Oorzaken van de Theatrale Persoonlijkheidsstoornis

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Oorzaken van de Theatrale Persoonlijkheidsstoornis"

Transcriptie

1 Bachelorthese Afdeling Klinische Psychologie Faculteit der Maatschappijen Gedragswetenschappen Universiteit van Amsterdam Oorzaken van de Theatrale Persoonlijkheidsstoornis Simon Nak Studentnummer: Begeleider: dr. Anda van Stegeren Datum: 29 juni woorden

2 Samenvatting In dit verslag wordt geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag wat de oorzaken zijn van de theatrale persoonlijkheidsstoornis. In de inleiding wordt een definitie gegeven van deze stoornis. Uit de prevalentie cijfers blijkt dat de stoornis regelmatig voorkomt. Hierna volgt een hoofdstuk waarin onderzoek naar niet-biologische factoren die van invloed zouden kunnen zijn, wordt beschreven. De belangrijkste factoren zijn hier jeugddepressie, onveilige hechtingsstijl en externaliserend gedrag. Patiënten met één van deze problemen laten vaker een theatrale persoonlijkheidsstoornis zien. In het derde hoofdstuk wordt onderzoek naar biologische factoren bekeken. Naast sekse lijkt uiterlijke aantrekkelijkheid een factor van invloed te zijn. Aantrekkelijke vrouwen lijden vaker aan de stoornis dan minder aantrekkelijke vrouwen en dan mannen. Uit tweelingstudies blijkt ook een genetische invloed. Geconcludeerd wordt dat de vorming van de theatrale persoonlijkheidsstoornis vergemakkelijkt wordt door een genetische aanleg, in combinatie met bepaalde negatieve en stresserende levenservaringen. 1

3 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1. Inleiding blz. 3 Hoofdstuk 2. Niet-biologische factoren blz. 5 Hoofdstuk 3. Biologische factoren blz. 10 Hoofdstuk 4. Conclusie blz. 15 Literatuur blz. 18 2

4 H1. Inleiding Over persoonlijkheid is in de psychologie al jaren discussie. Dat is niet meer dan logisch, elk mens is anders en heeft zijn of haar eigen, unieke persoonlijkheid. Over de vraag welke persoonlijkheden er zijn, en hoe deze geordend moeten worden, zijn talloze publicaties. Ditzelfde geldt voor persoonlijkheidsstoornissen. De DSM-IV beschrijft 10 persoonlijkheidsstoornissen en geeft als algemene definitie een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die duidelijk binnen de cultuur afwijken van de verwachtingen. De ICD-10 geeft een vergelijkbare definitie, maar deelt de stoornissen in (deels) andere categorieën in. Weer andere publicaties zijn het in het geheel niet eens met een categoriaal systeem, deze pleiten voor een dimensionale indeling van persoonlijkheidsfactoren. Bekende voorbeelden hiervan zijn het drie-factoren model van Eysenck (1987) en het vijf factor model (de Big Five) van Costa en Mccrae (1992, in Widiger, 2005). Naast dit veel beschreven vraagstuk van de indeling is er nog een vraagstuk van een heel andere orde. Dat persoonlijkheidsstoornissen in een bepaalde vorm bestaan, daar is iedereen het wel over eens, maar waar komen ze vandaan? Over het ontstaan van persoonlijkheidsstoornissen is zeker ook discussie. Vanuit de psychoanalytische hoek was altijd vooral aandacht voor de invloed van de kindertijd op de persoonlijkheid. De ouders en de omgeving waarin een kind opgroeit, zouden de persoonlijkheid, en dus ook mogelijke persoonlijkheidsstoornissen, vormen (onder andere Cramer, 1999 en Crawford, Cohen, Johnson en Sneed, 2003). Aan de andere kant kunnen er ook biologische factoren meespelen. Misschien is persoonlijkheid erfelijk en zit het in de genen (zie bijvoorbeeld Torgersen, Lygren, Øien, Skre, Onstad, Edvardsen, Tambs en Kringlen, 2000). Over het ontstaan van persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen is minder gepubliceerd dan over de indeling ervan. Toch is dit een interessant onderwerp, dat bovendien meer praktisch nut lijkt te hebben dan onderzoek naar de indeling van persoonlijkheid. In prevalentieonderzoek van Torgersen, Kringlen en Cramer (2001) werd voor persoonlijkheidsstoornissen een prevalentie van 13,1% gevonden in 2053 willekeurig gekozen inwoners van Oslo. Dat is een zeer hoog percentage, vergelijkbaar met de prevalentie van bijvoorbeeld depressie in Nederland (15,9% volgens Van der Meer, Tiemens en Van den Brink, 1996). Bovendien blijkt bij patiënten in de psychiatrie en de verslavingszorg doorgaans ongeveer 60 procent aan de diagnostische criteria van een 3

5 persoonlijkheidsstoornis te voldoen (Verheul, Van den Brink en Van der Velden, 2000). In dit verslag wordt gekeken naar het ontstaan van één van de persoonlijkheidsstoornissen, de theatrale persoonlijkheidsstoornis. De keuze voor deze stoornis komt meer voort uit persoonlijke interesse dan uit praktische overwegingen. Het lijkt echter toch onmogelijk om voor alle persoonlijkheidsstoornissen samen een oorzaak te formuleren, dus een onderzoek naar één stoornis tegelijk is niet onlogisch. De theatrale persoonlijkheidsstoornis wordt in de DSM-IV gedefinieerd als een diepgaand patroon van buitensporige emotionaliteit en aandacht vragen ( ). Verheul et al. (2000) omschrijven mensen met deze stoornis als zeer uitbundige personen met een sterk ontwikkeld gevoel voor drama. Zij maken er een gewoonte van om hun gevoelens flink aan te dikken en deze op een duidelijk zichtbare manier te presenteren. Deze emotionele uitbundigheid is bedrieglijk, want in werkelijkheid is er doorgaans sprake van een oppervlakkig en labiel gevoelsleven en een onvermogen tot diepgaande en stabiele gevoelens van affectie. De theatrale persoon is continu op zoek naar aandacht en complimentjes van anderen. Het liefst staat hij of zij in het centrum van de belangstelling. Het trekken van de aandacht gaat nogal eens gepaard met flirtgedrag en seksuele provocaties. Samen geven deze omschrijvingen een aardig beeld van de personen die hiermee bedoeld worden. Buitensporige emotionaliteit duidt al aan dat het buiten de grenzen van het normale gedrag valt, en dus een stoornis is. Ook het labiele gevoelsleven en het onvermogen tot diepgaande gevoelens geven wel aan dat er iets mis is met deze personen. In het eerdergenoemde prevalentieonderzoek (Torgersen et al., 2001) werd voor de theatrale persoonlijkheidsstoornis een prevalentie gevonden van 2,0%. Ook worden in dit onderzoek nog andere bronnen genoemd, waarvan de twee recentste voor de theatrale persoonlijkheidsstoornis een prevalentie van respectievelijk 3,8% en 1,9 % vonden. In de gebruikte vragenlijst wordt gekeken naar het gedrag van de afgelopen vijf jaar. De gevonden prevalentie betekent dan ook dat gemiddeld 1 op de 50 mensen gedurende de afgelopen vijf jaar aan deze stoornis heeft geleden. Aangezien persoonlijkheid zeer onveranderlijk is, zal het overgrote deel van hen er nog steeds aan lijden. Een niet te verwaarlozen deel van de bevolking lijdt dus aan een persoonlijkheidsstoornis, en ook de theatrale persoonlijkheidsstoornis komt met enige 4

