Notitie Actualisering Subsidieverstrekking Peuterspeelzaalwerk 2013 en 2014.

Transcriptie

1 Notitie Actualisering Subsidieverstrekking Peuterspeelzaalwerk 2013 en Oktober 2012

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding blz Voorgeschiedenis 4 3. Beleid 5 4. Gemeentelijke Subsidies voor het peuterspeelzaalwerk 7 5. Voorstel 9 Bijlage1: Subsidiemethodiek sinds 2003 ( subsidiebeleid samenlevingszaken ) 2

3 1. Inleiding Met deze notitie willen wij de verstrekking van subsidie aan het peuterspeelzaalwerk opnieuw vormgeven. De notitie is als volgt opgebouwd; In de inleiding wordt omschreven waarom wij u nu deze notitie aanbieden. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 kort op de voorgeschiedenis ingegaan. In hoofdstuk 3 geven we het vastgestelde beleid weer welke leidend is voor het peuterspeelzaalwerk. In hoofdstuk 4 worden de verschillende subsidies omschreven die het peuterspeelzaalwerk van de gemeente ontvangt. In dit hoofdstuk vindt u ook informatie over subsidiebedragen, kostenposten, aantallen kinderen en groepen. In hoofdstuk 5 worden ten slotte enkele kaders aangegeven voor het subsidiëren van het peuterspeelzaalwerk en wordt voorgesteld hoe uitvoering te geven aan dit subsidiebeleid. Waarom nu deze notitie In juni 2009 heeft de gemeenteraad een evaluatie van het peuterspeelzaalwerk vastgesteld. Het peuterspeelzaalwerk werd destijds uitgevoerd door de Stichting Peuterspeelzaalwerk Gemeente Eemsmond (SPGE) en de stichting Poppedijn. De evaluatie werd in opdracht van de gemeente uitgevoerd en de voornaamste reden hiervoor was de fors toegenomen subsidie en de onduidelijkheid over de beschikbare budgetten. Deze onduidelijkheid werd veroorzaakt door het toekennen van een voorlopige subsidie op grond van de gemeentelijke begroting en de afrekening die werd gebaseerd op de jaarcijfers van de stichting. De onduidelijkheid werd vergroot door de sterk wisselende middelen voor het onderwijsachterstandenbeleid die de gemeente werden toegekend voor de voorschoolse educatie. Vanwege de vernieuwde regelgeving voor de uitvoering van de Voorschoolse educatie heeft het college er voor gekozen de evaluatie van het peuterspeelzaalwerk door te schuiven naar Welk problemen willen we oplossen. De subsidiemethodiek die tot nu toe wordt gehanteerd is in wezen een open eind financiering. Enkele kostenposten worden gesubsidieerd en op dit bedrag wordt de ouderbijdrage in mindering gebracht. In de gemeentelijke begroting wordt de subsidie voor de SPGS begroot. Na afloop van een jaar wordt de subsidie definitief vastgesteld aan de hand van de jaarcijfers en eventueel verrekend. Omdat de subsidie wordt verstrekt volgens een vastgestelde methode geeft dit zowel bij de stichting als de gemeente geen duidelijkheid over het beschikbare budget. Omdat de subsidie wordt verstrekt op grond van gemaakte kosten kan de stichting geen enkele reserve opbouwen om eventuele calamiteiten op te vangen. Als de stichting onontkoombare kosten moet maken resulteert dit in een subsidieaanvraag. Ook geeft deze subsidiemethode de stichting geen enkele stimulans creatief met budgetten om te gaan. Vanaf 1998 heeft het rijk, steeds bij beleidsperiodes van vier jaren, financiële middelen beschikbaar gesteld aan de gemeente voor het onderwijsachterstandenbeleid. Tot en met 2010 waren de middelen vooral geoormerkt voor de Voor- en Vroegschoolse Educatie. Vooral het peuterspeelzaalwerk was hierin een belangrijke uitvoerende partner. Vanuit de rijksmiddelen heeft de gemeente de uitvoeringskosten voor het Kindvolgsysteem PRAVOO vergoed. Deze kosten bedragen ,00 per jaar. PRAVOO is het hulpmiddel voor het signaleren en monitoren van kinderen en de doorgaande lijn naar het basisonderwijs vorm te geven. Bij wisseling van het gemeentelijk beleid voor besteding van de geoormerkte rijksmiddelen vervalt de financiering van PRAVOO. Zowel in het jeugdbeleid als het uitvoeringsbeleid voor de Wet Ontwikkeling door Kwaliteit en Educatie ( OKE) streven we naar het realiseren van een geïntegreerd aanbod van voorzieningen in de voor- en buitenschoolse opvang. Doordat de betrokken organisaties op geheel verschillende wijze worden gefinancierd is de uitvoering van dit beleid lastig. Het peuterspeelzaalwerk in onze gemeente moet de kans krijgen mee te groeien met deze ontwikkelingen en we willen het verstrekken van subsidie aan de SPGE hiervoor als instrument gebruiken. 3

