1. Goedkeuring verslag 3 december 2004

Transcriptie

1 FACULTEIT GODGELEERDHEID MARIA THERESIACOLLEGE SINT-MICHIELSSTRAAT 6 B-3000 LEUVEN KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN Verslag van de vierde bijeenkomst van de Permanente Onderwijscommissie Godgeleerdheid & Godsdienstwetenschappen en Voortgezette Academische Opleiding Religiestudie, op vrijdag 11 maart 2005, van 14-17h, in MTC Aanwezig : de professoren B. Lemmelijn (secretaris), B. Broeckaert, B. Dehandschutter, K. Demasure, D. Hutsebaut, A. Liègeois, D. Pollefeyt (gedeeltelijk), S. Van den Eynde; J. Verheyden, L. De Saeger (studietrajectbegeleider), de vertegenwoordigers van het AAP/BAP Annemie Dillen, H. Mardaga; de studentenvertegenwoordigers: Samuel Goyvaerts, Piet Thuys (1 ste studiejaar), Wouter Duré, Steven Deltour (2de studiejaar), Hans Debel, S. Gordts (3 de studiejaar), Mieke Meeussen, Ellen Van Stichel (4de studiejaar), Bart Van der Smissen, Mieken van Boxstael (5 de studiejaar), H. Loos, Klaartje Francx (GAS WIDR), de vertegenwoordiger alumni: Goedele Miseur Verontschuldigd : de professoren J. De Tavernier (programmadirecteur), H. Ausloos, B. Baert, L. Boeve, R. Burggraeve, J. Goossens, G. Van Belle; de studenten Magda Habraken, Wouter Van den Bossche (tweede kandidatuur met studieduurverkorting) Prolegomenon: In afwezigheid van de Programmadirecteur, Prof. Dr. J. De Tavernier, die wegens ziekte verontschuldigd is, wordt de vergadering voorgezeten door de secretaris, Prof. Dr. B. Lemmelijn en wordt het verslag opgemaakt door Dra. Annemie Dillen. 1. Goedkeuring verslag 3 december 2004 De studentenvertegenwoordiging wenst bij pagina 7, bij het vijfde punt in verband met studenteninitiatieven (specifiek in verband met jodendom) een punt op de agenda te plaatsen in verband met het vak jodendom. Dit wordt besproken in aanwezigheid van professor D. Pollefeyt, die voor het eerste deel van de vergadering verontschuldigd is en die titularis is van het vak Christendom en Jodendom (zie infra bij Studenteninitiatieven en vragen). Het verslag wordt goedgekeurd met dank aan de verslaggever, professor B. Lemmelijn. 2. Mededelingen - Update Theologische en godsdienstwetenschappelijke perspectieven De lijst met de mogelijkheden voor het vak Y950 (Theologische en godsdienstwetenschappelijke perspectieven) is ad valvas beschikbaar (een hard copy wordt uitgedeeld). De lezing in verband met de Nieuwe Bijbelvertaling van 8 november wordt aangevuld met drie andere lezingen, zodat ook dit onderdeel bestaat uit vier lezingen, dat kan meetellen voor één studiepunt. Deze lezingen vinden plaats op 17 maart, 22 maart en 12 april, telkens van 18 tot 20 uur in lokaal van het MTC. Voor meer info kan men terecht bij professor G. Van Belle. - Fonds Dillemans Er zijn twaalf studiebeurzen beschikbaar voor mensen in een Master na Master-opleiding. Kandidaturen moeten binnen zijn voor 30 april Informatie is ad valvas beschikbaar (zie ook - Beurzenfonds De Faculteit Godgeleerdheid beschikt over een eigen beurzenfonds voor studenten die al een licentiediploma hebben (van de eigen of van een andere faculteit) en toch verder willen studeren aan de faculteit (in het vijfde jaar, GAS, doctoraatsopleiding, ). Aanvragen in dit verband worden ingediend bij mevrouw R. Dehaes voor 17 september STUDENTENSECRETARIAAT TEL. +32(0) FAX + 32 (0) monique.evers@theo.kuleuven.ac.be

2 - Vacante colleges De coördinatie van de vakken van het Centrum voor Levende Talen (Frans, Duits, Spaans) die studenten van de Faculteit Godgeleerdheid in hun studieprogramma kunnen opnemen, zal opnieuw gebeuren door Bart Van Thielen. Het vak Godsdienstsociologie wordt gedoceerd door prof. G. Hellemans en het vak Islam in Europa door prof. N. Robinson, die tevens als titularis wordt toegevoegd aan het werkcollege Wereldgodsdiensten, religiestudie en interreligieuze dialoog. De vakken Christelijk Latijn: lezing van teksten en Hebreeuws II worden vacant gesteld. - Resultaten loopbaanonderzoek 2004 De resultaten van een bevraging vanuit de Dienst Studieadvies over de in 2003 afgestudeerde studenten van de Faculteit Godgeleerdheid worden kort besproken. Van de 38 afgestudeerden hebben 10 mensen het enquêteformulier ingevuld. Hieruit blijkt dat 60% van de respondenten direct werk gevonden heeft. 40% is deeltijds of op vrijwillige basis aan de slag. 57,14% van de respondenten is na het afstuderen werkzaam in het onderwijs. 14,29% is tewerkgesteld aan de universiteit, 14,29% in een openbare dienst en 14,29% in een particuliere onderneming (KMO). 87,50% van de bevraagden werkt voltijds, 12,50% halftijds. Het diploma Godsdienstwetenschappen of Godgeleerdheid wordt door 62,50% als noodzakelijk voor de huidige job beschouwd. 12,50% geeft aan dat het diploma wenselijk is voor de job die men uitoefent en 25,50% zegt dat het diploma niet noodzakelijk is voor de job die men heeft. 