SIXTAT. Statistiek Marktonderzoek. Rapport Effect melding gebruik ID in de NSE juni 2012 Prof. Dr. D Sikkel

Transcriptie

1 SIXTAT Statistiek Marktonderzoek Software Rapport Effect melding gebruik ID in de NSE juni 2012 Prof. Dr. D Sikkel d.sikkel@sixtat.nl Schout van Eijklaan XV LEIDSCHENDAM

2 2 Inhoud pagina Samenvatting en conclusies 3 1. Inleiding 4 2. Respons 4 3. Verschillen in score bij Instelling A en Instelling B 7 4. Verschillen in trendscores, alle instellingen 8 Bijlage. Tabellen 15 2

3 3 Samenvatting en conclusies In 2012 is in de NSE voor het eerst sprake van koppeling aan de administratieve gegevens van de deelnemende instellingen. Dit geldt voor een deel van deze instellingen. Om te kunnen koppelen dient dit bij uitnodiging tot deelname aan de enquête aan de studenten te worden gemeld. De vraag is: heeft dit effect op de uitkomsten. Twee effecten zijn denkbaar: effect op de respons en effect op de gegeven antwoorden. Om dit goed te kunnen onderzoeken is bij twee instellingen aan de studenten deels een uitnodiging met melding van koppeling en deels een uitnodiging zonder melding van koppeling gestuurd. Ze zullen hier worden genoemd als Instelling A en Instelling B. Bij de Instelling A werd bij melding van koppeling een respons gevonden die (significant) 2% lager lag dan zonder melding. Bij Instelling B werd geen gevonden. De respons kon ook bij de andere instellingen die eerdere jaren hadden meegedaan worden geanalyseerd door te vergelijken met 2011 en Bij die instellingen waarbij er sprake was van koppeling trad geen duidelijk in respons op ten opzichte van vorige jaren. De conclusie is dan ook dat koppeling geen duidelijk overall effect op de respons heeft, al kan er bij een specifieke instelling wel van een effect sprake zijn. Bij de Instelling A en Instelling B was de samenstelling van de respons wel is enigszins anders. Vrouwen, ouderen en westerse allochtonen zijn oververtegenwoordigd bij koppeling. Het effect van koppeling op de inhoudelijke uitkomsten is zeer gering. Bij de Instelling A en Instelling B werden weliswaar enkele significante uitkomsten gevonden die erop wijzen dat bij koppeling studenten iets meer geneigd zijn bepaalde dissatisfiers negatief te beoordelen (dus hun gal te spuwen als ze weten dat de resultaten door de eigen beleidsmakers worden gebruikt), maar de len waren klein en betroffen bovendien niet de inhoud/kwaliteit van de studie. Een analyse over alle instellingen leverde op dat de trends bij koppeling niet veranderen voor de overgrote meerderheid van de variabelen. Over het algemeen was er sprake van een zeer sterk verband tussen trends zonder en met koppeling. Daar waar er toch serieuze len waren hadden deze een inhoudelijk plausibele verklaring. Vooral deze analyse is een aanwijzig dat koppeling het grote plaatje vrijwel niet verstoort. Er is in het algemeen uit methodologisch perspectief dus geen bezwaar tegen koppeling, al blijft de relatief lage respons bij de Instelling A ongemakkelijk. Gezien de verdere afwezigheid van negatieve signalen is een mogelijk interpretatie dat binnen enkele instellingen privacy issues een belangrijker rol spelen dan bij de overgrote meerderheid. Het is daarom van belang te zorgen dat elke negatieve publiciteit in dit opzicht wordt vermeden. 3

