MASTERSCRIPTIE. Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Faculteit Rechtsgeleerdheid Master Publiekrecht: Strafrecht. Onder begeleiding van:

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MASTERSCRIPTIE. Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Faculteit Rechtsgeleerdheid Master Publiekrecht: Strafrecht. Onder begeleiding van:"

Transcriptie

1 De modernisering van het Wetboek van Strafvordering en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit Wat zijn de consequenties van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, als de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in de algemene bepalingen worden gecodificeerd van Boek II, en niet meer zoals nu bij elke bevoegdheid apart? MASTERSCRIPTIE Masterscriptie Universiteit van Amsterdam Faculteit Rechtsgeleerdheid Master Publiekrecht: Strafrecht Onder begeleiding van: De heer mr. T. Blom Fleur Schoon 2016

2 INHOUDSOPGAVE ABSTRACT... 3 INLEIDING... 4 HOOFDSTUK Waarom wordt het Wetboek van Strafvordering gemoderniseerd? Wat zijn in het kort de belangrijkste veranderingen? Wat verandert er met betrekking tot de proportionaliteit en de subsidiariteit? HOOFDSTUK Artikel 126g Sv, de stelselmatige observatie Wat omvat artikel 126g Sv en waarbij wordt dit artikel toegepast? Wat voor specifieke proportionaliteits- en subsidiariteitscriteria bevat artikel 126g Sv? Wat hebben deze criteria voor betekenis volgens de wetsgeschiedenis en literatuur? Hoe worden deze criteria in de rechtspraak toegepast en beoordeeld? Tussenconclusie Artikel 126h Sv, de infiltratie in een criminele organisatie Wat omvat artikel 126h Sv en waarbij wordt dit artikel toegepast? Wat voor specifieke proportionaliteits- en subsidiariteitscriteria bevat artikel 126h Sv? Wat hebben deze criteria voor betekenis volgens de wetsgeschiedenis en literatuur? Hoe worden deze criteria in de rechtspraak toegepast en beoordeeld? Tussenconclusie Artikel 126m Sv, het opnemen van communicatie via een communicatiedienst Wat omvat artikel 126m Sv en waarbij wordt dit artikel toegepast? Wat voor specifieke proportionaliteits- en subsidiariteitscriteria bevat artikel 126m Sv? Wat hebben deze criteria voor betekenis volgens de wetsgeschiedenis en literatuur? Hoe worden deze criteria in de rechtspraak toegepast en beoordeeld? Tussenconclusie De proportionaliteit en subsidiariteitseis bij de inverzekeringstelling HOOFDSTUK Wat omvat artikel 8 EVRM De necessity-eis en het forseeable criterium van artikel 8 EVRM Tussenconclusie CONCLUSIE LITERATUURLIJST Literatuur...53 Wet- en regelgeving...54 Parlementaire stukken...54 Websites...54 Jurisprudentie...54 Overig

3 DE ABSTRACT Voor u ligt een scriptie, geschreven in het kader van de afronding van mijn Master Publiekrecht: Strafrecht. Deze scriptie is het resultaat van een onderzoek naar de modernisering van het Wetboek van Strafvordering en dan met name het codificeren van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in de algemene bepalingen van Boek II. Wat zijn de consequenties van het verdwijnen van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit bij elke bevoegdheid apart en wat verandert er wanneer deze beginselen in een algemeen artikel in Boek II worden geplaatst? Gekozen is om een drietal BOB-bevoegdheden (artikel 126g, 126h en 126m Sv) uit te diepen en vervolgens te kijken naar hoe de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit daar worden toegepast. Deze artikelen bevatten nu nog eisen als 'in belang van het onderzoek', 'indien het onderzoek het dringend vordert' en 'indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert'. Met de modernisering van het Wetboek van Strafvordering en daarmee het codificeren van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in een algemeen artikel in Boek II, komen deze aparte eisen te vervallen. Wat betekenen deze eisen precies en hoe belangrijk zijn zij? Hoe worden zij door de wetgever uitgelegd en hoe worden zij in de praktijk toegepast? En de belangrijkste vraag: welke consequenties brengt het met zich mee wanneer deze eisen komen te vervallen? De conclusie die uit dit onderzoek kan worden getrokken is dat met de komst van een algemeen artikel omtrent de proportionaliteit en subsidiariteit bepaalde bevoegdheden wel eens heel anders gebruikt zouden kunnen gaan worden dan de wetgever aanvankelijk bedoeld heeft. Het is in bepaalde zaken juist van belang dat de wet voorwaarden bevat waaraan moet zijn voldaan, wil de toepassing van de bevoegdheid voldoende proportioneel en subsidiair zijn. Hier is in het huidige wetboek wel sprake van, maar dit zal mogelijk bij de modernisering niet meer zo zijn. Wanneer de wet de concrete eisen niet meer stelt maar slechts een algemeen kader schetst, zouden wellicht ook minder ernstige misdrijven al als voldoende ernstig kunnen worden gekwalificeerd om de bevoegdheid toe te mogen passen. Immers, wat is voldoende proportioneel en subsidiair in welke context? Ik wens u veel leesplezier. 3

4 DE INLEIDING Ons Wetboek van Strafvordering is al bijna een eeuw oud. Het huidige wetboek dat wij hedendaags gebruiken, wordt al gebruikt vanaf De geschiedenis van het wetboek gaat echter nog veel verder terug. Grote delen zijn overgenomen uit eerdere wetboeken, waaronder het wetboek uit 1838, dat op zijn beurt was gebaseerd op de daarvoor geldende Code d' Instruction Criminelle. 1 Door de jaren heen zijn er talloze, nieuwe artikelen bijgekomen, waardoor de systematiek van het wetboek er niet beter op is geworden. Artikelen met aanvullingen als 126ng en 126zf zijn eerder regel dan uitzondering. Daarnaast is de samenleving inmiddels ingrijpend veranderd. Niet alleen de systematiek, maar ook ontwikkelingen op het gebied van jurisprudentie en technische veranderingen eisen een modernisering van het wetboek. De opkomst van andere soorten criminaliteit (zoals bijvoorbeeld cybercrime) maar ook nieuwe technische mogelijkheden met betrekking tot dossieropbouw vragen om een verandering in het wetboek. Het huidige wetboek gaat uit van een strafdossier met papieren documenten en houdt zodoende onvoldoende rekening met digitale communicatie en informatie-uitwisseling. Dit leidt nogal eens tot vertragingen, waardoor het onnodig lang duurt voordat de rechter een uitspraak kan doen. Door te gaan werken met digitale stukken worden doorlooptijden verkort en wordt zodoende het opsporingsproces versnelt. 2 Hier moet het wetboek echter wel op ingespeeld zijn. Met betrekking tot nieuwe soorten criminaliteit is modernisering ook een absolute noodzaak. Strikte regels voor onderzoek aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers zoals laptops, tablets of mobiele telefoons worden momenteel gemist. Onderzoek aan een mobiele telefoon is immers niet meer te vergelijken met een onderzoek aan een eenvoudige zakagenda. Ook hier moeten nadere regels voor komen, om de waarborgen voor de burger te kunnen rechtvaardigen. De hoogste tijd voor verandering dus. En deze komt er ook. Op 30 september 2015 heeft minister Van der Steur van het Ministerie van Veiligheid en Justitie middels een Contourennota laten weten hoe het nieuwe Wetboek van Strafvordering vorm gaat krijgen. Doel van de modernisering volgens deze nota is te komen tot een toekomstbestendig wetboek dat voorziet in een evenwichtig stelsel van rechtswaarborgen, dat zowel voor professionals als burgers werkbaar is. In deze Contourennota is onder andere gedetailleerd weergegeven hoe diverse 3 1 Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p.2 2 Rijksoverheid.nl, Van der Steur: nieuw wetboek krijgt vorm, nieuwsbericht, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p.1 4