42,86% vond onmiddellijk werk na het afstuderen, 57,14% binnen één tot 3 maanden na het afstuderen. Iedereen vond binnen de drie maanden na het afstuderen werk. - Raad voor examenbetwistingen Er werd een brochure gemaakt die de werking van de Raad voor examenbetwistingen uitlegt. Deze is beschikbaar op het secretariaat en op het internet, via De Raad voor examenbetwistingen is een rechtscollege dat er gekomen is op basis van het zogenaamde aanvullingsdecreet van 19 maart Eerst moet steeds intern beroep worden aangetekend bij de eigen instelling, alvorens men naar deze Raad kan stappen. Voor verdere beroepsprocedures kan men daarna eventueel ook bij de Raad van State terecht. Een verzoekschrift moet aan de Raad voor examenbetwistingen gericht worden binnen de vijf kalenderdagen volgend op de beslissing van de interne beroepsprocedure of na het verlopen van de termijn van vijftien dagen na het instellen van het interne beroep. 3. Studiebegeleiding (L. De Saeger) - Verslag vergadering Didactische teams Op 1 maart 2005 vond er een bijeenkomst van de verschillende didactische teams plaats. Takenkalender, tussentijdse toetsen en januari-examens werden geëvalueerd. De takenkalender voor het tweede semester werd opgesteld. Er zijn vijf leessessies gepland voor het vak Geloof en Openbaring en drie sessies monitoraat wijsbegeerte. Tijdens de vergadering wordt daaraan toegevoegd dat er ook werkcolleges zijn voor het vak Catechetiek, waarvoor de studenten een presentatie moeten voorbereiden en een reflectiepaper schrijven. De studenten zijn hiervan reeds op de hoogte. Er worden twee tussentijdse toetsen aangeboden: voor Inleiding tot de wijsbegeerte en voor Geloof en openbaring. Voor het vak wijsbegeerte wordt de tussentijdse toets ingericht op woensdagnamiddag 13 april en afgenomen door de monitor van het vak. Het gaat om een schriftelijke voorbereiding, die vervolgens besproken wordt en waarna nog een extra mondelinge vraag gesteld wordt. Voor het vak Geloof en Openbaring is een schriftelijke tussentijdse toets voorzien in de eerste week na de Paasvakantie. Het werd geapprecieerd dat de monitor van het vak van prof. De Dijn (wijsbegeerte), Jens De Vleminck, aanwezig was op de vergadering van de didactische teams. - Evaluatie van de tussentijdse toetsen en de januari-examens eerste bachelor Een dertigtal studenten nam deel aan de vier tussentijdse toetsen. Studenten en docenten zijn in het algemeen tevreden over deze tussentijdse toetsen. 29 studenten namen deel aan alle vier examens in januari. Een aantal studenten waren verhinderd wegens ziekte of overlijden in de nabije familie. De algemene cijfers zijn niet slecht. 13 studenten 2

3 behaalden gemiddeld 12 of meer op de vier examens, 7 studenten behaalden gemiddeld een cijfer tussen de tien en twaalf, en 9 studenten behaalden een gemiddelde van minder dan tien op de vier examens. Deze laatste groep studenten krijgt speciale aandacht. Naar aanleiding van een vraag van de studenten, merkt de studietrajectbegeleider op dat bij de studenten die een gemiddelde van lager dan tien behaalden, deliberatie eventueel nog mogelijk is, maar niet meer in alle gevallen voor de eerste zittijd. Studenten met teveel onvoldoendes in januari om geslaagd te kunnen zijn in de juni-zittijd kunnen wel nog in juni heel wat vrijstellingen verwerven. Enkele studenten hebben hun studies reeds opgegeven en gaan niet in op pogingen tot contactname vanuit de faculteit. Hier wordt de vrijheid en de verantwoordelijkheid van de studenten gerespecteerd. Op dit moment zijn er drie studenten van de eerste bachelor formeel uitgeschreven. Van drie anderen werd geen nieuws meer vernomen, ook niet na herhaaldelijke pogingen om deze studenten te bereiken. - Tussentijds rapport van de ombuds Er werd een tussentijds rapport opgesteld door de ombuds van de Faculteit. Normaal gezien wordt slechts één officieel ombudsrapport verwacht, maar gezien er wel wat informatie gegeven kan worden over de ombuds-werking in januari, werd nu ook een rapport opgesteld. Er kwamen heel wat vragen bij de ombuds terecht via mail en telefoon. Vaak ging het om verplaatsingen omwille van drie redenen. (1) De examenroosters waren vrij laat bekend, waardoor er heel wat meldingen in verband met overlappingen rechtstreeks door de ombuds behandeld werden. (2) De griepepidemie zorgde voor heel wat zieke studenten, voor wie verplaatsing van het examen noodzakelijk was. (3) Een aantal studenten kon niet deelnemen aan het examen wegens een overlijden in de naaste familie. De ombudsdienst dankt de professoren die bereid waren om de examens te verplaatsen en ook tijdens de lesvrije week nog examens af te nemen. Voor 19 studenten werd artikel 14 van het examenreglement ingeroepen: deze studenten hebben de toestemming van het Faculteitsbureau gekregen om in juni het examen dat ze in januari omwille van een geldige reden gemist hebben, voor de eerste keer af te leggen, zodat ze toch nog twee kansen behouden (juni en augustus/september). Vanuit de studentenvertegenwoordiging wordt opgemerkt dat het werken via de ombudsdienst voor alle verplaatsingen van examens door de studenten geapprecieerd werd, omdat het systeem zo uniform en gemakkelijk werkt. De ombudsdienst geeft wijzigingen in de examenregeling door via een nieuw systeem: de namen van studenten die zich afgemeld hebben worden doorstreept, de namen van de bijgekomen studenten worden in het vet toegevoegd. De studenten bevestigen dat dit nieuwe systeem effectief handiger is. Tijdens het vak Theologische methodiek werd uitleg gegeven over het examenreglement. Op die manier zijn quasi alle studenten op de hoogte, hetgeen een duidelijke verbetering is ten opzichte van de voorbije jaren. De ombudsdienst stelt een groeiend aantal mensen