. Elke van deze ouderen kreeg gemiddeld 4,53 interventies (SD= ± 2,94) van de dienst ergotherapie@huis. In het afgelopen jaar rapporteerden 76,3% van deze ouderen minstens één val. Ondanks deze valpartijen geeft slechts de helft (44,7%) van de ouderen aan dat een woningaanpassing vallen kan voorkomen. Bovendien vindt het grootste aantal ouderen (86,4%) hun woning valveilig. Tabel 2: demografische kenmerken (n=38) Kenmerk (n=38) Gemiddelde ± SD Leeftijd (jaar) 83,16 6,77 Aantal interventies ergotherapie@huis per oudere 4,53 2,94 Aantal aanwezige thuiszorgdiensten per oudere 2,34 1,34 Aantal valpartijen in het afgelopen jaar 2,50 3,39 18

33 Tabel 2 (vervolg): demografische kenmerken (n=38) Aantal (n=38), n (%) Aantal (n=38), n (%) Vrouwelijk geslacht 29 (76,3) Loophulpmiddel Nederlandstalig 35 (92,1) Rolstoel 4 (10,5) Eigenaar van de woning 21 (55,3) Rollator 9 (23,7) Woonsituatie Looprek 4 (10,5) Alleen 21 (55,3) Wandelstok 8 (21,1) Met partner 15 (39,5) Geen 13 (34,2) Met kinderen 2 (5,3) Gebruik loophulpmiddel (n=26) Woonvorm Altijd 12 (31,6) Huis 19 (50,0) Soms 11 (28,9) Appartement 18 (47,4) Nooit 2 (5,3) Assistentiewoning 1 (2,6) Mobiliteit Aanwezige thuiszorg Voldoende evenwicht Poetshulp 29 (76,3) met loophulpmiddel 10 (26,3) Thuisverpleegkundige 21 (55,3) zonder loophulpmiddel 14 (36,8) Kinesitherapeut 14 (36,8) Onvoldoende evenwicht Verzorgende 9 (23,7) met loophulpmiddel 7 (18,4) Maaltijden aan huis 9 (23,7) zonder loophulpmiddel 7 (18,4) Gezinszorg 7 (18,4) Attitude Mantelzorg 32 (84,2) Geloof in woningaanpassing in functie van valpreventie 17 (44,7) Vindt huis valveilig 33 (86,8) 3.2 Gegeven adviezen en de mate van uitvoering In totaal werden 200 adviezen gegeven waarvan er 117 adviezen (58,5%) deels of volledig werden uitgevoerd. De ergotherapeut gaf maximaal twaalf adviezen aan één oudere. Per oudere worden gemiddeld 5,26 adviezen (SD= ± 2,69) gegeven. Hiervan voert de oudere gemiddeld 3,08 adviezen (SD= ± 2,41) uit. In tabel 3, figuur 5 en 6 worden de gegeven adviezen en de mate van uitvoering weergeven. Het meest gegeven advies is het wegnemen of veiliger maken van de tapijten (68,40%). Dit advies wordt door 69,30% volledig of deels uitgevoerd. Er wordt bijna even vaak geadviseerd om een handgreep te plaatsen (65,80%). Handgrepen kunnen geplaatst worden in het toilet, de badkamer, bij drempels of aan het bed (bedbeugel). Het plaatsen van handgrepen wordt door 72,00% van de ouderen volledig of deels uitgevoerd. Het derde meest gegeven advies is het verhogen van de zetel of het 19

34 aankopen van een geriatrische zetel (42,10%). Dit advies werd door 68,80% van de ouderen volledig opgevolgd. Daarnaast werden ook specifieke adviezen gegeven aan dertien ouderen (34,20%). Deze categorie omvat alle adviezen die slechts één of twee maal gegeven werden zoals het ombouwen van de badkamer of het plaatsen van een inloopdouche, aankopen van kasten, het plaatsen van een hellend vlak of sokkel onder de koelkast. De minst gegeven adviezen (figuur 5) zijn het plaatsen van antislip in bad (10,5%) of het plaatsen van een douchestoel (10,5%). Er wordt eveneens weinig het advies gegeven om de trap aan te passen (13,20%) of een toiletstoel te plaatsen (13,20%). Het plaatsen van een toiletstoel wordt meer uitgevoerd (80,00%) dan aanpassingen aan de trap (40,00%). Het meest uitgevoerde advies (figuur 6) betreft het verhogen van het bed (77,80%). Daarnaast wordt het plaatsen van een douchestoel, antislipmat in bad en het plaatsen van een toiletverhoger door drie vierde van de ouderen volledig uitgevoerd. Ouderen verplaatsen het minst de meubels (10%). Ze voeren eveneens weinig specifiek advies uit (23,10%) of advies omtrent tapijten (23,10%). Ouderen vonden de meeste adviezen makkelijk (65,8%) of zeer makkelijk (34,2%) om op te volgen. Slechts 7,9% van de ouderen gaf aan dat adviezen moeilijk waren om op te volgen. Na het uitvoeren van de ergotherapeutische adviezen waren de woningen matig veilig (34,2%) tot veilig (65,8%). Geen enkele woning behoort tot de onveilige of zeer onveilige categorie. Door de ergotherapeutische interventies hadden de woningen een gemiddelde veiligheidscoëfficiënt van 0,79. De woningen waren dus voor gemiddeld 79% veilig. 20

35 Tabel 3: aantal personen die een advies krijgen en de mate van uitvoering (n=38) gegeven advies (n=38) n, (%) volledig uitgevoerd deels uitgevoerd niet uitgevoerd Tapijt 26 (68,40) 23,10% 46,20% 30,80% Handgreep 25 (65,80) 44,00% 28,00% 28,00% Hoogte van zetel 16 (42,10) 68,80% 31,30% Specifiek advies 13 (34,20) 23,10% 15,40% 61,50% Meubels verplaatsen 10 (26,30) 10,00% 40,00% 50,00% Hoogte bed 9 (23,70) 77,80% 22,20% Badplank 9 (23,70) 66,70% 33,30% Toiletverhoger 8 (21,10) 75,00% 25,00% Trap 5 (13,20) 40,00% 60,00% Toiletstoel 5 (13,20) 60,00% 20,00% 20,00% Douchestoel 4 (10,5) 75,00% 25,00% Antislip bad 4 (10,5) 75,00% 25,00% Percentage gegeven adviezen 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Soorten adviezen Figuur 5: gegeven adviezen in 2015 (n=38) 21

36 Percentage uitvoering adviezen 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% volledig uitgevoerd deels uitgevoerd niet uitgevoerd Soorten adviezen Figuur 6: mate van uitvoering van de adviezen in 2015 (n=38) 3.3 Therapietrouw De gemiddelde therapietrouwscore volgens Cumming et al. (2001) is 0,54 (SD= ± 0,32). Meer dan de helft van de ouderen (65,8%) zijn bijgevolg therapietrouw. Dit houdt in dat ze minstens de helft van de gegeven adviezen uitvoeren. Er waren vijf ouderen (13,2%) volledig therapietrouw (score van 1,00). Bijgevolg voerden ze alle adviezen uit. Er waren eveneens vijf ouderen (13,2%) die geen enkel advies uitvoerden (score van 0,00). Tabel 4 geeft de (bijna) significante beïnvloedende factoren van therapietrouw weer. Een hogere therapietrouw houdt verband met het aantal thuiszorgdiensten & aanwezigheid van mantelzorg en het aantal interventies van ergotherapie@huis. Per bijkomende thuiszorgdienst, waaronder ook de aanwezigheid van een mantelzorger, verhoogt de therapietrouw met een factor van 1,90. Het aantal thuiszorgdiensten heeft een bijna significant verband met therapietrouw (OR= 1,72; p=0,064). Er is eveneens een bijna significant (p=0,065) verband tussen therapietrouw en de aantal interventies van ergotherapie@huis. De odds ratio om therapietrouw te zijn, ligt 1,36 22

37 keer hoger per extra interventie van Daarnaast blijkt ook de aanwezigheid van een thuisverpleegkundige of kinesitherapeut bij te dragen tot een verhoogde therapietrouw. Als er een thuisverpleegkundige aan huis komt, verhoogt de therapietrouw met een factor van 4,78. De aanwezigheid van een kinesitherapeut verhoogt de therapietrouw met een factor van 13. De aanwezigheid van een mantelzorger heeft een bijna significant verband met therapietrouw (OR= 5,11; p=0,086). Tabel 4: Beïnvloedende factoren van therapietrouw Odds Ratio (CI) p Aantal thuiszorgdiensten en aanwezigheid van 1,90 (1,07-3,37) 0,028 mantelzorg Aantal thuiszorgdiensten* 1,72 (0,97-3,05) 0,064 Aantal interventies ergotherapie@huis* 1,36 (0,98-1,88) 0,065 Aanwezigheid van een thuisverpleegkundige 4,78 (1,13-20,32) 0,034 Aanwezigheid van een kinesitherapeut 13,00 (1,46-115,66) 0,021 Aanwezigheid van een mantelzorger* 5,11 (0,79-32,97) 0,086 * bijna significante resultaten (0,05<p<0,10) 3.4 Adviezen en therapietrouw per ruimte In tabel 5 en figuur 7 wordt het aantal adviezen per ruimte weergegeven. In de badkamer en het toilet worden het meest adviezen gegeven en het meest uitgevoerd. Daarna volgt de woonkamer met gemiddeld 1,90 gegeven adviezen en gemiddeld 0,97 uitgevoerde adviezen. In de keuken werden het minst, gemiddeld één, advies gegeven. Vervolgens wordt in tabel 5 en figuur 8 de mate van therapietrouw per ruimte weergegeven. De slaapkamer is de ruimte met de hoogste therapietrouwscore (0,73). Daarna volgen de badkamer en het toilet met een therapietrouwscore van 0,65. De toegang tot het huis en de inkom zijn de ruimtes met de laagste therapietrouwscore (0,38). 23

38 Tabel 5: aantal adviezen en therapietrouw per ruimte Uitgevoerde adviezen, mean (± SD) Gegeven adviezen, mean (± SD) Therapietrouw, mean (± SD) Slaapkamer 1,13 (0,99) 1,62 (0,77) 0,73 (0,51) Badkamer en toilet 1,61 (1,32) 2,32 (1,54) 0,65 (0,42) Keuken 0,57 (0,54) 1,00 (0,00) 0,57 (0,53) Woonkamer 0,97 (0,87) 1,90 (0,82) 0,51 (0,44) Trap 0,40 (0,55) 1,20 (0,45) 0,40 (0,55) Inkom 0,43 (0,51) 1,10 (0,30) 0,38 (0,47) Toegang tot huis 0,50 (0,58) 1,25 (0,50) 0,38 (0,48) 2,5 Aantal adviezen 2 1,5 1 0,5 Gegeven adviezen Uitgevoerde adviezen 0 Ruimtes in de woning Figuur 7: Gemiddeld aantal gegeven en uitgevoerde adviezen per ruimte 24

39 Therapietrouwscore 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 * therapietrouw: score 0,50 Ruimtes in de woning Figuur 8: gemiddelde therapietrouwscore per ruimte 3.5 Kwalitatieve analyse van belemmerende factoren De antwoorden op de vraag Om welke redenen heb je de adviezen niet uitgevoerd? werden ondergebracht in de categorieën van het ASE-model: attitude, sociale norm, eigen effectiviteit, kennis & vaardigheden en barrière & stimuli. In figuur 9 wordt een beknopte overzicht weergegeven van de belemmerende factoren die hieronder uitgebreider besproken worden. Figuur 8: overzicht van de belemmerende factoren volgens ASE-model 25

40 3.5.1 Attitude Ouderen voeren een advies voornamelijk niet uit omwille van hun attitude. Meestal minimaliseren ouderen de problemen: het lukt nog zoals het nu is en de obstakels storen niet. Hierbij vermelden ze ook vaak dat hun huis al jaren zo is en ze dit al zo gewoon zijn: Een handgreep is niet nodig. Dat drempeltje is maar klein en ik ben dit al gewoon van vroeger. Het is eveneens opmerkelijk dat ouderen zeggen dat er geen probleem is, maar dat de onderzoeker wel ziet dat het moeizaam verloopt. Als ze wel beseffen dat het wat moeilijker lukt, hebben ouderen vaak een andere oplossing waardoor ze een hulpmiddel afwijzen. Ouderen installeren bijvoorbeeld geen handgreep omdat ze hun looprek of de radiator vastnemen. Bovendien geven ouderen soms aan dat ze over het advies gedacht hebben, maar hun woning op deze manier ook veilig is. Een mevrouw vond tapijten zachter om te vallen en dus beter voor valpreventie. Ouderen vinden het advies vaak niet belangrijk genoeg en stellen het uit naar de toekomst. Het advies zullen ze dus pas uitvoeren als het echt niet anders kan. Vaak benadrukken de ouderen wel dat ze het hulpmiddel nu kennen en weten waar ze dit kunnen aanschaffen in de toekomst. Daarnaast spelen ook gewoontes en persoonlijke voorkeur een belangrijke rol. Ouderen nemen hun tapijten niet graag weg omdat het niet mooi is of te leeg oogt. Een badplank wordt soms niet aangekocht omdat ouderen verkiezen om staand te douchen of zich aan de wastafel te wassen. Ouderen vinden bepaalde adviezen ook niet handig. Het vastplakken van tapijten vinden ze een belemmering bij het poetsen. Kortom vinden ze zichzelf vaak te oud om nog veel te veranderen aan hun gewoontes. Hierdoor zijn ouderen vastberaden en wijken ze niet af van hun eigen principes. Anderen hebben het advies al enige tijd geleden uitgevoerd, maar door slijtage vormt het nog steeds een probleem. Ouderen brengen bijvoorbeeld antislip onder hun tapijten aan. Ze zien het probleem als opgelost, terwijl de tapijten nog steeds kan schuiven door versleten antislip. Daarnaast zijn er ook ouderen die het advies deels opvolgen en het probleem als opgelost zien. Een mevrouw had bijvoorbeeld een handgreep opgehangen, maar op de verkeerde hoogte en met de verkeerde diameter. Dit omdat ze het design mooier vond en de raad van haar klusjesman had opgevolgd. 26