5 bepalingen anders dienen te worden geformuleerd. Deze voorgestelde wijzigingen moeten bijdragen aan een verbetering van de kwaliteit van de bestaande strafrechtspleging. 4 Zo komt er een aparte regeling voor de rechten en plichten van getuigen, worden de verdenkingscriteria vereenvoudigd en worden de regels betreffende het (professionele) verschoningsrecht aangepast. Ook is het de bedoeling dat de regeling rond de bijzondere opsporingsbevoegdheden (hierna: de BOB-bevoegdheden) eenvoudiger wordt. Zo kan de officier van justitie straks de toepassing van verschillende bevoegdheden in één bevel opnemen, in plaats van meerdere bevelen uit te schrijven. Maar ook de regels rondom de proportionaliteit en de subsidiariteit veranderen. Er komt een algemeen criterium: alles wat in het voorbereidend onderzoek plaatsvindt moet proportioneel en subsidiair zijn. Dit algemene criterium wordt gecodificeerd in boek II van het Wetboek van Strafvordering. Maar wat zijn de consequenties hiervan? Artikelen als 126m Sv (aftappen van de communicatie via een communicatiedienst), 126g Sv (observatie van een persoon) en artikel 126h Sv (infiltratie in een criminele organisatie) bevatten specifieke bepalingen van de proportionaliteit en subsidiariteit. Zo bevatten de artikelen 126m Sv en 126h Sv de zinsneden indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en indien het onderzoek dit dringend vordert, formuleert artikel 126g lid 1 Sv de specifieke proportionaliteit- en subsidiairiteitstoets met in belang van het onderzoek en lid 2 met indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Met de komst van een algemeen criterium is het de vraag of deze specifieke criteria minder betekenis zullen gaan krijgen. Immers, wanneer een specifiek criterium in bepaalde artikelen de bedoeling heeft om meer houvast te geven, wordt dat niet beter door een vager, algemener criterium in de wet op te nemen. Wat gaat er met deze bevoegdheden gebeuren, wanneer er een algemeen criterium komt? En voldoet Nederland dan nog wel aan de eisen van artikel 8 EVRM? Middels deze masterscriptie poog ik een antwoord te geven op de vraag: Wat zijn de consequenties van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, als de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in de algemene bepalingen worden gecodificeerd van Boek II, en niet meer zoals nu bij elke bevoegdheid apart? Allereerst zal in hoofdstuk 1 worden behandeld wat er zoal veranderd in het Wetboek van Strafvordering, met de modernisering hiervan. Wat zijn de belangrijkste veranderingen en wat verandert er met betrekking tot de proportionaliteit en subsidiariteit? 4 Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p.1 5

6 Vervolgens zullen er in hoofdstuk 2 drie artikelen worden besproken, die nu specifieke proportionaliteits- en subsidiariteitscriteria bevatten. Wat was de bedoeling van de wetgever bij het invoeren van deze specifieke criteria en hoe worden zij doorgaans in de praktijk toegepast? In hoofdstuk 3 wordt het normatieve kader verder uitgediept. Voldoet het plaatsen van de proportionaliteits- en subsidiariteitscriteria in de algemene bepalingen aan de eisen die artikel 8 EVRM stelt aan de bevoegdheden die een inbreuk maken op het recht op privacy? De scriptie wordt afgesloten met een conclusie waarin antwoord wordt gegeven op de hoofdvraag: Wat zijn de consequenties van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, als de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in de algemene bepalingen worden gecodificeerd van Boek II, en niet meer zoals nu bij elke bevoegdheid apart? 6

7 HOOFDSTUK 1 Wat verandert er met de modernisering van het Wetboek van Strafvordering? 1.1 Waarom wordt het Wetboek van Strafvordering gemoderniseerd? Zoals al in de inleiding is vermeld, stamt ons Wetboek van Strafvordering uit Tot op heden is dit wetboek blijven bestaan en door ons gebruikt. Er zijn in de loop van de tijd veel artikelen veranderd, aangepast, toegevoegd en geschrapt, waardoor de systematiek van het wetboek er niet beter op is geworden. Artikelen met aanvullingen als 126ng en 126zf zijn eerder regel dan uitzondering. Daarnaast is de samenleving inmiddels ingrijpend veranderd. De praktijk strookt al lang niet meer met het in theorie bedachte strafmodel, zoals vervat in ons huidige Wetboek van Strafvordering. Daarnaast laat het strafrecht zich hedendaags niet kennen zonder de jurisprudentie. Deze ontwikkelingen op het gebied van rechtspraak en jurisprudentie zijn niet opgenomen in de wet. Dit kan verwarring scheppen en voor een belemmering van de rechtszekerheid van de burger zorgen. Half 2014 kondigde oud-minister Ivo Opstelten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie op een congres een ambitieus wetgevingsprogramma aan, met als inzet een nieuw Wetboek van Strafvordering. Doel van dit wetgevingsprogramma was een nieuw, gemoderniseerd Wetboek van Strafvordering dat beter zou aansluiten bij een moderne, digitale samenleving en dat toegankelijker zou zijn voor de rechtspraktijk en de burger. Er zou vooral worden ingezet op een vereenvoudiging van de huidige, complexe regeling van de BOB. 5 Zo zei hij: Het huidige Wetboek van Strafvordering gaat ervan uit dat het gehele strafprocesrecht in een formele wet geregeld moet worden. Iedereen die met het recht te maken heeft weet dat dit strafvorderlijke legaliteitsbeginsel onder druk staat. Het tempo waarin de huidige samenleving zich ontwikkelt is zo hoog dat het niet altijd goed mogelijk is om door middel van een formele wet tijdig en effectief in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom wil ik komen met formele wetgeving die voldoende ruimte biedt voor lagere regelgeving. ( ) Het gemoderniseerde wetboek moet zoals gezegd aan de ene kant voldoende richtinggevend zijn en aan de andere kant voldoende ruimte laten voor een flexibele benadering, waarbij kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. 6 Plan was dat er eind 2014 een Contourennota opgesteld zou worden door oud-minister Opstelten, waarin de grote lijnen van de modernisering bekend zouden worden gemaakt. Na 5 Red Mr., Meer ruimte voor lagere regelgeving in Wetboek van Strafvordering, Mr. Online, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Toespraak oud-minister Opstelten tijdens congres,

8 deze Contourennota zou er een uitvoerige consultatieronde plaatsvinden, waarbij diverse adviesorganen hun bevindingen konden uiten omtrent deze herziening. De Contourennota liet even op zich wachten, maar op 30 september 2015 zond minister Van der Steur de Contourennota aan de Voorzitter van de Tweede Kamer. Hierin liet hij, op verzoek van zijn ambtsvoorganger Opstelten, weten hoe het nieuwe Wetboek van Strafvordering vorm zou gaan krijgen en wat de precieze veranderingen zouden gaan worden. 7 In deze Contourennota werd het doel van de modernisering nogmaals benadrukt: Een toekomstbestendig wetboek, dat voorziet in een evenwichtig stelsel van rechtswaarborgen, dat zowel voor professionals als burgers werkbaar is Wat zijn in het kort de belangrijkste veranderingen? In de Contourennota van 30 september 2015 laat minister Van der Steur weten wat de belangrijkste wijzigingsvoorstellen zijn met betrekking tot het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Een aantal belangrijke wijzigingsvoorstellen zal ik in deze paragraaf bespreken. Allereerst neemt het voorbereidend onderzoek in verhouding tot het onderzoek ter terechtzitting in gewicht toe. Het nieuwe Wetboek van Strafvordering zal meer de nadruk leggen op het voorbereidend onderzoek, omdat dit onderzoek in belangrijke mate het verdere verloop van het proces en de kwaliteit van de procedure als geheel bepaalt. 9 De deugdelijkheid en de kwaliteit van de over de zaak te nemen beslissingen dienen hiermee bevorderd te worden. Voorbeelden van deze bevordering zijn bijvoorbeeld het vroegtijdig horen van getuigen en het uitvoeren van overig relevant onderzoek. Deze bevorderingen kunnen gerechtelijke dwalingen in de kiem smoren. Daarnaast is het voor alle betrokkenen in een strafzaak van groot belang dat zij zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over de stand van zaken en de afloop van de zaak. Een goede voorbereiding van de zitting, voorzien van meer mogelijkheden voor de rechterlijke betrokkenheid en vroegtijdige, actieve participatie door het Openbaar Ministerie en de verdediging zal voorts ook kortere doorlooptijden opleveren. Het meer gewicht geven aan het voorbereidend onderzoek zal dus tevens een efficiënter strafproces beogen, waarbij onnodige aanhoudingen van het onderzoek ter terechtzitting zal worden voorkomen Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p.1 9 Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p.13 8

