DE HOUDING VAN DE BOEREN IN BERGEYK TEGENOVER DE LANDBOUWVOORLICHTING

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "DE HOUDING VAN DE BOEREN IN BERGEYK TEGENOVER DE LANDBOUWVOORLICHTING"

Transcriptie

1 J. G. M.HELDER DE HOUDING VAN DE BOEREN IN BERGEYK TEGENOVER DE LANDBOUWVOORLICHTING BULLETIN Nr. 5 AFDELING SOCIOLOGIE EN SOCIOGRAFIE VAN DE LANDBOUWHOGESCHOOL WAGENINGEN 964

2 Inhoud HOOFDSTUK HOOFDSTUK HOOFDSTUK HOOFDSTUK HOOFDSTUK HOOFDSTUK HOOFDSTUK I II III IV V VI VII HOOFDSTUK VIII BIJLAGE I BIJLAGE II BIJLAGE III Voorwoord Inleiding en probleemstelling Methode en opzet van het onderzoek. De vragenlijst. De paarsgewijze vergelijkingen 3. Het gebied van onderzoek 4. De steekproef De voorlichtingsmedia. De landbouwbladen, plaatselijke advertentiebladen en voorlichtingsbrieven. De lezingen, praatavonden en demonstraties 3. De Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst 4. De onderlinge communicatie De houding tegenover de ruilverkaveling Problemen en onderwerpen waarover de boeren voorlichting wenselijk achten Enige eigenschappen van de boeren in het onderzochte gebied Samenvatting Suggesties Geraadpleegde literatuur De vragenlijst De methode van de paarsgewijze vergelijkingen Tabellen (63) 3

3 Voorwoord Bij de opstelling van voorlichtingsprogramma's in streekverbeteringsgebieden is het niet ongebruikelijk dat begonnen wordt met de analyse van de landbouwkundige situatie van het gebied. Voor de opstelling van een goed voorlichtingsprogramma ishet echter niet alleen van belang om de objectieve situatie te kennen, maar een inzicht in de wijze waarop de betrokken boeren deze situatie zien en in de waarde die zij toekennen aan de verschillende voorlichtingsmethoden is zeker niet minder belangrijk. Het is de verdienste van de streekverbeteringscommissie van het gebied Bergeyk e.o. geweest, dat zij dit hebben ingezien. Voor een onderzoek hiernaar beschikte men slechts over beperkte middelen, terwijl men bovendien op korte termijn over de resultaten moet kunnen beschikken, opdat dit onderzoek een basis zou kunnen vormen voor de activiteiten, die de streekverbetering in dit gebied zou gaan ondernemen. Daarom is besloten dat de heer J. G. M. Helder hier een ingenieursscriptie over zou schrijven onder leiding van mijn medewerker Dr. Ir. A. W. van den Ban. Een belangrijke uitkomst van dit onderzoek is, dat de boeren hier veel meer belangstelling hebben voor voorlichting over bemesting, ruwvoederwinning en planteziekte- en onkruidbestrijding dan voor voorlichting die kan leiden tot een verhoging van hun arbeidseffect. Dit laatste is toch waarschijnlijk noodzakelijk om te kunnen komen tot een belangrijke verhoging van hun inkomen. We mogen echter verwachten, dat voorlichting hierover slechts een gering effect zal sorteren tenzij men er in slaagt om eerst de belangstelling van de boeren te wekken voor het vraagstuk van de arbeidsproduktiviteit. Men krijgt de indruk, dat dit niet alleen voorbergeyk geldt, maar voor tal van zandgebieden in Nederland. Dit is de reden dat ditonderzoek m.i.in een ruimere kring aandacht verdient dan alleen van degenen, die bij de voorlichting in Bergeyk betrokken zijn. E. W. HOFSTEE (65) 5

4 I. Inleiding en probleemstelling In het Zuidelijk deel van de Kempen, gelegen ten Zuid-Westen van Eindhoven, is tegen het einde van 96 de ruilverkaveling Bergeyk" in stemming gebracht en aangenomen. In de loop van het daarop volgende jaar is het gebied van de ruilverkaveling door de Landelijke Raad voor de Landbouwvoorlichting aangewezen als streekverbeteringsgebied. Dit laatste betekent dat er intensievere voorlichting zal worden gegeven, zowel op landbouwkundig als op agrarisch-sociaal en huishoudelijk gebied. Hiervoor zijn extra voorlichters aangesteld. Deze extra voorlichting wordt o.a. gegeven door middel van excursies, demonstraties, cursussen, tentoonstellingen en door het aanwijzen van voorbeeldbedrijven, waar een bepaald aspect van de bedrijfsvoering de bijzondere aandacht van de voorlichtingsdienst krijgt. Om de veranderingen gemakkelijker ingang te doen vinden wordt de bevolking zo veel mogelijk ingeschakeld bij het streekverbeteringswerk. Daarom is uit vertegenwoordigers van de bevolking een streekverbeteringscommissie gevormd, die belast is met het opstellen en uitvoeren van een programma voor de streekverbetering. De Rijkslandbouwconsulent van het consulentschap te Eindhoven is secretaris van deze commissie. Het effect van de landbouwvoorlichting, zoals die tot dusverre is gegeven door de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst in het betreffende gebied, is echter nog niet bijzonder groot. De Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst heeft de indruk, dat de gegeven voorlichting in onvoldoende mate aanslaat en dat een groot deel van de boeren weinig of geen contact heeft met de voorlichtingsdienst. In verband met de intensivering van de voorlichting en de daarmee gepaard gaande aanzienlijke investeringen, achtte de streekverbeteringscommissie het wenselijk een sociologisch onderzoek te laten instellen om wegen te vinden, waarlangs een groter effect van de voorlichting kan worden bereikt. Met name werd gedacht aan een onderzoek naar de houding van de boeren tegenover de bestaande voorlichtingsmedia en de ruilverkaveling, naar hun verwachtingen van de ruilverkaveling en naar de door de boeren zelf gevoelde problemen. Het eerstedeel van deze probleemstelling,namelijk welkeisde houding van de boeren tegenover de bestaande voorlichtingsmedia, heeft tot doel een antwoord te vinden op de vraag welke voorlichtingsmedia het meest effectief zijn. In dit onderzoek wordt nagegaan in welke mate de boeren van de bestaande voorlichtingsmedia gebruik maken en hoe zij deze voorlichtingsmedia waarderen. In hoeverrede boeren de ontvangen voor- (67) 7

5 lichting in de praktijk toepassen, wordt niet onderzocht, omdat dit in het kader van dit onderzoek niet mogelijk was. Aangezien in het gebied van onderzoek een ruilverkaveling is aangevangen, zullen de activiteiten van de voorlichtingsdienst er in belangrijke mate op gericht zijn de boeren op deze gebeurtenissen voor te bereiden, hen behulpzaam te zijn bij denoodzakelijke aanpassing en hen te wijzen op de mogelijkheden die ontstaan als gevolg van de verbeterde externe produktieomstandigheden. Er wordt verondersteld, dat dit met meer vrucht zal kunnen geschieden, wanneer bij deze voorlichting wordt uitgegaan van de opvattingen, welke deboeren hebben over het gebeuren van en demogelijkheden na de ruilverkaveling. Ook dit zal in het onderzoek worden nagegaan. Het psychologisch onderzoek in het algemeen geeft aanwijzingen, dat, door de voorlichting te richten op onderwerpen welke de boeren zelf als problemen zien, of waarover zij zelf voorlichting wenselijk achten, een groter contact van deboeren met devoorlichtingsdienst eneen groter vertrouwen in deze dienst kan worden verkregen. Na voorlichting te hebben gegeven over deze onderwerpen, die objectief niet belangrijk behoeven tezijn, kan wellicht met groter succes de aandacht van de boeren voor de objectief wèl belangrijke problemen worden verkregen. Daarom wordt onderzocht welke problemen de boeren in het gebied zien en over welke onderwerpen zij voorlichting wenselijk achten. Met behulp van de resultaten van het onderzoek naar de vragen van de bovenomschreven probleemstelling, kan de voorlichtingsdienst mogelijk het effect van de voorlichting vergroten. Deze resultaten geven een inzicht in de opvattingen van de boeren over de voorlichtingsmedia en de ruilverkaveling. Hiermede zijn dus enkele aspecten van de denkwijze der boeren onderzocht. Door een onderzoek naar het geheel van de manier van denken van de boeren, naar hun mentaliteit, zou de voorlichting nogbeter afgestemd kunnen worden op deeigen aard van deboeren. Een dergelijk onderzoek zou echter zeer omvangrijk geworden zijn. Bovendien was het de bedoeling van de opdrachtgever op korte termijn enige gegevens te krijgen om een beter gericht voorlichtingsprogramma te kunnen opstellen. Uit vroegere onderzoekingen (zie geraadpleegde literatuur:,, 3, 7, 3) zijn aanwijzingen verkregen, dat de oorzaak van de geringe beïnvloedbaarheid der boeren dikwijls moet worden gezocht in hun traditionele mentaliteit. Hierbij zijn vele voor traditionele boeren kenmerkende eigenschappen gevonden, o.a. voor wat betreft hun houding tegenover de voorlichting en de ruilverkaveling. In dit onderzoek wordt ook nagegaan of er aanwijzingen zijn die duiden op een traditionele mentaliteit van de boeren in dit gebied. Hiervoor wordt vooral aandacht geschonken aan de houding van de boeren tegenover de voorlichting en de ruilverkaveling. De probleemstelling voor het onderzoek in het streekverbeteringsgebied Bergeyk e.o." is nu in de volgende vier punten samen te vatten: 8 (68)

6 . In welke mate gebruiken en waarderen deboeren de bestaande voorlichtingsmedia?. Welke houding nemen de boeren aan tegenover de ruilverkaveling en wat verwachten zij daarvan? 3. Over welke onderwerpen en/of problemen wensen de boeren voorlichting te ontvangen? 4. Zijn er aanwijzingen voor een traditionele mentaliteit van de boeren in het streek verbeteringsgebied? De resultaten van het onderzoek naar deze vier onderdelen van de probleemstelling worden respectievelijk besproken in de hoofdstukken III, IV, V en VI. (69) 9

7 II. Methode en opzet van het onderzoek Om een antwoord te verkrijgen op de gestelde vragen in de probleemstelling is in de maanden februari en maart 963 een enquête gehouden in het gebied van de streekverbetering Bergeyk e.o.". Voor de samenstelling van devragenlijst zijn eerst oriënterende gesprekken gevoerd met enkele willekeurig bezochte boeren in het gebied en met de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst, in het bijzonder met de twee rayonassistenten die in het gebied werkzaam zijn. Voor de definitieve samenstelling van de vragenlijst is tenslotte een proefenquête gehouden. Voor zover de gegevens van dit onderzoek niet afkomstig zijn van de enquête, zijn zij verkregen van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst en van de Plaatselijke Bureauhouder. In de volgende vier paragrafen worden successievelijk de vragenlijst, een in devragenlijst toegepaste scalingmethode, het gebied van onderzoek en de steekproef besproken.. De vragenlijst Deel A van de vragenlijst (de vragenlijst is in zijn geheel opgenomen in bijlage I) heeft betrekking op de mate, waarin de boeren de bestaande voorlichtingsmedia gebruiken en waarderen. Er zijn geen vragen gesteld om de waardering van diverse publikaties te onderzoeken. Tijdens het interview is uit opmerkingen over de publikaties de waardering hiervoor gepeild. Bij het onderzoek naar de mate waarin de voorlichtingsmedia worden gebruikt is niet alleen het bedrijfshoofd, doch ook diens vrouw en eventueel de meewerkende zoon betrokken. In deel Bzijn vragen gesteld om de houding van de boeren tegenover de ruilverkaveling te onderzoeken. Hier zijn enige vragen aan toegevoegd om de mening over de streekverbetering te peilen. Een van deze vragen (vraag 30) heeft tot doel een inzicht te krijgen in de subjectief gevoelde problemen. Met een scalingmethode in deel C van de vragenlijst wordt getracht een inzicht te krijgen in de onderwerpen, waarover de boeren zelf voorlichting wensen te ontvangen. Aangezien bij deze methode een beperkt aantal onderwerpen aan de respondenten wordt voorgelegd, is in deel C nog een vraag opgenomen die de mogelijkheid tot velerlei antwoorden biedt, namelijk een vraag naar de redenen waarom men een goede boer als goed" beschouwt. Hierbij is verondersteld dat de antwoorden aanwijzingen geven voor de onderwerpen, waarvoor de boeren belangstelling hebben. Het laatste deel van de vragenlijst heeft tot doel enige persoonlijke 0 (70)

8 gegevens van de respondenten te verkrijgen en gegevens over enkele aspecten van hun denkwijze, die mogelijk bij de voorlichting van belang kunnen zijn.. De paarsgewijze vergelijkingen Om gegevens te verkrijgen over de onderwerpen waarover de boeren zelf voorlichting wensen te hebben, kan men hun een serie onderwerpen voorleggen met het verzoek deze te rangschikken volgens de voorkeur, diezij ten aanzien van deze onderwerpen hebbenom er voorlichting over te ontvangen. Op grond van vroegere ervaringen werd deze opgave voor de boeren te moeilijk geacht. Indien dit zo is, bestaat het gevaar dat de resultaten niet betrouwbaar zullen zijn. Daarom is de voor de respondenten eenvoudiger methode van de paarsgewijze vergelijkingen toegepast. Volgens deze methode worden de onderwerpen twee aan twee voorgelegd aan de respondenten, dievolgens hetgestelde criterium telkens uit twee onderwerpen moeten kiezen. Aangezien dit onderzoek ten behoeve van de streekverbeteringscommissie werd gedaan, is getracht zowel de volgorde te bepalen in een serie landbouwkundige onderwerpen, als in een aantal onderwerpen van huishoudelijke en agrarisch-sociale aard. Voor het opstellen van de vergelijkingen zijn de volgende onderwerpen gekozen: Landbouwkundige onderwerpen Verhoging van de melkproduktie per koe Bemesting Veevoeding Inrichting bedrijfsgebouwen Planteziekte- en onkruidbestrijding Uitbreiding rundveestapel Uitbreiding pluimveestapel Uitbreiding varkensstapel Ruwvoederwinning Kredietmogelijkheden Huishoudelijke onderwerpen Bad- en douchegelegenheid en hygiëne op de boerderij Kleding Voeding Woning en woningverbetering Keukeninrichting Arbeidsbesparing in de huishouding Moderne huishoudelijke apparatuur Inkomstenbesteding en huishoudkasboek Wassen en strijken Agrarisch-sociale onderwerpen. Bedrijfsopvolging. Beroepskeuze jongens 3. Beroepskeuze meisjes 4. Bedrijfsbeëindiging 5. Vererving 6. Loon voor thuiswerkende kinderen 7. Introuwen van de kinderen bij de ouders (7)

