Via deze nota heeft de raad de uitgangspunten voor het te voeren beleid en de gewenste aanpassingen van de bestemmingsplannen en de APV vastgesteld.

Transcriptie

1 NOTA KAMPEERBELEID GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL

2 INLEIDING Op 1 januari 2008 is de Wet op de openluchtrecreatie (afgekort: WOR) helemaal ingetrokken. Vanaf die datum voert de gemeente eigen beleid op het gebied van het kamperen. Dit eigen beleid dient verwoord te worden in een beleidsnota en waar gewenst dienen de bestemmingsplannen en de APV aangepast te worden. Omdat binnen de regio, maar ook met de Provincie afspraken gemaakt worden over het kampeerbeleid, is in eerste instantie alleen de APV aangepast om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. Nu ligt een nieuwe kampeerbeleidsnota voor. Bij het opstellen van deze nota is in belangrijke mate gebruik gemaakt van de VNG-Handreiking Het kampeerbeleid na de Wet op de openluchtrecreatie 1. Tevens zij n de Richtlij nen Kampeerbeleid van de Provincie Limburg gebruikt (Provinciale richtlij nen, vastgesteld in maart 2008). Daarnaast zijn de campinghouders en agrariërs met een kamperen bij de boerlocaties bezocht om te inventariseren wat hun wensen en ideeën zijn. 2 Via deze nota heeft de raad de uitgangspunten voor het te voeren beleid en de gewenste aanpassingen van de bestemmingsplannen en de APV vastgesteld. 1 Groene Reeks 129, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Den Haag, Van deze bezoeken zijn geen afzonderlijke verslagen gemaakt. De bevindingen zijn rechtstreeks in deze nota verwerkt. 2

3 1. Kamperen: de stand van zaken In dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen op het gebied van kamperen geschetst en komen de bestaande bedrijven aan de orde. 1.a. Kamperen in cijfers Tussen 1998 en 2006 steeg het aantal overnachtingen op een camping in Nederland per jaar licht: van 20 miljoen naar 21 miljoen. 3 In die periode steeg het totaal aantal overnachtingen op zogeheten verblijfsrecreatieve voorzieningen 4 in Nederland: van 49 miljoen naar 52 miljoen. In de provincie Limburg daalde in de periode per jaar het aantal overnachtingen op een camping: van 2,2 miljoen naar 1,7 miljoen. Het totaal aantal overnachtingen in de provincie bleef nagenoeg gelijk op 7,4 miljoen Het totaal aantal overnachtingen in de regio Zuid-Limburg daalde in de genoemde periode: van 4,4 miljoen naar 4,1 miljoen. 5 In de gemeente Valkenburg aan de Geul was in de periode sprake van een sterke daling van het aantal overnachtingen op een camping: van naar Het totaal aantal overnachtingen in de gemeente bleef hangen rond het gemiddelde van 1 miljoen per jaar. De sluiting van de Europacamping in 2000 heeft ongetwijfeld aan een daling van het aantal overnachtingen op de camping bijgedragen. Daarnaast is echter ook sprake van een structurele daling van het aantal overnachtingen op de camping. Op basis van de bovenstaande cijfers kan worden geconcludeerd dat kamperen in Zuid-Limburg een krimpende markt vormt. 1.b. Overzicht bestaande campings en kamperen bij de boerlocaties In de gemeente Valkenburg aan de Geul zijn zeven campings en drie kamperen bij de boerlocaties gevestigd. Naam Plaats Aantal kampeerplaatsen op basis vergunning Aantal kampeerplaatsen daadwerkelijk Gehele jaar open? Campings 6 1. De Bron Valkenburg Ja 2. De Cauberg Valkenburg Ja 3. De Kleine Linde Sibbe Den Driesch Valkenburg Ja 5. Oriëntal Berg en Terblijt Schoonbron Schin op Geul Vinkenhof Schin op Geul Ja Kamperen bij de boer Kroonen (Strucht 48) Schin op Geul Dullens (Walem 55) Walem Maessen (Walem 108) Walem De cijfers zijn afgerond. Zie bijlage 1 voor de precieze cijfers, de verhouding tot het totaal aantal overnachtingen en hun herkomst. 4 Daaronder vallen: vakantieparken, groepsaccommodaties en campings. 5 Voor dit gebied waren helaas geen uitgesplitste cijfers beschikbaar. 6 In bijlage 2 is een kaart van de locaties opgenomen. 3

