Gemeente Bronckhorst. Bestemmingsplan Buitengebied; Rietgerweg 1 en 1a Vorden (wijzigingsplan ex 3.6 Wro) OOSTZEE stedenbouw

Transcriptie

1 Gemeente Bronckhorst Bestemmingsplan Buitengebied; Rietgerweg en a Vorden (wijzigingsplan ex 3.6 Wro) Datum: februari 203 Project: GBO665 OOSTZEE stedenbouw Tivolilaan 205 Postbus AA Arnhem Mobiel info@oostzee.nl

2

3 Inhoudsopgave Inleiding...5. Wettelijk kader Beschrijving van het project Situering van het plangebied Bestaande situatie Beschrijving initiatief Milieuaspecten Bodemkwaliteit Archeologie Water Luchtkwaliteit Geluid Natuurwaarden Externe veiligheid Verkeersaspecten Milieuzonering Economische uitvoerbaarheid... 2 Regels. 23 OOSTZEE stedenbouw 3

4 4 OOSTZEE stedenbouw

5 Inleiding Het voorliggende bestemmingsplan is een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wro van het bestemmingsplan Buitengebied 2005 Hengelo/Vorden van de gemeente Bronckhorst (vastgesteld bij besluit van de raad op 27 april 2006) en van het bestemmingsplan Buitengebied 2005/2008 Hengelo/Vorden van dezelfde gemeente (vastgesteld bij besluit van de raad op 27 november 2008). Dit laatste bestemmingsplan is een correctieve herziening van het eerstvermelde plan. Het bestemmingsplan beoogt de planologische basis te leggen voor een wijziging van een niet-agrarisch bedrijf - in dit geval een loonwerkbedrijf - in een woonbestemming. In dat kader wordt een deel van de bedrijfsbebouwing gesloopt en een deel hergebruikt. De twee bestaande bedrijfswoningen blijven gehandhaafd en zullen worden gebruikt als burgerwoningen. Het loonwerkbedrijf is gelegen ten noordwesten van de kern Vorden op het perceel Rietgerweg en a. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, een toelichting en een verwijzing naar de regels van de geldende bestemmingsplannen Buitengebied 2005 Hengelo/Vorden en Buitengebied 2005/2008 Hengelo/Vorden. In het kader van dit bestemmingsplan is een quickscan natuurtoets verricht waarvan het rapport als bijlage aan dit bestemmingsplan is toegevoegd. De resultaten van dit onderzoek is in de plantoelichting samengevat. OOSTZEE stedenbouw 5

6 6 OOSTZEE stedenbouw

7 . Wettelijk kader In artikel 7 nr. 9 van de planregels van de vigerende bestemmingsplannen Buitengebied 2005 Hengelo/Vorden en Buitengebied 2005/2008 Hengelo/Vorden is een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro opgenomen die het College van Burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft om het bouwperceel van een niet-agrarisch bedrijf te verwijderen en de gronden te benutten voor een woonbestemming. Daarbij wordt/worden de voormalige niet-agrarische bedrijfswoning(en) gehandhaafd en krijgt/krijgen een woonbestemming. De regels uit artikel 7, nr. 9 die van toepassing zijn op het voorliggende initiatief zijn hieronder cursief gemaakt.. Als hergebruik van de aanwezige bedrijfsgebouwen mogelijk is moeten de woningen zoveel mogelijk worden gerealiseerd in één, en ten hoogste in twee gebouwen waarbij maximaal 3 extra woningen/wooneenheden gerealiseerd kunnen worden, naast de reeds bestaande - voormalige - dienstwoning(en). Bij hergebruik dient in ieder geval het voormalige agrarisch hoofdgebouw waarin de dienstwoning is gelegen te worden gebruikt; 2. Als hergebruik van de aanwezige bedrijfsgebouwen voor wonen niet mogelijk is kan na sloop van alle gebouwen vervangende nieuwbouw plaatsvinden in de vorm van één vrijstaande woning of maximaal drie woningen/wooneenheden in één gebouw, met een omvang van maximaal 50 % van de gesloopte oppervlakte; 3. De woningen moeten een inhoud hebben van minimaal 300 m³ per woning. De maximale inhoudsmaat voor een vrijstaande woning bedraagt 750 m 3 ; 4. Alle overige bebouwing die niet voor de woning(en) kan worden ingericht (b.v. als bijgebouw) moet worden gesloopt. De karakteristieke gebouwen dienen te worden gehandhaafd; 5. In beginsel dient verevening in de vorm van een minimale reductie van 50 % van de bebouwde oppervlakte van niet-karakteristieke gebouwen op het voormalige bouwperceel te worden gerealiseerd, de bestaande woning niet meegerekend en buiten de berekening gelaten. De toekomstige woningen moeten voldoen aan de bouwregels voor woningen die zijn opgenomen in art. 4 lid 5 van het vigerende bestemmingsplan. Dat brengt onder andere met zich mee dat de oppervlakte van het bijgebouw (of de gezamenlijke oppervlakte van meerdere bijgebouwen) niet meer bedraagt dan 00 m 2 per woning. Voorts mag voor het kleinschalig houden van dieren eenmalig 200 m 2 aan bijgebouwen blijven staan. Verder wordt in artikel 3 (Beschrijving in hoofdlijnen) lid voorgeschreven dat in het kader van de functiewijziging van een agrarisch bedrijf in een woonfunctie een erfinrichtingsplan moet worden gemaakt die een garantie vormt voor een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bebouwing op het bestaande erf. OOSTZEE stedenbouw 7