4 4 1. Inleiding Bij de Nationale Studenten Enquête is het met ingang van dit jaar (2012) mogelijk gemaakt om aan de deelnemende instellingen identificerende informatie van de deelnemende studenten terug te leveren. Deze informatie kan worden gebruikt voor koppeling met andere gegevens van studenten binnen de instellingen. Een deel van de instellingen wenst deze sleutels teruggeleverd te krijgen, een ander deel stelt hier geen prijs op. De instellingen die de sleutels teruggeleverd krijgen melden dit aan de studenten op het moment dat deze worden uitgenodigd voor de enquête. Dit betekent dat er twee typen uitnodigingen zijn, namelijk met en zonder melding. De vraag is: heeft dit effect op de respons en het antwoordgedrag van de studenten? 2. Respons Het feit dat studenten weten dat hun gegevens kunnen worden gekoppeld zou invloed kunnen hebben op de responscijfers. Er zijn twee mogelijkheden: - de hoogte van de respons wijkt af; mogelijk worden studenten wantrouwender, of vinden ze het juist een teken dat er serieus met hun mening wordt omgegaan - de samenstelling van de respons wijkt af; sommige groepen reageren anders dan andere groepen Tabel 1. Respons naar koppeling op basis van ID N % resp. N % resp. Instelling A * Instelling B *: significant Uit tabel 1 blijkt dat de respons bij de studenten van de Instelling A significant hoger ligt wanneer bij de uitnodiging niet vermeld wordt dat de gegevens kunnen worden gekoppeld. Gezien de grote aantallen uitgenodigde studenten kan ook een klein, onbetekenend al significant zijn. Hier is het echter 2,1%, hetgeen op 17,7% een aanzienlijk effect is. Bij Instelling B is er geen. Bij de instellingen die alle jaren hebben meegedaan is ook een vergelijking van de respons gemaakt tussen die instellingen waarbij in 2012 sprake was van koppeling en die instellingen waarbij dit niet het geval was. De uitkomsten hiervan is te zien in figuur 1. Om de vergelijking optimaal te maken zijn de responscijfers van de instellingen gewogen met de populatieaantallen in 2012, ook de responscijfers uit eerdere jaren (zodat len niet zijn toe te schrijven aan len in populatiesamenstelling). Tevens is de vergelijking beperkt tot die instellingen die in 2010, 2011 en 2012 cijfers hebben geleverd. Een cijfermatig overzicht hiervan staat in de bijlage. Er is gekeken naar twee soorten respons: de respons voor de data cleaning (oorspronkelijk), en de respons op basis van wat in het uiteindelijke werkbestand is terechtgekomen. De vraag is: is de respons in 2012 bij 4

5 5 de instellingen waar wordt gekoppeld anders ten opzichte van de vorige jaren dan bij de instellingen waar niet wordt gekoppeld. De figuur laat zien dat dit niet het geval is. Vergeleken met 2011 is de daling van de respons vrijwel identiek. Van 2010 op 2011 is er wel een aanzienlijk tussen instellingen waar niet en wel wordt gekoppeld, maar dat kan nog niet aan de koppeling worden toegeschreven. Figuur 1. Respons koppeling en jaar voor het oorspronkelijke bestand en het werkbestand , oorspronkelijk, oorspronkelijk, werkbestand, werkbestand De samenstelling van de steekproef naar demografische variabelen wordt gegeven in tabel 2. Bij de Instelling A zijn er len in verdeling naar leeftijd, etniciteit en geslacht. Meer vrouwen dan mannen en meer ouderen dan jongeren reageren wanneer er wel gekoppeld wordt. Bij Instelling B is bij leeftijd en studiejaar de verdeling volledig scheef. Het lijkt erop dat de steekproef niet random naar deze variabelen is uitgezet. 5

6 6 Tabel 2. Respons naar koppeling op basis van ID Instelling A Instelling B geen koppeling wel koppeling geen koppeling n % n % n % n % geslacht * M V etniciteit * Autochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon leeftijd * * t/m vooropleiding * Havo Vwo Mbo Hbo-p Hbo-ba Hbo-ma Wo-p Wo-ba Wo-ma/on Buitenlands diploma Colloquium Anders Studiejaar * Eerstejaars Ouderejaars Module-onderwijs *: significant 6

7 7 3. Verschillen in score bij Instelling A en Instelling B Verschil in respons hoeft niet te betekenen dat er ook len in inhoudelijke antwoorden zijn. Of dit daadwerkelijk het geval is blijkt uit tabel 3. Bij de Instelling A werd voor de themascores in 6 van de 18 variabelen een significant gevonden, bij Instelling B bij slechts één variabele. Dit is toe te schrijven aan het feit dat bij Instelling B de steekproef aanzienlijk kleiner is. De vraag is daarom vooral wat de significante len bij de Instelling A inhoudelijk voorstellen. Dit blijkt mee te vallen, zeker gezien het feit dat in de praktijk de uitkomsten slechts met één decimaal achter de komma wordt gepubliceerd. Van de significante len zijn er drie aanzienlijk kleiner, twee zijn in absolute waarde in de orde van 0,1 en één is er in de orde van 0,15 (studieomgeving). Opvallend is wel dat deze alle drie negatief zijn (koppeling gaat samen met een lagere score) en het hierbij om concrete dissatisfiers gaat die niet met de inhoud van de studie te maken hebben. Mogelijk zet de mededeling over de koppeling aan om extra kritisch over dit soort punten te zijn. Tabel 3. Toets op len tussen themascores bij wel of niet koppelen Instelling A Instelling B (wel-geen koppeling) p (wel-geen koppeling) p Je studie in het algemeen Inhoud * Algemene vaardigheden Wetenschappelijke vaardigheden wo Wetenschappelijke vaardigheden hbo Docenten Informatievoorziening Studiefaciliteiten * * Informatiepunt * Toetsing en Beoordeling * Studierooster Studielast * Studiebegeleiding Studieomgeving * Huisvesting Betrokkenheid Internationale studenten Handicap *: significant 7