met faalangst vast. Vanuit de ombudsdienst worden deze studenten begeleid en in vele gevallen ook doorverwezen naar het psychotherapeutisch centrum voor studenten. De ombudsdienst betreurt het ten zeerste dat de uiterste inschrijfdatum voor de trainingen omtrent stressbeheersing gelijk viel met de eerste dag van de examens. Heel wat studenten werden echter pas met het verlammende effect van faalangst of het ermee gepaard gaande vermijdingsgedrag geconfronteerd gedurende de examenreeks. Op dat moment was inschrijven voor de trainingssessie van het psychotherapeutisch centrum jammerlijk niet meer mogelijk. Er wordt gevraagd om een (duidelijke) bewegwijzering naar de lokalen en De ombudsdienst wordt zeer vaak lastig gevallen met vragen van studenten van de eigen faculteit en vooral ook van andere faculteiten in verband met het vinden van de lokalen waar het examen of de les plaatsvindt. Dit probleem kan opgelost worden door op bestaande platen binnen de faculteit extra aanwijzingen aan te brengen. Aan de professoren wordt gevraagd om het moment die ze opgeven voor feedback over de examens niet op hetzelfde moment te laten vallen als de plichtvakken voor eerste bachelor. Dit om gewetensproblemen bij de studenten, die voor de moeilijke keuze staan om hetzij naar het feedbackmoment, hetzij naar de les te gaan, te voorkomen. 3

4 - Opvolging regeling examens voor studenten art. 41 Heel wat artikel 41 studenten hebben ervoor gekozen om zoals gevraagd werd - aan te sluiten bij de examenregeling van de andere studenten, maar sommigen daagden dan toch niet op. Vaak lieten dezen ook niets weten aan de ombuds, niet voor of na het examen. Dit leidt bij de docenten en de andere studenten soms tot verwarring in verband met de planning van het examen op het afgesproken moment. De ombudsdienst, gesteund door de programmadirecteur en de POC-secretaris en de juridische dienst van de universiteit, stelt daarom voor om het als een ongewettigde afwezigheid te beschouwen als studenten niet laten weten dat ze niet op het examen aanwezig kunnen zijn. In dat geval is de eerste kans verkeken. De ombudsdienst stelt voor de artikel 41-studenten in een rondschrijven te wijzen op de gevolgen van de ongewettigde afwezigheid. De artikel 41-studenten hebben de regeling waarbij één moment gedurende elke maand voorzien wordt om examen af te leggen bij elke docent, als zeer positief ervaren. Ze vragen dat ook professor De Dijn deze mogelijkheid van examen af te leggen op één moment gedurende elke maand zou aanbieden. - Regeling in verband met het vak filosofie in de eerste bachelor De studenten zouden liever een ander vak dan het vak van professor H. De Dijn opgenomen zien in het programma van de eerste bachelor. Het vak van professor H. De Dijn is erg thematisch en minder historisch opgevat en wordt tijdens het tweede semester gegeven. Op de Faculteitsraad van 18 februari 2005 werd door de academisch secretaris het voorstel gedaan om het vak dat professor Verhack doceert in de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen op te nemen. Dit vak is een vak dat normaal op 4 punten staat en 26 uren (of twee uur per week) gedoceerd wordt. Binnen onze faculteit zou het vak filosofie 5 studiepunten en 39 uren (of drie uur per week) moeten omvatten. Dit probleem kan opgelost worden doordat de docent (in casu professor I. Verhack) dan een extra opdracht zou geven aan de studenten van de bachelor godsdienstwetenschappen en godgeleerdheid. De studenten stellen een andere oplossing voor, die op de Faculteitsraad ook even ter sprake is gekomen, maar waar niet verder is op ingegaan. Het voorstel is om het vak filosofie van prof. B. Raymaekers aan de richting Communicatiewetenschappen in de Faculteit Sociale Wetenschappen op te nemen als vak binnen de bachelor Godsdienstwetenschappen en Godgeleerdheid. Dit vak wordt gedurende 39 uren gedoceerd (contacturen) en telt binnen Sociale Wetenschappen voor 4 studiepunten mee. Aan onze faculteit zou dat echter, naar analogie met de huidige regeling voor het vak van Professor H. De Dijn, als 5 studiepunten kunnen worden gehonoreerd. 4. Nabespreking - Infodag Op zaterdag 5 maart 2005 was er een infodag voor abituriënten (in principe 18-jarigen). Er waren daarnaast ook enkele mensen die geïnteresseerd waren in een programma met studieduurverkorting. Voor deze laatste groep wordt een specifieke infodag georganiseerd op 23 april. Er waren de dag voor de infodag 68 inschrijvingen, tegenover 43 het jaar voordien. De feitelijke opkomst lag, waarschijnlijk onder andere wegens de sneeuw, iets lager. Er heerst algemene tevredenheid over de infodag. Prof. B. Lemmelijn feliciteert de studenten voor hun mooie en originele powerpointpresentatie. - Dies De lezing van kardinaal Danneels werd geapprecieerd. Prof. B. Lemmelijn dankt de studenten voor de verzorgde lunch. Prof. D. Hutsebaut merkt op dat het jammer is dat op de internationale vrouwendag (8 maart) de vrouwelijke actieve aanwezigheid in de eucharistieviering beperkt was tot het lezen van twee voorbeden. 5. Promotie opleidingen In januari werd een persbericht verzonden, waarop de faculteit vervolgens in verschillende kranten, op TV en op de radio ter sprake kwam. Daarnaast werden er sid-ins georganiseerd, vond de infodag van 4