9 Van deze onderwerpen zijn drie afzonderlijke groepen vergelijkingen opgesteld. De eerste twee groepen zijn ter beantwoording voorgelegd aan het bedrijfshoofd; de derde groep aan diens vrouw. Een motivering van de keuze en het aantal onderwerpen is opgenomen in bijlage IL 3. Het gebied van onderzoek Het gebied van de streekverbetering Bergeyk e.o." omvat de gemeenten Bergeyk, Luyksgestel, Westerhoven, Riethoven en het kerkdorp Dommelen, behorende tot de gemeente Valkenswaard. De steekproef is echter niet over dit gehele gebied verspreid, aangezien een der doeleinden van het onderzoek was, het al of niet voorkomen van informele leiders, die voor de onderlinge beïnvloeding van grote betekenis zijn, na te gaan. Hiervoor is het gewenst een bepaald dorp in zijn geheel te onderzoeken. Bij verspreiding van de steekproef over het gehele gebied zou de dichtheid van de respondenten te gering zijn om dit gestelde doel te bereiken. Voor de steekproef zijn nu gekozen de kerkdorpen 't Hof en 't Loo, vallende onder de gemeente Bergeyk. 4. De steekproef In het gebied van de streekverbetering zijn in totaal 579 landbouwbedrijven met meer dan 3 ha, waarvan er 69 zijn gelegen in de gemeente Bergeyk. Nadat hiervan het aantal bedrijven is afgetrokken, dat niet onder de kerkdorpen 't Hof en 't Loo valt en het aantal bedrijven waarvan het bedrijfshoofd zijn hoofdberoep buiten de landbouw heeft, blijven er 44 bedrijven over waaruit de steekproef is genomen. Uit de alfabetische adreslijst van de betreffende bedrijfshoofden is een steekproef genomen van 40 %, door van elke 5 adressen er twee te nemen. Aan de aldus verkregen 58 adressen is een introductiebrief gezonden. In de loop van het onderzoek kon op 6 adressen het interview niet plaats vinden wegens overlijden, of herhaalde afwezigheid of onvoldoende medewerking van de geadresseerde, zodat de 5 geïnterviewden ruim 35 % vormen van het totaal aantal bedrijfshoofden met hoofdberoep landbouwer in 't Hof en 't Loo. De bedrijfsgrootte van de bedrijven van deze 5 respondenten is in bijlage III, tabel, vergeleken met de bedrijfsgroottestructuur in het streekverbeteringsgebied. Het blijkt dat de steekproef voor wat betreft de bedrijfsgroottestructuur aanzienlijk afwijkt van het gehele gebied. De afwijking t.o.v. Bergeyk is echter veel geringer. De nog bestaande verschillen worden waarschijnlijk voor een groot deel veroorzaakt doordat vooral in de groep van 3-9 ha veel bedrijfshoofden hun hoofdberoep buiten de landbouw hebben, zodat ze niet in de steekproef zijn opgenomen. Dat de bedrijven in Bergeyk gemiddeld groter zijn dan in de overige gemeenten wordt enerzijds veroorzaakt door de ontginningen en anderzijds doordat diverse boeren grond in België pachten. Voorts is de theoretische geschooldheid van de respondenten verge- (7)

10 lekenmet die van deboeren uit de Kempen. Het streekverbeteringsgebied maakt ongeveer x fadeel uit van de Kempen. De gegevens van de boeren uit dekempen hebben betrekking op het jaar 955. Uit de tabellen en 3 van bijlage III blijkt dat de steekproef t.a.v. de geschooldheid vrij goed overeenkomt met het geheel van de Kempen, vooral als men er rekening mee houdt dat de geschooldheid van de boeren sinds 955 is verbeterd. In hoofdstuk VI zal blijken dat de wijze van bedrijfsvoering in de Kempen zeer uniform is, zodat de steekproef ook wat dit betreft overeenkomt met het geheel. Op grond van het bovenstaande menen wij te mogen concluderen dat de steekproef voldoende representatief is. (73) 3

11 III. De voorlichtingsmedia. De landbouwbladen, plaatselijke advertentiebladen en voorlichtingsbrieven Voor het onderzoek naar de mate, waarin de boeren gebruik maken van de vakliteratuur is op de eerste plaats een inventarisatie opgemaakt van de lektuur, welke de boeren ontvangen. Voorts is nagegaan, wie van de gezinsleden het landbouwblad lezen, terwijl summiere gegevens zijn verzameld over de mate, waarin de drie in de titel van deze paragraaf genoemde publikaties worden gelezen. In tabel 3. zijn de meest voorkomende publikaties opgenomen. De gegevens over de landbouwbladen zijn volledig. TABEL 3. AANTAL BOEREN DAT ONDERSTAANDE PUBLIKATIES ONTVANGT Boer en Tuinder De Boerderij Plattelands Post Noord-Brabants Landbouwblad Geen landbouwblad (Keur) stamboeker Landbouwgids van enig jaar 4 of 5 voorlichtingsbrieven Advertentieblad De Eyckelbergh" «5 (94%) (77.) (7.) (%) (9%) (3%) (88%) (00%) Er zijn 3boeren (5 %) die Boer en Tuinder" en De Boerderij" ontvangen. Door de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst zijn in het winterseizoen 96/963 vijf voorlichtingsbrieven uitgegeven, waarvan er drie aan alleboeren zijn toegezonden. De 4een de5ebrief zijn slechts aan een beperkte groep toegezonden, die in beide gevallen niet dezelfde was, zodat sommige boeren 3, andere 4 en sommige 5 brieven hebben ontvangen. Het advertentieblad De Eyckelbergh" is in de tabel opgenomen^ omdat daarin regelmatig artikelen van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst verschijnen. Verder ontvangen vrijwel alle boeren het mededelingenblad van de coöperatie. Incidenteel komen nog een drietal andere advertentiebladen voor, waarin voorlichtingsartikelen worden gepubliceerd en enkele publikaties van stamboeken en van diverse veevoederondernemingen. De hoeveelheid vakliteratuur welke de boeren ontvangen is derhalve zeker niet gering. Belangrijker dan de vraag welke literatuur men ontvangt is de vraag in hoeverre dit alles wordt gelezen en door wie. Hiervan geeft tabel 3. een indruk voor wat betreft de landbouwbladen. De 4 (74)

12 mate van lezenis in deze tabel onderscheiden in globaal enintensief.deze onderscheiding berust op een indruk over de mate van lezen, die bij het interview werd verkregen. Wanneer werd gezegd, dat men Boer en Tuinder" zo eens doorbladerde en dat men iets las wanneer het wel interessant leek, is de mate van lezen met globaal" gekwalificeerd. Intensief" betekent dat het landbouwblad toch wel serieus wordt gelezen, voor zover men de artikelen voor zich zelf belangrijk acht. TABEL 3. MATE WAARIN HET WORDT GELEZEN LANDBOUWBLAD DOOR DE G GEZINSLEDEN niet globaal intensief Totaal Man 7 Vrouw Meewerkende zoon S Tabel 3.3 geeft aan hoe regelmatig de artikelen van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst in het advertentieblad De Eyckelbergh" en de voorlichtingsbrieven worden gelezen. TABEL 3.3 MATE WAARIN DE EYCKELBERGH" EN DE VOORLICHTTNGSBRIE- VEN DOOR HET BEDRIJFSHOOFD WORDEN GELEZEN nooit De Eyckelbergh" 7 0 Voorlichtingsbrieven 3 3 soms steeds 35 8 De artikelen van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst in het advertentieblad worden door een groot deel der boeren regelmatig gelezen, veel regelmatiger dan de voorlichtingsbrieven. De 3 respondenten, die de voorlichtingsbrieven nooit lezen, meenden dat zij deze brieven niet kregen. In feite hebben alleboeren 3 brieven gekregen, terwijl 46 boeren 4 of 5 brieven hebben ontvangen. De oorzaak van deze onjuiste mening kan zijn dat deze brieven weinig indruk hebben gemaakt of dat ze niet onder deze naam bekend zijn. Deze laatste veronderstelling is vermoedelijk de meest juiste, omdat voor vele respondenten een nadere omschrijving van devoorlichtingsbrieven moest worden gegeven. Doch deze omschrijving leverde niet inallegevallen eenpositief antwoord op. Daarnaast hebben diverse respondenten, die een negatief antwoord gaven, waarschijnlijk gedacht aan de mededelingen van de waarschuwingsdienst voor planteziekte, zonder dat zij dit uitspraken. Op grond hiervan mag worden verondersteld, dat de voorlichtingsbrieven meer worden gelezen dan uit tabel 3.3 blijkt. Hoewel de cijfers reeds een geringe mate van lezen aantonen, zijn zij vermoedelijk nog geflatteerd wegens de neiging van de respondenten om een goede indruk te maken, hetgeen in enkele gevallen duidelijk kon worden geconstateerd. Dit vermoeden wordt versterkt doordat tijdens de interviews enkele malen de verzekering werd gegeven dat op heel wat (75) 5

13 plaatsen het adresbandje niet van Boer en Tuinder" af kwam, terwijl in feite slechts respondenten hebben medegedeeld, dat het landbouwblad door niemand van het gezin werd gelezen. Een andere aanwijzing voor dit vermoeden berust op het aantal boeren dat opgeeft regelmatig deeerste pagina van Boer en Tuinder", d.w.z. artikelen van economischpolitieke aard te lezen. TABEL 3.4 AANTAL BOEREN NAAR DE FREQUENTIE WAARMEE ZIJ ARTIKELEN VAN ECONOMISCH-POLITIEKE AARD LEZEN IN HUN LANDBOUW- BLAD In ieder nummer van het landbouwblad In van de nrs. van het landbouwblad In van de 3 nrs. van het landbouwblad In van de 4 nrs. van het landbouwblad In geen nummer van het landbouwblad 4 Van de 5 respondenten hebben er 4 opgegeven dat zij deze artikelen regelmatig lezen. Voor lezers met alleen lager onderwijs of Algemene Landbouwcursus of Lagere Landbouwschool is deze lektuur echter vrij moeilijk te begrijpen. (Verg. v. d. Ban, 963, pag. 00 e.v.) Diverse boeren merkten ook op dat Boer en Tuinder" moeilijk te lezen is. Er zou dan een grote belangstelling voor het onderwerp nodig zijn om deze artikelen regelmatig te lezen. Om de mate van lezen nader vast te stellen is aan de respondenten gevraagd welke onderwerpen zij gewoonlijk lezen in hun landbouwblad. Tabel 3.5 geeft deresultaten weer. TABEL 3.5 AANTAL BOEREN EN HUN GEZINSLEDEN DAT OPGEEFT ONDER STAANDE STUKKEN IN HET LANDBOUWBLAD TE LEZEN Korte wenken Rundveehouderij Marktberichten Varkenshouderij Veevoeding Pluimveehouderij Actualiteiten Bemesting Akkerbouw Mechanisatie Vrouwenpagina Totaal aantal respondenten Aantal respondenten dat het landbouwblad leest Aantal respondenten dat een onderwerp heeft genoemd Man Vrouw 3 5 ~ Meew. zoon Van de 45 bedrijfshoofden die hun landbouwblad lezen, hebben er geen onderwerp genoemd. Onder de overige 33 was slechts een enkele die zei, dat hij bepaalde artikelen uit interesse las. De meeste belangstelling blijkt te bestaan voor de rubriek korte wenken'". Daarop volgen 6 (76)

14 de marktberichten en de artikelen over de rundveehouderij. De overige onderwerpen zijn veel minder frequent genoemd. De vrouw leest volgens de gegevens vooral de voor haar bestemde rubriek. Enkele vrouwen gaven blijk van een duidelijke interesse voor de pluimveehouderij. De belangstelling van de meewerkende zoons voor het landbouwblad is volgens de gegevens bijzonder gering. Het landbouwonderwijs is er blijkbaar niet goed in geslaagd hiervoor belangstelling aan te kweken. Resumerend kan worden geconcludeerd dat er wel voldoende lectuur bij de boeren aanwezig is, doch dat er weinig wordt gelezen. Voor de plaatselijke krant is de belangstelling groter dan voor de vakliteratuur. De artikelen van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst in het plaatselijke advertentieblad blijken in verhouding nog het meest te worden gelezen.. Lezingen, praatavonden en demonstraties Van het bezoek aan vergaderingen, praatavonden en demonstraties tijdens het winterseizoen 96/963 tot half maart 963geven de volgende tabellen een indruk. TABEL 3.6 AANTAL BOEREN NAAR HET AANTAL VERGADERINGEN DAT ZIJ HEBBEN BIJGEWOOND 0 vergaderingen bijgewoond» )» o ^»» meer dan 4 7 TABEL 3.7 AANTAL BOEREN NAAR HET AANTAL DEMONSTRATIES DAT ZIJ HEBBEN BEZOCHT 0 demonstraties bezocht 4 7 ^»» 3 TABEL 3.8 AANTAL BOEREN, VERDEELD IN LEDEN EN NIET-LEDEN VAN DE VEEVOEDERKERN, NAAR HET AANTAL PRAATAVONDEN VAN DE VEEVOEDERKERN DAT ZIJ HEBBEN BIJGEWOOND leden niet'leden Totaal 0 praatavonden bijgewoond * >i» Totaal Het bezoek aan vergaderingen is niet groot (Verg. v. d. Ban, 963, tabel.5), en het bezoek aan praatavonden en demonstraties is nog geringer. Van de 7 respondenten, die meer dan 4 maal een vergadering hebben bezocht, zijn er 4 bestuurslid van één of meer organisaties. Diverse respondenten merkten zelf op dat het vergaderbezoek zeer gering is en dat speciaal de jonge boeren verstek laten gaan. Naar de (77) 7

15 oorzaken van het geringe vergaderbezoek is geen onderzoek ingesteld. Doch ongevraagd werd enkele malen opgemerkt dat de lezingen op de vergaderingen vaak veel te geleerd zijn, zodat de boeren het niet kunnen volgen. Ook werd opgemerkt, dat de boeren er geen belangstelling voor hebben. Men kaart liever en kijkt liever naar de televisie" en "Er is geen animo om iets aan zijn ontwikkeling te doen". Een dergelijke mentaliteit blijkt ook uit de redenen die men aanvoert voor het wegblijven van vergaderingen, namelijk dat men het te druk heeft, of dat men zo veraf woont. Op de demonstraties werd veel kritiek uitgeoefend. De voornaamste bezwaren zijn, dat de gedemonstreerde werktuigen te duur zijn om zelf aan te schaffen en dat zij onder de boeren al lang bekend zijn. Men heeft blijkbaar de bedoeling van een demonstratie niet begrepen. De bedoeling is een methode te laten zien, die in de praktijk bewezen heeft goed te zijn en die een loonwerker eventueel kan toepassen. Het is echter niet de bedoeling een nieuw werktuig te tonen, dat de boer al of niet moet aanschaffen. Voor een juiste interpretatie van de gegevens zij nog vermeld dat er in het najaar van 96 een drietal demonstraties is georganiseerd in het streekverbeteringsgebied, waarvan een in Luyksgestel, een in Westerhoven en een in Bergeyk, 't Hof. Hoewel het bezoek aan praatavonden niet veel gunstiger is dan het bezoek aan demonstraties, werd op de praatavonden niet veel kritiek uitgeoefend. Een enkeling meende, dat een praatavond een reclameactiviteit van een veevoederfabriek was, doch zeer vaak werd opgemerkt dat men praatavonden beter vond dan lezingen. Dit betreft dan de praatavond als methode. Men kan er met elkaar redeneren, zodat het begrijpelijk is en men er wat van leert. Op de praatavonden heeft men zich bezig gehouden met onderwerpen betreffende de veevoeding. In de voorlichting hierover hebben de boeren echter weinig vertrouwen. Er werd^tenminste veel kritiek op uitgeoefend, die moest dienen als argument voor het niet opvolgen van de adviezen of het niet bijwonen van de praatavonden. Afgezien van de zeer aannemelijke mogelijkheid, dat deze kritiek een rationalisatie is voor een gebrek aan interesse, ontstond door de aard van de kritiek de indruk dat de boeren, wegens hun geringere ontwikkeling, de natuurwetenschappelijke benadering van de veevoeding niet kunnen volgen. Zij kunnen de juistheid van een berekend voederrantsoen niet inzien, zodat het voor hen een kwestie wordt van al of niet geloven van wat er is gezegd op de praatavond. Uit veiligheidsoverwegingen houden zij zich dan toch maar aan de bestaande wijze van voederen, zodat de praatavonden van de veevoederkern voor deze boeren niet veel betekenis hebben. Dit zou, naast een gebrek aan belangstelling, ook een oorzaak kunnen zijn van het geringe bezoek aan de praatavonden. In het algemeen vindt men een praatavond niettemin beter dan een lezing, zoals ook blijkt uit tabel (78)

