Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (Wijziging van Boek 4) Nr. 12 MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 19januari 1993 Algemeen Het stemt tot voldoening dat met het uitbrengen van het voorlopig verslag door de vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer het tot stand brengen van een nieuwe wettelijke regeling van het erfrecht voortgang vindt. Bij de inwerkingtreding van het nieuwe vermogensrecht op 1 januari 1992 is het sterk verouderde erfrecht in Boek 4 voorlopig gehandhaafd - zij het enigszins aangepast - in afwachting van de parle mentaire behandeling van het onderhavige wetsvoorstel. De wens tot vernieuwing van dit oude erfrecht blijkt in brede kring te worden gedeeld en wordt ook in de praktijk als zeer wenselijk ervaren. Het is daarom van groot belang om ook bij onderdelen van het nieuwe erfrecht waarover geen eenstemmigheid bestaat nu knopen door te hakken. I. DE POSITIE VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT 1. Algemeen Wie de parlementaire geschiedenis van Boek 4 tot nu toe kent, kan bijna niet ontkomen aan de conclusie dat een wettelijke regeling van de positie van de langstlevende echtgenoot, in welke vorm dan ook, steevast op bezwaren stuit, hetzij van de politiek, hetzij van het notariaat (zie voor een overzicht hiervan De Die en Van Dam, WPNR 6018 (1991)). Dat heeft allereerst te maken met de moeilijke afweging tussen eenvoud en rechtvaardigheid. Eenvoudig gezegd: het gaat steeds om een keuze tussen een eenvoudige regeling die niet aan ieders inhoudelijke wensen tegemoet komt of een iets minder eenvoudige regeling die dat zoveel mogelijk wel doet. De moeilijkheden hebben ook te maken met het feit dat de discussies over dit onderwerp gekenmerkt worden door een voor het burgerlijk recht ongekend grote persoonlijke en niet zelden ook emotionele betrokkenheid. Dat alles neemt echter niet weg dat wij op dit terrein na vijfenveertig jaar thans in een beslissend stadium van de wetgeving zijn beland. Het is noodzakelijk orr, nu tot een evenwichtige wettelijke regeling te komen en dreigende patstellingen te voorkomen F ISSN Sdu Uitgevenj Plantijnstraat 's-gravenhage 1993 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 12

2 Om de besluitvorming over het wetsvoorstel te verhelderen, zal ik in dit hoofdstuk eerst ingaan op de doelstellingen die mij bij de regeling van de positie van de langstlevende echtgenoot voor ogen staan. Deze uiteen zetting zal ik besluiten met een kort overzicht van de literatuur waarin op de regeling kritiek is uitgeoefend (2). Daarna geef ik aan de hand van een drietal karakteristieke voorbeelden in detail aan hoe de afwikkeling van een nalatenschap zal plaatsvinden volgens het wetsvoorstel en volgens het belangrijkste uit de literatuur naar voren gekomen alternatief, nl. het stelsel van een wettelijke ouderlijke boedelverdeling, hierna af te korten tot Wobv-stelsel. Daarbi] wordt uitgegaan van de vorm die aan dit stelsel is gegeven in de concept-wettekst, uitgewerkt door Van Mourik in WPNR 6050 (1992) (3). Daarna volgt een nadere uiteenzetting over beide stelsels, waarin hun geschiktheid om als versterferfrecht te dienen aan de orde komt (4). Voorts zullen een aantal in de literatuur gerezen misvattingen over het wetsvoorstel worden rechtgezet (5). Deze paragrafen leiden tot de slotsom dat het vruchtgebruikstelsel, als neergelegd in het wetsvoorstel, belangrijke voordelen heeft boven een Wobv-stelsel en dat afweging van alle besproken factoren tot een uitge sproken voorkeur voor het vruchtgebruikstelsel moet leiden. In het wetsvoorstel heb ik de keuze van dit stelsel dan ook met overtuiging gehandhaafd (6). In deze overtuiging voel ik mij gesterkt door een rechtsvergelijkend onderzoek van het Internationaal Juridisch Instituut naar de positie van de langstlevende echtgenoot in de ons omringende landen (7). Ik zal vervolgens ingaan op andere voorstellen die in verband met de positie van de langstlevende echtgenoot zijn gedaan door Luijten, WPNR 6053 (1992), en Van Opstall, WPNR 6034 (1992) en NJB 1992, blz. 673 e.v., alsmede op de opmerkingen van Van der Grinten, WPNR 6055 (1992) (8). Daarna zal ik achtereenvolgens aandacht besteden aan wetsvoorstel , de zogenaamde voortrein (9) en de betekenis van de conclusies bij de Vraagpuntennota inzake het recht op verzorging en legitieme van de langstlevende (10). Reeds nu beaam ik dat de in het voorlopig verslag genoemde criteria die voor een goed huwelijksvermogensrecht zijn geformuleerd, ook bij het erfrecht in het oog moeten worden gehouden. Zoals hierna nog zal blijken, is bij de onderhavige voorstellen inderdaad uitgangspunt geweest dat aan deze criteria dient te zijn voldaan. Ik meen dat de thans voorge stelde tekst daarin is geslaagd. Met de hiervoor samengevatte uiteenzetting zal een groot aantal vragen en opmerkingen uit het voorlopig verslag met betrekking tot de regeling van de positie van de langstlevende echtgenoot reeds zijn beantwoord. Voor zover dat niet het geval is zal ik daarop in het slot van dit algemene deel en bij de artikelsgewijze behandeling ingaan. 2. Doelstellingen voor een nieuwe regeling van de positie van de langstlevende echtgenoot Bij het vormgeven van een nieuwe regeling van de positie van de langstlevende echtgenoot heeft een drietal onderling met elkaar samen hangende doelstellingen voor ogen gestaan Doelstelling I: Versterking van de positie van de langstlevende echtgenoot ten opzichte van de kinderen, ook de stiefkinderen Vrijwel algemeen wordt reeds lang erkend, dat de huidige wettelijke regeling de langstlevende echtgenoot ten opzichte van de kinderen een ronduit zwakke positie geeft. Bij het overlijden van de eerste ouder kunnen de kinderen immers hun erfdelen opeisen; om aan deze vorde ringen te kunnen voldoen is een verdeling van de nalatenschap (en Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 12

3 eventueel de huwelijksgemeenschap) nodig, die er bijvoorbeeld in de praktijk toe kan leiden dat de echtelijke woning moet worden verkocht. Weliswaar kunnen en worden deze problemen in de praktijk wel voorkomen door het maken van een testament of doordat de kinderen gedogen dat de langstlevende in het bezit van de goederen van de nalatenschap blijft door van verdeüng daarvan af te zien of in weerwil van hun rechten genoegen te nemen met toedeling van een niet opeisbare vordering. Maar het is duidelijk dat de wetgever een belang rijke taak heeft om ervoor te zorgen dat de rechtspositie van de langstle vende echtgenoot ten opzichte van de kinderen van rechtswege voldoende beschermd is. Deze doelstelling vloeit voort uit de in de maatschappij gegroeide opvattingen op het gebied van het huwelijk, waarin er groot belang aan wordt gehecht dat de langstlevende echtgenoot (m/v) zijn vroegere leefwijze ongestoord kan voortzetten. Het realiseren van deze doelstelling brengt in de meeste gevallen mee, dat de belangen van de kinderen bij die van de langstlevende worden achtergesteld. Dit kan op bevredigende wijze aldus worden geregeld, door na elkaar de langstle vende en de kinderen tot hun recht te laten komen. Dat wil zeggen dat de langstlevende tot zijn dood het genot van de nalatenschap heeft en daarover mag beschikken. Dat dient ook te gelden voor de langstlevende ouder ten opzichte van zijn stiefkinderen. Na zijn overlijden komt de nalatenschap van de eerststervende ouder aan diens kinderen toe. In die zin prevaleert de verzorgingsgedachte boven bloedverwantschap, overigens zonder de laatste aan de eerste geheel ondergeschikt te maken Doe/stelling II: Kinderen moeten bij een tweede huwelijk van een van hun ouders een goede rechtspositie hebben ten opzichte van de famil/e van de langstlevende stiefouder: in het bijzonder moeten zij bij het overlijden van die langstlevende recht hebben op de goederen van de eigen ouder voor zover die goederen nog in de boedel aanwezig zijn Een wettelijke regeling van de positie van de langstlevende echtgenoot zou er eenvoudig uit kunnen zien, indien alleen rekening behoeft te worden gehouden met de situatie waarin er sprake is van slechts één huwelijk van de beide ouders. Gezien het feit dat de laatste jaren het aantal tweede huwelijken stijgt, neemt het belang echter toe om de wettelijke regeling ook op die gevallen af te stemmen. Het gaat daarbij niet zozeer om bescherming van de belangen van de kinderen tegenover de stiefouder maar vooral om de bescherming van hun belangen tegen die van de stieffamilie na het overlijden van de stiefouder. Uit de statistiek blijkt dat in 1990 in bijna een kwart van het aantal huwelijken tegenwoordig ten minste een der echtgenoten reeds eerder gehuwd was (Statistisch Jaarboek 1992, tabel 45). Of er in die gevallen ook kinderen uit dat eerdere huwelijk zijn, is niet bekend, maar het is aannemelijk dat dat bij een substantieel aantal het geval zal zijn. Omdat de erfrechtelijke gevolgen hiervan pas jaren na de tweede huwelijks sluiting intreden, zullen zij pas geleidelijk aan duidelijker worden. In de literatuur denkt men bij een tweede huwelijk ten onrechte veelal slechts aan de weduwe of weduwnaar die hertrouwt. Daardoor wordt de omvang van het probleem sterk onderschat. lllustratief is Van der Burght, NRC Handelsblad 24 april 1992, die zich retorisch afvraagt waarover we het hebben «als het betreft de aantallen hertrouwende weduwen en weduw naars?» In gelijke zin Van Mourik, NJB 1991, blz Het aantal hertrouwende weduwen en weduwnaars maakt echter nog geen acht procent uit van het aantal hertrouwende gescheidenen (Statistisch Zakboek, tabel 46). Daaruit volgt ook dat het onderzoek van Van Mourik, WPNR 6034 (1992), dat aan de groep hertrouwde gescheiden erflaters Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 12