5 de Faculteit plaats en zal er nog een tweede infodag zijn op 23 april (zowel in de Hallen als in de Faculteit) en op 3 september (georganiseerd door de universiteit). Er werden nieuwe brochures opgemaakt voor de verkorte bacheloropleiding en voor de GAS WIDR (Wereldgodsdiensten, interreligieuze dialoog en religiestudie). Andere brochures worden up to date gemaakt. De Nederlandstalige website ( werd aangepast aan de bama-hervormingen en de Engelstalige website ( is bijna klaar. Alle facultaire pagina s worden verder nagekeken. Vanuit de studentengeleding wordt opgemerkt dat het jammer was dat in de media meestal niet aan bod kwam dat de spectaculaire stijging in de studentenaantallen vooral verklaard kan worden door de grote toename van studenten in de enige kandidatuur. Een vermelding van dit feit zou van meer intellectuele eerlijkheid getuigd hebben. Daartegenover staat dat toch ook in de eerste bachelor een aanzienlijke stijging in de studentenaantallen plaatsvond. Tijdens de infodag bleek, zo meldde Sam Goyvaerts, dat op één van de sid-ins een student de uitleg gekregen had dat er twee volledig gescheiden parcours mogelijk zijn, ofwel Godsdienstwetenschappen (religiestudie) ofwel Godgeleerdheid. Mogelijk heeft deze student de uitleg van de informator verkeerd begrepen en werd uitgelegd dat vanaf 2007 een afzonderlijke master WIDR mogelijk is. Uit deze opmerking blijkt in elk geval het belang van het geven van correcte info op de sid-ins. 6. Studieuitstap Tentoonstelling Sint-Truiden Van hieraf moet je gaan De studieuitstap en de lezingen in verband met religiestudie tellen mee in het kader van het vak Y950, maar ook voor de vakken A02A8A Nieuwe Religieuze Bewegingen (de twee lezingen) en het vak A0316A Inleiding Godsdienstwetenschap (bezoek aan de tentoonstelling). Studenten mogen eenzelfde activiteit echter geen twee keer laten meetellen. Daarom krijgen de studenten die naar de tentoonstelling gaan in het kader van het vak Y950 een andere opdracht in het kader van het vak Nieuwe Religieuze Bewegingen of Inleiding in de Godsdienstwetenschap, met name identiek aan de opdracht die ook de studenten die niet naar de tentoonstelling kunnen gaan moeten vervullen. De betrokken studenten zijn hier afzonderlijk via mail door de docent over gecontacteerd. De studenten betreuren het wel dat niet van bij het begin van het academiejaar duidelijk was dat de tentoonstelling ook een onderdeel was van de vakken. In dat geval hadden studenten in het kader van Y950 eerder een ander onderdeel kunnen kiezen. De studieuitstap vindt plaats op vrijdag 15 april, en duurt een hele dag. Inschrijven is noodzakelijk. Er staat een bezoek aan de tentoonstelling en aan de sikh tempel op het programma. Meer informatie wordt ad valvas bekend gemaakt. 7. Document Weging van opleidingsonderdelen in de bepaling van het examenresultaat Nieuw in dit document is dat de weging van de stage en de scriptie bij de GAS WIDR opgevat zijn naar analogie met praktische theologie. Het betreft de verrekening van de stage binnen het punt voor de meesterproef. De stage en de scriptie vormen samen de meesterproef die voor 40% meetelt in de berekening van het eindresultaat. 20% van de punten wordt gegeven door de stagementor (persoon die ter plaatse de begeleiding doet), 30% door het ZAP-lid, 30% door de praktijklector (iemand die binnen de GAS WIDR in de toekomst zo hoopt men de taak kan vervullen die mevr. F. Boeykens opneemt binnen praktische theologie), en 20% door de stuurgroep. In geval geen stagementor aanwezig is in het kader van de opleiding van de GAS WIDR, dan is de verdeling van de punten anders. In dit geval weegt het punt van het ZAP-lid voor 40%, dat van de praktijklector eveneens 40% en wordt de resterende 20% bepaald na beraadslaging door de voltallige stuurgroep. De studenten van de GAS WIDR merken op dat bij de verhouding 40% (op de meesterproef) en 60% (op de vakken) een te groot gewicht gegeven wordt aan de meesterproef, omdat deze ook slechts op één derde van het aantal studiepunten staat. De acht vakken worden feitelijk als veel zwaarder ervaren, ook omdat deze vaak in andere faculteiten gevolgd worden waar ze op meer studiepunten staan en gedurende meer lesuren onderwezen worden. Prof. B. Lemmelijn, als waarnemend voorzitter, en prof. B. Broeckaert, melden dat de studenten wel een gereduceerde opdracht (in overeenstemming met het aantal studiepunten dat aan onze faculteit opgenomen kan worden) kunnen krijgen voor deze vakken in 5

6 andere faculteiten in overleg met de programmadirecteur van de Faculteit Godgeleerdheid en van de faculteit waar het vak gedoceerd wordt. De studenten blijken onvoldoende op de hoogte te zijn van deze mogelijkheid. De verhouding 40%-60% is opgevat naar analogie met de andere opleidingen. Ook in het vijfde jaar (Godgeleerdheid) waar de studenten ook reeds een verhandeling geschreven hebben, is de verhouding 40%-60%. De studenten van de andere opleidingen zijn geen vragende partij om de 40%-60% verhouding te veranderen. Zij ervaren het als zeer positief dat een groot gewicht gegeven wordt aan de thesis, omdat dit een vorm is van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek. De studenten van de GAS WIDR daarentegen stellen dat zij reeds een thesis geschreven hebben en daardoor de meesterproef minder als een persoonlijke investering zien. Door de