16 TABEL 3.9 DE MENING VAN DE BOEREN OVER DE BETEKENIS VAN DE VOOR LICHTINGSBIJEENKOMSTEN VOOR HUN BEDRIJF praatavond lezing demonstratie niet belangrijk wel nuttig zeer nuttig onmisbaar geen mening 4 IV Hoewel het de bedoeling was om van de respondenten een oordeel te krijgen over de voorlichtingsbijeenkomsten zoals zij die hebben meegemaakt, heeft het oordeel vermoedelijk enkele malen betrekking op de voorlichtingsbijeenkomsten als methode. Dit geldtspeciaal t.a.v. de praatavonden. De waardering voor de demonstraties blijkt het geringste te zijn. Hierbij moet nog in aanmerking worden genomen dat een demonstratie toch als wel nuttig" werd beoordeeld, ook als uit het voorgaande gesprek bleek, dat men de demonstraties waardeloos vond. De waardering niet belangrijk" vond men blijkbaar te scherp. 3. De Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst Ten aanzien van het contact tussen de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst en de boeren is nagegaan de frequentie waarmede door de boeren advies wordt gevraagd aan de rayonassistent en welke bezwaren zij hebben tegen de voorlichtingsdienst of tegen haar werkwijze. Hoe vaak de boeren advies hebben gevraagd in het jaar voorafgaande aan de enquête is aangegeven in tabel 3.0. TABEL 3.0 AANTAL BOEREN NAAR HET AANTAL MALEN DAT ZIJ IN 96 ADVIES HEBBEN GEVRAAGD AAN DE RAYONASSISTENT 0 keer advies gevraagd: meer dan 4 Aan de 43 respondenten die 0 tot maal contact met de rayonassistent hebben gehad, is gevraagd waarom zij in zo geringe mate advies vragen. Elf van hen hadden daarvoor geen argument. Het antwoord van de overigen is samengevat in tabel 3.. TABEL 3. AANTAL BOEREN DAT EEN BEPAALD ARGUMENT OPGEEFT VOOR HUN GERINGE CONTACT MET DE RAYONASSISTENT geen advies nodig gehad 0 de voorlichtingsdienst adviseert vaak onjuist 4 weet het zelf beter of even goed als de rayonassistent 4 de rayonassistent ligt me niet het vragen van advies schiet er bij in (79) 9

17 Dit betreft de eigen redenen voor het geringe contact met de voorlichtingsdienst. Vervolgens is aan de respondenten gevraagd of zij bepaalde (zie tabel 3.) argumenten voor het geringe contact in het algemeen al of niet juist vonden. TABEL3. MENING VAN DE BOEREN OVER ENKELE ARGUMENTEN VOOR HET GERINGE CONTACT MET DE VOORLICHTINGSDIENST IN HET ALGE MEEN juist soms on. geen juist juist mening De adviezen zijn te theoretisch 6 II 6 9 De adviezen zijn te duur 5 4 Ik heb geen adviezen nodig omdat ik het zelf wel weet Tenslotte is gevraagd of men nog andere bezwaren kende tegen de voorlichtingsdienst als reden voor het geringe contact. De antwoorden op deze vraag zijn samengevat in tabel 3.3. TABEL 3.3 AANTAL BOEREN DAT EEN NIET VOOR HEN ZELF GELDENDE REDEN OPGEEFT VOOR HET GERINGE CONTACT TUSSEN DE BOEREN EN DE VOORLICHTINGSDIENST geen vertrouwen in de voorlichtingsdienst 0 geen vertrouwen in de persoon van de voorlichter 6 geen voorlichting nodig 5 men geneert zich om advies te vragen 3 geen bezwaren bekend 8 Het contact met de voorlichtingsdienst is zeer gering. Van de 5 respondenten hebben er 4 (46 %) niet één keer advies gevraagd aan de rayonassistent in het jaar voorafgaande aan het onderzoek. Door 9 respondenten (37 %) is of maal om advies gevraagd. Het meest genoemde argument voor dit geringe contact is, dat men geen voorlichting nodig heeft (zie tabel 3.). Volgens tabel 3.3 zijn er 8 respondenten, die geen bezwaren kennen tegen de voorlichtingsdienst als reden voor het geringe contact. Dit kan betekenen, dat zij niet inzien waarom de boeren vaker advies zouden moeten vragen en dat zij dus ook van mening zijn, dat meer contact met de rayonassistent niet nodig is. Hiermee is in overeenstemming de indruk die tijdens de interviews werd verkregen, namelijk dat men de rayonassistent ziet als een soort dokter. Gaat alles min of meer naar wens, dan heeft men geen behoefte aan voorlichting. Alleen als er iets fout gaat wordt de rayonassistent er bij geroepen. Zeer algemeen was de uitdrukking"... de rayonassistent heeft voorgeschreven...", alsof hij een recept voorschreef. Onder de 44 gevallen, waarin volgens opgave om advies is gevraagd, waren er 3 voor een geval van planteziekte. Over het daarop volgende meest genoemde onderwerp, gebouwen, is 5 maal advies gevraagd en 0 (80)

18 over bemesting 4 maal. Een tiental andere onderwerpen is of maal genoemd. Uit de tabellen 3. en 3.3 blijkt dat een deel der boeren weinig vertrouwen heeft in de voorlichtingsdienst. Dit kwam vooral tot uiting in de verwijten die men de voorlichtingsdienst maakte over de advisering tot pluimvee- en varkenshouderij vóór 96, het jaar waarin op deze bedrijfstakken door de lage prijzen zware verliezen zijn geleden. Dat vele boeren, die geen enkel risico konden dragen, met de pluimvee- of varkenshouderij zijn begonnen en in 96 slechts zware schulden overhielden, wijt men aan de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst. Men concludeerde dan: Voorlichting is oplichting" en Als de voorlichting de laatste drie jaar was weggebleven, stonden de boeren er nu beter voor". Verder zijn er boeren die over de gegeven adviezen denken: Als je alles moet volgen wat de voorlichting zegt, kost het veel geld". Het idee dat de opvolging van de adviezen voor de boeren duur is, blijkt ook uit tabel 3., waarin het betreffende argument vaker als juist wordt beoordeeld dan de andere argumenten. Voorts zijn door enkele boeren argumenten genoemd, die blijk geven van een gering vertrouwen in de persoon van de voorlichter. Men vindt deze man te jong en men vindt dat hij geen praktische ervaring heeft. Wat zou hij derhalve weten. Een respondent meende: De rayonassistent moest eigenlijk 5 jaar in het gebied blijven en geen boek meer inzien". Dit geringe vertrouwen betekent echter niet dat men de rayonassistent afwijst. Zeer vaak werd de wens uitgesproken dat hij ook ongevraagd eens langs moest komen. Als hem voor een bepaald geval om advies wordt gevraagd, heeft men er geen bezwaar tegen om met hem ook over het gehele bedrijf te praten. Men staat derhalve wel open om hem te ontvangen, doch hij zal eerst als persoon geaccepteerd moeten worden door de boeren, voordat zij vertrouwen stellen in zijn vakkennis. Daarnaast werd echter ook veel waardering uitgesproken voor de voorlichtingsdienst en voor de persoon van de voorlichter. Uit tabel 3.4 blijkt dat men de betekenis van het werk van de voorlichtingsdienst over het algemeen wel inziet. Hierbij moet worden opgemerkt dat een gunstige beoordeling vaak ook werd gegeven, nadat er in het voorafgaande gesprek nogal wat kritiek op de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst was uitgeoefend. TABEL 3.4 DE BETEKENIS WELKE DE BOEREN HECHTEN AAN HET WERK VAN DE RLVD VOOR ZICH ZELF EN VOOR HET GEBIED Betekenis Voor zich zelf Voor het gebied Niet belangrijk Wel nuttig Zeer nuttig Onmisbaar Geen mening De betekenis van het werk van de voorlichtingsdienst acht men groter (8)

19 voor het gebied dan voor zich zelf. Om het gevoel van eigenwaarde te bewaren zal men de betekenis voor zich zelf wellicht iets lager achten. Vermoedelijk zal men daarom ook minder gauw advies vragen aan de voorlichtingsdienst. In bijlage III, tabel 4 zijn de meningen van de boeren, die zijn weergegeven in de tabellen 3. t/m 3.4, vergeleken met de mate, waarin zij om advies vragen. Het blijkt, dat naarmate de boeren minder contact hebben met de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst zij: Ie. in meerdere mate zeggen geen advies nodig te hebben, of hun houding motiveren door kritiek op de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst uit te oefenen; e. in meerdere mate de genoemde bezwaren tegen de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst juist achten; 3e. minder algemeen geldende redenen noemen voor het geringe contact met de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst; 4e. de betekenis van het werk van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst voor hun bedrijf minder belangrijk achten; 5e. vaker geen mening hebben over de gestelde vraag. Het is vermoedelijk zo, dat de boeren die geen advies vragen, inderdaad geen behoefte aan voorlichting denken te hebben, doch anderzijds voelen dat de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst er niet voor niets is. Hun houding motiveren zij dan door kritiek uit te oefenen op de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst - vaak gebaseerd op een vroeger eens opgedane ervaring, of bij anderen geconstateerde gebeurtenissen - en door niet veel betekenis te hechten aan het werk van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst. Het valt daarbij tevens op dat weinigen van hen algemeen geldende redenen noemen als oorzaak van het geringe contact en dat velen van hen geen mening hebben over enkele gestelde vragen. De resultaten samenvattend kan worden gesteld dat het contact met de voorlichtingsdienst zeer gering is. De belangrijkste oorzaak daarvoor is, dat men eenvoudig geen behoefte aan voorlichting heeft. Men is zich blijkbaar niet bewust dat het ook anders of beter kan. De boeren, die helemaal geen contact hebben met de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst, rationaliseren hun houding door te stellen, dat zij geen vertrouwen hebben in deze dienst. Doch over het algemeen staat men zeker welwillend tegenover de voorlichtingsdienst. 4. De onderlinge communicatie Het belangrijkste doel bij het nagaan van de onderlinge communicatie was het al of niet bestaan van boeren, aan wie door velen advies wordt gevraagd, aan te tonen. Aan de respondenten is gevraagd om twee boeren te noemen met wie zij gaan praten, als zij van plan zijn iets op hun bedrijf te veranderen. Tabel 3.5 geeft de resultaten weer. (8)

20 TABEL 3.5 AANTAL BOEREN DAT AL OF NIET MET VERSCHILLENDE RELATIES PRAAT OVER VERANDERINGEN OP HET EIGEN BEDRIJF Geen relatie genoemd 0 Familie 4 Buren 0 Anderen 8 De 4 respondenten die met een familierelatie praten, hebben geen namen, doch 'vader', 'oom' etc. opgegeven. Onder de 0 respondenten die met hun buren praten zijn er enkele die 'buurman' hebben opgegeven, terwijl van de overige opgegeven namen door middel van de adressen is vastgesteld dat zij aan buren toebehoren. Onder de namen, die de respondenten in de laatste groep van de tabel hebben opgegeven, kunnen ook nog namen van familierelaties van de betreffende respondenten voorkomen. Er zijn in totaal 5 namen opgegeven, waarvan twee namen elk tweemaal zijn genoemd. Uit deze gegevens kan geen enkele aanwijzing worden gevonden voor het bestaan van een informele leider voor wat betreft de wijze van bedrijfsvoering. De vraag om twee boeren uit de omgeving te noemen die men als de beste hoeren beschouwt, heeft geen resultaten opgeleverd, omdat de meeste respondenten bezwaar hadden tegen het noemen van namen. Onder de 9 namen die toch nog zijn genoemd komt de naam van één, volgens moderne opvattingen, goede boer driemaal voor. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat men wel ziet welke boeren de goede boeren zijn en dat men op de bedrijfsvoering van deze boeren let, ook al zou volgens de 'dorpsmening' deze bedrijfsvoering worden afgekeurd. Men is echter nog niet zo ver dat men met deze boeren over het eigen bedrijf gaat praten. Er is zelfs sprake van een zekere aversie tegen het vragen van advies aan andere boeren. Wellicht omdat men dit voelt als een verlies van prestige. Opmerkingen als: Je moet het alleen weten" en Ik weet het zeker zo goed als de anderen" wijzen hierop. Andere opmerkingen als: Andere boeren keuren het gewoonlijk af uit rivaliteit" of De een praat voor zijn eigen voordeel en de ander probeert je te benadelen" duiden op een onderling wantrouwen. Het onderlinge contact is echter zeer intensief. Het zg. 'buurten' iseen druk beoefend gebruik. Volgens een der respondenten was dit vroeger in nog veel sterker mate het geval. Alle boeren gingen te voet naar hun land en onderweg vormde zich een groepje van enkele boeren, die vaak lang met elkaar bleven praten. De versnipperde ligging van de grond noodzaakte ook tot vele wandelingen waarbij men dan weer diverse boeren tegenkwam, met wie men enige tijd bleef buurten. Hoewel dit nu in mindere mate gebeurt, heeft men door de open gezinnen gemakkelijk en veelvuldig contact met elkaar. Nieuwtjes doen dan zeer snel de ronde door het dorp. Wanneer een boer iets nieuws op zijn bedrijf toepast, is het volgens 36 respondenten in à dagen overal bekend, terwijl 5 (83) 3

21 respondenten menen dat het circa een week duurt. (Eén respondent had hierover geen mening.) Uit tabel 3.6 blijkt, dat ook onder de niet-boeren geen plaatselijke leiders voorkomen. TABEL 3.6 AANTAL BOEREN DAT EEN NIET-BOER RAADPLEEGT VOOR EEN VERANDERING IN DE BEDRIJFSVOERING Zaakvoerder Rayonassistent Vertegenwoordiger Geen De zaakvoerder wordt wel geraadpleegd voor die zaken, welke men bij de Boerenbond kan kopen, doch men gaat niet met hem praten overeen aspect van de bedrijfsvoering. Een andere belangrijke factor voor de onderlinge communicatie is de invloed van de gezinsleden op de bedrijfsvoering. De invloed van de vrouw op de bedrijfsvoering is niet onderzocht, omdat het reeds bekend was dat deze invloed zeer groot is. Wel is gevraagd op welke leeftijd een meewerkende zoon invloed krijgt op de beslissingen, die in het bedrijf worden genomen en hoever deze invloed gaat. TABEL 3.7 LEEFTIJD WAAROP DE MEEWERKENDE ZOON GAAT MEEBESLISSEN OVER DE BEDRIJFSVOERING EN DE AARD VAN DIT MEEBESLISSEN Leeftijd waaropde meewerkende zoon meebeslist alleen bemesting Het meebeslissen bemesting + aankoopkoe heeft betrekking op : bemesting + aankoopkoe + investering van ± f geen mening 5 jaar 6 jaar 7 jaar 8 jaar 0 jaar boven 0 jaar loopt uiteen geen mening Totaal Volgens het merendeel der respondenten is dit meebeslissen niet beperkt tot de bemesting. De leeftijd waarop de meewerkende zoon gaat meebeslissen valt in ieder geval vóór het e jaar, doch er is geen bepaalde leeftijd aanwijsbaar die voor de beslissingsbevoegdheid van de meewerkende zoon van belang is. Vermoedelijk hebben zij, die menen dat deze leeftijd uiteen loopt, het meest juiste antwoord gegeven. Vele boeren gaven te kennen, dat zij de betekenis inzagen van het reeds op jeugdige leeftijd laten meebeslissen van een meewerkende zoon. Deze paragraaf samenvattend blijkt dat ergeen invloed op de bedrijfs- 4 (84)

22 voering wordt uitgeoefend door een of meer boeren persoonlijk, doch dat het voorbeeld van de goede boeren op de bedrijfsvoering van de andere boeren wel van enige invloed zou kunnen zijn. Hierbij is het van belang dat er een intensief onderling contact bestaat. De leeftijd waarop de meewerkende zoon gaat meebeslissen in het bedrijf valt voor het e jaar en deze beslissingsbevoegdheid is niet beperkt tot de meer eenvoudige zaken. (85) 5

23 IV. De houding tegenover de ruilverkaveling De houding van de boeren tegenover de ruilverkaveling zal o.a. worden beïnvloed door hetgeen zij van het komende ruilverkavelingsgebeuren weten. Om hierin een inzicht tekrijgen is aan de respondenten * gevraagd welke verbeteringen naar hun mening door de ruilverkaveling tot stand zullen komen. Hierbij is hen tevens gevraagd een onderscheid te maken tussen de verbeteringen in het algemeen en die, welke speciaal voor hen zelf gelden. TABEL 4. AANTAL BOEREN NAAR HET AANTAL DOOR HEN GENOEMDE VER BETERINGEN TENGEVOLGE VAN DE RUILVERKAVELING aantal verbeteringen voor het gebied aantal boeren dat verbeteringen noemt: voor zichzelf S Niet iedere respondent is in staat op de gestelde vraag prompt alle verbeteringen te noemen die hij kent. Als er twee of drie zijn genoemd, behoeft dat niet te betekenen, dat de kennis van de respondent daarmee is uitgeput. Voorts is het mogelijk, dat men bepaalde werken niet als verbetering ziet en dat men ze om die reden niet heeft genoemd. Uit de eerste kolom cijfers van tabel 4. kan dan ook worden afgeleid, dat men wel voldoende op de hoogte is van de werken van de ruilverkaveling. Praktisch alle respondenten noemden als verbetering de herindeling van de grond, tot grotere en dichter bij het bedrijfsgebouw gelegen kavels. Verbetering van wegennet en waterlopen werd door ruim de helft van de respondenten genoemd. De tweede kolom van tabel 4. laat zien dat de boeren voor zich zelf iets minder verwachten van de ruilverkaveling dan voor het hele gebied. Men zou verwachten, dat deboeren dan ook meer nadelen in de ruilverkaveling zien voor zich zelf dan voor het hele gebied, doch dit blijkt volgens tabel 4. niet het geval te zijn. In dit hoofdstuk zijn de gegevens van 7 boeren, wier bedrijf niet in het ruilverkavelingsblok, maar wel in het streekverbeteringsgebied ligt, niet verwerkt. 6 (86)

24 TABEL 4. AANTAL BOEREN NAAR HET AANTAL DOOR HEN GENOEMDE NA DELEN VAN DE RUILVERKAVELING aantal nadelen het gebied aantal boeren dat nadelen noemt voor : zich zelf Als nadelen zijn overwegend genoemd de kosten en de mogelijkheid dat men slechtere grond krijgt. De mening van de boeren over het geheel van de ruilverkaveling is samengevat in tabel 4.3. TABEL 4.3 MENING VAN DE BOEREN OVER DE RUILVERKAVELING mening het gebied mening over de ruilverkaveling t.a.v. : zich zelf zeer gunstig wel goed neutraal niet gunstig zeer ongunstig geen mening Hieruit blijkt dat de boeren vrij algemeen de ruilverkaveling als gunstig beoordelen. In zoverre het de boeren zelf aangaat, nemen zij een meer gereserveerde houding aan. Vele respondenten zeiden ook dat zij maar moesten afwachten wat de ruilverkaveling voor hen zou bewerken. De boeren weten derhalve wel wat de ruilverkaveling inhoudt. Over het verloop en de organisatie van de ruilverkaveling blijken zij echter bijzonder weinig te zijn geïnformeerd. Het is hen niet bekend wanneer de werkzaamheden aanvangen, in welke volgorde deze werkzaamheden worden uitgevoerd, hoe lang de ruilverkaveling gaat duren, of bepaalde werken al of niet worden uitgevoerd, wie de ruilverkaveling gaat uitvoeren, hoe de ruilverkavelingscommissie tot stand is gekomen, waarom bepaalde grenzen van het ruilverkavelingsblok zo zijn vastgesteld, op welke manier men te werk gaat bij de kavelindeling, hoe de gang van zaken is bij de boerderijverplaatsing, waarop de kosten zijn begroot, welke mogelijkheden er zijn om in beroep te gaan, of eventuele schade wordt vergoed, welke mogelijkheden er zijn om na de ruilverkaveling grond te kopen etc. Deze onwetendheid omtrent zaken, waar de boeren zeer nauw bij zijn betrokken, uit zich in kritiek, vaak zeer felle en insinuerende kritiek, aan het adres van de ruilverkavelingscommissie en van de gemeente. Deze kritiek is niet gefundeerd en heeft ook niet tot doel de onjuistheid van de ruilverkaveling aan te tonen, maar men wil van degenen, tot wie men deze kritiek richt, meer te weten komen over de ruilverkaveling. Wanneer na het interview werd gesproken over de ruilverkaveling en een en ander werd toegelicht met behulp van het rapport van de Centrale Cultuurtechnische Commissie, verdween de kritiek en ontstond meestal direct een veel welwillender houding tegen- (87) 7

25 over de ruilverkaveling. De behoefte aan voorlichting over de organisatie van de ruilverkaveling kwam bij vrijwel alle interviews tot uiting, hoewel hierover geen vragen zijn gesteld bij de enquête. Een ander aspect van de houding tegenover de ruilverkaveling is op welke wijze de boeren de verbetering van de externe produktieomstandigheden na de ruilverkaveling denken te benutten. In tabel 4.4 zijn de antwoorden op een tweetal vragen, die hierop betrekking hebben, samengevat. De antwoorden, die naast elkaar staan in beide kolommen, zijn afkomstig van dezelfde respondenten. TABEL 4.4 AANTAL BOEREN NAAR VOORGENOMEN VERANDERINGEN IN BE DRIJFSVOERING NA DE RUILVERKAVELING EN NAAR DE WIJZE VAN TERUGVERDIENEN VAN DE RUILVERKAVELINGSKOSTEN Bedrijfsvoering na de ruilverkaveling : intensivering veehouderij meer vee en/of meer varkens en/of meer kippen loonwerk er bij nemen zelfde bedrijfsvoering zelfde bedrijfsvoering zelfde bedrijfsvoering geen idee Aantal Kosten terugverdienen door : intensivering veehouderij meer vee en/of meer varkens en/of meer kippen loonwerk er bij nemen hogere opbrengsten werkdag verkorten geen idee geen idee Achttien van de 35 respondenten willen hun bedrijf na de ruilverkaveling op dezelfde wijze voortzetten als daarvoor. De andere helft wil de verbetering van de externe produktieomstandigheden benutten voor een uitbreiding of intensivering van een bestaand bedrijfsonderdeel. Deze antwoorden werden gegeven, nadat de respondenten was gewezen op de belangrijkste goede gevolgen van de ruilverkaveling. Veel perspectief zag men er echter niet in. Een boer, die geïnteresseerd de eventuele mogelijkheden besprak, is onder de respondenten niet aangetroffen, ook niet onder de jonge boeren. Over de streekverbetering was men helemaal niet geïnformeerd. De boeren wisten alleen dat het gebied streekverbeteringsgebied was en dat er op een of andere manier dus iets verbeterd zou worden. Nadat het doel en de werkwijze van de streekverbetering voor de boeren was uiteengezet, werd hun mening hierover gevraagd. Het antwoord van 30 %> der boeren was dat zij daarover nog geen mening konden geven, 60 "Vo vond het wel gunstig, omdat er nog veel te verbeteren was of omdat je er altijd wat van kon leren. De overige 0 '%> der respondenten was er tegen, omdat zij meenden dat de mensen maar op kosten werden gejaagd. Dit hoofdstuk samenvattend blijkt dat de boeren de ruilverkaveling wel als gunstig beschouwen, doch in zoverre zij er zelf bij betrokken zijn, nemen zij een afwachtende houding aan. Er blijkt een bewuste behoefte te bestaan aan voorlichting over de organisatie van de ruilverkaveling in al zijn onderdelen en het blijkt tenslotte dat men de mogelijkheden na de ruilverkaveling niet duidelijk onderkent. De kennis van de streekverbeteringsplannen is nog zeer summier. 8 (88)

26 V. Problemen en onderwerpen waarover de boeren voorlichting wenselijk achten Hoewel er zeker problemen bestaan en de wijze van bedrijfsvoering in het onderzochte gebied zeker voor verbetering vatbaar is, blijken de boeren zelf zich hiervan niet of nauwelijks bewust te zijn. Zo zij een probleem zien, is dat de geringe hoogte van de melkprijs. Op de vraag, aan welke objecten de streekverbeteringscommissie vooral haar aandacht moet schenken, konden 3 respondenten geen antwoord geven. De andere respondenten hebben tezamen in totaal verschillende onderwerpen genoemd. Verbetering van de veestapel werd 4 maal genoemd; de overige onderwerpen ieder of maal. Deze vraag heeft derhalve geen algemeen gevoelde problemen aan het licht gebracht. De onderwerpen welke de boeren in hun landbouwblad lezen, de mogelijke bedrijfsopzet na de ruilverkaveling en de redenen waarom men een goede boer als 'goed' beschouwt kunnen aanduiden op welke bedrijfsonderdelen de belangstelling van de boeren is gericht. De eerste twee van de genoemde indicatoren geven aan dat de rundveehouderij het meest in de belangstelling staat. Ditzelfde blijkt uit tabel 5., waarin de opgegeven redenen zijn samengevat waarom men een goede boer als 'goed' beschouwt. TABEL 5. HET AANTAL MALEN DAT BEPAALDE ASPECTEN VAN HET BEDRIJF VAN GOEDE BOEREN WERDEN GENOEMD ALS INDICATIE VOOR HET 'GOED' ZIJN VAN DEZE BOEREN Rundveehouderij 30 Grondbewerking 6 Veevoeding 3 Mechanisatie 3 Wijze van bedrijfsvoering Bemesting 3 Akkerbouw 4 Pluimveehouderij Zoals gezegd zijn de in tabel 5. genoemde aspecten een samenvatting van de verkregen antwoorden. Deze hebben t.a.v. de rundveehouderij betrekking op de kwaliteit en de hoeveelheid van het vee en de melkproduktie. Onder 'wijze van bedrijfsvoering' zijn antwoorden samengevat als houdt alles goed bij", gaat met de tijd mee", werkt economisch" en goed bedrijfsleider". De antwoorden welke zijn samengevat onder 'akkerbouw', hebben betrekking op de kwaliteit en de hoeveelheid van de landbouwprodukten. De rundveehouderij staat dus ook volgens deze indicator het meest in de belangstelling van de boeren. Dat een goede boer wordt gewaardeerd om zijn goede wijze van bedrijfsvoering betekent niet dat de respondenten belangstelling hebben voor een rationele bedrijfsvoering of voor verhoging van de produktiviteit. De betreffende antwoorden houden een waardering in voor een boer die alles wat hij doet ook goed doet. M.a.w. een boer die alles tot in de puntjes verzorgt - ook al is dit niet rendabel - zal men prijzen om zijn wijze van bedrijfsvoering. (89) 9

27 Tenslotte is getracht met de methode van de paarsgewijze vergelijkingen een rangorde vast te stellen in drie groepen onderwerpen van resp. landbouwkundige, agrarisch-sociale en huishoudelijk aard, naar de voorkeur van deboerenom over deze onderwerpen voorlichting te ontvangen. De resultaten zijn hieronder grafisch weergegeven. RANGORDE VAN ONDERWERPEN OP LANDBOUWKUNDIG, AGRARISCH-SOCIAAL EN HUISHOUDELIJK GEBIED, WAAROVER MEN VOORLICHTING WENST meeste voorkeur landbouwk. onderwerpen minste voorkeur agr.-sociale onderwerpen -000 huishoudel. onderwerpen = bemesting 00 = ruwvoederwlnning 53 = planteziekte- en onkruldbestrij ding 353 = verhoging melkproduktie per koe 647 = inrichting gebouwen 676 = veevoeding 90 = kredietmogelijkheden 965 = uitbreiding rundveestapel = uitbreiding varkensstapel 743 = uitbreiding pluimveestapel 000 = bedrijfsopvolging 076 = beroepskeuze jongens 4 = loon voor thuiswerkende kinderen 549 = vererving 596 = beroepskeuze meisjes 683 = bedrijfsbeëindiging 738 = introuwen kinderen bij ouders 000 = arbeidsbesparing in de huishouding = inkomstenbesteding en huishoudkasboek 8 voeding 448 = bad- en douchegelegenheid 67 = woning en woningverbetering 64 = wassen en strijken 686 keukeninrichting 73 = kleding 96 " moderne huishoudelijke apparatuur

28 Voor een juiste interpretatie van de resultaten dient op het volgende te worden gelet:. De schaalwaarde van het onderwerp met de meeste voorkeur is willekeurig gesteld op 000. Deze waarde kan bijvoorbeeld ook op worden gesteld. Dan dient bij iedere andere waarde te worden bijgeteld. Dit betekent dat de schaalwaarden alleen de onderlinge afstand van de voorkeur voor de verschillende onderwerpen aangeven. Men kan dus wel concluderen dat de voorkeur voor onderwerp A groter is t.o.v. C dan t.o.v. B. Doch men kan niet concluderen dat de voorkeur voor onderwerp A x maal groter is t.o.v. C dan t.o.v. B.. De schaalwaarden van de drie groepen zijn onafhankelijk van elkaar berekend. Er bestaat geen enkel verband tussen de schalen van de drie groepen van onderwerpen. 3. Voorts moet bij de interpretatie rekening worden gehouden met mogelijke fouten die de resultaten hebben beïnvloed. De wijze waarop fouten zijn vermeden, die kunnen ontstaan door een bepaalde opstelling van de vergelijkingen en door vermoeidheid van de respondent, is besproken in bijlage II. Een andere oorzaak van fouten is de inconsistentie van de respondenten bij de beoordeling van de vergelijkingen. Voor de drie groepen van vergelijkingen, de landbouwkundige, de agrarisch-sociale en de huishoudelijke, is van x fa deel der enquêteformulieren het aantal inconsistenties bepaald. Per groep en per lijst was het gemiddelde aantal inconsistenties respectievelijk,76,,06 en,76 bij een aantal vergelijkingen van respectievelijk 30 5 en. 4. De toepasbaarheid van de gevolgde berekeningsmethode op de gegevens is getoetst door, uitgaande van de resultaten van de berekening, terug te rekenen tot de gegevens. Het absolute gemiddelde verschil tussen deze afgeleide en de oorspronkelijke gegevens is een maat voor de toepasbaarheid van de methode. Deze verschillen bedragen voor de drie groepen respectievelijk 5,3 /o, 4,4 % en 6,5 %>. Gewoonlijk zijn deze verschillen iets kleiner, namelijk,5 à 3, % voor 0 tot 5 onderwerpen. (6) Gezien het bovenstaande, dient aan de verschillen in schaalwaarde tussen twee onderwerpen, die dicht bij elkaar liggen, niet veel waarde te worden gehecht. De volgorde van de landbouwkundige onderwerpen blijkt samen te hangen met de noodzaak tot investeringen. De eerste vier onderwerpen vereisen vrijwel geen investeringen maar alleen een verbetering van de bestaande methoden. De volgende drie onderwerpen vereisen daarentegen wel financiële uitgaven. De adviezen betreffende de veevoeding werden door de boeren meestal verworpen, omdat zij de rentabiliteit van gekocht veevoeder niet konden inzien. Uitbreiding van een tak van veehouderij middel tot verhoging van de arbeidsproduktiviteit ver- (9) 3

29 eist aanzienlijke investeringen. Wegens de slechte ervaringen met de pluimvee- en varkenshouderij in 96, staan deze onderwerpen waarschijnlijk ver onderaan. Vermoedelijk zien de boeren ook niet in, dat met uitbreiding van de veestapel de arbeidsproduktiviteit, welke laag is in het onderzochte gebied (0, tabel 5), kan worden verhoogd. Bij de onderwerpen van agrarisch-sociale aard staat de bedrijfsopvolging bovenaan. Tijdens de interviews kwam dit probleem inderdaad vaak ter sprake. Speciaal het financiële aspect is een probleem voor vele boeren. De beroepskeuze voor jongens staat ook zeer in de belangstelling. De boeren sturen hun zoons, behalve een eventuele opvolger, naar een niet-agrarische school. Volgens rapport nr. 4 van de Welvaartsstichting Kempenland (), heeft in de Kempen nooit in zo sterke mate een weerstand bestaan tegen een niet-agrarisch beroep als in andere delen van de Brabantse zandgronden. De verklaring hiervoor is, dat wegens de vanouds aanwezige sigarenindustrie, de verschillen in sociale status tussen de sigarenmakers en de overwegend kleine boeren altijd vrij gering zijn geweest. De beroepskeuze voor meisjes en de beloning van de meewerkende kinderen heeft nog niet de belangstelling die men daarvoor zou mogen verwachten. De meeste boeren (6 % en 4 %) vonden een huishoudschool of een naaicursus voldoende voor hun dochters. De anderen (7 /o en 8 %) vonden ULO en HBS een gewenste opleiding. Tegen het introuwen van kinderen bij de ouders had men een grote aversie. Het is mogelijk dat dit introuwen geen probleem is in het onderzochte gebied, zodat het betreffende onderwerp onder aan de rij staat. Doch het is tijdens de interviews enkele malen voorgekomen dat een respondent zei: Nee, daar moeten we niets van hebben. Ik zal dat andere onderwerp maar aanstrepen". Het is niet na te gaan in hoeverre deze interpretatie van invloed is geweest op de resultaten. Bij de huishoudelijke onderwerpen valt het op, dat bovenaan de rij twee abstracte onderwerpen staan. Het onderwerp moderne huishoudelijke apparatuur" staat zeer laag. Een mogelijke verklaring is dat de boerinnen hierbij dachten aan grote uitgaven. Doch ook de aanleg van een douche en verbouwingen van de woning brengen aanzienlijke uitgaven mee. Dat de aanleg van een douche toch nog op de vierde plaats staat vindt zijn verklaring vermoedelijk in het feit dat vele boerinnen een douche zeer wenselijk vinden. De indruk, welke ten aanzien hiervan werd verkregen tijdens de interviews, stemt in ieder geval volkomen overeen met deze verklaring. Op grond van het voorgaande kan men zich afvragen in hoeverre via de huishoudelijke voorlichting de belangstelling voor de landbouwvoorlichting vergroot zou worden. Een huishoudkasboek zou bijvoorbeeld ook de belangstelling voor bedrijfseconomische voorlichting kunnen vergroten; zeker in deze streek waar dikwijls één gezamenlijke kas is voor bedrijf en huishouden en de inkomens vrij laag zijn. 3 (39)

30 VI. Enige eigenschappen van de boeren in het onderzochte gebied In dit hoofdstuk zal worden getracht een verklaring te vinden voor het geringe gebruik, dat de boeren maken van de verschillende voorlichtingsmedia. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de reeds besproken resultaten van het onderzoek en van gegevens uit de literatuur. In de voorgaande hoofdstukken is diverse malen geconstateerd, dat de boeren weinig interesse hebben voor bepaalde zaken die er ter sprake kwamen. Zo toonden zij weinig interesse voor het landbouwblad en voor de voorlichtingsbijeenkomsten. Ook waren er geen boeren die met interesse de mogelijkheden na de ruilverkaveling bespraken. Uiteraard interesseert hen hun eigen bedrijf, hetgeen duidelijk blijkt uit de behoefte aan voorlichting over de ruilverkaveling. Deze belangstelling komt echter voort uit een vrees voor het onbekende. De bestaande situatie ondergaat een verandering en daarom willen zij weten waar ze aan toe zijn. De landbouwbladen, de voorlichtingsbijeenkomsten en de situatie na de ruilverkaveling hebben gemeen, dat zij de aandacht van de boeren richten op verbetering en vernieuwing, dus op verandering. De geringe belangstelling van de boeren voor de vakliteratuur en de voorlichtingsbijeenkomsten zou dus kunnen betekenen dat zij niet zijn ingesteld op veranderingen. Tijdens de interviews is gebleken dat men soms veranderingen afwijst op grond van een gebrek aan financiële middelen. Dan wijst men dus iets af waarvan men wel inziet dat het een verbetering is, maar het kan nu eenmaal niet anders. Anderzijds doet het vaak genoemde argument voor het geringe contact met de rayonassistent, namelijk dat men geen voorlichting nodig heeft, het vermoeden ontstaan, dat de boeren zich niet bewust zijn dat het ook anders en beter kan. En het kan beter. Volgens rapport nr. 4 van de Welvaartsstichting Kempenland (), bijlagen 4 en 7, is op het gemiddelde bedrijf in de Kempen 40 /o van de cultuurgrond in gebruik als grasland en 60 % als bouwland. Van het bouwland wordt 85 ^/o beteeld met granen, waarvan voor rogge, haver, gerst en mengsels respectievelijk 34, 9, 4 en 7 %. Ruim 0 /o wordt met hakvruchten beteeld, voor de helft met aardappelen en voor de andere helft met voederbieten. De gemiddelden per gemeente wijken zeer weinig af van het totaal gemiddelde. Wanneer de procentuele afwijkingen worden omgerekend in oppervlakte-eenheden, voor een bedrijf van ha - de gemiddelde bedrijfsgrootte -, blijken de afwijkingen ook zeer gering te zijn. Zo betekent een afwijking van 5 % in de oppervlakte rogge 5/00 x 60/00 x ha = 0,36 ha. De gemiddelde afwijking voor rogge bedraagt 3,5 /o. Hieruit blijkt dat er, althans tussen de verschillende gemeenten van de (93) 33

31 Kempen, een grote mate van uniformiteit bestaat in het grondgebruik. Uit het verslag van het technisch-economisch onderzoek, dat door de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst in het streekverbeteringsgebied is ingesteld (0), blijkt dat er ook een - soms opvallend - grote mate van uniformiteit bestaat in het grondgebruik tussen de verschillende gemeenten per grootteklasse van de bedrijven en tussen de verschillende grootteklassen. Op grond hiervan mag worden aangenomen dat de bedrijfsvoering vrij uniform is en dat de eerder beschreven wijze van grondgebruik door de meeste boeren wordt toegepast. De exploitatie van het bouwland is dus zeer extensief. Een bouwplan met minder granen, om een goede vruchtwisseling en een hoger intensiteitsniveau te bereiken, is mogelijk (). De melkproduktie is ook aan de lage kant (0, ), terwijl aan de graslandexploitatie ook nog wel een en ander te verbeteren valt. (). Wat het niveau van de bedrijfsvoering betreft, blijven de bedrijven tot 5 ha gemiddeld onder de bedrijfsomvang van 0 produktie-eenheden, welke omvang als minimaal wordt gezien voor de naaste toekomst (0). Men mag aannemen, dat de voorlichtingsdienst de boeren heeft gewezen op een betere wijze van bedrijfsvoering. Dat de boeren deze adviezen niet opvolgen - de aanleiding tot dit onderzoek - geeft grond aan de veronderstelling dat zij niet zijn ingesteld op verandering. De mate van geschooldheid van de boeren is ook een factor die van invloed is op het gebruik dat de boeren maken van de voorlichtingsmedia. Van den Ban () zegt: Dat de boeren die goed landbouwonderwijs gevolgd hebben door meer media bereikt worden is gedeeltelijk het gevolg van het feit, dat zij de berichten, die door deze media worden overgebracht, beter begrijpen". In bijlage III, tabel 5, is de mate, waarin de boeren van de verschillende voorlichtingsmedia gebruik maken, vergeleken met hun theoretische geschooldheid. Het blijkt, dat de boeren met meer onderwijs meer vergaderingen hebben bezocht en meer contact hebben met de rayonassistent. Voor de overige voorlichtingsmedia blijkt dit verband soms minder duidelijk, soms gedeeltelijk en soms niet. In het algemeen is er echter wel uit af te leiden, dat men meer gebruik maakt van de voorlichtingsmedia naarmate de geschooldheid toeneemt. Tabel 3 van bijlage III geeft een overzicht van de geschooldheid der boeren. Het grootste deel der boeren met landbouwonderwijs heeft slechts een algemene landbouwcursus gevolgd. Aan de scholing die de boeren aan de LLS opdoen, moet volgens Van den Ban () ook niet veel betekenis worden gehecht. De jongens volgen dit onderwijs op zeer jeugdige leeftijd en staan daarna nog 0 à 5 jaar onder de invloed van de tradities van hun vader. De theoretische geschooldheid van de boeren is dan ook vrij gering. In bijlage III tabel 5 is de mate waarin de boeren gebruik maken van de verschillende voorlichtingsmedia, ook vergeleken met de beoordeling van hun bedrijfsvoering. Deze beoordeling is gegeven door twee terzake deskundigen, wier beoordelingen in grote mate overeenkwamen. Het 34 (94)

32 cijfer, dat aan iedere boer is toegekend, is het gemiddelde van de twee beoordelingen die hij heeft gekregen. Het blijkt dat de beste groep (beoordeling 7-0) slechts in een deel der gevallen meer gebruik maakt van de voorlichtingsmedia dan de middelmatige groep (beoordeling 6-6V4). Doch de slechtste groep (beoordeling 0-5 s /4), die voorlichting het meest nodig heeft, maakt in alle gevallen duidelijk minder gebruik van de voorlichtingsmedia dan de beide andere groepen. Er blijkt dus een verband te bestaan tussen een laag niveau van bedrijfsvoering en een gering contact met de voorlichting. Het algemeen lage niveau van de bedrijfsvoering en het algemeen geringe contact met de voorlichting houden dan vermoedelijk ook verband met elkaar. Wanneer het voorafgaande wordt gerecapituleerd, blijkt dat een niet ingesteld zijn op verandering een mogelijke verklaring is voor het geringe gebruik, dat de boeren maken van de voorlichtingsmedia. Ook werd een verband geconstateerd tussen de geringe geschooldheid en het lage niveau van bedrijfsvoering enerzijds en een weinig gebruik maken van de voorlichtingsmedia anderzijds. Het geringe contact met de voorlichting, het niet ingesteld zijn op verandering, de geringe geschooldheid, het lage niveau van bedrijfsvoering en ook de besproken uniformiteit van de bedrijfsvoering en de overwegend kleine bedrijven zijn symptomen, die volgens diverse onderzoekers (,, 3, 8, 9, 3) duiden op traditionaliteit. Een ander symptoom van de traditionaliteit, dat nog niet ter sprake kwam, is de onbekendheid met en het geringe begrip van de ontwikkelingen in de maatschappij, waarmee ook samenhangt dat er door de boeren vrijwel geen landelijke dagbladen worden gelezen. Bovendien krijgt men de indruk, dat o.a. door de open gezinsstructuur de boeren regelmatig omgaan met al hun dorpsgenoten en zich hieruit niet bepaalde vrienden selecteren. Een aanwijzing hiervoor is dat men vrijwel altijd een buurman of een familielid aanwees, als men opgaf van anderen adviezen te krijgen. De boeren begrijpen niet waarom het de kleine bedrijven zo slecht gaat. Zij schrijven dit toe aan een politiek van de overheid, die de kleine bedrijven wil doen verdwijnen. Sommige boeren meenden dat dit ook één van de doeleinden van de ruilverkaveling is. Daarbij zien zij niet in, dat deze kleine bedrijven als produktie-eenheid te klein zijn om er een redelijk inkomen mee te verdienen. Het is altijd goed gegaan en waarom zou dat nu niet meer kunnen, is hun redenering. Uit de antwoorden op vraag 43 bleek dat de boeren wel zien dat de lonen de laatste tijd sterk zijn gestegen en verwachten dat deze stijging zich ook in de komende 0 jaar nog wel verder zal voortzetten. Het is dan ook begrijpelijk dat zij op slechts 7 uitzonderingen na vinden dat zij over 0 jaar meer zullen moeten verdienen dan nu. Uit de antwoorden van de 45 boeren die een dergelijke inkomensstijging redelijk achten, bleek echter dat 40 /o van de boeren nog niet inziet dat zij hiervoor ook hun eigen bedrijfsvoering zullen moeten veranderen. Zeventien respon- (95) 35

33 denten meenden dat dit bereikt zou kunnen worden door prijsverhoging en vier zagen er geen mogelijkheid toe of beantwoordden deze vraag in het geheel niet. Zeven zochten het duidelijk in een uitbreiding van hun bedrijf door overgang op tuinbouwgewassen of vergroting van de bedrijf soppervlakte. De overige 7 zochten het in een produktieverhoging en kostprijsverlaging, al dan niet gecombineerd met een prijsverhoging. Dit willen zij dan bereiken door langer te werken, rationeler te werken mede dank zij de ruilverkaveling, beter en/of meer vee te houden. Ook uit deze antwoorden blijkt dus wel dat niet alle boeren in Bergeyk een duidelijk beeld hebben van de wijze, waarop zij hun bedrijfsvoering kunnen aanpassen aan de stijgende arbeidskosten, die het gevolg zijn van de huidige maatschappelijke ontwikkeling. Ook uit hun houding tegenover het landbouwonderwijs blijkt dat zij niet modern zijn ingesteld. Tabel 6. toont dat praktisch alle boeren landbouwonderwijs voor een opvolgende zoon wenselijk achten en 58 % vindt de MLS zelfs de meest gewenste opleiding. TABEL 6. DE GEWENSTE OPLEIDING VOOR DE ZOONS DIE BOER WORDEN NAAR DE MATE VAN GESCHOOLDHEID VAN DE VADERS Aantal boeren Gewenste opleiding voor zoon die boer wordt : naar de mate van geschooldheid L.O. Alg. Lndb. Cursus LLS LLS-MLS ULO-MLS L.O. A.L.C. LLS en MLS Totaal - absoluut Totaal in /o _ - - o Doch in feite waren weinig boeren geneigd hun zoon ook inderdaad naar de MLS te sturen. Vele boeren zeiden dat de MLS eigenlijk wel goed zou zijn, maar dat de jongens geen boer bleven als zij daar naar toe gingen. Daarom hielden zij hun zoon na de LLS thuis, ook omdat zij anders een arbeidskracht zouden missen. Aan de hier beschreven eigenschappen zouden er nog enige kunnen worden toegevoegd, enerzijds om de geaardheid der boeren nader te beschrijven, anderzijds om hun traditionele mentaliteit aan te tonen. Wij menen echter dat met het bovenstaande voldoende aanwijzingen zijn gegeven om een zekere mate van traditionaliteit aannemelijk te maken. In de literatuur (3, 9, 3) is deze mentaliteit voldoende beschreven om er een vollediger beeld van te verkrijgen. Op grond van de genoemde literatuur menen wij te mogen concluderen, dat de traditionele mentaliteit de oorzaak is van het geringe gebruik, dat de boeren maken van de voorlichtingsmedia. 36 (96)

34 VII. Samenvatting De commissie van de streekverbetering Bergeyk e.o." achtte het wenselijk, bij de aanvang van haar werkzaamheden, een onderzoek te laten instellen naar enige aspecten van de denkwijze der boeren, om wegen te vinden waarlangs een groter effect van de voorlichting kan worden bereikt. In het onderzoek is op de eerste plaats nagegaan in welke mate de boeren de bestaande voorlichtingsmedia gebruiken en waarderen. Hierbij bleek dat de vakliteratuur weinig wordt gelezen. De artikelen van de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst in het plaatselijke advertentieblad worden echter door veel boeren regelmatig gelezen. Een mogelijke verklaring hiervoor is, dat deze artikelen kort zijn en betrekking hebben op de plaatselijke situatie. In het algemeen werd de indruk verkregen, dat de boeren zich niet voor hun vakliteratuur interesseren. Het bezoek aan voorlichtingsbijeenkomsten, namelijk lezingen, demonstraties en praatavonden is zeer gering. Ook hiervoor geldt dat de boeren er geen interesse voor hebben. Men vond de lezingen vaak te moeilijk en men begrijpt de bedoeling van een demonstratie niet. De meeste waardering heeft men voor een praatavond, als voorlichtingsmethode. Ook het contact met de rayonassistent is zeer gering. De voornaamste reden voor dit geringe contact is, dat men geen behoefte denkt te hebben aan voorlichting. Men ziet de rayonassistent als een soort dokter, die men alleen te hulp roept als er iets mis is op het bedrijf. De boeren, die geen contact hebben met de rayonassistent, geven hiervoor redenen op, die duiden op een gering vertrouwen in de voorlichtingsdienst en in de persoon van de voorlichter. In het algemeen staat men zeker welwillend tegenover de voorlichtingsdienst. Er blijken in het onderzochte gebied geen boeren voor te komen, die fungeren als adviseur voor de andere boeren inzake de bedrijfsvoering. Men raadpleegt ofwel niemand, ofwel buren of familie. Er zijn wel aanwijzingen dat het voorbeeld van goede boeren van invloed is. Volgens opgave van de boeren hebben de meewerkende zoons reeds voor hun e jaar invloed op de bedrijfsvoering, een invloed die ook betrekking heeft op de meer belangrijke beslissingen. In het onderzoek is voorts de houding van de boeren tegenover de ruilverkaveling nagegaan. Hierbij bleek, dat zij wel ongeveer weten wat er gaat gebeuren en dat zij een welwillende, maar ook afwachtende houding aannemen. Doch er blijkt grote behoefte te bestaan aan voorlichting over de organisatie van de ruilverkaveling. De onwetendheid hieromtrent is oorzaak van veel scherpe kritiek jegens de ruilverkave- (97) 37

35 lingscommissie en de gemeente. De verwachtingen welke de boeren hebben van de ruilverkaveling zijn niet hooggestemd.zij geloven wel dat de ruilverkaveling een verbetering zal brengen, maar enig enthousiasme werd hierover niet geconstateerd. Men ziet ook de mogelijkheden niet. Tenslotte is nagegaan of de boeren bepaalde problemen zien in hun streek en over welke onderwerpen zij voorlichting wenselijk achten.»algemeen gevoelde problemen zijn daarbij niet aan het licht gekomen. Volgens een drietal indicatoren blijkt dat debelangstelling der boeren het meest uitgaat naar de rundveehouderij. Met behulp van een scaling methode is voorts een volgorde bepaald in drie series onderwerpen van respectievelijk landbouwkundige, agrarisch-sociale en huishoudelijke aard, naar de voorkeur van de boeren en boerinnen om er voorlichting over te ontvangen. Bij de landbouwkundige onderwerpen blijkt een voorkeur te bestaan voor die onderwerpen, die geen financiële uitgaven vergen. Bij de agrarisch-sociale onderwerpen staan de bedrijfsopvolging en de beroepskeuze van de jongens ver bovenaan. Met behulp van de resultaten van dit onderzoek en van vroegere onderzoekingen is getracht een verklaring te vinden voor de geringe beïnvloedbaarheid van de boeren. Op grond van diverse aanwijzingen menen wij te mogen concluderen, dat deze verklaring gevonden wordt in een zekere mate van traditionaliteit. 38 (98)

36 VIII. Suggesties Het eerste deel van de aanbevelingen, waar wij ons hier aan wagen, zal gaan over de voorlichtingsmedia; het tweede deel over de inhoud van de voorlichting. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de boeren nog in zekere mate een traditionele mentaliteit hebben. Uit het onderzoek is gebleken, dat het merendeel der boeren de artikelen van derijkslandbouwvoorlichtingsdienst in het plaatselijke advertentieblad regelmatig leest en dat zij van de voorlichtingsbijeenkomsten de praatavond, als voorlichtingsmethode, het meest waarderen. De achtergrond hiervan is vermoedelijk, dat de artikelen in het advertentieblad betrekking hebben op de plaatselijke situatie en dat zij kort zijn. De praatavond waardeert men het meest, omdat men dan met elkaar kan praten. De landbouwbladen en de lezingen vindt men te moeilijk en het interesseert de boeren ook niet. Ook is geconstateerd, dat er wellicht enige invloed uitgaat van het voorbeeld van goede boeren. De voorlichtingsmedia, waarmee onzes inziens het meeste succes kan worden bereikt t.a.v. de beïnvloeding van de boeren, zijn dan ook het streekverbeteringsblad, de praatavonden en de voorbeeldbedrijven. Deze drie media zijn groepsmedia, die een grotere invloed hebben op de verandering van de groepsnormen, dan door middel van een persoonlijke beïnvloeding kan worden bereikt. Bij traditionele boeren gaat het er juist om hen te doen afwijken van groepsnormen t.a.v. de bedrijfsvoering, die gericht zijn op behoud van het bestaande. Excursies zullen om dezelfde reden ook een grotere invloed hebben dan individuele voorlichtingsmethoden. Bij de bespreking van de inhoud van de voorlichting kunnen we een onderscheid maken in de doeleinden die op korte termijn en die welke op lange termijn bereikt moeten worden. Daarbij moet worden gewezen ophetgeen Van den Ban zegt (), namelijk dat het in het algemeen bijzonder moeilijk is een verandering te bereiken op een gebied, waar de voorgelichten geen behoefte aan verandering gevoelen". Wij menen geconstateerd te hebben dat de boeren in het onderzochte gebied geen behoefte aan verandering gevoelen. Deze behoefte zal eerst gewekt moeten worden en dat vraagt tijd. Daarom heeft voorlichting, die er op gericht is het gedrag van de boeren direct te veranderen, op dit moment geen zin. Wel is een behoefte geconstateerd aan voorlichting over de organisatie van de ruilverkaveling. Ook vroegen vele boeren zich af waarom het de kleine bedrijven zo slecht gaat. Uit veel gesprekken bleek dat de boeren de indruk hebben dat zij door de overheid in een hoek worden gedrukt. Zij begrijpen de achtergrond niet (99) 39

37 van bepaalde maatregelen en verschijnselen die voor hen van belang zijn en die ergens buiten hun eigen wereld worden geregeld. De onderwerpen waar zij het liefste voorlichting over willen ontvangen mogen geen uitgaven meebrengen enmoeten gericht zijn op verbeteringen van bestaande methoden. De meeste belangstelling hebben zij voor de rundveehouderij. T.a.v. de agrarisch-sociale voorlichting heeft men behoefte aan voorlichting over bedrijfsopvolging en beroepskeuze van de jongens. In het algemeen bestaat erbehoefte aan informatieve voorlichting. Het lijkt ons dat voorlichting over het bovenstaande op dit moment zinvol is. Met korte en begrijpelijke artikelen in het streekverbeteringsblad, artikelen die 't blikveld van deboeren verruimen, kan onzes inziens veel worden bereikt. Er moeten geen artikelen worden geschreven die de boeren direct tot een verandering van hun bedrijfsvoering willen bewegen. Artikelen over de bedrijfsvoering moeten louter informatief worden geschreven. Niet in de geest van: 'zus en zo moet je het doen', maar 'het komt voor dat het zus en zo gebeurt en dat bevalt wel'. Op de praatavonden zouden deze onderwerpen ook op informatieve wijze kunnen worden besproken. Op de tweede plaats moet ook bij de boeren behoefte aan verandering worden gewekt. Zij moeten gaan inzien dat het anders en beter kan. Excursies, demonstraties en voorbeeldbedrijven zijn hiervoor wellicht de meest geëigende voorlichtingsmedia. Hierbij moet er op worden gelet dat deboeren geen redenen vinden om het nieuwe af te wijzen. Excursies naar gespecialiseerde bedrijven of naar bedrijven op betere gronden of naar grote bedrijven of naar bedrijven waar een serie zoons meewerken, hebbengeen zin.welheeft onzesinziens zin eenexcursie naar een bedrijf, dat overeenkomt met dat van de deelnemers aan de excursie en waar een bepaald aspect van het bedrijf beter wordt uitgevoerd dan op andere bedrijven. Daarbij moeten de boeren met de bedrijfsleider van het bezochte bedrijf kunnen praten. De betere methoden moeten de boeren ook, zonder veel wijzigingen op hun eigen bedrijf, kunnen toepassen. Voor demonstraties is het gewenst in het streekverbeteringsblad het doel en de betekenis van de demonstratie duidelijk uiteen te zetten. Bij de voorbeeldbedrijven werkt het geven van premies misschien juist verkeerd. Van den Ban () meent zelfs, dat door het etiket 'voorbeeldbedrijf' de voorlichtende waarde van dat bedrijf eerder wordt verkleind dan vergroot. Mogelijk is het beter, om zonder veelophef, extra aandacht te geven aan bepaalde goede bedrijven. De onderlinge communicatie is voldoende intensief om een grondige verspreiding van het nieuws van een goede verbetering te bewerkstelligen. Ook de persoonlijke voorlichting moet informatief zijn en de voorlichter moet trachten het vertrouwen van de boeren te winnen. Daarom moet hij de boeren geen verandering opdringen, want dat wekt geen vertrouwen. Hij moet onzes inziens meer boeren bezoeken, hetgeen door de aanstelling van een extra voorlichter ook mogelijk is en daarbij enkel belangstelling tonen voor de boer en zijn bedrijf. Onze ervaring is dat de 40 (300)

MET WELKE BOEREN ZAL DE RAYONASSISTENT CONTACT ZOEKEN?

MET WELKE BOEREN ZAL DE RAYONASSISTENT CONTACT ZOEKEN? MET WELKE BOEREN ZAL DE RAYONASSISTENT CONTACT ZOEKEN? Ir A. W. VAN DEN BAN Afd. Als. Zaken van het Min. L. V. V., gedetacheerd bij de Afd. Sociologie en Sociografie van de Landbouwhogeschool, Wageningen

Nadere informatie

76STE JAARGANG N. R. 8 - APRIL1964

76STE JAARGANG N. R. 8 - APRIL1964 laaijcl'ldovrwitevlïidlig tljdsolxrift 76STE JAARGANG N. R. 8 - APRIL1964 Loonsverhoging en landbouwvoorlichting* V"*^ De loonsverhogingen kunnen in de landbouw opgevangen worden door een daling in het

Nadere informatie

IS DE BEMESTINGSTOESTAND EEN MAAT VOOR HET PEIL VAN DE LANDBOUW IN EEN GEMEENTE?

IS DE BEMESTINGSTOESTAND EEN MAAT VOOR HET PEIL VAN DE LANDBOUW IN EEN GEMEENTE? BIBLIOTHEEK INSTITUUT VOOR 631.8 BODEMVRUCHTBAARHEID GRONINGEN No... /O 7.. ' IS DE BEMESTINGSTOESTAND EEN MAAT VOOR HET PEIL VAN DE LANDBOUW IN EEN GEMEENTE? TH. J. FERRARI Instituut voor Bodemvruchtbaarheid,

Nadere informatie

WELKE BOEREN PASSEN DE ADVIEZEN VAN DE LANDBOUWVOORLICHTINGSDIENST SNEL TOE?

WELKE BOEREN PASSEN DE ADVIEZEN VAN DE LANDBOUWVOORLICHTINGSDIENST SNEL TOE? WELKE BOEREN PASSEN DE ADVIEZEN VAN DE LANDBOUWVOORLICHTINGSDIENST SNEL TOE? Ir. A. W. VAN DEN BAN Afd. Sociologie en Sociografie van de Landbouwhogeschool Het effect van de landbouwvoorlichtingsdienst

Nadere informatie

Nogmaals: De arbeidsbezetting op het gezinsbedrijf

Nogmaals: De arbeidsbezetting op het gezinsbedrijf Nogmaals: De arbeidsbezetting op het gezinsbedrijf. M. VELDHUIS, Landbouw-Economisch Instituut, 's-gravenhage HET ARBEIDSBEZETTINGTYFE Enige tijd geleden stelde Bos () de arbeidsbezetting op het gezinsbedrijf

Nadere informatie

Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu

Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu Effectiviteitonderzoek naar de kennisoverdracht van I&E Milieu SAMENVATTING dr. L.A. Plugge 1, drs. J. Hoonhout 2, T. Carati 2, G. Holle 2 Universiteit Maastricht IKAT, Fac. der Psychologie Inleiding Het

Nadere informatie

Toelichting uitkomsten Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Toelichting uitkomsten Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016 Toelichting uitkomsten Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016 Inleiding Op basis van de Wmo 2015 zijn gemeenten verplicht jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek uit te voeren. De vier Westerkwartiergemeenten

Nadere informatie

Uitgevoerd door Dimensus Huishoudelijke Hulp gemeente Oosterhout 2016

Uitgevoerd door Dimensus Huishoudelijke Hulp gemeente Oosterhout 2016 Uitgevoerd door Dimensus Huishoudelijke Hulp gemeente Oosterhout 2016 Inleiding Met de transities in het sociale domein in 2015 zijn de voorwaarden en criteria voor het verkrijgen van huishoudelijke hulp

Nadere informatie

I. Probleemstelling. a b blz TOEPASSING VAN STEEKPROEVEN B IJ DE ACCOUNTANTSCONTROLE door R. de Koning

I. Probleemstelling. a b blz TOEPASSING VAN STEEKPROEVEN B IJ DE ACCOUNTANTSCONTROLE door R. de Koning TOEPASSING VAN STEEKPROEVEN B IJ DE ACCOUNTANTSCONTROLE door R. de Koning Aan het onderwerp steekproeven bij de accountantscontrole werden enkele jaren geleden in dit blad verschillende artikelen gewijd.

Nadere informatie

HET GEBRUIK VAN SALDO'S BIJ BEDRIJFSBEOORDELING EN BEDRIJFSBEGROTING

HET GEBRUIK VAN SALDO'S BIJ BEDRIJFSBEOORDELING EN BEDRIJFSBEGROTING 631.16 HET GEBRUIK VAN SALDO'S BIJ BEDRIJFSBEOORDELING EN BEDRIJFSBEGROTING Proefstation voor de Akker- en Weidebouw OVERDRUK UIT LANDBOUWVOORLICHTING 16. 6. 288-292. 'S-GRAVENHAGE, JUNI 1959 HET GEBRUIK

Nadere informatie

Gemeente Breda. Proef met LED-verlichting. SSC Onderzoek en Informatie. Achtervang, Bijvang en Uitvang

Gemeente Breda. Proef met LED-verlichting. SSC Onderzoek en Informatie. Achtervang, Bijvang en Uitvang Gemeente Breda SSC Onderzoek en Informatie Proef met LED-verlichting Achtervang, Bijvang en Uitvang Publicatienummer: 1493 Datum: Juli 2008 In opdracht van: Gemeente Breda, Directie Buitenruimte afd. technisch

Nadere informatie

De kostprijs van de melk op de voorbeeld-weidebedrijven

De kostprijs van de melk op de voorbeeld-weidebedrijven 338.5(492) :637.11, /, Jt^ -J-Tf-14' De kostprijs van de melk op de voorbeeld-weidebedrijven W. W1LLEMSEN Proefstation voor de Akker- en Weidebouw, Wageningen In de publikatie Tien jaar voorbeeldbedrijven"

Nadere informatie

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden

Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden Uitspraak Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden Uitspraaknr. : 09-03 Datum : 22 juli 2009 Partijen : de (zorgaanbieder), vertegenwoordigd door de raad van bestuur, mevrouw (naam), hierna aangeduid

Nadere informatie

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk

Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Moerdijk Samenwerkende gemeenten West- Brabant: gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 Definitieve rapportage 4 augustus 2016 DATUM 4 augustus 2016 TITEL Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 ONDERTITEL

Nadere informatie

Moerdük. ge meente. o 80% ervaart de geboden ondersteuning als nuttig RAADSINFORMAT EBRIEF

Moerdük. ge meente. o 80% ervaart de geboden ondersteuning als nuttig RAADSINFORMAT EBRIEF ge meente Moerdük RAADSINFORMAT EBRIEF Van Col van en wethouders Aan de leden van de qemeenteraad Onderuverp Nummer griffie Zaaknummer Documentnummer 7 g ð69 v2q 3q3 Cliëntervaringsonderzoek Wet maatschappelijke

Nadere informatie

Internetpanel over de lokale media

Internetpanel over de lokale media Internetpanel over de lokale media In opdracht van: Afdeling Communicatie Rapportage door: Team Beleidsonderzoek & Informatiemanagement Gemeente Purmerend J. van Poorten november 2008 Verkrijgbaar bij:

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Bedrijfsbegroting naam leerling : oke

Bedrijfsbegroting naam leerling : oke 15 De bedrijfsbegroting Bedrijfsbegroting naam leerling : oke test Omschrijving melkvee Aantal eenheden Per eenheid in euro's Bruto opbrengst Saldo Totaal saldo Berekende rente per eenh. Totaal of % Waarde

Nadere informatie

Reglement cliëntenraad van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland

Reglement cliëntenraad van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland Reglement cliëntenraad van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland De Stichting Samen Veilig Midden-Nederland stelt conform artikel 4.2.4 e.v. van de Jeugdwet een Cliëntenraad in. De cliëntenraad heeft

Nadere informatie

Adviesnota Bestuur datum: 28 augustus 2014

Adviesnota Bestuur datum: 28 augustus 2014 Bijlagenummer 01/10/14/06 Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân Adviesnota Bestuur datum: 28 augustus 2014 Adviesnota voor: (kopieer en plak voor regel van toepassing) X Onderwerp:

Nadere informatie

ENQUÊTE VETERANENDAG. Belangrijkste resultaten

ENQUÊTE VETERANENDAG. Belangrijkste resultaten ENQUÊTE VETERANENDAG Van eind november tot half december 2013 hebben 259 Hengelose veteranen van de jongere generatie (tot en met 60 jaar) de mogelijkheid gehad om een vragenlijst in te vullen over de

Nadere informatie

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017 Gemeente Nederweert Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 30 juni 2017 DATUM 30 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl

Nadere informatie

Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens

Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens April 2016 Gemeente Elburg Gemeente Oldebroek Inhoudsopgave Deel 1. Inleiding 3 Deel 2. Motivatie afval scheiden 4 Deel 3. Afval

Nadere informatie

Deel 2: basisregelingen

Deel 2: basisregelingen Deel 2: basisregelingen Inhoudsopgave 1. Overlegregeling 2. Regeling Tijd- en Plaatsonafhankelijk Werken Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen 2013 1 Overlegregeling Overlegregeling Artikel

Nadere informatie

Advies over de vraag: Wie is de lezer die van het Aangepast Lezen gebruik maakt?

Advies over de vraag: Wie is de lezer die van het Aangepast Lezen gebruik maakt? Advies over de vraag: Wie is de lezer die van het Aangepast Lezen gebruik maakt? 1. Inleiding. De Lezersraad (hierna de Raad) heeft in het Jaarplan 2017 van Bibliotheekservice Passend Lezen (hierna BPL)

Nadere informatie

Versie: 2.0. Update mei 2014 Vastgesteld door: MT Documenteigenaar: Steffie Velthuis Functie: Functie: Jurist Toepassingsgebied: Geheel BJZ

Versie: 2.0. Update mei 2014 Vastgesteld door: MT Documenteigenaar: Steffie Velthuis Functie: Functie: Jurist Toepassingsgebied: Geheel BJZ Kwaliteitshandboek Bureau Jeugdzorg Flevoland Reglement Cliëntenraad Uitgiftedatum: 22 mei 2014 Evaluatiedatum: 22 mei 2016 Vastgesteld op: 2 april 2009 Versie: 2.0. Update mei 2014 Vastgesteld door: MT

Nadere informatie

EVALUATIE VAN DE VOORLICHTING

EVALUATIE VAN DE VOORLICHTING EVALUATIE VAN DE VOORLICHTING OP ACHTERGEBLEVEN WEIDEBEDRIJVEN * Ir. A. W. VAN DEN BAN Afd. Sociologie en Sociografie van de Landbouwhogeschool Twijfel is de eerste stap op de weg naar vooruitgang. De

Nadere informatie

Onderzoek Test website door het Stadspanel Helmond

Onderzoek Test website door het Stadspanel Helmond Onderzoek Test website door het Stadspanel Helmond In januari 2012 is de nieuwe gemeentelijke website de lucht ingegaan. Maanden van voorbereiding en tests gingen daaraan vooraf. Daarbij is bij de projectgroep

Nadere informatie

Eenheid Strategische Ontwikkeling

Eenheid Strategische Ontwikkeling Eenheid Strategische Ontwikkeling Bekendheid gemeentelijke politiek 2006-2009 Bekendheid gemeentelijke politiek 2006-2009 Colofon Uitgave : Eenheid Strategische Ontwikkeling Naam : Jaap Barink Telefoonnummer

Nadere informatie

Hoe vinden nieuwe landbouwmethoden ingang?

Hoe vinden nieuwe landbouwmethoden ingang? Hoe vinden nieuwe landbouwmethoden ingang? Dr. ir. A. W. VAN DEN BAN Afd. Sociologie en Sociografie van de Landbouwhogeschool, Wageningen In 1958 werd in dit tijdschrift een vertaling opgenomen van een

Nadere informatie

Reglement Klankbordgroep cliëntenparticipatie van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland

Reglement Klankbordgroep cliëntenparticipatie van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland Reglement Klankbordgroep cliëntenparticipatie van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland De Stichting Samen Veilig Midden-Nederland stelt conform artikel 4.2.4 e.v. van de Jeugdwet een cliëntenraad in.

Nadere informatie

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer

OORDEEL. Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer Dossiernummer 32-2009 OORDEEL Verzoeker de heer E. namens mevrouw O. te Almelo. Datum verzoek Het klachtenformulier is gedateerd 14 april 2009 en bij het secretariaat ingeboekt op 15 april 2009 onder nummer

Nadere informatie

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 20 juni 2017 DATUM 20 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie Afdeling Onderzoek & Statistiek Gemeente Deventer Karen Teunissen April 2006 Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1 Bekendheid en betrokkenheid 4 Samenvatting 8 Hoofdstuk 2 Communicatie 9 Samenvatting 12

Nadere informatie

OORDEEL OMBUDSCOMMISSIE. Het schriftelijke verzoek van 24 juni 2008 is op 30 juni 2008 ontvangen op het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman.

OORDEEL OMBUDSCOMMISSIE. Het schriftelijke verzoek van 24 juni 2008 is op 30 juni 2008 ontvangen op het secretariaat van de Overijsselse Ombudsman. Dossiernummer 48-2008 OORDEEL OMBUDSCOMMISSIE Verzoeker de heer W. te Almelo Datum verzoek Het schriftelijke verzoek van 24 juni 2008 is op 30 juni 2008 ontvangen op het secretariaat van de Overijsselse

Nadere informatie

In dit document worden de resultaten voor België bij elke vraag afzonderlijk weergegeven en vergeleken met het Europees gemiddelde.

In dit document worden de resultaten voor België bij elke vraag afzonderlijk weergegeven en vergeleken met het Europees gemiddelde. Directoraat-generaal communicatie Directoraat C - Betrekkingen met de burgers EENHEID OPVOLGING PUBLIEKE OPINIE 30/09/2009 EB71.3 EUROPESE VERKIEZINGEN 2009 Postelectoraal onderzoek Landprofiel: Europees

Nadere informatie

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017 Gemeente Cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2016 Onderzoeksrapportage 26 juni 2017 DATUM 26 juni 2017 Dimensus Beleidsonderzoek Wilhelminasingel 1a 4818 AA Breda info@dimensus.nl www.dimensus.nl (076) 515

Nadere informatie

Omnibusenquête deelrapport. Zoetermeer FM

Omnibusenquête deelrapport. Zoetermeer FM Omnibusenquête 2015 deelrapport Zoetermeer FM Omnibusenquête 2015 deelrapport Zoetermeer FM OMNIBUSENQUÊTE 2015 deelrapport ZOETERMEER FM Zoetermeer, 18 december 2015 Gemeente Zoetermeer Afdeling Juridische

Nadere informatie

DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENI- GING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENI- GING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM 09-18 DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENI- GING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM Beweerdelijk onjuiste vraagprijs en te geringe verkoopactiviteiten. Beëindiging opdracht door

Nadere informatie

EUROPESE VERKIEZINGEN Eurobarometer Europees parlement (EB Standard 69.2) Voorjaar 2008 Samenvatting

EUROPESE VERKIEZINGEN Eurobarometer Europees parlement (EB Standard 69.2) Voorjaar 2008 Samenvatting Directoraat-Generaal Communicatie Directoraat C - Betrekkingen met de burgers EENHEID MONITORING PUBLIEKE OPINIE 15/09/2008 EUROPESE VERKIEZINGEN 2009 Eurobarometer Europees parlement (EB Standard 69.2)

Nadere informatie

Voorstel voor een Maatschappelijke Verkenning naar de beleving van het begrip Veiligheid door de inwoners van Maassluis

Voorstel voor een Maatschappelijke Verkenning naar de beleving van het begrip Veiligheid door de inwoners van Maassluis Voorstel voor een Maatschappelijke Verkenning naar de beleving van het begrip Veiligheid door de inwoners van Maassluis Het instrument Een Maatschappelijke Verkenning is een instrument voor de gemeenteraad

Nadere informatie

Financiële opvoeding. September 2007

Financiële opvoeding. September 2007 Financiële opvoeding September 2007 Inhoud INHOUD... 1 1 INLEIDING... 2 1.1 AANLEIDING... 2 1.2 METHODE VAN ONDERZOEK... 2 1.3 ACHTERGRONDVARIABELEN... 3 LEESWIJZER... 4 2 ZAKGELD EN KLEEDGELD... 5 2.1

Nadere informatie

Bijlage uitkomsten dagloonmonitor

Bijlage uitkomsten dagloonmonitor Bijlage uitkomsten dagloonmonitor In verband met de tijd die gemoeid was met implementatie van de wijzigingen is het dagloonbesluit op 1 juni 2013 in werking getreden, na de inwerkingtreding op 1 januari

Nadere informatie

Openingstijden Stadswinkels 2008

Openingstijden Stadswinkels 2008 Openingstijden Stadswinkels 2008 Openingstijden Stadswinkels 2008 René van Duin & Maaike Dujardin Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) december 2008 In opdracht van Publiekszaken afdeling Beleid

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Handen af van onze hulpverleners Een onderzoek naar de campagne

Handen af van onze hulpverleners Een onderzoek naar de campagne Handen af van onze hulpverleners Een onderzoek naar de campagne Project : 22.9015 Ten behoeve van: Stichting Hulp voor Hulpverleners Februari 2013 Achtergrond > Doel: het in kaart brengen van de bekendheid

Nadere informatie

CLIËNTERVARINGSONDERZOEK

CLIËNTERVARINGSONDERZOEK CLIËNTERVARINGSONDERZOEK Huishoudelijke Hulp Gemeente Loppersum Wmo Support Datum: 15 maart 2017 Versie: Definitief 1 Inhoudsopgave 2 Inleiding... 3 2.1 Waarom huisbezoeken?... 3 2.2 Leeswijzer... 3 3

Nadere informatie

1.1 Resultaten oudertevredenheidsonderzoek

1.1 Resultaten oudertevredenheidsonderzoek Rapportage resultaten Oudertevredenheidsonderzoek De Plakkenberg, mei juni 2013 1.1 Resultaten oudertevredenheidsonderzoek Allereerst zullen de resultaten per onderwerp kort worden samengevat. Onder deze

Nadere informatie

Hoofdstuk 6. Gemeentelijke informatievoorziening en Stadskrant

Hoofdstuk 6. Gemeentelijke informatievoorziening en Stadskrant Hoofdstuk 6. Gemeentelijke informatievoorziening en Stadskrant Samenvatting Vergelijkbaar met voorgaande jaren vindt ruim acht op de tien Leidenaren dat de gemeente hen voldoende op de hoogte houdt van

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3 Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 802 woorden 14 februari 2004 5,4 39 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Topniveau 3.5 persuasieve teksten betoog beschouwing Bevat

Nadere informatie

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol? Hoe word ik beter in geschiedenis? Als je beter wilt worden in geschiedenis moet je weten wat er bij het vak geschiedenis van je wordt gevraagd, wat je bij een onderwerp precies moet kennen en kunnen.

Nadere informatie

Klachtenregeling. Klachtenregeling Sensa Zorg versie 1.0

Klachtenregeling. Klachtenregeling Sensa Zorg versie 1.0 Klachtenregeling 1 Voorwoord Deze klachtenregeling bevat informatie over hoe Sensa Zorg onvrede en klachten van cliënten behandeld. Sensa Zorg streeft ernaar een passende oplossing te vinden voor de cliënten.

Nadere informatie

MARKTONDERZOEKVERSLAG. Goldensports, juni 2016

MARKTONDERZOEKVERSLAG. Goldensports, juni 2016 MARKTONDERZOEKVERSLAG Goldensports, juni 2016 Marktonderzoek Golden sports juni 2016 Inleiding In juni 2016 hebben 63 deelnemers van GoldenSports de vragenlijst ingevuld (zie bijlage 1). De vragenlijsten

Nadere informatie

Purmerend, Aan de gemeenteraad van Purmerend, Inleiding en probleemstelling: U ontvangt hierbij voor de 2 e

Purmerend, Aan de gemeenteraad van Purmerend, Inleiding en probleemstelling: U ontvangt hierbij voor de 2 e Purmerend, Aan de gemeenteraad van Purmerend, Inleiding en probleemstelling: U ontvangt hierbij voor de 2 e maal een advies inzake de bezwaarschriften van de heer B.J.H. Brugge, De Goedemeent 15 en de

Nadere informatie

Reglement Cliëntenraad Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant

Reglement Cliëntenraad Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant Reglement Cliëntenraad Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant 1 oktober 2011 Reglement Cliëntenraad van Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant stelt conform

Nadere informatie

Samenvatting. BS De Ridderslag. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Ridderslag. Ouders vinden 'De leerkracht' op school het belangrijkst

Samenvatting. BS De Ridderslag. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Ridderslag. Ouders vinden 'De leerkracht' op school het belangrijkst BS De Ridderslag/ Gouda Samenvatting Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Ridderslag Enige tijd geleden heeft onze school BS De Ridderslag deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel

Nadere informatie

OPVOEDEN KUN JE LEREN Onderzoek 1 naar het opvoeden van kinderen onder ouders in opdracht van het Ministerie voor Jeugd en Gezin

OPVOEDEN KUN JE LEREN Onderzoek 1 naar het opvoeden van kinderen onder ouders in opdracht van het Ministerie voor Jeugd en Gezin OPVOEDEN KUN JE LEREN Onderzoek 1 naar het opvoeden van onder ouders in opdracht van het Ministerie voor Jeugd en Gezin JORIS DE JONGH MSC ODETTE VLEK MSC AMSTERDAM, SEPTEMBER 2009 OPVOEDEN KUN JE LEREN

Nadere informatie

R E G L E M E N T O U D E R R A A D

R E G L E M E N T O U D E R R A A D R E G L E M E N T O U D E R R A A D Begripsbepalingen. Artikel 1. Dit reglement verstaat onder: School: Christelijke basisschool De Hoeksteen, Postbus 13 te Wijk en Aalburg. Bestuur: Ouders: Personeel:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 Herziening van het stelsel van sociale zekerheid BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens

Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens BIJLAGE 2, nr. 248011 Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens April 2016 Gemeente Elburg Gemeente Oldebroek Inhoudsopgave Deel 1. Inleiding 3 Deel 2. Motivatie afval

Nadere informatie

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Leiden ( de Commissie ) was in deze procedure als volgt samengesteld:

De Commissie Wetenschappelijke Integriteit Universiteit Leiden ( de Commissie ) was in deze procedure als volgt samengesteld: A D V I E S Zaak: CWI 2 0 1 5-5 inzake de klacht ingediend door Klager: [naam] tegen Beklaagden: [namen] De Universiteit Leiden ( de Commissie ) was in deze procedure als volgt samengesteld: - mr.dr. M.Y.H.G.

Nadere informatie

Overlegverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Overlegverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Overlegverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard; op voordracht van de dijkgraaf en

Nadere informatie

besluit van het college

besluit van het college besluit van het college dossiernummer 1231 onderwerp Wijziging Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2017 Het college van burgemeester en wethouders van Gouda; gelezen het voorstel van 13 juni

Nadere informatie

Samenvatting. BS Dr Poels/ Kessel-Eik. Resultaten Leerlingtevredenheidspeiling (LTP) BS Dr Poels

Samenvatting. BS Dr Poels/ Kessel-Eik. Resultaten Leerlingtevredenheidspeiling (LTP) BS Dr Poels Samenvatting Resultaten Leerlingtevredenheidspeiling (LTP) BS Dr Poels Eerder dit jaar heeft onze school BS Dr Poels deelgenomen aan de leerlingtevredenheidspeiling. De verkregen gegevens kunnen worden

Nadere informatie

Rapport onderzoek Afgevaardigden

Rapport onderzoek Afgevaardigden 1. Inleiding Op 30 november 2012 (herinnering op 12 december) hebben 28 afgevaardigden en 1 oudafgevaardigde van Badminton Nederland een mailing ontvangen met daarin een link naar de enquête Afgevaardigden

Nadere informatie

Bijlage. Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen

Bijlage. Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen Bijlage Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen Behorend bij het rapport VMBO-opleiding Rijn- en binnenvaart in Nijmegen ; Onderzoek naar de behoefte aan een VMBO-opleiding Rijn-

Nadere informatie

3.Offerte: de door LABEL ME gedane offerte voor het leveren van Diensten.

3.Offerte: de door LABEL ME gedane offerte voor het leveren van Diensten. Algemene Voorwaarden LABEL ME Artikel 1: Definities In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven. 1.LABEL

Nadere informatie

Samenvatting. BS Benjamin/ Brunssum. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Benjamin. Ouders vinden 'Begeleiding' op school het belangrijkst

Samenvatting. BS Benjamin/ Brunssum. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Benjamin. Ouders vinden 'Begeleiding' op school het belangrijkst BS Benjamin/ Brunssum Samenvatting Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Benjamin Enige tijd geleden heeft onze school BS Benjamin deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland

Nadere informatie

EVALUATIE OPPOSITIEPROCEDURE, resultaten enquête

EVALUATIE OPPOSITIEPROCEDURE, resultaten enquête EVALUATIE OPPOSITIEPROCEDURE, resultaten enquête Colofon Datum 11 maart 2010 Onderwerp EVALUATIE OPPOSITIEPROCEDURE Contactgegevens Adres Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom Postbus 90404 2509

Nadere informatie

Werkwijze van de WAR voor de behandeling van subsidieaanvragen bij de TSN en de chronologische

Werkwijze van de WAR voor de behandeling van subsidieaanvragen bij de TSN en de chronologische Werkwijze van de WAR voor de behandeling van subsidieaanvragen bij de TSN en de chronologische volgorde van de behandeling van subsidieaanvragen bij de Trombosestichting Nederland. Artikel 1. Taak van

Nadere informatie

Samenvatting. V(S)O De Wingerd/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) V(S)O De Wingerd

Samenvatting. V(S)O De Wingerd/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) V(S)O De Wingerd V(S)O De Wingerd/ Groningen Samenvatting Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) V(S)O De Wingerd Enige tijd geleden heeft onze school V(S)O De Wingerd deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling.

Nadere informatie

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio (...) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio (...) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek Casus 13 - RTE Jaarverslag 2012 Oordeel: onzorgvuldig Samenvatting: SCEN-arts kent weliswaar patiënt niet, maar neemt regelmatig waar in de praktijk van de arts en is niet onafhankelijk vanwege een persoonlijke

Nadere informatie

Samenvatting. BS De Petteflet/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Petteflet

Samenvatting. BS De Petteflet/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Petteflet Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Petteflet Enige tijd geleden heeft onze school BS De Petteflet deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 218522 ouders

Nadere informatie

Samenvatting. BS Bontebrugschool/ Silvolde. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Bontebrugschool

Samenvatting. BS Bontebrugschool/ Silvolde. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Bontebrugschool Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Bontebrugschool Enige tijd geleden heeft onze school BS Bontebrugschool deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 200697

Nadere informatie

Samenvatting. BS De Swoaistee/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Swoaistee

Samenvatting. BS De Swoaistee/ Groningen. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Swoaistee Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Swoaistee Enige tijd geleden heeft onze school BS De Swoaistee deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 218522 ouders

Nadere informatie

Samenvatting. BS Rotterdamse Montessorischool/ Rotterdam. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Rotterdamse Montessorischool

Samenvatting. BS Rotterdamse Montessorischool/ Rotterdam. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Rotterdamse Montessorischool BS Rotterdamse Montessorischool/ Rotterdam Samenvatting Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Rotterdamse Montessorischool Enige tijd geleden heeft onze school BS Rotterdamse Montessorischool deelgenomen

Nadere informatie

Onderzoeksverantwoording en vragenlijstfrequenties

Onderzoeksverantwoording en vragenlijstfrequenties Onderzoeksverantwoording en vragenlijstfrequenties Evaluatie over het functioneren van het LelyStadsPanel De gemeente Lelystad is begin 2005 begonnen met de oprichting van het LelyStadsPanel. Inmiddels

Nadere informatie

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was. 19-04 RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was. De NVM verwijt makelaarskantoor X (beklaagde en lid NVM) dat door haar medewerker/vennoot Z een taxatierapport

Nadere informatie

Artikel 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze regeling bepaalde, wordt verstaan onder:

Artikel 1 Voor de toepassing van het bij of krachtens deze regeling bepaalde, wordt verstaan onder: Inleiding Een cliënt kan een klacht of een uiting van onvrede voorleggen aan de desbetreffende medewerker, de manager of de Raad van Bestuur van MEE & de Wering. Indien dit niet tot een voor de cliënt

Nadere informatie

Met veel belangstelling heeft SRA-Bureau Vaktechniek kennisgenomen van het consultatiedocument NBA Handreiking 1141 Data-analyse bij de controle.

Met veel belangstelling heeft SRA-Bureau Vaktechniek kennisgenomen van het consultatiedocument NBA Handreiking 1141 Data-analyse bij de controle. NBA Het Bestuur Postbus 7984 1008 AD Amsterdam Consultatie-wet-en-regelgeving@nba.nl Betreft: Reactie op Consultatie Handreiking 1141 Nieuwegein, 14 september 2018 Geachte collegae, Met veel belangstelling

Nadere informatie

Beoordelingsprotocol objectkenmerken

Beoordelingsprotocol objectkenmerken WAARDERINGSKAMER NOTITIE Betreft: Beoordelingsprotocol objectkenmerken Datum: 7 februari 2014 Bijlage(n): - BEOORDELINGSPROTOCOL OBJECTKENMERKEN Inleiding De juiste registratie van alle gegevens over een

Nadere informatie

Mediamix 2014 Peiling onder de Deventer bevolking. Januari 2015

Mediamix 2014 Peiling onder de Deventer bevolking. Januari 2015 Mediamix 2014 Peiling onder de Deventer bevolking Januari 2015 Uitgave : Team Kennis en Verkenning Naam : M. Hofland Telefoonnummer : 3317 Mail : m.hofland@deventer.nl Gemeente Deventer 1 Inhoud Samenvatting

Nadere informatie

Reglement Cliëntenraad Jeugdbescherming Brabant

Reglement Cliëntenraad Jeugdbescherming Brabant Reglement Cliëntenraad Jeugdbescherming Brabant 1 oktober 2011 Reglement Cliëntenraad van Jeugdbescherming Brabant Jeugdbescherming Brabant stelt conform artikel 58 e.v. van de Wet op de Jeugdzorg een

Nadere informatie

HUISHOUDELIJK REGLEMENT DE AGAAT. per

HUISHOUDELIJK REGLEMENT DE AGAAT. per HUISHOUDELIJK REGLEMENT DE AGAAT per 01-01-2012 Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen Statuten Statuten zoals vastgesteld bij notariële akte dd 17-03-2011 ten kantore van notaris van Burik te Cuijk. De met een

Nadere informatie

Samenvatting. BS De Ridderslag. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Ridderslag. Ouders vinden 'De leerkracht' op school het belangrijkst

Samenvatting. BS De Ridderslag. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Ridderslag. Ouders vinden 'De leerkracht' op school het belangrijkst BS De Ridderslag/ Gouda Samenvatting Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS De Ridderslag Enige tijd geleden heeft onze school BS De Ridderslag deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel

Nadere informatie

Samenvatting. BS De Schakel/ Broekhuizenvorst. Resultaten Leerlingtevredenheidspeiling (LTP) BS De Schakel

Samenvatting. BS De Schakel/ Broekhuizenvorst. Resultaten Leerlingtevredenheidspeiling (LTP) BS De Schakel Resultaten Leerlingtevredenheidspeiling (LTP) BS De Schakel Eerder dit jaar heeft onze school BS De Schakel deelgenomen aan de leerlingtevredenheidspeiling. De verkregen gegevens kunnen worden vergeleken

Nadere informatie

GELDZAKEN VOOR NU EN STRAKS

GELDZAKEN VOOR NU EN STRAKS GELDZAKEN VOOR NU EN STRAKS Uitstelgedrag onder financiële consumenten Juni 2015 1 Inhoudsopgave 3 6 Management Summary Grafische samenvatting Opvallende resultaten Onderzoeksresultaten Uitstelgedrag Zorg

Nadere informatie

Resultaten Monitor Combifuncties Onderwijs Projectgroep Combifuncties Onderwijs

Resultaten Monitor Combifuncties Onderwijs Projectgroep Combifuncties Onderwijs Resultaten Monitor Combifuncties Onderwijs 2011 Projectgroep Combifuncties Onderwijs Resultaten Monitor Combifuncties Onderwijs 2011 1. Inleiding De projectgroep Combifuncties Onderwijs wil in de periode

Nadere informatie

WKK-barometer najaar. Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

WKK-barometer najaar. Zwartzustersstraat 16, bus Leuven WKK-barometer 2017 najaar Zwartzustersstraat 16, bus 0102-3000 Leuven 016 58 59 97 info@cogenvlaanderen.be www.cogenvlaanderen.be Dit is de vierde WKK-barometer die COGEN Vlaanderen publiceert. Deze peiling

Nadere informatie

Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao.

Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao. Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao. Zaida Lake Inleiding Via de media zijn de laatste tijd discussies gaande omtrent de plaats die de buitenlandse arbeidskrachten

Nadere informatie

Peiling profiel burgemeester 2011

Peiling profiel burgemeester 2011 Peiling profiel burgemeester 2011 Rapportage Afdeling Onderzoek en Statistiek 17 oktober 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Uitkomsten... 3 2.1 Welke kenmerken zijn voorgelegd?... 3 2.2 Naar welke eigenschappen

Nadere informatie

Samenvatting. BS Lucebertschool/ Bergen NH. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Lucebertschool

Samenvatting. BS Lucebertschool/ Bergen NH. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Lucebertschool BS Lucebertschool/ Bergen NH Samenvatting Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Lucebertschool Enige tijd geleden heeft onze school BS Lucebertschool deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling.

Nadere informatie

NAAR VERNIEUWD TOEZICHT VERVOLG REGIOPILOT CULEMBORG

NAAR VERNIEUWD TOEZICHT VERVOLG REGIOPILOT CULEMBORG NAAR VERNIEUWD TOEZICHT VERVOLG REGIOPILOT CULEMBORG juni 2016 1 Inleiding 1.1 Doel en opzet van Pilot Culemborg Begin 2015 heeft de inspectie een pilot uitgevoerd waarbij alle scholen voor po en vo

Nadere informatie

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 4363-134 Betreft zaak: 4363 Dijkers & Pijl B.V. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen

Nadere informatie

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016 Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen

Nadere informatie

door B. Sondemeijer Verborgen werkloosheid Door de sociologen met een werkkring wordt in

door B. Sondemeijer Verborgen werkloosheid Door de sociologen met een werkkring wordt in De werkgelegenheidssituatie van sociologen door B. Sondemeijer Inleiding Werkloosheid onder academici is een verschijnsel dat de laatste jaren steeds sterker de aandacht trekt. Steeds vaker worden berichten

Nadere informatie

Samenvatting. BS Elckerlyc/ Gennep. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Elckerlyc. Ouders vinden 'Begeleiding' op school het belangrijkst

Samenvatting. BS Elckerlyc/ Gennep. Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Elckerlyc. Ouders vinden 'Begeleiding' op school het belangrijkst Resultaten Oudertevredenheidspeiling (OTP) BS Elckerlyc Enige tijd geleden heeft onze school BS Elckerlyc deelgenomen aan de oudertevredenheidspeiling. In heel Nederland hebben in totaal 209645 ouders

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1.1 Opzet tabellenboek Dit tabellenboek geeft een uitgebreid overzicht van de uitkomsten van de Leefbaarheidsmonitor 2004. Het algemene rapport,

Nadere informatie