6 regelmaat voor. Onderzoek naar de oorzaak van deze stoornis is daarom zeker nuttig. Het kan de behandeling van huidige patiënten verbeteren, doordat de behandelmethoden de oorzaak van het probleem kunnen aanpakken in plaats van alleen de symptomen te bestrijden. Bovendien kan dergelijk onderzoek helpen het ontstaan van nieuwe gevallen te voorkomen. Zeker als er een invloed van de omgeving op de vorming van persoonlijkheidsstoornissen blijkt, kan dit via school en ouders mogelijk aangepakt worden. In de volgende twee hoofdstukken zal een aantal onderzoeken naar de oorzaken van de theatrale persoonlijkheidsstoornis, waaronder de drie hierboven al genoemde onderzoeken (Cramer, 1999, Crawford et al., 2003 en Torgersen et al., 2000), besproken worden. De onderzoekers zijn onder te verdelen in twee min of meer tegenover elkaar staande groepen, namelijk onderzoekers die menen dat persoonlijkheidsstoornissen toe te schrijven zijn aan biologische factoren en anderen die menen dat vooral niet-biologische factoren van belang zijn. Als afsluiting wordt een poging gedaan tot een conclusie te komen over de werkelijke oorzaken van de theatrale persoonlijkheidsstoornis en over de stand van zaken in het onderzoek hiernaar. H2. Niet-biologische factoren Het ligt voor de hand om de oorzaak van een stoornis in de persoonlijkheid in de jeugd te zoeken. Dan vormt de persoonlijkheid zich immers. Over het algemeen uiten persoonlijkheidsstoornissen zich vanaf de adolescentie. Hiervóór moet kennelijk iets gebeurd zijn dat dit veroorzaakt. Kasen, Cohen, Skodol, Johnson, Smailes en Brook (2001) onderzochten het mogelijke risico op persoonlijkheidsstoornissen als gevolg van depressie in de kindertijd. Zij voerden een longitudinale studie uit, waarbij ze jongeren en hun moeders drie keer vragenlijsten lieten invullen die as I en as II stoornissen meten. De drie metingen vonden plaats in 1983, 1985 en 1992, en de jongeren waren toen respectievelijk gemiddeld 12,7, 15,2 en 21,1 jaar oud. In 1983 en 1985 bleek 5,8 procent van de jongeren te voldoen aan de diagnose voor een major depressive disorder. In 1992 bleken de jongeren die eerder een MDD hadden een vier keer zo grote kans te hebben op een theatrale persoonlijkheidsstoornis dan de jongeren die bij de eerdere metingen niet met een MDD gediagnosticeerd waren. Voor de andere persoonlijkheidsstoornissen werden vergelijkbare of zelfs nog hogere kansen gevonden. De onderzoekers geven zelf een mogelijke verklaring voor deze 5

7 verhoogde kans op de theatrale persoonlijkheidsstoornis. Mensen die lijden aan een depressie of daarvan aan het herstellen zijn, laten over het algemeen veel bevestigingen aandachtzoekend gedrag zien, twee gedragingen die ook opvallend zijn bij de theatrale persoonlijkheidsstoornis. Het kan zijn dat deze behoefte aan bevestiging tijdens en na een depressieve episode resulteert in overdreven emotionele afhankelijkheid van anderen. Verder worden alle persoonlijkheidsstoornissen gekarakteriseerd door interpersoonlijke problemen, sociale tekortkomingen en verhoogde subjectieve stress. Al deze problemen zijn ook zichtbaar in depressieve jongeren. Het is mogelijk dat jongeren met een depressie moeite hebben de cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling die bij hun leeftijd hoort bij te houden. Ook dit kan hun functioneren als volwassenen in gevaar brengen, met als mogelijk gevolg een persoonlijkheidsstoornis (Kasen et al., 2001). Depressie in de jeugd kan kennelijk leiden tot de ontwikkeling van een theatrale persoonlijkheidsstoornis. Het onderzoek van Kasen et al. (2001) laat echter niet zien of iedereen met deze stoornis in zijn of haar jeugd ook een depressie heeft gehad. Het is goed mogelijk dat er andere oorzaken zijn. In het vorige onderzoek wordt gezegd dat een overdreven emotionele afhankelijkheid als gevolg van depressie kan leiden tot een persoonlijkheidsstoornis. Het is daarom niet onaannemelijk te denken dat afhankelijkheid een belangrijke rol speelt in het ontstaan van persoonlijkheidsstoornissen. In een zeer recent onderzoek van Cogswell en Alloy (2006) wordt de relatie tussen afhankelijkheid en de verschillende persoonlijkheidsstoornissen onderzocht. Aan 168 studenten zonder een voorgeschiedenis van as I diagnoses, dus ook zonder een voorgeschiedenis van depressie, werd gevraagd twee vragenlijsten in te vullen. Met deze lijsten werd mogelijke persoonlijkheidspathologie en de inter-persoonlijke afhankelijkheid gemeten. Er bleek dat afhankelijkheid, gemeten met een van de twee zelfrapportagelijsten, een significante voorspeller was van de afhankelijke, de borderline en de theatrale persoonlijkheidsstoornis. Het effect was niet heel groot, maar zoals gezegd wel significant. Met voorspeller wordt in dit geval bedoeld dat afhankelijke personen vaker één van de genoemde persoonlijkheidsstoornissen hadden. Er wordt niet expliciet geconcludeerd dat afhankelijkheid ook werkelijk voorafgaat aan de stoornis. Er blijkt hier dus een verband tussen afhankelijkheid en de theatrale persoonlijkheidsstoornis, het is echter niet met zekerheid te zeggen of afhankelijkheid de oorzaak is en de persoonlijkheidsstoornis het gevolg. De 6

8 onderzoekers wijzen erop dat theatrale personen inderdaad zeer afhankelijk gedrag vertonen (Cogswell en Alloy, 2006). Doordat de vragenlijsten naar afhankelijkheid en naar as-ii pathologie tegelijk zijn afgenomen, is in dit onderzoek helaas geen oorzaakgevolg relatie aan te wijzen. Het toont echter wel aan dat afhankelijkheid een eigenschap is die meer voorkomt bij personen met een theatrale persoonlijkheidsstoornis. Afhankelijkheid van jongeren zou dus mogelijk tot persoonlijkheidspathologie kunnen leiden. De vraag is nu echter, waar deze afhankelijkheid dan vandaan komt. Een antwoord hierop zou de attachment theorie van John Bowlby kunnen geven. Alle kinderen zijn in bepaalde mate afhankelijk van hun ouders; de manier waarop die afhankelijkheid hun gedrag beïnvloedt, oftewel hoe ze aan hun ouders gehecht zijn, zal ook invloed hebben op hun sociale gedrag op latere leeftijd. Het is mogelijk dat een onveilige hechting aan de ouders in de kindertijd leidt tot overdreven afhankelijkheid en zelfs persoonlijkheidspathologie op latere leeftijd (zie voor een uitgebreide beschrijving van Bowlby en zijn attachment theorie onder andere Bretherton, 1992). In een in Nederland uitgevoerd onderzoek van Timmerman en Emmelkamp (2005) wordt de relatie tussen hechtingsstijl en cluster B persoonlijkheidsstoornissen onderzocht. Bij 426 proefpersonen uit drie verschillende populaties (psychiatrische patiënten, gevangenen en normalen ) werden vragenlijsten naar attachment stijl en persoonlijkheidspathologie afgenomen. Er bleek onder andere dat de theatrale persoonlijkheidsstoornis een negatief verband vertoonde met zowel de veilige als de ontwijkende hechtingsstijl, en juist een positief verband met de angstige hechtingsstijl. De onderzoekers geven hier zelf al een uitleg aan. Personen met een ontwijkende hechtingsstijl worden gekarakteriseerd door het weinig belang hechten aan intieme relaties, onderdrukte emotionaliteit, een nadruk op onafhankelijkheid en moeite met het duiden van een relatie. Aangezien theatrale personen juist constant aandacht van anderen nodig hebben, en het aantal en de innigheid van relaties vaak sterk overdrijven, lijkt deze hechtingsstijl absoluut niet bij hen te passen. Op deze manier kan ook de positieve relatie met de angstige hechtingsstijl verklaard worden, die juist gekarakteriseerd wordt door overbetrokkenheid bij intieme relaties, afhankelijkheid van acceptatie van anderen, het idealiseren van anderen en overdreven emotionaliteit in het bespreken van relaties. Deze kenmerken lijken zeer goed bij de theatrale persoonlijkheidsstoornis te passen (Timmerman en Emmelkamp, 2005). Het negatieve verband met de veilige hechtingsstijl wordt niet besproken, maar 7