8 8 4. Verschillen in trendscores, alle instellingen Een inhoudelijk interessante vraag is in hoeverre het koppelen van gegeven uitmaakt voor de trend in de lende scores. Daarbij zijn de instellingen goed vergelijkbaar, want het gaat dan om de len tussen de scores in 2012 en die in eerdere jaren. Er is gekeken naar de volgende cijfers: per variabele score score score Het gemiddelde hiervan is voor alle variabelen apart voor de instellingen met en de instellingen zonder koppeling berekend. Deze gemiddelden zijn voor lende groepen variabelen tegen elkaar uitgezet. Wanneer het koppelen geen effect heeft, en de trend voor alle instellingen identiek is, dan liggen de punten (de variabelen dus) op een lijn van Dit is te zien in figuur 2. De punten hierin stellen variabelen voor, in dit geval de antwoorden op de algemene vragen. De meest extreem liggende punten zijn van een label voorzien. Zo blijkt uit figuur 2a dat de scores op wetenschappelijke vaardigheden zowel voor de instellingen met koppeling en de instellingen zonder koppeling met ruim 0,1 zijn gestegen ten opzichte van 2010 en Daarentegen is er vrijwel geen bij informatie vanuit de opleiding. Bij studieroosters is de stijging bij de instellingen zonder koppeling aanzienlijk groter dan bij die met koppeling. Dit zijn de naweeën van de problemen bij de VU Amsterdam. Deze instelling koppelt niet, en heeft in 2011 een probleem gehad met de studieroosters hetgeen tot grote ontevredenheid leidde. In 2012 is het probleem opgelost, waardoor de stijging in tevredenheid relatief sterk is gestegen. Waren de trends met en zonder koppeling identiek geweest dan hadden ze precies op de doorgetrokken lijn gelegen. De stippellijn is de regressielijn, die het verband tussen de trendscores aangeeft. Dit verband is zeer sterk, gezien ook de waarde R 2 = Het koppelen lijkt dan ook totaal geen effect op de trend te hebben. In figuur 2b zijn dezelfde cijfers weergegeven, maar dan voor de Instelling A en Instelling B. Ook hier is het verband sterk. De scores op de faciliteiten zijn iets teruggelopen, maar de andere scores zijn alle gestegen. De regressielijn ligt onder de gelijke score lijn, dus gemiddeld is de score zonder koppeling iets hoger. Het niveau tussen beide lijnen is echter 0,03, dus verwaarloosbaar vergeleken met de nauwkeurigheid waarmee wordt gepubliceerd. 8

9 9 Figuur 2. Verschillen in trend bij wel of ; algemene vragen a. Overige instellingen 0,14 0,12 0,10 0,08 0,06 0,04 0,02 Algemene vragen R² = 0,8058 wetenschappelijke vaardigheden betrokkenheid verbetering opleiding studieroosters algemeen oordeel Lineair (algemeen oordeel) gelijke scores 0,00 informatie vanuit opleiding -0,02-0,05 0,00 0,05 0,10 0,15 b. Instelling A en Instelling B 0,15 Algemene vragen 0,10 0,05 0,00-0,05 voorbereiding beroepsloopbaan R² = 0,8253 betrokkenheid bij verbetering opleiding algemeen oordeel Lineair (algemeen oordeel) gelijke scores -0,10 ov. faciliteiten en omgeving studiefaciliteiten -0,15-0,15-0,10-0,05 0,00 0,05 0,10 0,15 9