4 2. Voorgeschiedenis Het peuterspeelzaalwerk wordt uitgevoerd door de stichting SPGE. Deze stichting is in 2005 ontstaan na een fusie van zes peuterspeelzalen. Vanaf 2011 maakt ook peuterspeelzaal Poppedijn in Kantens onderdeel uit van de SPGE. Het reguliere peuterspeelzaalwerk wordt aangeboden aan kinderen vanaf de leeftijd van 2 jaar tot de basisschoolleeftijd, voor twee dagdelen van 3 uren. In de afgelopen jaren is er fors geïnvesteerd in de huisvesting, inventaris en deskundigheidsbevordering van het personeel. De gemeente heeft hier in bijgedragen maar ook heeft de stichting via fondsenwerving middelen kunnen genereren. De huisvesting van de peuterspeelzalen en het inventaris en de kwaliteitseisen van het personeel voldoen nu aan de wettelijke eisen. Conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van de evaluatie in 2009 Als algehele eindconclusie van de evaluatie werd aangegeven dat de SPGE een bedrijf is met een in korte tijd enorm doorgemaakte ontwikkeling en welke ook nu nog volop in beweging is. Het peuterspeelzaalwerk staat midden in complexe vraagstukken zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin, De Lokale Educatieve Agenda, het vergroten van ontwikkelkansen voor kinderen, de verwachte terugloop van de bevolking in de kleine dorpen en de Harmonisatie van de kinderopvang. De kracht van het peuterspeelzaalwerk in onze gemeente zit in het zorgvuldig volgen van de kinderen, het vroeg signaleren van mogelijke achterstanden, opvoedingsondersteuning aan de ouders, een goed contact met de jeugdgezondheidszorg en het basisonderwijs, een goede zorgstructuur, grote deskundigheid en betrokkenheid tot de doelgroep en in het stimuleren van kinderen met een taal- of ontwikkelingsachterstand. Maar alle faciliteiten die deze kennis, kunde en kracht moeten borgen zijn instabiel. De aanbevelingen in de rapportage van destijds waren gericht op het behouden van de kwaliteit en deze uit te bouwen; Het peuterspeelzaalwerk moet een sterke partner blijven om mee te kunnen in de toekomstige ontwikkelingen. Hierbij moet het duidelijk zijn wat de gemeente van het peuterspeelzaalwerk verwacht en hiervoor moeten faciliteiten worden geboden. De volgende aanbevelingen werden destijds gedaan ten aanzien van de subsidiëring; - Bieden van helderheid rond financiering en inzicht in beschikbare middelen, gekoppeld aan functies en activiteiten. - Uitbreiden uren coördinator en uren Interne Begeleiding. - Nieuwe subsidiesystematiek. De gemeenteraad heeft met het vaststellen van de kadernota 2010 besloten geen middelen beschikbaar te stellen voor uitbreiding van uren voor de Coördinator en de Interne Begeleiding. In 2010 en 2011 is besloten de nieuw te ontwikkelen subsidiemethodiek door te schuiven naar

5 3. Beleid In dit hoofdstuk wordt het beleid weergegeven wat richting geeft aan de uitvoering van het peuterspeelzaalwerk in onze gemeente. 3.1 Landelijk beleid In de afgelopen jaren is het landelijk beleid betreffende het peuterspeelzaalwerk veranderd. Voorheen was het peuterspeelzaalwerk voornamelijk gemeentelijk beleid maar het landelijk beleid geeft nu regels voor kwaliteit en handhaving van kwaliteit. De Wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) Per 1 augustus 2010 is de wet OKE van kracht. Met deze wet wordt beoogd dat er toegankelijke voorschoolse voorzieningen ontstaan die voldoen aan de wettelijke basiskwaliteitseisen en die aan elk kind die dat nodig heeft een voorschools educatief programma aanbiedt. Met dit wetsvoorstel zijn ook de peuterspeelzalen per 1 januari 2012 onder de werking van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ( Wko) gebracht. Tevens is deze wet bedoelt om de samenwerking tussen de voorschoolse voorzieningen een impuls te geven. Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) Met ingang van 1 augustus 2010 is de naam van de Wet kinderopvang gewijzigd in Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (vanaf nu: Wko). Per 6 juni 2012 zijn de Algemene Maatregel van Bestuur Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en de ministeriële regeling Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 van kracht gegaan. Het gevolg hiervan is dat de peuterspeelzalen aan de zelfde kwaliteiteisen moeten voldoen als de kinderopvang. Het college van B&W is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving. Het toezicht wordt uitgevoerd door de GGD en het college handhaaft. De gemeenteraad ontvangt jaarlijks een verslag van het toezicht en de handhaving. De inspectie van Onderwijs stelt dat het college van B&W, naar aanleiding van bovengenoemde wijzigingen, een geactualiseerd handhavingsbeleid moet vaststellen. Dit beleid is in augustus 2012 door het college van B&W vastgesteld en ter informatie de raad aangeboden. 3.2 Gemeentelijk beleid. In september 2011 heeft de raad de Beleidsnotitie Wet OKE vastgesteld. In deze beleidsnotitie is het volgende opgenomen; In het bestuursprogramma wordt de ambitie uitgesproken voorzieningen in de dorpen te behouden, en waar mogelijk in te zetten op multifunctionele voorzieningen. Een goede samenwerking tussen de verschillende organisaties voor voorschoolse voorzieningen levert hiervoor een goede bijdrage. De gemeente onderschrijft het idee dat de eerste levensjaren van een kind belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de cognitieve, de sociaal-emotionele ontwikkeling en de motorische vaardigheden. De opvoeding van de ouders legt daarvoor de basis, maar ook de rest van de omgeving waarin het kind opgroeit is van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van het kind. Veel kinderen brengen enkele dagen per week door in een kinderdagverblijf of een peuterspeelzaal. In het beleidsplan Jeugd welke in september 2010 door de gemeenteraad is vastgesteld staat vermeld dat we ouders en kinderen bij het opgroeien en opvoeden een ontwikkel -omgeving willen bieden die hen helpt en stimuleert. De voorschoolse voorzieningen zijn daarom belangrijke partners in het kader van de preventieve jeugdzorg. Ook heeft de Wet OKE veel raakvlakken met andere wetten en beleidsmaatregelen, zoals de Wet op de Jeugdzorg, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, De Verwijsindex Zorg voor Jeugd Groningen, het Centrum voor Jeugd en Gezin en het Passend Onderwijs. De gemeente staat voor een kwalitatief goed voorzieningenniveau voor jonge kinderen en hun ouders. Centraal staat de ontwikkeling van jonge kinderen en het vroegtijdig signaleren en terugdringen van taal- en ontwikkelingsachterstanden. Er gebeurt op dit terrein al veel in onze 5

6 gemeente zoals het aanbieden van verschillende vormen van opvoedingsondersteuning vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin. We willen de Wet OKE gebruiken om in onze gemeente op een praktische manier te voldoen aan de voorwaarden van de wet en daarmee bereiken dat veel kinderen van een goed VVE programma kunnen profiteren. Ter voorbereiding op de beleidsnotitie heeft de gemeente een expertmeeting georganiseerd. Zowel het basisonderwijs als de organisaties voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk waren hier vertegenwoordigd. Iedere organisatie werd in de gelegenheid gesteld zijn visie op de wet OKE te geven en aan te geven welke kansen en bedreigingen daarin werden gezien. De vraag of men eventueel wilde samenwerken in een pilot werd positief beantwoord. Ambitie Een doel van de wet OKE is om de organisaties voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk naar elkaar toe te laten groeien. Tijdens de expertmeeting op 12 mei is er uitgebreid gesproken over samenwerking tussen de verschillende organisaties. Alle organisaties