41 3.5.2 Sociale norm Naast de attitude van de ouderen beïnvloedt ook de omgeving of de bestaande sociale norm de uitvoering van adviezen. Vaak leidt de mening van de partner tot het niet uitvoeren van een advies. Partners hebben soms een andere mening waardoor ze elkaar moeten overtuigen van het goede. Ook de mantelzorger kan zowel belemmerend, als bevorderend werken. Meestal geeft de mantelzorger mee de doorslag om het advies uit te voeren. Soms vindt de mantelzorger het eveneens niet nodig om een hulpmiddel aan te schaffen. Bij de uitvoering kan de klusjesman eveneens een rol spelen. De klusjesman had bijvoorbeeld de handgrepen op een verkeerde hoogte geplaatst. Daarnaast houden ouderen ook rekening met anderen. Zo wou een mevrouw het tapijt niet wegnemen omdat de onderburen anders teveel lawaai zouden horen. Andere ouderen kunnen ook een positieve invloed hebben, omdat zij de hulpmiddelen wel al aangeschaft hebben. Tot slot kan ook de cultuur een rol spelen. Een oudere persoon heeft een wasritueel die belemmerd wordt door de toiletverhoger Eigen effectiviteit De eigen effectiviteit hangt deels samen met de attitude van de ouderen. Sommige ouderen denken dat het niet mogelijk is om vallen te voorkomen door woningaanpassing. De oorzaak van vallen ligt volgens deze ouderen bij zichzelf, waardoor een woningaanpassing hier niets aan kan veranderen. Ouderen vinden dat ze zelf voorzichtig moeten zijn bij het stappen, want een woning is nooit 100% veilig Kennis en vaardigheden Ouderen hebben niet altijd de kennis van de meest geschikte hulpmiddelen. Vandaar zijn de ouderen tevreden dat de ergotherapeut langskomt om hen te informeren over de hulpmiddelen. Gezien de verkregen informatie gaven ouderen in dit onderzoek niet aan dat ze te weinig kennis hadden. Daarnaast bleken vaardigheden niet echt een barrière, aangezien de meeste adviezen door anderen (mantelzorger, klusjesdienst en ergotherapeut) werden uitgevoerd. Enkel personen met dementie hadden moeite om de adviezen te herinneren, maar zij konden vaak rekenen op een mantelzorger. 27

42 3.5.5 Barrières en stimuli Tot slot zijn er nog enkele externe barrières die het onmogelijk maken om het advies uit te voeren. Ten eerste zijn er soms praktische of technische problemen. De bedbeugel past bijvoorbeeld niet tussen de lattenbodem of de muur is niet draagkrachtig. Een tweede belemmerende factor is de huisbaas of de verantwoordelijke organisatie. Een huurwoning beperkt ouderen soms om aanpassingen te doen zoals het plaatsen van een inloopdouche of het boren van gaten voor handgrepen. Daarnaast neemt de huisbaas of organisatie niet steeds zijn verantwoordelijkheid op om het gebouw te onderhouden. Ouderen vragen en willen zelf dat de aanpassingen uitgevoerd worden, maar zijn afhankelijk van de huisbaas voor de uitvoering. Ten derde vinden ouderen niet steeds het geschikte hulpmiddel. Hierdoor worden de problemen soms nog groter of moeten ze een ander hulpmiddel aanschaffen. Vervolgens werd door zeven ouderen de kostprijs als belemmerend ervaren. Het profiel van deze zeven ouderen varieert wel. Ze wonen in een gehuurde woning, sociale woning of een eigen woning. Er kan dus een onderscheid gemaakt worden tussen ouderen die het hulpmiddel niet kunnen of niet willen aankopen. Enerzijds waren er ouderen met een beperkte financiële draagkracht om een hulpmiddel aan te kopen. Door bijvoorbeeld schuldbemiddeling werden de hulpmiddelen niet in één keer aangekocht, maar wel doorheen de tijd. Anderzijds vonden sommige ouderen een hulpmiddel te duur. Een rubberen drempelhulp kost bijvoorbeeld 50 euro en er zijn minstens zes drempelhulpen nodig. Een oudere vrouw vond dit een te hoog bedrag voor een stukje rubber. Bovendien krijgt deze vrouw nu veel hulp van thuiszorgdiensten waardoor ze het niet meer nodig acht om zichzelf zelfstandig te kunnen verplaatsen. Deze financiële barrière kan wel opgelost worden door voldoende terugbetaling. De mate van terugbetaling varieert per hulpmiddel. Mogelijks is het financiële aspect onderbelicht, doordat ouderen sociaal wenselijk antwoorden. Tot slot zouden enkele ouderen verhuizen in de nabije toekomst. Bijgevolg voerden zij de adviezen minder goed uit. 28

43 4 DISCUSSIE 4.1 Interpretatie van de resultaten Beïnvloedende factoren op basis van het profiel van de ouderen Net zoals in het onderzoek van Cumming et al. (2001) waren in deze studie 65% van de ouderen therapietrouw. Vanuit kwantitatief onderzoek werden verschillende mogelijke beïnvloedende factoren voor therapietrouw gevonden. Ten eerste had het aantal thuiszorgdiensten waaronder de aanwezigheid van een mantelzorger een significant effect op de therapietrouw. Het aantal thuiszorgdiensten op zich vertoonde een bijna significant effect in deze studie (OR=1,72; p=0,064). Het aantal thuiszorgdiensten werd niet nagegaan in andere studies, maar woningaanpassing bleek wel het meest effectief bij fraile ouderen die bijgevolg een verhoogd valrisico hebben (Gillespie, et al., 2013; Clemson, et al., 2008). Aan het frailty-concept is een hogere hulpbehoevendheid en een hoger aantal comorbiditeiten gekoppeld (De Lepeleire, et al., 2009). Vandaar komt het stijgend aantal comorbiditeiten hoogstwaarschijnlijk overeen met een stijgend aantal thuiszorgdiensten. Hierdoor wordt gesteld dat dit bijna significant resultaat bevestigd wordt door verschillende internationale studies die een significant verband vonden tussen het aantal comorbiditeiten en therapietrouw (Cumming, et al., 2001; Currin, et al., 2012; Harvey, et al., 2014). Het aantal comorbiditeiten werd in dit onderzoek niet geregistreerd, wat een beperking is voor resultaten. Daarnaast zijn ook mobiliteitsproblemen gekoppeld aan het fraily-concept (De Lepeleire, et al., 2009). Op basis van de literatuur werd verwacht om in dit onderzoek eveneens een verband te vinden tussen de mobiliteit en therapietrouw (Harvey, et al., 2014). Mobiliteit had in dit onderzoek geen significant effect op de therapietrouw. Dit is mogelijk te wijten aan het kleine aantal deelnemers en de zelf opgestelde categorieën. Indien er een gestandaardiseerd meetinstrument gebruikt wordt, in plaats van zelf opgestelde categorieën, zou de dataverzameling meer betrouwbaar zijn en continue variabelen opleveren. Aansluitend hierbij werd er een verband tussen valgeschiedenis en therapietrouw verwacht (Harvey, et al., 2014). Valgeschiedenis had in deze studie geen effect op de therapietrouw. Wat eveneens zo was in het onderzoek van Cumming et al. 29

44 (2001) en Currin et al. (2011). Dit is mogelijks te verklaren doordat de valgeschiedenis gebaseerd is op zelfrapportage met belangrijke onderrapportering. Ten tweede werd een significant positief verband gevonden tussen de aanwezigheid van een thuisverpleegkundige of kinesitherapeut en therapietrouw. Dit is mogelijk te verklaren doordat deze hulpverleners vaak bijdragen aan een multifactorieel valpreventieprogramma, wat het meest effectief is (Chase, et al., 2012; Karlsson, et al., 2013; Gillespie, et al., 2012). Vandaar maken de thuisverpleegkundige en kinesitherapeut deel uit van de praktijkrichtlijn valpreventie bij thuiswonende ouderen (Milisen, et al., 2010). Dit betekent echter niet dat deze hulpverleners kennis hebben van de praktijkrichtlijn. Het Vlaams onderzoek van Leysens, et al. (2015) toont aan dat slechts 26% van de verpleegkundigen en 42% van de kinesitherapeuten hiervan op de hoogte zijn. Ondanks het feit dat sommige hulpverleners de richtlijn niet kennen, vindt 54% van de verpleegkundigen en 77% van de kinesitherapeuten dat ze voldoende kennis hebben om valpreventiemaatregelen uit te voeren. Het onderzoek van Leysens, et al. (2015) geeft weer dat een diepgaande evaluatie van de woning en omgeving een taak is van de ergotherapeut (vaak 28%, altijd 71%). Al wordt deze omgevingsevaluatie ook vaak door de verpleegkundigen (vaak: 38%, altijd: 20%) of kinesitherapeuten (vaak: 36%, altijd 21%) uitgevoerd (Leysens, et al., 2015). Verpleegkundigen en kinesitherapeuten zijn dus vertrouwd met mogelijke valpreventiemaatregelen omtrent de woning, waardoor ze adviezen nogmaals kunnen herhalen. Daarnaast hebben verpleegkundigen en kinesitherapeuten frequenter contact met de ouderen, waardoor ze een betere vertrouwensband hebben. Ouderen worden meer aangemoedigd om adviezen uit te voeren indien ze een persoonlijke uitnodiging krijgen van een vertrouwd persoon. Ook sociale steun van zowel familie als hulpverleners moedigt ouderen aan om adviezen uit te voeren (WHO, 2007). Ten derde werd een bijna significant (p=0,065) verband gevonden tussen therapietrouw en het aantal interventies van Dit schetst de meerwaarde van de dienst die meer huisbezoeken verricht dan andere ergotherapeutische instanties. Meerdere interventies kunnen voldoen aan de nood aan follow-up van ouderen (Dickinson, et al., 2011; Tanner, et al., 2008). 30

45 Naast de thuiszorgdiensten werd eveneens verwacht dat hulp van mantelzorg een invloed zou hebben op de therapietrouw net zoals bij Cumming et al. (2001). Het effect van mantelzorg was in deze studie bijna significant (OR=5,11; p=0,086). Onderzoek bij een grotere populatie is wenselijk om de significantie verder te onderzoeken. In dit onderzoek was de mantelzorger vaak de contactpersoon en was deze meestal tijdens het huisbezoek. Vandaar ervaarde de onderzoeker een sterke betrokkenheid van de mantelzorger. De onderzoeker concludeerde vanuit zijn observaties dat deze betrokkenheid zowel een positieve invloed had op het uitvoeren van de adviezen, als op het behouden van verandering. Het WHO ziet sociale steun eveneens als een bevorderende factor om advies uit te voeren (WHO, 2007). Bovendien hechten ouderen ook zelf belang aan sociale steun bij het uitvoeren van valpreventieprogramma s (Bunn, et. al., 2008; Child, et al., 2012; Dickinson, et al., 2011; Pin, et al., 2015; Yardley, et al., 2006a) Beïnvloedende factoren volgens model van gedragsverandering Op basis van het onderzoek van Cumming et al. (2001) werd verwacht om in dit onderzoek een significant effect te vinden voor het geloof dat woningaanpassing vallen kan voorkomen. Het effect van de attitude van ouderen werd niet bevestigd door de kwantitatieve analyses van dit onderzoek, maar kwam wel vaak aan bod in de kwalitatieve analyse. De antwoorden werden in de kwalitatieve analyse volgens het ASE-model (de Vries, et al., 1988) geordend namelijk: attitude, sociale norm, eigen effectiviteit, kennis & vaardigheden en barrières & stimuli. Eerst en vooral hebben ouderen in dit onderzoek een attitude waarbij ze de problemen minimaliseren en niet belangrijk vinden. Ouderen zullen het advies pas uitvoeren als het echt niet anders kan. Dit kan eveneens een mogelijke verklaring bieden voor de resultaten uit kwantitatieve analyse. Er is namelijk een significant verband tussen therapietrouw en aantal thuiszorgdiensten en de aanwezigheid van mantelzorg, wat zoals hierboven beschreven hoogstwaarschijnlijk verbonden is met meerder comorbiditeiten. Aangezien ouderen veranderingen vaak uitstellen naar de toekomst, zullen ze hoogstwaarschijnlijk meer beperkingen ervaren. Het is aannemelijk dat ergotherapeuten meer adviezen zullen geven aan personen die meer beperkingen ervaren. Vandaar is het mogelijk dat ouderen 31