9 Een andere belangrijke verandering is dat het verdenkingscriteria wordt aangepast. Het wetboek kent hedendaags meer dan tien verschillende verdenkingscriteria. Dit is niet bepaald bevorderlijk voor de overzichtelijkheid. In plaats daarvan wordt er straks bij de modernisering uitgegaan van een beperkt aantal verdenkingscriteria. 11 Het veelvuldig gehanteerde verdenkingscriterium dat er sprake moet zijn van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, behoeft voornamelijk de aandacht. Deze verdenking verwijst naar artikel 67, eerste lid, WvSv, waarin staat dat voorlopige hechtenis is toegelaten bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, of wanneer het gaat om een misdrijf genoemd in het lijstje met een grote hoeveelheid aan specifiek aangeduide misdrijven waarop minder dan vier jaar is gesteld. Het verdenkingscriterium, op basis van het voorlopige hechteniscriterium, wordt daarnaast ook doorgaans toegepast bij de BOB. Bepaalde bevoegdheden mogen alleen maar uitgeoefend worden wanneer er aan dit specifieke verdenkingscriterium is voldaan. Hiervoor moet dan dus een uitstap gemaakt worden naar de lange opsomming van artikel 67 WvSv en de bijkomende eisen. Het moge duidelijk zijn dat een vereenvoudiging van de verdenkingscriteria alleen al om deze reden wenselijk is. In de Contourennota wordt gesproken over het weglaten van het voorlopige hechteniscriterium, en te gaan voor een systeem dat eenvoudig, consistent en overzichtelijk is. Daarnaast moet het in beginsel gelden voor alle bevoegdheden en het moet uit een oogpunt van rechtswaarborgen en effectiviteit van de opsporing evenwichtig zijn. 12 Het voorstel is om een beperkte set van verdenkingscriteria te gaan hanteren, waarbij in beginsel wordt uitgegaan van een verdeling in vier categorieën: 1. Verdenking van een strafbaar feit; 2. Verdenking van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van een jaar of meer is gesteld; 3. Verdenking van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld; 4. Verdenking van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld. De eerste en tweede categorie is bedoeld voor alle 'reguliere' bijzondere opsporingsbevoegdheden. De derde categorie, de vierjaarscategorie, is bedoeld voor een kleine groep bijzondere opsporingsbevoegdheden, namelijk het gedwongen afnemen van celmateriaal met het oog op DNA-onderzoek, infiltratie, het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel en het aftappen van telecommunicatie. Bij de laatste categorie gaat het slechts om twee bevoegdheden, namelijk het opnemen van vertrouwelijke communicatie in de woning en 11 Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p

10 bij grootschalig DNA-onderzoek. 13 Daarnaast wordt een bijzondere opsporingsbevoegdheid in beginsel maar één keer uitgeschreven. Hedendaags maken wij gebruik van drie verschillende soorten opsporingsvormen, te weten klassiek, modern en terroristisch. Deze drie vormen hebben alle drie hun eigen criteria met betrekking tot het uitoefenen van een bepaalde bevoegdheid. De bevoegdheden omtrent de klassieke en de moderne opsporingsvorm gaan samenvallen, waardoor zij dezelfde criteria krijgen. 14 Tevens wordt bij de inzet van BOBbevoegdheden een generiek bevel mogelijk, waarin de officier van justitie kan bepalen dat meerdere van die bevoegdheden tegen een persoon kunnen worden ingezet. Dit alles is alleen mogelijk wanneer is voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. 15 Dit laatste punt, omtrent de opsporingsbevoegdheden, brengt mij tot de laatste belangrijke verandering van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering die ik in dit hoofdstuk aan de orde wil stellen. Het betreft de regels omtrent de proportionaliteit en de subsidiariteit. Er komt in het nieuwe wetboek een algemeen criterium in boek II, dat aangeeft dat alles wat in het voorbereidend onderzoek plaatsvindt, proportioneel en subsidiair moet zijn. In paragraaf 1.3 zal ik deze verandering nader toelichten. 1.3 Wat verandert er met betrekking tot de proportionaliteit en de subsidiariteit? De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn van zeer groot belang binnen ons strafrechtssysteem. Zo spelen de beginselen een grote rol in ons Wetboek van Strafrecht, bij bijvoorbeeld noodweer (conform artikel 41 Sr is niet strafbaar hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed, tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Aanvullend moeten de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht genomen worden. Dit houdt in: staat de verdediging in verhouding met de aanval? (proportioneel) en was er geen andere mogelijkheid, zoals bijvoorbeeld vluchten? (subsidiariteit)). Maar ook binnen het Wetboek van Strafvordering is het in acht nemen van deze criteria van groot belang. Het optreden van een opsporingsambtenaar en het toepassen van de dwangmiddelen moeten te allen tijde noodzakelijk zijn (subsidiair) en in verhouding staan tot het beoogde doel (proportioneel). Wanneer een opsporingsambtenaar zonder toestemming van de bewoner een woning binnentreedt (uiteraard alleen wanneer hij hier een machtiging voor heeft) en hij 13 Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p.42 10

11 om binnen te kunnen komen de deur inramt in plaats van dat hij een ruitje intikt, kan dit worden gezien als een niet-subsidiaire handeling. Immers, wanneer kan worden volstaan met het intikken van een ruitje, hoeft niet de hele deur ingeramd te worden. 16 Dit is immers niet noodzakelijk geweest, aangezien het intikken van het ruitje er ook voor had kunnen zorgen dat hij binnen was gekomen. Er is sprake van disproportioneel handelen wanneer een opsporingsambtenaar bij het aanhouden van een winkeldief hem in zijn been schiet, terwijl hij hem ook gemakkelijk kon beetpakken en naar de grond kon werken. Dit handelen staat immers niet in verhouding tot het beoogde doel. Dit disproportioneel kan ernstige inbreuken opleveren, waarbij het voor kan komen dat er in het voorbereidend onderzoek bepaalde bewijsmiddelen niet gebruikt mogen worden. Dit is uiteraard een onwenselijke situatie. Wanneer een opsporingsambtenaar dus een bepaalde bevoegdheid uitoefent, dient hij zichzelf altijd af te vragen of zijn of haar optreden proportioneel en subsidiair is. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn dus een soort algemene, ongeschreven, nog niet gecodificeerde regels die altijd van toepassing zijn en in acht moeten worden genomen. Hier komt, aldus de Contourennota, met de modernisering van het Wetboek van Strafvordering verandering in. Hedendaags zijn een aantal artikelen van de BOB zo ingekleed, dat zij wel een bepaalde proportionaliteits- en subsidiariteitstoets in zich hebben. Dit duidt op een soort extra, aanvullende toets, die naast het reguliere criterium van de proportionaliteit en de subsidiariteit ook getoetst moet worden. Dit zijn de meer ingrijpende bevoegdheden. Artikelen als 126m Sv (het aftappen van de communicatie via een communicatiedienst), 126g Sv (de observatie van een persoon) en artikel 126h Sv (infiltratie in een criminele organisatie) bevatten deze extra specifieke bepalingen. Zo bevatten de artikelen 126m Sv en 126h Sv de zinsneden indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en indien het onderzoek dit dringend vordert, formuleert artikel 126g lid 1 Sv de specifieke proportionaliteit- en subsidiairiteitstoets met in belang van het onderzoek en lid 2 met indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Volgens de Contourennota verdient het dus straks vanuit systematisch oogpunt bezien de voorkeur om in de algemene bepalingen van het voorbereidend onderzoek (boek II) een artikel op te nemen inhoudende dat bij de uitoefening van alle bevoegdheden de beginselen 16 Braak bij binnentreden-arrest, HR, , NJ 1979,