hebben aangegeven hier positief tegenover te staan. De organisaties voor kinderopvang werken nauw samen met het onderwijs voor het organiseren van de Buitenschoolse opvang. De samenwerking tussen de organisaties voor kinderopvang en peuterspeelzaalwerk heeft nog erg weinig inhoud. De gemeente wil deze samenwerking stimuleren en hiervoor voorwaarden scheppen. Een pilot kan worden gebruikt om het VVE beleid zodanig te borgen dat het bestendig is voor de toekomst waarin de bevolkingssamenstelling veranderd en wij de voorzieningen in de woonkernen in stand willen houden. De uitvoering van het in deze notitie voorgestelde beleid vraagt veel creativiteit en samenwerking van de voorschoolse voorzieningen en de gemeente. Wij zijn er ons van bewust dat de plannen ambitieus zijn en veel inzet vragen van de betrokken organisaties. Voorgesteld wordt dat de uitvoering van deze notitie een prominente plaats krijgt op de agenda van het eerstvolgende overleg van de Lokale Educatieve Agenda welke is gepland op 10 november Via het college zal de raad worden geïnformeerd over de uitkomsten van dit overleg en de voortgang van de uitvoering van het voorgestelde beleid. Pilots Ondanks de goede voornemens van de betrokken partijen om in de vorm van enkele pilots een start te maken met het ontwikkelen van geïntegreerde voorzieningen blijkt het erg moeilijk om deze samenwerking vorm te geven. De redenen daarvoor zijn gelegen in de totaal verschillende financieringsvorm, verschillende rechtspersonen met de daarbij horende belangen en de beperkte mogelijkheden die de gemeente heeft om sturend op te treden. De partijen in Uithuizen hebben het college verzocht een externe projectbegeleider te mogen inhuren. Het college staat hier positief tegenover en wil, in overleg met de betrokken partijen de andere pilots ook projectleiding aanbieden. De geoormerkte rijksmiddelen kunnen worden gebruikt om dit te financieren. Jeugdbeleid Het peuterspeelzaalwerk is een belangrijke uitvoerende partner in het gemeentelijk jeugdbeleid. Het heeft een grote rol in het signaleren van leer- en ontwikkelingsachterstanden bij jonge kinderen. Het heeft een taak in de toeleiding naar de organisaties die hulp en ondersteuning aanbieden aan de ouders. Vanuit deze taak is de SPGE, net als enkele organisaties voor Kinderopvang, een partner in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Met het oog op de demografische veranderingen in onze regio is het in stand houden van verschillende organisaties die zich richten op vrijwel dezelfde doelgroep niet haalbaar. Daarom is één van de actiepunten in het jeugdbeleid het realiseren van Geïntegreerde Kindvoorzieningen. Om dit te realiseren willen wij in de subsidievoorwaarden opnemen dat de SPGE zich actief inzet om deze samenwerking te bevorderen. De kwaliteitseisen van de organisaties voor kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk zijn gelijk geschakeld en het toezicht is bij wet geregeld. Hierdoor is de samenwerking tussen deze beide organisaties praktisch mogelijk gemaakt. We zijn ons er echter van bewust dat deze veranderingen veel inzet en tijd kosten. 6

7 4.Gemeentelijke Subsidies voor het peuterspeelzaalwerk De SPGE ontvangt van de gemeente vanuit drie verschillende begrotingsposten middelen; - subsidie in het kader van het subsidiejaarprogramma; - vanuit de geoormerkte rijksmiddelen voor Vroeg en Voorschoolse Educatie; vergoeding van kosten voor de uitvoering van de Voorschoolse Educatie. - Vanuit de post onderwijsbegeleiding vergoeding voor de Interne begeleiding. Dit is een structureel bedrag van 8000, Subsidie in het kader van het subsidiejaarprogramma. In 2003 heeft de gemeenteraad de huidige wijze van subsidiëren van het peuterspeelzaalwerk vastgesteld. In feite komt het er op neer dat het een open eind financiering betreft. De vaste kosten die de stichting maakt minus de ouderbijdrage worden gesubsidieerd. Zie bijlage 1 voor de omschrijving van de subsidiemethodiek. Subsidie in het kader van het susidiejaarprogramma. jaar Bedrag p.jr. Toelichting Aantal kinderen Incl. juridische kosten Voorlopige subsidie Voorlopige subsidie 235 Sept * *Op de wachtlijst staan 38 kinderen die binnenkort 2 jaar oud worden. 