9 is ook goed uit te leggen. Het laat zien dat er bij theatrale personen kennelijk bij de hechting al iets verkeerd is gegaan. Ze zijn immers meestal niet veilig gehecht. Uit voorgaande onderzoeken komt duidelijk naar voren dat afhankelijkheid en hechtingsstijl van invloed zijn op het ontstaan van een theatrale persoonlijkheidsstoornis. Deze verbanden zijn echter niet zo sterk dat zij het ontstaan van deze stoornis helemaal verklaren. Er moeten nog andere factoren zijn die het wel of niet ontstaan beïnvloeden. Het is natuurlijk goed mogelijk dat deze factoren wel verband houden met de hechtingsstijl van het kind. In het in de inleiding al even genoemde onderzoek van Crawford, Cohen, Johnson, Sneed en Brook (2003) wordt de relatie tussen welzijn en intimiteit en cluster B persoonlijkheidspathologie onderzocht. Het is mogelijk dat kinderen die een lager welzijn en minder intimiteit vertoonden ook een problematische hechtingsstijl hadden. In dit onderzoek vulden 714 kinderen op twee tijdstippen vragenlijsten in. De kinderen waren in twee leeftijdgroepen ingedeeld. De jonge groep was op het eerste tijdstip ( ) 13,8 jaar oud en op het tweede tijdstip ( ) 19,8 jaar oud. De oudere groep was op het eerste tijdstip 18,6 jaar oud en op het tweede tijdstip 24,2 jaar oud. Met de vragenlijsten werden cluster B symptomen, welzijn en intimiteit gemeten. In de jongere groep is welzijn niet gemeten. Er werd een relatie gevonden tussen welzijn en cluster B symptomen op het eerste tijdstip. Bovendien werd er gevonden dat een verbetering van het welzijn tussen het eerste en het tweede tijdstip correleerde met een afname van cluster B symptomen. Het is niet goed mogelijk hier een oorzaak en een gevolg aan te wijzen, maar er komt in elk geval duidelijk een verband naar voren tussen welzijn en cluster B symptomen. Wat betreft intimiteit werd alleen voor meisjes een verband met cluster B symptomen gevonden. In de jongere groep was dit verband wel aanwezig, maar niet significant. In de oudere groep werd wel een significant verband gevonden. De onderzoekers leggen deze bevinding uit door te suggereren dat gebrek aan intimiteit een grotere kans geeft op persoonlijkheidspathologie naarmate de jongeren ouder worden. Het feit dat het verband met intimiteit voor jongens niet gevonden werd, kan er volgens de onderzoekers aan liggen dat jongens in deze fase van hun leeftijd meer bezig zijn met het vormen van een individuele identiteit dan met intieme relaties (Crawford et al., 2003). Dit is best mogelijk, maar deze bevindingen geven wel aan dat een (zelf gerapporteerd) gebrek aan intimiteit in elk geval voor jongens niet de oorzaak is van cluster B symptomen. De onderzoekers suggereren zelf nog dat meisjes hun welzijn 8

10 misschien meer af laten hangen van de intieme relaties die ze hebben. In dat geval is het voor meisjes gevonden verband met intimiteit mogelijk een gevolg van het aangetoonde verband met welzijn. Voor onze vraagstelling, de oorzaken van de theatrale persoonlijkheidsstoornis, is deze bevinding niet van heel groot belang. Het lijkt zeer logisch dat er een verband is tussen persoonlijkheidspathologie en een lager welzijn. Het is zeer de vraag wat hier de oorzaak en wat het gevolg is. Bovendien is het jammer dat er niet onderverdeeld is in de aparte persoonlijkheidsstoornissen. Dit had meer informatie kunnen geven over voor de theatrale persoonlijkheidsstoornis belangrijke problemen. In een eerder onderzoek van Thomas Crawford (Crawford, Cohen en Brook, 2001) wordt nog ander probleemgedrag van jongeren in verband gebracht met cluster B symptomen. In dit onderzoek wordt gekeken naar internaliserend en externaliserend gedrag. 407 jongeren vulden drie keer vragenlijsten in naar persoonlijkheidspathologie, internaliserend gedrag en externaliserend gedrag. Met internaliserend gedrag worden problemen als hopeloosheid, verdrietige gevoelens, eenzaamheid en verlies van energie en interesse bedoeld. Externaliserend gedrag is probleemgedrag als ruziën met ouders, woedeaanvallen, diefstal, vandalisme en lichamelijk geweld. Het invullen was verspreid over drie tijdstippen in een periode van 10 jaar ( ). De jongeren waren aan het begin van het onderzoek tussen de 10 en 14 jaar oud. Op het laatste tijdstip waren ze tussen de 17 en 24 jaar oud. Ten eerste werd er in dit onderzoek gevonden dat de cluster B symptomen zeer stabiel bleven tussen de drie tijdstippen. De onderzoekers wijzen er zelf op dat dit niet betekent dat de proefpersonen met symptomen gedurende de hele periode aan de diagnose van een persoonlijkheidsstoornis voldeden. Of ze aan deze diagnose voldeden varieerde wel over de tijd. Verder werd er een significante correlatie gevonden tussen externaliserend gedrag en cluster B symptomen. Voor meisjes werd er ook een significante correlatie gevonden tussen internaliserend gedrag en cluster B symptomen. Dit komt volgens de onderzoekers doordat meisjes emotionele stress meer op zichzelf betrekken en als gevolg daarvan meer internaliseren. Bovendien zouden meisjes inter-persoonlijke relaties toch al belangrijker vinden, waardoor zij er ook meer onder zouden lijden wanneer hiermee iets mis gaat. In elk geval blijkt uit dit onderzoek een verband tussen externaliserend probleemgedrag en cluster B symptomen (Crawford et al., 2001). Ook uit dit onderzoek blijkt dus dat er meer aan de hand is met jongeren die cluster B symptomen ontwikkelen. Ze vertonen meer 9