8 Afbeelding uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden 2005 met ligging van het perveel Rietgerweg en a De gemeente heeft geconstateerd dat het plan van de initiatiefnemer voldoet aan de bovenstaande, in cursief schrift, weergegeven voorwaarden. Daarnaast heeft de gemeente ter plaatse vastgesteld dat het perceel al op verantwoorde wijze is ingepast in zijn omgeving zodat extra aanpassingen niet nodig zijn. Een en ander is in de volgende hoofdstukken toegelicht. 8 OOSTZEE stedenbouw

9 2. Beschrijving van het project 2. Situering van het plangebied Het loonwerkbedrijf Rietgerweg en a is gelegen in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst ten noordwesten van de kern Vorden. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Vorden, sectie Q, nummer 237. De onderstaande luchtfoto en de luchtfoto op de volgende bladzijde geven een beeld van de ligging van het loonwerkbedrijf in de omgeving. Ligging van de locatie Rietgerweg en a ten opzichte van de kern Vorden Het perceel is gelegen in het karakteristieke en fijnmazige dekzandlandschap van De Graafschap. Kenmerkend in dit gebied is de afwisseling van bosgebieden op de dekzandruggen, kleinschalige akkerbouwgebieden, meer grootschalige weidebouwgebieden en de door het landschap slingerende beekdalen. Het patroon van wegen en verspreide agrarische bebouwing is vrij grillig. In het gebied komen veelvuldig (voormalige) landgoederen voor. 2.2 Bestaande situatie Het gebruik van de bedrijfsgebouwen voor de uitoefening van het loonwerkbedrijf is beëindigd. De bedrijfsgebouwen zijn nog allemaal aanwezig. De schuur, die in gebruik is als berging, zal worden gesloopt. De kapschuur wordt gedeeltelijk gesloopt. De kapschuur was in gebruikt als berging en garage. Op het perceel bevinden zich twee bedrijfswoningen. Het perceel wordt aan de west en noordzijde omgeven door (jonge) bosaanplant OOSTZEE stedenbouw 9

10 De bedrijfsgebouwen zijn eenvoudig van opzet en hebben weinig ruimtelijke en architectonische kwaliteit. De aanwezige gebouwen hebben geen status als monument. De luchtfoto van de gebouwen geven een beeld van de bestaande situatie. Luchtfoto perceel met huidige bebouwing 2.3 Beschrijving initiatief Zoals in de inleiding al is vermeld wil de initiatiefnemer een deel van de vrijkomende bedrijfsgebouwen slopen in ruil voor een woonbestemming voor de bestaande twee bedrijfswoningen. De kapschuur zal gedeeltelijk worden gesloopt en de schuur zal in zijn geheel worden gesloopt. De totale oppervlakte van de te slopen bebouwing bedraagt circa 400 m 2. De gemeenten in de Achterhoek worden geconfronteerd met bevolkingskrimp en een daling van de woningbehoefte. Het feit dat dit plan niet leidt tot een toename van de woningvoorraad is voor de gemeente Bronckhorst reden om aan dit initiatief mee te werken. Dit plan voorziet in een gebruik van de bestaande bedrijfswoningen naar 'landelijk wonen' waarin middels de functiewijziging voldaan kan worden. De onderstaande luchtfoto brengt in beeld welk deel van de bebouwing de initiatiefnemer wil slopen en welk deel hij wil handhaven. 0 OOSTZEE stedenbouw