46 die meer adviezen krijgen en dus meer problemen ondervinden, meer adviezen uitvoeren en bijgevolg meer therapietrouw zijn. Ten tweede zien ouderen vanuit hun eigen effectiviteit het nut niet in om woningaanpassing door te voeren. In dit onderzoek wijten ouderen vallen aan een interne oorzaak, waardoor ze vallen niet kunnen voorkomen met een externe verandering zoals woningaanpassing. Verder werd ook de sociale omgeving als belemmerende factor weergegeven in dit onderzoek. Dit is een aanvulling op de bestaande literatuur die sociale contacten voornamelijk als bevorderende factor beschrijft (Bunn, et. al., 2008; Child, et al., 2012; Dickinson, et al., 2011; Pin, et al., 2015; Yardley, et al., 2006a). Deze eerste drie componenten (attitude, sociale norm en eigen effectiviteit) bepalen de intentie om het gedrag uit te voeren (de Vries, et al., 1988). Aangezien deze drie componenten bij de onderzochte ouderen voornamelijk belemmerend zijn bij het uitvoeren van adviezen, leidt dit niet tot de intentie om de woningaanpassingen uit te voeren. Dit sluit eveneens aan bij het transtheoretisch model van Prochaska en Diclemente (1992). Aangezien de onderzochte ouderen zich nog niet bewust zijn van het probleem of de voor- en nadelen van verandering nog afwegen, bevinden ze zich nog in de fase van (pre)contemplatie volgens het model van Prochaska & Diclemente (1992). Indien ouderen wel de intentie hebben om woningaanpassing uit te voeren kunnen ze volgens het ASE-model nog belemmerd worden door kennis & vaardigheden of barrières & stimuli (de Vries, et al., 1988). De onderzochte ouderen hadden niet steeds kennis van hulpmiddelen, maar dit tekort aan informatie werd opgevangen door de ergotherapeutische interventie. De ouderen erkenden wel enkele barrières om woningaanpassingen uit te voeren. Een eerste barrière is het huren van een woning, waardoor de huurder opgelegd is aan bepaalde regels van de huisbaas. Opmerkelijk is dat het huren van een woning geen significant effect heeft vanuit kwantitatieve analyses, net zoals in het onderzoek van Harvey et al. (2014). Een tweede barrière is het financiële aspect van de woningaanpassingen. Ouderen gaven de kostprijs niet vaak aan als barrière. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat ouderen de kostprijs van een hulpmiddel niet als belemmering zien als de kost billijk is (Child, et al., 2012). Bovendien zijn ouderen ook minder bezig met de prijs van een hulpmiddel doordat ze 32

47 geen interesse hebben om woningaanpassingen door te voeren (Kruse, et al., 2010). Tot slot geeft de literatuur weer dat ouderen onvoldoende participatie en inspraak hebben tijdens de interventies (Pin, et al., 2015; Tanner, et al., 2008). In dit onderzoek heeft niemand aangegeven dat ze onvoldoende actief betrokken waren bij de interventies. De ergotherapeuten hebben bijgevolg de principes van empowerment goed toegepast. Kortom zijn er veel verschillende beïnvloedende factoren die het uitvoeren van adviezen omtrent woningaanpassing kunnen belemmeren. Voor de ergotherapeut is het van belang om te weten in welke fase van gedragsverandering de oudere zich bevindt. Hierdoor kan de ergotherapeut zijn begeleidingsstijl aanpassen en inspelen op de belemmerende factoren Beschrijving gegeven en uitgevoerde adviezen Naast de beïnvloedende factoren werden eveneens de gegeven en uitgevoerde adviezen in dit onderzoek beschreven. In dit onderzoek werden 200 adviezen gegeven waarvan er 117 adviezen (58,5%) deels of volledig werden uitgevoerd. In dit onderzoek werd net als in de literatuur het meest het advies gegeven om de tapijten veiliger te maken of weg te nemen (Cumming, et al., 2001; Currin, et al., 2011; Harvey, et al., 2014). Dit advies werd zowel in dit onderzoek als in andere studies het minst uitgevoerd (Cumming, et al., 2001; Currin, et al., 2011; Harvey, et al., 2014). Daarnaast werd heel vaak geadviseerd om een handgreep te plaatsen net als in het onderzoek van Currin, et al. (2011). In de literatuur is het plaatsen van handgrepen eveneens het meest uitgevoerde advies (Currin, et al., 2001; Harvey, et al., 2014). In dit onderzoek wordt het advies van handgrepen procentueel vaak uitgevoerd, maar zijn er nog verschillende andere adviezen die meer worden uitgevoerd. Het uitvoeren van adviezen lijkt in dit onderzoek gemakkelijker als ouderen objecten moeten toevoegen aan de omgeving, dan als ouderen de bestaande omgeving moeten veranderen. Bijgevolg zijn ouderen meer therapietrouw bij het uitvoeren van adviezen zoals het plaatsen van verhoogblokken of toiletverhoger. Daarnaast blijkt uit de 33

48 literatuur dat ouderen vaker een advies uitvoeren indien ze hulp krijgen van familieleden (Cumming et al., 2001) of van een externe organisatie (Currin et al., 2011). Dit werd niet bevraagd in het onderzoek, maar kon afgeleid worden uit observaties van de onderzoeker. Ouderen kregen vaak hulp van familieleden of van de klusjesdienst om adviezen uit te voeren. Deze adviezen zijn vaak structurele veranderingen waardoor ze meer therapietrouw worden opgevolgd. Daarnaast werden alle adviezen en de therapietrouw weergegeven per ruimte. Net als in het onderzoek van Currin et al. (2011) werden het meest adviezen gegeven in de badkamer. Er werden eveneens het meest adviezen uitgevoerd in de badkamer. In absolute cijfers heeft de badkamer dus het meest gegeven en uitgevoerde adviezen, maar procentueel gezien is de slaapkamer de ruimte met de hoogste therapietrouwscore. Ook in het onderzoek van Currin et al. (2011) leidde een advies in de slaapkamer tot een significant hogere therapietrouw (OR= 3,17 met CI [1,04-9,62]). Vervolgens is de minst therapietrouwe ruimte de inkom. Dit is vooral te wijten aan ouderen die hun deurmatjes niet willen wegdoen of voorzien van antislip. Dit beschrijvend onderdeel geeft beknopte achtergrondinformatie voor ergotherapeuten over de mogelijke therapietrouw bij het geven van een bepaald advies in een bepaalde ruimte. Deze gegevens zijn gebaseerd op de gegevens van maar kunnen eveneens een beeld schetsen voor andere ergotherapeuten gezien er weinig Vlaams onderzoek voorhanden is. 4.2 Beperkingen en aanbevelingen voor onderzoek De beperkingen van dit onderzoek betreffen ten eerste het kleine aantal deelnemers. Het klein aantal deelnemers beperkt de mogelijkheid om significante effecten te vinden in de logistische regressieanalyse. Bovendien is het onderzoek er pas gekomen nadat de interventies uitgevoerd waren. Hierdoor was het niet mogelijk om een voormeting te doen en de omgeving van de ouderen te controleren. Dit onderzoek geeft vooral een beeld van de dagelijkse werking van Ergotherapeuten gaven naast adviezen over woningaanpassing, ook nog adviezen over loophulpmiddel, gedrag, 34

49 thuiszorg, etc. Elk van deze adviezen kan ook een effect hebben op valpreventie, maar werd hier niet opgenomen. Ten tweede werd gebruik gemaakt van nietgestandaardiseerde meetinstrumenten zoals de VOTO-score en zelf opgestelde vragen. Dit heeft een impact voor de betrouwbaarheid en validiteit van de gegevensverzameling. Ook het niet registreren van de comorbiditeiten, is een beperking van dit onderzoek. Tot slot waren de variabelen zowel continue als categorisch, wat de mogelijkheden voor statistische analyses beperkt. Toekomstig onderzoek zou een wetenschappelijk onderbouwde interventie kunnen opstellen voor ergotherapeutische thuisinterventies omtrent woningaanpassing in het kader van valpreventie. Deze interventies spelen in op de belemmerende factoren van dit onderzoek en de internationale literatuur. Door een systematische uitvoering en opvolging van deze interventies kan het effect op therapietrouw nagegaan worden. Daarnaast kan dit onderzoek de effectiviteit van de ergotherapeutische interventies aantonen. 35

50

51 5 BELEIDSAANBEVELINGEN Vanuit de resultaten van dit onderzoek worden enkele beleidsaanbevelingen voorgesteld op macro-, meso- en microniveau. Elk van deze beleidsaanbeveling betreft ergotherapie aan huis en/of valpreventie. Ergotherapeutische interventies dragen bij tot de ondersteuning om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. (De Block, Toekomstpact voor zorgzekerheid. Uw zorg is onze zorg, 2014; Vandeurzen, 2010; Paulus, Van den Heede, & Mertens, 2012). Vandaar draagt het ook bij tot het versterken van eerstelijnszorg in de omgeving. Andere hulpverleners kunnen bepaalde taken toekennen aan de ergotherapeuten (Paulus, et al., 2012). Bovendien beveelt Vlaams minister Jo Vandeurzen (2010) ergotherapeuten aan bij interventies omtrent woningaanpassing. 5.1 Macro-niveau Aanbeveling 1: Het voorzien van terugbetaling voor ergotherapie aan huis bij ouderen Uit dit onderzoek wordt de meerwaarde aangegeven van het aantal interventies door een ergotherapeut om de therapietrouw te verhogen. Binnen het huidige terugbetalingssysteem, van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV), komen enkel volwassen personen in aanmerking en dit in een specifieke situatie. Er is terugbetaling mogelijk voor personen met een complexe orthopedische of neurologische problematiek indien ze doorverwezen werden door een revalidatiearts van een erkend revalidatiecentrum. De behandeling moet opgenomen worden binnen de zes maanden na ontslag uit een revalidatiecentrum (Koninklijk besluit van 27 mei 2014). Ouderen krijgen voornamelijk ergotherapeutische thuisbegeleiding door ergotherapeuten die tewerkgesteld zijn in een regionaal of een lokaal dienstencentrum. Het aantal interventies is meestal beperkt. De complexiteit van de problematiek vereist meerdere interventies, daarom wordt voorgesteld om terugbetaling te voorzien voor meerdere ergotherapeutische thuisinterventies voor ouderen. Gezien de bewezen meerwaarde van woningaanpassingen bij ouderen wordt voorgesteld om de terugbetaling van ergotherapie uit te breiden. Hierbij mag het huidig 37

52 aantal interventies, zoals van toepassing binnen de erkende nomenclatuurfinanciering, met bijbehorende inhoud gelijk blijven. Er wordt voorgesteld om de terugbetaling uit te breiden naar geriatrische problemen. Hierbij aansluitend is het noodzakelijk om het voorschrift van een revalidatiearts uit te breiden naar een voorschrift van een huisarts of geriater zonder de vereiste om voorafgaand een revalidatieprogramma doorlopen te hebben. Aanbeveling 2: Verder blijven inzetten op valpreventiecampagnes die gericht zijn op het bekendmaken van de voordelen van valpreventie voor de gehele ouderenpopulatie. Uit kwalitatieve analyse van dit onderzoek blijkt voornamelijk dat ouderen vaak problemen minimaliseren. Ouderen vinden de adviezen dikwijls niet belangrijk genoeg en volgen eerder hun eigen gewoontes en persoonlijke voorkeuren. Vandaar is er nood aan educatie over valpreventie voor de hele populatie (Yardley, et al., 2007; Vandeurzen, 2010). Aangezien nog niet alle ouderen zich niet bewust zijn van mogelijke valgevaren is het aangewezen om verder te blijven inzetten op valpreventiecampagnes door de overheid en het Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen (EVV; Vandeurzen, 2010). Yardley et al. (2007) hebben enkele algemene aanbevelingen opgesteld om het engagement van ouderen in valpreventieprogramma s te promoten. Valpreventie moet zich richten op de hele populatie en op de onmiddellijke voordelen. In deze campagnes is ook sociale aanmoediging door bijvoorbeeld rolmodellen belangrijk (Yardley, et al., 2007). Aanbeveling 3: Het Vlaams Ergotherapeutenverbond vzw (VE) en de andere betrokken stakeholders ondersteunen de profilering van ergotherapie aan huis bij de andere thuiszorgdiensten en hulpverleners. Om ergotherapie aan huis in praktijk door te voeren is er nood aan meer bekendheid van het beroep. Het is aan te raden dat het Vlaams Ergotherapeutenverbond vzw mee verder inzet op de profilering van ergotherapie. Hierbij kan ergotherapie meer bekend gemaakt 38

53 worden via de sociale kaart, de samenwerking eerstelijnszorg (SEL), Geïntegreerde Diensten voor Thuisverzorging (GDT), zorgzoeker en andere betrokken beroepsgroepen. De federale overheid wil inzetten op samenwerkingsverbanden rond huisartsenkringen (De Block & Open-vld, Toekomstpact voor zorgzekerheid. Uw zorg is onze zorg, 2014). Vandaar is het belangrijk om vooral de huisartsen te informeren omtrent ergotherapie, want zij zijn een belangrijke doorverwijzer. Dit kan in samenwerking met Domus Medica aan de hand van een vorming met bijbehorende indicatorenset dat aangeeft wanneer artsen kunnen doorverwijzen naar een ergotherapeut (De Coninck, Van Vooren, Despiegelaere, & Vanhove, 2011). Tot slot kan het Vlaams ergotherapeutenverbond vzw een functieprofiel voor de ergotherapeut in de thuiszorg bij ouderen beschikbaar stellen. Aanbeveling 4: Het Vlaams Ergotherapeutenverbond vzw (VE) en de opleidingen ergotherapie aan de hogescholen promoten een wetenschappelijk onderbouwde methodiek voor een ergotherapeutische interventie bij woningaanpassingen. Aangezien woningaanpassingen in het kader van valpreventie effectief zijn (Gillespie, et al., 2012) kan het VE gestructureerde en wetenschappelijk onderbouwde interventies opstellen over woningaanpassing bij valpreventie. Dit kan bijvoorbeeld door de bestaande ergotherapeutische richtlijn bij thuiswonende ouderen in Vlaanderen (De Coninck, 2010) up te daten. Om de therapietrouw te verhogen houdt het VE rekening met de belemmerende factoren en de uitgevoerde adviezen uit dit onderzoek en de internationale literatuur. Hierbij kan het VE zich baseren op de klinische richtlijnen voor ergotherapeuten bij woningaanpassingen door Stark, Somerville, Keglovits, Smason & Bigham (2015). Deze aanbeveling draagt eveneens bij tot het onderhouden van wetenschappelijke kennis op macroniveau (Paulus, et al., 2012). 39