12 van proportionaliteit en subsidiariteit gelden. Dit zou dan in de plaats moeten komen van de specifieke criteria die in de wet nu voorkomen. 17 Met de komst van een algemeen criterium zullen deze specifieke bepalingen als in artikel 126g, 126h en 126m Sv komen te vervallen. Het is de vraag of dit wel wenselijk is en of deze specifieke bepalingen dan minder betekenis zullen gaan krijgen. Immers, wanneer een specifiek criterium in bepaalde artikelen de bedoeling heeft om meer houvast te geven, wordt dat niet beter door een vager, algemener criterium in de wet op te nemen. Daarnaast is dit niet bij alle artikelen zo. In tegenstelling tot de artikelen omtrent de BOB-bevoegdheden, krijgt de inverzekeringstelling er wel een extra proportionaliteit en subsidiariteitstoets bij. De minister heeft voorgesteld voor de inverzekeringstelling een eenjaarscriterium of een tweejaarscriterium te gaan hanteren. Bij het eenjaarscriterium wordt voorts de eis gesteld dat, bij misdrijven waar tussen de één en twee jaar op gesteld is, de officier van justitie toetst of de inverzekeringstelling wel noodzakelijk en proportioneel is. 18 Kennelijk wenst de minister hier juist wel een extra toetsing aan de proportionaliteit en subsidiariteit, naast de algemene toets uit boek II. Waarom is dit? In de volgende hoofdstukken zal ik dieper ingaan op de bedoeling van de wetgever en de praktijktoepassing van de specifieke criteria van de proportionaliteit en de subsidiariteit bij artikel 126g Sv, 126h Sv en 126m Sv. Gekeken zal worden naar in hoeverre deze specifieke criteria anders worden toegepast dan de algemene eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en tot wat voor soort praktijken het zou kunnen leiden wanneer deze specifieke criteria niet langer meer in de wet zijn opgenomen, maar vervangen zijn door een algemeen criterium in boek II. 17 Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p Ministerie van Veiligheid en Justitie, Contourennota, , p

13 HOOFDSTUK 2 De specifieke proportionaliteit- en subsidiariteitscriteria van artikel 126g Sv, 126h Sv en 126m Sv 2.1 Artikel 126g Sv, de stelselmatige observatie 1. In geval van verdenking van een misdrijf, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar stelselmatig een persoon volgt of stelselmatig diens aanwezigheid of gedrag waarneemt. 2. Indien de verdenking een misdrijf betreft als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bepalen dat ter uitvoering van het bevel een besloten plaats, niet zijnde een woning, wordt betreden zonder toestemming van de rechthebbende. ( ) Wat omvat artikel 126g Sv en waarbij wordt dit artikel toegepast? Artikel 126g Sv is geregeld in het eerste boek van het Wetboek van Strafvordering, onder titel IVA: Bijzondere bevoegdheden tot opsporing (hierna: Wet BOB), in de eerste afdeling omtrent de stelselmatige observatie. Artikel 126g Sv is het enige artikel dat in deze afdeling omschreven staat. Het artikel omvat de bevoegdheid tot het stelselmatig observeren van een persoon, die verdacht wordt van een misdrijf. De opsporingsambtenaar wordt, wanneer de officier van justitie dit beveelt, belast met het stelselmatig volgen van een persoon (de dynamische observatie) of het stelselmatig waarnemen van diens aanwezigheid of gedrag (de statische observatie. 19 In het tweede lid wordt omschreven dat de officier van justitie, wanneer het een misdrijf betreft als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv en gezien de aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan bevelen dat de opsporingsambtenaar voor zijn stelselmatige observatie een besloten plaats, niet zijnde een woning, betreedt zonder toestemming van de rechthebbende. In de Wet BOB is het uitgangspunt dat alleen opsporingsmethoden die een inbreuk maken op een grondrecht expliciet omschreven moeten worden. Voor de methode van observatie betekent dit dat alleen die specifieke vorm van observatie in de wet geregeld moet worden die een inbreuk maakt op het privacy grondrecht, zoals geregeld in artikel 8 EVRM. 20 Oppervlakkige vormen van observatie, waarbij de privacy van de burger niet geschonden 19 T. Blom, T&C Strafvordering, commentaar op artikel 126g Sv, Deventer: Kluwer K. Van der Meijde & M.J.A. Plaisier, Handboek strafzaken, Deventer: Kluwer 2014, par

14 wordt, kunnen worden gebaseerd op de algemene bepaling van artikel 3 Politiewet Om een onderscheid te kunnen maken tussen oppervlakkige observatie en observatie waardoor er een (grote) inbreuk wordt gemaakt op het privacyrecht, moet er volgens de Commissie van Traa gekeken worden naar de duur en de intensiteit van de observatie. 23 In de Wet BOB is geen bepaling opgenomen die de duur van de observatie regelt, maar wel de intensiteit. Die dient gelezen te worden in het begrip stelselmatig. De wetgever zegt dat met name gekeken dient te worden naar de voorgenomen intensiteit, en niet van de uitgevoerde intensiteit. De intensiteit wordt namelijk gerelateerd aan het resultaat dat met de observatie kan worden bereikt. 24 De wet regelt derhalve uitsluitend de zogenaamde stelselmatige observatie en dus geen mindere vormen hiervan. 25 In de Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden staat vermeldt wat precies onder stelselmatige observatie wordt verstaan. Er is volgens deze Aanwijzing sprake van stelselmatige observatie in de zin van artikel 126g Sv, indien het observeren van een persoon tot gevolg kan hebben dat er een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven worden verkregen. 26 Een aantal elementen zijn daarbij van belang: de duur, de plaats, de intensiteit of de frequentie van de observatie en het gebruik van een technisch hulpmiddel dat meer biedt dan alleen de versterking van de zintuigen. Elk element, maar vooral de combinatie van de elementen tezamen, zijn bepalend voor de vraag of in een bepaald geval een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven kan worden verkregen. 27 Het gaat in het geval van stelselmatige observatie om een meer ingrijpende vorm van observatie, die een excessieve inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van de geobserveerde. Om die reden zit de officier van justitie er dus als schakel tussenin en is belast met het uitschrijven van de bevoegdheid tot stelselmatige observatie. Dit is anders dan bij de oppervlakkige observatie, waar slechts de politie bepaalt of er wel of geen observatie mag plaatsvinden. De officier van justitie dient voorafgaand aan het uitschrijven van de bevoegdheid uitvoerig te bepalen tot welk resultaat de voorgenomen observatie zou kunnen leiden. 28 Hij/zij zal moeten nagaan of er voldoende of onvoldoende informatie is om de verdachte veroordeeld te krijgen en of het nodig is om hiervoor stelselmatig te observeren, of Artikel 3 Politiewet 1993: De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. 22 HR 19 december 1995, NJ 1996/ Kamerstukken II 1996/97, , nr. 3, blz T. Blom, T&C Strafvordering, commentaar op artikel 126g Sv, Deventer: Kluwer K. Van der Meijde & M.J.A. Plaisier, Handboek strafzaken, Deventer: Kluwer 2014, par Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden, Stcrt. 2014, 24442, p.4 27 Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden, Stcrt. 2014, 24442, p.4 28 Aanwijzing Opsporingsbevoegdheden, Stcrt. 2014, 24442, p.5 14

15 dat het ook op een andere manier kan. En in hoeverre is dit belangrijk voor het strafdossier? Hier heeft de wetgever aparte criteria voor opgenomen in artikel 126g Sv, welke verder worden besproken in subparagraaf van dit hoofdstuk Wat voor specifieke proportionaliteits- en subsidiariteitscriteria bevat artikel 126g Sv? Zoals hiervoor al is aangegeven, is de officier van justitie belast met het bevelen van de stelselmatige observatie. Voordat de officier van justitie de bevoegdheid tot stelselmatige observatie wel of niet verleent, dient hij/zij uitvoerig in kaart te brengen of de observatie wel of niet tot het gewenste resultaat zal gaan leiden. Daarnaast zitten er nog twee extra eisen verscholen in artikel 126g Sv. De wetgever heeft twee proportionaliteits- en subsidiariteitscriteria in het artikel verwerkt, waar de officier van justitie aan moet toetsen om tot een beslissing te komen. Eerder al werd aangegeven dat de proportionaliteit en subsidiariteit algemene beginselen zijn die altijd in acht genomen dienen te worden. Er moet derhalve te allen tijde gekeken worden naar of de gedraging (of in dit geval de bevoegdheid) noodzakelijk is en of er geen andere, minder vergaande mogelijkheid is. Toch heeft de wetgever ervoor gekozen om in artikel 126g Sv twee extra, specifieke criteria te verwerken. Zowel in lid 1 als in lid 2 wordt het criterium in belang van het onderzoek genoemd. Lid 2 kent voorts nog een extra criterium: indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Klaarblijkelijk heeft de wetgever gewild dat er strenger gekeken dient te worden naar de stelselmatige observatie dan andere BOB-bevoegdheden binnen de Wet BOB. In de volgende subparagraaf zal duidelijk naar voren komen wat de wetgever bedoeld heeft met deze specifieke criteria van de proportionaliteit en subsidiariteit en wat voor betekenis deze criteria hebben volgens de wetsgeschiedenis en de literatuur Wat hebben deze criteria voor betekenis volgens de wetsgeschiedenis en literatuur? Het criterium 'in belang van het onderzoek' staat vermeldt in zowel lid 1 als lid 2 van artikel 126g Sv. In dit criterium kan het beginsel van doelbinding worden herkend. 29 Het is te allen tijde de bedoeling dat het doel van de uitoefening van de bevoegdheden (in dit geval de stelselmatige observatie) duidelijk wordt en gerelateerd is aan datgene dat onderzocht moet worden. Wat dit criterium in het bijzonder aangeeft, is dat de inzet van de bevoegdheid minst genomen moet kunnen bijdragen aan het onderzoek. Het is als het ware een soort 29 Rijksoverheid, Discussiestuk; Algemene bepalingen en uitgangspunten van het voorbereidend onderzoek (boek 2), 2014, p