stuurgroep van het Interdisciplinair Centrum voor Religiestudie zal verder overlegd worden hoe kan omgegaan worden met de spanning tussen het vooruitlopen op de situatie van en de huidige situatie. Daarbij kan ook gekeken worden naar hoe de verhouding meesterproef-vakken de voorbije jaren impliciet gespeeld heeft. Verder wordt door prof. K. Demasure bij het uitgedeelde document opgemerkt dat bij het vijfde jaar ontbreekt voor hoeveel procent de meesterproef meetelt. In de tweede paragraaf gaat het over een totaal van 120 %. Het gezamenlijk cijfer op de meesterproef in het vijfde jaar telt maar voor 20% mee in plaats van voor 40% zoals op het uitgedeelde document staat. Het document in verband met de weging van opleidingsonderdelen bepaalt verder dat opleidingsonderdelen die op acht studiepunten staan, niet volledig in de handen van één docent mogen liggen. Dit geldt voor de werkcolleges praktische theologie en WIDR en voor de studiereis naar Bangalore. Voor de werkcolleges praktische theologie en WIDR wordt een tijdelijke co-titularis aangesteld, voor de evaluatiepaper van de studiereis wordt een corrector aangeduid door de stuurgroep. Voor de paper in het kader van de studiereis kan iedereen van de stuurgroep van het Centrum voor Religiestudie promotor zijn. 8. Profielvacatures sacramentologie en liturgiewetenschap en fundamentele moraaltheologie De studenten stellen de vraag of er in de toekomst slechts één professor sacramentologie en liturgiewetenschappen zal zijn dan wel of er opnieuw twee proffen op een profiel in verband met liturgie en sacramentologie zullen benoemd worden, zoals nu het geval is. Hierover kan tijdens de vergadering, in afwezigheid van bureauleden, weinig duidelijkheid gegeven worden. 9. Curriculumevaluatie De studentengeleding betreurt het ten zeerste dat de Academisch Secretaris, die voorzitter is van de Curriculumevaluatiecommissie en die feitelijk de pen heeft vastgehouden, niet aanwezig is op de pocvergadering. Ze vragen zich af in welke mate door professoren prioriteit verleend wordt aan de poc en of de poc eigenlijk nog wel functioneert als een adviesorgaan voor het Bureau van de Faculteit en in zoverre ook ernstig genomen wordt. Alle opmerkingen in verband met het curriculumevaluatierapport mogen per mail aan dr. Luc De Saeger worden doorgegeven en zullen dan in de commissie besproken worden. - Eindrapport van de bevragingen (L. De Saeger) Het rapport is nog een ontwerp. Op de vergadering wordt de laatste versie, die op één punt verschilt van de electronisch doorgestuurde versie, uitgedeeld. Het eindrapport, alsmede alle verslagen, zullen zowel electronisch als in gedrukte vorm ter beschikking worden gesteld van de visitatiecommissie. De schriftelijke enquêtes hebben als eerste uitgangspunt voor het rapport gediend. De sterke punten werden afgeleid uit items waarop het gemiddelde hoger dan 4 was (op een schaal tussen 1 en 6). Aandachtspunten zijn elementen waarop het gemiddelde tussen 3 en 4 ligt. 6

7 Er wordt op gewezen dat de terminologie op onderzoek gericht op onderzoek georiënteerd doorheen de verschillende rapporten consistent moet aangewend worden. Er wordt gewezen op de goed werkende POC en TCPE als één van de sterke punten. De werking van het secretariaat wordt als zeer positief ervaren, wat zeker gezien de hoge taaklast van het secretariaat opmerkelijk en zeer positief is. De studentenvertegenwoordiging wijst erop dat op pagina 5, punt 1.2. (over een breder uitgewerkte basiskennis in de eerste jaren) op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd. De studenten zouden vooral graag een inleidend synthesevak (met keuzemogelijkheid, dus niet als plichtvak voor iedereen) in de eerste bachelor zien, naar analogie met Introduction to Theology (cf. ook p. 10 van het Zelfstudierapport over de hoge waardering van dit vak). De studenten pleiten in geen geval voor meer inleidingsvakken in de majores van de masteropleiding of voor de verplichting om nog meer vakken uit de verschillende majores (naast de eigen major) op te nemen. Vanuit de AAP-BAP-vertegenwoordiging wordt erop gewezen dat waar gesproken worden over het Assisterend Academisch Personeel beter over het Assisterend en Bijzonder Academisch Personeel (of de AAP-BAP of ABAP-geleding) kan gesproken worden. A. Dillen wijst erop dat het aantal AAP-ers aan onze faculteit zeer klein is en dat ook heel wat BAP-ers betrokken zijn in onderwijs. Op p. 5, punt 2 wordt gezegd dat studenten met een eisende en vrijpostige houding op hun plaats worden gezet. Het komt vreemd over, zo stelt H. Mardaga (AAP-BAP-vertegenwoordigster), om dit als een sterk punt te benoemen. Dr. L. De Saeger merkt op dat dit aspect in de verschillende verslagen van de hearings telkens opduikt en dus niet verzwegen mag worden in het eindrapport. Het gaat om een kleine minderheid van studenten, en het wordt als een positief element gezien dat deze op zich negatieve zaak (studenten die menen dat alles kan en mensen systematisch lastig vallen) op een positieve manier wordt aangepakt om de algehele positieve cultuur in de Faculteit te beschermen. Professor B. Broeckaert wijst erop dat de zin zoals hij er nu staat evenwel ook kan gelezen worden alsof elke vorm van interne kritiek in de kiem wordt gesmoord. Aan de commissie voor de Curriculumevaluatie wordt