Shanks Roeselare: Hervergunning en uitbreiding afvalverwerkingsinstallatie

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Richtlijnen milieueffectrapportage Shanks Roeselare: Hervergunning en uitbreiding afvalverwerkingsinstallatie Shanks Vlaanderen Divisie Roeselare Regenbeekstraat 7c 8800 Roeselare 20 mei RL

2 1. Inleiding Shanks Vlaanderen, divisie Roeselare, wenst naar aanleiding van het aflopen van de huidige milieuvergunning op 31 oktober 2011, deze te hernieuwen voor het geheel van de reeds vergunde installaties. Hieraan gekoppeld zijn enkele aanpassingen/uitbreidingen voorzien. Ten opzichte van de reeds vergunde situatie betreft het volgens de kennisgeving volgende nieuwe installaties: - maximaal 4 reactoren voor de fysico-chemische behandeling van gevaarlijk afval (aanpassing bestaande of nieuwe); - maximaal 4 nieuwe reactoren (in verwerkingshal) of één grote rector (buiten) voor de fysicochemische behandeling van niet-gevaarlijk afval. met betrekking tot wijzigingen in procesvoering en opslag betreft het: - opslag gevaarlijk afval als koolstofbron biologie; - behandeling gevaarlijk afval in slibdroger; - 2 opslagtanks voor gevaarlijk vloeibaar afval, in functie van het vergisten van gevaarlijk afval. Shanks Roeselare verwerkt in de huidige situatie jaarlijks ca ton afvalstoffen. Overeenkomstig de huidige inzichten is zijn de activiteiten onderworpen aan de MER-plicht volgens volgende rubrieken: categorie 13 van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005), met name: Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel VLAREA, de chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel VLAREA of het storten van gevaarlijke afvalstoffen. categorie 14 van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005), met name: Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel VLAREA, de chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel VLAREA, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 100 ton per dag. Categorie 11b van bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005), met name: Installaties voor de verwijdering van afval: - Verwerking van niet-gevaarlijke afvalstoffen in een verbrandingsinstallatie, met uitzondering van biomassa-afval, met een capaciteit van 50 ton per dag tot en met 100 ton per dag. - Stortplaatsen van categorie 1 en 2 voor niet-gevaarlijke afvalstoffen. - Inrichtingen voor de opslag en fysisch-chemische behandeling van gevaarlijke afvalstoffen voor zover de ermee samenhangende opslag volgens de criteria van rubriek 17.3, bijlage I, titel I van Vlarem is ingedeeld in klasse 1. De initiatiefnemer is Shanks Vlaanderen, Divisie Roeselare, Regenbeekstraat 7c, 8800 Roeselare. De Dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid heeft het kennisgevingsdossier volledig verklaard op 13 januari Het gemeentebestuur van Roeselare heeft dit dossier ter inzage gelegd van 4 maart 2009 tot en met 3 april Parallel werden adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen werden hierin verwerkt (zie bijlage). 2. Vorm en presentatie Algemeen met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer: recent kaartmateriaal (bij voorkeur minimum A4-formaat) te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk dienen de grenzen van het bedrijfsterrein duidelijk aangegeven te zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; Dienst Mer - Richtlijnen 2