16 basisvoorwaarde. 30 Denkbaar zou kunnen zijn dat iedere bijzondere opsporingsbevoegdheid in het belang van het onderzoek zou moeten plaatsvinden. Zonder dit belang is het vreemd om die bevoegdheid uit te oefenen. Waarom zou er immers tijd gestoken worden in het uitoefenen van bepaalde bevoegdheden als het onderzoek daar geen belang bij heeft? Toch heeft de wetgever ervoor gekozen om bij bepaalde artikelen, waaronder artikel 126g Sv, op te nemen dat de bevoegdheid slechts in belang van het onderzoek uitgeoefend mag worden. Maar wat betekent deze basisvoorwaarde nu precies? Wat is dan precies in het belang van het onderzoek en wat niet? En waar ligt de grens? Vooropgesteld kan worden dat het erg lastig is te achterhalen wat de wetgever nu precies bedoeld heeft met dit criterium. In de Memorie van Toelichting wordt veelvuldig gesproken over dat bepaalde bevoegdheden in het belang van het onderzoek moeten worden uitgeoefend, maar nergens rept de wetgever over wat deze zinsnede dan precies inhoudt. 31 Wel wordt er in het Advies van de Raad van State over de Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van enige bijzondere bevoegdheden en wijziging van enige andere bepalingen (bijzondere opsporingsbevoegdheden) gezegd dat de voorwaarde 'in het belang van het onderzoek' impliceert dat het onderzoek (en daarmee de uitoefening van de bevoegdheden) erop gericht moet zijn de verdenkingen tegen een persoon of een georganiseerd verband op te helderen. 32 Daarnaast wordt er in een Nota naar aanleiding van een verslag omtrent de wijziging van de bijzondere opsporingsbevoegdheden, bij een vraag van de PvdA omtrent de garanties die de regeling zou kunnen stellen om waar te maken dat zware opsporingsbevoegdheden gebruikt mogen worden ten behoeve van de strafrechtelijke afdoening van delicten, het volgende antwoord gegeven: 'Het gebruik van opsporingsbevoegdheden dient altijd plaats te vinden binnen en ten behoeve van de doeleinden waartoe de wet de bevoegdheden toekent. Gebeurt dit niet dan is sprake van misbruik van de bevoegdheden. Toepassing van een bijzondere opsporingsbevoegdheid is altijd uitsluitend toegestaan in het belang van het onderzoek en dit dient gericht te zijn op het nemen van strafvorderlijke beslissingen.' 33 Naar aanleiding van dit citaat kan worden geconcludeerd dat iedere bijzondere opsporingsbevoegdheid in belang van het onderzoek moet uitgeoefend worden, anders is het uitoefenen van de bevoegdheid niet toegestaan. Het lijkt hierdoor vreemd en onduidelijk waarom er dan bij bepaalde artikelen expliciet genoemd wordt dat de bevoegdheid in het belang van het onderzoek moet worden uitgeoefend en bij 30 Rijksoverheid, Discussiestuk; Algemene bepalingen en uitgangspunten van het voorbereidend onderzoek (boek 2), 2014, p Zie in dit verband: Kamerstukken II , , nr Kamerstukken II, , , nr. B, p Kamerstukken II, , , nr. 7, p

17 andere artikelen weer niet. Immers, wat voor doel heeft het nog om dit erbij te vermelden als iedere bijzondere opsporingsbevoegdheid uitsluitend toegestaan is in het belang van het onderzoek? Toch lijkt het een zwaarder criterium te zijn dan de algemene beginselen van de proportionaliteit en subsidiariteit, omdat het expliciet genoemd wordt in bepaalde artikelen. Echter, het is jammer genoeg onduidelijk hoe zwaar dit criterium weegt ten opzichte van de algemene criteria. Wellicht dat de rechtspraak hier meer handvatten voor heeft kunnen bieden, hetgeen behandeld wordt in subparagraaf van dit hoofdstuk. Het criterium 'indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert' staat vermeldt in het tweede lid van artikel 126g Sv. Dit lid omvat de betreding van een besloten plaats, niet zijnde een woning, voor de uitoefening van de stelselmatige observatie. Het bevel van de officier van justitie voor de betreding van een besloten plaats voor stelselmatige observatie mag slechts afgegeven worden indien het gaat om een verdenking van een misdrijf als bedoeld in artikel 67 lid 1 Sv, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Er worden hier dus twee cumulatieve eisen genoemd: er moet sprake zijn van een misdrijf als genoemd in artikel 67 lid 1 Sv en dat misdrijf moet vervolgens een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. 34 In de Memorie van Toelichting worden als voorbeelden van misdrijven die aan het criterium 'ernstige inbreuk op de rechtsorde' voldoen genoemd: mensenhandel, drugshandel, moord en ernstige fraude in de vorm van een BTW-carroussel. 35 Dit soort misdrijven schokken de rechtsorde ernstig, doordat zij een gewelddadig karakter bezitten of van een dusdanige omvang zijn dat zij gevolgen hebben voor de samenleving. Voorts wordt in de Memorie van Toelichting genoemd dat ook minder ernstige misdrijven een ernstige inbreuk kunnen maken op de rechtsorde, doordat zij in combinatie met andere misdrijven worden gepleegd. Als voorbeeld wordt genoemd valsheid in geschrifte in combinatie met omkoping van ambtenaren met het oog op verkrijging van vergunningen voor bedrijven, of kleine fraudes waarvan, gelet op de aard, kan worden vermoed dat deze deel uitmaken van een omvangrijke en ernstige vorm van fraude. 36 De wetgever heeft dus ten aanzien van het criterium 'in belang van het onderzoek' geen duidelijke uitleg gegeven over wat moet worden gezien als iets dat in belang van het onderzoek is en wat niet. Wel is naar voren gekomen dat het impliceert dat het onderzoek (en daarmee ook de uitoefening van de bevoegdheden) erop gericht moet zijn de verdenkingen tegen een persoon of georganiseerd verband op te helderen. Het gebruik van de bevoegdheden 34 K. Van der Meijde & M.J.A. Plaisier, Handboek strafzaken, Deventer: Kluwer 2014, par Kamerstukken II 1996/97, , nr. 3, blz Kamerstukken II 1996/97, , nr. 3, blz