4 geen aandacht besteedt, geen juist beeld van de omvang van het probleem geeft. De wettelijke regeling moet erin voorzien dat kinderen recht hebben op goederen van hun ouders, voor zover deze goederen nog aanwezig zijn in de boedel nadat de langstlevende (stief)ouder is overleden. Deze doelstelling vloeit mede voort uit de discussie over wetsontwerp (de zogenaamde voortrein). Volgens dit voorstel zou de langstlevende echtgenoot enig erfgenaam van de eerststervende worden; de kinderen zouden slechts een uitkeringsrecht bij versterf krijgen. De toenmalige Minister van Justitie achtte dit stelsel het meest in overeenstemming met de heersende testamentaire praktijk van de ouderlijke boedelverdeling. Een ruime meerderheid van de vaste Commissie voor Justitie was echter van oordeel, dat het ontwerp te ver ging: kinderen zouden, zo er een ervende echtgenoot was, geen erfgenaam bij versterf meer zijn doch slechts een uitkeringsrecht bij versterf krijgen. Voor kinderen hebben goederen van hun ouders niet zelden ook affec tieve waarde. De omvang van de boedel is daarbij niet van belang: ook in kleine boedels zijn wel stukken te vinden waaraan kinderen blijken te hechten, ook al vertegenwoordigen die soms economisch maar een geringe waarde. Voor een buitenstaander is de gehechtheid aan goederen vaak irrationeel, maar voor vele direct betrokkenen spelen deze gevoelens nu eenmaal een belangrijke rol. De wetgever mag hieraan niet voorbijgaan. Het zou bij betrokkenen terecht verontwaardiging wekken indien de wetgever zou beschikken dat alle goederen, ook de meest persoonlijke, aan de kinderen voorbijgaan en naar de stieffamilie vererven. En het zou wel extra wrang zijn indien dit slechts zou geschieden ter wille van de technische eenvoud van de wettelijke regeling en zonder dat er enige reden is voor de veronderstelling dat dit overeenkomt met wat de overleden eigen ouder van de kinderen zou hebben gewenst Doelstelling III: De regeling moet in de praktijk werkbaar zijn Uit het voorgaande blijkt al dat de wetgever zich niet kan beperken tot het ontwerpen van een eenvoudige regeling. In een gevoelige materie als het intestaat erfrecht moet het primaire doel zijn om een regeling tot stand te brengen waarin de belangen van de betrokkenen zo goed mogelijk tot hun recht komen. Vanuit dat uitgangspunt dient naar een zo groot mogelijke eenvoud te worden gestreefd en in elk geval naar een regeling die in de praktijk werkbaar is De wijze waarop de doelstellingen in het wetsvoorstel zijn gereali seerd Het wetsvoorstel realiseert deze doelstellingen op evenwichtige wijze, zonder het systeem van het intestaat erfrecht, zoals dat sinds 1923 bestaat, meer dan strikt nodig is aan te tasten. De langstlevende echtgenoot verkrijgt uit de nalatenschap van de erflater een gelijk erfdeel als diens kinderen. Daarnaast krijgt hij het vruchtgebruik van de erfdelen van de kinderen; dit betekent dat hij levenslang het genot van de goederen van de nalatenschap heeft en daarvan de vruchten kan plukken. Bovendien heeft hij het uitsluitend recht om over die goederen te beschikken, dat wil zeggen de goederen te vervreemden en met een beperkt recht te bezwaren. Het recht van de langstlevende grenst dus aan de «eigendom» van de goederen. Het vruchtgebruik vervalt bij het overlijden van de langstlevende; de kinderen van de eerststervende nemen dan «hun» goederen tot zich. Voor zover die goederen van de eerststervende dan niet meer aanwezig zijn hebben diens kinderen recht op vergoeding van de waarde van die goederen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 12

5 Over de praktische werkbaarheid van deze regeling is uitvoerig overleg gevoerd met de Commissie Erfrecht van de Koninklijke Notariële Broederschap. De conclusie van dit overleg was dat de regeling in de praktijk werkbaar is. Deze conclusie is tot mijn genoegen onlangs bevestigd in een motie die is aangenomen door de Algemene Ledenver gadering van de Koninklijke Notariële Broederschap d.d. 8 april 1992 en die bij brief d.d. 14 april 1992 door de voorzitter van de Broederschap te mijner kennis is gebracht. Ook andere organisaties konden zich op de op 20 februari 1991 gehouden hoorzitting in de Tweede Kamer vanuit een praktisch oogpunt met het nieuwe stelsel verenigen Pleidooien voor andere systemen De literatuur die over het wetsvoorstel in zijn huidige vorm is verschenen is verdeeld. Verschillende schrijvers hebben met het wetsvoorstel instemming betuigd; zie Vegter, WPNR 5971 (1990); Luijten, Ars Notariatus, XLVIII (1990), p. 38 en WPNR 6018 (1991); Kleijn, WPNR 6048 (1992); Korthals Altes, NRC Handelsblad 18 april 1992; Mellema-Kranenburg, Agrarisch recht 1992, blz Men zie ook de gedetailleerde verdediging van het wetsvoorstel door de opsteller daarvan De Die, WPNR 6041 (1992) en de instemmende analyse, met een achteraf toegevoegd voorbehoud, Schoordijk, Ars Notariatus Lll (1991), blz. 5e.v.. Daarnaast is dit onderdeel van het wetsvoorstel ook van verschillende zijden bekritiseerd, waarbij sterk uiteenlopende alternatieve oplossingen zijn verdedigd en ook de inhoud van de kritiek zelf onderlinge verschillen te zien geeft. Gewezen wordt op Van Mourik, NJB 1991, blz e.v., WPNR , 6041, 6048 en 6050 (1992); Huygen, WPNR 5948 en 5971 (1990); Polak, NJB 1992, blz. 197; Van der Burght, WPNR 6037 (1992) en NRC Handelsblad 27 april 1992; Perrick, WPNR 6041 (1992); Heyman, WPNR 6043 (1992); Van Schilfgaarde, NRC Handelsblad 10 apri! 1992; Hoefnagels, Volkskrant 12 mei 1992; Van Opstall, WPNR 6034 (1992), NJB 1992, blz. 673 e.v., Van der Grinten, WPNR 6055 (1992) en De Vries, WPNR 6066 (1992). Een belangrijke stroming die uit deze literatuur naar voren komt is die van hen die het reeds genoemde stelsel van een wettelijke ouderlijke boedelverdeling voorstaan. Bekend is dat ook een groot deel van het notariaat een voorkeur heeft voor een regeling op die grondslag. Dit vindt mede zijn verklaring in de omstandigheid dat deze oplossmg overeenstemming vertoont met de thans in de notariële praktijk vaak gebruikte figuur van de ouderlijke boedelverdeling als het gaat om het kiezen van een regeling bij testament. Recentelijk heeft de Algemene Ledenvergadering van de Koninklijke Notariële Broederschap dit bevestigd in de reeds genoemde motie die is aangenomen op de verga dering van 8 april De belangrijkste argumenten voor een systeem conform de ouderlijke boedelverdeling-testamenten zijn de eenvoud en het feit dat de praktijk er reeds mee vertrouwd is. Dit voorstel is uitge werkt in een concept wettekst door Van Mourik in WPNR 6034 (1992). Bij hetgeen volgt wordt gemakshalve deze tekst tot uitgangspunt genomen. In dit stelsel erft de langstlevende alle goederen van zijn overleden echtgenoot en wordt hij levenslang schuldenaar van zijn kinderen. Dezen hebben een geldvordering tot de gezamenlijke waarde van de gehele nalatenschap. De vorderingen zijn slechts opeisbaar bij het overlijden of het faillissement van de langstlevende. Hiermee wordt - het is van belang dat in het oog te houden - de grondslag van het huidige intestaat erfrecht verlaten. Van Mourik, WPNR 6041 (1992), blz. 217, heeft in dit verband opgemerkt: «In het Wobv-model zoals ik dat op papier heb gezet, erven de kinderen ook een niet-opeisbare vordering Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 12