4 1.c. Het provinciaal beleid De provincie Limburg heeft gewerkt aan een beleidsnota over dit onderwerp. In maart 2008 zijn de Richtlij nen Kampeerbeleid door de Provincie vastgesteld. De provinciale richtlijnen geven het Provinciale beleidskader weer, waarbinnen het gemeentelijk beleid zich flexibel kan bewegen. Het gemeentelijk beleid dient te worden vastgesteld in een regionale (c.q. regionaal afgestemde lokale) toeristisch recreatieve visie. Deze visie dient de instemming te hebben van de Provincie. De Provinciale richtlijnen dragen vooral mogelijkheden aan inzake het wel of niet regelen van onderwerpen en bij wel regelen op hoofdlijnen op welke wijze. Op het gebied van kamperen bij de boer zeggen de richtlijnen het volgende: Vanuit de exploitanten van de kleinschalige campings is gevraagd om uitbreiding mogelijk te maken, waarbij de bovengrens van 15 staanplaatsen kan worden losgelaten. Wij zijn van mening dat dit niet zonder meer kan om verschillende redenen. Ten eerste zijn er in Limburg een aantal gebieden die een hoge landschappelijke waarde hebben, welke tevens in de Nota Ruimte zijn aangewezen als Nationaal landschap en Nationale parken. Deze gebieden zijn enerzijds kwetsbaar, maar anderzijds kennen deze ook al een groot aantal kleinschalige campings. Het vergroten van het aantal standplaatsen en het aantal kleinschalige campings zal een verstorende invloed kunnen hebben op de kwaliteit van het bestaande landschap. De consequentie is dat in deze gebieden, nieuwe kleinschalige campings alleen worden toegelaten als er andere beëindigd worden (saldobenadering) en dat anderzijds de bovengrens op 15 wordt vastgezet in de genoemde Nationale Landschappen en Parken, en 25 voor de overige gebieden. Daarnaast blijft er een onderscheid bestaan tussen kamperen als neveninkomsten en als bedrijfsmatige activiteit. We beseffen dat er ook in de kwetsbare gebieden nog plekken kunnen zijn waar uitbreiding tóch verantwoord kan zijn. Dit wordt niet onmogelijk gemaakt, maar zal via een bestemmingswijziging of binnenplanse vrijstelling maatregel dienen te geschieden, waarbij alle aspecten afgewogen dienen te worden. Hier geldt dus het principe van, t enzij. In de overige gebieden is meer ruimte aanwezig voor nieuwvestigingen en uitbreiding. De gemeente kan op basis van een goede toeristisch recreatieve visie met een ruimtelijke onderbouwing vanuit de Regio een afweging maken voor de uitbreiding van toeristische activiteiten. De gemeente Valkenburg aan de Geul valt binnen het aangewezen gebied dat een hoge landschappelijke waarde heeft. Dat komt er concreet op neer dat in de gemeente Valkenburg aan de Geul alleen nieuwe kleinschalige campings worden toegelaten als een andere beëindigd wordt en dat een bovengrens van 15 kampeerplaatsen geldt. Voor nieuwe aanvragen geldt het principe:, tenzij. De notitie waarin de Provinciale Richtlijnen zijn opgenomen, maakt als bijlage onderdeel uit van deze nota. 1.d. Beleid regio Het kampeerbeleid in de regio is enkele jaren geleden geïnventariseerd, maar is niet meer actueel. Momenteel is de Provincie, samen met de gemeenten in Zuid Limburg, bezig om het lokale beleid te inventariseren. Het streven van de Provincie is om tot regionale afstemming te komen. Op dit moment is nog geen weergave te geven van het beleid bij aangrenzende gemeenten. In de Heuvelland gemeenten bevinden zich de volgende aantallen kamperen bij de boer locaties en campings. Kamperen bij de boerlocaties Campings Eijsden 0 1 Gulpen-Wittem 23 8 Margraten 9 5 Meerssen 1 4 Vaals 7 3 4

5 2. Uitbreiding en nieuw vestiging In dit hoofdstuk wordt geschetst of en onder welke voorwaarden de gemeente aan uitbreiding en nieuw vestiging van de campings en kamperen bij de boerlocaties wil meewerken. 2.a. Uitbreiding campings Uit de inventarisatie is gebleken dat op de campings het aantal kampeerplaatsen afneemt. Dit wordt veroorzaakt door een toegenomen vraag naar ruime kampeerplaatsen. Hiermee probeert de campinghouder in te spelen op de wensen van de gast. Deze eist meer voorzieningen (tot aan de mogelijkheid van een internetaansluiting aan toe) en komt met een kampeermiddel dat in grootte toeneemt. Ook bestaat veelal de wens om de auto bij het kampeermiddel te houden en hebben gasten de wens om voor de kinderen een extra tent neer te zetten. Bij het merendeel van de campinghouders bestaat de wens op termijn het campingterrein in oppervlakte uit te breiden en daarmee een verdere afname van het aantal kampeerplaatsen tegen te gaan. Daarnaast bestaan bij alle campinghouders plannen om de bestaande voorzieningen op hun terreinen op te waarderen en nieuwe voorzieningen waar de markt om vraagt neer te zetten. Aanpassing van het product is voor campinghouders noodzakelijk om concurrerend te blijven in een toeristische markt en zo hun bijdrage te kunnen blijven leveren aan een belangrijke bron van werkgelegenheid in onze gemeente. De gemeente kan de campinghouders in hun uitbreidingsplannen ondersteunen en neemt dan ook een positieve grondhouding aan. Voor uitbreiding kunnen belemmeringen van feitelijke of juridische aard zijn (bijvoorbeeld de niveauverschillen in het terrein, nabijheid van bepaalde bedrijven, woningen, gebied aangewezen op grond van de habitatrichtlijn/natura 2000, gebied aangewezen als EHS 7 of POG 8 ). Voor elke uitbreiding is ook de medewerking van de provincie Limburg noodzakelijk. Een uitbreidingsplan zal altijd worden getoetst aan de navolgende randvoorwaarden 9 : 1. het plan mag niet in strijd zijn met gemeentelijk en/of provinciaal beleid; 2. de belangen van derden en de waarden van aangrenzende bestemmingen mogen niet onevenredig worden geschaad. De privacy van de aangrenzende woningen en tuinen moet voldoende gewaarborgd zijn; 3. parkeren dient altijd op het eigen (camping)terrein plaats te vinden; 4. aan het stedenbouwkundige beeld, het landschappelijke beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan; 5. eventueel in de directe omgeving aanwezige bedrijven mogen niet onevenredig in hun functioneren worden beperkt; 6. via een bedrijfsontwikkelingsplan toont de campinghouder de noodzaak van de uitbreiding in oppervlakte/kampeerplaatsen en eventueel de wijziging van de kampeermiddelen (bijvoorbeeld van kampeerplek naar chalet/trekkershut) aan; 7. de provincie moet vooraf hebben aangegeven met de uitbreiding in te kunnen stemmen 10 ; 8. de campinghouder laat een bestemmingsplan opstellen voor het gehele campingterrein (dus het bestaande terrein en de uitbreiding). Het betreft een zogeheten postzegelplan. In dat plan wordt minimaal opgenomen dat de uitbreiding en de eventuele wijziging van kampeermiddelen landschappelijk moet worden ingepast, en; 9. de campinghouder sluit met de gemeente een planschadeovereenkomst. 7 EHS: Ecologische Hoofdstructuur. 8 POG: Provinciale Ontwikkelingszone Groen 9 Door de gemeente worden alle verzoeken om vrijstelling en bestemmingsplanwijziging minimaal aan de bovenstaande randvoorwaarden getoetst. 10 Ook onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening houdt de provincie een grote mate van invloed. Om te voorkomen dat veel tijd en werk wegens tegenstand van de provincie voor niets blijken te zijn, dient de provincie vroeg in het proces om haar standpunt te worden gevraagd. 5