54 Aanbeveling 5: In de opleiding ergotherapie worden methodieken aangeleerd die de therapietrouw bij interventies kunnen verhogen. Deze aanbeveling sluit aan bij het competentieprofiel van ergotherapie, meerbepaald bij competentie 12: Redeneert en handelt evidence based in de verschillende aspecten van praktijkuitvoering en integreert de verworven kennis en vaardigheden met het oog op het participeren aan praktijkgericht onderzoek. (Nederlands-Vlaamse accrediteringsorganisatie (NVAO), 2014). Bovendien geeft de onderwijsvisitatie over ergotherapie aan dat de evidence based practice erg varieert tussen de acht Vlaamse hogescholen. De meeste opleidingen zijn volop een aanpak rond evidence based practice aan het ontwikkelen, maar hier valt nog een weg af te leggen (Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA), 2012). Een review van internationale literatuur omtrent evidence based practice door ergotherapeuten toont aan dat ergotherapeuten het belang en de meerwaarde van evidence based practice inzien, maar niet noodzakelijk uitvoeren. Volgende barrières voor evidence based pracice worden weergegeven: werk- en tijdsdruk, onvoldoende personeel of financiering, te weinig kennis, te weinig vaardigheden, geen organisatorische ondersteuning, relevantie en beschikbaarheid evidence, communicatie en team functioneren, te veel moeite, persoonlijke motivatie en conflict met cliëntgericht werken (Upton, Stephens, Williams, & Scurlonck-Evans, 2014). De opleiding ergotherapie kan voornamelijk inspelen op het aanleren van vaardigheden en kennis omtrent evidence based practice voor toekomstige ergotherapeuten. Hierbij wordt eveneens een terugkoppeling naar de praktijk gemaakt, aangezien ergotherapeuten vaak een kloof tussen praktijk en wetenschappelijk onderzoek ervaren (Upton, et al., 2014). Vandaar kan de methodiek uit aanbeveling vier in de opleiding worden aangeleerd op zowel een wetenschappelijke als praktijkgerichte manier. 40

55 Aanbeveling 6: Digitaliseren van de patiëntenregistratie waarbij het ergotherapeutische dossier compatibel is met de registratiedossiers van andere hulpverleners. Om aanbeveling 11 en 13 op meso- en microniveau effectief te kunnen doorvoeren is er nood aan een overkoepelend beleid. In het KCE-rapport wordt voorgesteld om een Globaal Medisch dossier (GMD) elektronisch ter beschikking te stellen. Dit GMD omvat zowel de klassieke informatie (zoals medische voorgeschiedenis en het zorgplan van de patiënt) als specifieke zorgmodules. De uitwisseling van gezondheidszorggegevens tussen verschillende hulpverleners is mogelijk dankzij het ehealth-platform (Paulus, et al., 2012). Momenteel is er een Belgisch pilootproject BelRAI om cliëntgegevens uniform en online te registreren in de thuiszorg, residentiële zorg en acute ziekenhuiszorg. BelRAi beoogt om een multidisciplinaire aanpakt te bevorderen door medici, paramedici en andere hulpverleners verschillende items van het interraiinstrument te vervolledigen. Voor ergotherpeuten werkzaam in de thuiszorg zijn vooral de items algemeen dagelijks functioneren, mantelzorg & steun en beoordeling van de omgeving relevant (BelRAI, 2015). 5.2 Meso-niveau Aanbeveling 7: De dienst ergotherapie aan huis behouden met mogelijke uitbreiding in de toekomst. Het is aangewezen om de dienst ergotherapie aan huis in de toekomst te behouden om verschillende redenen. Ten eerste werd in deze studie de meerwaarde van het groot aantal huisbezoeken door ergotherapie aan huis aangetoond, wat deze dienst uniek maakt. Bovendien dragen de ergotherapeutische interventies bij aan active ageing en ageing in place. Waardoor senioren langer, zelfstandig en kwaliteitsvoller thuis blijven wonen (WHO, 2015). Daarnaast stijgt het aantal 65-plussers met 58% vanaf het heden. Bovendien zal het aantal 85-plussers toenemen met 192% (Vandresse, et al., 2015). Deze leeftijdsgroep is onderhevig aan verschillende verouderings-verschijnselen, die een multiple problematiek tot gevolg hebben (De Lepeleire, et al., 2009). Gezien het aantal ouderen en de zorgnood bij ouderen stijgt, zal de nood aan hulpverleners (De Block, Toekomstpact voor zorgzekerheid. Uw zorg is onze zorg, 2014), waaronder 41

56 toenemen. In de toekomst zal er bijgevolg nood zijn aan bijkomende ergotherapeuten om deze complexe dossiers op te volgen. Er is een blijvende opvolging en planning noodzakelijk omtrent de evolutie van de toekomstige nood aan zorgpersoneel (Paulus, et al., 2012). Regionaal is het belangrijk om de dienst van te blijven behouden voor de ouderen, aangezien ouderen nood hebben aan continuïteit en follow-up (Dickinson, et al., 2011). In de toekomst zou eveneens een systematische follow-up kunnen voorzien. Uit eigen ervaring merk ik dat ouderen vaak een nieuwe hulpvraag hebben na een bepaalde tijd, maar niet steeds zelf contact opnemen. Aanbeveling 8: De mogelijkheid creëren om ouderen eveneens aanpassingen te laten doorvoeren in sociale woningen van de huisvestigingsmaatschappij. De nieuwe of vernieuwde sociale woningen zijn aangepast aan de noden van ouderen. In dit onderzoek werden het meest adviezen gegeven in de badkamer en toilet, maar deze werden niet noodzakelijk allemaal uitgevoerd. Bovendien toont Vlaams onderzoek aan dat 40,1% van de onderzochte 60-plussers verblijft in een ernstig onaangepaste woning en 45,5% in een matig onaangepaste woning. De woning was voornamelijk onaangepast bij 80-plussers, ouderen met een fysieke beperking en bij huurwoningen (De Witte, et al., 2012). Bijgevolg is het aangewezen om in nieuwe sociale woningen en bij verbouwingen van sociale woningen zeker de badkamer en het toilet aan de noden van ouderen aan te passen. Voornamelijk het plaatsen van handgrepen en een inloopdouche zijn van belang. Hierbij moeten de criteria van Gent OCMW Levensloopbestendig Design (GOLLD) verder opgevolgd worden. Dit geldt eveneens voor alternatieve woonvormen zoals assistentiewoningen, groeps- en kangoeroewonen (Ouderenbeleidsplan ). Daarnaast kan de huisvestigingsmaatschappij een aanspreekpunt voorzien om ouderen een aanvraag te laten indienen tot een woningaanpassing. Vandeurzen streeft eveneens naar levenslang en aanpasbaar wonen, waarbij de overheid een minimum aantal levenslange en duurzame woningen moet aanbieden (Vandeurzen, 2010). 42

57 Aanbeveling 9: Stad Gent of de provincie voorziet een subsidie voor ouderen die hun woning levensloopbestendig maken. Sommige ouderen gaven financiële redenen aan om een advies niet uit te voeren. Stad Gent zou een subsidie kunnen voorzien voor ouderen die hun woning levensloopbestendig verbouwen. Hierbij vragen de ouderen advies van een ergotherapeut. Nadat de ergotherapeut het voorstel tot aanpassing bijstuurt en goedkeurt, kan een aanvraag voor subsidie bij stad Gent worden aangevraagd. Momenteel wordt dit voorstel tot een subsidie beperkt tot stad Gent, omdat andere steden niet altijd een dienst zoals aanbieden. Vandaar kan deze aanbeveling later uitgebreid worden naar de provincies indien elk OCMW beschikt over een ergotherapeut die instaat voor de aanbevelingen omtrent levensloopbestendig bouwen. Aanbeveling 10: Blijven sensibiliseren en informeren van ouderen en hun mantelzorgers aangaande valpreventie. Deze aanbeveling sluit aan bij aanbeveling twee, waardoor de eerder beschreven aanbevelingen van Yardley et al. (2007) hier eveneens van toepassing zijn. Sensibilisatie, educatie, motivatie en opvolging wordt voorzien door ouderenverenigingen, thuiszorgdiensten, lokale en regionale dienstencentra, dagverzorgingscentra, open huizen (vroeger clubhuizen), OCMW s, mutualiteiten en de SEL. Daarnaast wordt voorgesteld om ook mantelzorgverenigingen te sensibiliseren en informeren (Vandeurzen, 2010). Het is belangrijk om de mantelzorger steeds actief te betrekken zowel bij het informeren als bij latere interventies (De Block, 2014; Paulus, et al., 2012). Verder hebben ook de arts en andere thuiszorgdiensten er belang bij om de werking van te kennen, want zij kunnen de ouderen informeren en doorverwijzen. Andere hulpverleners kunnen eveneens mee opvolgen of de adviezen worden uitgevoerd. Ook de ergotherapeuten dragen bij tot het voldoende uitwisselen van informatie met de mantelzorger, andere thuiszorgdiensten en de arts. Dit draag bij tot een hogere therapietrouw gezien het significant verband met thuiszorgdiensten. Deze 43

58 informatie kan persoonlijk, telefonisch, via mail of via een thuiszorgschrift uitgewisseld worden. Ook een elektronisch patiëntendossier zoals in aanbeveling 6 draagt bij tot gegevensuitwisseling. Aanbeveling 11: Ergotherapeuten, onderzoekers of leden van het Vlaams Ergotherapeutenverbond vzw staan mee in voor de digitalisering van meetinstrumenten. De digitalisering van meetinstrumenten zoals de VOTO-score dragen bij tot een verhoogde gebruiksvriendelijkheid en efficiënt werken. De resultaten van het meetinstrument kunnen eveneens onmiddellijk overgenomen worden in het elektronisch patiëntendossier. Dit draagt eveneens bij tot aanbeveling Micro-niveau Aanbeveling 12: De ergotherapeuten verdiepen zich methodieken om de therapietrouw bij ouderen te verhogen. Meer dan de helft van de ouderen (65,8%) was therapietrouw in dit onderzoek. Er waren slechts vijf ouderen (13,2%) die alle adviezen uitvoerden en volledig therapietrouw waren. Om de therapietrouw te verhogen worden vanuit de literatuur enkele aandachtspunten voorgesteld. Eerst en vooral moeten de interventies cliëntgericht en bijgevolg op maat zijn (Nyman & Ballinger, 2008; Pin et al., 2015; Yardley et al., 2007). Het is belangrijk om persoonlijke factoren van de ouderen in kaart te brengen. Dit kan aan de hand van de opgestelde richtlijn door Stark, et al.(2015). Aansluitend hierbij moeten ouderen ook actief participeren en betrokken zijn bij de interventies. Tijdens het gehele proces is het van belang om nadruk te leggen op alle voordelen van de woningaanpassingen en niet enkel te focussen op het vallen voorkomen (Yardley, et al., 2007). Tot slot is het voor de ergotherapeut belangrijk om te weten in welke fase van het transtheoretisch model van Prochaska en Diclemente de oudere zich bevindt en welke begeleidingsstijl hier het best bij past (Nyman & Ballinger, 2008). 44

59 Aanbeveling 13: Er wordt gebruik gemaakt van een adequaat meetinstrument, bijvoorbeeld de VOTO-score, bij het uitvoeren van een huisbezoek. Ouderen hebben niet altijd inzicht in mogelijke valgevaren. Dit is echter een vereiste om de nood te ervaren om deel te nemen aan valpreventie (Calhoun, et al., 2011). Uit de literatuur wordt aangeraden om via een meetinstrument na te gaan wat de noden van de oudere zijn (Nyman & Ballinger, 2008). Vanuit mijn eigen ervaring vind ik het nuttig om de VOTO-score (Verstraete, et al., 2009) standaard op te nemen in elke huisbezoek omtrent valpreventie en woningaanpassing. De VOTO is snel af te nemen en geeft een objectief beeld weer van de woning. De meerwaarde situeert zich vooral in de grafiek op het einde die weergeeft hoe veilig de woning is. De ergotherapeuten zouden deze grafiek aan de ouderen kunnen tonen om het effectieve valgevaar in hun woning weer te geven. Op die manier zullen ouderen misschien meer inzicht verkrijgen in mogelijke valgevaren. 45

60

61 6 CONCLUSIE De effectiviteit van de ergotherapeutische interventies is afhankelijk van de therapietrouw van de ouderen. Vandaar gaat dit onderzoek na wat therapietrouw is bij ouderen die advies krijgen omtrent woningaanpassingen in het kader van valpreventie door in groot Gent. gaf voornamelijk interventies aan Nederlandstalige vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 83 jaar. De onderzochte ouderen (n=38) kregen 200 adviezen, waarvan de twee meest voorkomende adviezen het wegnemen of veiliger maken van tapijten en het plaatsen van handgrepen betreft. Gebaseerd op de ruimte werden het meest adviezen gegeven in de badkamer en het toilet. Van deze 200 gegeven adviezen werden er 117 adviezen (58,5%) deels of volledig uitgevoerd. De meest uitgevoerde adviezen betreffen de hoogte van het bed, het plaatsen van een douchestoel, een toiletverhoger en een antislipmat in bad. Vandaar zijn de badkamer en het toilet de ruimtes in de woning waarin het meest adviezen worden uitgevoerd. Op basis van het aantal gegeven en uitgevoerde adviezen hadden de onderzochte ouderen een gemiddelde therapietrouwscore van 0,54 volgens Cumming et al. (2001). Aangezien therapietrouw een complex proces is, werden de beïnvloedende factoren kwantitatief en kwalitatief nagegaan. Uit kwantitatieve analyse bleken drie significant beïnvloedende factoren: aanwezigheid van kinesitherapeut, aanwezigheid van een thuisverpleegkundige en het aantal thuiszorgdiensten waaronder mantelzorg. Vervolgens blijkt uit kwalitatieve analyse dat attitude en eigen effectiviteit de belangrijkste belemmerende factoren zijn om adviezen uit te voeren. Ouderen geloven niet dat woningaanpassing vallen kan voorkomen en stellen de uitvoering van adviezen vaak uit naar de toekomst. Dit sluit aan bij de theoretische modellen van gedragsverandering (Prochaska & Diclemente, 1992; de Vries, et al., 1988). Het is aangewezen om verder onderzoek te voeren naar methodieken, op basis van de modellen van gedragsverandering, om op deze belemmerende factoren in te spelen. 47