11 externaliserend gedrag dan jongeren zonder deze symptomen. Eerder bleek al dat ze gemiddeld afhankelijker zijn van anderen en dat hun welzijn lager ligt. Het is mogelijk dat dit alles het gevolg is van een onveilige hechting in hun kindertijd of van een geschiedenis van depressieve stoornissen. Het is echter maar de vraag of alle jongeren die, mogelijk als gevolg van een te afhankelijke opstelling of veel externaliserend gedrag, een theatrale persoonlijkheidsstoornis ontwikkelen, ook onveilig gehecht zijn of depressieve klachten hadden. Misschien hebben mensen die deze stoornis ontwikkelen er een genetische aanleg voor. In het volgende hoofdstuk wordt gekeken of er behalve factoren die zich tijdens het leven voordoen, ook biologische factoren, die de patiënt vanaf zijn geboorte met zich meedraagt, van invloed zijn op het ontstaan van de theatrale persoonlijkheidsstoornis. H3. Biologische factoren Waarschijnlijk de meest eenvoudig waar te nemen genetische eigenschap van mensen is hun sekse. Hamburger, Lilienfeld en Hogben (1996) onderzochten het verband tussen psychopathie en de antisociale en theatrale persoonlijkheidsstoornis, en de invloed van sekse en gender daar op. 180 studenten (90 mannen en 90 vrouwen) vulden zelfrapportage vragenlijsten in. De onderzoekers vonden onder andere dat psychopathische mannen eerder een antisociale, en psychopathische vrouwen eerder een theatrale persoonlijkheidsstoornis ontwikkelden. Ze vonden geen invloed van gender rol, dat wil zeggen de vrouwelijkheid of mannelijkheid van het gedrag van de proefpersonen. De onderzoekers suggereren dat de twee onderzochte persoonlijkheidsstoornissen misschien twee seksespecifieke onderdelen zijn van één stoornis, die voortkomt uit psychopathie (Hamburger et al., 1996). Aangezien in dit onderzoek ook een verband wordt gevonden tussen psychopathie en de theatrale persoonlijkheidsstoornis, lijkt het goed mogelijk dat sekse inderdaad een rol speelt bij het ontstaan van deze stoornis. Psychopathische mensen blijken eerder een theatrale persoonlijkheidsstoornis te ontwikkelen, en vrouwelijke psychopaten doen dit weer eerder dan mannelijke. Ook de bevinding dat er geen invloed is van gender rol is van belang. Kennelijk gaat het niet zozeer om de vrouwelijkheid of mannelijkheid van het gedrag van personen die een stoornis ontwikkelen, maar echt om de sekse zelf. Er wordt dus een sekseverschil gevonden, dat geen verband lijkt te houden met de rol die een sekse met zich meebrengt. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn voor een 10

12 genetische invloed, hoewel dat op basis van dit onderzoek nog onmogelijk te zeggen is. Genetisch gericht onderzoek, waarin bijvoorbeeld specifiek gekeken wordt naar eigenschappen die op het X-chromosoom en het Y-chromosoom liggen, is absoluut noodzakelijk voordat sekse als een biologische factor van invloed gezien mag worden. Een ander uiterlijk kenmerk waarvan de invloed onderzocht is, is de aantrekkelijkheid van patiënten. Bornstein (1998) liet 668 studenten een vragenlijst invullen die persoonlijkheidspathologie meet. Ook liet hij de aantrekkelijkheid van de proefpersonen scoren door twee onafhankelijke beoordelaars, één jongen en één meisje. De twee beoordelingen correleerden hoog met elkaar. Er bleek dat vrouwen met een theatrale persoonlijkheidsstoornis significant als aantrekkelijker werden beoordeeld dan vrouwen met een andere persoonlijkheidsstoornis of zonder stoornis. Voor mannen was er een vergelijkbaar maar veel kleiner effect, dat niet significant was (Zie figuur 1). Figuur 1: uiterlijke aantrekkelijkheid van personen met en zonder persoonlijkheidspathologie (Bornstein, 1998). 7 6 Aantrekkelijkheid Vrouw Man 0 TPS (N=32)* APS (N=80)* GPS (N=80)* * : TPS = Theatrale Persoonlijkheidsstoornis, APS = Andere Persoonlijkheidsstoornis, GPS = Geen Persoonlijkheidsstoornis. Kennelijk is er een verband tussen de aantrekkelijkheid van een vrouw, en de aanwezigheid van een theatrale persoonlijkheidsstoornis. De onderzoekers leggen verder niet uit hoe dit verband eruit ziet. Uiteraard heeft aantrekkelijkheid een bepaalde invloed op de omgeving, en die omgeving zou het ontstaan van deze stoornis weer kunnen beïnvloeden. Het is mogelijk dat aantrekkelijke vrouwen in sociale situaties anders behandeld worden, waardoor zij bijvoorbeeld op andere manieren 11

13 aandacht leren vragen dan minder aantrekkelijke vrouwen. Deze andere behandeling zou dan in bepaalde extreme gevallen tot een theatrale persoonlijkheidsstoornis kunnen leiden. Op basis van dit onderzoek is dit echter slechts speculatie, in vervolgonderzoek zouden invloeden van aantrekkelijkheid op de omgeving onderzocht moeten worden om werkelijk conclusies te kunnen trekken. Het is zelfs mogelijk dat aantrekkelijke kinderen al door hun ouders anders behandeld worden, waardoor de kans op bepaalde stoornissen toeneemt. Dit zou dan weer verband kunnen houden met de onveilige hechting die in het eerdergenoemde onderzoek van Timmerman en Emmelkamp (2005) beschreven wordt. Ook dit zou onderzocht moeten worden. Hiernaast bleek er, net als eerder in de onderzoeken van Crawford et al. (2001) en Hamburger et al. (1996), een sekseverschil op te treden. Kennelijk spelen er bij mannen deels andere mechanismen een rol dan bij vrouwen. Zoals in het onderzoek van Hamburger et al. (1996) al gezegd wordt, zou dit kunnen betekenen dat de theatrale persoonlijkheidsstoornis zich bij mannen ook anders uit dan bij vrouwen. Om met zekerheid vast te kunnen stellen of er een genetische factor van invloed is bij het ontstaan van de theatrale persoonlijkheidsstoornis, is een aantal tweelingstudies uitgevoerd. Alv A. Dahl heeft in 1993 alle familie- en tweelingstudies naar persoonlijkheidsstoornissen in kaart gebracht. In de tijd dat hysterie nog de officiële stoornis was die het dichtst in de buurt kwam van de huidige theatrale stoornis is er een aantal studies geweest dat binnen families een verhoogde kans op deze stoornis vond (Clayton, 1971; in Dahl, 1993). Hysterie lijkt echter in meerdere punten meer op de somatisatiestoornis dan op de theatrale persoonlijkheidsstoornis, Deze resultaten zijn dus niet zomaar door te trekken naar de laatstgenoemde. Torgersen (1980, in Dahl, 1993) deed ook onderzoek naar de erfelijkheid van hysterie, maar onderzocht deze stoornis per symptoom. Voor een aantal symptomen, die samen meer dan de helft van de symptomen van de theatrale persoonlijkheidsstoornis zijn, vond Torgersen een significant hogere score bij ééneiige dan bij twee-eiige tweelingen. Behalve deze onderzoeken vond Dahl (1993) geen familiestudies naar de theatrale persoonlijkheidsstoornis. Gelukkig zijn er na 1993 wel enkele tweelingstudies uitgevoerd. Zo onderzochten Torgersen, Lygren et al. (2000) de erfelijkheid van de 10 persoonlijkheidsstoornissen uit de DSM-IV. Er werden 221 tweelingparen ieder afzonderlijk geïnterviewd om mogelijke persoonlijkheidspathologie te diagnosticeren. De tweelingen waren gemiddeld 51 jaar 12