6 maar zijn zij geen erfgenaam. Het systeem - en niets anders dan dat - brengt dit noodzakelijk met zich. Het is niets anders dan een kwestie van naamgeving.» Niettemin moet worden vastgesteld dat de geldvordering waarmee de kinderen worden bedacht geen erfdeel is maar juist een vergoeding voor het gemis van een erfdeel. De voor het Wobv-stelsel voorgestelde tekst geeft inderdaad een beknoptere regeling voor de positie van de langstlevende echtgenoot dan die van het wetsvoorstel. Maar hierbij moet allereerst worden aange tekend dat het voorstel na de op veler advies aangebrachte wijzigingen aan eenvoud het nodige heeft moeten inboeten. Men zie de tweede versie in WPNR 6050 (1992). Het stelsel is inmiddels mede om die reden in de literatuur afgewezen door Luijten, WPNR 6053 (1992), en in de reeds aangehaalde bijdragen van Van der Grinten, De Vries en Mellema Kranenburg. Het verschil in complexiteit tussen het wetsvoorstel en het Wobv-ontwerp is thans dan ook nog slechts gering. De ingewikkeldheid van het erfrecht van de langstlevende echtgenoot ligt niet in het vrucht gebruiksysteem, maar in de noodzaak om op een juiste wijze rekening te houden met verschillende situaties en uiteenlopende belangen. Teneinde de verschillen tussen het wetsvoorstel en het Wobv-stelsel helder voor ogen te krijgen zal ik thans ingaan op de wijzen waarop volgens beide stelsels de nalatenschap in verschillende situaties zal worden afgewikkeld. 3. De afwikkeling van de nalatenschan in de praktijk Voor de afwikkeling van de nalatenschap is van belang dat zich in de praktijk verschillende situaties kunnen voordoen. Globaal en voor zover hier van belang kunnen drie categorieën van gevallen worden onder scheiden. In de eerste plaats het geval dat er sprake is van slechts één huwelijk, ten tweede de situatie dat de langstlevende echtgenoot hertrouwt en tenslotte het geval dat na echtscheiding een van de ex-echtgenoten hertrouwt. Het geval waarin de langstlevende iemand bij testament als erfgenaam aanwijst die geen kind van de eerststervende is laat ik gemakshalve buiten beschouwing. Voor een goed begrip geef ik thans een overzicht van deze drie gevallen en de wijzen waarop die volgens het wetsvoorstel en het Wobv-stelsel worden afgewikkeld Eén huwelijk A is met B gehuwd. A overlijdt in 1995, B hertrouwt niet en overlijdt in A en B hebben èén kind: C Wetsvoorstel B erft in 1995 de helft van A's nalatenschap, C de andere helft. C's erfdeel komt onder B's vruchtgebruik. Dit omvat de helft van A's nalaten schap (of V* van de door A's dood ontbonden huwelijksgemeenschap). Aan een verdeling daarvan zal vrijwel nooit behoefte bestaan. B heeft alle goederen onder zich en kan daarover beschikken. Bij B's overlijden vervalt het vruchtgebruik. C krijgt zijn vrijgekomen erfdeel uit A's nalatenschap en als enig erfgenaam tegelijkertijd B's nalatenschap. Maakte de langstlevende gebruik van zijn bevoegdheid tot vervreemding - bijvoorbeeld van het woonhuis om in een bejaarden woning te trekken - dan biedt het wetsvoorstel een oplossing die de ouderlijke boedelverdeling nabij komt: de bij de boedelbeschrijving geschatte waarde komt voor het woonhuis in de plaats en vormt de grondslag voor een vergoedingsvordering in geld op de langstlevende, die bij diens overlijden opeisbaar wordt. Zijn de kinderen dan tevens de erfgenamen van de langstlevende - zoals in dit geval - dan gaat die Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 12

7 vordering door vermenging teniet. Zaaksvervanging - de flat vervangt het woonhuis - vindt hier niet plaats: de flat heeft immers nimmer tot de boedel van de erflater-eerststervende behoord en uit dien hoofde hebben de kinderen hiermee geen bijzondere band. Dat laatste geldt ook voor de louter financiële waarden uit de nalatenschap van de langstlevende, zoals contant geld en saldi van bank en girorekeningen en effecten. Het is eenvoudiger om aan de kinderen recht op vergoeding van hun waarde te geven maar deze overigens aan de vruchtgebruikregeling te onttrekken (vgl. het zgn. oneigenlijke vruchtgebruik van artikel 804 oud BW) Wobv-stelsel B erft in 1995 als enig erfgenaam A's volledige nalatenschap. C wordt schuldeiser van B voor de volle waarde van A's nalatenschap (of de helft van de waarde van de door A's overlijden ontbonden huwelijksgemeen schap). Bij B's overlijden in 2005 verkrijgt C als enig erfgenaam van B diens nalatenschap; tevens wordt dan C's vordering ter zake van A's nalaten schap opeisbaar. Aangezien C in dat geval zowel schuldeiser als schul denaar van de geldvorderingen is, gaan deze bij het overlijden van B door vermenging teniet Vergelijking In dit soort gevallen (die het meest zullen voorkomen) lopen beide stelsels in hoge mate parallel. Zij bereiken in deze eenvoudige vorm langs verschillende wegen hetzelfde doel: de langstlevende heeft de beschikking over alle goederen van de nalatenschap - eventueel huwelijksgemeenschap; de kinderen zitten tijdens diens leven «in de wachtkamer». Bij het overlijden van de langstlevende verkrijgen zij alle goederen die de langstlevende onder zich had - in het vruchtgebruik stelsel als erfgenaam van hun vader én hun moeder, bij de ouderlijke boedelverdeling als erfgenamen van de langstlevende van hem die op zijn beurt de enige erfgenaam van de eerststervende was. Men kan dan ook niet zeggen dat in dit soort gevallen het ene stelsel doorzichtiger is dan het andere. Het achterwege laten van een boedelbe schrijving levert in geen van beide stelsels problemen op, waarbij aante kening verdient dat het wetsvoorstel in artikel 4.2A lid 1 weliswaar een boedelbeschrijving voorschreef, maar dat thans wordt voorgesteld die bepaling te laten vervallen; zie hierna bij dit artikel 3.2. Tweede huwelijk na overlijden eerste echtgenoot A is met B gehuwd; zij hebben één kind: C. A overlijdt in B hertrouwt in 2000 met D. B overlijdt in 2005, D in Erfgenaam van D is diens broer E. Voor een goed inzicht is het nodig zich voor ogen te houden dat in beide stelsels de nalatenschap van een erflater pas definitief wordt afgewikkeld wanneer zijn echtgenootis overleden. Wanneer B sterft, krijgt C zijn volle rechten niet uit B's nalatenschap maar die uit de nalatenschap van A. Zijn volle rechten uit B's nalatenschap verkrijgt hij pas als D overlijdt. Voor de afwikkeling van A's nalatenschap heeft hij dus met D te maken, voor die van B's nalatenschap met E Wetsvoorstel B en C worden in 1995 erfgenamen van A; B wordt vruchtgebruiker van C's erfdeel in A's nalatenschap. Bij het hertrouwen van B in 2000 kan er aanleiding bestaan om B uit te boedelen ter vereenvoudiging van de latere afwikkeling; die aanleiding is er in versterkte mate als B met D in gemeenschap van goederen huwt. Die goederen vormen C's erfdeel waarop B's vruchtgebruik rust. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 12

8 Tegenover dit meest eenvoudige geval staat de meest ingewikkelde situatie: A en B waren in gemeenschap gehuwd; die gemeenschap en de nalatenschap van A zijn noch in 1995 noch in 2000 verdeeld en B hertrouwt in 2000 met D, eveneens in gemeenschap. C verkrijgt dan in 1995 als zijn erfdeel V* van een groep - in 1995 of achteraf in beschreven en getaxeerde goederen. B's aandeel daarin, 3 A van die onverdeeldheid, gaat in 2000 deel uitmaken van de huwelijksgemeen schap tussen B en D. Bij B's overlijden in 2005 valt C's erfdeel in A's nalatenschap (de hierboven bedoelde groep beschreven en getaxeerde goederen) vrij. Het zal dan wel blijken dat een deel van die goederen nog identificeerbaar aanwezig is en een ander deel niet meer, waarvoor dan de vergoedingsvordering met inflatierente in de plaats treedt. C en D verdelen die goederen en de geldsom tot vergoeding aldus, dat C V* van het totaal als A's erfgenaam vrij tot zich kan nemen. Problemen van zaaksvervanging en vragen wie wat heeft gefinancierd doen zich hier, zoals men ziet, niet voor. Wanneer B in 2005 overlijdt, worden C en D zijn erfgenamen, terwijl D bovendien recht heeft op de helft van de huwelijksgemeenschap B-D. C's aandeel in B's nalatenschap is 1 /«, in de huwelijksgemeenschap die de nalatenschap omvat derhalve 1 A Wordt er niet verdeeld, dan zullen C en D de in 2005 tot de gemeenschap behorende goederen beschrijven en taxeren. In 2010, bij D's overlijden, zullen C en E dan B's nalatenschap verdelen op dezelfde wijze als waarop C en D vijf jaar eerder A's nalaten schap hebben verdeeld. C verkrijgt 1/4 van de in 2005 beschreven goederen en vergoeding voor hun getaxeerde waarde voor zover zij niet meer aanwezig blijken. Ook hier verdient het de aandacht dat niet beschreven goederen die bij E's overlijden opduiken, bij deze verdeling geen enkele rol spelen. De laatstbeschreven gang van zaken laat zien wat zich maximaal aan complicaties kan voordoen. Hertrouwt bijv. B buiten gemeenschap, dan is dat al als een vereenvoudiging te beschouwen. Maar ook als dat niet gebeurt is de afwikkeling niet extreem moeilijk. Wat men moet doen is een behoorlijke boedelbeschrijving en taxatie opmaken - met daarbuiten vallende goederen heeft men niet te maken. De rest is een kwestie van berekening van breukdelen, juist zoals dat in de gestelde situatie ook onder het huidige erfrecht gebeurt Wobv-stelsel B is in 1995 enig erfgenaam van A, in 2005 is D enig erfgenaam van B, in 2010 is E enig erfgenaam van D. De goederen die A nalaat, zowel als die welke B nalaat gaan hun kind C voorbij en geraken in diens stief familie (D en E). C krijgt een vordering op B ter grootte van de waarde van A's gehele nalatenschap die hij op D kan verhalen en een op D ter grootte van B's gehele nalatenschap die hij op E kan verhalen. Tot zover is de afwikkeling eenvoudig, veel eenvoudiger dan die van het huidige erfrecht en van het vruchtgebruik. Het is evenwel een andere kwestie of deze drastische vereenvoudiging tot redelijke resultaten leidt. De gewijzigde tekst van het Wobv-voorstel brengt hier dan ook een belangrijke correctie in de vorm van een recht op «inbetalinggeving». Maar deze correctie leidt weer tot nieuwe compiicaties en voorts ook in veel gevallen niet tot een bevredigende uitkomst. Volgens artikel 4.2A.1.3a van de gewijzigde tekst, dat dit recht op «inbetalinggeving» regelt, kan C zijn vordering op D omzetten in roerende zaken die B van A heeft geërfd, in 2010 zijn vordering op E in roerende zaken die D van B heeft geërfd. Dat is niet moeilijker dan in de vruchtgebruikconstructie. Voorwaarde is echter wel dat de van A in 1995 geërfde zaken in 2005 nog zijn te identificeren, en de van B in 2005 geërfde zaken in Een boedelbeschrijving is hier dus niet minder Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 12 8