62 Wat wisten we al uit de literatuur en werd door dit onderzoek bevestigd? 65% van de ouderen is therapietrouw attitude als belemmerende factor bij uitvoeren van adviezen belang van het model van gedragsverandering tapijten weg doen of veilig maken is het meest gegeven advies en minst uitgevoerd er worden het meest adviezen gegeven in de badkamer Wat heeft dit onderzoek ons bijgebracht? significante relatie van therapietrouw met aantal thuiszorgdiensten waaronder mantelzorg significante relatie van therapietrouw met aanwezigheid van een thuisverpleegkundige of kinesitherapeut bijna significant verband tussen therapietrouw en het aantal interventies van beschrijving van de meest gegeven en uitgevoerde adviezen voor beschrijving van de therapietrouw per ruimte 48

63 7 LITERATUURLIJST BelRAI. (2015, oktober 12). Opgeroepen op mei 5, 2016, van BelRAI: Bunn, F., Dickinson, A., Barnett-Page, E., Mcinnes, E., & Horton, K. (2008). A systematic review of older people's perceptions of facilitators and barriers to participation in falls-prevention interventions. Ageing and Society, 28, Calhoun, R., Meischke, H., Hammerback, K., Bohl, A., Poe, P., Williams, B., et al. (2011). Older Adult's Perceptions of Clinical Fall Prevention Programs: A Qualitative Study. Journal of Aging Research. Chase, C., Mann, K., Wasek, S., & Arbesman, M. (2012, Mei/juni). Systematic Review of the Effect of Home Modification and Fall Prevention Programs on Falls and the Performance of Community-Dwelling Older Adults. The American Journal of Occupational Therapy, 66, Child, S., Goodwin, V., Garside, R., Jones-Hughes, T., Boddy, K., & Stein, K. (2012). Factors influencing the implementation of fall-prevention programmes: a systematic review and synthesis of qualitative studies. Implementation Science, 7(91), Church, J., Goodal, S., Norman, R., & Haas, M. (2012). The cost-effectiveness of falls prevention interventions for older community-dwelling Australians. Australian and New Zealand Journal of Public Health, 36(3), Clemson, L., Mackenzie, L., Ballinger, C., Close, J., & Cumming, R. (2008, December). Environmental interventions to Prevent Falls in Community- Dwelling Older People: A Meta-Analysis of Randomized Trials. Journal of Ageing and Health, 20(8), Cumming, R., Thomas, M., Szonyi, G., Frampton, G., Salkeld, G., & Clemson, L. (2001, November/December). Adherence to Occupational Therapist Recommendations for Home Modifications for Falls Prevention. The American Journal of Occupational Therapy, 55(6), Currin, M., Comans, T., Heathcote, K., & Haines, T. (2011). Staying Safe at Home. Home environmental audit recommendations and uptake in an older population at high risk of falling. Australian Journal on Ageing, 31(2),

64 De Block, M. (2014, mei 13). Toekomstpact voor zorgzekerheid. Uw zorg is onze zorg. Opgeroepen op april 26, 2016, van Open-vld: De Block, M., & Open-vld. (2014, mei 13). Toekomstpact voor zorgzekerheid. Uw zorg is onze zorg. Opgeroepen op april 26, 2016, van Open-vld: De Coninck, L. (2010). Zonder vallen en opstaan. Ergotherapeutische praktijkrichtlijn aangaande valpreventie bij thuiswonende ouderen. Leuven: ACCO uitgeverij. De Coninck, L. (2015, november 13). Communicatie met huisartsen en andere hulpverleners. Profileringsdag ergotherapie. Postgraduaat de ergotherapeut komt aan huis. De Coninck, L., Van Cleynenbreugel, E., Flamaing, J., Spildooren, J., & Milisen, K. (2016). VAL-net: Ontwikkeling van een prototype begeleidingsnetwerk voor verbetering van therapietrouw voor valpreventie bij thuiswonende ouderen met verhoogd valrisico. Projectnummer: De Coninck, L., Van Vooren, M., Despiegelaere, M., & Vanhove, T. (2011). informatie- en sensibilisatiecampagnes voor huisartsen over ergotherapie in de thuiszorg. Jaarboek ergotherapie, De Lepeleire, J., Iliffe, S., Mann, E., & Degryse, J. M. (2009). Frailty: an emerging concept for general practice. The British Journal of General Practice, 562(59), de Vries, H., Dijkstra, M., & Kuhlman, P. (1988). Self-efficacy: the third factor besides attitude and subjective norm as a predictor of behavioural intentions. Health education research, 3(3), De Witte, N., Smetcoren, A.-S., De Donder, L., Dury, S., Buffel, T., Kardol, T., et al. (2012). Een huis? Een thuis! Over ouderen en wonen. Brugge: Uitgeverij Vanden Broele. Dickinson, A., Machen, I., Horton, K., Jain, D., Maddex, T., & Cove, J. (2011). Fall prevention in the community: what older people say they need. British Journal of Community Nursing, 16(4),

65 Drieskens, S. (2015). Ongevallen. In: Charafeddine R, Demarest S (ed.).gezondheidsenquête Rapport 4: Fysieke en sociale omgeving. WIV- ISP, Brussel. Gibson, K., Greene, D., Sample, P., & Cabrera, C. (2010). Fall Prevention: Relatedness of Adherence to Recommendations and Self-Knowledge. Physical and Occupational Therapy in Geriatrics, 28(3), Gillespie, L., Robertson, C., Gillespie, W., Sherrington, C., Gates, S., Clemson, L., et al. (2012). Interventions for preventing falls in older people living in the community. Cochrane Database of Systematic Reviews, 9(11). Gitlin, L., Winter, L., Dennis, M., Corcoran, M., Schinfeld, S., & Hauck, W. (2006). A Randomized Trial of a Multicomponent Home Intervention to Reduce Functional Difficutlies in Older Adults. Journal of American Geriatrics Society, 54(5), Harvey, L., Michell, R., Lord, S., & Close, J. (2014). Determinants of uptake of home modifications and exercise to prevent falls in community-dwelling older people. Australian and New Zealand Journal of Public Health, 38(6), IBM Corp. (2013). IBM SPSS Statistics for Windows, Version Armonk, New York: IBM Corp. Karlsson, M., Vonschewelov, T., Karlsson, C., Cöster, M., & Rosengen, B. (2013). Prevention of falls in the elderly: a review. Scandinavian Journal of Public Health, 5(41), Koninklijk besluit van 27 mei 2014 tot de wijziging van het koninklijk besluit van 10 januari 1991 tot vaststelling van de nomenclatuur van de revalidatieverstrekkingen. (2014, juni 19). Belgisch Staatsblad. Kruse, R., Moore, C., Tofle, R., LeMaster, J., Aud, M., Hicks, L., et al. (2010). Older Adults' Attitudes Toward Home Modifications for Fall Prevention. Journal of Housing for the Elderly, 24(2), Leland, N., Elliot, S., O'Malley, L., & Murphy, S. (2012). Occupational Therapy in Fall Prevention: Current Evidence and Future Directions. The American Journal of Occupational Therapy, 66(2), Leysens, G., Baecke, C., Vandamme, S., Vlaeyen, E., Geeraerts, A., Senden, C., et al. (2015). Het toepassen van valpreventiemaatregelen in de thuiszorg: een survey 51

66 in Vlaanderen. Rapport van het Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen.. Opgeroepen op april 25, 2016, van Valpreventie: Rapport_Survey_Thuissetting.pdf Lord, S., Menz, H., & Sherrington, C. (2006). Home environment risk factors for falls in older people and the efficacy of home modifications. Age and Ageing, 35(S2), ii55-ii59. Milisen, K., Coussement, J., Vlaeyen, E., Bautmans, I., Bertrand, I., Boonen, S., et al. (2010). Valpreventie bij thuiswonende ouderen. Praktijkrichtlijn voor Vlaanderen (Eerste druk ed.). Leuven: ACCO Uitgeverij. Milisen, K., Detroch, E., Bellens, K., Braes, T., Dierickx, K., & Smeulders, W. (2004). Valincidenten bij thuiswonende ouderen: een pilootstudie naar prevalentie, omstandigheden en gevolgen in Vlaanderen. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 35(1), Milisen, K., Geeraerts, A., & Dejaeger, E. (2006). Een uniforme aanpak voor valproblematiek bij thuiswonende ouderen met een verhoogd valrisico. Onderzoeksrapport in opdracht van Vlaams Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Gezin, Leuven. Nederlands-Vlaamse accrediteringsorganisatie (NVAO). (2014, september 8). Domeinspecifiek leerresultatenkader bachelor in de ergotherapie. Opgeroepen op april 25, 2016, van NVAO: 0ergotherapie_0.pdf Nyman, S., & Ballinger, C. (2008). A review to explore how allied health professionals can improve uptake of and adherence to falls prevention interventions. British Journal of Occupational Therapy, 71(4), Nyman, S., & Victor, C. (2012). Older people's participation in and engagement with falls prevention interventions in community settings: an augment to the cochrane systematic review. Age and Ageing, 41, Ouderenbeleidsplan (sd). Opgeroepen op mei 4, 2015, van OCMW Gent: html 52

67 Paulus, D., Van den Heede, K., & Mertens, R. (2012). Organisatie van zorg voor chronisch zieken in België: ontwikkeling van. Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). Pighills, A., Torgerson, D., Sheldon, T., Drummond, A., & Bland, M. (2011). Environmental Assessment and Modification to Prevent Falls in Older People. Journal of American Geriatrics Society, 59(1), Pin, S., Spini, D., Bodard, J., & Arwidson, P. (2015). Facteurs facilitant et entravant la participation des personnes âgées à des programmes de prévention des chutes: une revue de la littérature. Revue d'épidémiologie et de santé publique, 63(2), Prochaska, J., DiClemente, C., & Norcross, J. (1992). In Search of How People Change: Applications to Addictive Behaviors. American Psychologist, 47(9), Smetcoren, A.-S., Dury, S., De Donder, L., De Witte, N., Van Regenmortel, S., Kardol, M. J., et al. (2014). Denken over later? Attitudes van ouderen ten opzichte van verschillende woonvormen in Vlaanderen. Ruimte & Maatschappij, 6, Stark, S., Somerville, E., Keglovits, M., Smason, A., & Bigham, K. (2015). Clinical reasoning guideline for home modification interventions. American Journal of Occupational Therapy, 69(2). Stevens, J. A., Corso, P. S., Finkelstein, E. A., & Miller, T. R. (2006). The costs of fatal and non-fatal falls among older adults. Injury Prevention, 12(5), Tanner, B., Tilse, C., & de Jonge, D. (2008). Restoring and Sustaining Home: The Impact of Home Modifications on the Meaning of Home for Older People. Journal of Housing for the Elderly, 22(3), Tse, T. (2005). The environment and falls prevention: Do environmentals modifications make a difference? Australian Occupational Therapy Journal, 52(4), Upton, D., Stephens, D., Williams, B., & Scurlonck-Evans, L. (2014). Occupational therapists attitudes, knowledge, and implementation of evidence-based practice: a systematic review of published research. Britisch Journal of Occupational Therapy, 77(1), Van De Velde, D., & De Vriendt, P. (2009). Ergotherapie in de thuiszorg: verslag van multidisciplinair onderzoek in Oost-Vlaanderen. Antwerpen: Standaard Uitgeverij. 53

68 Vandeurzen, J. (2010, september 21). Vlaams ouderenbeleidsplan Opgeroepen op april 26, 2016, van Jo Vandeurzen: Vandresse, M., Duyck, J., Masure, L., Paul, J.-M., & Van Brusselen, P. (2015, maart). Publicaties demografische vooruitzichten : bevolking, huishoudens en prospectieve sterftecoëfficienten. Federaal Planbureau en Algemene Directie Statistiek, Brussel. Verstraete, C., Braeckman, G., & De Coninck, L. (2009). VOTO-score Valrisico s Opsporen in de Thuissituatie van Ouderen. Opgeroepen op april 2016, 25, van Valpreventie: VOTO.pdf Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA). (2012). De onderwijsvisitatie ergotherapie. Een onderzoek naar de kwaliteit van de professioneel gerichte bacheloropleiding ergotherapie aan de Vlaamse Hogescholen. Brussel: VLHORA. Whitehead, C., Wundke, R., & Crotty, M. (2006). Attitudes to falls and injury prevention: what are the barriers to implementing falls prevention strategies. Clinical Rehabilitation, 20, WHO. (2007). WHO global report on falls prevention in older age. Geneva: WHO press. WHO. (2015). World report on ageing and health. Geneva: WHO Press. Yardley, L., Beyer, K., McKee, K., Ballinger, C., & Todd, C. (2007). Recommendations for promoting the engagement of older people in activities to prevent falls. Qualtiy and Safety in Health Care, 16, Yardley, L., Bischop, F., Beyer, N., Hauer, K., Kempen, G., Piot-Ziegler, C., et al. (2006a). Older People's Views of Falls-Prevention Interventions in Six European Countries. The Gerontologist, 46(5), Yardley, L., Donovan-Hal, M., Francis, K., & Todd, c. (2006b). Older people's views of advice about falls prevention: a qualitative study. Health education research, 21(4):

69 Yuen, H. K., & Carter, R. (2006). A Predictive Model for the Intention to Implement Home Modifications: A Pilot Study. Journal of Applied Gerontology, 25(1),