14 oud, wat vergeleken met de meeste andere hier genoemde onderzoeken naar persoonlijkheidsstoornissen behoorlijk oud is. Vervolgens werden de prevalenties voor beide tweelinghelften bij de ééneiige en de twee-eiige tweelingen met elkaar vergeleken. Er bleek in ieder geval een familie-effect: het percentage tweelinghelften dat een theatrale persoonlijkheidsstoornis had als de andere helft deze ook had, was redelijk hoog. Een echte genetische invloed werd hier echter niet gevonden, het percentage dat overeenkwam (de concordantie) bij de ééneiige tweelingen was niet significant hoger dan bij de twee-eiige tweelingen. Als er verschillende modellen op de data werden gepast, bleek een model met daarin een genetische component echter wel beter te passen dan een model zonder deze component. Bij deze analyses werd voor de theatrale persoonlijkheidsstoornis een erfelijkheidsschatting berekend van 0.67 (Torgersen et al., 2000). Dit getal wil zeggen dat van de variatie in de aanwezigheid van de theatrale persoonlijkheidsstoornis 67% een genetische oorzaak heeft. Het is jammer dat er in dit onderzoek niet een extra controlegroep is opgenomen, met bijvoorbeeld mensen die wel bij elkaar zijn opgegroeid, maar geen familie van elkaar zijn. Dit zou de bewering van erfelijkheid sterker kunnen maken. Toch lijkt er wel een genetische invloed aangetoond te zijn. In elk geval is de door de onderzoekers berekende erfelijkheidsschatting van 67% tamelijk hoog. Een nog recentere tweelingstudie naar persoonlijkheidsstoornissen is die van Coolidge, Thede en Jang (2004). Hierin werden de ouders van 157 jonge tweelingparen (tussen de 5 en 17 jaar oud) gevraagd om een persoonlijkheidsvragenlijst over hun kinderen in te vullen. Ook werden met deze vragenlijst executieve functiestoornissen gemeten. De correlatie tussen de scores van de tweelingparen was bij alle persoonlijkheidsstoornissen voor de eeneiige tweelingen hoger dan voor de twee-eiige tweelingen. Er wordt niets gezegd over de significantie van dit verschil, maar de richting ervan suggereert in elk geval de aanwezigheid van een genetische invloed. Op basis van deze resultaten berekenden de onderzoekers voor de theatrale persoonlijkheidsstoornis een erfelijkheidsschatting van Deze schatting komt behoorlijk goed overeen met de 0.67 van Torgersen et al. (2000) die hiervoor genoemd is, en wijst op een tamelijk grote genetische invloed. Ook vonden de onderzoekers een significante correlatie tussen alle persoonlijkheidsstoornissen en executieve functiestoornissen. De onderzoekers geven zelf al aan dat uit dit resultaat geen overhaaste conclusies getrokken moeten worden. Het zou echter kunnen betekenen dat bepaalde symptomen van persoonlijkheidsstoornissen het gevolg zijn 13

15 van een functiestoornis. Het is in dit onderzoek niet mogelijk precies aan te wijzen wat voor functiestoornis dat zou zijn, doordat deze gemeten zijn met een vragenlijst en niet aan de hand van laboratorium metingen (Coolidge et al., 2004). In beide hiervoor besproken onderzoeken wordt dus een genetische invloed op de aanwezigheid van de theatrale persoonlijkheidsstoornis gevonden. In elk geval een deel van het antwoord op onze vraag naar het ontstaan van deze stoornis lijkt dus erfelijkheid te zijn. In hoofdstuk vier meer hierover. De bevinding van Coolidge et al. (2004) dat patiënten met een persoonlijkheidsstoornis vaker executieve functiestoornissen hebben, is eerder al onderzocht door Burgess (1992). Bij 37 patiënten met een cluster B persoonlijkheidsstoornis werden onder andere aandacht, geheugen, taalfuncties en abstract denken gemeten. Een controlegroep van 40 mensen zonder enige psychiatrische diagnose voerde dezelfde tests uit. De proefpersonen met een persoonlijkheidsstoornis maakten op een groot deel van de metingen significant meer fouten dan de proefpersonen uit de controlegroep. De onderzoeker concludeert dan ook dat proefpersonen met een cluster B persoonlijkheidsstoornis een significante beperking laten zien in hun prestaties op cognitie- en informatieverwerkingstests, met name op tests waarin meerdere stappen en meerdere elementen een rol spelen. Dit kan volgens de onderzoekers wijzen op een biologische oorzaak voor cluster B persoonlijkheidsstoornissen (Burgess, 1992). Aangezien er in dit onderzoek slechts een correlatie tussen twee verschijnselen is gevonden, gaat deze bewering wat ver. De gevonden correlatie wil niet zeggen dat de persoonlijkheidsstoornis veroorzaakt is door de functiestoornissen. Het wil echter wel zeggen dat mensen met een theatrale persoonlijkheidsstoornis relatief vaker ook een functiestoornis hebben. Uiteraard hoeven de gevonden functiestoornissen geen biologische oorzaak hebben, ze kunnen bijvoorbeeld ook het gevolg zijn van negatieve jeugdervaringen als slechte voeding of een hersenbeschadiging. Aangezien dergelijke verklaringen niet uit te sluiten zijn, is meer onderzoek naar de oorzaken van executieve functiestoornissen nodig om de juiste verklaring te vinden. Het lijkt echter niet heel waarschijnlijk dat de functiestoornissen van alle patiënten met persoonlijkheidspathologie veroorzaakt zijn door negatieve gebeurtenissen in de jeugd. Het is zeker niet onmogelijk dat deze stoornissen een genetische oorzaak hebben. In dat geval zou men de bevindingen van Burgess (1992), zeker samen met het onderzoek van Coolidge et al. (2004), als aanwijzingen kunnen zien voor een biologische factor in het ontstaan van de theatrale 14

16 persoonlijkheidsstoornis. Zoals eerder gezegd kan uit correlationeel onderzoek geen echte conclusie getrokken worden, maar meer onderzoek naar het verband tussen functiestoornissen en persoonlijkheidspathologie kan zeker interessant zijn. H4. Conclusie In Hoofdstuk 2 komen uit de verschillende onderzoeken enkele niet-biologische factoren als mogelijke oorzaken van de theatrale persoonlijkheidsstoornis naar voren. Naast depressie in de kindertijd lijken een onveilige hechting, en mogelijk daaruit voortkomende afhankelijkheid en externaliserend gedrag, de belangrijkste factoren. In hoofdstuk 3 zijn enkele biologische factoren bekeken. Sekse en uiterlijke aantrekkelijkheid kunnen mogelijk een invloed hebben op het ontstaan van deze stoornis. Daarnaast lijkt uit twee tweelingstudies naar voren te komen dat er een erfelijke component is in de theatrale persoonlijkheidsstoornis. Bovendien blijken patiënten met een cluster B persoonlijkheidsstoornis vaker cognitieve functiestoornissen te vertonen dan personen zonder deze pathologie. Een bezwaar aan de niet-biologische factoren is, dat deze weliswaar wanneer ze aanwezig zijn de oorzaak kunnen zijn van een theatrale persoonlijkheidsstoornis, maar dat dit niet wil zeggen dat deze stoornis zich niet ontwikkelt bij afwezigheid van deze factoren. Een groot deel van de patiënten met een theatrale persoonlijkheidsstoornis zal in zijn of haar jeugd niet depressief zijn geweest, en uit het onderzoek naar attachment blijkt ook niet dat alle patiënten onveilig gehecht zijn. De biologische uitleg kan hier een verklaring voor geven. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat zowel jeugddepressie als de theatrale persoonlijkheidsstoornis een genetische oorzaak heeft. Dat deze stoornissen samen worden gevonden zou dan kunnen komen doordat ze deels door dezelfde genetische eigenschappen worden veroorzaakt. Deze uitleg blijft op grond van de hier genoemde onderzoeken slechts speculatie. Een nieuw onderzoek, waarin bijvoorbeeld zowel jeugddepressie als persoonlijkheidspathologie bij tweelingen en eenlingen onderzocht wordt, zou misschien meer duidelijkheid kunnen geven. Een probleem aan de biologische factoren is, dat een genetische invloed wordt bepaald aan de hand van tweelingstudies. Hoewel dit een nuttige en veelgebruikte onderzoeksmethode is, kan er wel kritiek op worden geleverd. Het is mogelijk dat eeneiige tweelingen door hun ouders anders (meer hetzelfde) worden behandeld dan 15