gevraagd om de formulering op dit vlak opnieuw te bekijken. Bij het punt 1.1. onder punt B (Aandachtspunten) staat dat er nood is aan grotere duidelijkheid over wat men precies van een promotor mag verwachten. Het zou goed zijn moesten hieromtrent verdere stappen ondernomen worden. Op de Engelstalige TCPE wordt momenteel over het profiel van een goede promotor gesproken (onder andere binnen een ad hoc-werkgroep waarin bestaande elementen worden samengebracht). Daarnaast bestaat er een (universitair) document over het profiel van een goede promotor in het kader van de doctoraatsopleiding ( Ook in de richtlijnen voor het schrijven van scripties en thesissen wordt iets gezegd over de promotor. De studenten vragen bij de secretaris van de TCPE de documenten van de TCPE hieromtrent op. Taakbelasting (p. 12) (punt 2.6) De studenten merken op dat het vreemd is dat het vooral de docenten en assistenten zijn die de taakbelasting van de studenten ter sprake brengen (p. 12), terwijl de studenten de taakbelasting aanvaardbaar vinden. Ze spreken over aanvaardbaar en zien de taakbelasting als de moeite waard om voor te werken en drie maanden vakantie te verdienen en niet als te laag. Dat de taakbelasting in verhouding moet staan tot het aantal studiepunten kan in twee richtingen geïnterpreteerd worden, namelijk als nu te licht en dus te verzwaren of als nu te zwaar en dus lichter te maken. De studenten wijzen erop dat geen van beide alternatieven wenselijk is: ze zijn tevreden met de taakbelasting zoals die nu bestaat. Ze zijn evenwel niet bereid om, zoals op de vorige Faculteitsraad gesuggereerd werd, in alle gevallen gedurende twaalf maanden te werken. De studenten werken nu reeds hard en een spreiding van de taakbelasting over twaalf maanden wordt als niet wenselijk beschouwd, omdat de studenten de kans moeten hebben om een vakantiejob te doen om hun studies te kunnen financieren en/of om vakantie te kunnen nemen. Door verschillende professoren op de poc wordt aangegeven dat de dreiging van de spreiding van de taakbelasting over twaalf maanden zeer klein is en moet gerelativeerd worden. In de tekst is geen sprake van het idee om van negen maanden 7

8 naar twaalf maanden te evolueren. Professor J. Verheyden wijst erop dat ook de docenten elkaar moeten durven aanspreken op de taakbelasting, juist op het punt van het in verhouding staan tot het aantal studiepunten. Zowel aan de neiging om vakken te verzwaren als aan de neiging om zeer weinig te eisen voor een vak mag niet worden toegegeven. Tevens wordt opgemerkt dat er wel weinig op kan tegen zijn dat een student al in juni contact opneemt met een promotor in het kader van de thesis, en dat een zekere persoonlijke invulling van de studietijd mogelijk is. Dit wil evenwel niet zeggen dat van studenten verwacht wordt dat ze zich verschillende jaren gedurende twaalf maanden aan hun studie wijden. De studenten vragen om op in het Curriculumevaluatierapport (p. 13) en in het Zelfstudierapport (p. 32) de vermelding van SAINTS en de mogelijkheden in functie van de integratie tussen Nederlandstalige en Engelstalige studenten voorzichtiger te formuleren. SAINTS bereikt, net als Katechetika, slechts een beperkt deel van de studenten omdat er zowel bij de Engelstalige als bij de Nederlandstalige studenten heel wat studenten zijn die zich enkel voor de studie engageren binnen de Faculteit. De contacten tussen Katechetika en SAINTS zijn momenteel beperkt tot de kernleden en actief geëngageerden uit beide studentenverenigingen en dit semester zal Katechetika enkel toezien op het correcte verloop van de verkiezingen bij SAINTS. Er mogen niet al te hoge verwachtingen gesteld worden aan SAINTS, opdat de pas opgerichte vereniging ook voldoende groeikansen zou krijgen. - Zelfstudie, deel 1 (eerste versie) De studenten wijzen erop dat de verhouding theologie-religiestudie te eufemistisch wordt voorgesteld. Op meerdere punten (p. 11 en p. 12) wordt er gewezen op de wezenlijke verknoping van beide. De facto kunnen de meeste vakken wel als hetzij religiestudie hetzij theologie beschouwd worden. Op zich is dat geen probleem, vinden de studenten, maar ze vragen zich af of de zaken in sommige gevallen niet mooier voorgesteld worden dan ze feitelijk zijn. De studentenvertegenwoordiging wijst er verder op dat twee doelstellingen van de bachelor (p. 12) niet noodzakelijk bereikt worden in het programma van de bachelor met studieduurverkorting, met name kennis en inzicht in de basisbegrippen en methodes van het kerkelijk recht en in staat zijn tot een betrekkelijk zelfstandige verwerking van (ook anderstalige) literatuur in gebieden uit de theologie en de godsdienstwetenschappen. Kerkelijk recht is immers voor de bachelor met studieduurverkorting geen plichtvak evenmin als het vak lezing van teksten. De zelfstandige verwerking van (ook anderstalige) literatuur lijkt te verwijzen naar het vak lezing van teksten, omdat de scriptie elders nog afzonderlijk vermeld worden. Bovendien wordt de doelstelling kennis en inzicht in de basisbegrippen en methodes van de religiestudie, de interreligieuze dialoog en de grote wereldgodsdiensten ook niet volledig bereikt, aldus de studenten, daar slechts twee vakken verplicht zijn, met name Inleiding Islam en Inleiding Wereldgodsdiensten. Op p. 8 wordt gesteld dat de