70

71 8 BIJLAGEN 8.1 Bijlage 1: brief tot deelname Bijlage 2: goedkeuring Bijzonder Comité Ouderenzorg Bijlage 3: vragenlijst.61 57

72 8.1 Bijlage 1: brief tot deelname 58

73 8.2 Bijlage 2: goedkeuring Bijzonder Comité Ouderenzorg 59

74 60

75 8.3 Bijlage 3: vragenlijst Demografische kenmerken Attitude Geslacht: man/vrouw Geboortedatum: / / Taal: Nederlandstalig/Anderstalig Aantal interventies door ergotherapie@huis: Woning o o o eigendom/gehuurd woonsituatie alleen met partner met kind(eren) woonvorm Huis Appartement Serviceflat Woonzorgcentrum Andere (vb. klooster, ) Thuiszorg: o Thuisverpleegkundige Verzorgende Kinesitherapeut Poetshulp Gezinszorg Maaltijden aan huis Mantelzorg Valgeschiedenis (aantal keer gevallen in afgelopen jaar?): Gebruik van een loophulpmiddel: Geen Wandelstok Looprek Rollator Rolstoel Gebruikt persoon loophulpmiddel effectief? Ja/nee Adviezen van loophulpmiddel opgevolgd? Mobiliteit (binnenshuis) Evenwichtig met loophulpmiddel Evenwichtig zonder loophulpmiddel Onevenwichtig met loophulpmiddel Onevenwichtig zonder loophulpmiddel Cognitie: MMSE-score: met kind(eren) en partner Met broer(s) en/of zus(sen) met anderen (familie, mantelzorger, vrienden, ) Denk je dat het mogelijk is om vallen te voorkomen door je huis aan te passen? Ja/nee Denk je zelf dat je huis nu valveilig is? Ja/nee Initialen: Datum / / 61

76 VOTO 1 TOEGANG TOT HET HUIS Stelling R O G NVT Opmerkingen 1 Het pad naar het huis ligt effen. 2 Er zijn veilige trappen naar het huis toe. 3 Er is een veilige helling naar de deur toe. 4 Er is een veilige drempel aan de deur die men meest gebruikt. 5 De inkomdeur is breed genoeg. 6 Er is verlichting aan de deur. 7 De verlichting schakelt automatisch aan of is langs buiten te bedienen. 8 De verlichting schijnt niet in de ogen/ is niet verblindend. 2 INKOM Stelling R O G NVT Opmerkingen 1 Er is geen deurmat aanwezig of is voorzien van antislip. 2De vloer is stroef. 3 Er is voldoende en egale verlichting in de volledige inkom. 4 De verlichting kan aan elke doorgang aan en uitgeschakeld worden. 5 Er is een afgesloten kast aan de brievenbus bevestigd (indien brievenbus in voordeur). 3 TRAP Stelling R O G NVT Opmerkingen 1 Het tredeoppervlak is stroef. 2 De traploper ligt vast. 3 Er is voldoende en egale verlichting over de volledige lengte van de trap. 4 De verlichting kan zowel onderaan de trap als bovenaan de trap aan en uitgeschakeld worden. 5 Er is minstens 1 stevige en bruikbare leuning aan de trap. 6 De trap is voldoende breed (90 cm). Indien traplift: minder plaats 7 De dieptes van de treden zijn ruim genoeg (ook indien draaitrap). 8 De trap heeft een goede hellingsgraad. 9 De treden hebben allen dezelfde hoogte. 10 De treden hebben geen neus. 11 De eerste trede en de laatste trede zijn goed zichtbaar. 12 De trap is obstakelvrij. Aantal knipperlichten (op dit blad) 62

77 4 WOONKAMER Stelling R O G NVT Opmerkingen 1 De vloer is stroef. 2 Er is voldoende en egale verlichting in de volledige woonkamer. 3 De verlichting kan bij iedere doorgang aan en uitgeschakeld worden. 4 De meubels zijn stevig. (steunpunten) 5 Er is voldoende bewegingsruimte rond alle meubels. 6 Er zijn geen scherpe hoeken aan de meubels. 7 De zetels en stoelen zijn op aangepaste hoogte. 8 Er zijn geen tapijten aanwezig of de tapijten zijn veilig 9 De ruimte is vrij van obstakels. 10 Men moet niet hoog (meer dan 140 cm) reiken om dagdagelijkse zaken uit de kast te halen. 11 Men moet niet laag (minder dan 50 cm) reiken om dagdagelijkse zaken uit de kast te halen. 5 KEUKEN Stelling R O G NVT Opmerkingen 1 De vloer is stroef. 2 Er is voldoende en egale verlichting in de volledige keuken. 3 De verlichting kan aan elke doorgang aan en uitgeschakeld worden. 4 De apparaten zitten op gepaste hoogte. 5 Men moet niet hoog (meer dan 140 cm) reiken om dagdagelijkse zaken uit de kast te halen. 6 Men moet niet laag (minder dan 50 cm) reiken om dagdagelijkse zaken uit de kast te halen. 7 Er is voldoende bewegingsruimte langs alle meubels. 8 De stoelen zijn op aangepaste hoogte. 9 Er zijn geen tapijten aanwezig of de tapijten zijn veilig. Aantal knipperlichten (op dit blad) 63

78 6 BADKAMER EN TOILET Stelling R O G NVT Opmerkingen 1 De vloer is stroef of is antislip. 2 Er is voldoende en egale verlichting in de volledige badkamer/ het toilet. 3 De verlichting kan aan iedere doorgang aan en uitgeschakeld worden. 4 Er is voldoende bewegingsruimte in de badkamer en het toilet. 5 In het toilet is er een handgreep bevestigd aan de muur. 6 Het toilet is hoog genoeg. 7 Er zijn geen tapijten aanwezig of de tapijten zijn veilig (antislip). 8 Er ligt antislip in de douche/ het bad. 9 De rand om in het bad/de douche te stappen is niet hoger dan 15 cm. 10 Er is een zitbankje in de douche. 11 Er zijn stevige handgrepen bevestigd op aangepaste hoogte. 12 De wastafel is op gepaste hoogte. Indien hoger: zijn er problemen? Indien niet: is muur ervoor geschikt? 7 SLAAPKAMER Stelling R O G NVT Opmerkingen 1 De vloer is stroef. 2 Er is voldoende en egale verlichting in de volledige slaapkamer. 3 De verlichting kan aan en uitgeschakeld worden vanuit het bed. 4 Het toilet is gemakkelijk te bereiken vanuit de slaapkamer. 5 Er zijn geen tapijten aanwezig of de tapijten zijn veilig. 6 Er is voldoende bewegingsruimte naast het bed. 7 Het bed is op aangepaste hoogte. 8 De ruimte is vrij van obstakels. 8 BERGING Stelling R O G NVT Opmerkingen 1 De vloer is stroef. 2 Er is voldoende egale verlichting in de volledige berging. 3 Er is een veilige trap naar de berging. 4 Het rek/ de opbergkast is stevig. 5 Men moet niet hoog (> 140 cm) reiken om dagelijkse zaken uit de kast te halen. 6 Men moet niet laag (< 50 cm) reiken om dagelijkse zaken uit de kast te halen. Aantal knipperlichten (op dit blad) 64

79 9 WONING ALGEMEEN Stelling Ja Nee NVT Opmerkingen 1 De woning heeft geen verdiepingen. Volgende gebruikte ruimtes zijn op dezelfde verdieping: 2.1 woonkamer 2.2 keuken 2.3 badkamer 2.4 toilet 2.5 slaapkamer 2.6 andere: Elektriciteitskabels, die niet ingewerkt zijn, zijn goed aan de muur bevestigd: 3.1 in keuken 3.2 in woonkamer 3.3 in badkamer/toilet 3.4 in slaapkamer 3.5 andere: Indien er kleine trapjes in huis aanwezig zijn: 4.1 de trapjes zijn stroef 4.2 er zijn 1 of 2 leuningen bevestigd 4.3 ze zijn niet te hoog (15 cm) 4.4 andere: Opmerkingen rond de woonomgeving/ niet vermelde ruimtes 65

80 Conclusie VOTO-score Naam hulpvrager: Datum testafname: Aantal knipperlichten: (som van de drie bladzijden) Knipperlicht Rood Oranje Groen NVT Aantal Rood Oranje Groen NVT ERGOTHERAPEUTISCH ADVIES: risicofactor advies FOLLOW UP afspraak datum 66

Inhoud. Therapie(on)trouw bij het uitvoeren van ergotherapeutische adviezen 25/04/17. Julie Koklenberg

Inhoud. Therapie(on)trouw bij het uitvoeren van ergotherapeutische adviezen 25/04/17. Julie Koklenberg Therapie(on)trouw bij het uitvoeren van ergotherapeutische adviezen Julie Koklenberg Inhoud 1. Therapietrouw 2. Tendens van valproblematiek bij ouderen 3. Onderzoek 1. Methode 2. Resultaten 4. Praktijk

Nadere informatie

Vlaamse richtlijn: Valpreventie bij thuiswonende ouderen. Prof. Dr. Koen Milisen

Vlaamse richtlijn: Valpreventie bij thuiswonende ouderen. Prof. Dr. Koen Milisen Vlaamse richtlijn: Valpreventie bij thuiswonende ouderen Prof. Dr. Koen Milisen www.valpreventie.be expertisecentrum@valpreventie.be 1 Vlaamse richtlijn: Valpreventie bij thuiswonende ouderen Milisen et

Nadere informatie

Valpreventie in woonzorgcentra Stand van zaken met betrekking tot de effectiviteit van valpreventiemaatregelen

Valpreventie in woonzorgcentra Stand van zaken met betrekking tot de effectiviteit van valpreventiemaatregelen Valpreventie in woonzorgcentra Stand van zaken met betrekking tot de effectiviteit van valpreventiemaatregelen Koen Milisen RN, PhD & Ellen Vlaeyen, RN, MSN Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen

Nadere informatie

Valpreventie in woonzorgcentra

Valpreventie in woonzorgcentra Valpreventie in woonzorgcentra Stand van zaken met betrekking tot de effectiviteit van valpreventiemaatregelen Wintermeeting, 27 februari 2015 Ellen Vlaeyen, RN, MSN & Koen Milisen RN, PhD Expertisecentrum

Nadere informatie

Inleiding. A Case finding B Multifactoriële C Multifactoriële. Transfer van informatie bij ontslag

Inleiding. A Case finding B Multifactoriële C Multifactoriële. Transfer van informatie bij ontslag Inleiding Het College van Geneesheren voor de dienst Geriatrie heeft in het kader van kwaliteitsverbeterende initiatieven de laatste jaren gewerkt rond het gebruik van assessment instrumenten. Aan de hand

Nadere informatie

Valkliniek: hoe complexe valproblemen multidisciplinair behandelen? Evelyn Van Cleynenbreugel

Valkliniek: hoe complexe valproblemen multidisciplinair behandelen? Evelyn Van Cleynenbreugel Valkliniek: hoe complexe valproblemen multidisciplinair behandelen? Evelyn Van Cleynenbreugel Voor wie? 65- plusser: die zich aanbiedt na een acuut valincident OF die gang- en/of evenwichtsproblemen heeft

Nadere informatie

VOTO-score. Valrisico s Opsporen in de Thuissituatie van Ouderen. Juni 2009 C. Verstraete, G. Braeckman G. en L. De Coninck

VOTO-score. Valrisico s Opsporen in de Thuissituatie van Ouderen. Juni 2009 C. Verstraete, G. Braeckman G. en L. De Coninck VOTO-score Valrisico s Opsporen in de Thuissituatie van Ouderen Juni 2009 C. Verstraete, G. Braeckman G. en L. De Coninck De VOTO-score werd ontwikkeld in het kader van een bachelorproef aan de opleiding

Nadere informatie

9/03/16. VAL-net: de ergotherapeut binnen transmurale samenwerking bij ouderen met verhoogd valrisico. Valnet-project. Initatiefnemers en partners

9/03/16. VAL-net: de ergotherapeut binnen transmurale samenwerking bij ouderen met verhoogd valrisico. Valnet-project. Initatiefnemers en partners VAL-net: de ergotherapeut binnen transmurale samenwerking bij ouderen met verhoogd valrisico Julie Creyf & Evelyn Van Cleynenbreugel Valnet-project Initatiefnemers en partners Dept. Maatschappelijke Gezondheidszorg

Nadere informatie

Samenvatting Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

Samenvatting Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 hoofdstuk 3 Vallen komt in alle leeftijdsgroepen voor, maar vormt vooral bij ouderen een groot gezondheidsprobleem. Onder een val wordt verstaan een gebeurtenis waarbij de betrokkene onbedoeld op de grond of een lager

Nadere informatie

Multidisciplinaire aanpak van valpreventie in de thuiszorg Rapport studieavond op 4 september 2009 SIT regio Mortsel

Multidisciplinaire aanpak van valpreventie in de thuiszorg Rapport studieavond op 4 september 2009 SIT regio Mortsel ThuisGezondheidsZorg - Regio Mortsel Multidisciplinaire aanpak van valpreventie in de thuiszorg Rapport studieavond op 4 september 2009 SIT regio Mortsel Auteurs: De Coninck Leen De Lepeleire Jan Dieleman

Nadere informatie

Veiligheid in de Woning Resultaten van de checklist in Borgloon

Veiligheid in de Woning Resultaten van de checklist in Borgloon Veiligheid in de Woning Resultaten van de checklist in Borgloon INLEIDING Vallen is bij ouderen een van de belangrijkste doodsoorzaken. Met de toenemende vergrijzing van de bevolking is het waarschijnlijk

Nadere informatie

Meetinstrument valpreventie

Meetinstrument valpreventie Vink steeds het voor jou meest passende antwoord aan. Slechts één antwoord is mogelijk. Indien meerdere antwoorden mogelijk zijn, wordt dit met * aangegeven. Indien stippellijnen, hierop invullen a.u.b.

