EUROPEES PARLEMENT. Commissie werkgelegenheid en sociale zaken ***II ONTWERPAANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING

Transcriptie

1 EUROPEES PARLEMENT Commissie werkgelegenheid en sociale zaken VOORLOPIGE VERSIE 1992/0449(COD) 17 juli 2001 ***II ONTWERPAANBEVELING VOOR DE TWEEDE LEZING betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (trillingen) (zestiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1 van Richtlijn 89/391/EEG) (7914/1/01 REV 1 C5-0293/ /0449(COD)) Commissie werkgelegenheid en sociale zaken Rapporteur: Helle Thorning-Schmidt PR\ doc PE

2 Verklaring van de gebruikte tekens * Raadplegingsprocedure Meerderheid van de uitgebrachte stemmen **I Samenwerkingsprocedure (eerste lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen **II Samenwerkingsprocedure (tweede lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt Meerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping of amendering van het gemeenschappelijk standpunt *** Instemming Meerderheid van de leden van het Parlement, behalve in de in de artikelen 105, 107, 161 en 300 van het EG-Verdrag en in artikel 7 van het EU-Verdrag bedoelde gevallen ***I Medebeslissingsprocedure (eerste lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen ***II Medebeslissingsprocedure (tweede lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt Meerderheid van de leden van het Parlement voor de verwerping of amendering van het gemeenschappelijk standpunt ***III Medebeslissingsprocedure (derde lezing) Meerderheid van de uitgebrachte stemmen voor de goedkeuring van de gemeenschappelijke ontwerptekst (De aangeduide procedure is gebaseerd op de door de Commissie voorgestelde rechtsgrondslag.) Amendementen op wetsteksten Door het Parlement aangebrachte wijzigingen worden in vet cursief aangegeven. De markering in mager cursief is een aanwijzing voor de technische diensten en betreft passages in de wetstekst waarvoor een correctie wordt voorgesteld (bijvoorbeeld aperte fouten of weglatingen in een taalversie). Dergelijke correcties moeten worden goedgekeurd door de betrokken technische diensten. PE /14 PR\ doc

3 INHOUD Blz. PROCEDUREVERLOOP... 4 ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE... 5 TOELICHTING PR\ doc 3/14 PE

4 PROCEDUREVERLOOP Op 20 april 1994 bepaalde het Parlement in eerste lezing zijn standpunt inzake het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (trillingen) (zestiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1 van Richtlijn 89/391/EEG) (COM(1992) /0449(COD)). Op 5 juli 2001 gaf de Voorzitter van het Parlement kennis van de ontvangst van het gemeenschappelijk standpunt en verwees zij dit document naar de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (7914/1/01 REV 1 C5-0293/2001). De commissie benoemde reeds op haar vergadering van 27 juli 1999 Helle Thorning-Schmidt tot rapporteur. Zij behandelde het gemeenschappelijk standpunt en de ontwerpaanbeveling voor de tweede lezing op haar vergadering(en) van... Op dezelfde/laatstgenoemde vergadering hechtte zij met... stemmen voor en... tegen bij... onthouding(en)/met algemene stemmen haar goedkeuring aan de ontwerpwetgevingsresolutie. Bij de stemming waren aanwezig:... (voorzitter/waarnemend voorzitter),... (ondervoorzitter),... (rapporteur),... (verving...),... (verving... overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement),... en... De aanbeveling voor de tweede lezing werd ingediend op... De termijn voor de indiening van amendementen op het gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in de ontwerpagenda voor de vergaderperiode waarin de aanbeveling wordt behandeld./termijn voor de indiening van amendementen:...,... uur. PE /14 PR\ doc

5 ONTWERPWETGEVINGSRESOLUTIE Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (trillingen) (zestiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1 van Richtlijn 89/391/EEG) (7914/1/01 REV 1 C5-0293/ /0449(COD)) (Medebeslissingsprocedure: tweede lezing) Het Europees Parlement, gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (7914/1/01 REV 1 C5-0293/2001), gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt 1 inzake het voorstel en het gewijzigde voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(1992) ), gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(1994) ), gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag, gelet op artikel 80 van zijn Reglement, gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A5-0000/2001), 1. wijzigt het gemeenschappelijk standpunt als volgt; 2. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie. 1 PB C 128 van PB C 77 van PB C van PR\ doc 5/14 PE