18 dient altijd gericht te zijn op het nemen van strafvorderlijke beslissingen. Tegelijkertijd is naar voren gekomen dat iedere bijzondere opsporingsbevoegdheid uitsluitend mag worden toegepast wanneer het in het belang van het onderzoek plaatsvindt. Dit impliceert weer dat het criterium eerder relevant is om bij alle artikelen betreffende de BOB op te nemen, in plaats van bij maar een paar artikelen. Daarentegen worden er door de wetgever wel duidelijke voorbeelden gegeven voor wat betreft de zinsnede 'indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert' uit lid 2. Het moet gaan om misdrijven die de samenleving ernstig schokken, doordat zij een gewelddadig karakter hebben of van een dusdanige omvang zijn dat zij gevolgen hebben voor de samenleving. Het is erg begrijpelijk dat sommige bevoegdheden, waaronder de betreding van een besloten plaats voor stelselmatige observatie, deze extra eis bevatten, waardoor er niet zomaar te pas en te onpas gebruik kan worden gemaakt van deze bevoegdheid Hoe worden deze criteria in de rechtspraak toegepast en beoordeeld? In de vorige subparagraaf is de bedoeling van de wetgever omtrent de specifieke criteria van de proportionaliteit en de subsidiariteit van artikel 126g Sv besproken, te weten 'in het belang van het onderzoek' (lid 1 en lid 2) en 'indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert' (lid 2). In deze subparagraaf wordt dieper ingezoomd op hoe er in de praktijk omgegaan wordt met deze criteria. Hoe beoordeelt de rechter wanneer er sprake is van belang van het onderzoek en een ernstige inbreuk op de rechtsorde? Bijzonder om te zien is dat er in de rechtspraak op geen enkele wijze getoetst wordt aan of de stelselmatige observatie in belang van het onderzoek is. In de jurisprudentie omtrent artikel 126g Sv wordt geen enkele keer gesproken over of er aan dit criterium is voldaan. Het lijkt erop dat dit criterium dan ook, zoals al bij het onderzoek naar de wetsgeschiedenis naar voren kwam, niet erg relevant is om bij bepaalde artikelen te benadrukken. Immers, alle BOB-bevoegdheden mogen alleen worden uitgeoefend wanneer het in het belang van het onderzoek plaatsvindt. Ergens is dit ook wel logisch. Waarom zouden er BOB-bevoegdheden worden ingezet die niet relevant zijn voor het onderzoek? Een toetsing aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in zijn algemeenheid wordt wel in een aantal arresten naar voren gebracht. Zo pleitte de verdediging in een zaak betreffende stelselmatige observatie van een veelpleger dat de observatie in strijd was met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. 37 In deze zaak ging het om een 37 HR 13 november 2012, NJ 2013/413 18

19 man die bij de politie bekend was als veelpleger. Een veelplegersteam van de politie volgde hem winkel in en winkel uit, om hem zo te kunnen betrappen op een diefstal. Volgens de raadsman werd er hierdoor een inbreuk gemaakt op de privacy van de man, zonder dat er sprake was van enig vermoeden van schuld. Hiermee was in strijd gehandeld met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De raadsman pleitte dan ook nietontvankelijkheid van het OM. Het hof oordeelde dat de observaties niet in strijd waren met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, nu verdachte bekend stond bij de politie als veelpleger en onder de gegeven omstandigheden geen ander opsporingsmiddel voor handen lag. Het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het OM werd derhalve verworpen. Ook in cassatie faalde het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het OM. In een andere zaak omtrent het stelselmatig observeren van stropers, oordeelde zowel het hof als de Hoge Raad dat tegen de achtergrond van de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit het belang van het in standhouden van beschermde diersoorten, alsmede het voorkomen respectievelijk beëindigen van dierenleed dat door de wijze van stroperij kan worden veroorzaakt, de inzet van de dwangmiddelen zoals stelselmatige observatie, het opnemen van de telecommunicatie en het vorderen van verstrekken van verkeersgegevens van de telecommunicatie gerechtvaardigd is. 38 Hierin wordt dus inzicht gegeven in welke BOBbevoegdheden voldoende proportioneel en subsidiair van aard zijn, bij delicten als stroperij. Verder laat noch de rechtbank, noch het hof, noch de Hoge Raad zich uit over hoe er in het kader van de proportionaliteit en subsidiariteit gekeken moet worden naar wanneer een bepaalde bevoegdheid in het belang van het onderzoek kan worden uitgeoefend. Wat betreft het criterium van lid 2, indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, is dit een ander verhaal. Diverse rechters hebben zich volgens de jurisprudentie gebogen over de vraag wat precies moet worden verstaan onder een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarbij hebben zij in acht genomen wat al eerder op basis van de wetsgeschiedenis naar voren kwam: het moet gaan om misdrijven die de samenleving ernstig schokken, doordat zij een gewelddadig karakter hebben of van een dusdanige omvang zijn dat zij gevolgen hebben voor de samenleving. Welke invulling geven rechters hieraan? Veelal hebben rechters zich over deze vraag gebogen in het licht van een andere opsporingsbevoegdheid (artikel 126m of 126h Sv). Toch is hieronder een zaak weergegeven waarbij de rechter zich in het licht van artikel 126g lid 2 Sv gebogen heeft over de vraag of het gepleegde misdrijf de rechtsorde voldoende schokte ja of nee. 38 HR 22 maart 2011, LJN BP

20 In de Stroperijzaak (zie hierboven) was voorts ook door de verdediging gesteld dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal, aangezien de officier van justitie de opsporingsbevoegdheid tot stelselmatige observatie nooit had mogen afgeven, omdat niet aannemelijk was dat de verdenking van overtreding van de feiten (stroperij) naar hun aard of samenhang een ernstige inbreuk op de rechtsorde zouden opleveren. 39 Het hof greep daarbij terug op de parlementaire geschiedenis en oordeelde als volgt: Op grond van eerdergenoemde feiten en omstandigheden levert, naar het oordeel van het hof, de verdenking dat de verdachte zich wederom in georganiseerd verband schuldig zou maken aan overtreding van (onder meer) artikel 13 van de Flora- en faunawet, een ernstige inbreuk op de rechtsorde, als bedoeld in de artikelen 126g en 126m Sv op. In zoverre faalt het verweer van de verdediging. ( ) onder meer dat verzoeker eerder ter zake van wilstroperij is veroordeeld en dat er opnieuw voldoende aanwijzingen bestonden dat verzoeker zich in de nachtelijke uren in georganiseerd verband met dergelijke zaken zou bezighouden, levert een ernstige inbreuk op de rechtsorde op. Het hof refereerde hier naar de parlementaire geschiedenis, waarin genoemd wordt dat ook minder ernstige misdrijven een ernstige inbreuk kunnen maken op de rechtsorde, doordat zij in combinatie met andere misdrijven worden gepleegd, dan wel om een samenhang met andere misdrijven die in georganiseerd verband worden gepleegd. 40 De Hoge Raad ging hier zonder meer in mee en oordeelde dat er geen sprake was van een onjuiste opvatting van het hof hieromtrent. Over stelselmatige observaties bij misdrijven die de rechtsorde onvoldoende schokken is weinig bekend. Stelselmatige observatie wordt volgens de wetgever gezien als een van de minder ingrijpende bevoegdheden. 41 Hierdoor wordt er veelal geoordeeld dat deze bevoegdheid voldoende proportioneel en subsidiair is om toe te passen, aangezien minder ingrijpende bevoegdheden dan de stelselmatige observatie niet echt een optie is Tussenconclusie Naar aanleiding van hetgeen hiervoor besproken is, kan er geconcludeerd worden dat de stelselmatige observatie eigenlijk altijd proportioneel en subsidiair wordt toegepast. De stelselmatige observatie is een van de BOB-bevoegdheden die gezien wordt als een minder ingrijpende bevoegdheid. 42 Minder ingrijpende alternatieven voor de stelselmatige observatie zijn er eigenlijk niet. Hierdoor is het vrijwel altijd in het belang van het onderzoek dat deze 39 HR 22 maart 2011, LJN BP Kamerstukken II 1996/97, , nr. 3, blz Stb. 1999, Stb. 1999,