11 Afbeelding van te slopen bebouwing (oranje( Het erf rondom het complex is in het recente verleden heringericht nadat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse waren beëindigd. De erfgrens aan de westzijde van het perceel is voorzien van van een afschermende beplanting (jonge bosaanplant). Aan de noordzijde van het perceel bevindt zich bosaanplant bestaande uit esdoorns en gewone essen. Deze aanplant geeft het perceel een grotere landschappelijke beslotenheid. De parkeersituatie op het perceel wijzigt niet. Op het perceel is voldoende parkeerruimte aanwezig voor de auto's van de bewoners van de woningen en de eventuele bezoekers. OOSTZEE stedenbouw

12 2 OOSTZEE stedenbouw

13 3. Milieuaspecten 3. Bodemkwaliteit Een bestemmingsplan dat voorziet in bouw- en/of inrichtingsmogelijkheden dient een reëel beeld te geven van de bodemkwaliteit van de gronden waarop het initiatief betrekking heeft. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. In het voorliggende geval is uitsluitend sprake van een functiewijziging waarbij tevens sprake is van sloop van de (voormalige) bedrijfsgebouwen. Bodemingrepen vinden niet plaats, behoudens bij de sloop van de gebouwen. De woonfunctie van de bestaande bedrijfswoningen zal worden voortgezet en zullen worden gebruikt als burgerwoningen. De woningen behouden hun woonfunctie en het gebruik wijzigt feitelijk niet voor zover het betrekking heeft op het wonen. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid kan daarom achterwege blijven. 3.2 Archeologie Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het verplicht om de archeologische waarden bij ruimtelijke planvorming te betrekken, vooral bij plannen waarbij bodemwerkzaamheden uitgevoerd worden. Het gaat hierbij om het bekende en nog niet bekende bodemarchief. Uitgangspunt hierbij is dat de archeologische waarden zoveel mogelijk behouden blijven en niet aangetast worden. In het kader van dit plan tot functiewijziging worden alleen bestaande bedrijfsgebouwen afgebroken. Misschien worden tevens de bijbehorende fundamenten verwijderd. De bodem ter plaatse van deze fundamenten en in de directe omgeving van deze fundamenten is in het verleden bij de bouw van deze gebouwen ook al verstoord. Bij het eventueel verwijderen van deze fundamenten is de kans daarom nihil dat het, eventueel ter plaatse aanwezige, archeologische bodemarchief wordt aangetast. 3.3 Water Voor de uitvoering van ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met het aspect water. Om dit te kunnen waarborgen is een watertoets verplicht voor diverse ruimtelijke plannen, waaronder een bestemmingsplan. Dit betekent dat de ruimtelijke onderbouwing van het plan een waterparagraaf dient te bevatten waarin de waterhuishoudkundige situatie wordt beschreven en de effecten van de ruimtelijke veranderingen op de waterhuishouding worden verwoord. Watersysteem van het plangebied Infiltratie De bodem van het plangebied bestaat in hoofdzaak uit erfgronden (tamelijk fijn zand) bestaat. Het gemiddelde hoogste grondwaterniveau van het perceel ligt tussen 0,40 -,20 m beneden maaiveldniveau. De bodem is, gelet op de bodemopbouw, het grondwaterniveau en het ontbreken van kwel, geschikt voor het opvangen en infiltreren van hemelwater. Het hemelwater mag niet worden geloosd op het riool. OOSTZEE stedenbouw 3

14 Riolering De bedrijfswoningen zijn al voorzien van een aansluiting op het riool. Deze situatie voor de woningen blijft in de toekomst gehandhaafd. Waterhuishoudkundige aspecten In de 'Handreiking Watertoets 2' zijn inhoudelijke criteria aangereikt voor de watertoets, die basis vormen voor de planbeoordeling door het waterschap en het daaruit voortvloeiende wateradvies. In onderstaande watertoetstabel zijn de voor het bestemmingsplan van belang zijnde waterhuishoudkundige criteria opgenomen. Thema Toetsvraag Relevant Intensiteit# Veiligheid. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of 2 2 Riolering en Afvalwaterketen Wateroverlast (oppervlakte water) Oppervlaktewaterkwaliteit Grondwateroverlast Grondwaterkwaliteit winterbed van een rivier?. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan m 3 /uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRI 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m 2 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m 2 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Ja 2 2 Inrichting en beheer. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? 2 Volksgezondheid. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het 4 OOSTZEE stedenbouw