bachelor-masterhervorming bijkomende keuzemogelijkheden wou realiseren in 3 de bachelor. De studentenvertegenwoordigers vragen zich af welke deze zijn, behalve dan de mogelijkheid om twee mastervakken vooraf te nemen, een optie die door een aantal professoren lijkt ter discussie gesteld te worden. De mogelijkheden tot keuze en specialisatie in het derde jaar lijken vrij beperkt te zijn. Bij pagina 16 merken de studenten op dat het niet klopt dat de scriptie van het tweede en van het derde jaar in twee verschillende disciplines moeten kaderen. Deze regel, vroeger van toepassing op het seminarie en de scriptie in de eerste en tweede kandidatuur, is al enkele jaren afgeschaft. Op pagina 11 wordt over de scriptie van het derde jaar gezegd dat de studenten deze opvatten als voorbereiding van de verhandeling, maar ook en vooral de professoren vatten de scriptie in het derde jaar zo op. Uit artikel 4.1 en 4.2 van de richtlijnen voor het schrijven van scripties en verhandelingen blijkt dat men in normale situaties een eerste hoofdstuk schrijft in het derde jaar. Evenwel zal de scriptie van het derde jaar ook moeten kunnen fungeren als een scriptie met een eigen finaliteit, namelijk het behalen van de bachelor. 8

9 De studenten wijzen erop dat het Zelfstudierapport de indruk geeft dat het hervormingsproces ( ) volledig afgerond is (p. 3) ( Zoals verder in de volgende subsectie van deze inleiding beschreven wordt, heeft de faculteit hiermee een reeds jaren geleden ingezet transformatieproces afgerond ). De studenten vinden het belangrijk dat er permanent aan het programma wordt gesleuteld. Ze waarschuwen ervoor dat bladzijde drie van het Zelfstudierapport zou kunnen worden gebruikt om wenselijke en breed gedragen verbeteringen van het programma tegen te houden. - Specifieke aandacht voor vijfdejaars De studenten merken op dat in het Zelfstudierapport expliciet gezegd wordt dat het vijfde jaar meestal gevolgd wordt met het oog op de overgang naar het doctoraatsprogramma (p. 13). Ze benadrukken de wenselijkheid van de eigen finaliteit van het vijfde jaar, met name het diploma van master in de theologie. In het vijfde jaar zitten slechts drie generatiestudenten. Het is niet duidelijk wat hiervan de redenen zijn. Niemand van deze generatiestudenten dient een onderzoeksproject in. Het lijkt alsof er in het vijfde jaar een stempel gedrukt wordt op de studenten: wie wel of niet zal doctoreren lijkt bepalend te zijn. De studenten die een doctoraatsproject indienen, ervaren soms op allerlei vlakken druk vanwege hun promotor. Het lijkt alsof ze heel veel moeten over hebben om een doctoraat te mogen maken (koffie schenken, taart snijden, ). In het vijfde jaar bij de onderzoeksvakken stelt zich de moeilijkheid dat de beginsituatie voor studenten uit de major van het vak heel anders is dan die van de andere studenten, die de major niet volgen, maar wel onderzoeksvakken uit een ander majores moeten volgen. Het risico dat aan één van beide groepen tekort gedaan wordt is vrij groot. De studenten geven daarbij het voorbeeld van prof. N. Robinson en het vak Islam and Modern Society. A. Dillen merkt op dat tijdens de AAP-BAP-vergadering de thematiek van de finaliteit van het vijfde jaar, ook los van het doctoraat tevens ter sprake kwam. De AAP-BAP-ers wijzen er eveneens op dat het wenselijk is om niet voortdurend over een predoctoraal jaar te spreken en om ook eigen accenten binnen te brengen in het vijfde jaar, waardoor het ook los van het doctoraat interessant kan zijn voor studenten om een Licentie in de Godgeleerdheid te behalen. 10. Studenteninitiatieven en vragen De studenten presenteren een voorstel om het vak Inleiding sociale en culturele antropologie (keuzevak) te vervangen door een vak Inleiding in het jodendom als plichtvak voor de eerste bachelor. Ze lichten alle implicaties die dit voorstel heeft toe. Ze sluiten met dit voorstel aan bij wat op de vorige POC (3 december 2004) gezegd werd in verband met de te beperkte aanwezigheid van het jodendom in de opleiding. De studenten pleiten ervoor om het vak Inleiding in het jodendom in de eerste bachelor te plaatsen, zodat het de nodige dossierkennis aanreikt voor het vak Christendom en Jodendom. Het vak Inleiding in de Wereldgodsdiensten zou dan in het tweede en het derde jaar (bicyclisch) gegeven worden, ter vervanging van het vak antropologie. De titularis van het vak Christendom en Jodendom, professor D. Pollefeyt, merkt op dat voor het vak Christendom en Jodendom, anders dan voor de vakken islam, het volgen van het vak Inleiding in het jodendom niet noodzakelijk is te meer ook omdat een dergelijk vak tot nu toe niet bestond. Het is bovendien ook wenselijk dat de studenten in het eerste jaar toch een inleiding in de wereldgodsdiensten krijgen. Daarnaast is het vak Inleiding in het Jodendom makkelijker bicyclisch te organiseren, omdat normaal voor de vakken jodendom een joodse gastdocent wordt uitgenodigd, en dit beter bicyclisch dan elk jaar kan gebeuren. Als het vak Inleiding tot het jodendom jaarlijks wordt georganiseerd (in de eerste bachelor) is het misschien wenselijk het toe te voegen aan de profielvacature Talen en culturen van Syro-Palestina. Het is met andere woorden mogelijk om het vak Inleiding in het jodendom op te nemen in het tweede en het derde jaar, ter vervanging van het vak antropologie, zodat het hier slechts om een zeer minimale programmahervorming gaat. De studenten zijn met dit voorstel van professor D. Pollefeyt akkoord. Het voorstel om het vak Inleiding in het jodendom in het tweede/derde jaar en het vak Inleiding wereldgodsdiensten in het eerste jaar te plaatsen heeft als bijkomend voordeel dat prof. B. Broeckaert geen drie vakken (Nieuwe Religieuze 9