21 bevoegdheid wordt uitgeoefend. Uit de wetsgeschiedenis is weinig gebleken omtrent deze criteria. Uit een Advies van de Raad van State over de Wijziging van het Wetboek van Strafvordering is wel naar voren gekomen dat in belang van het onderzoek impliceert dat het onderzoek (en daarmee de uitoefening van de bevoegdheden) erop gericht moet zijn de verdenkingen tegen een persoon of een georganiseerd verband op te helderen. Tegelijkertijd wordt er in een Nota omtrent deze wijziging duidelijk vermeld dat alle opsporingsbevoegdheden uitsluitend mogen worden toegepast in belang van het onderzoek. Dit impliceert dus eigenlijk dat ieder artikel in de BOB deze criteria zou moeten bevatten. Uit de jurisprudentie komt voorts ook niet heel veel duidelijks naar voren. De rechter doet eerder een algemene toetsing aan de criteria van proportionaliteit en subsidiariteit, dan dat hij uitgebreid stilstaat bij of de uitoefening van de bevoegdheid wel in belang van het onderzoek plaats heeft gevonden. Betreding van een besloten plaats, niet zijnde een woning, mag alleen wanneer het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. In de wetsgeschiedenis is naar voren gekomen dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde onder andere is wanneer misdrijven de rechtsorde ernstig schokken doordat zij een gewelddadig karakter hebben of van een dusdanige omvang zijn dat zij gevolgen hebben voor de samenleving. Ook minder ernstige misdrijven kunnen een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde. Dit is wanneer zij in combinatie met andere misdrijven worden gepleegd. Uit de jurisprudentie is voorts gebleken dat stroperij in georganiseerd verband ook als ernstige inbreuk op de rechtsorde kan worden aangemerkt, onder meer omdat de verdachte al eerder ter zake van wildstroperij was veroordeeld. Dit kan dus ook een aanleiding zijn om een misdrijf aan te merken als een ernstige inbreuk op de rechtsorde. In andere zaken, met name omtrent artikel 126m Sv, heeft de rechter wel duidelijk een oordeel geveld over hoe dit criterium gelezen dient te worden. Dit wordt in paragraaf 2.3 en verder besproken. Al met al kan geconcludeerd worden dat naar alle waarschijnlijkheid bij zowel artikel 126g lid 1 als lid 2 Sv kan worden volstaan met slechts een algemene toetsing van de proportionaliteit en de subsidiariteit, nu de rechter dit toch al op deze manier toetst. Derhalve kan op basis van het voor aangaande de criteria in belang van het onderzoek van lid 1 en 2 en indien het misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert van lid 2 komen te vervallen in artikel 126g Sv. 21

Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering

Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering Tien minuten voor een inhoudelijk verhaal over de voorgenomen modernisering strafvordering is niet veel, maar in een tijd waarin commentaren op beleid en

Nadere informatie

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

Datum 10 januari 2014 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht "Politie en justitie tappen te veel af

Datum 10 januari 2014 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Politie en justitie tappen te veel af 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Datum 2 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat het nieuwe tapbeleid van Justitie een aanval is op onze grondrechten

Datum 2 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat het nieuwe tapbeleid van Justitie een aanval is op onze grondrechten 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237

ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 ECLI:NL:RBOVE:2017:2237 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 26-04-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer 08/910083-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Raadkamer

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

OMGAAN MET OPSPORINGSVERZOEKEN ARNOUD ENGELFRIET, M.SC., M.A. PARTNER, ICTRECHT ADVIESBUREAU

OMGAAN MET OPSPORINGSVERZOEKEN ARNOUD ENGELFRIET, M.SC., M.A. PARTNER, ICTRECHT ADVIESBUREAU OMGAAN MET OPSPORINGSVERZOEKEN ARNOUD ENGELFRIET, M.SC., M.A. PARTNER, ICTRECHT ADVIESBUREAU VRIJWILLIG VRAGEN? Schending van grondrechten die een meer dan geringe inbreuk op de rechten van personen vormen,

Nadere informatie

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17 Hoofdstuk 1 Inleiding 19 1.1 Eerste kennismaking 19 1.2 Plaats van het strafrecht 19 1.3 Doelen van straffen 22 1.4 Materieel strafrecht,

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving α Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag An de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen. 34 372 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Datum 3 oktober 2014 Onderwerp Berichtgeving over verzamelen gegevens door Belastingdienst en uitwisselen met andere overheidsinstanties

Datum 3 oktober 2014 Onderwerp Berichtgeving over verzamelen gegevens door Belastingdienst en uitwisselen met andere overheidsinstanties 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directie en Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 Rapport Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297 2 Klacht Verzoeker is op 8 november 2006 door de politie aangehouden wegens stalking van zijn ex-echtgenote. In dit verband klaagt verzoeker erover

Nadere informatie

Afdeling Werk en Inkomen Gemeente Enschede

Afdeling Werk en Inkomen Gemeente Enschede NALEVING VAN DE INFORMATIEPLICHT BIJ HEIMELIJKE WAARNEMING DOOR SOCIALE DIENSTEN Onderzoek door het College bescherming persoonsgegevens (CBP) naar de naleving van de informatieplicht bij heimelijke waarneming

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Utrecht hun verzoek om vergoeding van de schade als gevolg van een politieonderzoek in

Nadere informatie

Handleiding voor de deken ter waarborging van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van advocaten bij extern onderzoek.

Handleiding voor de deken ter waarborging van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van advocaten bij extern onderzoek. Handleiding voor de deken ter waarborging van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van advocaten bij extern onderzoek Maart 2013 Vastgesteld door de algemene raad op 4 maart 2013 1 Voorwoord

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 17-02-2011 Zaaknummer 03-702714-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

I A VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opsteken Postbus EH DEN HAAG

I A VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opsteken Postbus EH DEN HAAG I A NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opsteken Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 17 februari 2015 Uw kenmerk CnnI2rtn..rennn Onderwerp Advies op

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies inzake Boeken 3 tot en met 6 nieuwe Wetboek van Strafvordering

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advies inzake Boeken 3 tot en met 6 nieuwe Wetboek van Strafvordering Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Nadere informatie

Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok,

Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok, Aan de Demissionair minister van Veiligheid en Justitie Drs. S.A. Blok Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Onderwerp Advies conceptwetsvoorstellen Vaststellingswet Boek 1 en 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I wordt als volgt gewijzigd: 34 720 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van enkele bepalingen betreffende de uitvoering van bijzondere opsporingsbevoegdheden

Nadere informatie

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten. Aan de Minister van Justitie t.a.v. mw. mr. M.F.M. de Groot Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 16 januari 2006 contactpersoon mr. A. Kuijer doorkiesnummer 070-361 9706 a.kuijer@rvdr.drp.minjus.nl e-mail

Nadere informatie

Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen.

Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen. Rapport Geen vervolging, geen sepot Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de hoofdofficier van justitie

Nadere informatie

opleiding BOA Wetgeving adhv eindtermen

opleiding BOA Wetgeving adhv eindtermen In de eindtermen (juni 2005) voor de opleiding BOA wordt verwezen naar een aantal artikelen van wetten. Deze wetten zijn: de Algemene wet op het Binnentreden (Awob) Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 012 Wijziging van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in verband met de verruiming van de kring van ambtenaren, belast met de opsporing

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 Rapport Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068 2 Klacht Verzoeker, slachtoffer van poging doodslag gepleegd door zijn ex-vriendin op 10 december 1999, klaagt erover dat het arrondissementsparket te

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a

ARTIKEL I. Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd: Artikel 54a komt te luiden: Artikel 54a Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)

Nadere informatie

DISCUSSIESTUK. Bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) (Boek 2)

DISCUSSIESTUK. Bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) (Boek 2) DISCUSSIESTUK Bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) (Boek 2) In 2012 is het programma Versterking prestaties in de strafrechtketen (VPS) van start gegaan. Onderdeel daarvan is de modernisering van het

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222 Rapport Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie te Maastricht geen uitvoering heeft gegeven aan de door het gerechtshof te 's-hertogenbosch

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland.