3 voor de topografische kaart een aangepaste schaal te gebruiken zodat de figuur goed leesbaar is; een duidelijk intern plan te voorzien van het bedrijfsterrein met een precieze ruimtelijke situering en aanduiding van de installaties en hun onderdelen; de inhoudsopgave een logische en homogene structuur te geven die analoog is voor de verschillende disciplines; de titels en de inhoud van de diverse delen en paragrafen te laten overeenstemmen; een verklarende woordenlijst, lijsten met figuren en tabellen, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; eventuele achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; te letten op het gebruik van Nederlandstalige begrippen en afkortingen en het gebruik van internationaal aanvaarde benamingen, notaties en eenheden (SI, IUPAC, ); de juistheid van de diverse verwijzingen en nummeringen (figuren, tabellen) na te gaan; het MER grondig na te lezen op tikfouten, spellingsfouten en grammaticale fouten; dat de definitieve versie van het MER eveneens in digitale vorm op CD-rom wordt aangeleverd; dat de eindversie van het rapport door de initiatiefnemer en door alle deskundigen wordt ondertekend. Specifiek met betrekking tot dit dossier vraagt de dienst MER: alle elementen op schema s en kaarten terdege te benoemen en ook van een bijpassende legende te voorzien. Deze aanduidingen dienen bovendien duidelijk overeen te komen met de vermeldingen in de eigenlijke tekst; Correcte benaminen (post-bbb hervorming) voor alle vermelde administraties dienen te worden gebruikt. Her en der zijn verouderde afkortingen (Aminal) terug te vinden in de kennisgeving; afkortingen als TWA, DWA en RWA ontbreken in de verklarende afkortingenlijst. Dit dient ook voor andere termen nagekeken. 3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art ,1, a en b Het rapport zal in een afzonderlijk deel aandacht besteden aan de verantwoording en doelstelling van het geplande project. De benodigde en aan te vragen vergunningen, inclusief een korte beschrijving van de te volgen procedure en de rol van het MER hierin, dienen te worden vermeld. 4. Voorgenomen project en alternatieven art ,1,c, d en e De projectbeschrijving dient op volgende punten te worden verduidelijkt/verder uitgewerkt: Reeds in het inleidende deel dient duidelijk te worden aangegeven wat de precieze scope is van dit project, met name of het een integrale of gedeeltelijke hervergunning betreft en welke bovendien de wijzigingen en aanpassingen zijn (ten opzichte van de vergunde situatie) die in de aanvraag tot hervergunning mee zullen worden opgenomen. In elk geval zullen in de projectbeschrijving de recent vergunde uitbreidingen (al dan niet nog in aanbouw of reeds operationeel) en de nog geplande uitbreidingen in aparte (deel)hoofdstukken worden opgelijst, dit in tegenstelling met de kennisgeving waarin deze in één onderdeel werden samengevoegd (2.3.3). Dit teneinde de duidelijkheid te bevorderen. Een volledig intern bedrijfsplan zal worden opgenomen, zowel met betrekking tot de huidig vergunde als de geplande situatie. Dienst Mer - Richtlijnen 3

4 De actuele stand van zaken m.b.t. de opstart van de vergisting en de WKK zal in het MER worden geschetst. Per type afvalstof/-stroom (met vermelding EURAL-code(s)) zal aangegeven worden wat de huidig vergunde, reële (overzicht per type over de laatste vijf jaar) en geplande verwerkingscapaciteit is en welke techniek(en) voor elk type afval kunnen worden aangewend. De acceptatiecriteria en procedures (staalnames/analyses) zullen ten gronde worden verduidelijkt in het MER, desgevallend per type of stroom van inkomende afvalstoffen. Hierbij zullen aspecten die een invloed kunnen hebben op bepaalde milieueffecten in het bijzonder worden aangegeven. Dient er gemonitord te worden op eventuele aanwezige radioisotopen in de afvalstromen die Shanks betrekt? Beschreven zal worden hoe niet-gevaarlijke en gevaarlijke stromen van elkaar worden gescheiden gehouden op die plaatsen / in die delen van de installaties waar dit noodzakelijk is. Er lijkt op dit punt een discrepantie tussen pagina 39 ( Zowel Vlarea-conforme als niet-vlarea-conforme stromen worden vergist in aparte vergisters. ) en pagina 41 ( Gevaarlijke en niet-gevaarlijke stromen worden samen vergist. ). Wordt in het bedrijf schrootafval verwerkt? Zo ja, van welke oorsprong? Reeds bij de projectbeschrijving zal aangegeven worden of installaties zich binnen of buiten bevinden, wat de emissiepunten (en geëmitteerde parameters) zijn en welke emissiereducerende maatregelen voorzien zijn. Dit kan toegevoegd worden aan de