17 twee-eiige tweelingen. Als dit bij veel tweelingen het geval is, zou dat betekenen dat de genetische invloeden eigenlijk toch niet-biologische factoren zijn. De kans is klein dat een dergelijk effect, indien het bestaat, alle gevonden effecten zou verklaren, maar het blijft een punt van kritiek. Een oplossing zou zijn tweelingen te onderzoeken waarvan de twee helften elk door andere ouders zijn geadopteerd. Dan blijft echter de mogelijkheid aanwezig, dat kinderen door hun uiterlijk anders behandeld worden. En eeneiige tweelingen lijken nu eenmaal meer op elkaar dan twee-eiige tweelingen. Om dit probleem helemaal uit te sluiten zou gezocht moeten worden naar twee-eiige tweelingen die net zo veel op elkaar lijken als eeneiige tweelingen. Voor een kwantitatief onderzoek zal het echter erg lastig zijn om dan voldoende proefpersonen te vinden. Bovendien zorgt dit kritiekpunt er misschien voor dat de resultaten iets voorzichtiger geïnterpreteerd worden, maar het zorgt er zeker niet voor dat ze waardeloos zijn. Om de hoofdvraag van deze these te beantwoorden, namelijk: wat zijn de oorzaken van de theatrale persoonlijkheidsstoornis, is het belangrijk eerst te bedenken dat niet één onderzoeksgroep gelijk hoeft te hebben. De mogelijkheid bestaat dat een combinatie van factoren bijdraagt aan het ontstaan van de theatrale persoonlijkheidsstoornis. Op basis van de besproken onderzoeken lijkt dit zelfs vrij waarschijnlijk. De tweelingstudies en de onderzoeken naar cognitieve functiestoornissen tonen samen behoorlijk goed aan dat er een genetische factor is die de theatrale persoonlijkheidsstoornis veroorzaakt, of in elk geval die personen ontvankelijker maakt voor het ontstaan van deze stoornis. Dit laatste wordt niet zo gezegd in de besproken onderzoeken, maar lijkt wel een logische gevolgtrekking. Het is niet zo dat de hele levensgeschiedenis van een persoon vast ligt in zijn of haar genen. Eerder is het zo dat een persoon op een bepaalde manier is gebouwd, waardoor hij of zij sneller een bepaald talent zal ontwikkelen, eerder bepaalde voorkeuren zal hebben, of meer kans heeft op de ontwikkeling van een bepaalde persoonlijkheidsstoornis. De onderzoeken naar niet-biologische factoren laten echter duidelijk zien, dat personen onder invloed van bepaalde gebeurtenissen in hun leven eerder aan deze stoornis lijden dan andere personen. Ook de levensloop van een persoon lijkt dus een factor van invloed te zijn. Het is gelukkig niet moeilijk de twee kampen te verenigen: de theatrale persoonlijkheidsstoornis kan zich kennelijk vormen bij mensen met een genetische dispositie hiervoor, en factoren tijdens hun leven vergroten de kans hier op. 16

18 Voor de behandeling van de theatrale persoonlijkheidsstoornis, en tevens de behandeling van andere persoonlijkheidsstoornissen, kunnen deze bevindingen van belang zijn. Aan de ene kant is het goed aandacht te besteden aan kinderen met problemen in hun jeugd. Als in de kindertijd sprake is van een depressieve episode, zou het nuttig kunnen zijn de ouders op de hoogte te brengen van de mogelijke risico s voor de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind. Misschien kan er zelfs vast een interventie met het kind plaatsvinden, die latere risico s verkleint. Ditzelfde geldt dan voor overdreven afhankelijkheid en externaliserend gedrag in de jeugd. Wat betreft een onveilige hechting is het waarschijnlijk het beste om nog eerder in te grijpen. Door allerlei maatregelen zou geprobeerd kunnen worden om al vanaf het begin een verkeerde hechting te voorkomen. Bij consultatiebureaus en op crèches en (kleuter)scholen kan voorlichting worden gegeven en toezicht gehouden worden op de manier waarop de ouders met het kind omgaan. Wat precies verkeerd gedrag van de ouders is zou verder onderzocht moeten worden, maar in elk geval zijn er meerdere aanknopingspunten voor preventie van risicofactoren. Daarnaast zijn ook de bevindingen op genetisch gebied van belang. Als al vanaf de geboorte in de genen vastligt of een kind risico loopt, is het misschien mogelijk deze kinderen te herkennen. In dat geval zou de bovengenoemde voorlichting heel gericht gegeven kunnen worden. Op school zou extra aandacht besteedt kunnen worden aan kinderen met een genetische dispositie voor problemen in de persoonlijkheid. In de verdere toekomst zou het misschien zelfs mogelijk kunnen worden om in te grijpen in de genen. Het is natuurlijk de vraag of de mens dit moet willen. Doemscenario s van ouders die per se een kind met blauwe ogen willen liggen voor de hand. Voor de bestrijding van zowel lichamelijke als geestelijke ziektes zou dit echter een doorbraak kunnen zijn. Zeer gevarieerde problemen, van diabetes tot persoonlijkheidsstoornissen, zouden dan aangepakt kunnen worden. Uiteraard is hier in de komende jaren nog geen sprake van. Misschien is het ook wel niet nodig. Zo lang er maar goed op signalen van mogelijke problemen wordt gelet. Dan kan verder iedereen in zijn eigen tempo zijn eigen, unieke persoonlijkheid ontwikkelen. 17

19 Literatuur American Psychiatric Association (2005). Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-IV-TR, 2 e druk. Harcourt Assessment B.V. Bornstein, R. F. (1998). Histrionic Personality Disorder, Physical Attractiveness, and Social Adjustment. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 21, Bretherton, I. (1992). The origins of attachment theory: John Bowlby and Mary Ainsworth. Developmental Psychology, 28, Burgess, J. W. (1992). Neurocognitive Impairment in Dramatic Personalities: Histrionic, Narcissistic, Borderline, and Antisocial Disorders. Psychiatry Research, 42, Cogswell, A. & Alloy, L., B. (2006). The relation of neediness and axis II pathology. Journal of personality disorders, 20, Coolidge, F. L., Thede, L. L. & Jang, K. L. (2004). Are Personality Disorders Psychological Manifestations of Executive Function Deficits? Bivariate Heritability Evidence from a Twin Study. Behavior Genetics, 34, Cramer, P. (1999). Personality, Personality Disorders, and Defense Mechanisms. Journal of Personality, 67, Crawford, T. N., Cohen, P. & Brook, J. S. (2001). Dramatic-Erratic Personality Disorder Symptoms: I. Continuity from Early Adolescence into Adulthood. Journal of Personality Disorders, 15, Crawford, T. N., Cohen, P., Johnson, J. G., Sneed, J. R. & Brook, J. S. (2003). The Course and Psychosocial Correlates of Personality Disorder Symptoms in Adolescence: Erikson s Developmental Theory Revisited. Journal of Youth and Adolescence, 33,

20 Dahl, A. A. (1993). The personality disorders: a critical review of family, twin, and adoption studies. Journal of Personality Disorders, supplement, Hamburger, M. E., Lilienfeld, S. O. & Hogben, M. (1996). Psychopathy, gender, and gender roles: implications for antisocial and histrionic personality disorders. Journal of Personality Disorders, 10, Kasen, S., Cohen, P., Skodol, A. E., Johnson, J. G., Smailes, E. & Brook, J. S. (2001). Childhood Depression and Adult Personality Disorder. Archives of General Psychiatry, 58, Meer, K. van der, Tiemens, B. G. & Brink, W. van den (1996). Depressie in de eerstelijnsgezondheidszorg; internationale gegevens over prevalentie en behandeling, onder meer uit Nederland. Nederlands Tijdschrift Geneeskunde, 140, Timmerman, I. G. H. en Emmelkamp, P. M. G. (2005). The relationship between attachment styles and Cluster B personality disorders in prisoners and forensic patients. International Journal of Law and Psychiatry, 29, Torgersen, S., Kringlen, E. & Cramer, V. (2001). The Prevalence of Personality Disorders in a Community Sample. Archives of General Psychiatry, 58, Torgersen, S., Lygren, S., Øien, P. A., Skre, I., Onstad, S., Edvardsen, J., Tambs, K. & Kringlen. E. (2000). A Twin Study of Personality Disorders. Comprehensive Psychiatry, 41, Verheul, R., Brink, W. van den & Velden, K. van der (2000). Persoonlijkheidsstoornissen. In Vandereycken, W., Hoogduin, C. A. L. & Emmelkamp, P. M. G., eds. Handboek Psychopathologie: deel 1 (3 e editie), , Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum. Widiger, T. A. & Simonsen, E. (2005). Alternative dimensional models of personality disorder. Unpublished manuscript. 19

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie.