4.2 Subsidies uit geoormerkte rijksmiddelen voor Onderwijsachterstanden Vanaf 1998 heeft het rijk, steeds bij beleidsperiodes van vier jaren, financiële middelen beschikbaar gesteld aan de gemeente voor het onderwijsachterstandenbeleid. Tot en met 2010 waren de middelen vooral geoormerkt voor de Voor- en Vroegschoolse Educatie. Vooral het peuterspeelzaalwerk was hierin een belangrijke uitvoerende partner. Met behulp van deze middelen heeft er een enorme kwaliteitsimpuls plaatsgehad. Zoals de aankoop van en de scholing voor de invoering van VVE programma s, de aanschaf en de scholing voor het werken met het kindvolgsysteem PRAVOO en de aansluiting met de Jeugdgezondheidszorg, Deze rijksmiddelen hebben de mogelijkheid gegeven om per groep, per week, 1 uur groepsleiding te vergoeden. Deze vergoeding is niet opgenomen in de reguliere subsidie. Hierdoor is een structurele taak van het peuterspeelzaalwerk, namelijk het borgen van de doorgaande leer- en ontwikkellijn bij kinderen niet structureel gewaarborgd, maar afhankelijk van de beschikbare rijksmiddelen en de oormerken die het rijk er aan verbind. 4.3 vergoeding voor de kosten van de Interne begeleiding. In mei 2007 heeft de gemeenteraad besloten om structureel op te nemen in de gemeentelijke begroting voor de vergoeding van de interne begeleiding binnen de SPGE Begroting SPGE De begroting van de SPGE is opgebouwd uit verschillende kostenposten; Salariskosten De salariskosten zijn verreweg de grootste kostenpost binnen de stichting. Het salaris wordt uitbetaald volgens de CAO en zowel het maximaal aantal kinderen per groepsleiding als het opleidingsniveau is vastgelegd in wetgeving. Binnen deze wettelijke regels wordt veel met vrijwilligers gewerkt. De vrijwilligers ontvangen geen vergoeding. De coordinator heeft een dienstverband van 16 uren. De salariskosten worden voor het jaar 2012 begroot op ( excl. VVE) 7

8 Personeelskosten en organisatiekosten De stichting maakt kosten voor verzekeringen, arbodiensten, salarisadministratie, na- en bijscholing, organisatiekosten, accountant e.d. Begrote kosten; Huisvestingskosten In het volgende schema zijn de huurkosten in beeld gebracht met daarbij de bezetting in kinderen en groepen voor het jaar De kosten voor de vestiging in Uithuizermeeden zijn relatief hoog. De peuterzaal is hier ondergebracht in het onderwijsgebouw voor het basisonderwijs. De huurkosten bedragen de evenredige doorberekening van de beheerskosten. De peuterzaal in Usquert is sinds 2004 ondergebracht in Blieder Wieder In 2003 heeft de raad ingestemd met deze verhuizing van het dorpshuis naar dit wooncomplex. Onderdeel van de huisvestingskosten zijn ook de gemeentelijke OZB belastingen voor gebruikers; Plaats accommodatie kinderen groepen Huisvestingskosten Roodeschool dorpshuis Uithuizermeeden In gebouw basisonderwijs Kantens In gebouw basisonderwijs Zandeweer dorpshuis Uithuizen Zelfst. gebouw ( gemeente) Usquert Zelfst. woning ( Blieder Wieder) Warffum deel van gebouw ( gemeente) Kosten energie, belastingen e.d Totalen Activiteitenkosten; De stichting ontvangt per opengesteld dagdeel een bedrag van 360,00 voor materiaal e.d. Inkomsten uit Ouderbijdrages Voor het reguliere peuterspeelzaalwerk brengt de stichting een eigen bijdrage in rekening bij de ouders. Deze eigen bijdrage is niet van toepassing bij de kinderen die met een indicatie van het CJG een VVE plaats hebben. De ouderbijdrage voor een VVE plaats is bij wetgeving geregeld en bedraagt 236,00 per jaar. (prijspeil 2012) Ter vergelijking is er een overzicht toegevoegd met de eigen bijdrage die in de omliggende gemeenten voor het regulier peuterspeelzaalwerk in rekening wordt gebracht. Jaar Eigen bijdrage regulier Inkomen voor de SPGE uit eigen bijdrage peuterspeelzaalwerk , , , De eigen bijdrage die in de omliggende gemeenten in rekening wordt gebracht is aanzienlijk hoger dan in onze gemeente. Eigen bijdrage voor het regulier peuterspeelzaalwerk in de omliggende gemeenten Gemeente Eigen bijdrage per jaar Voor 2 dagdelen Winsum 456,00 De Marne 420,00 Bedum 456,00 Loppersum 408,00 Appingedam 360,00 Delfzijl 456,00 Ten Boer 474,00 8