6 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad Amendementen van het Parlement Amendement 1 Overweging 3 Als eerste stap wordt het wenselijk geacht maatregelen in te voeren ter bescherming van werknemers tegen de met trillingen verband houdende risico's vanwege de gevolgen daarvan voor de gezondheid en de veiligheid van werknemers, zoals met name aandoeningen van spieren en beendergestel, neurologische aandoeningen en vaataandoeningen. Met deze maatregelen wordt niet alleen beoogd de veiligheid en de gezondheid van elke werknemer afzonderlijk te waarborgen, maar ook om voor alle werknemers van de Gemeenschap een als minimum te beschouwen basisbescherming te bieden, waarmee eventuele concurrentievervalsing wordt vermeden. Als eerste stap wordt het noodzakelijk geacht maatregelen in te voeren ter bescherming van werknemers tegen de met trillingen verband houdende risico's vanwege de gevolgen daarvan voor de gezondheid en de veiligheid van werknemers, zoals met name aandoeningen van spieren en beendergestel, neurologische aandoeningen en vaataandoeningen. Met deze maatregelen wordt niet alleen beoogd de veiligheid en de gezondheid van elke werknemer afzonderlijk te waarborgen, maar ook om voor alle werknemers van de Gemeenschap een als minimum te beschouwen basisbescherming te bieden, waarmee eventuele concurrentievervalsing wordt vermeden. Raad en Europees Parlement verplichten zich zo spoedig mogelijk richtlijnen op te stellen inzake de andere fysische agentia in het oorspronkelijke Commissievoorstel uit Motivering Het oorspronkelijke Commissievoorstel uit 1992 bevatte eveneens maatregelen tot bescherming van werknemers tegen lawaai, golven, velden en optische straling. In verband met het gemeenschappelijk standpunt heeft de Raad verklaard de toetsing van het oorspronkelijke voorstel te willen voortzetten. Het Europees Parlement moet in samenwerking met de Raad een desbetreffende politiek bindende toezegging doen. Amendement 2 Artikel 3, lid 2 2. Voor lichaamstrillingen a) wordt de grenswaarde voor dagelijkse 2. Voor lichaamstrillingen a) wordt de grenswaarde voor dagelijkse PE /14 PR\ doc

7 blootstelling, herleid tot een standaardreferentieperiode van 8 uur, vastgesteld op 1,15 m/s 2, of, naar keuze van de lidstaat, tot een trillingsdosiswaarde (VDV) van 21 m/s 1,75 ; b) wordt de actiewaarde voor dagelijkse blootstelling, herleid tot een standaardreferentieperiode van 8 uur, vastgesteld op 0,6 m/s 2, of, naar keuze van de lidstaat, tot een trillingsdosiswaarde (VDV) van 11 m/s 1,75. blootstelling, herleid tot een standaardreferentieperiode van 8 uur, vastgesteld op 0,7 m/s 2, of, naar keuze van de lidstaat, tot een trillingsdosiswaarde (VDV) van 13,7 m/s 1,75 ; b) wordt de actiewaarde voor dagelijkse blootstelling, herleid tot een standaardreferentieperiode van 8 uur, vastgesteld op 0,5 m/s 2, of, naar keuze van de lidstaat, tot een trillingsdosiswaarde (VDV) van 8,5 m/s 1,75. Motivering Via dit amendement wordt de richtlijn teruggebracht tot het niveau dat de basis vormde voor de instemming van het Parlement met de richtlijn tijdens de eerste lezing in Er is geen nieuwe wetenschappelijke documentatie aangevoerd die een andere evaluatie met zich meebrengt van de schadelijke gevolgen van lichaamstrillingen voor de rug en er is dus geen wetenschappelijke grondslag voor de zeer aanzienlijke verhoging die in het gemeenschappelijk standpunt wordt geformuleerd. De verhoging van 0,7 tot 1,5 m/s 2 is zeer aanzienlijk. Amendement 3 Artikel 9 Voor de uitvoering van de in artikel 5, lid 3, bedoelde verplichtingen kunnen de lidstaten gebruikmaken van een overgangsperiode van ten hoogste zes jaar vanaf... *, wanneer arbeidsmiddelen worden gebruikt die vóór... ** ter beschikking van de werknemers zijn gesteld en waarbij de grenswaarden voor blootstelling gezien de laatste technische ontwikkelingen en/of ondanks de uitvoering van organisatorische maatregelen niet in acht genomen kunnen worden. Voor arbeidsmiddelen die gebruikt worden in de land- en bosbouw, kunnen de lidstaten deze overgangsperiode verlengen 1. Voor de uitvoering van de in artikel 5, lid 3, bedoelde verplichtingen kunnen de lidstaten gebruikmaken van een overgangsperiode van ten hoogste vijf jaar vanaf... *, wanneer arbeidsmiddelen worden gebruikt die vóór... ** ter beschikking van de werknemers zijn gesteld en waarbij de grenswaarden voor blootstelling gezien de laatste technische ontwikkelingen en/of ondanks de uitvoering van organisatorische maatregelen niet in acht genomen kunnen worden. Voor arbeidsmiddelen die gebruikt worden in de land- en bosbouw, kunnen de lidstaten deze overgangsperiode met PR\ doc 7/14 PE