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie. De rol van sekse, hechting en autonomie in asi en persoonlijkheidspathologie. Drs. N. Bachrach GZ psycholoog io Klinisch psycholoog VVGI Externpromovendus UvT Promotor Prof. Dr. M. Bekker Copromotor: Dr.

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C

Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Persoonlijkheidsstoornis Cluster C Deze folder geeft informatie over de diagnostiek en behandeling van cluster C persoonlijkheidsstoornissen. Wat is een cluster C Persoonlijkheidsstoornis? Er bestaan verschillende

Nadere informatie

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten In dit proefschrift werd de relatie tussen depressie en het risico voor hart- en vaatziekten onderzocht in een groep

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

Is een bipolaire stoornis erfelijk?

Is een bipolaire stoornis erfelijk? Kenniscentrum Bipolaire Stoornissen p/a Dimence Postbus 398 7600 AJ Almelo www.kenbis.nl Vragen over erfelijkheid bij de bipolaire stoornis Op dit moment wordt ervan uitgegaan dat een combinatie van erfelijke

Nadere informatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Samenvatting. (Dutch Summary)

Samenvatting. (Dutch Summary) (Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie

Nadere informatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie Wereldwijd komt een schrikbarend aantal kinderen in aanraking met kindermishandeling, in de vorm van lichamelijke mishandeling of seksueel misbruik, verwaarlozing, of gebrek aan toezicht. Soms zijn kinderen

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH)

NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH) NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH) ACHTERGROND Depressie is een ernstige psychiatrische stoornis waar ongeveer één op de vijf à zes mensen gedurende de levensloop mee te maken krijgt. In Westerse

Nadere informatie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Samenvatting SAMENVATTING 189 Depressie is een veelvoorkomende psychische stoornis die een hoge ziektelast veroorzaakt voor zowel de samenleving als het individu. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen Persoonlijkheidsstoornissen en Angst Ellen Willemsen Overzicht Relevantie Persoonlijkheidsstoornissen Comorbiditeit in getallen PG cijfers comorbiditeit Relatie tussen angststoornissen en PS Aanbevelingen

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga Nederlandse samenvatting INLEIDING Mensen met een mogelijk verhoogde kans op kanker kunnen zich

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting 99 Nederlandse Samenvatting Depressie is een veel voorkomend en ernstige psychiatrisch ziektebeeld. Depressie komt zowel bij ouderen als bij jong volwassenen voor. Ouderen en jongere

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Samenvatting: Summary in Dutch

Samenvatting: Summary in Dutch Samenvatting: Summary in Dutch Hoofdstuk 1: Kindermishandeling en Psychopathologie in een Multi-Culturele Context: Algemene Inleiding Dit proefschrift opent met een korte geschiedenis van de opkomst van

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift bestaat uit een aantal studies waarin onderzocht is waar individuele verschillen vandaan komen in welbevinden (WB) en gerelateerde menselijke eigenschappen, zoals

Nadere informatie

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender SAMENVATTING Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender In de jaren negentig werd duidelijk dat steeds meer werknemers in Nederland, waaronder in

Nadere informatie

Publiekssamenvatting PRISMO. - De eerste resultaten-

Publiekssamenvatting PRISMO. - De eerste resultaten- Publiekssamenvatting PRISMO - De eerste resultaten- Inleiding In maart 2005 is de WO groep van de Militaire GGZ gestart met een grootschalig longitudinaal prospectief onderzoek onder militairen die werden

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

Geluk en welbevinden

Geluk en welbevinden Marleen H.M. de Moor en Meike Bartels Inleiding Geld maakt niet gelukkig, zo luidt het bekende Nederlandse gezegde. Maar is dit echt zo? Zou je niet een stuk gelukkiger worden als je de loterij zou winnen?

Nadere informatie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie

Diagnose en classificatie in de psychiatrie Diagnose en classificatie in de psychiatrie Klinische Validiteit Research Betrouwbaarheid Prof dr Bert van Hemert psychiater en epidemioloog Afdelingshoofd psychiatrie DBC Kosten-baten 2 Diagnosen in de

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten. Prof. Dr. Bas van Alphen

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten. Prof. Dr. Bas van Alphen Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten Prof. Dr. Bas van Alphen Inhoud Temporele stabiliteit Leeftijdsneutraliteit DSM-5 Behandelperspectief Klinische implicaties Casuïstiek Uitgangspunten!

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering The relation between Mindfulness and Psychopathology: the Mediating Role of Global and Contingent

Nadere informatie

Het samenspel van genen en omgeving: Relevantie voor de Jeugdgezondheidszorg

Het samenspel van genen en omgeving: Relevantie voor de Jeugdgezondheidszorg Het samenspel van genen en omgeving: Relevantie voor de Jeugdgezondheidszorg Luc Goossens KU Leuven Schoolpsychologie and Ontwikkeling in Context (SCenO) Leuven Institute of Human Genomics and Society

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en Nederlandse samenvatting 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen? Van de trauma- en stressorgerelateerde (kortweg trauma-gerelateerde) stoornissen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting. Nederlandse samenvatting Lateralisatie en schizofrenie

Nederlandse Samenvatting. Nederlandse samenvatting Lateralisatie en schizofrenie Nederlandse samenvatting Lateralisatie en schizofrenie 255 256 De twee hersenhelften, de hemisferen, van het menselijke brein verschillen zowel in vorm als in functie. In sommige hersenfuncties, zoals

Nadere informatie

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae chapter 7 Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae 140 chapter 7 SAMENVATTING De bipolaire stoornis (of manisch-depressieve stoornis) is een stemmingsstoornis waarin episodes van (hypo)manie

Nadere informatie

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis Een empirische studie Treatment outcome in personality disordered forensic patients An empirical study ( with a summary

Nadere informatie

Depressie tijdens de zwangerschap uit de taboesfeer

Depressie tijdens de zwangerschap uit de taboesfeer Depressie tijdens de zwangerschap uit de taboesfeer Depressie en angstklachten tijdens de zwangerschap komen regelmatig voor. Toch wordt dit onderwerp nog vaak als taboe ervaren en is niet duidelijk welke

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) 2. Introductie slaapproblemen Deze introductie beschrijft de definitie van slaapproblemen en slaapstoornissen, de prevalentie en de gevolgen

Nadere informatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie Samenvatting Gehoor en de relatie met psychosociale gezondheid, werkgerelateerde variabelen en zorggebruik. De Nationale Longitudinale Studie naar Horen Slechthorendheid is een veelvoorkomende chronische

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

STABLE LOVE, STABLE LIFE?