Nadere informatie

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken 1 Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken Smoking Cessation in Cardiac Patients Esther Kers-Cappon Begeleiding door:

Nadere informatie

De multifactoriële aanpak van valproblematiek bij hoogrisicopersonen verloopt in drie fasen: A Case finding B Multifactoriële C Multifactoriële

De multifactoriële aanpak van valproblematiek bij hoogrisicopersonen verloopt in drie fasen: A Case finding B Multifactoriële C Multifactoriële Inleiding Valproblematiek is een multifactorieel probleem en vraagt om een multidisciplinaire aanpak. Valpreventie is daarenboven het meest effectief wanneer het zich richt op oudere personen met een verhoogd

Nadere informatie

Dr. Hilde Verbeek 15 april 2014. Department of Health Services Research Focusing on Chronic Care and Ageing 1

Dr. Hilde Verbeek 15 april 2014. Department of Health Services Research Focusing on Chronic Care and Ageing 1 Dr. Hilde Verbeek 15 april 2014 Department of Health Services Research Focusing on Chronic Care and Ageing 1 Doelstelling Nurses on the Move Bijdragen aan verbetering kwaliteit van zorg in verpleeg- en

Nadere informatie

Informatiebrochure Geriatrisch dagziekenhuis De valkliniek

Informatiebrochure Geriatrisch dagziekenhuis De valkliniek Informatiebrochure Geriatrisch dagziekenhuis De valkliniek 1 Inleiding Naarmate je ouder wordt verandert je lichamelijke conditie: bewegingen en reacties worden trager. Vallen is een vaak voorkomend probleem

Nadere informatie

Ergotherapierichtlijn Valpreventie de highlights. Ingrid Sturkenboom, PhD, Radboudumc, afdeling Revalidatie

Ergotherapierichtlijn Valpreventie de highlights. Ingrid Sturkenboom, PhD, Radboudumc, afdeling Revalidatie Ergotherapierichtlijn Valpreventie de highlights Ingrid Sturkenboom, PhD, Radboudumc, afdeling Revalidatie Een val Gewoon samen genieten! Overzicht aanbevelingen 1. Inleiding 2. Vraaginventarisatie, analyse

Nadere informatie

Valpreventie az groeninge. Nathalie De Donder Jessica Gionchetta 2/10/2014

Valpreventie az groeninge. Nathalie De Donder Jessica Gionchetta 2/10/2014 Valpreventie az groeninge Nathalie De Donder Jessica Gionchetta 2/10/2014 Video valpreventie Agenda Waarom valpreventie? Wat zijn de risicofactoren? Valpreventiebeleid az groeninge? Valkliniek? 3 Waarom

Nadere informatie

Het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen in de thuiszorg: een multimethod analyse

Het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen in de thuiszorg: een multimethod analyse Het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen in de thuiszorg: een multimethod analyse Kristien Scheepmans Promotor: Prof. dr. Koen Milisen Co-promotor: Prof. dr. Bernadette Dierckx de Casterlé Inleiding

Nadere informatie

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van het I-change Model The explanation of the physical activity of elderly by determinants of the I-change Model Hilbrand Kuit Eerste begeleider:

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

metabole en cardiovasculaire aandoeningen info voor patiënten Valpreventie

metabole en cardiovasculaire aandoeningen info voor patiënten Valpreventie metabole en cardiovasculaire aandoeningen info voor patiënten Valpreventie Inhoud 01 Voorwoord... 04 02 Beweging en evenwicht... 04 03 Medicatiegebruik... 05 04 Bloeddrukproblemen... 05 05 Gezichtsvermogen...

Nadere informatie

Ellen Vlaeyen. Studiedag Themareeks inzoomen op ziektebeelden: Ergotherapie bij valrisico 16/10/2014

Ellen Vlaeyen. Studiedag Themareeks inzoomen op ziektebeelden: Ergotherapie bij valrisico 16/10/2014 Ellen Vlaeyen Studiedag Themareeks inzoomen op ziektebeelden: Ergotherapie bij valrisico 16/10/2014 Inhoud workshop Deel 1: Inleiding: Valproblematiek & voorstelling EVV Deel 2: Valpreventie: Praktijkrichtlijnen

Nadere informatie

INFO VOOR PATIËNTEN VALPREVENTIE

INFO VOOR PATIËNTEN VALPREVENTIE INFO VOOR PATIËNTEN VALPREVENTIE INHOUD 01 Voorwoord 4 02 Beweging en evenwicht 4 03 Medicatiegebruik 5 04 Bloeddrukproblemen 6 05 Gezichtsvermogen 6 06 Schoenen en voeten 6 07 Omgeving en gedrag 7 08

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland. [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands]

Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland. [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands] Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands] Klaas A. Hartholt; Nathalie van der Velde; Casper W.N. Looman;

Nadere informatie

Vallen bij ouderen. Vragen Vallen over bij valproblematiek. Laat ze niet vallen! Dode a.g.v val

Vallen bij ouderen. Vragen Vallen over bij valproblematiek. Laat ze niet vallen! Dode a.g.v val Dr. Lotte Enkelaar Bewegingswetenschapper, fysiotherapeut Laat ze niet vallen! On one s own feet Falls, risk factors and falls prevention in persons with mild to moderate intellectual disabilities Vragen

Nadere informatie

Kwetsbaarheid en slapen

Kwetsbaarheid en slapen Kwetsbaarheid en slapen Nico De Witte Inhoud Kwetsbaarheid Slapen: operationalisering Resultaten Beschrijving dataset Prevalentie slaapproblemen in relatie tot leeftijd, geslacht, inkomen, rondkomen met

Nadere informatie

Infobrochure Valpreventie

Infobrochure Valpreventie Infobrochure Valpreventie Welkom Tijdens je opname in het St-Franciskus Ziekenhuis heb je misschien wel gemerkt dat valpreventie een belangrijk thema is. Er wordt gevraagd om veilig schoeisel mee te nemen,

Nadere informatie

Uitnodiging voor huisartspraktijken voor deelname aan onderzoek Valpreventie in de eerstelijnszorg

Uitnodiging voor huisartspraktijken voor deelname aan onderzoek Valpreventie in de eerstelijnszorg Uitnodiging voor huisartspraktijken voor deelname aan onderzoek Valpreventie in de eerstelijnszorg Geachte huisarts, Zorggroep RCH Midden-Brabant heef het initiatief genomen om valpreventie te implementeren

Nadere informatie

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden 4.2. Participatiegraad Om de vooropgestelde steekproef van 10.000 personen te realiseren, werden 35.023 huishoudens geselecteerd op basis van het Nationaal Register. Met 11.568 huishoudens werd gepoogd

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING

Samenvatting SAMENVATTING Samenvatting 147 Samenvatting Bezorgdheid om te vallen is een algemeen probleem onder zelfstandig wonende ouderen en vormt een bedreiging voor hun zelfredzaamheid. Deze bezorgdheid is geassocieerd met

Nadere informatie

Vallen of fixeren? Een keuze voor bewegingsvrijheid. Niet kunnen kiezen is verliezen, Keuzevrijheid in het wzc 18/02/2016

Vallen of fixeren? Een keuze voor bewegingsvrijheid. Niet kunnen kiezen is verliezen, Keuzevrijheid in het wzc 18/02/2016 Vallen of fixeren? Een keuze voor bewegingsvrijheid Niet kunnen kiezen is verliezen, Keuzevrijheid in het wzc 18/02/2016 Welke van volgende maatregelen zijn vrijheidsbeperking? Alle onvrijwillige toegepaste

Nadere informatie

LEEN DE CONINCK ARTEVELDEHOGESCHOOL GENT ACHG KULEUVEN PROJECT VALNET UZLEUVEN

LEEN DE CONINCK ARTEVELDEHOGESCHOOL GENT ACHG KULEUVEN PROJECT VALNET UZLEUVEN LEEN DE CONINCK ARTEVELDEHOGESCHOOL GENT ACHG KULEUVEN PROJECT VALNET UZLEUVEN Introductie Begripsomschrijving Componenten van een casemanagement programma Voordelen van casemanagement Voorwaarden voor

Nadere informatie

Valpreventie in VPH Update richtlijn valpreventie

Valpreventie in VPH Update richtlijn valpreventie Voorkomen van toekomstig letsel Wat werkt in valpreventie? Valpreventie in VPH Update richtlijn valpreventie Dr. Nathalie van der Velde Internist-Geriatrician Academisch Medisch Centrum, Amsterdam www.menti.com

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 200 NEDERLANDSE SAMENVATTING Duizeligheid is een veel voorkomend probleem bij ouderen. Tot 30% van de thuiswonende ouderen van 65 jaar en ouder ervaart enige vorm van duizeligheid.

Nadere informatie

HOE OUDEREN MOTIVEREN

HOE OUDEREN MOTIVEREN HOE OUDEREN MOTIVEREN Effectieve valpreventie maatregelen vallen of staan met de actieve medewerking en inbreng van de oudere en zijn omgeving zelf. Vaak worden gezondheids- en welzijnswerkers geconfronteerd

Nadere informatie

Beoordeling van design** 1 (RCT) + Kwalitatieve analyse met behulp van een van te voren opgestelde codinglijst (inductive reasoning).

Beoordeling van design** 1 (RCT) + Kwalitatieve analyse met behulp van een van te voren opgestelde codinglijst (inductive reasoning). Zorg uit Voorzorg Proactieve zorg op maat voor ouderen in een kwetsbare positie Wetenschappelijke beschrijving De onderzoeksprojecten binnen het NPO zijn ook langs de wetenschappelijke meetlat gehouden,

Nadere informatie

De valpreventiecoördinator moet voldoen aan een duidelijk competentieprofiel.

De valpreventiecoördinator moet voldoen aan een duidelijk competentieprofiel. Voor het welslagen van de implementatie van de praktijkrichtlijn en omwille van het belang van de samenwerking tussen de verschillende disciplines wordt best een valpreventiecoördinator aangesteld. Per

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients

Nadere informatie

Vallen?! Voorkomen bevalt beter! VAN ZUILICHEM Gespecialiseerde Therapeuten

Vallen?! Voorkomen bevalt beter! VAN ZUILICHEM Gespecialiseerde Therapeuten Ergotherapie Vallen?! Voorkomen bevalt beter! Ergotherapie Ergotherapie biedt de cliënt mogelijkheden een optimale wijze van uitvoeren van dagelijkse activiteiten te bereiken in de eigen omgeving. Zelfredzaamheid

Nadere informatie

Informatiebrochure voor hulpverleners

Informatiebrochure voor hulpverleners Informatiebrochure voor hulpverleners Hoe ervaren vrouwelijke moslimpatiënten en hulpverleners de zorg in kraamafdelingen in het Vlaamse ziekenhuis? Een interviewstudie over de ethische aspecten van interculturele

Nadere informatie

BelRAI in praktijk VRIJDAG 12 MEI Implementatie in het zorgproces BART ONSELAERE DIRECTEUR KWALITEIT-INNOVATIE ZORGNETWERK TRENTO.

BelRAI in praktijk VRIJDAG 12 MEI Implementatie in het zorgproces BART ONSELAERE DIRECTEUR KWALITEIT-INNOVATIE ZORGNETWERK TRENTO. Haalbaarheid Bruikbaarheid BelRAI in praktijk Implementatie in het zorgproces BART ONSELAERE DIRECTEUR KWALITEIT-INNOVATIE ZORGNETWERK TRENTO VRIJDAG 12 MEI 2017 102 bedden vastverblijf 125 medewerkers

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

Tijdens deze workshop vindt een interactief gedeelte plaats. Hiervoor kunt u uw laptop/ tablet/ smart phone gebruiken.

Tijdens deze workshop vindt een interactief gedeelte plaats. Hiervoor kunt u uw laptop/ tablet/ smart phone gebruiken. Tijdens deze workshop vindt een interactief gedeelte plaats. Hiervoor kunt u uw laptop/ tablet/ smart phone gebruiken. Zet alvast uw wifi aan: MediaPlaza Supernova hotspot (geen wachtwoord nodig) Ga alvast

Nadere informatie

MASTERPROEF. Bereidheid van 55-plussers tot deelname aan valpreventie

MASTERPROEF. Bereidheid van 55-plussers tot deelname aan valpreventie MASTERPROEF Geachte collega Bereidheid van 55-plussers tot deelname aan valpreventie Mijn naam is Martine Agten en ik ben werkzaam als huisarts-in-opleiding in de praktijk van dr. Carlier, dr. Schreurs,

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Yvonne Drewes Sectie Ouderengeneeskunde, master Vitality and Ageing

Yvonne Drewes Sectie Ouderengeneeskunde, master Vitality and Ageing Effectiviteit en kosteneffectiviteit van proactieve, multidisciplinaire, geïntegreerde zorg voor ouderen met complexe problemen in de eerste lijn: IPD meta-analyse Yvonne Drewes Sectie Ouderengeneeskunde,

Nadere informatie

Evaluatie van een 24-uur-niet-roken actie

Evaluatie van een 24-uur-niet-roken actie Evaluatie van een 24-uur-niet-roken actie De onderzoeksresultaten van de pre- en post-vragenlijsten December 2011 Uitgevoerd door de Universiteit Antwerpen, in opdracht van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit

Nadere informatie

Valpreventie bij ouderen met cognitieve problemen

Valpreventie bij ouderen met cognitieve problemen Valpreventie bij ouderen met cognitieve problemen Sirpa Hartikainen, MD, Professor of Geriatric Pharmacotherapy School of Pharmacy University of Eastern Finland, Kuopio, FINLAND Het risico op vallen en

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het zevende

Nadere informatie

HET OTAGO-PROGRAMMA. Lenore Dedeyne. Otago hoofddocent Doctoraatsstudent CHROMETA