schema s van de diverse deelinstallaties, met verdere duiding in de tekst. Een tabel met type opslagtanks, opslagcapaciteit, product(type), met duidelijke verwijzing naar het kaartmateriaal zal in het MER worden opgenomen. In de kennisgeving bleek de bijlage m.b.t. de opslagcapaciteit trouwens te ontbreken. Het vermogen van de WKK zal worden vermeld. Schema s 2-15, 2-16 en 2-17 zullen in een Nederlandstalige versie in het MER worden opgenomen. De verwijzing naar figuur 2.20 is foutief. De afwijkingsaanvraag op de afvoertijden voor afvalstoffen (6-20u) dient voldoende te worden gemotiveerd en geëvalueerd op mogelijke effecten (geluid). Er zal een volledig overzicht worden gegeven van de mogelijkheden tot energierecuperatie (warmte, biogas, elektriciteit WKK) binnen het bedrijf, in hoeverre hier reeds van gebruik wordt gemaakt en welke resterende mogelijkheden hieromtrent aanwezig zijn. De delen tot en met van de kennisgeving passen beter in een meer omvattende bespreking in de betreffende disciplinehoofdstukken in het MER. Deze dienen dan ook daarin te worden geïntegreerd. Het begrip rookgasfilter op pagina 47, 48 is verwarrend. Dit dient mouwfilter te zijn. Het nulalternatief zal in het MER duidelijk worden omschreven. Wat betreft de uitvoeringsalternatieven dienen de gebruikte en geplande processen en installaties geëvalueerd te worden ten opzichte alle relevante passages uit de toepasselijke Europese (EIPPCB) en Vlaamse BBT-studies (VITO). Hierbij lijken - onder meer - de BREF Waste Treatment Industries, Emissions from storage en Waste Incineration en eventuele omzetting hiervan naar de Vlaamse context door VITO, in het bijzonder de BBT met betrekking tot Tank- en vatenreiniging, op- en overslag en desgevallend de BBT schrootverwerking, potentieel relevant. Aftoetsing van de installatie aan alle emissiekengetallen en andere richtwaarden dient in het MER te worden uitgevoerd. Alle alternatieven of emissiereducerende technieken die volgens deze bronnen als BBT worden beschouwd zullen in het MER worden opgelijst. De impact van het inzetten van deze technieken op de verwachte milieueffecten zal zoveel mogelijk kwantitatief worden uitgedrukt en de verschillende alternatieven zullen met elkaar worden vergeleken wat betreft milieu-effecten. Gemotiveerd zal worden waarom in de geplande situatie uiteindelijk een bepaalde keuze wordt gemaakt. Dienst Mer - Richtlijnen 4

5 Indien nog niet is uitgemaakt op welke manier de uitbreiding van de fysico-chemische behandeling zal worden uitgevoerd (diverse vermelde opties in de kennisgeving op pagina 40), zullen deze gezien worden als uitvoeringsalternatieven, tenzij voldoende gemotiveerd zou kunnen worden dat deze in geen enkel milieueffect onderscheidbaar van elkaar zouden zijn. 5. Juridische en beleidsmatige context art ,f De volledig verklaarde kennisgeving schetst in de vorm van een matrix voldoende het juridische / beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of het juridische/beleidsmatige kader onderzoekssturend kan zijn, dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken van deze randvoorwaarden op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een uitgesproken ruimtelijke component dienen cartografisch gepresenteerd te worden. Elk van deze randvoorwaarden dient op toepasselijkheid te worden geëvalueerd en zo er elementen in voorkomen die relevant zijn voor dit project, op de gepaste plaats in het MER te worden aangehaald en geëvalueerd. Vergunde rubrieken en (in voorkomend geval) de bijzondere voorwaarden in de huidige milieuvergunning dienen te worden opgelijst en waar relevant in het MER te worden besproken. Indien in de vergunningsaanvraag afwijking ten opzichte van de algemene/sectorale voorwaarden zal worden aangevraagd, zal dit vermeld worden. In dergelijk geval zullen, gezien de onzekerheid van het verkrijgen van deze afwijking, de effecten ook worst-case ingeschat worden op basis van de toepasselijke algemene of sectorale voorwaarden. Specifiek