10 Bewegingen, Inleiding Godsdienstwetenschap en Inleiding Wereldgodsdiensten) in het tweede jaar zou moeten doceren, maar dat er ook één vak blijft in het eerste jaar. Tevens werd door de studenten voorgesteld om de titel van het vak Inleiding in de wereldgodsdiensten te vervangen door Inleiding in de Oosterse Religies (met behandeling van Shintoïsme, Taoïsme, Bahaïsme, Hindoeïsme, Boeddhisme, Jainisme en Sikhisme). De naamsverandering is wenselijk, aldus de studentenvertegenwoordiging, omdat jodendom, christendom en islam niet in het vak Inleiding in de wereldgodsdiensten aan bod komt en studenten, vooral mensen uit een programma met studieduurverkorting, dan mogelijk misleid zouden zijn. Het vak zou dan eventueel door de nieuwe docent Boeddhologie gedoceerd kunnen worden, zo stellen de studenten voor. Professor B. Broeckaert merkt op dat dit voorstel binnen het Interdisciplinair Centrum voor Religiestudie kan bekeken worden. Hij wijst erop dat de naamsverandering niet zo evident is. Het vak Inleiding in de Wereldgodsdiensten kan ook wanneer het christendom, jodendom en islam niet behandeld worden terecht als een vak wereldgodsdiensten beschouwd worden, omdat met het wegvallen van het jodendom dit niet zo n groot verschil is ten opzichte van de situatie op dit moment en omdat ook andere meer traditionele religies (geen oosterse religies) zullen kunnen worden behandeld in het vak. Het vak antropologie zou dan slechts als keuzevak binnen de bacheloropleiding worden opgenomen. De studenten geven heel wat redenen waarom dit vak beter geen plichtvak is. Het vak werd niet opgenomen in het programma voor de enige bachelor, wat wijst op het feit dat het vak niet absoluut noodzakelijk is. Tijdens de curriculumevaluatie werd erkend dat het vak geen religieuze relevantie heeft. De studenten wijzen erop dat de bijzondere aandacht voor de wijze waarop de antropologie het godsdienstige fenomeen verheldert (doelstellingen bachelor, ZSR p. 12) in de feitelijke invulling van het vak ontbreekt. Bovendien blijft de antropologische invalshoek behouden in het programma door de aanwezigheid van het vak Inleiding godsdienstwetenschap, waar aan godsdienstantropologie gedaan wordt. Daarnaast zijn er problemen met de docente van het vak, cf. de klachten bij de ombudsdienst over het niet kunnen motiveren van tekorten of het niet nakomen van afspraken met art. 41-studenten, of het stellen van examenvragen met onduidelijk antwoord. De studenten geven een aantal extra voordelen van de regeling; waarbij het vak Inleiding in het jodendom in de plaats komt van het vak Inleiding in de sociale en culturele antropologie als plichtvak. Aan de verhouding tussen theologische en godsdienstwetenschappelijke componenten wordt niet geraakt in theorie. De facto zal de wissel echter wel een verschil uitmaken, daar het vak antropologie geen enkele godsdienstwetenschappelijke relevantie heeft en het vak Inleiding in het jodendom wel. Zo worden twee vliegen in één klap geslagen: de godsdienstwetenschappelijke componenten worden versterkt zonder dat de theologische componenten moeten inleveren. Verder merken de studenten op dat, net als in het Engelstalige programma, in de master religiestudie een vervolgcursus kan worden aangeboden ( Topics in Jewish Tought ) op de twee vakken jodendom van de bachelor. Het is met dit nieuwe voorstel van een vak Inleiding tot het Jodendom niet nodig om in te gaan op het voorstel van de POC van 3 december 2004 waarbij gesteld werd dat tegen deze POC de vakinhouden van de verschillende vakken die aspecten van het jodendom ter sprake brengen, in kaart zou moeten worden gebracht. Voor de docenten betekent dit dat er hen geen bijkomende administratieve last opgelegd wordt, voor studenten impliceert dit nieuwe voorstel de zekerheid dat het jodendom wel degelijk exhaustief behandeld wordt. Andere studenteninitiatieven en vragen - Vanuit de studenten uit de bachelor met studieduurverkorting ligt de vraag voor om vakken met drie contacturen aan één stuk door te geven in plaats van twee uren op één dag en één uur op een andere dag. De andere studenten zien een dergelijke regeling niet zitten. Dit is een kwestie die in ook reeds op de POC ter sprake is gekomen. - Op 20 april 2005 is het tweede lic-feestje. Concrete info volgt nog. - De studenten danken professor L. Boeve voor het verplaatsen van zijn vak Lezing van teksten. - Op 13 april is het proffenavond. - De eerste licentiestudenten danken prof. B. Lemmelijn als secretaris van de POC voor de infosessie over de aanmaak en invulling van een poster en de organisatie van de postersessie. 10

11 11. Rondvraag en varia Er zijn geen bijzondere punten te melden. Om 16.50h bespreken de professoren voorstellen tot wijziging van studieprogramma s van het tweede semester. Annemie Dillen (verslag) Gezien: Johan De Tavernier Programmadirecteur Bénédicte Lemmelijn Secretaris POC (afwerking verslag) 11