9 wenselijk als in het vruchtgebruikstelsel. Met een globale schatting van de waarde van de totale nalatenschappen kan niet worden volstaan, de roerende zaken moeten identificeerbaar zijn beschreven en op hun waarde van 1995, resp getaxeerd - anders werkt het recht op inbetalinggeving niet. Voorts is vereist dat de zaken niet alleen als zodanig identificeerbaar moeten zijn maar ook identificeerbaar als geërfd van A, resp. B. Dat is in beginsel mogelijk als B niet in gemeenschap van goederen met A, resp. D was getrouwd. Als dat wel het geval was moet eerst - in 2005, resp de huwelijksgemeenschap worden verdeeld, aldus de toelichting op deze Wobv tekst. Hoe dient dit te geschieden? Gesteld dat A en B tot A's dood in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Toen A stierf had of verkreeg B alle goederen der gemeenschap onverdeeld voor de helft als deelgenoot in de huwelijksgemeenschap, voor de andere helft verkreeg hij ze als enig erfgenaam (vgl. HR 9 sept. 1988, NJ 1989, 239). Door de enkele zuivere aanvaarding van A's nalatenschap vloeien deze wijzen van verkrijging ineen, zonder dat er ooit een verdeling is gemaakt welke goederen krachtens huwelijksvermogensrecht en welke krachtens erfrecht zijn verkregen, en zonder dat een dergelijke verdeling nadien ooit nog kan worden gemaakt, zeker niet tien jaar later. lets dergelijks geldt ook indien bijvoorbeeld B en D buiten gemeenschap waren gehuwd, voor de zaken die zij gemeenschappelijk hadden aangeschaft. Volgens Boek 4 is dit resultaat alleen te verhinderen als, voordat B zuiver aanvaardt, op de een of andere wijze vereffening der nalatenschap van A volgens afdeling wordt uitgelokt. Dat is echter naar men zal begrijpen een paardemiddel. Dit betekent dat artikel 4.2A.1.3a van de gewijzigde Wobv-tekst het recht op inbetalinggeving, buiten het geval dat vereffening plaatsvindt, niet voor enige toepassing vatbaar is. In de toelichting op de gewijzigde Wobv-tekst komt deze problematiek in het geheel niet aan de orde. Hier wreekt zich dat het Wobv-stelsel de langst levende echtgenoot tot enig erfgenaam maakt en de kinderen als erfge namen buiten de deur zet. In combinatie met enige gemeenschap die tussen A en B of B en D heeft bestaan, maakt dit dat - zonder veref fening van de nalatenschap van A of B - nooit meer valt na te gaan welke roerende zaken krachtens erfrecht op B, resp. D zijn overgegaan. Het is duidelijk dat dit tot grote complicaties kan leiden en allerlei twisten in de hand kan werken. Artikel 4.2A.1.3a beperkt het recht op inbetaling geving tot roerende zaken. Dit betekent dat het huis uit A's nalatenschap zonder meer aan B's tweede echtgenoot toevalt. Of hiertoe goede reden bestaat kan men betwijfelen. Nog vreemder is het dat het huis uit B's nalatenschap onherroepelijk naar zijn zwager, C's stiefoom E, vererft en C daarop geen enkele aanspraak kan doen gelden. De beperking treft niet slechts (woon)huizen maar ook andere goederen. Daarbij rijst de vraag waarom bijvoorbeeld A's auteursrecht niet op zijn kind C mag overgaan maar dat de tweede echtgenoot dit erft. En uiteindelijk verkrijgt stiefoom E, en niet het eigen kind C, het door B nagelaten auteursrecht. Deze gang van zaken illustreert dat deze regeling niet tot goede resul taten leidt. Bij C's vordering tot inbetalinggeving moet men ook nog op het volgende letten. Tot aan de overdracht is D, resp. E volledig bevoegd om over de goederen uit de nalatenschap van A, resp. B te beschikken. De verleiding daartoe is sterk, niet alleen om van C's activiteiten verschoond te blijven maar ook indien de waarde van die goederen sinds 1995, resp is gestegen: tegenover C is D, resp. E immers tot niet meer gerechtigd dan tot de waarden in die jaren. C kan dit slechts verhinderen door onmiddellijk na de dood van zijn ouders conservatoir beslag te leggen. Anderzijds komt C tegenover D en E een keuzerecht toe: hij kan de «mooie» zaken kiezen en de «rommel» tegen betaling bij hen laten. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 12

10 Omgekeerd kunnen D en E geen zaken aan C «opdringen» - zij zitten er mee en moeten er nog voor betalen ook. In het vruchtgebruiksysteem neemt C zoals gezegd zijn gehele erfdeel tot zich, eventueel na verdeling tussen C en D, resp. E van de gehele nalatenschap of huwelijksgemeen schap. Tenslotte zijn er complicaties als A en B niet één kind (C), doch twee of meer (Cl en C2, enz.) achterlaten en dezen inbetalinggeving van dezelfde zaken verlangen. Artikel 4.2A.1.3a lid 3 van het ontwerp-van Mourik schrijft dan voor dat Cl en C2 zich overeenkomstig de redelijkheid en billijkheid jegens elkaar hebben te gedragen. Maar dat geeft D, resp. E geen uitsluitsel aan wie hij moet overdragen - daarover moeten C1 en C2, als beiden conservatoir beslag hebben gelegd, het eerst eens worden of uitgeprocedeerd zijn. Wellicht levert de vuistregel van artikel 3:298 voor de onderlinge verhouding tussen de voorkinderen een oplossing maar fraai is die in dit geval niet, omdat zij uitlokt tot een wedren tussen de voorkinderen. In het vruchtgebruiksysteem is er een gemeenschap met een regeling voor conflicten in afdeling 3.7 en de artikelen 677 e.v. Rv., in het ontwerp-van Mourik ontbreekt dit alles Tweede huwelijk na echtscheiding V is gehuwd met W; uit het huwelijk is X geboren. Na echtscheiding hertrouwt V met Y; uit dit huwelijk wordt Z geboren. V overlijdt in 2000, Y in Men lette er op dat V niet een «langstlevende» is die hertrouwt - W en diens nalatenschap spelen hier verder geen rol Wetsvoorstel V laat als erfgenamen achter Y, X en Z, elk voor V^. Y heeft het vrucht gebruik van de erfdelen van X en Z. Waren V en Y in gemeenschap van goederen getrouwd, dan heeft Y aanspraak op 2 /3 van het geheel dat die gemeenschap ten tijde van V's overlijden omvatte, X en Z elk op 'A. De goederen van V's nalatenschap, resp. de goederen der ontbonden huwelijksgemeenschap worden in 2000 beschreven en gewaardeerd - zeker X zal daarop aandringen. Gewoonlijk wordt die gemeenschap echter niet tussen X, Y en Z verdeeld, al is het mogelijk dat Y wordt uitgeboedeld. In 2010 vervalt met de dood van Y het vruchtgebruik. X en Z gaan nu aan de hand van de boedelbeschrijving na, welke van de daarin beschreven goederen daarin nog aanwezig zijn en verdelen die: X heeft recht op V^ (nalatenschap van V), resp. 1 /e (huwelijksgemeen schap); Z die niet alleen de erfgenaam van V is maar ook als erfgenaam Y in diens aandeel is opgevolgd, op resp. 2 /3 (nalatenschap), resp. 5 /e (huwelijksgemeenschap). Voor zover de in de boedelbeschrijving opgenomen goederen niet meer aanwezig zijn, treedt daarvoor hun in 2000 getaxeerde waarde in de plaats. Deze vormt de grondslag voor de vergoedingsvordering van X op Z: voor elk goed 1 /3, resp. Ve der getaxeerde waarde, vermeerderd met de inflatierente volgens artikel 4.2A.1.12 lid Wobv-stelsel In 2000 erft Y alle goederen van V; X zal een boedelbeschrijving met taxatie verlangen. X en Z krijgen elk een vordering op Y tot het beloop van de helft van de waarde van de nalatenschap van V. In 2010 wordt Z enig erfgenaam van Y. De vordering van X wordt nu opeisbaar. Daarbij kan X zijn recht op inbetalinggeving uitoefenen jegens Z. Hierbij doen zich dezelfde problemen voor als onder geschetst, in het bijzonder als V en Y in gemeenschap van goederen waren gehuwd, of indien er meer dan een voorkind van V is. Ook hier is niet duidelijk waarom X tegenover zijn stiefbroer Z alleen op roerende zaken aanspraak kan maken. Alleen zal Z eerder dan E een beroep op het recht van verzet van artikel 4.2A.1.3a lid 4 van de Wobv-tekst kunnen doen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