met betrekking tot dit dossier wordt opgemerkt: De IPPC-richtlijn werd gemodificeerd. De meest recente versie is 2008/01/EG. Dit dient te worden aangepast. Een recente actualisatie van het NEC-reductieprogramma werd door de Vlaamse Regering goedgekeurd op 9 maart Het saneringsplan fijn stof zal aan de randvoorwaarden worden toegevoegd. Gezien de Vlarem-trein is goedgekeurd dient de tekst waar nodig (ook in de disciplinedelen) te worden aangepast. Een kadering van de activiteiten van Shanks binnen de beleidsdoelstellingen m.b.t. afvalverwerking zal in een inleidend deel ook worden toegevoegd. 6. Bestaande toestand en milieueffecten art ,1, g en 1,2, a, b, c De volledig verklaarde kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen onderzocht en beoordeeld worden en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen voorgesteld en uitgewerkt worden. In de tekst van het MER zal voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie worden uiteengezet en gestreefd worden naar een maximale kwantitatieve beschrijving van deze effecten. Hierbij dienen over de verschillende disciplines heen de significantiekaders voldoende te worden afgestemd (aantal categorieën, benaming ervan) om de vergelijkbaarheid en de eindintegratie zo transparant mogelijk te maken. Indien wordt afgeweken van de significantiekaders die oorspronkelijk in de kennisgeving zijn opgenomen, dient dit te worden gemotiveerd. Dienst Mer - Richtlijnen 5

6 Indien blijkt dat er milieueffecten zijn, dienen milderende maatregelen te worden geëvalueerd. Sowieso dienen alle milderende maatregelen die BBT zijn te worden opgelijst en geëvalueerd. Hierbij dient, net zoals bij de bespreking van uitvoeringsalternatieven (zie supra), kwantitatief worden ingeschat wat de effectieve reductie zou zijn indien deze maatregel wordt toegepast en hoe dit de significantie van de effecten beïnvloedt. Duidelijk dient te worden aangegeven welk jaar als referentiejaar wordt gebruikt en wat daarvoor de reden is. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieutoestand is. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de beslissingen, waarvan wordt verwacht dat ze zijn uitgevoerd vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. Relevante ontwikkelingsscenario s dienen te worden uitgewerkt. Zo ook dienen disciplineoverschrijdende ontwikkelingsscenario s weergegeven te worden. Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen, dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Daarnaast zal het MER ook de autonome ontwikkeling beschrijven. De Dienst Mer vraagt specifiek met betrekking tot voorliggend project het volgende: Algemeen In principe wordt in de disciplinehoofdstukken uitgegaan van een opsplitsing in drie situaties: bestaande situatie, vergunde situatie en geplande situatie. Onder meer met betrekking tot immissiewaarden dient hieraan de nodige aandacht te worden besteed. Waar nodig dienen metingen te worden opgehoogd zo er delen van bedrijf zouden zijn die (nog) niet in die metingen vervat zitten. Dit alles zal in extenso en voldoende transparant worden geduid. Milderende maatregelen dienen niet enkel overwogen ingeval van overschrijding van normen of andere toetsingswaarden. Hierbij dient eveneens rekening te worden gehouden met bijvoorbeeld BBT-ranges en het streven naar stand-still. Discipline lucht Duidelijk zal aangegeven worden welke parameters voor verdere evaluatie worden geselecteerd en waarop deze keuze is gebaseerd (transparantie). Het aspect geur (vergisting, opslag afvalstoffen,...) zal grondig worden uitgewerkt. Hierbij zal maximaal worden gekwantificeerd wat de mogelijke impact is ingeval van normale bedrijfsvoering. De immissiebijdrage in de omgeving zal worden gemodelleerd (IFDM) op basis van geurmetingen (olfactometrisch). Zo nodig zullen milderende maatregelen en vervolgacties (monitoring) worden voorgesteld. Ook incidentele situaties waardoor mogelijk geurhinder kan ontstaan (en preventieve en milderende maatregelen