8 met ten hoogste drie jaar. betrekking tot lichaamstrillingen verlengen met ten hoogste twee jaar. 2. De lidstaten stellen de in lid 1 bedoelde uitzonderingen vast na de sociale partners te hebben geraadpleegd overeenkomstig de nationale wetgeving of procedure. Motivering Het oorspronkelijke Commissievoorstel bevatte geen andere overgangsvoorschriften dan de gebruikelijke periode van drie jaar voor tenuitvoerlegging. Bovendien was het volgens bijlage II mogelijk gedurende een periode van maximaal vijf jaar uitzonderingen vast te stellen. De Raad heeft overgangsperioden van maximaal zes jaar mogelijk gemaakt, met drie jaar extra voor de land- en bosbouwsector. De overgangsvoorschriften moeten worden gezien tegen de achtergrond van de technologische ontwikkeling, de gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers in kwestie en de economische belasting die de richtlijn oplegt aan de werkgevers. Volgens het oorspronkelijke voorstel hebben de sectoren in kwestie vijf jaar de tijd de desbetreffende werktuigen en machines te vervangen overeenkomstig de technologische ontwikkeling. Deze is gelukkig niet tot stilstand gekomen en een overgangsperiode van vijf jaar wordt voldoende geacht. In de land- en bosbouwsector is de vervangingssnelheid van machines die lichaamstrillingen veroorzaken niet zo hoog als in andere sectoren. Hieraan moet worden tegemoetgekomen via de mogelijkheid van een aanvullende verlenging met twee jaar zoals in het oorspronkelijke voorstel eveneens het geval is. Volgens de richtlijn kan er uitsluitend sprake zijn van overgangsvoorschriften als het ongeacht de technologische ontwikkeling niet mogelijk is de hand te houden aan de grenswaarden. Opdat er geen algemene overgangsvoorschriften worden vastgesteld, maar eveneens om ervoor te zorgen dat deze bepalingen niet te streng worden uitgelegd, dienen deze uitsluitend te kunnen worden vastgesteld na raadpleging van de sociale partners overeenkomstig de nationale wetgeving of procedures. Amendement 4 Artikel 13 Verslagen De lidstaten brengen om de vijf jaar aan de Commissie verslag uit over de praktische toepassing van deze richtlijn, met Verslagen De lidstaten brengen om de vijf jaar aan de Commissie verslag uit over de praktische toepassing van deze richtlijn, met PE /14 PR\ doc

9 vermelding van de standpunten van de sociale partners. Op basis van deze verslagen stelt de Commissie het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats daarvan in kennis. vermelding van de standpunten van de sociale partners. Dit verslag bevat o.a. een uitvoerig gemotiveerd overzicht van de overgangsvoorschriften en uitzonderingen die de lidstaten hebben vastgesteld. Het bevat eveneens een beschrijving van de optimale aanpak in verband met het voorkomen van trillingen die schadelijk zijn voor de gezondheid en andere methoden van arbeidsorganisatie, alsmede de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om deze te verspreiden Op basis van deze verslagen voert de Commissie een algehele evaluatie uit van de tenuitvoerlegging van de richtlijn, mede gelet op onderzoek en wetenschappelijke gegevens en zij stelt het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats daarvan en van de voorstellen voor ter zake dienende wijzigingen in kennis. Motivering Het is de bedoeling er via dit amendement voor te zorgen dat de lidstaten eveneens gedetailleerde gegevens verstrekken over de praktische tenuitvoerlegging van de richtlijn. Als medewetgever heeft het Europees Parlement er duidelijk belang bij gegevens te ontvangen over de vraag of aan de burgers van de Unie de verbetering van veiligheid en gezondheid ten deel valt die via de richtlijn in het vooruitzicht is gesteld. Een concrete methode hiervoor is de mogelijkheid voorlichting te verschaffen over optimale aanpak en deze uit te wisselen. De verspreiding van de ervaringen van de lidstaten moet verlopen via het Europees Agentschap voor de gezondheid en de veiligheid op het werk in Bilbao. De gegevens van de lidstaten in overweging nemend moet de Commissie een algehele evaluatie uitvoeren en hierin eveneens onderzoek en nieuwe inzichten verwerken. Dit is van bijzonder belang tegen de achtergrond van de uitgebreide discussie over de uitkomst van het onderzoek ter zake in verband met de goedkeuring van de richtlijn. PR\ doc 9/14 PE

10 TOELICHTING 1. Achtergrond Op 23 december 1992 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn ingediend betreffende minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia zoals mechanische trillingen, lawaai, velden of golven en optische straling (COM(92)560). Het gemeenschappelijk standpunt waarover het Parlement zich thans in tweede lezing uitspreekt, betreft uitsluitend mechanische trillingen. 24% van alle werknemers in Europa staan in het kader van hun werk bloot aan mechanische trillingen. Negen van de 15 landen zijn van mening dat in verband met mechanische trillingen aanvullende preventieve maatregelen nodig zijn. Met name in onderstaande beroepen is sprake van mechanische trillingen: - medewerkers in mijnbouw, bouw, productie- en transportindustrie, - werknemers in winningsindustrie en bouwnijverheid, - chauffeurs en operateurs van mobiele installaties. Bron: Europees Milieuagentschap, "The state of the occupational safety and health", Het voorstel voor een richtlijn bevat actie- en grenswaarden voor twee soorten trillingen Trillingen van handen/armen, Trillingen van het hele lichaam Trillingen van handen/armen kunnen gevoelloze ("dove") vingers, een permanent verminderd tast- en grijpvermogen, pijn in schouders en gewrichten en mogelijk artritis tot gevolg hebben. Lichaamstrillingen kunnen bijdragen tot rugproblemen, met name lage rugpijn, maar eveneens hernia en vroegtijdige degeneratie van de ruggengraat. Krachtiger trillingen en langduriger blootstelling verhogen het gevaar, terwijl rustperioden het beperken. Door een vastgelegde werkhouding en het veelvuldig draaien van de rug neemt het gevaar van letsel toe. Hetzelfde geldt als de spieren vermoeid zijn of de rug gespannen is na zware lichamelijke arbeid, schokken of onverwachte bewegingen bij voorbeeld ten gevolge van een oneffen ondergrond of kleine botsingen doen het gevaar eveneens toenemen. PE /14 PR\ doc

11 2. Evaluatie van het gemeenschappelijk standpunt ten opzichte van de eerste lezing door het Europees Parlement 2.1 Evaluatie van de mate waarin rekening is gehouden met de amendementen van het Parlement Tijdens de eerste lezing heeft het Parlement 26 amendementen voorgesteld met betrekking tot mechanische trillingen. Naar de mening van uw rapporteur is in het gemeenschappelijk standpunt met 21 hiervan rekening gehouden, met twee ten dele en met drie in het geheel niet. Deze laatste drie (nrs. 15, 29 en 32) hebben alle betrekking op de medische controle die een plicht en niet een recht moet zijn als de grenswaarden voor blootstelling aan trillingen worden overschreden. Overeenkomstig artikel 8, lid 1 van het gemeenschappelijk standpunt hebben werknemers reeds bij overschrijding van de actiewaarden recht op medische controle en niet, zoals in het voorstel van het Parlement, bij overschrijding van de grenswaarden. Uw rapporteur is dan ook van mening dat het gemeenschappelijk standpunt kan worden aanvaard. Het eerste amendement waarmee ten dele rekening is gehouden stelt dat de lidstaten om de twee jaar een overzicht moeten indienen van de uitzonderingen op de richtlijn. Via het gemeenschappelijk standpunt is deze verplichting ingevoerd, maar zij geldt overeenkomstig artikel 10, lid 4 slechts eens in de vier jaar. Uw rapporteur acht het van belang dat de uitzonderingen voortdurend worden herzien en getoetst en beschouwt het gemeenschappelijk standpunt als een aanvaardbaar vergelijk. Uw rapporteur is in het algemeen tegen uitzonderingen. Met name in verband met het feit dat zij van mening is dat de grenswaarden moeten worden verlaagd ten opzichte van het niveau in het gemeenschappelijk standpunt heeft zij geen voorstellen ingediend voor beperktere toepassing van uitzonderingen. Het tweede amendement (nr. 21) betreft de technische commissie. Het gemeenschappelijk standpunt beantwoordt aan de procedure die sinds 1991 van kracht is, en uw rapporteur is niet van mening dat er amendementen moeten worden ingediend. Ondanks dat er in zeer hoge mate rekening is gehouden met de amendementen van het Parlement is het gemeenschappelijk standpunt naar de mening van uw rapporteur niet bevredigend. Zij kan niet aanbevelen dat het Parlement met het gemeenschappelijk standpunt instemt zonder amendementen in te dienen. Dit is een gevolg van het feit dat het gemeenschappelijk standpunt op beslissende punten met betrekking tot lichaamstrillingen onder het niveau van het oorspronkelijke Commissievoorstel blijft waarmee het Parlement tijdens de eerste lezing heeft ingestemd. Wat de trillingen van handen en armen betreft benadert het gemeenschappelijk standpunt het niveau dat het Parlement tijdens de eerste lezing heeft goedgekeurd Gewijzigde actie- en grenswaarden voor lichaamstrillingen De Raad heeft de vastgestelde grens- en actiewaarden voor lichaamtrillingen gewijzigd en zeer PR\ doc 11/14 PE

12 lange overgangstermijnen vastgesteld. Uw rapporteur heeft dan ook amendementen ingediend die de waarden weer op het niveau moeten brengen dat de Commissie in haar oorspronkelijke voorstel voor een richtlijn heeft voorgesteld en die het Parlement heeft aanvaard door hierop geen amendementen in te dienen. In het oorspronkelijke Commissievoorstel is de grenswaarde bepaald op 0,7 m/s 2 en de referentieperiode op 8 uur, terwijl deze in het gemeenschappelijk standpunt wordt bepaald op 1,15 m/s 2. In het oorspronkelijke Commissievoorstel is de actiewaarde bepaald op 0,5 m/s 2 en de referentieperiode op 8 uur, terwijl deze in het gemeenschappelijk standpunt wordt bepaald op 0,6 m/s 2. Uw rapporteur heeft in beginsel haar twijfels over grenswaarden omdat deze kunnen worden uitgelegd als een aanvaarding van de gevolgen van lagere waarden. Het alternatief van grenswaarden zijn zeer heldere nauwkeurige methodologische eisen omtrent de beschermingsmaatregelen die de werkgever moet nemen opdat de werknemers niet worden blootgesteld aan trillingen die schadelijk zijn voor de gezondheid. Ter zake is uw rapporteur van mening dat de grenswaarden zoals zij in deze richtlijn worden vastgelegd aan de industrie een zekere mate van flexibiliteit zullen verlenen om de maatregelen te nemen die voor een bepaald bedrijf het meest geschikt zijn. Uw rapporteur kan best instemmen met grenswaarden, maar deze dienen de werknemers ook werkelijk bescherming te bieden. Dit moet eveneens worden gezien in verband met de aan de vastgestelde actiewaarden gekoppelde plicht maatregelen op gang te brengen als deze waarden worden overschreden. Aan de hand van ISO-norm 2631 kunnen bij een blootstellingsduur van 8 uur de volgende niveaus worden vastgesteld: Onder de ca. 0,5 m/s 2 is geen gezondheidsrisico aangetoond. Tussen ca. 0,5 en 0,8 m/s 2 kan eventueel gezondheidsrisico optreden. Boven de 0,8 m/s 2 is er sprake van gezondheidsrisico. Deze evaluatie van de medische gevolgen ligt ten grondslag aan het Commissievoorstel en dient naar de mening van uw rapporteur door te klinken in actie- en grenswaarden. Uitgaande van deze basis betekent het gemeenschappelijk standpunt een zeer aanzienlijke verhoging van de grenswaarden. Dit is een minimumrichtlijn. De lidstaten kunnen strengere regels vaststellen. Ook voor de mededinging is het van belang dat de omstandigheden overal gelijk zijn. In de gedachtewisseling over trillingen is er langdurig over gesproken dat er geen wetenschappelijke basis is voor het vaststellen van grenswaarden. Dit is voor uw rapporteur aanleiding geweest de Commissie op de vergadering van 21 juni van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken te verzoeken om documentatie. De Commissie heeft uw rapporteur sindsdien 24 rapporten over mechanische trillingen toegezonden die haar oorspronkelijke voorstel inzake grenswaarden steunen. PE /14 PR\ doc

13 Volgens het wetenschappelijk materiaal lijdt het geen twijfel of krachtiger trillingen leveren meer gevaar voor letsel op. Uit de norm valt af te leiden wanneer er sprake is van gevaar. De grens ligt bij 0,8m/s 2. Het is onmogelijk te zeggen hoeveel meer letsel er ontstaat bij een bepaalde waarde dan bij een andere. Dit moet heel eerlijk gezegd worden. Als het ontbreken van een nauwkeurig bepaald verband wordt gebruikt als argument om geen grens vast te stellen is dit een afweging waarvan het risico wordt gedragen door hen die zijn blootgesteld aan schadelijke trillingen. In het wetenschappelijk onderzoek wordt erop gewezen dat alleen lichaamstrillingen dit soort letsel veelal niet veroorzaken. De werkhouding speelt bij voorbeeld eveneens een rol. Uw rapporteur heeft kennis genomen van het standpunt dat dit inhoudt dat geen grenswaarden kunnen worden vastgelegd. Zij wil er in dit kader op wijzen dat hiermee met name door de keuze van de methode van wetgeving, te weten vastlegging van grenswaarden, rekening is gehouden, juist doordat meer preventieve gedragsregels moeten worden vastgesteld indien men de blootstelling wil terugdringen tot onder de grenswaarden. Uw rapporteur wijst erop dat het alternatief ter voorkoming van rugletsel bestaat uit zeer strenge en nauwkeurige methodologische eisen Overgangsbepalingen In het oorspronkelijke voorstel voor een richtlijn werd bepaald dat de lidstaten de noodzakelijke wetten en bestuursrechtelijke bepalingen uiterlijk op 31 december 1995 moeten hebben ingevoerd. Dit komt overeen met een algemene tenuitvoerleggingsperiode van drie jaar. Voorts wordt in de bijlage betreffende mechanische trillingen (Deel A, nr. 12, en Deel B, nr 12) de mogelijkheid geboden gedurende een periode van vijf jaar na de tenuitvoerleggingsdatum uitzonderingen op de grenswaarden toe te passen, indien het technische niveau handhaving van de grenswaarden niet mogelijk maakt. In artikel 9, lid 1 van het gemeenschappelijk standpunt wordt de mogelijkheid geboden van een overgangsperiode van ten hoogste zes jaar, indien werktuigen worden gebruikt ten aanzien waarvan de grenswaarden voor blootstelling, rekening houdend met de meest recente technische vooruitgang en/of de huidige organisatie van de werkzaamheden, niet kunnen worden gehandhaafd. Uw rapporteur ziet geen professionele redenen om deze periode langer te maken dan de oorspronkelijke vijf jaar. Uw rapporteur is uit principe tegen lange overgangsperioden. Zij ziet echter in dat er werktuigen zijn in verband waarmee, zelfs als zij naar behoren worden gebruikt, de door de Commissie oorspronkelijk voorgestelde grenswaarden die uw rapporteur opnieuw opgenomen wenst te zien, niet kunnen worden gehandhaafd. Zij is dan ook van mening dat de overgangsperiode moet worden vastgesteld overeenkomstig de technologische ontwikkeling en het algemene ritme voor de vervanging van werktuigen, en zij acht de oorspronkelijke periode van vijf jaar adequaat. In artikel 9, lid 2 van het gemeenschappelijk standpunt wordt eveneens de mogelijkheid vastgelegd deze periode voor de sector land- en bosbouw met nog eens drie jaar te verlengen. PR\ doc 13/14 PE

14 Uw rapporteur geeft toe dat werktuigen in deze sectoren niet met dezelfde regelmaat worden vervangen als in andere sectoren, en dat er zich daardoor enkele specifieke problemen kunnen voordoen, met name als gevolg van de zeer oneffen ondergrond in velden en bossen. Uw rapporteur staat dan ook positief tegenover een verlenging met nog eens twee jaar, maar alleen voor wat betreft lichaamstrillingen. Op het gebied van trillingen van handen en armen wordt de technologische ontwikkeling in deze branche hetzelfde geacht als in andere branches. PE /14 PR\ doc