11 4. De beide stelsels nader bezien 4.1. Rege/ing intestaat erfrecht tegenover notariële praktijk betreffende testamenten Dat de praktijk een voorkeur voor een wettelijk systeem conform de huidige notariële ouderlijke boedelverdeling heeft, is begrijpelijk: deze making geniet immers in de notariële praktijk grote populariteit en heeft daarbij haar nut om het bestaande en sterk verouderde erfrecht te corri geren bewezen. Wel moet hierbij ter relativering worden aangetekend dat ook het vruchtgebruiktestament in een aanzienlijk aantal gevallen wordt toegepast. Dit aantal zal met de inwerkingtreding van de nieuwe titel 3.8 op 1 januari 1992 verder kunnen toenemen, gezien de ruimere bevoegdheden die de wet sindsdien aan de vruchtgebruiker geeft. De wetgever heeft zich mede door deze ontwikkelingen laten overtuigen van de praktische noodzaak het intestaat erfrecht te hervormen. Maar hij moet daarbij wel rekening houden met het feit dat wat goed is in het testamentaire erfrecht, nog niet per definitie goed is voor het intestaat erfrecht. Het maken van testamenten door de notaris is maatwerk: hij kan het testament geheel op de concrete situatie van de testateur toesnijden. De wetgever heeft daarentegen de taak om een regeling te treffen die op zoveel mogelijk groepen van gevallen past en die tegelijkertijd voldoende kwaliteit en flexibiliteit bevat. Het is van groot belang dit uitgangspunt bij het wetsvoorstel in het oog te houden. De wetgever moet daarbij in het bijzonder denken aan de positie van voorkinderen in geval van een tweede huwelijk. In een dergelijke situatie is een ouderlijke boedelverdeling meestal geen goede oplossing. En juist deze gevallen zullen zich in de komende decennia steeds vaker voordoen, door de toename van het aantal echtscheidingen en het mede daardoor stijgen van het aantal tweede huwelijken. Dat is een belangrijk maatschappelijk gegeven waar de wetgever niet aan voorbij mag gaan. Vandaar de keuze voor een vereenvoudigd vruchtgebruiksysteem. In dit systeem kunnen tegengestelde belangen het beste en op voor de praktijk aanvaardbare wijze worden verzoend. Enerzijds is dat de wens van de Tweede Kamer om de kinderen uitzicht op goederen te geven, anderzijds de voorkeur van het notariaat voor een systeem dat zoveel mogelijk overeenkomt met de testamentaire ouderlijke boedelverdeling De positie van de kinderen bij een tweede huwelijk Deze positie wordt in het vruchtgebruikstelsel van het wetsvoorstel op een evenwichtige wijze gewaarborgd zonder dat aan de bescherming van de langstlevende echtgenoot wordt tekort gedaan. Het principiële bezwaar tegen het Wobv-stelsel is daarentegen dat wordt gestreefd naar grotere eenvoud ten koste van de kinderen. Dit stelsel ontzegt hun immers het erfgenaamschap van de eerststervende ouder en biedt hun geen uitzicht op de goederen van hun eigen ouder maar slechts een geldvordering (de poging in de gewijzigde Wobv-tekst om dit bezwaar te ondervangen door middel van de inbetalinggevings regeling leidt niet tot het beoogde resultaat zie 3.2.2). Dit leidt met name bij tweede huwelijken met voorkinderen tot bezwaarlijke gevolgen. In het Wobv-stelsel krijgen de voorkinderen een niet-opeisbare geldvordering op de langstlevende, hun stiefmoeder. Zij erft echter alle goederen van hun vader, en bij het overlijden van de stiefmoeder zijn de voorkinderen niet diens intestaat erfgenamen; zij kunnen geen recht doen gelden op de goederen, die eens door hun eigen vader werden nagelaten. Wie krijgen die goederen wel? De erfgenamen van de langstlevende (de stief Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

12 moeder). Dat kunnen kinderen uit het tweede huwelijk zijn, dan maakt het Wobv-stelsel een ongerechtvaardigd onderscheid tussen de kinderen uit het eerste en die uit het tweede huwelijk (zie het voorlopig verslag, blz. 4 i.v.m. artikel lid 3). Het kunnen ook andere bloedverwanten van de langstlevende zijn; dan komen de goederen van de (eerste) erflater met voorbijgaan van diens eigen kinderen uiteindelijk terecht bij personen die met hem geen enkele familieband hadden. Een erfrecht dat dit resultaat leidt, voldoet naar mijn mening noch aan de verlangens van de meeste erflaters, noch aan die van hun kinderen die juist om emotionele redenen in de praktijk dikwijls blijken te hechten aan goederen die hun ouders hebben nagelaten. Het is bovendien niet wenselijk de stieffamilie op te zadelen met de «oude spullen» die nu eenmaal in elke nalatenschap voorkomen met als gevolg dat zij de kinderen van de erflater wel de waarde zouden moeten betalen. Opmerkelijk is dat er vanuit de notariële praktijk weliswaar een voorkeur is uitgesproken voor een wettelijk systeem conform de ouder lijke boedelverdeling-testamenten maar dat vanuit diezelfde notariële praktijk er terecht op is gewezen dat een notaris aan iemand die hertrouwd is en kinderen heeft uit een vorig huwelijk niet zonder meer een ouderlijk boedel-verdeling-testament zal adviseren: «Voor een derge lijke situatie is het ongewenst de ouderlijke boedelverdeling als wettelijk systeem vast te leggen. Immers, ook thans zal geen enkele notaris in een dergelijk geval (...) zonder meer een ouderlijke boedelverdeling testament adviseren», aldus Huygen, WPNR 5942 (1990), blz. 94, terloops ondersteund door Van Mourik, NJB 1991, blz. 1258, noot 41. Het is om die reden reeds niet goed denkbaar dat de wetgever een regeling treft die de praktijk thans afwijst voor gevallen, waarvan het aantal zoals gezegd in de toekomst met zekerheid nog verder zal toenemen. De wetgever dient met deze problemen in een wettelijke regeling zorgvuldig rekening te houden. Ik stem dan ook in met de opmerkingen van de D66-fractie (voorlopig verslag, blz. 2) dat het thans vast te stellen erfrecht in de eerste plaats gericht zal moeten zijn op de toekomst en dat de besluitvorming gebaseerd moet zijn op de meest recente inzichten. Juist een vruchtgebruiksysteem voldoet aan deze vereisten, terwijl een systeem conform de ouderlijke boedelverdeling een substantieel deel van de samenleving op de verkeerde wijze bedient Voorstel Huygen In het verlengde van het bovenstaande heeft Huygen, WPNR 5942 (1990), voorgesteld een wettelijke regeling conform de notariële praktijk van de ouderlijke boedelverdeling-testamenten alleen voor eerste huwelijken te laten gelden; voor tweede en volgende huwelijken zou het oude intestaat erfrecht kunnen worden gehandhaafd. Ook tegen dit voorstel bestaan echter ernstige bezwaren. Zo komt het in strijd met de afschaffing van het erfrechtelijke onderscheid tussen eerste en volgende huwelijken die in 1970 is bereikt en onthoudt het de tweede echtgenoot de toch ook voor deze gewenste wettelijke bescherming. Een dergelijke achterstelling van de tweede echtgenoot zou personen die voor de tweede maal in het huwelijk treden (zowel met als zonder kinderen uit een eerder huwelijk) in veel gevallen verplichten een testament te maken. De wetgever moet daarentegen juist een vangnet bieden voor de talloze gevallen waarin erflaters er niet toe komen een testament te maken en hij mag erflaters er ook niet toe dwingen een testament te maken omdat zijn intestaat regeling voor een belangrijke groep gevallen niet deugt. Afwijking bij testament is immers wel mogelijk maar het is nu eenmaal bekend dat slechts een beperkt aantal van die weg gebruik maakt: men vertrouwt er op dat de langstlevende en de kinderen elkaar wel zullen vinden, dat de wetgever wel wat goeds zal hebben verzonnen, men stelt Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