in dit kader genomen) zullen worden beschreven. Aangezien blijkbaar rookgassen worden gemengd (p. 79), zal een goed overzicht gegeven worden van de geldende grenswaarden. Emissies die niet gekend zijn (bv. van de stookketels) zullen in het MER worden ingeschat op basis van het brandstofverbruik en emissiefactoren. Bij de beschrijving van de luchtkwaliteit wordt PM10 niet vermeld. De industriezone van Roeselare is een hotspotgebied voor wat betreft PM10. Uit nader onderzoek blijkt dat dit hotspotgebied beperkt is. Toch zal de nodige aandacht aan deze polluent worden besteed. Welke reductiemaatregelen zijn hiervoor genomen (geleid, diffuus)? Welke reductiemaatregelen zijn bij het lossen (onder meer vliegas) en aan de shredder voorzien? In tabel 6.5 van de kennisgeving wordt verkeerdelijk de eenheid Mg gebruikt waar dit mg dient te zijn. Discipline bodem en grondwater Rekening dient te worden gehouden met volgende standaardopmerkingen: Dienst Mer - Richtlijnen 6

7 - indien er calamiteiten optreden die impact kunnen hebben op de bodem, dienen zo snel mogelijk de nodige acties te worden ondernomen om de verontreiniging weg te nemen. De nodige controlestalen dienen genomen te worden. Indien de calamiteit valt onder het toepassingsgebied van een schadegeval, dienen deze specifieke bepalingen nageleefd te worden (artikel 74 e.v. van het Bodemdecreet); - indien gronden worden overgedragen, dienen de bepalingen van het Bodemdecreet te worden gevolgd (artikel 101 e.v. van het Bodemdecreet); - indien gronden dienen onteigend te worden, dienen de bepalingen van het Bodemdecreet te worden gevolgd (artikel 119 e.v. van het Bodemdecreet); - de nodige aandacht dient te worden geschonken aan de regels van het grondverzet; - de nodige aandacht dient te worden geschonken aan de voorgenomen bestemming (wijziging) op reeds vastgestelde bodemverontreiniging: Artikel 38 van het Bodemdecreet: indien een beschrijvend bodemonderzoek werd uitgevoerd op deze grond kan een mogelijk andere bestemming impact hebben op de ernst van de bodemverontreiniging/saneringsnoodzaak en urgentie; artikel 64 van het Vlarebo: indien het bestemmingstype van de grond in die zin wijzigt dat een lagere bodemsaneringsnorm van toepassing wordt, dient een nieuw oriënterend bodemonderzoek te worden uitgevoerd bij overdracht van de risicogrond. Discipline oppervlaktewater In de bijzondere voorwaarden uit de vergunning dd. 26/06/2008 wordt vermeld dat vóór de hervergunning een aantal rapporten dienen te worden opgemaakt: - stappenplan m.b.t. de implementatie van de fysico-chemische verwijdering van molybdeen, verwijderingsrendement en haalbare effluentnorm op basis van representatieve metingen. - onderzoek naar de pieken in de boorconcentraties - stappenplan m.b.t. de implementatie van de fysico-chemische verwijdering van boor, verwijderingsrendement en haalbare effluentnorm op basis van representatieve metingen. In de bijzondere voorwaarde uit de vergunning van 12/07/2007 wordt bovendien gesteld dat binnen een termijn van 6 maanden na verlening van de vergunning door de exploitant een studie moet worden bezorgd aan de advies- en vergunningverlenende overheden waarin nagegaan wordt wat de bronnen zijn van het molybdeen en boor en welke technieken bruikbaar zijn om de emissieconcentraties zoveel mogelijk te reduceren. Ook de impact van deze stoffen op de waterloop dient onderzocht te worden. Ook dient door een erkend labo een screening te worden uitgevoerd met betrekking tot alle mogelijke gevaarlijke stoffen in het afvalwater. Op de debietsmeter dient een logger te worden geïnstalleerd. Er dient duidelijkheid te worden verschaft met betrekking tot het gebruik van effluent van de RWZI. Elk van deze punten dient grondig in het MER te worden behandeld, met duidelijk overzicht van de stand van zaken van het onderzoek en eventuele aanpassingen die op basis hiervan reeds werden doorgevoerd of worden voorgesteld. Resterende leemten in de kennis en een verder voorstel