9 5 Voorstel; Het voorstel is om een vaste budgetsubsidie aan de SPGE te verstrekken. Dit voorkomt dat de begrote middelen in de gemeentelijke begroting ontoereikend zijn. Met een vaste budgetsubsidie krijgt de SPGE meer verantwoordelijkheid voor het beheer van de financiële middelen en krijgt daarmee ook meer vrijheid in de besteding van de middelen. Dit maakt het voor de stichting mogelijk om innovatiever te werken. Deze subsidiesystematiek kan alleen doorgang vinden als er duidelijkheid is over wat de gemeente van de SPGE verwacht voor de te verstrekken subsidie. 5.1 Kaders voor de subsidieverstrekking aan het peuterspeelzaalwerk Na besluitvorming in de raad zal het college het beleid uitvoeren. De raad wordt voorgesteld de volgende kaders hiervoor vast te stellen; - Het peuterspeelzaalwerk wordt zo breed mogelijk aangeboden aan kinderen vanaf 2 jaar oud tot aan de basisschoolleeftijd; - als minimale groepsgrootte wordt de norm van 10 kinderen gehanteerd. De SPGE is vrij om een kleinere groep in stand te houden; - het peuterspeelzaalwerk kan worden aangeboden geïntegreerd met kinderopvang of basisonderwijs. 5.2 In welke vorm worden de subsidievoorwaarden vastgelegd? Als er een budgetsubsidie wordt verstrekt aan de SPGE is het van belang dat zowel de gemeente als de stichting duidelijkheid hebben over wat er van elkaar wordt verwacht. Er zijn verschillende vormen waarin deze duidelijkheid kan worden gegeven; a. Beschikking De gemeente verstrekt een beschikking waarin de voorwaarden zijn opgenomen. De stichting kan bezwaar aantekenen. b. Beschikking waarbij verwezen wordt naar een uitvoeringsovereenkomst. De overeenkomst maakt integraal onderdeel uit van de beschikking. Deze overeenkomst wordt door zowel de gemeente als de stichting ondertekend. Deze vorm heeft een meer wederzijds karakter en dit bevordert de betrokkenheid bij het uitvoeringsbeleid. c. Een vorm die meer richting een privaatrechtelijke overeenkomst gaat is een Contract. Deze vorm is hier niet aan te bevelen omdat de kwaliteitseisen voor de uitvoering en het toezicht daarop al zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. Het college wordt geadviseerd om, na behandeling in de raad, met de SPGE tot een uitvoeringsovereenkomst te komen welke verbonden is met een beschikking Hoeveel subsidie gaat de gemeente verstrekken aan de SPGE. Het college heeft met de kadernota 2013 de raad voorgesteld de subsidie die in het kader van het subsidiejaarprogramma wordt verstrekt aan de SPGE structureel vast te stellen op Subsidie voor de Voor- en Vroegschoolse Educatie De uitvoeringsregels van het VVE beleid geeft de SPGE, en ook de organisaties voor kinderopvang, een vergoeding per geïndiceerd kind. Deze subsidie van 6,36 per uur per kind is gebaseerd op de maximale prijs voor de kinderopvang die wordt geaccepteerd door de belastingdienst. Op grond van de cijfers die het CJG heeft aangeleverd is de verwachting dat er 16 kinderen zijn op het peuterspeelzaalwerk die onder deze regeling gaan vallen. De stichting ontvangt voor elk VVE kind 6,36 per uur. (10 uren per wk.) Uitgaande van 16 kinderen die een VVE plaats hebben geeft dit een vergoeding vanuit het VVE beleid van ,00 (dubbele bezetting groepsleiding) Ook ontvangt de stichting nog een eenmalige subsidie van ,- als vergoeding voor materiaal / scholing e.d, voor de uitvoering van de VVE. 9