13 uit, ziet op tegen de kosten. Voor al dezen behoort het intestaat erfrecht een aanvaardbare oplossing te bieden. Door alleen een deugdelijke regeling voor eerste huwelijken te presenteren dient het gemak de wetgever en niet de belangen van deze groeiende groep van personen, ten behoeve van wie de wet uiteindelijk ook wordt gemaakt. Een wette lijke regeling dient juist voor zoveel mogelijk categorieën gevallen een bevredigende oplossing te bieden, die het maken van testamenten in beginsel overbodig maakt De inbetalinggeving: een noodoplossing die in de praktijk niet werkt Het tweede voorstel is om voorkinderen de bevoegdheid te verlenen, voor hun geldvordering op de langstlevende bij diens overlijden inbeta linggeving van goederen uit de nalatenschap van de eerststervende te verlangen. Het is als een mogelijk compromis reeds in 1984 geopperd door Heuff, Luijten-bundel, Eén kapitein, twee schepen (1984), blz. 153 e.v. Onlangs is zij opnieuw opgenomen door Heyman, WPNR 6043 (1992) en overgenomen en uitgewerkt door Van Mourik in de gewijzigde Wobv-tekst (WPNR 6050 (1992), artikel 4.2A.1.3a). Dit voorstel toont allereerst aan dat het uitgangspunt van het Wob-vstelsel niet juist is: de voorkinderen moeten immers gaan «kopen» wat hun toch eigenlijk van nature toekomt. Verder ontneemt de correctie aan dit systeem de eenvoud die daarvoor het belangrijkste argument vormde. In het zeer belangrijk aantal gevallen waarin erflater en langstle vende in gemeenschap waren gehuwd, is de regeling voor inbetaling geving niet voor toepassing in de praktijk vatbaar. Beperkt men het voorstel, zoals de gewijzigde Wobv-tekst doet, tot roerende zaken, dan rijzen weer andere bezwaren die al uitvoerig aan de orde zijn geweest bij de voorbeelden, met name in par De legitieme portie van de kinderen wordt (onbedoeld) vergroot Het Wobv-stelsel als uitgewerkt door Van Mourik, WPNR 6018 (1991), leidt - waarschijnlijk onbedoeld - tot een grotere legitieme portie van de kinderen. Volgens het wetsvoorstel telt de echtgenoot mee bij het berekenen van het versterferfdeel; de legitieme portie is daar een breukdeel van (artikel ). In het Wobv-stelsel telt de echtgenoot niet mee bij het berekenen van het versterferfdeel; de legitieme portie van de kinderen zal daardoor altijd groter zijn. De erflater wordt dus in het Wobv-stelsel meer in zijn beschikkingsvrijheid beperkt dan in het wetsvoorstel Verschillen in verband met de successierechten De leden van de CDA-fractie wilden nog weten of het systeem van het wetsvoorstel en het Wobv-stelsel verschillend uitwerken met betrekking tot de successierechten. Naar het zich thans laat aanzien zal er fiscaal gezien geen verschil zijn tussen beide genoemde stelsels en bovendien geen verschil ten opzichte van het huidige recht. Onder het huidige recht worden nl. aan de regeling bij testament van een vruchtgebruik c.q. ouderlijke boedelver deling geen consequenties verbonden voor het successierecht. In het kader van de voorbereiding van het tweede gedeelte Invoeringswet Boek 4 wordt daarom vooralsnog geen aanpassing van de Successiewet 1956 op dit punt overwogen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

14 5. Opheldering van enkele misverstanden In de kritiek die in verschillende publikaties op het wetsvoorstel is geuit, is sprake van een aantal misverstanden die rechtzetting behoeven Het wetsvoorstel beoogt de bescherming van kinderen tegen de stieffamilie, niet tegen de langstlevende zelf Ten aanzien van het wetsvoorstel is wel opgemerkt, dat het vruchtge bruikstelsel de kinderen geen garantie geeft dat ze ook werkelijk de goederen zullen verkrijgen die hun ouders nalaten. Waarom dan al die moeite voor zo weinig zekerheid? Het is inderdaad juist dat het vruchtgebruikstelsel aan de kinderen tegenover de langstlevende weinig meer bescherming biedt dan het stelsel van de ouderlijke boedelverdeling maar dat is het punt niet: het gaat er om wat er gebeurt met de goederen die er bij diens overlijden wel zijn. Het vruchtgebruikstelsel beschermt de kinderen tegen de stief familie. Volgens het Wobv-stelsel verdwijnen de goederen van rechtswege naar de stieffamilie. Dat de langstlevende goederen mag vervreemden betekent echter niet dat hij het ook in grote mate zal doen. Verreweg de meesten worden pas op gevorderde leeftijd weduwnaar of weduwe. Veel behoefte om goederen te verkopen hebben zij dan niet meer. Alleen wegens verhuizing, bijv. naar een verzorgingstehuis, zullen zij nogal eens het huis willen verkopen; voor het overtollig deel van de inboedel is dan een partiële verdeling normaal. Maar het ligt voor de hand dat er bij het overlijden van de langstlevende in de regel nog genoeg goederen aanwezig zijn waarin ook de voorkinderen zijn geïnteresseerd. Bij het afwegen van de voor en nadelen van beide stelsels gaat het om die goederen. Men heeft zich afgevraagd waarom zo wordt vastgehouden aan een erfdeel in goederen, terwijl juist in Boek 4 de legitieme portie wordt verzwakt tot een geldvordering. Daarover merk ik op dat het bij de legitieme portie gaat om de vraag of de erflater zijn kinderen een recht op goederen mag ontzeggen. Bij het intestaat erfrecht gaat het om de vraag of de wetgeverdat ten opzichte van alle kinderen behoort te doen. Het gaat dus om twee verschillende zaken De omvang van het wetsvoorstel maakt de toepassing ervan niet ingewikkelder Het wetsvoorstel is omvangrijker dan de Wobv-tekst. Het gaat hierbij echter om extra bepalingen die slechts voor noodgevallen geschreven zijn en dus in de praktijk niet vaak een rol zullen spelen. Tijdens de duur van het vruchtgebruik kunnen zich incidenten voordoen: onder de langst levende wordt beslag op diens goederen gelegd, hij maakt zich schuldig aan wanbeheer, gaat failliet of zijn goederen - inclusief zijn vruchtge bruik - worden onder bewind gesteld. Voor al deze gevallen, die zich slechts bij hoge uitzondering zullen voordoen, bevat het ontwerp oplos singen, die aan het rechtsgevoel van de betrokkenen tegemoet komen (zie o.a. de artikelen 4.2A.1.14 en 3:221) Een boedelbeschrijving is in beide ontwerpen even belangrijk In de praktijk wordt de noodzaak van een boedelbeschrijving vaak als een bezwaar gevoeld. Dit bezwaar is echter ten dele overdreven en ten dele niet te vermijden. Ook het Wobv-stelsel noopt immers, voor de vaststelling van de vorderingen van de kinderen, tot het taxeren van de waarde van het nagelaten vermogen - het benoemen en waarderen van Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

15 de bestanddelen is dan nog maar een kleine stap. In de praktijk zal men de boedelbeschrijving wel dikwijls achterwege laten als er geen voorkin deren zijn. (Om deze reden zal het voorschrift van artikel 4.2A lid 1 komen te vervallen; zie de toelichting onder het desbetreffende artikel). Voor het geval de langstlevende hertrouwt, zal men alsnog het verzuim kunnen herstellen. In elk geval is de regeling der inbetalinggeving in de Wobv-tekst (artikel 4.2A.Ï.3a) zonder boedelbeschrijving niet uitvoerbaar. Een ander bezwaar ziet Van der Burght in NRC Handelsblad 27 april 1992: «Er moet... een notariële (!) boedelbeschrijving en waardering worden opgemaakt.» (cursivering en uitroepteken van de auteur). Deze uitspraak van Van der Burght is onjuist. Van toepassing is het voor boedelbeschrijvingen algemeen geldende artikel 671 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat uitgaat van een gewone, informele, onderhandse akte als partijen daarmee instemmen. Slechts als een der partijen het vrije beheer over zijn goederen mist, is een notariële akte verplicht. Tegenover het bestaande recht is dat echter geen verzwaring: de aanvaarding van een nalatenschap voor minderjarigen, curandi en faillieten moet immers toch steeds onder het voorrecht van boedelbe schrijving geschieden (zie de artikelen 1:353 en 1:386 BW en artikel 41 Faillissementswet). Slechts voor het beschermingsbewind kan hiervan worden afgeweken - artikel 1:441 BW - maar dan is toestemming van de rechthebbende vereist. Gewoonlijk zal de bewindvoerder echter wel niet kunnen vertrouwen op de geldigheid van de toestemming van iemand van wie ook de toekomstige goederen reeds onder bewind zijn gesteld In de meeste gevallen leveren onverdeelde gemeenschappen geen problemen op: in de overige gevallen zijn praktische oplossingen voorhanden. De schenkingsbevoegdheid van de langstlevende wordt slechts in zeer bijzondere situaties beperkt In de literatuur is betoogd (Van Mourik, WPNR 6041 en 6050, 1992) dat het vruchtgebruik niet alleen op de erfdelen van de kinderen rust, maar ook op de onverdeelde helft van de huwelijksgemeenschap die niet tot de nalatenschap gerekend kan worden. Zonder verdeling der nalaten schap en eventuele huwelijksgemeenschap - die naar de bedoeling van het wetsvoorstel achterwege kan blijven - weet de langstlevende (en weten ook de kinderen) niet op welke goederen ieder recht heeft; dit brengt mee dat de langstlevende geen goederen kan schenken en hen slechts kan legateren onder de voorwaarde dat ze hem uiteindelijk worden toegedeeld. Dit betoog is daarom onjuist: het vruchtgebruik rust alleen op de erfdelen der kinderen: dat zijn aandelen in een groep goederen waarin ook de langstlevende een aandeel (een kindsdeel en eventueel de helft der huwelijksgemeenschap) heeft. Voor «dagelijks gebruik» is een verdeling van die goederen niet nodig: de langstlevende is de enige die deze goederen gebruikt, ze beheert en er over kan beschikken. De finan ciële waarden kan hij zich toeëigenen: dit brengt mee dat hij vrij is tot schenking en legatering van geldsommen. Ook op kleine gebruikelijke giften rust geen verbod. Alleen aan andere giften - zeker geen alledaags verschijnsel - moet inderdaad een tenminste partiële verdeling vooraf gaan, dat wil zeggen: de langstlevende moet de instemming der kinderen hebben. Dat lijkt mij ook alleszins redelijk. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

16 5.5. Dat de erfgenamen aansprakelijk zijn voor de schulden der nalaten schap verschilt niet van de huidige testamentaire praktijk Soms wordt als een bezwaar van het wetsvoorstel gezien de omstan digheid dat de kinderen erfgenaam zijn en als zodanig aansprakelijk voor de schulden van de nalatenschap (zie Van Mourik, WPNR 6050, 1992). Maar deze omstandigheid vormt geen verzwaring van hun positie ten opzichte van het huidige recht. Ook wanneer thans bij testament een ouderlijke boedelverdeling tot stand is gebracht zijn de kinderen erfgenaam, met alle gevolgen van dien, ook voor de afgifte van de verklaring van erfrecht. Als een ernstig probleem is dat tot nog toe blijkbaar niet gevoeld. Bij invoering van het wettelijk vruchtgebruik is er in zoverre sprake van een vereenvoudiging, dat de wet de langstlevende als enige tot beheer en beschikking bevoegde aanwijst. De voldoening van de schulden van de nalatenschap loopt op grond van artikel 3:220 steeds via de vruchtgebruiker. Indien de vrees reëel is dat de schulden de baten zullen overtreffen, dan kunnen de kinderen (en de langstle vende) beneficiair aanvaarden Het wetsvoorstel leidt niet tot een administratie of boekhoudplicht Hoe houdt men in een vruchtgebruikstelsel de goederen zo uit elkaar dat de kinderen bij het overlijden van de ouder zonder geschil hun goederen kunnen krijgen? Dat kan alleen door een nauwkeurige boekhouding. In de praktijk komt het daar niet van, zo merkt Van der Burght op (NRC Handelsblad 27 april 1992). Aan een administratie, laat staan een nauwkeurige boekhouding bestaat in het geheel geen behoefte. Bij het overlijden van de langstle vende vergelijkt men de goederen die er dan zijn, met de boedelbe schrijving; alleen met de goederen die daarin reeds voorkomen heeft men te maken, voor de andere treedt hun getaxeerde waarde in de plaats. Dat betekent dat tijdens de duur van het vruchtgebruik dan ook geen administratie behoeft te worden bijgehouden De langstlevende ligt niet aan de redelijkheid en billijkheidsteugels van de kinderen «Het aspect van de redelijkheid en de billijkheid, stelt inderdaad niets voor of vormt een bedreiging. (...). Wie aan de redelijkheid en de billijkheid geen boodschap heeft, kan doen en laten wat hij of zij wil. De gewetensvolle en de bang uitgevallen langstlevende zullen de redelijkheid en de billijkheid echter als een dreiging ervaren.» Zie Van Mourik, WPNR 6050 (1992), p. 377 en WPNR 6041 (1992), blz. 218; zie ook Van der Burght, NRC Handelsblad 27 april Deze vrees voor de werking van redelijkheid en billijkheid mist echter goede grond. Voorop staat dat de langstlevende de enige is die bevoegd is tot genot en gebruik van de goederen en de vruchten daarvan geniet. Hij is ook de enige die tot beheer en beschikking bevoegd is. Alleen tegen wanbeheer en misbruik van zijn recht kunnen door de kinderen maatregelen worden uitgelokt, in het bijzonder de instelling van een bewind, maar een langstlevende die zich daaraan niet schuldig maakt, zal zich daardoor niet bedreigd behoeven te voelen. In het Wobv-stelsel is dit niet anders: hier staan langstlevende en kinderen tegenover elkaar als schuldenaar en schuldeisers; volgens artikel 6:2 BW is ook op die verhouding de norm van redelijkheid en billijkheid van toepassing. Voorts merk ik op dat indien onder het huidige recht de langstlevende na een ouderlijke boedelverdeling de nakoming van de vergoedingsvordering illusoir maakt, de rechtshandeling kan worden aangetast met (thans) artikel 3:45: zie Hof 's-hertogenbosch 29 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

17 september 1982, NJ 1983, 789. Dat zal onder het nieuwe recht niet anders zijn. In beide gevallen dienen de langstlevende echtgenoot en de kinderen zich derhalve jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. In het vruchtgebruiksysteem volgt dit uit de verwijzing in artikel 4.2A.1.1 lid 3 naar artikel 6:2, in het Wobv-stelsel volgt dit uit de rechtstreekse toepasselijkheid van artikel 6:2. Dit betekent in beide gevallen enerzijds dat de kinderen hun ouder de nodige vrijheid zullen moeten laten bij het beschikken over hun niet opeisbare deel van de nalatenschap en anderzijds dat de ouder de bevoegdheid tot beschikking niet mag misbruiken Het langstlevende-vruchtgebruik is geen gedenatureerd vruchtge bruik (artikel 3:215 BW) Sommige schrijvers, onder wie Huygen, WPNR 5948 (1990) en Van Mourik, NJB 1991, blz e.v., aangehaald op p. 10 van het voorlopig verslag, zijn van mening dat de beschikkingsbevoegdheid van de langst levende het vruchtgebruik denatureert. In het licht van artikel 3:215 kan dat thans echter bezwaarlijk worden volgehouden. Terecht merken de leden van de CDA-fractie dan ook op, dat de voorgestelde regeling van het vruchtgebruik van de langstlevende in de systematiek van het nieuwe Burgerlijk Wetboek past. Aan een andere benaming dan «wettelijk vruchtgebruik», zoals door de Commissie is gevraagd (blz. 9-10), bestaat daarom mijns inziens geen behoefte De afwikke/ing van het vruchtgebruik is betrekkelijk eenvoudig In het licht van de literatuur is het tot slot nuttig om er nog eens op te wijzen wat er bij de afwikkeling van het vruchtgebruik volgens het wetsvoorstel gebeurt. Het systeem is eenvoudig: er behoeft slechts te worden nagegaan, welke in de boedelbeschrijving opgenomen goederen bij het overlijden van de langstlevende nog aanwezig zijn. Deze worden «apart gezet» voor verdeling tussen de erfgenamen van de eerstster vende. Bij een enigszins redelijke boedelbeschrijving zal dat niet ingewikkeld zijn. Alle andere goederen die aanwezig zijn, zijn voor de erfgenamen van de langstlevende. De erfgenamen van de eerststervende hebben daarmee niets te maken. Voor goederen die in de boedelbe schrijving waren opgenomen maar niet meer aanwezig zijn, treedt hun bij de boedelbeschrijving getaxeerde waarde in de plaats, die de grondslag van de vergoedingsvordering vormt. Waarom nu is deze afwikkeling zo eenvoudig, in tegenstelling tot die van een gemeenschap van vruchten en inkomsten of van gescheiden vermogens van echtelieden? Het antwoord is dat in de beide laatste gevallen de zaaksvervanging de moeilijkheden veroorzaakt. Van ieder goed dat na de boedelbeschrijving is verworven moet daar worden nagegaan, wie van de echtgenoten daarop de rechthebbende is, met wiens vermogen het is gefinancierd, of het in de plaats komt van een ander goed en aan wie dat toebehoorde. Dat is inderdaad vrijwel niet te doen. Maar bij het vruchtgebruik volgens het wetsvoorstel is van dat alles geen sprake. Alleen goederen die aan de hand van de boedelbe schrijving kunnen worden geïdentificeerd spelen mee, andere goederen spelen geen rol. Als bezwaar tegen het vruchtgebruikstelsel heeft Heyman, WPNR 6043 (1992), blz. 261, opgemerkt «dat een verbintenisrechtelijke oplossing past in de ontwikkeling die zich gedurende de laatste halve eeuw heeft voltrokken in het denken over het familievermogensrecht. Die houdt onder meer in dat bij het zoeken naar genuanceerde oplossingen het instrumentarium van het verbintenissenrecht vaak meer mogelijk Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