van aanpak dienen in extenso te worden geschetst. Wat behelzen de toxiciteitstesten op pagina 46 in de kennisgeving vermeld? Worden deze uitgevoerd op influent of effluent of beide? Welke bevindingen leverde dit op en hoe werd desgevallend de zuivering op basis hiervan geoptimaliseerd? Rechtstreekse lozing van sanitair afvalwater op oppervlaktewater lijkt niet meer te beantwoorden aan regelgeving en goede praktijk terzake. Het MER dient na te gaan in welke zuiveringszone het bedrijf gelegen is, wat het zoneringsplan aangeeft en wat de juridische impact is. In het MER zal worden voorgesteld hoe deze situatie zal worden aangepast, bijvoorbeeld door aansluiting op riolering. Bijzondere lozingsvoorwaarden zullen in tabellen of bij effectevaluatie apart aangegeven worden (bv. met * of andere code, italic,...). Ook overschrijdingen van normen zullen duidelijk zichtbaar worden gemaakt. Het jaardebiet blijkt boven het vergunde maximum uit te komen. Hoe zal hiermee naar de geplande situatie worden omgegaan. Wordt een verhoging van dit debiet aangevraagd of zijn er andere maatregelen die kunnen worden genomen? Dienst Mer - Richtlijnen 7

8 Er blijken een aantal overschrijdingen van de lozingsnorm voor zwevende stoffen te zijn opgetreden in 2007 (tabel pagina 75 kennisgeving). Hoe is hieraan verholpen? Kan er worden van uitgegaan dat deze remediëring voldoende is op langere termijn? Discipline geluid Een volledig overzicht van de uitgevoerde geluidsstudies, de scope ervan en de datum van afronding zal worden toegevoegd. Bij gebruik van gegevens uit oudere geluidsstudies zal gemotiveerd worden of en in hoeverre deze nog altijd bruikbaar zijn. Gemotiveerd zal worden waarom 1 meetpunt voldoende is voor een voldoende inschatting. De afstand van het bedrijf tot de dichtstbijzijnde bewoning zal worden aangegeven. Het aspect laden en lossen zal mee worden geëvalueerd (binnen/buiten?) Zo blijkt dat (een deel van) het geluid van Shanks (mee) bepalend zou zijn voor het geluidsklimaat in de omgeving, zal verder onderzoek (bronmetingen, modellering en geluidskartering) worden voorzien. Dit alles dient terdege te worden onderbouwd / gemotiveerd. Gezien de problematiek van het onderscheid bestaand nieuw zal een dubbele evaluatie worden uitgevoerd: zowel partieel nieuw (met duidelijke indicatie welke delen van het bedrijf als nieuw worden beschouwd) als het hele bedrijf integraal als nieuw beschouwd. Om het geluidsvermogen van de nieuwe installatiedelen in te schatten, dient in volgorde van voorkeur te worden uitgegaan van meetgegevens aan (delen van) analoge installaties of constructeursgaranties. Terugrekenen, uitgaande van een invulling van de norm is enkel een (aller)laatste optie indien beide voorgaande niet voorhanden zouden zijn en dient een uitzondering te vormen. Bij dit laatste dient dan nog te worden vertrokken vanuit het stand-still principe. Discipline mens gezondheid en mens - mobiliteit De discipline mens gezondheid dient door een erkend deskundige te worden uitgevoerd. De klachtenhistoriek van de voorbije 5 jaar (met waar dit mogelijk bleek de toewijzing) zal in het MER worden opgenomen. De eventuele VR-plicht en de conclusies van opgemaakte VR-rapporten dienen in het MER te worden vermeld. Aangegeven zal worden in hoeverre de geplande situatie voor wijzigingen in risico s kan zorgen. Gebruikte aan- en afvoerroutes dienen op kaart aangegeven. De impact van de transportbewegingen ten gevolge van de activiteiten bij Shanks op de mobiliteitssituatie dient te worden geëvalueerd. Op de kaart m.b.t. studiegebied mens-mobiliteit (p. 66 kennisgeving) zijn een aantal routes gesuggereerd die hetzij niet voorkomen, hetzij ongewenst zijn. Dit dient (indien nodig in overleg tussen initiatiefnemer en gemeente) te worden aangepast. Aanbevelingen dienen waar nodig te worden geformuleerd. Nagegaan zal worden of er eventueel toeristische wandel-, fietspaden,... in de omgeving zijn. Dit in functie van mogelijke geurhinder, geluidshinder, visuele aspecten. Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Naast een vermelding van de fysieke dimensies van de (meest bepalende) installaties zal ook de visuele impact van het bedrijf in de referentie- en geplande situatie worden weergegeven door middel van foto s. Het groenscherm zal worden verduidelijkt aan de hand van fotomateriaal. Eventuele resterende mogelijkheden voor verdere uitbouw (i.f.v. receptoren: bewoning, recreatie) dienen te worden aangegeven. Vergelijking van de alternatieven Dienst Mer - Richtlijnen 8

9 art ,2, e Eventuele uitvoeringsalternatieven zullen, op basis van de BBT en (desgevallend) toetsing aan sectorstudie(s) worden vergeleken en beoordeeld op hun milieu-impact. In functie van de resultaten van het effectenonderzoek kunnen bijkomende alternatieven geformuleerd worden, eventueel onder de vorm van milderende maatregelen. 6. Leemten in de kennis art ,4 Het MER dient de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld aan te geven. Deze leemten kunnen ingedeeld worden naar hun aard waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. 7. Monitoring en evaluatie art ,2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld in de vergunningverlening of om een leemte in de kennis op te vullen. 8. Integratie en eindsynthese art ,2, e In een afzonderlijk deel zal het MER een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven van de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. Overeenkomstig art. 8 4 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid dd. 18/07/2003 met betrekking tot de integratie van de watertoets in de milieueffectrapportage moet de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren in het MER zijn opgenomen. Deze gegevens dienen dan ook op een overzichtelijke wijze gebundeld te worden in een apart deel zodanig dat in de verdere besluitvorming deze informatie eenvoudig raadpleegbaar is. 9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art ,3 In dit hoofdstuk geeft het MER aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, voor zover dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving. Dienst Mer - Richtlijnen 9

10 10. Niet-technische samenvatting art ,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Deze niet-technische samenvatting wordt bij het indienen van de definitieve versie tevens in digitale vorm aangeleverd. Brussel, 20 mei 2009, Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB Dienst Mer - Richtlijnen 10

11 Bijlage Inspraakreacties vanwege inwoners van de stad Roeselare Er werden geen inspraakreacties ingediend. Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die schriftelijk en/of ter vergadering hun advies gaven en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: LNE, Afdeling Milieuvergunningen West-Vlaanderen (Ghilain Cappon, geen opmerkingen) LNE, ALBON, Dienst Natuurlijke Rijkdommen (Jean-Paul Van Liefferinge, geen opmerkingen) LNE, Dienst Lucht en Klimaat (Mirka Van der Elst) OVAM (Tom Van Troyen) VMM, Afdeling Ecologisch Toezicht, Buitendienst Oostende (Kathleen Vanmaele) VMM Operationeel Waterbeheer (Bram Vogels) VMM, hoofdbestuur (Myriam Rosier) Agentschap R-O Vlaanderen, Onroerend Erfgoed Antwerpen (Koen Himpe, geen opmerkingen / volgen m.e.r.-proces niet verder op) Agentschap voor Natuur en Bos West-Vlaanderen (Lieven Dekoninck, geen opmerkingen) Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Toezicht Volksgezondheid West-Vlaanderen (Karine Meersman, geen opmerkingen) Provincie West-Vlaanderen (Elly Debever) Stad Roeselare (contactpersoon: Daisy Deschuyter) Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die niet reageerden op de vraag om advies: LNE, dienst Hinder en Risicobeheer Agentschap R-O Vlaanderen, ruimtelijke ordening West-Vlaanderen Gemeente Izegem Ontvangen hiervan toch een ontwerptekst: LNE, dienst Hinder en Risicobeheer Op basis van bovenstaande lijst wordt gevraagd 15 exemplaren van de ontwerptekst van het MER toe te sturen. Dienst Mer - Richtlijnen 11