6 Daarnaast kan naar aanleiding van een specifieke aanvraag de noodzaak bestaan om aanvullende eisen te stellen. Daarbij moet worden gedacht aan inpassing in het landschap of extra voorzieningen om overlast voor omwonenden tegen te gaan. Een uitbreidingsplan zal, nadat het college principemedewerking heeft toegezegd, ter advies aan de commissie SOB en/of EFT worden voorgelegd. Aangezien de raad het bestemmingsplan vaststelt, neemt hij de definitieve beslissing. 2.b. Uitbreiding kamperen bij de boer Kamperen bij de boer is in het leven geroepen om de volgende redenen: 1. om een agrarisch bedrijf een extra mogelijkheid tot het verdienen van neveninkomsten te verschaffen, zodat het bedrijf kan blijven bestaan en kan bijdragen aan de instandhouding van het landschap, en; 2. om in de behoefte van een bepaalde doelgroep (stadsmens) te voorzien, die in contact wil komen met het landleven. Een kamperen bij de boerlocatie telt nu maximaal 15 kampeerplaatsen. Oorspronkelijk was de regeling 5 en later 10 kampeerplaatsen door het jaar en een ontheffing tot 15 kampeerplaatsen in het hoogseizoen. Kamperen bij de boer is altijd nadrukkelijk bedoeld als nevenactiviteit. De agrariërs in de gemeente Valkenburg aan de Geul, die naast hun bedrijf een kamperen bij de boervoorziening uitbaten, hebben alle drie aangegeven te willen uitbreiden. De wensen tot uitbreiding variëren: van uitbreiding tot 25 kampeerplaatsen tot uitbreiding tot 40 kampeerplaatsen. Aan deze wens tot uitbreiding van het aantal plaatsen werkt de gemeente niet mee, omdat: a. bij meer dan 15 kampeerplaatsen geen sprake meer is van een nevenactiviteit. Er zijn dan meer voorzieningen noodzakelijk (denk aan toiletten, douches, etc.) en de agrariër zal een belangrijk deel van zijn tijd kwijt zijn aan het beheren van de camping; b. de doelgroep zo geven ook de agrariërs zelf aan- juist op zoek is naar mogelijkheden tot kleinschalig kamperen. Bij meer dan 15 kampeerplaatsen is al geen sprake meer van kleinschaligheid: uitgaande van een maximale bezetting per kampeerplaats van vier personen (bijvoorbeeld: vader, moeder en twee kinderen) kunnen er dan op enig moment 100 personen op het terrein aanwezig zijn. Het behoeft geen uitgebreid betoog dat dan van kleinschaligheid geen sprake meer is. 11 c. De verdere aantasting van het landschap leidt op de lange termijn tot een grotere economische schade dan het economisch gewin van de betreffende agrariër. De gemeenschap en de gasten willen blijvend genieten van de bijzondere natuurlijke omgeving van Zuid Limburg. Aantasting van het landschap maakt de regio minder aantrekkelijk als verblijfs- en vakantieregio. Verder zijn vanuit de ruimtelijke ordening ook nog de volgende argumenten tegen uitbreiding van het aantal plaatsen van de bestaande locaties aan te dragen: beide locaties in Walem liggen midden in de lintbebouwing en worden aan alle kanten omringd door woningen. Vergroting van het aantal kampeerplaatsen leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het leefklimaat daarvan. Daarbij moet gedacht worden aan onder meer geluidsoverlast en een toename van toeristisch (zoek)verkeer, en; bij de locatie in Strucht liggen aan één zijde woningen. Vergroting van het aantal plaatsen stuit ook daar op het bezwaar van een verdere aantasting van het leefklimaat. Daarnaast vindt aantasting van een open landschap plaats. 11 Of die bezettingsgraad in de praktijk vaak gehaald wordt, is niet relevant. Bij het maken van de afweging in het kader van de ruimtelijke ordening moet gekeken worden naar wat maximaal mogelijk is als een bepaalde variant wordt toegelaten. 6

7 Een uitbreidingsplan voor het vergroten van de bestaande plaatsen zal, nadat het college principemedewerking heeft toegezegd, ter advies aan de commissie SOB en/of EFT worden voorgelegd. Aangezien de raad het bestemmingsplan vaststelt, neemt hij de definitieve beslissing. 2.c. Nieuw vestiging campings & camperplaatsen Indien een aanvraag voor een nieuw vestiging van een bedrijf een vernieuwend concept met een hoog kwaliteitsgehalte bevat, is de gemeente bereid om mee te denken. De gemeente werkt echter niet mee aan de vestiging van nieuwe campings, die meer van hetzelfde bieden, omdat uit de in paragraaf 1.a. aangehaalde cijfers blijkt dat de markt voor overnachtingen op een camping krimpt. Op grond van deze cijfers blijkt er dus geen ruimte te zijn voor een nieuwe camping. De bestaande campings kunnen met in kampeerplaatsen probleemloos aan de bestaande vraag voldoen. Om die reden en het feit dat op een zeer korte afstand van het centrum van Valkenburg twee campings gelegen zijn, ziet de gemeente dan ook geen noodzaak om ten behoeve van campers aparte plekken in het openbare terrein te richten. Er is immers voldoende plek op de bestaande campings d. Nieuw vestiging kamperen bij de boer De Provincie geeft in haar richtlijnen aan dat het aantal kamperen bij de boerlocaties in de regio Heuvelland niet mag toenemen. Alleen als een locatie stopt, mag onder voorwaarden op een andere locatie in het Heuvelland een nieuwe locatie worden opgestart. In 2003 waren in de zes Heuvelland gemeenten 45 kampeer bij de boer locaties, waarvan iets meer dan de helft in de gemeente Gulpen-Wittem (23 om precies te zijn). Hoe wenselijk is het om leeg gevallen plekken op te vullen? Hoe wenselijk is het om hieraan nog meer locaties toe te voegen? De totale kampeermarkt in Zuid- Limburg krimpt immers en één van de kernkwaliteiten van Zuid Limburg: het landschap, wordt aangetast. Zoals al gezegd, is deze specifieke vorm van verblijfsrecreatie in het leven geroepen om twee redenen: a. een bijdrage ter behoudt van agrarische bedrijven, zodat deze het landschap in stand kunnen houden, en; b. de vraag naar de mogelijkheid om op een kleinschalige voorziening te kunnen recreëren en in aanraking te komen met het agrarisch leven. Het landschap is één van de grote trekpleisters voor het toerisme in Zuid-Limburg. Instandhouding daarvan is dus van levensbelang. Het toestaan van kamperen bij de boer kan aan de instandhouding van dat landschap bijdragen. Van de andere kant kan het kamperen bij de boer ook een aantasting van het landschap betekenen, omdat de kampeermiddelen vaak zichtbaar zijn. Op basis van een afweging van de voor- en nadelen, gaat de gemeente binnen haar gemeentegrenzen de saldobenadering toepassen: er kan een kampeerboer bijkomen, wanneer elders binnen de gemeente een verdwijnt. Bij het opstellen van deze nota bestaan er 3 kampeerboeren en is het college voornemens voor een vierde boer het kamperen bij de boer toe te staan. Daarom gaat de gemeente Valkenburg aan de Geul de saldobenadering toepassen op maximaal 4 kampeerboeren. Deze saldobenadering versterkt het, tenzij principe, voorgestaan door de Provincie en gedeeld door de gemeente. Wanneer de saldobenadering wordt toegepast, dan worden de volgende criteria gebruikt voor de nieuwe kampeerboer: 1. het plan mag niet in strijd zijn met gemeentelijk en/of provinciaal beleid. Zo mag een locatie nooit meer dan 15 kampeerplaatsen omvatten; 2. de belangen van derden en de waarden van aangrenzende bestemmingen mogen niet onevenredig worden geschaad. De privacy van de aangrenzende woningen en tuinen moet voldoende gewaarborgd zijn; 12 De vraag is in het verleden door de Nederlandse Kampeerauto Club (NKC) gesteld. 7

8 3. parkeren dient altijd op het eigen (camping)terrein plaats te vinden; 4. aan het stedenbouwkundige beeld, landschappelijk beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan; 5. eventueel in de directe omgeving aanwezige bedrijven mogen niet onevenredig in hun functioneren worden beperkt; 6. via een bedrijfsontwikkelingsplan toont de agrariër aan dat zijn bedrijf economisch levensvatbaar is, het initiatief economisch levensvatbaar is en noodzakelijk om het agrarisch bedrijf in stand te houden; 7. de provincie moet vooraf hebben aangegeven met de nieuwvestiging in te kunnen stemmen; 8. de agrariër laat een bestemmingsplan opstellen voor de gehele locatie. Het betreft een zogeheten postzegelplan. In dat plan wordt minimaal opgenomen dat de nieuwvestiging landschappelijk moet worden ingepast; 9. de agrariër sluit met de gemeente een overeenkomst waarin: i. hij zich verplicht tot instandhouding van het bij het in beheer zijnde landschap. Daarbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld: het instandhouden van landschapselementen en zichtlijnen, het niet planten van mais op gras-/akkerland, etc, en; ii. hij zich verplicht de kamperen bij de boerfunctie te stoppen, zodra het agrarisch bedrijf wordt beëindigd,en; iii. de gebruikelijke planschadeverhaalsovereenkomst. Een plan tot nieuwvestiging zal, nadat het college principemedewerking heeft toegezegd, ter advies aan de commissie SOB en/ of EFT worden voorgelegd. Aangezien de raad het bestemmingsplan vaststelt, neemt hij de definitieve beslissing. 2.e. Beëindigen agrarisch bedrijf = beëindigen kamperen bij de boerlocatie Toen het instrument in het leven werd geroepen, was het uitgangspunt dat als het agrarisch bedrijf wordt beëindigd, ook het kamperen bij de boer moet worden beëindigd. De gemeente houdt om de volgende redenen aan dit standpunt vast: 1. door het wegvallen van het agrarisch bedrijf wordt een locatie feitelijk een gewone camping. Gelet op de ligging van de bestaande bedrijven is dat niet wenselijk, en; 2. door het wegvallen van het agrarisch bedrijf komt ook een einde aan de bijdrage aan de instandhouding van het landschap. Daarmee verdwijnt ook de reden om kamperen op de betreffende locatie toe te staan. Na bedrijfsbeëindiging zal de ex-agrariër in overleg met de gemeente moeten bekijken op welke wijze de voormalige bedrijfslocatie kan worden herontwikkeld. Uitgangspunt daarbij is dat de camping verdwijnt. Het betreft hier een geldende regeling die bij de bestaande kamperen bij de boerlocaties bekend is. De regeling is ook zonder meer op hen van toepassing. Stopt een bestaand agrarisch bedrijf met een kamperen bij de boerlocatie, dan moet ook het kamperen worden beëindigd. Wanneer bij rechtsopvolging binnen een agrarisch bedrijf, de agrarische functie volwaardig behouden blijft, dan kan ook het kamperen bij de boer behouden blijven. Om objectief vast te kunnen stellen of een bedrijf nog aangemerkt kan worden als agrarisch bedrijf, wordt de zogenaamde Nederlandse Grootte Eenheden (NGE) normering gevolgd. De NGE is een economische maatstaf, die elke 2 jaar wordt herzien. De normen worden berekend voor de rubrieken uit de Landbouwtelling die de bedrijfsomvang bepalen. Wij hanteren een ondergrens van 25 NGE (landelijk wordt tussen de 20 en 30 NGE gehanteerd). Beneden deze grens is geen sprake meer van een agrarisch bedrijf. Deze norm zal regelmatig gecontroleerd worden. Bij verzoeken voor nieuw vestiging, uitbreiding of verplaatsing, zal de norm zeker getoetst worden. 8

9 2.f. Kamperen op terreinen van particulieren Kamperen op terreinen van particulieren blijft verboden, omdat: zowel binnen de gemeente als in de buurgemeenten in het Heuvelland voldoende kampeermogelijkheden zijn op de campings en op kamperen bij de boerlocaties, en; kamperen bij particulieren levert een zeer grote kans op overlast voor omwonenden, wildgroei en aantasting van het landschap. Hiertoe dient een regeling te worden opgenomen in de APV en zo nodig een aanscherping van de voorschriften van de bestemmingsplannen. Zie ook paragraaf 3.g. 3. Wijziging van de indeling en inrichting binnen bestaande begrenzingen Indien verzoeken worden ingediend tot wijziging van de inrichting of indeling van de camping of van het kamperen bij de boer binnen de bestaande begrenzingen, dan dient, net als bij uitbreiding of nieuw vestiging, een bedrijfsontwikkelingsplan en landschapsinrichtingsplan te worden ingediend. 4. Eisen ten aanzien van de indeling en inrichting van het kampeerterrein Op grond van de WOR werden aan de onderstaande onderwerpen eisen gesteld. Door intrekking van de WOR zal de gemeente nu zelf moeten bepalen of zij de betreffende onderwerpen nog wenst te regelen, hetzij in een bestemmingsplan, hetzij in de APV, of de betreffende onderwerpen over zal laten aan de ondernemers. De WOR wordt ingetrokken, omdat de rijksoverheid de regeldruk voor het bedrijfsleven wil verminderen. Uitgangspunt voor de gemeente is dan ook dat hiervoor niet onnodig gemeentelijke regelgeving in de plaats komt. Daar komt bij dat in een bestemmingsplan alleen onderwerpen kunnen worden geregeld, die ruimtelijk relevant zijn. Tot slot kan door het niet opnieuw regelen van onderwerpen tegemoet worden gekomen aan de klacht van campinghouders dat zij met meer regels te maken krijgen dan kamperen bij de boer locaties. Voor de onderwerpen, die wel geregeld moeten blijven, geldt dat deze voor campings en kamperen bij de boerlocaties zullen gelden. 4.a. Kampeerplaats: aantal en afmeting Per camping is in de kampeervergunning opgenomen hoeveel kampeerplaatsen deze mag hebben en welke afmeting een kampeerplek minimaal dient te hebben. Na intrekking van de WOR is de enige mogelijkheid om dit te regelen het opnemen van een bepaling in het bestemmingsplan. Ten aanzien van beide onderwerpen constateert de gemeente dat het hier een verantwoordelijkheid van de campinghouder betreft. Hij is immers verantwoordelijk voor de indeling van het terrein. De campinghouder dient bij de inrichting van het terrein rekening te houden met de regels op het gebied van de brandveiligheid. Daarnaast vraagt de markt om grotere kampeerplaatsen. De gemeente ziet dan ook geen aanleiding om over deze onderwerpen een regeling in het bestemmingsplan op te nemen. Ten aanzien van kamperen bij de boerlocaties wordt in het bestemmingsplan wel een regeling ten aanzien van het aantal opgenomen. Dit om een verdere toename van het aantal kampeerplaatsen te voorkomen. 4.b. Kampeermiddel: soort en afmeting In de kampeervergunning is opgenomen welke soort kampeermiddelen (tent, caravan of camper) op de betreffende camping mogen worden toegelaten. Ook kunnen daarin bepalingen worden opgenomen over de maximale afmeting van het kampeermiddel. Kampeermiddelen zijn door hun omvang, kleur en materiaalgebruik van invloed op de omgeving. Het blij ft om die reden wenselij k het gebruik ervan te reguleren. Binnen de bestemming recreatie - Kampeerterrein zal de volgende onderverdeling worden gehanteerd: 9

10 kampeerterrein I: kampeerterrein II: Toegestane kampeermiddelen: toercaravans vouwwagens campers tenten huifkarren trekkershutten en tenthuisjes van maximaal 30 m2 13 Toegestane kampeermiddelen: alle middelen als bij kampeerterrein I en tevens: Een bouwwerk van maximaal 1 leeflaag, dat ten behoeve van recreatief nachtverblijf is geplaatst op een recreatieterrein, desgewenst kan worden verplaatst en voldoet aan de volgende eisen: 1. de oppervlakte niet groter is dan 70m2 2. de nokhoogte niet hoger is dan 3,80 meter 3. het bouwwerk alleen in stand gehouden wordt binnen een tijdvak dat ingevolge het bestemmingsplan is toegestaan. Van de onder 1 en 2 genoemde maatvoering kan naar boven worden afgeweken, mits dit als zodanig is opgenomen in de voorschriften van het geldende bestemmingsplan. Toelichting: Het kampeermiddel kan uit een aantal delen bestaan. In de praktijk zijn dat er meestal 1 of 2. Dit kan betekenen dat de verplaatsing van het kampeermiddel in delen plaats vindt. De verbinding tussen de eventueel afzonderlijke delen is eenvoudig van aard en kan verwijderd worden voor een verplaatsing, zonder dat er daarbij schade toe wordt gebracht aan het geheel. Indien het kampeermiddel een zogenaamde stacaravan, chalet, mobile home, o.i.d. betreft, dient dit of de afzonderlijke delen te zijn voorzien van een as/wielstelstel en dient zonder verwijdering van gemetselde elementen te kunnen worden voortbewogen als aanhanger. Er kan sprake zijn van een eenvoudig verwijderbare beschotting om het as en wielstelsel aan het zicht te onttrekken. Voor de 3.80 meter nokhoogte is gekozen i.v.m. de mogelijkheid van een puntdakje. Dit in verband met productdifferentiatie, isolatie en warmtewering. Bij het toekennen van de bovenstaande subbestemmingen zullen bestaande rechten behoudens ernstige strijd met de huidige wet- en regelgeving worden geëerbiedigd. Dit betekent dat de bestaande situatie in het nieuwe bestemmingsplan wordt opgenomen. Daarin wordt per deelgebied van de camping aangegeven onder welke categorie dit gebied van de camping 13 Voor een trekkershut of tenhuisje is altijd een bouwvergunning nodig. 10

11 valt. Voor uitbreiding van de camping buiten de aangegeven deelgebieden, zal een nieuwe procedure doorlopen moeten worden en gelden dezelfde eisen als genoemd onder 2a van deze nota. 4.c Landschappelijke inpassing Op grond van de WOR kon de gemeente eisen stellen ten aanzien van de landschappelijke inpassing van de camping. Meestal werd dit in de kampeervergunning geregeld. Maar ook in het bestemmingsplan werden eisen opgenomen. Nu de WOR is afgeschaft kan alleen nog in het bestemmingsplan worden aangegeven op welke wijze een camping dient te worden ingepast. Ter bescherming van het landschap zal in de bestemmingsplanherziening een regeling worden opgenomen, die zoveel mogelijk aansluit bij de huidige praktijk. Deze regeling zal een combinatie zijn van de eisen die opgenomen waren in de kampeervergunning en de eisen die al in het bestemmingsplan stonden. 4.d. Openstelling: deels of gehele jaar In de kampeervergunning is opgenomen of een camping het hele jaar mag open zijn of een bepaalde periode gesloten dient te zijn. De gemeente stelt vast dat het seizoen steeds langer duurt. Enkele campings hebben al toestemming om het gehele jaar open te zijn. De verwachting is dat deze trend zal doorzetten. In de bestemmingsplanherziening dient dan ook te worden opgenomen dat openstelling het gehele jaar is toegestaan. Door een permanente openstelling bestaat wel het gevaar dat op een campingterrein permanent wordt gewoond. Om dit gevaar tegen te gaan, wordt in de bestemmingsplanherziening daarover een aangescherpte regeling opgenomen. Deze regeling sluit aan op de eisen die in het bestemmingsplan van Landal Greenparcs op de Cauberg zijn opgenomen. 4.e. Voorzieningen op de camping De gemeente kon van de campinghouder via de WOR eisen dat de campinghouder bepaalde voorzieningen (sanitaire, speelvoorzieningen, etc.) realiseert. Deze eisen waren opgenomen in de kampeervergunning. Na het vervallen van de WOR moeten deze eisen opgenomen worden in het bestemmingsplan. In een bestemmingsplanherziening zal de gemeente regelen dat de betreffende campinghouders/kamperen bij de boerlocatie voldoende ruimte hebben voor de beoogde en benodigde kwaliteitsverbetering van de voorzieningen. Daarbij moet worden gedacht aan het opnemen van ruimere bebouwingsblokken en aanpassing van de bouwvoorschriften. 4.f. Brandveiligheid De gemeente kon op grond van de WOR in de kampeervergunning voorschriften opnemen met het oog op de brandveiligheid. Het bestemmingsplan biedt die mogelijkheden niet, omdat brandveiligheidsvoorschriften amper betrekking hebben op ruimtelijk relevante zaken. Daarnaast is voor dit onderwerp nieuw landelijke regelgeving in voorbereiding, in de vorm van het zogeheten Gebruiksbesluit, die ook de bestaande regelgeving uit de bouwverordening zal vervangen. Deze materie wordt dus op landelijk niveau geregeld. 4.g. Kamperen buiten kampeerterreinen Met het intrekken van de WOR komt ook het verbod om te kamperen buiten kampeerterreinen (artikel 13 lid 1 WOR) te vervallen. Indien de gemeente dit gebruik wil tegengaan, zal zij dit expliciet moeten regelen. De gemeente wenst kamperen buiten kampeerterreinen te blijven verbieden, omdat: in de gemeente voldoende kampeerplaatsen op campings en kamperen bij de boerlocaties beschikbaar zijn; ter bescherming van het landschap, en; ter bescherming van de verkeersveiligheid, de hygiëne en de openbare orde. 11

12 Het bestemmingsplan biedt in deze onvoldoende mogelijkheden, omdat: op grond van de regelingen in de huidige bestemmingsplannen kamperen buiten het kampeerterrein niet altijd strijdig gebruik oplevert, waardoor de gemeente niet handhavend kan optreden; ook als het wel geregeld is, kan het kamperen zodanig kortdurend zijn, dat evenmin sprake is van strijdig gebruik. Ook dan kan door de gemeente niet handhavend worden opgetreden; indien wel sprake is van strijdig gebruik, is de handhavingsprocedure op grond van het bestemmingsplan zo langdurig dat de overtreding al weer ongedaan is gemaakt voordat handhavend kan worden opgetreden. Opname van een algemeen verbod in de Algemene Plaatselijke Verordening biedt wel de mogelijkheid om snel tegen kamperen buiten kampeerterreinen op te treden. Dit verbod is inmiddels in de APV opgenomen. Het college kan onder voorwaarden ontheffing verlenen van het verbod (bijvoorbeeld voor kampeeractiviteiten van een scouting club). 5. Aanpassing bestemmingspan & APV In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke punten de betreffende bestemmingsplannen en de APV moeten worden aangepast en op welke termijn dat dient te gebeuren 5.a. Het bestemmingsplan De locaties zijn als volgt in de bestemmingsplannen geregeld. Naam Plaats Bestemmingsplan Huidige Bestemming Bestemmingsplan nog adequaat? Campings 1. De Bron Valkenburg Buitengebied 1994 Verblijfsaccommodatie 2 Na herziening: Kampeerterrein 2 2. De Cauberg Valkenburg Buitengebied 1994 Verblijfsaccommodatie 1 Na herziening: Kampeerterrein 1 3. De Kleine Linde Sibbe Buitengebied 1994 Verblijfsaccommodatie 2 Na herziening: Kampeerterrein 2 4. Den Dries Valkenburg Kern Valkenburg Recreatieve doeleinden 5 Na herziening: Kampeerterrein 2 5. Oriëntal Berg en Terblijt Buitengebied 1994 Verblijfsaccommodatie 2 Na herziening: Kampeerterrein 2 6. Schoonbron Schin op Geul Buitengebied 1994 Verblijfsaccommodatie 1 en 2 Na herziening: Kampeerterrein 1 en 2 7. Vinkenhof Schin op Geul Buitengebied 1994 Verblijfsaccommodatie 1 en 2 Na herziening: Kampeerterrein 1 en 2 12

13 Kamperen bij de boer Kroonen (Strucht 48) Dullens (Walem 55) Maessen (Walem 108) Crombag (Keutenberg 8) Schin op Geul Kernen Valkenburg a/d. Geul Agrarische bedrijfsdoeleinden (ook na herziening) Walem Buitengebied 1994 Agrarische bedrijfsdoeleinden (ook na herziening) Walem Buitengebied 1994 Agrarische bedrijfsdoeleinden (ook na herziening) Schin op Geul Agrarische bedrijfsdoeleinden (ook na herziening) Uitleg huidige bestemmingen: Verblijfsaccommodatie 1: De gronden zijn uitsluitend bestemd voor kampeerterrein voor nietpermanent gebruik, voor bijbehorende accommodaties en voor schermzone en met dien verstande dat sta-caravans niet zijn toegestaan. Voor de schermzone worden verder specifieke eisen benoemd. Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van de omschreven doeleinden worden opgericht waaronder een kantine en kampwinkel in 1 bouwlaag en een beheerderswoning maximaal 2 bouwlagen, alsmede die andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met uitzondering van zomerhuizen en trekkershutten, met dien verstande dat: a. zowel aaneengesloten als vrijstaand mag worden bebouwd b. de goothoogte van de gebouwen minimaal 2,50 m. moet zijn en maximaal 3,50 m. mag bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van de beheerderswoning maximaal 6,50 m. mag bedragen; c. de dakhelling minimaal 20 0 moet en maximaal 45 0 mag bedragen; d. de oppervlakte van een kampwinkel maximaal 50 m 2 mag bedragen; e. de inhoud van de beheerderswoning minmaal 300 m 3 moet en maximaal 600 m3 masg bedragen; f. de voorgevel moet worden geplaatst in of evenwijdig aan de naar de openbare weg gekeerde bebouwingsgrens; g. de hoogte van andere bouwwerken maximaal 6,00 m. mag bedragen met uitzondering van de erfafscheidingen welke maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn. Verblijfsaccommodatie 2: De gronden zijn uitsluitend bestemd voor kampeerterrein voor permanent gebruik, voor bijbehorende accommodaties en voor schermzone Verder gelden dezelfde eisen als bij Verblijfsaccommodatie 1 met een extra toevoeging: er mogen maximaal 10 trekkershutten per kampeerbedrijf worden gebouwd met een maximale hoogte van 3,50 m. en per trekkershut een oppervlakte van maximaal 25 m 2. De afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 5,00 m. moet bedragen. Recreatieve doeleinden: de gronden zijn, met inachtneming van een aantal artikelen, bestemd voor recreatieve doeleinden, doeleinden van openbaar nut, groenvoorzieningen (met behoud van de aanwezige natuurwetenschappelijke, landschapsecologische en/of landschappelijke waarden inclusief speelvoorzieningen), verkeersdoeleinden in de vorm van wegen, verblijfsgebieden, voetgangersgebieden, pleinen en fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen. De gronden aangegeven met cijfer 5 zijn bestemd voor kampeerterrein met maximaal 210 toeristische plaatsen. Het betreffende bestemmingsplan is voor geen van de locaties nog geheel adequaat. Het bestemmingsplan Buitengebied 1994 voldoet niet op de navolgende punten: een regeling ten aanzien van de landschappelijke inpassing ontbreekt; de bebouwingsmogelijkheden zijn te beperkt. Voor bijna elke verandering is wijziging/vrijstelling van het bestemmingsplan vereist; 13

14 het bestemmingsplan kent voor deze bestemmingen amper gebruiksvoorschriften. Dit maakt handhavend optreden tegen strijdig gebruik lastig. Verder is het opnemen van een regeling tegen het kamperen buiten de toegestane locaties nodig; de kamperen bij de boerlocaties zijn niet geregeld. Voor de bestemmingsplannen Buitengebied en Kern Valkenburg worden herzieningen voorbereid. Het is weinig zinvol om tussentijds nog een aparte herziening voor te bereiden voor alleen de campings en de kamperen bij de boerlocaties. De bovengenoemde punten worden in het kader van de respectievelijke herzieningen meegenomen. De planning is dat de herzieningen in 2010 gereed zijn. Mocht een initiatiefnemer tussentijds met een plan komen dat voldoet aan de voorwaarden van paragraaf 2.a of 2.d., dan worden de genoemde zaken geregeld in het door de initiatiefnemer aan te leveren postzegelplan. Aangaande de locatie gelegen in het bestemmingsplan Kernen Valkenburg aan de Geul geldt dat aan delen van dat plan (niet aan de specifieke locatie) door de provincie Limburg goedkeuring is onthouden. Een partiële herziening van dat plan is daarom zonder meer wenselijk. Hoewel de bestaande kamperen bij de boerlocaties in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan blij ven op grond van het overgangsrecht van het bestemmingsplan Buitengebied toegestaan. Het betreft immers bestaand gebruik dat tot 31 december 2007 op grond van een wettelijke regeling is toegestaan. Met deze beleidsnota leggen wij de volgende specifieke voorwaarden voor het kamperen bij de boer vast: de locatie mag nooit meer dan 15 kampeerplaatsen bevatten, met een maximale afmeting van 120 m 2 per kampeerplaats; het kamperen bij de boer valt onder de categorie Kampeerterrein I, waarbij huifkarren, trekkershutten en tenthuisjes niet zijn toegestaan; per kampeerplaats mag maximaal één kampeermiddel geplaatst worden (toercaravan of vouwwagen of tent of camper), maximaal één bijzettentje (max 5 m 2 ) en maximaal één auto; het kamperen bij de boer mag alleen tijdens het kampeerseizoen plaatsvinden (vanaf Pasen tot en met de herfstvakantie); de locatie moet zich met de centrale voorzieningen beperken tot de benodigde sanitaire voorzieningen en eventueel een speelhoek voor kinderen. Er worden géén centrale voorzieningen in de vorm van een zwembad, restaurant, horecaterras, e.d. toegestaan. De centrale voorzieningen moeten bij voorkeur in bestaande (voormalige) agrarische bebouwing worden ondergebracht. Indien noodzakelijk wordt een extra oppervlakte van maximaal 50 m2 voor sanitaire en overige voorzieningen toegestaan. Daarbij dienen de goot- en dakhoogte afgestemd te zijn en aan te sluiten op bestaande bebouwing. Het parkeren van gasten en/of bezoekers dient altijd op het eigen (camping)terrein plaats te vinden; Kamperen bij de boer wordt alleen toegestaan als er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf (minimaal 25 NGE; zie ook 2e). Gedurende de looptijd van het bestemmingsplan is het mogelijk dat de agrarische bedrijfsvoering wordt afgebouwd of in zijn geheel wordt beëindigd. In dergelijke situaties wordt kamperen bij de boer niet (meer) toegestaan. Kamperen bij de boer is uitdrukkelijk alleen bedoeld ter ondersteuning van de agrarische sector en niet voor hobbyboeren of burgers met neveninkomsten uit het houden van landbouwhuisdieren of het telen van gewassen. Wanneer een bestaande kampeerboer de kampeerplaatsen wil vergroten en hij komt daarbij buiten het bestemd gebied, dan zal de kampeerboer moeten voldoen aan de eisen die staan opgesomd onder punt 2d van deze nota. De overige eisen worden in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen en de overige eisen voor een nieuwe kampeerboer (op basis van de saldobenadering), staan al eerder in deze nota opgesomd (2d). Voor nieuwe kampeerboeren zal in het nieuwe bestemmingsplan een vrijstellingsbevoegdheid worden opgenomen. Deze vrijstellingsbevoegdheid ligt bij de raad. De nota kampeerbeleid Valkenburg aan de Geul geeft de kaders aan waarbinnen aanspraak kan worden gemaakt op de vrijstellingsbevoegdheid. 14

15 5.b. Aanpassing APV In de APV is inmiddels de bepaling opgenomen dat kamperen buiten de bestaande kampeerterreinen en kamperen bij de boerlocaties niet is toegestaan. Het college kan onder voorwaarden ontheffing verlenen van het verbod. 15