10 10 Dezelfde analyse is uitgevoerd voor de themascores. De resultaten zijn gegeven in figuur 3. Uit figuur 3a blijkt dat enkele punten ver van de regressielijn liggen en daarmee de algemene analyse verstoren. Dit geldt voor studierooster, internationale studenten en huisvesting. Verwijdering van deze variabelen levert figuur 3b op. Het rommelige beeld dat ook deze figuur vertoont is toe te schrijven aan het feit dat de scores zeer dicht bij elkaar liggen. Met andere woorden, de trend in themascores met en zonder koppeling is vrijwel dezelfde, zeker wanneer beperkt wordt tot de inhoud van de studie. De Instelling A en Instelling B worden geanalyseerd in figuur 3c en 3d. In figuur 3c is met name handicap een uitbijter, maar deze vraag wordt dan ook alleen door gehandicapte studenten beantwoord (n=538), dus de steekproefonnauwkeurigheid speelt hier mogelijk een rol. Na verwijdering van de uitbijters blijkt de overgrote meerderheid van de scores hier op een lijn te liggen die minder dan 0.05 onder de gelijke score lijn ligt. Met andere woorden, de themascores worden door de koppeling niet serieus verstoord. Tenslotte worden in figuur 4 alle detailscores simultaan geanalyseerd. In figuur 4a is er voor de overige instellingen sprake van een vrijwel perfect samenvallen van de gelijke score lijn en de regressielijn, maar dit is helaas te mooi om waar te zijn. De richting van beide lijnen wordt vrijwel geheel bepaald door schriftelijk rapporteren over praktijkgericht onderzoek en enkele andere variabelen m.b.t. praktijkgericht onderzoek. Verwijdering van deze punten levert figuur 4b, waar de roosterproblemen van de VU het beeld nog enigszins verstoren. Toch is aan deze figuur al goed te zien dat bij de overige variabelen de len tussen wel en zeer klein zijn. Hetzelfde geldt voor Instelling A en Instelling B in figuur 4d. 10

11 11 Figuur 3. Verschillen in trend bij wel of ; themascores a. Overige instellingen, met uitbijters 0,09 themascores 0,08 0,07 0,06 R² = 0,273 studierooster 0,05 0,04 0,03 0,02 0,01 internationale studenten themascores Lineair (themascores) gelijke scores 0,00-0,01 huisvesting -0,02 0,00 0,05 0,10 0,15 b. Overige instellingen, exclusief uitbijters themascores 0,07 0,07 0,06 0,06 betrokkenheid R² = 0,6406 toetsing en beoordeling 0,05 0,05 0,04 0,04 informatievoorziening themascores Lineair (themascores) gelijke scores 0,03 0,03 studielast 0,02 0,00 0,02 0,04 0,06 0,08 11

12 12 Figuur 3. Verschillen in trend bij wel of ; themascores c. Instelling A en Instelling B, met uitbijters 0,20 0,15 0,10 handicap themascores internationale studenten 0,05 0,00-0,05-0,10 R² = 0,2067 themascores Lineair (themascores) gelijke scores -0,15 studieomgeving -0,20-0,20-0,15-0,10-0,05 0,00 0,05 0,10 0,15 0,20 d. Instelling A en Instelling B, exclusief uitbijters 0,15 themascores 0,10 0,05 0,00-0,05-0,10 informatiepunt studiefaciliteiten studielast toetsing en beoordeling R² = 0,8822 docenten themascores Lineair (themascores) gelijke scores -0,15-0,15-0,10-0,05 0,00 0,05 0,10 0,15 12

13 13 Figuur 4. Verschillen in trend bij wel of ; detailoordelen a. Overige instellingen, met uitbijters 0,45 0,40 0,35 detailoordelen R² = 0,8739 schriftelijk rapporteren over praktijkgericht onderzoek 0,30 0,25 0,20 0,15 0,10 0,05 kritisch beoordelen van praktijkgericht onderzoek wetenschappelijke vaardigheden hbo detailoordelen Lineair (detailoordelen) gelijke scores 0,00-0,10 0,00 0,10 0,20 0,30 0,40 0,50 b. Overige instellingen, exclusief uitbijters 0,12 detailoordelen 0,10 0,08 0,06 0,04 R² = 0,5624 M&T praktijkanalytisch onderzoek denken (hbo) beschikbaarheid werkplekken tijdig bekendmaken roosters detailoordelen Lineair (detailoordelen) gelijke scores 0,02 argumenteren, redeneren 0,00-0,05 0,00 0,05 0,10 0,15 0,20 13