15 Verdroging. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Recreatie. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? 2 plangebied die milieuhygiēnische of verdrinkingsrisico s met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? Natte Natuur. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura gebied? Cultuurhistorie. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Ja 2 2 Nadere toelichting Wateroverlast (oppervlaktewater) Het gebied is geschikt voor de infiltratie van hemelwater. De oppervlakte aan verharding neemt in het kader van dit plan af (500 m 2 ). De hemelwaterafvoer van de woningen is al afgekoppeld. De ondergrond is daar geschikt voor. Er is voldoende ruimte om het hemelwater zonder problemen in de bodem weg te laten vloeien. Nadere toelichting Natte natuur De locatie ligt in een beschermingszone rondom een nat natuurgebied. Het verdwijnen van een loonwerkbedrijf en het omzetten van twee bestaande bedrijfswoningen in burgerwoningen heeft een neutraal effect op de grondwaterkwaliteit van het perceel. OOSTZEE stedenbouw 5

16 3.4 Luchtkwaliteit In de Wet Luchtkwaliteit en de daarop gebaseerde regelingen Besluit NIBM en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Sinds de vaststelling van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) draagt volgens het Besluit NIBM (VROM, ) een project niet in betekenende mate bij zolang de toename van de concentratie fijn stof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt. Volgens de Regeling NIBM (VROM, ) geldt dat de toename pas bereikt wordt bij de realisatie van een groot aantal woningen. Het plan bestaat uit de functiewijziging van een niet-agrarisch bedrijf in een woonbestemming in ruil voor de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen. Het aantal woningen neemt niet toe. Het plan heeft alleen positieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. De eventuele luchtverontreiniging welke het gevolg is van bedrijfsverkeer naar en van het perceel neemt immers af en het aantal woningen en het bijbehorende verkeer blijft gelijk. Het aspect van de luchtkwaliteit leidt daarom niet tot een belemmering voor de realisatie van het project. 3.5 Geluid De Wet geluidhinder (Wgh) bepaalt dat bij ruimtelijke plannen ter waarborging van een goed akoestisch woon- en leefklimaat rekening gehouden moet worden met het aspect wegverkeerlawaai. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen wettelijke geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. Voor geluidgevoelige objecten dient rekening gehouden te worden met de geluidsbelasting op de gevels. Dit bestemmingsplan voorziet in het handhaven van de voormalige bedrijfswoning. Gelet op de lage verkeersintensiteit van de wegen in de omgeving mag ervan worden uitgegaan dat de geluidsbelasting van de woning op het het adres Rietgerweg en a onder de voorkeursnorm van 48 db blijft. Ten noorden van het perceel Rietgerweg en a ligt de spoorlijn Zutphen Winterswijk. De woningen liggen in de wettelijke geluidszone van het spoor. De woningen liggen ook in de wettelijke geluidzone van de Zutphenseweg. Dit betreft echter een bestaande situatie die door dit wijzigingplan niet veranderd, in die zin dat het aantal gehinderden niet toeneemt. 3.6 Natuurwaarden Bij ruimtelijke ontwikkelingen kunnen natuurwaarden en wettelijk beschermde soorten of wettelijk beschermde gebieden in het geding zijn. Om de natuurwaarden van de projectlocatie te kunnen beoordelen moet er getoetst worden aan hetgeen beschreven staat in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Daarnaast is het beleid aangaande de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van belang. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden en met rust laten van de planten en diersoorten die in het wild voorkomen. Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van wettelijk beschermde soorten en van hun voortplantingsplaats, vaste rustplaats of vaste verblijfsplaats. De Natuurbeschermingswet regelt de 6 OOSTZEE stedenbouw