STABLE LOVE, STABLE LIFE? STABLE LOVE, STABLE LIFE? De rol van sociale steun en acceptatie in de relatie van paren die leven met de ziekte van Ménière Oktober 2011 Auteur: Drs. Marise Kaper Master Sociale Psychologie, Rijksuniversiteit

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Risicofactoren voor het ontwikkelen van een depressieve stoornis bij kinderen onder de 12 jaar.

Risicofactoren voor het ontwikkelen van een depressieve stoornis bij kinderen onder de 12 jaar. Risicofactoren voor het ontwikkelen van een depressieve stoornis bij kinderen onder de 12 jaar. Bachelorthese Auteur: Nynke Grupstra Collegekaartnummer: 0578746 Universiteit van Amsterdam Faculteit der

Nadere informatie

Trendonderzoek: Alcoholkennis bij jongeren tussen 12 en 25 jaar

Trendonderzoek: Alcoholkennis bij jongeren tussen 12 en 25 jaar - Factsheet - Trendonderzoek: Alcoholkennis bij jongeren tussen 12 en 25 jaar NIGZ, Project Alcohol Voorlichting en Preventie 3 juli 2003 Inleiding Het NIGZ voert elk jaar, als onderdeel van het Alcohol

Nadere informatie

Angststoornissen. Verzekeringsgeneeskundig protocol

Angststoornissen. Verzekeringsgeneeskundig protocol Angststoornissen Verzekeringsgeneeskundig protocol Epidemiologie I De jaarprevalentie voor psychische stoornissen onder de beroepsbevolking in Nederland wordt geschat op: 1. 5-10% 2. 10-15% 15% 3. 15-20%

Nadere informatie

Vroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018

Vroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018 Vroegsignalering en interventie bij Cluster C Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018 Cluster C bij Jeugd Geen interventiestudies Geen specifieke studies naar Cluster C bij Jeugd Geen hits bij literatuursearch

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD

De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD De ontwikkeling van depressie bij kinderen en adolescenten met ADHD Samenvatting 10 tot 40% van de kinderen en adolescenten met ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder) ontwikkelen symptomen van

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28630 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Haan, Anna Marte de Title: Ethnic minority youth in youth mental health care :

Nadere informatie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Stoornissen in het gebruik van middelen

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20183 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20183 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20183 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Rooden, Stephanie Maria van Title: Clinical patterns in Parkinson s disease Date:

Nadere informatie

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg

Screening en behandeling van psychische problemen via internet. Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Viola Spek Universiteit van Tilburg Screening en behandeling van psychische problemen via internet Online screening Online behandeling - Effectiviteit

Nadere informatie

8 Samenvatting Samenvatting Het is alom bekend dat te weinig bewegen schadelijk is voor de gezondheid van zowel kinderen als volwassenen. Ondanks dat de positieve effecten van een actieve jeugd talrijk

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Samenvatting. volume 1 number 01 pages september 18 th published once

Samenvatting. volume 1 number 01 pages september 18 th published once Samenvatting volume 1 number 01 pages 125-129 september 18 th - 2008 published once 125 Samenvatting In dit proefschrift, getiteld, Obsessie. De genetische en omgevingsarchitectuur van obsessieve-compulsieve

Nadere informatie

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis SAMENVATTING General Personality Disorder H. Berghuis Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift.

Nadere informatie

Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen

Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen Wanneer de vlag de lading niet meer dekt: over het gebruik van labels voor stoornissen Het moeilijke kind stelt ons vragen: Wie is de volwassene is die hem of haar zo moeilijk vindt? Met welke ver(w)achtingen

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING 143. Nederlandse samenvatting

NEDERLANDSE SAMENVATTING 143. Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING 143 Nederlandse samenvatting 144 NEDERLANDSE SAMENVATTING De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt dat psychische gezondheid een staat van welzijn is waarin een individu zich

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Proefexamen PsBK3. Centraal Exameninstituut Complementaire Zorg

Proefexamen PsBK3. Centraal Exameninstituut Complementaire Zorg Proefexamen PsBK3 Centraal Exameninstituut Complementaire Zorg Dit proefexamen PsBK3 bestaat uit 2 cases met bijbehorende open vragen. Het werkelijke examen PsBK3 bestaat uit 6 cases met bijbehorende open

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Inleiding Na een periode waarin de oorzaak van psychiatrische aandoeningen veelal werd gezocht in omgevingsfactoren zoals een ongunstig opvoedingsklimaat, is er tegenwoordig weer

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) SAMENVATTING Jaarlijks wordt 8% van alle kinderen in Nederland prematuur geboren. Ernstige prematuriteit heeft consequenties voor zowel het kind als de ouder. Premature

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Genderdysforie in kinderen: Oorzaken en Gevolgen Chapter ELEVEN De studies, beschreven in dit proefschrift, richten zich op vier thema s. De eerste hoofdstukken beschrijven twee

Nadere informatie

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod U bent niet de enige Een op de tien Nederlanders heeft te maken met een persoonlijkheidsstoornis of heeft trekken hiervan. De Riagg Maastricht is gespecialiseerd

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

GENERATIE 2020 E E N BLIK OP DE RESULTATEN

GENERATIE 2020 E E N BLIK OP DE RESULTATEN S TELLEN VOOR GENERATIE 2020 E E N BLIK OP DE RESULTATEN EVEN VOORSTELLEN.. M A RIE - L OTTE VA N BEVEREN K L I N I S C H P S YCHOLOOG, D OCTORAATSSTUDENT M A RIELOTTE.VA N B EVEREN@UGENT.BE DE ADOLESCENTIE

Nadere informatie

212

212 212 Type 2 diabetes is een chronische aandoening, gekarakteriseerd door verhoogde glucosewaarden (hyperglycemie), die wereldwijd steeds vaker voorkomt (stijgende prevalentie) en geassocieerd is met vele

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog i.o./onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog i.o./onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog i.o./onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Film: fragmenten Iedereen depressief (VPRO) - Depressie groot

Nadere informatie

Stress en Psychose 59 Noord. Stress and Psychosis 59 North. A.N.M. Busch

Stress en Psychose 59 Noord. Stress and Psychosis 59 North. A.N.M. Busch Stress en Psychose 59 Noord Stress and Psychosis 59 North A.N.M. Busch Prevalentie van Subklinische Psychotische Symptomen en de Associatie Met Stress en Sekse bij Noorse Psychologie Studenten Prevalence

Nadere informatie

Een depressie. P unt P. kan u helpen. volwassenen

Een depressie. P unt P. kan u helpen. volwassenen Een depressie P unt P kan u helpen volwassenen Iedereen is wel eens moe, somber en lusteloos. Het is een normale reactie op tegenvallers, een verlies en andere vervelende gebeurtenissen. Wanneer dit soort

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Cannabisgebruik en stoornissen in het gebruik van cannabis in de adolescentie en jongvolwassenheid. Cannabis is wereldwijd een veel gebruikte drug. Het gebruik van cannabis is echter niet zonder consequenties:

Nadere informatie

Psychisch of Psychiatrie? 12-06-2012

Psychisch of Psychiatrie? 12-06-2012 Wat is een psychische stoornis? Een psychische stoornis is een patroon van denken, voelen en gedrag dat binnen de geldende cultuur ongebruikelijk is. Het patroon veroorzaakt last bij de persoon zelf en/of

Nadere informatie

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN amenvatting Dit proefschrift gaat over het diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen (P) in adolescenten, de ziektelast die adolescenten en volwassenen met een (borderline) persoonlijkheidsstoornis

Nadere informatie

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant

Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Preventie van depressie bij adolescenten: wat is de beste weg? Dr. Daan Creemers Gz-psycholoog/onderzoekscoordinator K&J GGZ Oost Brabant Film: fragmenten Iedereen depressief (VPRO) Wat is een depressie?

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie