5. Actuele verdamping in hydrologische modellen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "5. Actuele verdamping in hydrologische modellen"

Transcriptie

1 5. Actuele verdamping in hydrologische modellen Ruud Bartholomeus, Joost Heijkers, Peter Droogers, Jos van Dam, Paul van Walsum 5. Actuele verdamping in hydrologische modellen Inleiding Schematisatie verdampingsvergelijkingen in hydrologische modellen Actuele verdamping van gewassen en natuurlijke vegetaties Potentiële verdamping van een referentiegewas Potentiële verdamping van de actuele vegetatie Bodemverdamping Interceptieverdamping Actuele transpiratie: reductiefuncties voor wateropname Actuele transpiratie: één-stap benadering Actuele verdamping van oppervlaktewater Actuele verdamping van het stedelijke gebied Verdamping in Nederlandse modellen Algemeen SWAP, SWAPS en MetaSWAP Verdamping in het NHI Verdamping in oppervlaktewatermodel SOBEK-(RR) Gekoppelde water- en energiebalans: internationale ontwikkelingen SVAT-schema s en landoppervlaktemodellen SVAT-schema s en hydrologische modellen Referenties Inleiding Het beheer van onze natuurlijke leefomgeving maar ook klimaatverandering beïnvloeden de verdampingsvraag, de afvoer van beken en rivieren, en de hoeveelheid water die beschikbaar is voor planten. Hydrologische modellen spelen een belangrijke rol in het beheer van stroomgebieden en in het berekenen van gewasopbrengsten, maar ook in klimaatmodellen, door de invloed van hydrologische processen op eigenschappen van het landoppervlak en hiermee op de energiebalans. De kennis over voornamelijk deze koppeling tussen waterhuishouding en de rest van het klimatologische systeem ontwikkelt zich snel (Entekhabi et al., 1999). Verdamping speelt een onmiskenbare rol in de hydrologische modellen, omdat deze, samen met de neerslag, de waterfluxen aan het oppervlak bepaalt (Figuur 1). Grondwatermodellen zijn afhankelijk van de grondwateraanvulling: neerslag (P) min actuele totale verdamping (E tot), bij afwezigheid van oppervlakteafvoer. De totale verdamping is gedefinieerd als de som van interceptieverdamping (E i), de gewasverdamping of transpiratie (E t) en de bodemverdamping (E s) (NHV, 2002). In zogenaamde agro-hydrologische modellen staat verdamping centraal, door de relatie tussen gewasopbrengst- en transpiratiereductie. Interessant is op te merken dat een relatieve fout in de neerslag of totale verdamping versterkt wordt binnen de berekening van het beschikbare water voor grondwateraanvulling of afvoer, zeker als beide termen van dezelfde ordegrootte zijn (Sumner en Jacobs, 2005). Dit is een belangrijke reden om de totale verdamping accuraat te berekenen met hydrologische modellen. Traditioneel wordt in hydrologische modellen de potentiële verdamping als invoer gebruikt, die reduceert tot de actuele verdamping als gevolg van een niet optimale vochtvoorziening. Anders gezegd: wanneer er sprake is van optimale vochtvoorziening is de potentiële verdamping gelijk aan de actuele verdamping (indien er geen andere plant reductiefactoren 1

2 zijn zoals zout en/of nutriënten). Er bestaan verschillende methoden om de potentiële verdamping te berekenen, die we hieronder zullen beschrijven. Vervolgens beschrijven we algemeen toegepaste methodes om vanuit de potentiële de actuele verdamping te bepalen. Daarnaast beschrijven we hoe de actuele verdamping van gewassen en natuurlijke vegetaties bepaald kan worden zonder tussenkomst van de potentiële verdamping. We beschrijven beknopt de berekening van de actuele verdamping van oppervlaktewater en van het stedelijk gebied. Daarna geven we een overzicht van verdampingsberekening in enkele typisch Nederlandse modellen, en van de schematisering van verdamping in buitenlandse hydrologische modellen. Van belang daarbij zijn de aannames die (impliciet) gedaan worden in het onderscheiden van de drie verdampingsposten: gewasverdamping (transpiratie) (E t), bodemverdamping (E s) en interceptieverdamping (E i). Transpiratie (E t), het gedeelte van de totale verdamping dat vanuit de bodem via de planten in de atmosfeer komt, beschrijft het verlies van water uit de plant door de huidmondjes ofwel stomata. De plant opent deze stomata voor opname van CO 2 en uitstoot van O 2, met als consequentie verlies van H 2O. Bij verhoogde CO 2 concentratie in de atmosfeer wordt de E t in principe dan ook minder (alhoewel de toenemende O 3-concentratie dit mogelijk weer teniet zal doen, zie bijv. Dickson et al. (1998) en Noormets et al. (2001)). Deze diffusie van CO 2 is nodig voor fotosynthese en dus groei. Planten controleren de opening van de stomata (via de turgor van de sluitcellen ) en hiermee het verlies van water door transpiratie. Interceptieverdamping (E i) direct vanaf de bladeren en stam hangt onder andere af van de hoeveelheid water die het bladoppervlak kan vasthouden. Bodemverdamping (E s) wordt bepaald door de hoeveelheid water in de bodem en de porositeit van de bodem (Gash en Dolman, 2009). Figuur 1: Van atmosfeer naar verzadigde zone (uit NHV (2002)) Schematisatie verdampingsvergelijkingen in hydrologische modellen Op wereldschaal is de verdamping van gewassen en natuurlijke vegetaties veel groter dan bijvoorbeeld het gebruik van water in steden en industrie (Droogers, 2009). Daarom ook dat in dit hoofdstuk veel aandacht ligt op de verdamping van (landbouw)gewassen en 2

3 natuurlijke vegetaties. Daarnaast geven we een korte beschrijving van de openwaterverdamping en de verdamping in het stedelijk gebied Actuele verdamping van gewassen en natuurlijke vegetaties Eén van de belangrijkste invoervariabelen in hydrologische modellen is de potentiële verdamping (Federer et al., 1996; Zhou et al., 2006). In de meeste hydrologische simulaties waarin verdamping een rol speelt, wordt geen gemeten verdamping als invoer gebruikt, maar wordt deze berekend. Een veel gebruikte benadering voor het bepalen van de actuele verdamping, is eerst een potentiële verdamping (E p) van de betreffende begroeiing af te leiden uit routinematig verkregen meteorologische gegevens en vervolgens hieruit de (werkelijke) verdamping (E) te bepalen als een fractie van E p. Deze fractie hangt af van de vochtcondities in de wortelzone. Dit concept heeft tot verscheidene methodes voor het bepalen van E p geleid (Federer et al., 1996). Methodes verschillen sterk in de wijze waarop het aandeel van bodemverdamping en transpiratie wordt bepaald en of interceptieverdamping wordt meegenomen Potentiële verdamping van een referentiegewas Veel gebruikt is de potentiële verdamping van een referentiegewas, beter bekend als de referentieverdamping E ref. E ref is gedefinieerd als de verdamping van een referentiegewas, meestal een kort, groen gewas die de bodem volledig bedekt, en waarvan het plantoppervlak droog is en de plantenwortels optimaal van water worden voorzien. Er bestaan wereldwijd ongeveer 50 methoden om de referentieverdamping te bepalen (Lu et al., 2005), waarvan vaak weer veel lokaal-specifieke varianten bestaan. In de wetenschappelijke literatuur zijn talloze publicaties te vinden waar verschillende referentieverdampingsmethoden worden vergeleken (bijvoorbeeld Allen et al., 1998; Droogers en Allen, 2002; Irmak et al., 2003; Itenfisu et al., 2003; Jensen et al., 1990; Lu et al., 2005). Uit deze publicaties komt een duidelijke consensus naar voren dat de Penman-Monteith aanpak de beste is. Een nadeel van Penman- Monteith is dat deze methode veel invoergegevens vereist die niet altijd voorhanden zijn. Sommige van deze gegevens zijn niet eenvoudig nauwkeurig te meten, waardoor andere referentieverdampingsmethoden (o.a. Makkink, Priestly-Taylor, Hargreaves, Thorntwaite) uiteindelijk toch nauwkeuriger kunnen zijn (Droogers en Allen, 2002). Deze alternatieve methoden hebben wel allemaal gemeen dat ze lokaal specifiek gekalibreerde parameters nodig hebben, vaak alleen geldig voor wat grotere tijdstappen, en minder fysisch gebaseerd zijn. Complicaties/discussie Door de FAO is het computerprogramma ETo Calculator ( ontwikkeld dat inzicht geeft in de benodigde gegevens voor het berekenen van de E ref volgens Penman-Monteith. Voor ontbrekende gemeten meteorologische variabelen maakt het programma gebruik van de procedures voor het schatten van deze variabelen volgens de methodes beschreven in (Allen et al., 1998). Zelfs als een dataset alleen gegevens van maximum en minimum temperatuur bevat, is het mogelijk een redelijke schatting van de maandelijkse referentieverdamping te geven. Het programma geeft, zeker door de koppeling met de klimaatdatabase CLIMWAT ( voor het verkrijgen van benodigde meteorologische parameters, inzicht in de berekening van E ref volgens FAO Penman-Monteith. Het REF-ET computerprogramma biedt een grote flexibiliteit aan voor het berekenen van E ref. Verschillende methoden evenals een grote diversiteit (compleetheid) van gegevens kunnen worden gebruikt. De meeste methodes voor de berekening van E ref maken geen expliciet onderscheid in bodemverdamping en transpiratie. In deze methodes wordt impliciet aangenomen dat de afname van transpiratie door een afname van de bodembekking (Leaf Area 3

4 Index, LAI: totale bladoppervlakte van een vegetatie gedeeld door de oppervlakte onder die vegetatie) volledig gecompenseerd wordt door een toename van de bodemverdamping (Federer et al., 1996). Per definitie maakt interceptieverdamping geen deel uit van de referentieverdamping (Allen et al., 1998; NHV, 2002), omdat deze gedefinieerd is voor een droog gewas. De referentieverdamping volgens Makkink, zoals gebruikt door het KNMI, voldoet niet aan deze definitie. Makkink (1957) heeft zijn vergelijking namelijk afgeleid uit metingen onder gemiddelde meteorologische condities, dus met interceptie Potentiële verdamping van de actuele vegetatie Indirect via gewasfactoren Een eerste methode om de verdamping van een begroeid oppervlak te verkrijgen, is door het toepassen van gewasfactoren in combinatie met de referentieverdamping. De referentieverdamping wordt berekend voor een gras (of alfalfa) referentiegewas en wordt vervolgens vermenigvuldigd met een empirische gewasfactor K c (Allen et al., 1998; Doorenbos en Pruitt, 1977): Ep = Kc E ref (0.1) Figuur 2: Curve voor gewasfactor K c volgens de wereldvoedselorganisatie FAO met vier fases van gewasgroei en drie K c-waarden en relatieve gewasgroei (uit Allen et al. (2005)). Gezien de rol van bodemverdamping en de beschikbaarheid van water voor transpiratie onder gedeeltelijk bedekte bodems is het belangrijk bodemverdamping van een natte bodem en transpiratie in hydrologische simulaties expliciet te schematiseren (Farahani et al., 2007). Belangrijke methodes om bodemverdamping en transpiratie te beschouwen zijn die van Ritchie (1972) en Shuttleworth en Wallace (1985). Voor een meer praktische benadering is de zogenaamde tweeledige (Eng: dual) gewasfactor geïntroduceerd (Allen et al., 1998; Allen et al., 2005), waarmee de gewasfactorbenadering van de FAO geschikt is gemaakt voor gedeeltelijk bedekte bodems: Kc = Kcb+ Ke (0.2) waarin K cb de basale gewasfactor is en de verhouding weergeeft tussen E p en E ref van een droog bodemoppervlak (vrijwel geen bodemverdamping), waarbij de bodemvochtcondities de transpiratie niet belemmeren. Het grootste deel van de bodemverdamping wordt gegeven door K e. Het doel van deze tweeledige gewasfactor is om het verschil tussen bodemverdamping en transpiratie te scheiden. Een uitgebreidere toepassing van gewasfactoren, zoals toegepast binnen SWAP en MetaSWAP wordt gegeven in paragraaf en

5 Directe bepaling E p Voorbeelden van methodes om E p direct te berekenen zijn Priestley-Taylor, McNaughton- Black, Penman-Monteith en Shuttleworth-Wallace. E p geeft de potentiële verdamping van een werkelijk gewas en is in de verschillende vergelijkingen afhankelijk van het oppervlak via albedo (Priestley-Taylor), oppervlakteweerstand (McNaughton-Black), of albedo en aerodynamische weerstand (Penman-Montheith), of albedo, aerodynamische en oppervlakteweerstand (Shuttleworth-Wallace) (Federer et al., 1996). Door deze vergelijkingen te parametriseren voor een referentiegewas, kan ook E ref verkregen worden. Zo wordt de internationale standaard voor E ref berekend door de Penman-Monteith vergelijking te parametriseren voor gras of alfalfa (Allen et al., 1998). Complicaties/Discussie De praktische toepasbaarheid van het gebruik van gewasfactoren is de grote kracht van deze benadering. De nadelen ervan zijn echter ook evident. Zo vertrouwen gebruikers veelal op gepubliceerde K c-waarden, in plaats van deze af te leiden voor het studiegebied. Echter, de empirische oorsprong van K c-waarden beperkt de algemene toepasbaarheid, doordat de waarden slechts geldig zijn voor de omstandigheden waaronder deze bepaald zijn. Dit beperkt de mogelijkheid om K c- waarden toe te passen op locaties waarvoor omgevingsfactoren (bijvoorbeeld klimaat, bodem en beheer) afwijken van die waaronder de K c-waarden zijn afgeleid (Farahani et al., 2007). Gevolg van het gebruik van empirische gewasfactoren is dat impliciet gecorrigeerd wordt voor de rol van bodemverdamping, transpiratie en interceptieverdamping. Deze (empirische) correctiefactoren zijn vanzelfsprekend uitsluitend geldig voor de klimatologische omstandigheden waarvoor deze zijn afgeleid. Zo zullen door een veranderend neerslagpatroon, bijvoorbeeld in de vorm van meer intensieve neerslag, empirisch afgeleide gewasfactoren niet meer geldig zijn. Ook gewasfactoren zoals voorgesteld door Feddes (1987), bevatten impliciet bodemverdamping, transpiratie en interceptieverdamping. De factoren zijn immers empirisch verkregen, door verdampingsmetingen onder de werkelijke weerscondities. De potentiële verdamping is een onbruikbaar begrip voor droogteminnende vegetaties (Witte et al., 2012), omdat gepubliceerde K c-waarden voor zulke vegetaties meestal zijn ontleend aan metingen van de actuele verdamping. Een droogteminnende vegetatie is echter van nature helemaal niet optimaal van water voorzien. Ook de kunstmatige toediening van voldoende water is geen oplossing om de potentiële verdamping te bepalen, omdat dat leidt tot een andere vegetatie, met nieuwe verdampingseigenschappen. Daarom zijn gewasfactoren voor droge vegetaties in de praktijk verhoudingsgetallen tussen de werkelijke verdamping (die bij droogte is gereduceerd) en de Makkink-verdamping. Net als gewasfactoren gelden die verhoudingsgetallen voor de tijdens de meting heersende weersomstandigheden. De veronderstelling achter de hydrologische rekenprocedure dat met die verhoudingsgetallen de potentiële verdamping wordt vastgesteld, is dus onjuist (Witte et al., 2012). De atmosferische CO 2-concentratie heeft invloed op de potentiële verdamping, omdat door stijging van de CO 2-concentratie planten netto wat zuiniger omgaan met water: ze transpireren minder. Dit effect is waargenomen in historische reeksen van rivierafvoeren (Gedney et al., 2006). Bovendien toont een recente analyse van fossiel bladmateriaal aan dat de dichtheid aan huidmondjes afneemt met een toenemend CO 2-gehalte (De Boer et al., 2011). Door die afname stijgt de stomatale weerstand en daalt de transpiratie. Voor Nederland is geraamd dat in 2050 ( CO 2 = 150 ppm) de potentiële verdamping (evapotranspiratie) gemiddeld met 2-5% zal zijn gedaald, afhankelijk van de vegetatiestructuur (Kruijt et al., 2008b; Witte et al., 2006a; Witte et al., 2006b). Door Kruijt et al. (2008a) zijn correctiefactoren voor dit CO 2-effect afgeleid. 5

6 De Penman-Monteith vergelijking gaat uit van een oppervlak dat bestaat uit one big leaf, en neemt aan dat fluxen vanuit de bodem genegeerd kunnen worden. De Penman-Monteith vergelijking geldt daarmee alleen voor gewassen die de bodem volledig bedekken (Feddes en Lenselink, 1994). Over een groter oppervlak is echter de one big leaf benadering zelden geldig, omdat er altijd delen van een gebied en periodes zijn waarin de vegetatie niet gesloten is. Zowel het bodemoppervlak als de bladeren verdampen of transpireren vocht naar de atmosfeer. Hun relatieve aandeel in de totale verdamping verandert aanzienlijk als de vegetatie zich ontwikkelt (Zhou et al., 2006). De Shuttleworth-Wallace methode beschouwt de verhouding tussen transpiratie en bodemverdamping expliciet. Daarvoor is wel informatie nodig over de albedo, maar ook van vijf verschillende oppervlakteweerstanden en aerodynamische weerstanden. Het parametriseren van een dergelijke vergelijking vormt daarmee een drempel voor toepassing in hydrologische simulaties. Een alternatief is toepassing van de Penman-Monteith vergelijking voor bodem en plant apart (zie paragraaf 5.3.2). De toepassing van modellen voor de berekening van E p is toegenomen door verbeterde metingen van meteorologische variabelen nabij het oppervlak, zoals bodem- en luchttemperatuur, luchtvochtigheid, straling, wind en neerslag (Farahani et al., 2007). De benaderingen van een twee-staps methode (gewasfactoren) en vergelijkingen waarin termen voor de beschikbare energie ( available energy term ) en voor de mogelijkheid van de atmosfeer om water werkelijk te onttrekken ( aerodynamic term ) gecombineerd worden, naderen elkaar steeds meer. Enerzijds is er namelijk behoefte aan theoretische kennis om de nauwkeurigheid en algemene toepasbaarheid van methodes te vergroten; anderzijds moeten methodes wel praktisch toepasbaar blijven Bodemverdamping Voor verdamping van open water geldt dat de beschikbaarheid van water niet beperkend is voor de hoeveelheid water dat verdampt. Dit geldt niet voor bodemverdamping. Verschillen in bodemverdamping en verdamping van open water worden daarom niet veroorzaakt door verschillen in meteorologische condities, maar door verschillen in waterbeschikbaarheid. De bodemverdamping is veelal lager dan de verdamping van open water, vanwege verschillen in albedo en doordat de beschikbaarheid van water in de toplaag van de bodem beperkend is. Voor bodems met een grove structuur en een verzadigde toplaag, echter, kan door het relatief grote verdampend oppervlak de bodemverdamping hoger zijn dan die van open water (Ward en Robinson, 1990). Dit laatste is echter meer een uitzondering die bijvoorbeeld alleen optreedt enkele dagen na heftige neerslag als de bodem volledig verzadigd is. In een droge, kale bodem is het transport van water naar het bodemoppervlak beperkend voor bodemverdamping. Bij afwezigheid van neerslag, is de bodemverdamping afhankelijk van capillaire stroming van water vanuit bodemvocht in diepere lagen naar het bodemoppervlak, welke berekend wordt volgens de vergelijking van Darcy: = d H q k dz waarin q de volumefluxdichtheid [L T -1 ], k de doorlatendheid van de bodem [L T -1 ], H de stijghoogte [L] en z de verticale afstand [L]. Om opwaartse stroming vanuit het grondwater mogelijk te maken, moet H afnemen met de hoogte, waardoor dh/dz negatief, en q positief wordt (Figuur 3). Maar, doordat k sterk afneemt met het vochtgehalte θ, en dus met de afstand tot de grondwaterspiegel, moet dit gecompenseerd worden door dh/dz, zodat op elke diepte dezelfde flux behouden blijft. Om op elke diepte dezelfde flux te behouden, moet een mate van afname van k met de afstand tot de grondwaterspiegel worden gecompenseerd door eenzelfde mate van toename met deze afstand voor de absolute waarde van dh/dz. (0.3) 6

7 Daardoor verloopt de curve van H in Figuur 3 steeds minder steil naarmate de afstand tot het oppervlak kleiner wordt (Koorevaar et al., 1983). De ontwikkeling van de scherpe overgang tussen een zeer droge toplaag en een vochtiger bodem daaronder, wordt versneld door het verdampingsproces, waardoor θ, h en H aan het oppervlak afnemen. Ook k neemt hierdoor af, waardoor dh/dz te klein is om aan de verdampingsvraag te voldoen. Hierdoor neemt θ weer af, is dh/dz weer te klein, etc. Hierdoor wordt een zeer droge toplaag gevormd, waaruit geen water meer verdampt. De vorming van deze laag beschermt de bodem dus tegen uitdroging (Koorevaar et al., 1983). In droge perioden wordt water in de bodem dus vastgehouden door de ontwikkeling van een zeer droge toplaag met een lage waterdoorlatendheid, waardoor de bodemverdamping snel afneemt. Bovenstaande is alleen geldig in periodes van droogte; in natte periodes zal de bodem eerder voldoen aan de verdampingsvraag. Modelmatig kan de beschikbaarheid van water voor bodemverdamping dus op basis van de Wet van Darcy worden bepaald. Praktisch gezien, echter, is er een probleem, doordat de fysische eigenschappen van de bovenste centimeters van de bodem niet overeenkomen met die van hetzelfde bodemtype daaronder. Dat komt bijvoorbeeld door neerslag, korstvorming en landbewerking. Daardoor wordt vaak teruggegrepen op empirische methoden voor het bepalen van de bodemverdamping, zoals volgens Black of Boesten/Stroosnijder (Kroes et al., 2009). Toepassing van empirische methodes is echter altijd beperkt tot de omstandigheden waarvoor de methodes gekalibreerd zijn. Figuur 3: Verloop van het vochtgehalte in de bodem bij een stationaire opwaartse stroming van water, constante bodemverdamping, en een stabiele grondwaterstand (uit Koorevaar et al. (1983)) Interceptieverdamping De interceptieverdamping is gedefinieerd als het deel van de bruto neerslag dat door de vegetatie of andere structuren wordt onderschept en vervolgens verdampt (Figuur 1). De grootte van de interceptieverdamping hangt af van een veelheid aan factoren. In vochtige en gematigde klimaten kan de verdamping van interceptiewater 10 tot 50% van de jaarlijkse neerslag bedragen en dit aandeel kan vele male hoger zijn als ook de opgevangen neerslag door de strooisellaag op bosgrond wordt beschouwd (Gerrits et al., 2007; Gerrits, 2009). Voor bossen kan de interceptieverdamping zelfs bijna even groot zijn als de transpiratie (Tiktak en Bouten, 1994). Voor de interceptieverdamping van landbouwgewassen en gras worden gemiddelde waarden van ongeveer 100 mm per jaar genoemd (Massop et al., 2005). Voor het berekenen van de interceptie van landbouwgewassen wordt in hydrologische modellen de benadering van Von Hoyningen-Hüne (1983) algemeen toegepast (Kroes et al., 2009; Nunes et al., 2006; Ragab en Bromley, 2010). In SWAP (Kroes et al., 2009), bijvoorbeeld, wordt de interceptie voor landbouwgewassen en grasland berekend volgens: 7

8 1 C= a LAI 1 b Pbruto 1+ a LAI waarin C de interceptie (de hoeveelheid water op het bladerdek) [L], LAI de Leaf Area Index, P bruto de bruto neerslag [L], a een empirische coëfficiënt [L] en b de fractie bedekte bodem [-]. Bij toenemende neerslaghoeveelheid raakt het bladoppervlak verzadigd. Deze verzadigingsgraad is gelijk aan a LAI (Figuur 4). In paragraaf staat beschreven hoe C in modellen gebruikt kan worden om E i te bepalen. In de benadering zoals die gevolgd wordt voor korte vegetaties wordt de invloed van de duur van de neerslag en de verdamping tijdens neerslag niet beschouwd. Voor bossen gaat deze benadering niet op (Carlyle-Moses en Gash, 2011). Voor regenbuien die het bladerdek verzadigen kan de interceptieverdamping E i berekend worden als (Moors, 2012): t Ei = Edt+ C (0.5) 0 Met t [T -1 ] de totale duur van de bui, E [L T -1 ] de verdampingssnelheid en C [L] de hoeveelheid water op het bladerdek (inclusief takken) als zowel de regenbui als de doorval zijn gestopt. Een zeer algemeen gebruikte fysisch model om de interceptie voor bossen te bepalen is de methode van Gash et al. (1995), welke op seizoen- en jaarbasis een nauwkeurige benadering van de interceptie geeft (Moors, 2012). In de benadering van Gash et al. (1995) wordt de grenswaarde van de hoeveelheid neerslag die nodig is om het bladerdek te verzadigen P beschreven als (uit Moors (2012)): PC c E c P ' = ln 1 Ec P Met de bergingscapaciteit van het bladerdek C c=c/c veg [L], en de verdampingssnelheid per eenheid bladerdek c veg [-] is E = E / c, met E[L T -1 ] de gemiddelde verdamping en P[L T -1 ] de gemiddelde neerslagintensiteit gedurende de bui. Gash et al. (1995) beschrijft vervolgens E i per bui als: E = c P voor P P ' i veg E c Ei = cveg ( P ' Cc) + ( P P ') + Cc voor P> P ' P c veg Figuur 4 geeft de relatie tussen neerslag en interceptie volgens Gash et al. (1995) voor een naaldbos (uit Kroes et al. (2009)). Voor een verzadigd bladerdek is de helling van de curve gelijk aan E / P. (0.4) (0.6) (0.7) 8

9 Figuur 4: Interceptie voor landbouwgewassen en bossen (uit Kroes et al. (2009)). De besproken methodes (paragraaf en ) voor de berekening van E ref of E p gaan uit van een gewas met een droog bladoppervlak. Indien het bladoppervlak bedekt is met interceptiewater wordt voor de berekening van E, in de Penman-Monteith en de Shuttleworth-Wallace methode de stomatale weerstand (en in de Shuttleworth-Wallace methode ook de weerstand van het bodemoppervlak) op nul gezet (Rutter et al., 1971; Zhou et al., 2006) (Figuur 5). Van Walsum et al. (2012) geven een voorbeeldberekening van het effect van het al dan niet expliciet simuleren van de interceptieverdamping voor enkele landbouwgewassen. Uit deze berekeningen (Tabel 1) blijkt bijvoorbeeld dat de berekende totale verdamping wellicht niet zoveel verschilt, maar het effect van interceptie op de transpiratie is aanzienlijk. Tabel 1: Voorbeeld van verdampingsposten (mm/jaar) voor modelsimulaties met en zonder berekening van interceptie. Uit Van Walsum et al. (2012). Zonder simulatie interceptie Met simulatie interceptie gewas E s_a E t_p E i E tot Gras Maïs Aardappel Gras Maïs Aardappel Voor een uitgebreide beschrijving van interceptie en interceptieverdamping verwijzen we naar Gerrits (2010) en Moors (2012). 9

10 Figuur 5: Schematisatie van weerstanden voor een droog en nat bladoppervlak (naar Monteith (1976)). Complicaties/Discussie Er wordt vaak aangenomen dat het water dat opgevangen wordt door interceptie nog dezelfde dag verdampt (Savenije, 2004). Onder zomerse omstandigheden en voor landbouwgewassen is deze aanname vaak correct, maar de hoeveelheid water die vastgehouden wordt per gewas en gewasstadium is echter niet goed bekend (Droogers, 2009). Hierdoor is dus ook niet bekend hoeveel neerslag uiteindelijk in de bodem komt en dus beschikbaar is voor opname door de wortels. Door Van Walsum en Supit (2012) is een aangepaste Rutter-methode ontwikkeld, waarbij er wel een duidelijk moment is dat het interceptiereservoir leeg raakt. De methode van Gash et al. (1995), maar ook die van Rutter et al. (1971), gaat uit van een gesloten bladerdek. Voor meer open structuren kan de methode van Valente et al. (1997) worden toegepast. Ondanks de aanzienlijke rol van interceptieverdamping in de waterbalans, wordt deze in hydrologische simulaties dikwijls niet expliciet gesimuleerd. In hoogwatermodellering, bijvoorbeeld, speelt interceptie als percentage van de totale afvoer dan wel geen rol tijdens een overstroming, maar interceptie heeft wel veel invloed op de bodemvochtconditities voorafgaand aan een hoogwater (Gerrits, 2009). Als in een hydrologisch model interceptie niet wordt meegenomen, resulteert dit in een foutief bodemvochtgehalte, wat invloed heeft op het berekende bergend vermogen van de bodem. Dit kan leiden tot overschatting van piekafvoeren (Fenicia et al., 2008). Aan de andere kant kunnen hydrologische modellen een correcte waterbalans, of een goede fit met metingen, leveren door te compenseren voor fouten in de verdamping via het aanpassen van andere modelparameters (Andréassian et al., 2004; Fenicia et al., 2008). Als een model vervolgens wordt gebruikt voor effectstudies, kan een model dat goed fit toch systematisch onjuiste voorspellingen leveren, doordat het model alleen geldig is voor de omstandigheden waarop deze gekalibreerd is. Beter kan de interceptieverdamping apart van transpiratie en bodemverdamping berekend worden, zeker voor bossen. Voor een nat, verzadigd bladoppervlak mag, voor berekening op dagbasis, worden aangenomen dat de stomatale weerstand gelijk is aan nul (Allen, 2005; Gavin en Agnew, 2000), zoals algemeen gebeurt in hydrologische modellen. Dat betekent dat de transpiratie tijdens interceptieverdamping op nul wordt gezet. Deze aanname is geldig voor daggemiddelde berekeningen. In werkelijkheid echter, gaat transpiratie wel door tijdens interceptieverdamping (Bosveld en Bouten, 2001; Bosveld en Bouten, 10

11 2003). Dit proces is moeilijk te parametriseren, maar is wel van belang als men geïnteresseerd is in de timing van transpiratie binnen een dag Actuele transpiratie: reductiefuncties voor wateropname Stroming van water in de onverzadigde zone: Sink-term Als de bodemvochtcondities niet optimaal zijn om potentiële transpiratie in stand te houden, neemt de potentiële transpiratie af tot de actuele transpiratie (E t_a). Een tekort aan beschikbaar bodemvocht ontstaat in eerste instantie doordat het water dat voor transpiratie uit de wortelzone wordt onttrokken niet tijdig wordt aangevuld door neerslag, irrigatie, of capillaire opstijging vanuit het grondwater. Niet alleen een tekort aan water in de wortelzone leidt tot transpiratiereductie. In een natte bodem kan een tekort aan zuurstof, veroorzaakt door een te laag gehalte luchtgevulde poriën in de wortelzone, tot een afname van de wateropname van de wortels leiden (Bartholomeus et al., 2008; Feddes et al., 1978; Glínski en Stępniewksi, 1985; Kramer, 1951). Daardoor kunnen planten zelfs verwelken. Ook een hoog zoutgehalte van het bodemvocht kan tot vochttekort in de plant leiden, doordat de hoge osmotische potentiaal van het bodemvocht voorkomt dat voldoende water naar de wortels kan stromen (Feddes en Lenselink, 1994). Onder suboptimale vochtvoorziening in de wortelzone zal de potentiële transpiratie afnemen tot de actuele transpiratie, doordat de gewasweerstand toeneemt als gevolg van een (gedeeltelijke) sluiting van de huidmondjes. In hydrologische modellen voor de onverzadigde zone wordt het effect van de wateropname van plantenwortels beschreven door het opnemen van de zogenaamde sink-term in de Richards vergelijking voor stroming van water in de onverzadigde zone. Vereenvoudigd tot alleen stroming in de verticale z-richting, wordt de vergelijking als volgt geschreven: θ hm = K( hm ) S( z, t) t z z waarin θ het volumetrisch vochtgehalte (L 3 L -3 ]), t de tijd (T), K de doorlatendheid (L T -1 ) en h m de drukhoogte in de bodemmatrix (L). De sink-term S (L 3 L -3 T -1, volumetrische wateropname per eenheid bodemvolume en tijd) is een functie van de bodemdiepte z en tijd t. Als deze geïntegreerd wordt over de wortelzone (WZ) is S gelijk aan de actuele transpiratie (E t_a) (Hopmans en Bristow, 2002). Eendimensionale stromingsmodellen, zoals SWAP (Van Dam et al., 2008) en Hydrus1D (Šimůnek et al., 2008) delen de wortelzone op in lagen ( z i, i=1,..,nl). Voor elk van deze lagen wordt de stromingsvergelijking en de opname van wateropname opgelost, zodat geldt: Nl t _ a = d = WZ i= 1 i i E S z S z (0.9) In sommige modellen bestaat de onverzadigde zone slechts uit twee lagen: een wortelzone en een ondergrond. De actuele wateropname van planten wordt berekend door S max te vermenigvuldigen met stressfactoren voor droogte-, zuurstof- en zoutstress (Kroes et al., 2008): S( z) =α α α S ( z ) (0.10) droogte zuurstof zout max S max, de maximale wateropname door planten, geïntegreerd over de worteldiepte, is gelijk aan de potentiële transpiratie. Integratie van S(z) over de wortelzone levert de actuele transpiratie E t_a. Vergelijking 0.9 laat zien dat de beschrijving van het wortelprofiel een belangrijke factor is in het beschrijven van de actuele transpiratie. Zowel de diepte als de worteldichtheid zijn daarbij van belang (Feddes en Raats, 2004). Voor het bepalen van de eigenschappen van worteleigenschappen bestaan verschillende methodes, variërend van het in detail modelleren van individuele wortels (Doussan et al., 1998), tot simulaties van de verdeling van het totale wortelprofiel (Arora en Boer, 2003). Methodes voor het beschrijven van eendimensionale (0.8) 11

12 worteldichtheidsfuncties zijn bijvoorbeeld beschreven in (Molz, 1981). Jackson et al. (1996) geeft een overzicht van gegevens van de wortelverdeling als functie van diepte voor terrestrische ecosystemen, evenals gefitte relaties volgens de formule van Gale en Grigal (1987): z Y = 1 β (0.11) Met Y de cumulatieve fractie wortels (waarde tussen 0 en 1) vanaf het bodemoppervlak tot diepte z, en β de extinctie-coëfficiënt (zie Figuur 6). Een database van wortelprofielen voor terrestrische ecosystemen is beschikbaar via (Schenk en Jackson, 2003). Figuur 6: Cumulatieve wortelverdeling als functie van diepte voor elf terrestrische ecosystemen en voor het theoretische model van Gale en Grigal (1987). Grotere waarden van β duiden op diepere wortelprofielen. Uit Jackson et al. (1996) Wateropname door wortels Twee benaderingen worden algemeen gebruikt om tijdsafhankelijke wateropname door wortels (S) te berekenen, een mechanistische en een meer empirische benadering (Hopmans en Bristow, 2002): Empirisch Een wereldwijd gebruikte benadering voor relatieve wateropname is geïntroduceerd door Feddes et al. (1976). Deze wordt ook wel de macroscopische benadering genoemd. Het voordeel hiervan is dat er geen volledig overzicht in het fysische proces van wateropname door plantenwortels nodig is. Daarom stelt de methode ook minder eisen aan bodem- en plantparameters (Homaee et al., 2002). De macroscopische benadering gaat uit van een op voorhand bekende stress-reductie-functie met daarin de sink-term variabele α(h m) (Figuur 7). Onder optimale vochtcondities is de maximale opname van water door wortels S max(z), geïntegreerd over de worteldiepte, gelijk aan de potentiële transpiratie, E t_p, die bepaald wordt door atmosferische condities. 12

13 De actuele wateropname is een functie van drukhoogte (h m): S( h ) ( h ) S m = α m max (0.12) Figuur 7: Schematisatie van de stress-reductie-functie, α(h), zoals voorgesteld door Feddes et al. (1978) (a) en Van Genuchten (1987) (b) (uit Šimůnek et al. (2005)). Tabel 2: Kritische drukhoogtes h (cm) voor de stress-reductie-functie, α(h) (Figuur 7a) voor enkele landbouwgewassen (naar Wesseling (1991b)) In de functie van Feddes et al. (1978) is wateropname optimaal tussen h m_2 en h m_3 en neemt lineair af van h m_3 tot h m_4 door watertekort en tussen h m_2 en h m_1 door zuurstoftekort. De waarde van h m_3 hangt af van de watervraag van de atmosfeer, en dus van E t_p. Bij een hoge E t_p treedt watertekort eerder op, ofwel bij hogere h m_3 waardes, dan bij lage E t_p. Zie Tabel 2 voor kritische drukhoogtes voor enkele gewassen. In deze benadering kan droogtestress in het ene compartiment niet gecompenseerd worden door extra wateropname in een laag zonder droogtestress. In de praktijk zullen de gevolgen van deze beperking naar verwachting meevallen, omdat de totale beschikbare hoeveelheid vocht bepalend is en er ook herdistributie van vocht in het model plaatsvindt. Een alternatieve stress-reductie-functie is gegeven door Van Genuchten (1987) en is, net als de functie van Feddes et al. (1978), ingebouwd in Hydrus (Šimůnek et al., 2008; Šimůnek et al., 2006): 13

14 ( h, h ) 1 1 α m o = p1 p2 ( hm hm,50 ) ( ho ho,50) waarin h m,50 de drukhoogte in de bodemmatrix waarbij α(h m) = 0.5, ofwel de drukhoogte waarbij de waarbij de wateropname met 50% gereduceerd wordt (bij verwaarloosbare osmotische stress). Zo geeft h o,50 de osmotische druk waarbij de wateropname met 50% gereduceerd wordt (bij verwaarloosbare droogtestress). (0.13) De benadering van Van Genuchten (1987), of variaties daarop (Homaee et al., 2002), geeft, in tegenstelling tot die van Feddes et al. (1978), geen reductie van wateropname door zuurstofstress. Echter, ook in de Feddes-functie zijn de drukhoogtes waarbij natschade begint en in welke mate deze optreedt, experimenteel niet goed onderbouwd. Het concept houdt geen rekening met het adaptief vermogen van de plant om het onttrekkingspatroon te variëren. Ook wordt geen rekening gehouden met de factor tijd: het duurt in werkelijkheid enige tijd totdat zuurstofgebrek optreedt; tijdens een percolatiegolf zal dit nog niet direct het geval zijn. In een rekenmodel worden de tekortkomingen van het concept eerder uitvergroot dan gecorrigeerd: door de te snelle reductie van de gewasopname ontstaat een terugkoppeling die zichzelf versterkt. Normaal gesproken verkrijgen plantenwortels voldoende zuurstof voor hun respiratie (ademhaling) direct uit de luchtgevulde poriën in de bodem. Echter, als de bodem te nat wordt, wordt lucht in de bodemporiën vervangen door water. Hierdoor wordt de beschikbaarheid van zuurstof limiterend voor wortelrespiratie. Planten respireren om energie voor groei en onderhoud te verkrijgen. Een tekort aan zuurstof belemmert dus de energievoorziening voor het in stand houden van het metabolisme van de plant. Planten lijden dan aan zuurstofstress. Een ernstige tekortkoming van een relatie voor zuurstofstress zoals gegeven in Figuur 7a is dat deze niet temperatuur- en bodemafhankelijk is. Of planten zuurstofstress ondervinden hangt namelijk niet alleen af van het gehalte aan luchtgevulde poriën in de bodem, maar is ook sterk temperatuurafhankelijk. Planten verbruiken namelijk meer zuurstof als het warm is. Een model dat de effecten van bodem, organische stof, temperatuur en vochtgehalte op zuurstofstress van planten kan berekenen, en deze vertaalt naar transpiratiereductie, is beschreven door Bartholomeus et al. (2008). Ook een hoog zoutgehalte van het bodemvocht kan watertekort veroorzaken, doordat de hoge osmotische potentiaal van het bodemvocht voorkomt dat voldoende water naar de wortels kan stromen (Feddes en Lenselink, 1994). Osmotische stress wordt verkregen door een zoutstress-functie, ook met waardes tussen 0 en 1. Een voorbeeld van een osmotische stress-respons functie α(ec) is gegeven in Figuur 8. Figuur 8: Schematisatie van de zoutstress-reductie-functie, α(ec), naar (Maas en Hoffman, 1977) (uit Šimůnek et al. (2005)). 14

15 Mechanistisch Aan de basis van een mechanistische benadering voor droogtestress ligt een beschrijving voor waterstroming in planten volgens Van den Honert (1948), waarin aangenomen wordt dat de volumetrische waterflux E t door de wortels evenredig is met het verschil in drukhoogte tussen de bodemmatrix en het xyleem (vaten in het plantenweefsel die zorgen voor het transport van water) (h m- h x), en omgekeerd evenredig met de weerstand van de bodem en wortels voor waterstroming (r m + r x); (Figuur 9): E t h = r m m h + r x x (0.14) Figuur 9: Weerstanden and potentialen in de simulatie van wateropname door planten (uit Verburg et al. (1996)). Deze vergelijking bevat alleen weerstanden voor de stroming van water in de bodem en de plant. De weerstand voor de diffusie van water naar de lucht (de stomatale weerstand), de grootste weerstand in het soil-plant-atmosphere-continuum (SPAC), is dan ook niet opgenomen in deze vergelijking. Dat kan alleen als de potentiële transpiratie bekend is uit de atmosferische vraag. Deze methode wordt bijvoorbeeld toegepast in het model SWIM (Soil Water Infiltration and Movement) (Verburg et al., 1996) en FUSSIM2 (Heinen, 2001). Potentiële verdamping is invoer voor deze modellen en de stomatale en aerodynamische weerstand voor transpiratie worden niet expliciet gesimuleerd. Aangenomen wordt dat de vraag naar water kan worden beschreven door de potentiaal in het xyleem, h x, en dat effecten van stomatale en aerodynamische weerstand op de wateropname verwerkt zitten in de opgegeven potentiële verdamping. Om de wateropname van elk bodemcompartiment te berekenen worden eerst van elk compartiment de bodem- en wortelweerstanden berekend, waarna de drukhoogte van het xyleem wordt berekend uit de potentiële transpiratie. De bodemweerstand wordt berekend uit een stationaire radiale stroming naar de wortels; de wortelweerstand hangt af van een weerstand per eenheid wortellengte en de worteldichtheid van elk compartiment (Hopmans en Bristow, 2002; Verburg et al., 1996). Vervolgens wordt voor elk bodemcompartiment de actuele wateropname door de wortels berekend. Door deze actuele wateropname te integreren over de hele wortelzone wordt de actuele transpiratie berekend. Voor een gedetailleerde verhandeling verwijzen naar Verburg et al. (1996). Gereduceerde wateropname door zuurstofstress is in deze benadering niet opgenomen. Osmotische stress kan in deze benadering meegenomen worden door een osmotische term toe te voegen in de berekening van h x. Het voordeel van deze benadering is dat die mechanistisch is en eveneens waardes geeft van drukhoogte in de plant. Bovendien maakt deze mechanistische benadering compensatie van droogtestress in de ene bodemlaag door een hogere wateropname uit een andere bodemlaag zonder stress mogelijk. 15

16 Een alternatieve mechanistische benadering is ontwikkeld door Metselaar en de Jong van Lier (2007), gebaseerd op de matrix fluxpotentiaal, ofwel de hydraulische eigenschappen van de bodem. Door de matrix fluxpotentiaal te berekenen kan berekend worden hoeveel water planten uit de bodem kunnen onttrekken. De relatieve transpiratie (ratio tussen actuele en potentiële transpiratie) is namelijk gelijk aan de relatieve matrix fluxpotentiaal (ratio tussen actuele matrix fluxpotentiaal, en de matrix fluxpotentiaal van het punt waar de hydraulische condities voor het eerst limiterend zijn voor optimale transpiratie) (Metselaar en de Jong van Lier, 2007). Deze benadering gaat uit van een bodem waarin de beschikbaarheid van water voor planten alleen afhankelijk is van de hydraulische eigenschappen van de bodem. Afhankelijkheid van aeratie of saliniteit wordt apart beschouwd. Complicaties/Discussie De empirische benadering voor osmotische stress blijkt beter te werken dan de mechanistische benadering. Daarom heeft de empirische benadering voor osmotische stress de voorkeur boven de mechanistische benadering, en wordt deze ook toegepast in combinatie met mechanistische modellen voor droogtestress om de totale waterstress te kwantificeren. De methode van Feddes houdt geen rekening met compensatie van wateropname uit andere bodemlagen, waarmee gelimiteerde wateropname in droge lagen wordt gecompenseerd door extra wateropname uit een nattere laag. Maar het gaat uiteindelijk (eventueel na gradiëntgedreven herverdeling) om de totale hoeveelheid vocht die in de wortelzone (en direct daar onder) voor de plant beschikbaar is. Dat is ook het argument dat in Feddes et al. (1978) wordt aangevoerd voor het relatief simpele concept. Echter, doordat herverdeling tijd nodig heeft, kan de methode van Feddes soms tot te lage wateropname leiden. Šimůnek en Hopmans (2009) hebben een eenvoudige methode ontwikkeld, waardoor wel rekening gehouden wordt met compensatie, ook in combinatie met de Feddes-functie. Deze methode, die een factor voor de aanpassingscapaciteit van wortels volgens Jarvis (1989) introduceert in de stress-reductie-functie, is ingebouwd in Hydrus (Šimůnek et al., 2008; Šimůnek et al., 2006) en SWAP (Kroes et al., 2009) Actuele transpiratie: één-stap benadering Voor alle voorgaande benaderingen voor het berekenen van actuele transpiratie geldt dat de atmosferische vraag naar water bekend is, en aan het hydrologisch model wordt opgelegd (E t_p). Een meer integrale, maar ook complexere, aanpak is om de afhankelijkheid van de stomatale weerstand als functie van bodemvocht, CO 2-concentratie, temperatuur en straling te beschrijven. Zo kan direct de actuele transpiratie worden bepaald. In de meeste gevallen wordt dit gedaan door voor de Penman-Monteith vergelijking de actuele stomatale weerstand of geleidbaarheid te berekenen, waaruit direct de actuele transpiratie wordt berekend (Olioso et al., 1999). Deze actuele stomatale weerstand vervangt het gebruik van gewasfactoren (Shuttleworth, 2007). De stomatale geleidbaarheid hangt af van zonnestraling, temperatuur, luchtvochtigheid, CO 2 concentratie, én de drukhoogte in het blad. Deze afhankelijkheid is beschreven door Jarvis (1976), gebaseerd op reductiefuncties voor de verschillende omgevingsfactoren die de maximale stomatale geleidbaarheid (g s,max [L T -1 ], vegetatie-afhankelijk) reduceren tot de actuele stomatale geleidbaarheid (g s [L T -1 ]): g = g f ( Rad) f ( D) f ( T ) f ( h ) f (CO ) (0.15) s s,max Rad D Tl l hblad blad CO2 2 waarin f Rad, f D, f Tl, f hblad en f CO2 stress-reductiefuncties [-] voor respectievelijk straling (Rad), luchtvochtigheid (D), luchttemperatuur (T l), drukhoogte in het blad (h blad) en atmosferische CO 2-concentratie (CO 2). Het effect van de drukhoogte in het blad kan berekend worden uit een beschrijving van watertransport vanuit de bodem tot de bladeren via een verschil in drukhoogte en een 16

17 reductiefunctie voor f hblad (bijvoorbeeld Braud et al., 1995; Brolsma et al., 2010; Daly et al., 2004): Et _ bwp = gbwp( hm h blad ) (0.16) 0 als hblad < hblad 0 hblad hblad 0 f ( h ) = als h h h blad hblad h 1 blad0 1 als hblad > hblad 1 h blad blad0 blad blad1 (0.17) waarin E t_bwp de transpiratie (m d -1 ) gebaseerd op de geleidbaarheid van het bodem-wortelplant systeem, g bwp de bodem-wortel-plant geleidbaarheid (voor berekening zie bijvoorbeeld Brolsma et al. (2010)) en h m-h blad het drukhoogteverschil tussen de bodem en het blad; h blad1 en h blad0 grenswaarden waarbij de hydraulische geleidbaarheid van wortel-tot-blad respectievelijk af begint te nemen en verwaarloosbaar wordt. Merk op dat vergelijking 16 (E t_bwp) vergelijkbaar is met de mechanistische benadering voor wateropname voor de wortels (vergelijking 14), maar dat in vergelijking 16 de weerstand van de wortel tot in het blad wordt beschouwd, en niet alleen van het xyleem. Bij een stationaire situatie en geen wateropslag in de plant is het watertransport door de plant (E t_bwp) gelijk aan de actuele transpiratie. Door deze actuele transpiratie te beschrijven met de Penman-Monteith vergelijking, kunnen uit deze serie van vergelijkingen ( ) de actuele transpiratie E t_a, h blad en g s numeriek berekend worden. Dit is in detail beschreven in Brolsma et al. (2010). In deze benadering wordt direct uitgegaan van de werkelijke transpiratie (E t_a). Daardoor is het toepassen van gewasfactoren niet nodig, en zit ook het limiterende effect van vochttekort direct in de relaties verwerkt. Het limiterende effect van zout- en zuurstofstress kan via de geleidbaarheid van bodem-wortel-plant systeem worden beschouwd Actuele verdamping van oppervlaktewater In veel gebieden is het percentage oppervlaktewater, bijvoorbeeld per peilgebied of afvoergebied, zodanig klein dat de openwaterverdamping met een eenvoudig concept kan worden beschreven, zoals door de referentieverdamping volgens Makkink te vermenigvuldigen met een factor die afgeleid wordt uit de verhouding E o_penman/et ref_makkink. Voor De Bilt geldt dat E o_penman/et ref_makkink =1.27, voor Eelde 1.24 en voor Beek Voor het gemiddelde voor landstations in Nederland wordt E o=1.26 * ET ref_makkink gebruikt (Hooghart en Lablans, 1988). Echter, zeker in poldergebieden in West-Nederland, in meren of de Friese boezem is het percentage oppervlaktewater zodanig groot dat daardoor, zeker in de loop van de zomer wanneer het water opwarmt, grote fouten in de waterbalans kunnen ontstaan als eenvoudige concepten voor de berekening van openwaterverdamping worden gebruikt. Van Loon en Droogers (2006) hebben een aantal methoden voor de berekening van openwaterverdamping op een rij gezet en voor de Friese Boezem de actuele verdamping met elk van hen bepaald. De verschillen door de gebruikte concepten kunnen aanzienlijk zijn, zoals Tabel 3 laat zien. 17

18 Tabel 3: Openwaterverdamping gegeven diverse concepten en diverse perioden in het jaar. Penman Priestley- Taylor De Bruin- Keijman Makkink*1,26 lente ,14 2,69 2,7 2,12 mm/d zomer ,9 4,92 4,65 3,57 mm/d herfst ,14 1,4 1,6 0,88 mm/d winter ,29 0,37 0,67 0,23 mm/d Zie verder Van Loon en Droogers (2006) voor de details rondom de berekeningsaanpak en invoerdata van de verschillende rekenconcepten. Van Loon en Droogers (2006) concluderen dat vanuit theoretisch oogpunt de Penman methodiek de meest nauwkeurige aanpak is. Deze is echter ook behoorlijk databehoeftig. Indien het niet mogelijk is om de noodzakelijke invoerdata te organiseren is de De Bruin-Keijman methodiek (De Bruin en Keijman, 1979) een adequaat alternatief. Los van het rekenconcept is het vooral ook van belang om het percentage oppervlaktewater accuraat in beeld te krijgen voor het gebied waarvoor de waterbalans dient te worden opgesteld en/of een model wordt opgezet. Voor een nauwkeurige schatting van dit percentage zijn de gangbare databronnen zoals de TOP10NL of het LGNx vaak te onnauwkeurig. Een accuraat en betaalbaar alternatief is het karteren van het oppervlaktewater op basis van hoogresolute luchtfoto s in combinatie met fotogrammetrie. Zie voor een mogelijke aanpak Heijkers et al. (2012; in voorbereiding) Actuele verdamping van het stedelijke gebied De meeste hydrologische studies richten zich op het landelijk gebied en niet op verstedelijkte gebieden. Toch neemt het aantal waterbalansstudies in het stedelijke gebied toe, met name doordat er steeds meer interesse is in het gebruik van alternatieve waterbronnen voor het grijze water in huishoudens (Gerrits, 2010). Het verdampingsproces in stedelijk gebied is, zeker in vergelijking met dat van het landelijk gebied, vrij typisch. Dit heeft twee hoofdoorzaken: I): Binnen een stedelijk gebied is er sprake van een snelle opeenvolging in de ruimte van verschillende typen landgebruik: bebouwing (met een voor het stedelijke interceptieproces relevant onderscheid in platte en schuine daken), tuinen (met zowel gras, beplanting en bomen, dus diverse transpiratie- en interceptiekarakteristieken), parken (idem), infrastructuur (zie bijvoorbeeld Yamaguchi et al. (2004)) en oppervlaktewater. Ook hier geldt dat het accuraat berekenen van de actuele verdamping begint met een nauwkeurige kartering van het landgebruik. De verschillen tussen de verschillende databronnen zijn groot. Kijken we naar de huidige generatie landgebruikskaarten waar iedere hydroloog en waterbeheerder binnen Nederland over kan beschikken dan komen we thans uit op de volgende aanpak voor de constructie van een stedelijke landgebruikskaart (Heijkers et al., 2012; in voorbereiding): 1. Bebouwing: Basisregistratie Gebouwen (BAG); 2. Open water: Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) of Beheerregister Oppervlaktewater van de diverse waterschappen. Mochten deze er niet zijn dan kan gebruik worden gemaakt van luchtfoto s en daarvan afgeleide kaarten, top10nl en/of het GBKN (in objectgeoriënteerde vorm); 3. Overig Landgebruik: indien aanwezig Basisregistratie Percelen (BRP), aangevuld met TOP10NL, waarbij de categorie 'Overige' kan worden aangevuld met LGN6, die verbeterd kan worden met remote sensing data; Zie verder ook Grimmond en Oke (1991); Grimmond et al. (1986); Oke et al. (1988) voor meer achtergrondinformatie. 18

Naar verbeterde actuele verdamping: Van Makkink naar Penman-Monteith?

Naar verbeterde actuele verdamping: Van Makkink naar Penman-Monteith? Naar verbeterde actuele verdamping: Van Makkink naar Penman-Monteith? NHV symposium actuele verdamping Peter Droogers Hanneke Schuurmans Aanleiding www.stowa.nl: 2009-11 www.futurewater.nl/publications/2009

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Chapter 7 Nederlandse samenvatting 7.1 Introductie Dit proefschrift behandeld de globale patronen van de koolstof en water balans van het land oppervlak bepaald met eddy co-variantie data. Observaties

Nadere informatie

Beter systeem voor bepalen waterschade

Beter systeem voor bepalen waterschade Beter systeem voor bepalen waterschade Mirjam Hack-ten Broeke (Alterra Wageningen UR), Ruud Bartholomeus (KWR Watercycle Research Institute), Joop Kroes (Alterra Wageningen UR), Jos van Dam (Wageningen

Nadere informatie

Gewasfactoren en potentiële verdamping: geen robuuste combinatie. Het gebruik van gewasfactoren in klimaatprojecties nader onderzocht

Gewasfactoren en potentiële verdamping: geen robuuste combinatie. Het gebruik van gewasfactoren in klimaatprojecties nader onderzocht Gewasfactoren en potentiële verdamping: geen robuuste combinatie Het gebruik van gewasfactoren in klimaatprojecties nader onderzocht Februari 2013 Postbus 1072 3430 BB Nieuwegein T 030 606 95 11 F 030

Nadere informatie

Effecten van beheersmaatregelen op vochtgehaltes bij uitdrogende veendijken

Effecten van beheersmaatregelen op vochtgehaltes bij uitdrogende veendijken Effecten van beheersmaatregelen op vochtgehaltes bij uitdrogende veendijken Klaas Oostindie, Jan G. Wesseling, Rob F.A. Hendriks, Coen J. Ritsema en Jan J.H. van den Akker Effecten van beheersmaatregelen

Nadere informatie

Verbetering bepaling actuele verdamping voor het strategisch waterbeheer: definitiestudie

Verbetering bepaling actuele verdamping voor het strategisch waterbeheer: definitiestudie Verbetering bepaling actuele verdamping voor het strategisch waterbeheer: definitiestudie Verbetering bepaling actuele verdamping voor het strategisch waterbeheer: definitiestudie maart 2009 Auteur P.

Nadere informatie

Waterwijzer Landbouw. Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus, namens consortium 29 juni 2017

Waterwijzer Landbouw. Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus, namens consortium 29 juni 2017 Waterwijzer Landbouw Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus, namens consortium 29 juni 2017 Waterwijzer Landbouw: een klimaatrobuust instrument voor het bepalen van effecten van veranderend waterbeheer op landbouwopbrengsten

Nadere informatie

Neerslag-afvoermodellering. met SOBEK-RR

Neerslag-afvoermodellering. met SOBEK-RR Neerslag-afvoermodellering met SOBEK-RR Verslag NHV dag 17 september 2009: 'Verbetering van de schatting van de actuele verdamping voor waterbeheer' Jan van Bakel De Bakelse Stroom (jan.van.bakel@hetnet.nl)

Nadere informatie

WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee?

WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus namens consortium 18 november 2014 www.waterwijzer.nl WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Wat is

Nadere informatie

Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl

Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl 6 augustus 2018 Dit is een voorlopige versie. De methode kan nog verbeterd en de droogte van 2018 is nog niet ten einde. Commentaar

Nadere informatie

MetaSWAP. Onverzadigde zone en koppeling aan grondwatermodel. Paul van Walsum en Ab Veldhuizen

MetaSWAP. Onverzadigde zone en koppeling aan grondwatermodel. Paul van Walsum en Ab Veldhuizen MetaSWAP Onverzadigde zone en koppeling aan grondwatermodel Paul van Walsum en Ab Veldhuizen Inhoud Inleiding Rekenconcept onverzadigde zone Koppeling met grondwatermodel Toetsing MODFLOW-MetaSWAP aan

Nadere informatie

5. Verdamping 1 91/ dag Maand Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec

5. Verdamping 1 91/ dag Maand Jan feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec 5. Verdamping Voor de verdamping in het stroomgebied de Goorloop is de gemiddelde referentiegewasverdamping van het KNMI weerstation in Eindhoven gebruikt. Dit station is het dichtstbij gelegen KNMI station

Nadere informatie

Metingen en proceskennis vereist voor nauwkeurige verdampingsberekening

Metingen en proceskennis vereist voor nauwkeurige verdampingsberekening Metingen en proceskennis vereist voor nauwkeurige verdampingsberekening in grondwatermodellen Ruud Bartholomeus 1, Bernard Voortman 2, Jan-Philip Witte 3 Samen met de neerslag, en eventuele oppervlakteafvoer,

Nadere informatie

Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford

Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford april 2007 Waterbalansen Quarles van Ufford Vergelijk resultaten van twee modelstudies voor de polder Quarles van Ufford April

Nadere informatie

WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee?

WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Mirjam Hack namens consortium 26 juni 2014 www.waterwijzer.nl WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Wat is het? Waarom actualisatie

Nadere informatie

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Page 1 of 6 Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Hoe voorspeld? Klimaatscenario's voor Nederland (samengevat) DOWNLOAD HIER DE WORD VERSIE In dit informatieblad wordt in het kort klimaatverandering

Nadere informatie

VERBETERING BEPALING ACTUELE VERDAMPING VOOR HET STRATEGISCH WATERBEHEER

VERBETERING BEPALING ACTUELE VERDAMPING VOOR HET STRATEGISCH WATERBEHEER definitiestudie VERBETERING BEPALING ACTUELE VERDAMPING VOOR HET STRATEGISCH WATERBEHEER RAPPORT 2009 11 Verbetering bepaling actuele verdamping voor het strategisch waterbeheer definitiestudie RAPPORT

Nadere informatie

Beregening en gewasgroei

Beregening en gewasgroei Beregening en gewasgroei 9 mei 2019 Jos van Dam Onderwerpen: Waterbehoefte planten Methoden om beregening te bepalen Zoutschade versus droogteschade Functies water voor een plant Transpiratie Fotosynthese

Nadere informatie

Gebruikersmiddag Waterwijzer Landbouw. Rob Ruijtenberg namens alle partijen ibz ACSG en RWS 7 februari 2019

Gebruikersmiddag Waterwijzer Landbouw. Rob Ruijtenberg namens alle partijen ibz ACSG en RWS 7 februari 2019 Gebruikersmiddag Waterwijzer Landbouw Rob Ruijtenberg namens alle partijen ibz ACSG en RWS 7 februari 2019 Programma 13.00 Welkom (Rob Ruijtenberg) 13.15 Introductie Waterwijzer landbouw (Mirjam Hack,

Nadere informatie

Samenvatting 203 Klimaatverandering leidt volgens de voorspellingen tot een toename van de mondiale temperatuur en tot veranderingen in de mondiale waterkringloop. Deze veranderingen in de waterkringloop

Nadere informatie

WaterWijzer Landbouw. Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus namens consortium 1 oktober

WaterWijzer Landbouw. Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus namens consortium 1 oktober WaterWijzer Landbouw Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus namens consortium 1 oktober 2015 www.waterwijzer.nl WaterWijzer Landbouw: wat is het? WaterWijzer Landbouw (voorheen actualisatie schadefuncties landbouw

Nadere informatie

Waterwijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus november 2016

Waterwijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus november 2016 Waterwijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus november 2016 Waterwijzer Landbouw Waarom en wat is Waterwijzer Landbouw? Wat kan je straks met Waterwijzer Landbouw?

Nadere informatie

PROJECT SMARTROOF 2.0

PROJECT SMARTROOF 2.0 1 Dr. ir. Gijsbert Cirkel Amsterdam, 8 sept. 2017 PROJECT SMARTROOF 2.0 VOOR EEN KOEL HOOFD EN DROGE VOETEN 2 Marineterrein Amsterdam GRONDLEGGERS Project SMARTROOF 2.0 3 Klimaatverandering: meer extreme

Nadere informatie

Modelleren van turbulente warmte en vocht stromingen in de atmosfeer met behulp van warmtebeelden van het aardoppervlak.

Modelleren van turbulente warmte en vocht stromingen in de atmosfeer met behulp van warmtebeelden van het aardoppervlak. Modelleren van turbulente warmte en vocht stromingen in de atmosfeer met behulp van warmtebeelden van het aardoppervlak Wim Timmermans Modelleren van stroming in de lucht: wat Dit gaat over: Het vinden

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Bodemvocht regime en evapotranspiratie aan de rand van de Botswaanse Kalahari, in het bijzonder met betrekking tot diep wortelende vegetatie Het grootste deel van de Botswaanse

Nadere informatie

RISICOSIGNALERING Droogte

RISICOSIGNALERING Droogte RISICOSIGNALERING Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut IEIDING heeft invloed op de groei van planten en gewassen, op de grondwaterstanden en daarmee indirect op bijvoorbeeld energiebedrijven

Nadere informatie

Modelling Contest Hupsel

Modelling Contest Hupsel Modelling Contest Hupsel SPHY (Spatial Processes in Hydrology) toepassing Hupselse Beek Wilco Terink & Peter Droogers w.terink@futurewater.nl p.droogers@futurewater.nl FutureWater Locatie: Wageningen (6

Nadere informatie

Efficiëntie van beregening

Efficiëntie van beregening Efficiëntie van beregening Jan van Bakel Martin Mulder 8-5-2019 1 Indeling presentaie Inleiding Definitie van efficiëntie Beregeningsverliezen SWAP-WOFOST-berekeningen Resultaten Discussie Conclusies 8-5-2019

Nadere informatie

Hydrology (CT2310) dr. M. Bakker. Lezing Geohydrologie: tijdsafhankelijke stromen

Hydrology (CT2310) dr. M. Bakker. Lezing Geohydrologie: tijdsafhankelijke stromen Hydrology (CT2310) dr. M. Bakker Lezing Geohydrologie: tijdsafhankelijke stromen Geohydrologie, hoofdstuk 7 CT 2310 Henry Darcy Fountains of Dijon Mark Bakker Water Resources Section Civil Engineering,

Nadere informatie

Eindexamen biologie pilot havo 2011 - II

Eindexamen biologie pilot havo 2011 - II Onderzoek naar het klimaat met behulp van huidmondjes Op een school in Midden-Limburg wordt een vakkenintegratieproject georganiseerd met als thema: mogelijke oorzaken voor en gevolgen van het versterkt

Nadere informatie

De werking van groene daken in de waterketen Hydrologische effecten nader beschouwd

De werking van groene daken in de waterketen Hydrologische effecten nader beschouwd De werking van groene daken in de waterketen Hydrologische effecten nader beschouwd Kees Broks Groene daken Water op groene daken tot nu toe vooral functioneel voor groen Aanleiding Aanleiding Aanleiding

Nadere informatie

(Klimaat)robuuste berekening landbouwschade

(Klimaat)robuuste berekening landbouwschade (Klimaat)robuuste berekening landbouwschade Ruud Bartholomeus en Mirjam Hack, Amersfoort, 14 maart 2013 mede namens Jan van Bakel, Joop Kroes, Jos van Dam en Flip Witte Het klimaat verandert Klimaatverandering:

Nadere informatie

Grondwater profiteert van droogteminnende mossen

Grondwater profiteert van droogteminnende mossen Grondwater profiteert van droogteminnende mossen Flip Witte & Bernard Voortman 1 2 Mijn vakgebied: relaties grondwater-vegetatie Ecohydrologische gradiënten in zandlandschap 3 Mijn geschiedenis met (korst)mossen

Nadere informatie

vandersat.com Satellite Observed Water Data. Globally. Daily. Droogte meten vanuit de ruimte Teije van der Horst

vandersat.com Satellite Observed Water Data. Globally. Daily. Droogte meten vanuit de ruimte Teije van der Horst vandersat.com Satellite Observed Water Data. Globally. Daily. Droogte meten vanuit de ruimte Teije van der Horst 14-09-2018 1 Over VanderSat Kern: Commerciële aardobservatie diensten Team: AO wetenschappers,

Nadere informatie

Klimaatmodellen. Projecties van een toekomstig klimaat. Wiskundige vergelijkingen

Klimaatmodellen. Projecties van een toekomstig klimaat. Wiskundige vergelijkingen Klimaatmodellen Projecties van een toekomstig klimaat Aan de hand van klimaatmodellen kunnen we klimaatveranderingen in het verleden verklaren en een projectie maken van klimaatveranderingen in de toekomst,

Nadere informatie

De sprekende plant: sensoren en modellen in de tuinbouw

De sprekende plant: sensoren en modellen in de tuinbouw De sprekende plant: sensoren en modellen in de tuinbouw Tom De Swaef tom.deswaef@ugent.be www.plantecology.ugent.be Sensoren: plantreactie op omgeving Omgeving: kasklimaat: straling, relatieve vochtigheid,

Nadere informatie

WATERWIJZER LANDBOUW, FASE 2

WATERWIJZER LANDBOUW, FASE 2 MODELLERING VAN HET BODEM-WATER-PLANTSYSTEEM MET HET GEKOPPELDE Fina INSTRUMENTARIUM l re port SWAP-WOFOST WATERWIJZER LANDBOUW, FASE 2 RAPPORT 2015 16 WATERWIJZER LANDBOUW, FASE 2 MODELLERING VAN HET

Nadere informatie

Verzilting en verzouting

Verzilting en verzouting Verzilting en verzouting Wat is EC? Maart 2016, Henk van Reuler en Ton Baltissen Inleiding Verzilting ophoping van in water oplosbare zouten (b.v. K +, Ca 2+, Cl -, SO 4 2-, HCO 3- ) Verzouting ophoping

Nadere informatie

Inhoud. Hoofdstuk 10. Verdamping

Inhoud. Hoofdstuk 10. Verdamping Inhoud Hoofdstuk 10. Verdamping 1.Beschrijving 10-1 1.1 Benaming van de grootheid 10-1 1.2 Definitie; omschrijving van het begrip 10-1 1.3 Eenheden 10-1 1.4 Elementcodes 10-1 2. Operationele eisen 10-3

Nadere informatie

Klimaatrobuuste natuurvoorspelling. Han Runhaar en Flip Witte

Klimaatrobuuste natuurvoorspelling. Han Runhaar en Flip Witte Klimaatrobuuste natuurvoorspelling Han Runhaar en Flip Witte Effecten klimaatveranderingen luchtcirculatie temperatuurstijging 1990 t.o.v. 2050 1 o C 2 o C veranderd G+ W+ onveranderd G W stijging temperatuur

Nadere informatie

CGM/ Aanbieding onderzoeksrapport: "Crop volunteers and climate change"

CGM/ Aanbieding onderzoeksrapport: Crop volunteers and climate change Aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Dhr. J.J. Atsma Postbus 30945 2500 GX Den Haag DATUM 20 september 2011 KENMERK ONDERWERP CGM/110920-02 Aanbieding onderzoeksrapport: "Crop volunteers

Nadere informatie

Is er in 2019 een verhoogd risico op droogte?

Is er in 2019 een verhoogd risico op droogte? Is er in 2019 een verhoogd risico op droogte? Een analyse met de landelijke toepassing van het NHI het Landelijk Hydrologisch Model (LHM) Huite Bootsma (Deltares) Janneke Pouwels en Timo Kroon 1. Het LHM,

Nadere informatie

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten? Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten? Yorick de Wijs (KNMI) Veenendaal - 09 05 2019 Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut 1 Klimaatverandering Oorzaken en risico s wereldwijd Trends en

Nadere informatie

Door deze grotere ruwheid van bossen verloopt de turbulente uitwisseling van waterdamp met hogere luchtlagen en daardoor de verdamping veel sneller.

Door deze grotere ruwheid van bossen verloopt de turbulente uitwisseling van waterdamp met hogere luchtlagen en daardoor de verdamping veel sneller. De verdamping van bossen Inleiding Het waterverbruik door bossen speelt een grote rol in bijvoorbeeld de mogelijke invloed van bos op de in Nederland geconstateerde grondwaterstandsdalingen [GMN, 1992],

Nadere informatie

Project WaterWijzer Landbouw en gebruik satellietdata (bijv. Groenmonitor) Mirjam Hack en Allard de Wit 22 april 2014

Project WaterWijzer Landbouw en gebruik satellietdata (bijv. Groenmonitor) Mirjam Hack en Allard de Wit 22 april 2014 Project WaterWijzer Landbouw en gebruik satellietdata (bijv. Groenmonitor) Mirjam Hack en Allard de Wit 22 april 2014 WaterWijzer Landbouw = Vervanging HELP HELP-tabellen: effecten kwantificeren van waterhuishoudkundige

Nadere informatie

Wateroverlast Kockengen 28 juli november Presentatie met powerpoint (gekoppeld aan de video (ipdf)

Wateroverlast Kockengen 28 juli november Presentatie met powerpoint (gekoppeld aan de video (ipdf) Wateroverlast Kockengen 28 juli 2014 Verslag bijeenkomst link Playlist presentaties - link 22 november 2016 Presentatie met powerpoint (gekoppeld aan de video (ipdf) P01 Opening ipdf P02 3Di P03 HEC-RAS

Nadere informatie

Klimaatverandering. Opzet presentatie

Klimaatverandering. Opzet presentatie Klimaatverandering Wat kunnen we in Nederland verwachten? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering) en het broeikaseffect? Waargenomen klimaatverandering KNMI 06 klimaatscenario

Nadere informatie

ACTUALISATIE SCHADEFUNCTIES LANDBOUW; FASE 1

ACTUALISATIE SCHADEFUNCTIES LANDBOUW; FASE 1 OP WEG NAAR EEN GEACTUALISEERD EN KLIMAATBESTENDIG SYSTEEM VAN Final EFFECT l rereport VAN WATERBEHEER OP GEWASOPBRENGST ACTUALISATIE SCHADEFUNCTIES LANDBOUW; FASE 1 RAPPORT 2013 22 Actualisatie schadefuncties

Nadere informatie

Klimaatverandering, toenemende verzilting en landbouw

Klimaatverandering, toenemende verzilting en landbouw Klimaatverandering, toenemende verzilting en landbouw Nieuwe inzichten neerslaglenzen en oplossingen Jouke Velstra Onderzoeksvragen Hoe ontwikkelt de verzilting in Noord-Nederland zich op perceelsniveau

Nadere informatie

Kwetsbaarheid veenbasis: labmetingen en modelmatige evaluatie. Rob Hendriks

Kwetsbaarheid veenbasis: labmetingen en modelmatige evaluatie. Rob Hendriks Kwetsbaarheid veenbasis: labmetingen en modelmatige evaluatie Rob Hendriks 27-3-2018 Inhoud presentatie 1. Hoe de veenbasis werkt 2. Metingen weerstand veenbasis 3. Wegzijging bij gemeten weerstanden 4.

Nadere informatie

Dakbedekking en waterhuishouding - Hoe blauw zijn groene daken?

Dakbedekking en waterhuishouding - Hoe blauw zijn groene daken? Dakbedekking en waterhuishouding - Hoe blauw zijn groene daken? Kees Broks (STOWA), Harry van Luijtelaar (Stichting RIONED) Groene daken zijn hot, ook vanuit het oogpunt van stedelijk waterbeheer. Ze vangen

Nadere informatie

Tussen Theis en Hantush

Tussen Theis en Hantush Tussen Theis en Hantush C. van den Akker 1 In de publicatie Tussen Dupuit en De Glee in Stromingen wordt een geohydrologische situatie beschouwd met stationaire grondwaterstroming in een gedeeltelijk afgesloten

Nadere informatie

Verdeling van al het water op aarde

Verdeling van al het water op aarde Water op Aarde Verdeling van al het water op aarde Gemiddeld genomen verdampt uit de oceanen meer water dan via neerslag terugkomt. Boven land is meer neerslag van verdamping. Het verschil stroomt via

Nadere informatie

Een academisch perspectief op de droogte van de zomer 2018

Een academisch perspectief op de droogte van de zomer 2018 Een academisch perspectief op de droogte van de zomer 2018 Imme Benedict Bron: Jannes Wiersema Meteorologie en Luchtkwaliteit Vakgroep Wie ben ik? 2010 2013 BSc Bodem, water en atmosfeer 2013 2015 MSc

Nadere informatie

Gevolgen van klimaatverandering voor de landbouw

Gevolgen van klimaatverandering voor de landbouw Gevolgen van klimaatverandering voor de landbouw hydrologische en gewasopbrengst-berekeningen 30 september 2011 Aequator Groen & Ruimte bv Klimaatverandering Vergelijk weerjaren 2001-2010 met 2046-2055

Nadere informatie

KNMI 06 klimaatscenario s

KNMI 06 klimaatscenario s KNMI 06 klimaatscenario s Stof tot nadenken? Opzet presentatie Klimaatverandering en het (versterkte) broeikaseffect Waargenomen klimaatverandering De nieuwe KNMI-klimaatscenario s Mogelijke effecten 1

Nadere informatie

Fysische modellen De Aarde zonder en met atmosfeer

Fysische modellen De Aarde zonder en met atmosfeer Fysische modellen De Aarde zonder en met atmosfeer J. Kortland Cdb, Universiteit Utrecht Inleiding Bij het ontwerpen van een computermodel van de broeikas Aarde maak je gebruik van fysische modellen. Deze

Nadere informatie

VOCHTKARAKTERISTIEK (PF-CURVE)

VOCHTKARAKTERISTIEK (PF-CURVE) 1 TOEPASSINGSGEBIED VOCHTKARAKTERISTIEK (PF-CURVE) Een bodem is samengesteld uit drie fasen, een vaste fase (mineralen en organisch materiaal), een vloeibare fase (bevat opgeloste bestanddelen) en een

Nadere informatie

Effect van klimaatwijziging op de afvoerdebieten in hoog- en laag watersituaties en op de globale waterbeschikbaarheid. Thomas Vansteenkiste

Effect van klimaatwijziging op de afvoerdebieten in hoog- en laag watersituaties en op de globale waterbeschikbaarheid. Thomas Vansteenkiste Effect van klimaatwijziging op de afvoerdebieten in hoog- en laag watersituaties en op de globale waterbeschikbaarheid Thomas Vansteenkiste Methodologie NEERSLAG/ EVAPORATIE HYDROLOGISCH MODEL STROOM-

Nadere informatie

Figuur 1. Drukdalingen in bar van de verbonden cavernes binnen 45 minuten na de eerste drukdaling op TR-1/4/5

Figuur 1. Drukdalingen in bar van de verbonden cavernes binnen 45 minuten na de eerste drukdaling op TR-1/4/5 Van : Aan : Copy : (WEP) Datum : 7 juni 2018 Onderwerp : Voorziene bodemdaling bij afbouwen van pekelproductie uit de Nedmag pekelcluster ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN Samenvatting INTRODUCTIE Een groot deel van het landoppervlak op aarde is bedekt met graslanden en deze worden doorgaans door zowel inheemse diersoorten als door vee begraasd. Dit leidt vaak tot een zeer

Nadere informatie

Neerslag lenzen: sterke ruimtelijke variatie

Neerslag lenzen: sterke ruimtelijke variatie Neerslag lenzen: sterke ruimtelijke variatie Ben van der Wal Bij natuurontwikkelingsprojecten is het van belang inzicht te krijgen in de watersamenstelling in de wortelzone. Hydrologische effecten van

Nadere informatie

Invloed van klimaatverandering op hydrologische extremen (hoog- en laagwater langs rivieren in het Vlaamse binnenland)

Invloed van klimaatverandering op hydrologische extremen (hoog- en laagwater langs rivieren in het Vlaamse binnenland) 1 Invloed van klimaatverandering op hydrologische extremen (hoog- en laagwater langs rivieren in het Vlaamse binnenland) Op 26 augustus 2008 heeft Omar Boukhris een doctoraatsstudie verdedigd aan de K.U.Leuven

Nadere informatie

Invloed van bodemgebruiksgegevens op de neerslag-afvoervoorspelling in stedelijk gebied

Invloed van bodemgebruiksgegevens op de neerslag-afvoervoorspelling in stedelijk gebied Invloed van bodemgebruiksgegevens op de neerslag-afvoervoorspelling in stedelijk gebied Okke Batelaan en Jarek Chormanski Vakgroep Hydrologie en Waterbouwkunde Vrije Universiteit Brussel 28/7/26 pag. 1

Nadere informatie

Hoe zit dat met de grondwateraanvulling. Paul van Walsum & Ab Veldhuizen

Hoe zit dat met de grondwateraanvulling. Paul van Walsum & Ab Veldhuizen imodflow-metaswap koppeling Hoe zit dat met de grondwateraanvulling Paul van Walsum & Ab Veldhuizen Inleiding Dubbele kenniskloof tussen grondwatermodelleurs en MetaSWAP Richards kennen ze vaak wel, maar

Nadere informatie

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlage 1 Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlagel Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bodemopbouw en Geohydrologie Inleiding In deze bijlage wordt

Nadere informatie

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR. PaccoParameters

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR.   PaccoParameters PACCO-PARAMETERS PH DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR PH De ph geeft de zuurtegraad van het water weer. Ze varieert doorgaans op een schaal

Nadere informatie

Klimaat in de 21 e eeuw

Klimaat in de 21 e eeuw Klimaat in de 21 e eeuw Hoe verandert ons klimaat? J. Bessembinder e.v.a. Opzet presentatie Wat is klimaat(verandering)? Waargenomen klimaatverandering Wat verwachten we wereldwijd en voor Nederland Mogelijke

Nadere informatie

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast? grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast? grondwater doorgrond Grondwater bestaat uit regenwater en oppervlaktewater dat in de bodem is weg gezakt en kwelwater dat onder druk uit lager

Nadere informatie

Schaling neerslagstatistiek korte duren obv Stowa (2015) en KNMI 14

Schaling neerslagstatistiek korte duren obv Stowa (2015) en KNMI 14 Schaling neerslagstatistiek korte duren obv Stowa (2015) en KNMI 14 Van: Jules Beersma (KNMI) (mmv Geert Lenderink en Adri Buishand) Aan: Paul Fortuin (RWS-WVL) 20161214 (definitief) Inleiding RWS-WVL

Nadere informatie

Relatie Diep - Ondiep

Relatie Diep - Ondiep Relatie Diep - Ondiep De Groote Meer en omgeving 1 Inleiding... 1 2 Opzet model... 2 2.1 Berekende grondwaterstand / stijghoogte. 4 2.2 Waterbalans... 8 3 Invloed onttrekking uit diepe pakket... 9 4 Conclusie...

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/37037 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/37037 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/37037 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Lupatini, Manoeli Title: Microbial communities in Pampa soils : impact of land-use

Nadere informatie

VERZADIGDE HYDRAULISCHE GELEIDBAARHEID

VERZADIGDE HYDRAULISCHE GELEIDBAARHEID VERZADIGDE HYDRAULISCHE GELEIDBAARHEID 1 TOEPASSINGSGEBIED De verzadigde doorlatendheid van de bodem wordt bepaald bij geohydrologisch onderzoek dat vaak voorafgaat aan de planning en uitvoering van waterbouwkundige

Nadere informatie

Regenwateropvang op perceel en in de wijk. Wat werkt (niet)

Regenwateropvang op perceel en in de wijk. Wat werkt (niet) Regenwateropvang op perceel en in de wijk Wat werkt (niet) STOWA / Stichting RIONED Utrecht, 29 mei 2018 Lekker duurzaam! Tegeltaks Ook gemeenten kampioen tegelen Chasse Park Breda Architect Rem Koolhaas,

Nadere informatie

Kort door de bocht, kunnen we zeggen dat eendenkroos vier dingen nodig heeft om te groeien: dat is water, zonlicht, warmte en nutriënten.

Kort door de bocht, kunnen we zeggen dat eendenkroos vier dingen nodig heeft om te groeien: dat is water, zonlicht, warmte en nutriënten. 1 2 Kort door de bocht, kunnen we zeggen dat eendenkroos vier dingen nodig heeft om te groeien: dat is water, zonlicht, warmte en nutriënten. Het model, ontwikkeld tijdens mijn bachelor scriptie beschrijft

Nadere informatie

Penman-Monteith referentieverdamping: inventarisatie beschikbaarheid en mogelijkheden tot regionalisatie

Penman-Monteith referentieverdamping: inventarisatie beschikbaarheid en mogelijkheden tot regionalisatie Penman-Monteith referentieverdamping: inventarisatie beschikbaarheid en mogelijkheden tot regionalisatie September 2009 Auteurs J.M. Schuurmans P. Droogers Opdrachtgever STOWA Begeleidingscommissie J.

Nadere informatie

Zuiniger met CO 2 bij gelijkblijvende of hogere productie?

Zuiniger met CO 2 bij gelijkblijvende of hogere productie? Zuiniger met CO 2 bij gelijkblijvende of hogere productie? Sander Pot (Plant Dynamics BV) i.s.m. Govert Trouwborst (Plant Lighting BV) Sander Hogewoning (Plant Lighting BV) Stefan Persoon (Inno Agro BV)

Nadere informatie

Bijlage: bodemanalyses als nulmeting

Bijlage: bodemanalyses als nulmeting Credits for Carbon Care CLM Onderzoek en Advies Alterra Wageningen UR Louis Bolk Instituut Bijlage: bodemanalyses als nulmeting In het project Carbon Credits hadden we oorspronkelijk het idee dat we bij

Nadere informatie

Gebruikersmiddag Waterwijzer Landbouw

Gebruikersmiddag Waterwijzer Landbouw Gebruikersmiddag Waterwijzer Landbouw Martin Mulder, Marius Heinen, Jan van Bakel, Mirjam Hackten Broeke ea. 7 februari 2019 Inhoud: Waterwijzer Landbouw Toepassing Waterwijzer Landbouw Veel gestelde vragen

Nadere informatie

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 2 mei 2011 Nummer 2011-04 Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Afgelopen

Nadere informatie

3 november 2014. Inleiding

3 november 2014. Inleiding 3 november 2014 Inleiding In 2006 publiceerde het KNMI vier mogelijke scenario s voor toekomstige veranderingen in het klimaat. Het Verbond van Verzekeraars heeft vervolgens doorgerekend wat de verwachte

Nadere informatie

Workshop: Efficiënter CO 2 doseren / weerstanden bij CO 2 opname

Workshop: Efficiënter CO 2 doseren / weerstanden bij CO 2 opname Energiek Event 9 maart 2017. Plant Dynamics, Sander Pot Workshop: Efficiënter CO 2 doseren / weerstanden bij CO 2 opname Primaire bouwstoffen: CO 2 & water Energiebron: licht Fotosynthese: CO 2 + water

Nadere informatie

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer Bodem & Klimaat Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer Jaartemperaturen en warmterecords in De Bilt sinds het begin van de metingen in 1706 Klimaatverandering KNMI scenarios Zomerse dagen Co de Naam

Nadere informatie

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten Achtergrondartikel grondwatermeetnetten Wat is grondwater Grondwater is water dat zich in de ondergrond bevindt in de ruimte tussen vaste deeltjes, zoals zandkorrels. Indien deze poriën geheel met water

Nadere informatie

Adapting to drought and salinisation in the coupled groundwater surface water system. Joost Delsman

Adapting to drought and salinisation in the coupled groundwater surface water system. Joost Delsman Adapting to drought and salinisation in the coupled groundwater surface water system Joost Delsman Onderzoek naar zoetwatervoorziening? Doel van het onderzoek Adaptating to drought and salinisation in

Nadere informatie

De invloed van een verbeterde methode voor het berekenen van de depositiesnelheid op de N-depositie en de NO x -concentratie

De invloed van een verbeterde methode voor het berekenen van de depositiesnelheid op de N-depositie en de NO x -concentratie De invloed van een verbeterde methode voor het berekenen van de depositiesnelheid op de N-depositie en de NO x -concentratie Wilco de Vries, Jan Aben 26-05-204 Inleiding Voor het berekenen van de depositiesnelheid

Nadere informatie

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 2 mei 2011 Nummer 2011-04 Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Afgelopen

Nadere informatie

Stellingen Sturen op basisafvoer. water verbindt

Stellingen Sturen op basisafvoer. water verbindt Stellingen Sturen op basisafvoer Stelling 1: Voor ons watersysteem EN de daarin gepositioneerde grondgebruiksfuncties is DROOGTE een veel groter probleem dan WATEROVERLAST Argumenten stelling 1 Areaal

Nadere informatie

Limburg Waterproof Klimaat, water en landbouw

Limburg Waterproof Klimaat, water en landbouw Limburg Waterproof Klimaat, water en landbouw Provincie Limburg Maastricht, 14 september 216 Joris Schaap, Profiel 214 heden Zelfstandig hydroloog en bodemkundige 28-214 Adviseur water in het landelijk

Nadere informatie

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda TNO Kennis voor zaken : Oplossing of overlast? Kunnen we zomaar een polder onder water zetten? Deze vraag stelden zich waterbeheerders, agrariërs en bewoners in de Middelburg-Tempelpolder. De aanleg van

Nadere informatie

Positieve en negatieve effecten van drainage: Een analyse in het kader van het Eindadvies Berging en Afvoer voor Wetterskip Fryslân

Positieve en negatieve effecten van drainage: Een analyse in het kader van het Eindadvies Berging en Afvoer voor Wetterskip Fryslân Positieve en negatieve effecten van drainage: Een analyse in het kader van het Eindadvies Berging en Afvoer voor Wetterskip Fryslân Opdrachtgever: Wetterskip Fryslân Positieve en negatieve effecten van

Nadere informatie

HERZIENING VAN DE BEREKENING VAN DE GEWASVERDAMPING IN HET HYDROLOGISCH MODEL GELGAM

HERZIENING VAN DE BEREKENING VAN DE GEWASVERDAMPING IN HET HYDROLOGISCH MODEL GELGAM v,a).9, e / HERZIENING VAN DE BEREKENING VAN DE GEWASVERDAMPING IN HET HYDROLOGISCH MODEL GELGAM RAPPORT VAN DE AD HOC GROEP VERDAMPING BEGELEIDINGSGROEP GELGAM, PROVINCIE GELDERLAND, DIENST WATERBEHEER

Nadere informatie

Hiatus: is de mondiale opwarming aan het vertragen?

Hiatus: is de mondiale opwarming aan het vertragen? Hiatus: is de mondiale opwarming aan het vertragen? In de periode 1998-2012 is de mondiale temperatuurtrend beduidend kleiner dan in de decennia ervoor. Deze trendbreuk wordt ook wel hiatus genoemd. De

Nadere informatie

Grondwaterstanden juni 2016

Grondwaterstanden juni 2016 Grondwaterstanden juni 2016 Kennisvraag: In beeld brengen van de grondwatersituatie zoals die buiten geweest is. Antwoord: op vrijwel alle meetlocaties waar analyse mogelijk was komt de maximale waterstand

Nadere informatie

De variatie van de Performance Ratio van zonnestroom installaties volgens de Siderea PV Simulator.

De variatie van de Performance Ratio van zonnestroom installaties volgens de Siderea PV Simulator. SIDEREA adviesburo voor duurzame energie. opbrengstberekeningen en simulaties voor zonnestroom. De variatie van de Performance Ratio van zonnestroom installaties volgens de Siderea PV Simulator. Inleiding

Nadere informatie

Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen

Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen Stand van zaken na een half jaar opvolging van de grondwaterpeilen Sinds eind december worden de grondwaterpeilen geregistreerd in 22 peilputten in de Zwinomgeving. Door het continu opvolgen van de schommelingen

Nadere informatie

Hoe klimaatrobuust is de gewasfactormethode. Hydrologisch Instrumentarium?

Hoe klimaatrobuust is de gewasfactormethode. Hydrologisch Instrumentarium? Hoe klimaatrobuust is de gewasfactormethode van het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium? P.E.V. van Walsum, F.J.E. van der Bolt en A.A. Veldhuizen 1 Artikel naar aanleiding van het artikel Metingen

Nadere informatie

Regenwater op eigen terrein

Regenwater op eigen terrein Regenwater op eigen terrein Uitwerking RainTools rekenvoorbeelden Webinar Stichting RIONED 14 april 15 Harry van Luijtelaar 1 REKENMODEL EN SCHEMATISERINGEN De rekenvoorbeelden in dit webinar zijn uitgewerkt

Nadere informatie

Toestand van het watersysteem januari 2019

Toestand van het watersysteem januari 2019 Toestand van het watersysteem januari 2019 Vlaanderen is milieu Documentbeschrijving Titel Toestand van het watersysteem - januari 2019 Samenstellers VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer Dienst Hoogwaterbeheer,

Nadere informatie

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Maart 2013 2 Samenvatting In deze monitor staat de CO2-uitstoot beschreven in de gemeente s-hertogenbosch. Een gebruikelijke manier om de

Nadere informatie