17 bescherming van gebieden die om hun ecologische waarde beschermd moeten worden. Daaronder vallen onder andere de zogenaamde Natura 2000-gebieden en de natuurmonumenten. Het plangebied ligt binnen speciale beschermingszones als bedoeld in de Natuurbeschermingswet en ook niet in de nabijheid hiervan (het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel liggen op circa 5 km van het plangebied). Het plangebied ligt ook niet in de EHS, maar grenst in de directe nabijheid aan de EHS verweving. De geplande ingrepen op het perceel zullen uitsluitend bestaan uit het slopen van de voormalige bedrijfsgebouwen. Het beëindigen van de niet-agrarische activiteiten en de sloop van een deel van de opstallen hebben uitsluitend positieve effecten op de ecologische waarden in de omgeving door minder stof, minder verkeersbewegingen van zwaar transport van en naar het voormalige niet-agrarisch bedrijf. Op de planlocatie zijn tijdens het veldonderzoek geen vaste verblijfplaatsen of groeiplaatsen van zwaar beschermde dier- en plantsoorten aangetroffen. Er zijn wel sporen aangetroffen van licht beschermde soorten zoals egel en konijn en de matig beschermde eekhoorn. Deze dieren ondervinden geen hinder van de geplande werkzaamheden. De schuur is potentieel geschikt voor de steenmarter, maar er zijn geen sporen aangetroffen. Sporen van vleermuizen zijn niet aangetroffen omdat het microklimaat van de schuren ongeschikt is voor vleermuizen. De omgeving is matig geschikt als fourageergebied voor vleermuizen. Amfibieën, reptielen en ongewervelden zijn niet waargenomen. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen nader onderzoek is vereist en dat geen ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk is. Het onderzoeksrapport (dec. 202) is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. 3.7 Externe veiligheid Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van diegenen die niet betrokken zijn bij risicovolle activiteiten, maar die als gevolg van die activiteiten wel risico lopen. Om deze reden dient er op de projectlocatie rekening gehouden te worden met het aspect externe veiligheid. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is een normering opgenomen voor de externe veiligheid voor bedrijven met gevaarlijke stoffen. Daarnaast bestaan er richtlijnen over het vervoer van gevaarlijke stoffen (via de weg, het spoor of via buisleidingen). Er moet ten behoeve van de veiligheid voldoende afstand in acht worden genomen tussen risicovolle bedrijven of transportroutes voor gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten. In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder het BEVI. De (spoor)wegen rondom de projectlocatie worden niet gebruikt voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Over de spoorlijn Zutphen- Winterswijk worden op dit moment uitsluitend personen vervoerd. Vervoer van gevaarlijk stoffen vindt niet plaats over de Zutphenseweg, die ten zuiden van het plangebied is gelegen. Daarnaast bevinden zich in de omgeving geen buisleidingen die gevaarlijke stoffen transporteren. Geconcludeerd wordt dat er met betrekking tot de externe veiligheid geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoering van het wijzigingsplan. Een nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk. OOSTZEE stedenbouw 7

18 3.8 Verkeersaspecten Een ruimtelijke ontwikkeling mag niet leiden tot problemen bij de verkeersafwikkeling of tot parkeeroverlast. Het aantal woningen neemt niet toe. Er kan in de toekomst op de locatie geen nietagrarisch bedrijf meer worden uitgeoefend. Dus het verkeer dat samenhangt met de activiteiten van het loonwerkbedrijf vindt niet meer plaats. Dat betekent dat het plan per saldo leidt tot een vermindering van de (geringe) verkeersbelasting op de wegen in de omgeving. Op het erf is voldoende parkeerruimte voor de auto's van de bewoners en bezoekers van de woningen. 3.9 Milieuzonering De vraag is of de woningen op het perceel de ontplooiing van reeds bestaande ruimtelijke functies in de omgeving belemmert en omgekeerd, of de nieuwe bewoners onaanvaardbare hinder ondervinden van bedrijven in de omgeving. Ten noordwesten van het plangebied aan de Rietgerweg en ten zuiden van de Zutphenseweg zijn agrarische bedrijven gesitueerd (zie onderstaande uitsnede van de verbeelding). De afstand tot deze percelen bedraagt minimaal: 00 m tot het agrarisch bouwperceel Gazoorweg 3; 50 m tot het agrarisch bouwperceel Dennendijk 2; 200 m agrarisch bouwperceel Zupthenseweg 27. ligging van het perceel Rietgerweg en a (paars) omring door agrariche bedrijven Voor de nieuwe woonfunctie van de voormalige bedrijfswoningen geldt een minimale afstand van 50 meter tot het meest nabijgelegen agrarische bedrijf als norm op basis van de Wet geurhinder en veehouderij. Aan deze afstand kan in het onderhavige geval voldaan worden. Daarnaast liggen op 8 OOSTZEE stedenbouw

19 kortere afstand tot deze agrarische bedrijven woningen, die bepalend zullen zijn voor de milieuruimte van deze bedrijven. Er bestaat derhalve vanuit de optiek van de milieuzonering geen bezwaar tegen de functiewijziging naar wonen van het perceel en het vormt geen belemmering voor de bedrijfsmogelijkheden van deze agrarische bedrijven. OOSTZEE stedenbouw 9

20 20 OOSTZEE stedenbouw

21 4. Economische uitvoerbaarheid Voor de realisatie van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle kosten zullen worden gedragen door de initiatiefnemer. De realisering van het bestemmingsplan leidt derhalve niet tot kosten die voor de rekening van de gemeente Bronckhorst komen. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding. De gemeente Bronckhorst heeft met de initiatiefnemer een planschade-overeenkomst afgesloten waarin is geregeld dat eventueel optredende planschade wordt doorberekend aan de initiatiefnemer. OOSTZEE stedenbouw 2

22 22 OOSTZEE stedenbouw