14 14 Figuur 4. Verschillen in trend bij wel of ; detailoordelen c. Instelling A en Instelling B, met uitbijters 0,30 0,25 0,20 0,15 0,10 0,05 0,00-0,05-0,10 kritisch beoordelen praktijkgericht onderzoek analytisch denken (hbo) detailoordelen R² = 0,6241-0,15 de ICT- -0,20 faciliteiten -0,15-0,05 0,05 0,15 0,25 schriftelijk rapporteren praktijkgericht onderzoek detailoordelen Lineair (detailoordelen) gelijke scores d. Instelling A en Instelling B, exclusief uitbijters 0,15 0,10 0,05 M&T praktijkgericht onderzoek detailoordelen R² = 0,6513 de mate waarin docenten inspirerend zijn 0,00-0,05-0,10-0,15 de bibliotheek/ mediatheek detailoordelen Lineair (detailoordelen) gelijke scores -0,20-0,15-0,10-0,05 0,00 0,05 0,10 0,15 14

15 15 Bijlage. Respons naar instelling Tabel B1. Populatie en respons voor instellingen met gegevens over 2010, 2011 en 2012 oorspronkelijk in werkbestand N ArtEZ hogeschool voor de kunsten Christelijke Hogeschool Ede Christelijke Hogeschool Windesheim Driestar Hogeschool Gereformeerde Hogeschool Gereformeerde Hogeschool Zwolle HAS Den Bosch Hogeschool De Kempel Hogeschool Helicon Hogeschool Leiden Hogeschool Notenboom Hogeschool TIO Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool van Hall Larenstein Hogeschool voor Pedagogisch en Sociaal-Agogisch Onderwijs Groningen Iselinge Hogeschool IVA Driebergen Maastricht University Marnix Academie NHL hogeschool Protestantse Theologische Universiteit Saxion Saxion Next Stenden hogeschool Stichting NTI Hogeschool Technische Universiteit Delft Technische Universiteit Eindhoven Tilburg University Transnationale Universiteit Limburg Universiteit Twente Universiteit voor Humanistiek Vrije Universiteit Amsterdam Wageningen University totaal Avans Hogeschool Christelijke Agrarische Hogeschool Fontys Hogescholen

16 16 oorspronkelijk in werkbestand N Hanzehogeschool Groningen Hogeschool Edith Stein/Onderwijscentrum Twente Hogeschool Inholland Hogeschool ipabo Amsterdam/Alkmaar Hogeschool Rotterdam Hogeschool Schoevers Hogeschool Utrecht Hogeschool Wittenborg Hogeschool Zeeland Hogeschool Zuyd Katholieke PABO Zwolle NHTV internationaal hoger onderwijs Breda Nyenrode Business Universiteit Open Universiteit Nederland Radboud Universiteit Nijmegen Rijksuniversiteit Groningen Stichting Hoger Onderwijs NOVI Universiteit Leiden Universiteit Utrecht Universiteit van Amsterdam totaal Tabel B2. Toets op len bij Instelling A en Instelling B Instelling A (wel-niet) p Instelling B (wel-niet) Je studie in het algemeen De inhoud van de opleiding De verworven algemene vaardigheden binnen je opleiding De verworven wetenschappelijke vaardigheden/praktijkgericht onderzoek binnen je opleiding De voorbereiding op de beroepsloopbaan De docenten van de opleiding De informatie vanuit je opleiding De studiefaciliteiten van je opleiding * Toetsing en beoordeling De studieroosters De studielast De studiebegeleiding De overige faciliteiten en de studieomgeving * De algemene sfeer op je opleiding De mate waarin je betrokken wordt bij de verbetering van je opleiding p Inhoud (themascore) *

17 17 Instelling A (wel-niet) p Instelling B (wel-niet) Het niveau van je opleiding * De aansluiting van de inhoud bij het beeld dat je van je opleiding had De aansluiting van je opleiding bij je vooropleiding * De mate waarin de inhoud van je opleiding stimulerend is * De aansluiting van de inhoud van je opleiding bij actuele ontwikkelingen De samenhang tussen de lende onderdelen van je opleiding * De in jouw opleiding gehanteerde werkvormen * De mogelijkheid die je opleiding je biedt om zelf de inhoud te bepalen De inhoudelijke kwaliteit van het studiemateriaal p Algemene vaardigheden (themascore) Een kritische houding Het functioneren in een professionele context Probleemoplossend vermogen Het onderbouwen van conclusies Communicatieve vaardigheden Het samenwerken met anderen Argumenteren/redeneren * Wetenschappelijke vaardigheden wo (themascore) Analytisch denken Het kritisch beoordelen van wetenschappelijk werk Het ontwikkelen van wetenschappelijke theorieën Het schrijven van wetenschappelijke artikelen * Methoden en technieken van onderzoek Het doen van zelfstandig onderzoek Voorbereiding beroepsloopbaan (themascore) Het opdoen van vaardigheden voor de beroepspraktijk De praktijkgerichtheid van je opleiding Het contact met de beroepspraktijk De kwaliteit van de stagebegeleiding vanuit je opleiding De aansluiting van de stages bij het overige onderwijs Wetenschappelijke vaardigheden hbo (themascore) Analytisch denken Het kritisch beoordelen van praktijkgericht onderzoek * Het schriftelijk rapporteren over praktijkgericht onderzoek * Methoden en technieken van praktijkgericht onderzoek Voorbereiding beroepsloopbaan (themascore) Het opdoen van vaardigheden voor de beroepspraktijk De praktijkgerichtheid van je opleiding Het contact met de beroepspraktijk