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland. Rapport Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/009 2 Klacht Verzoekster

Nadere informatie

College van Procureurs-Generaal

College van Procureurs-Generaal Openbaar Ministerie College van Procureurs-Generaal Voorzitter U' Postbus 20B05 2500 EH Den Haag Prins Olauslaan IB D' 2505 AJ Den Haag, Minister van Veiligheid en Justitie Telefoon+31 (0)70 233 3B 00

Nadere informatie

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I Besluit van, houdende wijziging van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 341 Besluit van 25 augustus 2003, houdende wijziging van het Besluit aanwijzing Halt-feiten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

crisis in de verzorgingsstaat , 294 economische crisis 82-85

crisis in de verzorgingsstaat , 294 economische crisis 82-85 Trefwoordenregister A Accusatoir versus inquisitoir 71-76, 137, 149-153 Afgeschermde getuige 524-527 Afluisteren van telefoongesprekken 233-235, 235-236, 336-342, 366, 380-381, 383, 387-388, 415, 432-433

Nadere informatie

Digitaal onderzoek vanuit strafvorderlijk perspectief

Digitaal onderzoek vanuit strafvorderlijk perspectief Digitaal onderzoek vanuit strafvorderlijk perspectief Symposium E-Discovery 2014 Mr. J.J. Oerlemans 12-06-2014 Agenda - Wat is een opsporingsonderzoek? - Onderzoek aan gegevens op een computer - De netwerkzoeking

Nadere informatie

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/400

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/400 Rapport Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/400 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een met naam genoemde inspecteur van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Vervoer, van het Ministerie

Nadere informatie

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG. NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 28 maart 2014 Uw kenmerk 476490 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391 Rapport Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de hoofdofficier van justitie te Groningen hem in een brief van 1 februari 2006 onvolledig heeft geantwoord

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak

de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak De minister van Justitie en Veiligheid Prof. mr. F.B.J. Grapperhaus Postbus 20301 2500 EH Den Haag bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag datum 20

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Wet Computercriminaliteit III in vogelvlucht

Wet Computercriminaliteit III in vogelvlucht Wet Computercriminaliteit III in vogelvlucht Wet computercriminaliteit III: Begin 2019 van kracht Lange aanloop (eerste conceptwetsvoorstel 2011) Aanvulling op Wet Computercriminaliteit en Wet computercriminaliteit

Nadere informatie

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Aangenomen en overgenomen amendementen

Aangenomen en overgenomen amendementen Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Datum 20 december 2011 Betreffende wetsvoorstel: 32045 Wijziging

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Ministerie van Justitie

Ministerie van Justitie ϕ1 Ministerie van Justitie Aan de Koningin Onderdeel sector straf- en sanctierecht Contactpersoon Mr. L.P. Mol Lous Registratienummer 5501938/07/6 Datum 10 september 2007 Onderwerp Nader rapport inzake

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Grondslagen van Recht ( ) Beste student(e), Grondslagen van Recht Week 3 2018 2019 Voorwoord Beste student(e), Voor je ligt de samenvatting van de stof van Hoofdstuk 14 van het boek Hoofdlijnen, dat voorgeschreven wordt in week 3. Aanvankelijk hebben

Nadere informatie

Speech SG Riedstra op congres Modernisering Wetboek van strafvordering, Den Haag, Fokker Terminal, 14 september 2017

Speech SG Riedstra op congres Modernisering Wetboek van strafvordering, Den Haag, Fokker Terminal, 14 september 2017 Speech SG Riedstra op congres Modernisering Wetboek van strafvordering, Den Haag, Fokker Terminal, 14 september 2017 Welkom bij dit derde congres over de modernisering van het Wetboek van Strafvordering.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275

Rapport. Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275 Rapport Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Koninklijke Marechaussee hem na zijn aanhouding op 18 januari 2003 op de vliegbasis Volkel, niet ten spoedigste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099

ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099 ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5099 Instantie Rechtbank Leeuwarden Datum uitspraak 23-02-2000 Datum publicatie 22-12-2003 Zaaknummer 17/095089-99 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging Inhoud Voorwoord 9 Deel I Materieel strafrecht 11 1 Strafrecht 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid 13 13 14 18 I 4 5 II 6 7 8 9 10 11 De menselijke gedraging De gedraging Causaal

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20019 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBROT:2017:4588 ECLI:NL:RBROT:2017:4588 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-05-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 10/740469-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Brief aan de minister voor Rechtsbescherming drs. S. Dekker Postbus EH Den Haag

Brief aan de minister voor Rechtsbescherming drs. S. Dekker Postbus EH Den Haag Advies ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit politiegegevens in verband met de themaverwerking ter bestrijding van omkoping en tot wijziging van het Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie = POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2003:AH9998

ECLI:NL:HR:2003:AH9998 ECLI:NL:HR:2003:AH9998 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 21-10-2003 Datum publicatie 23-10-2003 Zaaknummer 02580/02 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AH9998

Nadere informatie

Advies Het CBP heeft bezwaar tegen het wetsvoorstel en adviseert u dit niet aldus in te dienen.

Advies Het CBP heeft bezwaar tegen het wetsvoorstel en adviseert u dit niet aldus in te dienen. POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45 Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht? 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Strafrecht: begripsvorming 16 1.2.1 Materieel en formeel strafrecht 16 1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht 17 1.2.3 Wat

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM 18

Nadere informatie

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling: 1-2-3 Aangiftewijzer Geweld, bedreiging en belediging tegen de gerechtsdeurwaarder Soms heeft de gerechtsdeurwaarder te maken met agressie en geweld. Helaas worden strafbare feiten niet altijd en automatisch

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; De Raad van State gehoord (advies van );

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; De Raad van State gehoord (advies van ); BEATRIX Besluit van houdende wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 2005, directie Wetgeving, nr. ; Gelet op de artikelen 151a, zesde

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal Inhoudelijke Ondersteuning

Eerste Kamer der Staten-Generaal Inhoudelijke Ondersteuning Eerste Kamer der Staten-Generaal Inhoudelijke Ondersteuning Den Haag, 24 mei 2006 Aan de leden en de plv. leden van de Vaste Commissie voor Justitie OVERZICHT van stemmingen in de Tweede Kamer betreffende

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 125 Wet van 12 maart 2014 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advisering ontwerpbesluit onderzoek in een geautomatiseerd werk

Ons kenmerk z Contactpersoon. Onderwerp Advisering ontwerpbesluit onderzoek in een geautomatiseerd werk Autoriteit Persoonsgegevens Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag Bezuidenhoutseweg 30, 2594 AV Den Haag T 070 8888 500 - F 070 8888 501 autoriteitpersoonsgegevens.nl De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Nadere informatie

De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag. voorlichting@rechtspraak.nl

De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag. voorlichting@rechtspraak.nl De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag Directie Strategie en Ontwikkeling bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag datum 13 november 2012 doorkiesnummer

Nadere informatie

Het binnentreden van een woning

Het binnentreden van een woning Rapport Gemeentelijke Ombudsman Het binnentreden van een woning Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum 4 april 2007 RA0713268 Samenvatting Verzoeker huurt een woning en ontvangt een brief van het stadsdeel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 3192 Vragen van het lid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 976 Wijziging van onder meer het Wetboek van Strafvordering BES in verband met aanpassing van de regeling van de bijzondere opsporingsbevoegdheden

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Sector staats- en bestuursrecht Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

TOEZICHT OPSPORING. Jan Willem van Veenendaal MEC.

TOEZICHT OPSPORING. Jan Willem van Veenendaal MEC. TOEZICHT EN/OF OPSPORING Jan Willem van Veenendaal MEC. Rechtshandhavingsystemen Onderwerpen: Iets over Bestuursrechtelijke bevoegdheden De sfeerovergang Iets over Strafrechtelijke bevoegdheden Toezicht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 168 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de introductie van DNA-verwantschapsonderzoek

Nadere informatie

ontnemingsbeslissing

ontnemingsbeslissing ontnemingsbeslissing GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00339/16 Uitspraak: : 8 mei 2019 Tegenspraak Beslissing van dit gerecht van 8 mei 2019 gegeven op de vordering van het openbaar

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2 contactpersoon De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag voorlichting e-mail voorlichting@rechtspraak.nl telefoonnummer 06-18609322 uw kenmerk 409818 Advies

Nadere informatie

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer.

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer. 3.8 Meningen van bevraagden ten aanzien van de verstekregeling 3.8.1 Verruiming mogelijkheden verdachte? Uit de verkregen reacties wordt duidelijk dat er uiteenlopende antwoorden zijn gegeven op de vraag

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten Generaal T.a.v. de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie

Eerste Kamer der Staten Generaal T.a.v. de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Eerste Kamer der Staten Generaal T.a.v. de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie postbus@eerstekamer.nl Leiden, 16 mei 2017 Betreft: wetsvoorstel Computercriminaliteit III Geachte Kamerleden, Op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 616 Wet van 13 december 2000 tot herziening van een aantal strafbepalingen betreffende ambtsmisdrijven in het Wetboek van Strafrecht alsmede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 33 542 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 489 Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van

Nadere informatie