10 Deze vergoeding draagt bij aan de hele exploitatie van de stichting. Als met ingang van 2015 de uitvoering van de VVE wijzigt dan zal dit gevolgen hebben voor de totale inkomsten van de stichting. Doordat de verwachting is dat er een aantal kinderen onder de VVE regeling vallen blijven er naar verwachting 15 groepen regulier peuterspeelzaalwerk. De huidige beleidsperiode voor het VVE beleid loopt tot Subsidie voor de uitvoering van pilots. Voor de uitvoering van een drietal pilots waarin de samenwerking tussen het basisonderwijs, de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk kan worden ontwikkeld heeft het college beschikbaar gesteld. 5.4 De te verwachten groepen peuterspeelzaalwerk jaar VVE groepen Reguliere groepen vanaf september De in de kadernota begrote subsidies voor de SPGE jaar Subsidie in het kader van het subsidiejaarprogramma VVE middelen Budget voor Onderwijsbegeleiding ( begroot ) Voor uitvoering VVE en pilots Voor uitvoering VVE en pilots Hoogte van de ouderbijdrage Uit het overzicht op blz.7 blijkt dat de ouderbijdrage in onze gemeente veel lager is dan in de omliggende gemeenten. Voorgesteld wordt de ouderbijdrage de komende jaren geleidelijk in overeenstemming te brengen om die van de omliggende gemeenten. Een stijging van de ouderbijdrage van 10 % is daarvoor redelijk. 10

11 Bijlage 1 Subsidiemethodiek sinds 2003 ( subsidiebeleid samenlevingszaken ) Doelstelling Het creëren van optimale ontwikkelingskansen voor alle kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar door het aanbieden van een leef- en ervaringswereld waarin peuters in staat worden gesteld zich individu en in groepsverband onder deskundige leiding te kunnen ontplooien. Toelichting De gemeentelijke visie ten aanzien van peuterspeelzalen is verwoord in de notitie peuterspeelzalen. De primaire verantwoordelijkheid voor het peuterspeelzaalwerk ligt bij het bestuur en de oudercommissie van de peuterspeelzaal. De verantwoordelijkheid van de gemeente richt zich op het verstrekken van subsidies. In enkele gevallen is de gemeente bij het peuterspeelzaalwerk betrokken als eigenaar van de gehuurde accommodaties. Onderstaande criteria en normen zijn overgenomen uit het oude welzijnsplan. In de tweede helft van 2008 vindt er een evaluatie plaats van het peuterspeelzaalwerk. Hier kan uit naar voren komen dat er een andere subsidiesystematiek gekozen moet worden en dat de normen en criteria aangepast moeten worden. Subsidiecriteria Peuterspeelzalen zijn gevestigd in Kantens, Roodeschool, Uithuizen, Uithuizermeeden, Usquert, Warffum en Zandeweer; De ligging van de peuterspeelzalen is dusdanig dat de gehele gemeente kan worden bediend, om deze reden zal de gemeente geen steun verlenen aan nieuwe initiatieven tot de oprichting van meer peuterspeelzalen; Peuterspeelzalen laten peuters in groepsverband samenspelen onder deskundige leiding, ter bevordering van de ontplooiingskansen van peuters; Peuterspeelzalen geven vorm aan een doorgaande ontwikkelingslijn door samenwerking met andere instellingen zoals scholen en consultatiebureaus; Er dient voldoende draagvlak te zijn. Dit betekent een groep van minimaal peuters voor tenminste twee dagdelen per week; Een peuterspeelzaalgroep wordt geleid door deskundig personeel, dit kunnen vrijwilligers zijn; Er is sprake van een redelijke ouderbijdrage per maand; De accommodatie en de terreinen moeten voldoen aan de gangbare normen van hygiëne en veiligheid. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gebruiker en de eigenaar van de accommodatie. Subsidienormen De kosten die de peuterspeelzalen verplicht zijn te maken, worden geheel gesubsidieerd via een budgetsubsidie. Dit betreft de volgende kosten; salarissen, verzekeringen, huur, kosten salarisadministratie, kosten Kamer van koophandel. Voor scholing van de leidsters wordt per peuterspeelzaal een subsidie van 260,00 verstrekt. Dit bedrag is geoormerkt. Het betreft noodzakelijke scholing voor EHBO, bedrijfshulpverlening en bijscholing. Voor dekking van alle andere kosten zoals materialen, vrijwilligers, activiteiten e.d. wordt per opengesteld dagdeel een bedrag van 360,00 aan subsidie verstrekt. Inkomsten uit acties kunnen hier een aanvulling op zijn. De ouderbijdrage wordt in mindering gebracht op de subsidie. De hoogte van deze eigen bijdrage wordt ieder jaar geïndexeerd en in overleg met de gemeente vastgesteld. 11