18 18 Instelling A (wel-niet) p Instelling B (wel-niet) De kwaliteit van de stagebegeleiding vanuit je opleiding De aansluiting van de stages bij het overige onderwijs p Docenten (themascore) De inhoudelijke deskundigheid van docenten * De didactische kwaliteit van docenten * De bereikbaarheid van docenten buiten contacturen De betrokkenheid van de docenten bij de studenten De kwaliteit van de begeleiding door docenten De kwaliteit van feedback van docenten De mate waarin docenten inspirerend zijn * De kennis van de docenten over de beroepspraktijk Informatievoorziening (themascore) De voorlichting over je opleiding De informatie over jouw studievoortgang De informatie over regels en procedures Studiefaciliteiten (themascore) * * De geschiktheid van de onderwijsruimten * De geschiktheid van werkplekken * De beschikbaarheid van werkplekken Het opleidingsmateriaal De bibliotheek/mediatheek * De ICT-faciliteiten * De digitale leeromgeving * * Informatiepunt (themascore) * De informatiebalie * De studentenadministratie * Toetsing en Beoordeling (themascore) * De duidelijkheid van criteria waarop beoordeeld wordt De aansluiting van toetsing en beoordeling bij de inhoud van de opleiding Het tijdig bekend maken van resultaten en beoordelingen * * Studierooster (themascore) Het tijdig bekendmaken van de roosters Het tijdig bekendmaken van wijzigingen in de roosters De geschiktheid van het studierooster Studielast (themascore) * De spreiding van de studielast over het studiejaar

19 19 Instelling A (wel-niet) p Instelling B (wel-niet) De haalbaarheid van deadlines * De aansluiting tussen ECTS en de daadwerkelijke studielast * p Studiebegeleiding (themascore) De mogelijkheid tot begeleiding De kwaliteit van begeleiding Studieomgeving (themascore) * De bereikbaarheid van je instelling * De restauratieve voorzieningen op je instelling * De sportvoorzieningen op je instelling * De horecavoorzieningen in je studiestad * Het cultureel aanbod van je studiestad De hoeveelheid groen in je studiestad * Huisvesting (themascore) De beschikbaarheid van woonruimte in je studiestad De betaalbaarheid van woonruimte in je studiestad Betrokkenheid (themascore) Onderwijsevaluaties die onder studenten plaatsvinden Informatie over de uitkomsten van onderwijsevaluaties De wijze waarop je opleiding gebruik maakt van de uitkomsten van onderwijsevaluaties De manier waarop je opleiding op klachten en problemen reageert Internationale studenten (themascore) De geboden hulp door je opleiding De hulp door je opleiding bij de integratie in de Nederlandse cultuur De persoonlijke begeleiding door je mentor Het aanbod aan Engelstalige vakken Handicap (themascore) De voorlichting en informatievoorziening over studeren met een handicap of beperking bij je opleiding De opvang die je opleiding aan studenten met jouw handicap bij de start van hun studie biedt De beschikbare hulpmiddelen en faciliteiten, voor zover je die nodig hebt De geschiktheid van de gebouwen van je opleiding of instelling voor mensen met jouw handicap De aanpassingen in het onderwijs die je opleiding biedt De mate waarin de docenten en overige medewerkers begrip voor jou hebben * De mate waarin de docenten en overige medewerkers voldoende kennis van zaken hebben

20 20 Instelling A (wel-niet) p Instelling B (wel-niet) De mate waarin medestudenten begrip voor jou hebben De speciale begeleiding die je tijdens je studie krijgt p 20