HET OTAGO-PROGRAMMA. Lenore Dedeyne. Otago hoofddocent Doctoraatsstudent CHROMETA HET OTAGO-PROGRAMMA Lenore Dedeyne Otago hoofddocent Doctoraatsstudent CHROMETA DE VALPROBLEMATIEK Fatal falls rate per 100,000 habitants 160 140 120 100 80 60 40 20 0 5 11 10 16 19 34 41 64 106 65-69

Nadere informatie

Ondersteuningsgroep valpreventie

Ondersteuningsgroep valpreventie Ondersteuningsgroep valpreventie Leen Bouckaert, Sara Bombeke, Katelijne Daelman, Els Herpels, Elien Saey-Van Peteghem, Chantal Schuerbeke Inleiding Ondersteuningsgroep valpreventie Valproblematiek Presentatie

Nadere informatie

STAPPENPLAN PREVENTIE VAN VALLEN IN DE EERSTE LIJN

STAPPENPLAN PREVENTIE VAN VALLEN IN DE EERSTE LIJN STAPPENPLAN PREVENTIE VAN VALLEN IN DE EERSTE LIJN Preventie van nieuwe valincidenten en letsel bij zelfstandig wonende ouderen. STAP 1: Screenen op valrisico in de eerste lijn. 1. Bent u de afgelopen

Nadere informatie

VAL-net. Evelyn Van Cleynenbreugel

VAL-net. Evelyn Van Cleynenbreugel VAL-net Ontwikkeling van een prototype begeleidingsnetwerk voor verbetering van therapietrouw voor valpreventie bij thuiswonende ouderen met verhoogd valrisico. Evelyn Van Cleynenbreugel P r o b l e e

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013

kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013 Het beroep van loontrekkende kinesitherapeut in de sector van de gezondheidszorg Executivee summary - Juni 2013 1 COLOFON Opdrachtgever van de studie: FOD Volksgezondheid, Cel Planning Gezondheidsberoepen

Nadere informatie

Valpoli Analyse valrisico, advies en behandeling Vakgroep Klinische Geriatrie Afdeling Fysiotherapie Afdeling Ergotherapie IJsselland Ziekenhuis

Valpoli Analyse valrisico, advies en behandeling Vakgroep Klinische Geriatrie Afdeling Fysiotherapie Afdeling Ergotherapie IJsselland Ziekenhuis Valpoli Analyse valrisico, advies en behandeling Vakgroep Klinische Geriatrie Afdeling Fysiotherapie Afdeling Ergotherapie IJsselland Ziekenhuis Inleiding Vallen komt in Nederland veel voor. Ongeveer 30%

Nadere informatie

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997 6.3.1. Inleiding Recente onderzoeken hebben toegelaten aan te tonen dat lichamelijke activiteiten een wezenlijke impact hebben op de gezondheidstoestand en dat ze van groot belang zijn op het vlak van

Nadere informatie

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997 6.10.1. Inleiding De term ongeval kan gedefinieerd worden als 'elk onverwacht en plots voorval dat schade berokkent of gevaar oplevert (dood, blessures,...) of als ' een voorval dat onafhankelijk van de

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting De levensverwachting van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) is gemiddeld 13-30 jaar korter dan die van de algemene bevolking. Onnatuurlijke doodsoorzaken zoals

Nadere informatie

De Invloed van Familie op

De Invloed van Familie op De Invloed van Familie op Depressie- en Angstklachten van Verpleeghuisbewoners met Dementie The Influence of Family on Depression and Anxiety of Nursing Home Residents with Dementia Elina Hoogendoorn Eerste

Nadere informatie

Gang- en valkliniek geriatrie Valpreventie

Gang- en valkliniek geriatrie Valpreventie Gang- en valkliniek geriatrie Valpreventie Eén derde van de 75-plussers valt in de thuissituatie tijdens het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Mogelijke gevolgen lichamelijk: fracturen, snijwonden,

Nadere informatie

Psychische kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen. dra. Lieve Hoeyberghs promotor: Prof. dr. Nico De Witte

Psychische kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen. dra. Lieve Hoeyberghs promotor: Prof. dr. Nico De Witte Psychische kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen dra. Lieve Hoeyberghs promotor: Prof. dr. Nico De Witte Inhoud 1. Achtergrond 2. Psychische kwetsbaarheid: sociodemografisch profiel 3. Kwetsbaarheid i.d.

Nadere informatie

Ouderen behoefteonderzoek. Brussel. 2/jun/09

Ouderen behoefteonderzoek. Brussel. 2/jun/09 Ouderen behoefteonderzoek Brussel 2/jun/09 Prof. Dr. D. Verté, N. De Witte, L. De Donder, T. Buffel, S. Dury Onderzoeksgroep Agogische Wetenschappen Vrije Universiteit Brussel Situering van het project

Nadere informatie

Tips om vallen te vermijden

Tips om vallen te vermijden INFORMATIE voor de patiënt Tips om vallen te vermijden De kans op een (ernstige) val is 10x groter dan de kans op een verkeersongeval! Binnen de groep 65 plussers, die thuis wonen, maakt elk jaar 1 persoon

Nadere informatie

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving Relationships between Attachment and Well-being among the Elderly: The mediational Roles of Mindfulness

Nadere informatie

VALPREVENTIE MB Brochure: Vallen l Ziekenhuis Oost-Limburg

VALPREVENTIE MB Brochure: Vallen l Ziekenhuis Oost-Limburg VALPREVENTIE MB 3036 Brochure: Vallen l Ziekenhuis Oost-Limburg 1 WELKOM Een val is snel gebeurd, ook tijdens uw verblijf in het ziekenhuis. Samen met u en uw naasten willen alle ziekenhuismedewerkers

Nadere informatie

Checklist valpreventie. Hoe kan u een valincident vermijden?

Checklist valpreventie. Hoe kan u een valincident vermijden? Checklist valpreventie Hoe kan u een valincident vermijden? Inleiding Vallen is soms erger dan u denkt. Een domme val kan heel wat ellende veroorzaken. Om valpartijen te voorkomen, moet uw woning een veilige

Nadere informatie

Valpreventieparcours

Valpreventieparcours Valpreventieparcours Spreektekst voor de scheidsrechter 1. Ervaar hoe het voelt om een wankel gangpatroon te hebben en wandel met 'samengebonden' voeten tot aan de volgende kegel. 2. Zoals je ziet neemt

Nadere informatie

Ketenzorg Arnhem. Vallen bij ouderen

Ketenzorg Arnhem. Vallen bij ouderen Vallen bij ouderen Casus Vrouw, 82 jaar Voorgeschiedenis: hypertensie Medicatie: 1 dd 12,5 mg hydrochloorthiazide Bericht CHRA: gevallen, wond behaarde hoofd is geplakt. Verder geen letsel. RR 140/70.

Nadere informatie

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013

Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 2012-2013 Evaluatie van het project Mantelluisteren academiejaar 212-21 In academiejaar 212-21 namen 5 mantelzorgers en 5 studenten 1 ste bachelor verpleegkunde (Howest, Brugge) deel aan het project Mantelluisten.

Nadere informatie

Pieter Bolderman Albert Schweitzer ziekenhuis MGPT Intern begeleider Maarten Gijssel

Pieter Bolderman Albert Schweitzer ziekenhuis MGPT Intern begeleider Maarten Gijssel Pieter Bolderman Albert Schweitzer ziekenhuis MGPT 2012 Intern begeleider Maarten Gijssel Aanleiding Eerste ervaring in ziekenhuis. Stijging ouderen die niet terug naar huis toe kunnen. Weinig onderzoek.

Nadere informatie

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? - Geplaatst in VISUS 4-2017 - EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE? Om de verschillen tussen de kennis uit het laatste wetenschappelijk bewijs en de klinische praktijk kleiner te maken is de afgelopen

Nadere informatie

Blijf in Beweging. Een oefenprogramma voor thuis om sociaal en fysiek in beweging te blijven. Draaiboek

Blijf in Beweging. Een oefenprogramma voor thuis om sociaal en fysiek in beweging te blijven. Draaiboek Blijf in Beweging Een oefenprogramma voor thuis om sociaal en fysiek in beweging te blijven Draaiboek INLEIDING Het oefenprogramma, dat we hier voorstellen, kadert binnen Ouderen in Beweging, onze integrale

Nadere informatie

KANS Kwetsbaarheid Aanpakken in de Samenleving

KANS Kwetsbaarheid Aanpakken in de Samenleving KANS Kwetsbaarheid Aanpakken in de Samenleving Evelyn Verlinde, Annelien Poppe, Dr. Sara Willems Ann DeSmet, Dr. Koen Hermans, o.l.v. Prof. Dr. Jan De Maeseneer Prof. Dr. Chantal Van Audenhove Studiedag

Nadere informatie

Aangepast langer thuis wonen, een optie? EEN CASESTUDIE ALS VOORBEELD

Aangepast langer thuis wonen, een optie? EEN CASESTUDIE ALS VOORBEELD Aangepast langer thuis wonen, een optie? EEN CASESTUDIE ALS VOORBEELD JANUARI 2017 Casestudie Kostprijsberekening voor Marie Marie is een levenslustige dame van 75 jaar. Vorig jaar overleed haar man, maar

Nadere informatie

Thuiszorg en valpreventie

Thuiszorg en valpreventie 1 Thuiszorg en valpreventie Aantal ouderen - In Nederland sterke vergrijzing VOORUITZICHTEN - 2010 : 4.6 miljoen - 2030 : aantal ziekenhuisbezoeken t.g.v. een val gestegen met 70 %. 2 Ouderen en vallen

Nadere informatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 2010 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 2010 bestaat uit 10772 leerlingen van het vijfde leerjaar lager onderwijs tot het

Nadere informatie

Bereidheid van thuiswonende 55-plussers tot deelname aan valpreventie

Bereidheid van thuiswonende 55-plussers tot deelname aan valpreventie Bereidheid van thuiswonende 55-plussers tot deelname aan valpreventie Dr. Elie Balligand, KU Leuven Promotor: Professor Dr. Koen Milisen, KU Leuven Co-promotor: Professor Dr. Eddy Dejaeger, KU Leuven Master

Nadere informatie

Valpreventie voor ambulante patiënten. Informatiebrochure

Valpreventie voor ambulante patiënten. Informatiebrochure Valpreventie voor ambulante patiënten Informatiebrochure 2 Beste mevrouw, meneer Welkom in het Sint-Andriesziekenhuis. Met deze infobrochure willen we u helpen om uw valrisico binnen het ziekenhuis en

Nadere informatie

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats The Relationship between Physical Health, Resilience and Subjective Wellbeing of Inhabitants

Nadere informatie

factsheet Effectiviteit van lichamelijke oefeningen bij valpreventie

factsheet Effectiviteit van lichamelijke oefeningen bij valpreventie factsheet Effectiviteit van lichamelijke oefeningen bij valpreventie Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. VeiligheidNL aanvaardt echter

Nadere informatie

Valkliniek. informatie voor patiënten

Valkliniek. informatie voor patiënten Valkliniek informatie voor patiënten INLEIDING 3 WAT GEBEURT ER IN DE VALKLINIEK? 3 HOE VERLOOPT EEN DAG IN DE VALKLINIEK? 4 CONTACTGEGEVENS 7 2 U bent onlangs gevallen of u loopt gevaar om te vallen.

Nadere informatie

ONDERZOEK & WETENSCHAP

ONDERZOEK & WETENSCHAP ONDERZOEK & WETENSCHAP Het gebruik van richtlijnen door ergotherapeuten in Nederland Jaarcongres Ergotherapie 22 maart 2019 GEBRUIK VAN RICHTIJNEN DOOR ERGOTHERAPEUTEN IN NEDERLAND Dr Joan Verhoef, Hoofddocent

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. University of Groningen Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. Verbakel, N. J. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite

Nadere informatie

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens Resultaten HBSC 14 Socio-demografische gegevens Jongeren en Gezondheid 14 : Socio-demografische gegevens Steekproef De steekproef van de studie Jongeren en Gezondheid 14 bestaat uit 9.566 leerlingen van

Nadere informatie

Monitoren in de thuissituatie na een heup fractuur, ervaringen met de SO-HIP studie

Monitoren in de thuissituatie na een heup fractuur, ervaringen met de SO-HIP studie Monitoren in de thuissituatie na een heup fractuur, ervaringen met de SO-HIP studie Margriet Pol MSc Docent/onderzoeker Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam Kenniscentrum ACHIEVE 1 TRENDS IN SENSOR TECHNOLOGIE

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

FACTSHEET. Communicatie met ouderen over valpreventie

FACTSHEET. Communicatie met ouderen over valpreventie FACTSHEET Communicatie met ouderen over valpreventie Factsheet 33 Projectnummer 10.0237 Rosemarie van Ruiten December 2013 Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid

Nadere informatie

Onderzoek naar. levenskwaliteit. bij colorectale (ex-)kankerpatiënten. Basisrapport. Met financiële steun van

Onderzoek naar. levenskwaliteit. bij colorectale (ex-)kankerpatiënten. Basisrapport. Met financiële steun van Onderzoek naar levenskwaliteit bij colorectale (ex-)kankerpatiënten Basisrapport Met financiële steun van Onderzoek naar levenskwaliteit bij colorectale (ex-)kankerpatiënten Basisrapport Auteurs: De Gendt

Nadere informatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,

Nadere informatie

EDOMAH staat voor: Ergotherapie bij Dementerende Ouderen en hun Mantelzorgers Aan Huis.

EDOMAH staat voor: Ergotherapie bij Dementerende Ouderen en hun Mantelzorgers Aan Huis. EDOMAH EDOMAH staat voor: Ergotherapie bij Dementerende Ouderen en hun Mantelzorgers Aan Huis Inhoud presentatie Doelgroep Doel EDOMAH Uitleg EDOMAH Voorbeelden Vergoeding Signalering Vragen Evidence Doelgroep

Nadere informatie