18 heden biedt dan binnen het strakkere systeem van het goederenrecht (...) mogelijk is. (...). Men zoekt de oplossing reeds decennia lang in obliga toire verrekenstelsels.» Hierover merk ik op, dat juist in het erfrecht nu eenmaal blijkt dat kinderen nog steeds aan de verkrijging van goederen van hun ouders hechten. Het voorbeeld van de verrekenstelsels - overigens een minderheid in het huwelijksvermogensrecht - is daarom geen passend voorbeeld, nog daargelaten dat van dergelijke papieren constructies die tot periodieke verrekening nopen, in de praktijk vaak weinig terecht komt en zij bij het einde van het huwelijk tot problemen blijken te leiden. 6. Conclusie: keuze van het vruchtgebruikstelsel De conclusie uit dit alles kan slechts zijn dat het in het wetsvoorstel ontwikkelde vruchtgebruikstelsel bij afweging van alle hiervoor besproken factoren duidelijk de voorkeur verdient. Het komt tegemoet aan de behoefte aan bescherming van de langstlevende echtgenoot zonder aan de belangen van de kinderen, met name ook in geval van tweede en volgende huwelijken, te kort te doen. Dit laatste is in een Wobv-stelsel anders. Het wetsvoorstel sluit in dit opzicht ook aan bij de maatschappelijke ontwikkelingen waarin het praktisch belang van de situatie dat de langstlevende echtgenoot niet ook de ouder van de kinderen is, toeneemt. Het voorgestelde stelsel is flexibel genoeg om bij alle eventuele complicaties tot een redelijk resultaat te leiden. Zoals uit de uiteenzettingen onder 3-5 is gebleken, zijn de praktische bezwaren gering of niet groter dan het Wobv-stelsel zou meebrengen. De op het wetsvoorstel uitgeoefende kritiek berust voorts in een aantal gevallen op niet meer dan een misverstand. Dat de praktijk op het gebied van het testament een voorkeur heeft voor de ouderlijke boedelverdeling, levert geen doorslaggevend argument tegen het vruchtgebruikstelsel op, nu het hier gaat om intestaat erfrecht, waar een andere belangenafweging past dan bij de keuze van een testament waarin de erflater zelf bepaalt wat hij in het concrete geval ten aanzien van zijn nalatenschap wenst. Zijn kinderen uit een eventueel eerder huwelijk zullen tegenover een dergelijke wens ook anders staan dan tegenover een door de wetgever opgelegde oplossing waarbij elke waarborg ontbreekt dat zij met de wil van hun overleden ouder overeenstemt. Een eenzijdige oplossing ter wille van de eenvoud is dan misplaatst. Het stelsel van het wetsvoorstel betekent verder dat niet onnodig ver van het huidige intestaat erfrecht wordt afgeweken. Ten slotte past het ook aanzienlijk beter dan het Wobv-stelsel bij de ontwikkelingen in de wetgeving van de ons omringende landen, waarop hierna wordt ingegaan. 7. De rechtspositie van de langstlevende echtgenoot en de kinderen van de eerststervende echtgenoot in de ons omrin gende landen, in het bijzonder Engeland Op de vraag van de Commissie een overzicht te geven van de moderne wetgeving in de ons omringende landen, in het bijzonder Engeland, op het gebied van het erfrecht, met name wat de rechtspositie van de langstlevende echtgenoot en zijn verhouding tot de kinderen van de eerststervende echtgenoot betreft, alsmede de vraag of deze wetgeving in de praktijk goed functioneert kan ik het volgende meedelen. Teneinde een zo objectief mogelijke basis voor de beantwoording van deze vragen te verkrijgen, heb ik aan het Internationaal Juridisch Instituut in 's-gravenhage opdracht gegeven onderzoek te verrichten naar de wetgeving inzake deze erfrechtelijke kwesties in een aantal van de ons Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

19 omringende landen, te weten België, Duitsland, Frankrijk, Engeland en Zwitserland. Het volledige onderzoeksrapport voeg ik als bijlage bij deze memorie. 1 Op hoofdlijnen kan hieruit allereerst worden geconcludeerd, dat indien het thans voorliggende wetsvoorstel wordt aangenomen, de langstle vende echtgenoot in Nederland, afgezien wellicht van haar Engelse lotgenoot, ten opzichte van de kinderen de sterkste rechtspositie heeft. In geen enkel ander ons omringend land op het continent gaat de wetgever verder in het versterken van de positie van de langstlevende echtgenoot. In de tweede plaats blijkt uit het onderzoek dat in een belangrijk aantal landen de rechtsfiguur van het vruchtgebruik een voorname rol speelt. De suggestie die in de Nederlandse literatuur is gedaan als zou de vruchtgebruikfiguur ouderwets en onbruikbaar zijn, is daarom niet juist. De Franse wetgever heeft in een zeer recent wetsvoorstel ter zake van de positie van de langstlevende echtgenoot ook weer gekozen voor het vruchtgebruik. Uit het onderzoek van het Internationaal Juridisch Instituut kan derhalve worden afgeleid dat het Nederlandse wetsvoorstel internationaal gezien in de pas loopt met buitenlandse ontwikkelingen. In het licht van het toegenomen belang van internationale aspecten op het terrein van het privaatrecht is dat een belangrijke constatering. Op basis van het bovengenoemde rapport kan het volgende overzicht worden gegeven van de verschillende wetgevingen met betrekking tot de erfrechtelijke positie van de langstlevende echtgenoot, in het bijzonder diens verhouding tot de kinderen van de erflater, alsmede de wijze waarop deze regels in de praktijk functioneren. 1 Ter inzage geiegd bij de afdeiing Parie mentaire Documentatie België: Volgens Belgisch recht (artikelen 745bis-745septies Belgisch Burgerlijk Wetboek (BBW)) erft de langstlevende echtgenoot het vrucht gebruik van de gehele nalatenschap indien zij samen met kinderen in de nalatenschap opkomt (artikel 745bis BBW). Artikel 745quater BBW maakt het mogelijk om het vruchtgebruik op bepaalde goederen af te staan en om te zetten in volle eigendom op andere goederen, in een som geld en/of in een gewaarborgde en geïndexeerde rente. Zowel de langst levende echtgenoot als de kinderen kunnen hierom vragen. De omzetting voor wat betreft de echtelijke woning met inboedel kan niet aan de langstlevende echtgenoot worden opgedrongen. Volgens de literatuur zou de omzetting het notariaat de nodige hoofd brekens kosten. Voorts wordt kritiek uitgeoefend op de volgende punten: - de mogelijkheid van toekenning van vruchtgebruik op de gehele nalatenschap plus de volle eigendom van het beschikbare deel aan de langstlevende echtgenoot, heeft ernstige benadeling van de (stief)kinderen tot gevolg; - de onmogelijkheid om het vruchtgebruik van de langstlevende te beperken tot minder dan het voorbehouden vruchtgebruik, ook wanneer beide echtgenoten vermogend zijn en dit vruchtgebruik geenszins nodig hebben; - de onmogelijkheid om in het huwelijkscontract over en weer definitief af te zien van enige erfrechtelijke aanspraak. Van belang is voorts dat volgens het Belgische recht in het huwelijks contract van het wettelijk stelsel èn het erfrecht afwijkende bedingen kunnen worden opgenomen. Het gaat hierbij om de zogenaamde overle vingsrechten waarmee de langstlevende echtgenoot een gunstiger positie kan verkrijgen dan de wet hem verleent. Hieronder worden zowel huwelijksvoordelen als schenkingen begrepen. Wel bepaalt artikel 1465 BBW dat ingeval er kinderen zijn uit een vroeger huwelijk elk beding in het huwelijkscontract dat tot gevolg heeft dat aan een der echtgenoten meer wordt gegeven dan het beschikbare gedeelte zonder gevolg blijft ten aanzien van het meerdere. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

20 Duitsland: Volgens Duits recht erft de langstlevende echtgenoot zelfstandig naast de verwanten van de erflater een vast breukdeel. Ingevolge 1931 sub 1 Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) heeft de langst levende echtgenoot, ongeacht het aantal kinderen, recht op V«van de nalatenschap in eigendom. Indien de echtgenoten in het wettelijke stelsel van de «Zugewinngemeinschaft» waren gehuwd, wordt het ab intestaat erfdeel van de langstlevende daarenboven, op grond van 1371 sub 1 BGB, verhoogd met 1 /i. De erflater heeft dan recht op de helft van de nalatenschap. Voorts heeft de langstlevende echtgenoot op grond van 1932 BGB recht op een zogenaamd «Voraus» met betrekking tot de voorwerpen die voor het huishouden bestemd zijn. In de praktijk wordt veelvuldig gebruik gemaakt van het zogenaamde «Berliner Testament». Hierbij benoemen de echtgenoten elkaar weder zijds tot erfgenaam en bepalen voorts dat de gezamenlijke nalatenschap na het overlijden van de langstlevende, aan een derde, veelal de kinderen, zal toevallen. De vorm is een «gemeinschaftliches Testament» of een «Erbvertrag». Engeland: Ingevolge section 46 van de Administration of Estates Act 1925 heeft de langstlevende echtgenoot, wanneer hij met afstamme lingen in de nalatenschap opkomt, recht op de persoonlijke bezittingen (de «personel chattels») en een gefixeerde som van f vrij van belasting, met een rente van 6%. Indien dan nog een deel van de nalatenschap resteert heeft hij recht op een «life interest» van de Y? van dit gedeelte. De «life interest» is te vergelijken met het Nederlandse vruchtgebruik. De langstlevende echtgenoot heeft het recht om te kiezen voor uitbetaling van een som geld. In de praktijk wordt vaak met de rechtsfiguur van de «trust» gewerkt, ook om de langstlevende echtgenoot in een zo gunstige mogelijke positie te brengen. De erflater («setlor») stelt - veelal bij testament - een «trust» in, benoemt een «trustee», die het trustvermogen beheert en uitkeringen doet aan de langstlevende echtgenoot, «de beneficiary». Bij het overlijden van de langstlevende komt de «trust» tot een einde en wordt het trustvermogen aan (bijvoorbeeld) de kinderen uitgekeerd. Frankrijk: Op grond van artikel 767 Code civil (CC) verkrijgt de langst levende echtgenoot die samen met afstammelingen van de erflater in de nalatenschap opkomt een wettelijk erfdeel van V* in vruchtgebruik. Het vruchtgebruik van de langstlevende kan in onderling overleg omgezet worden in een gelijkwaardige (geïndexeerde) lijfrente. De langstlevende echtgenoot zelf kan niet om de omzetting verzoeken. Op grond van artikel CC heeft de behoeftige langstlevende echtgenoot voorts een aanspraak op de nalatenschap ter voldoende voorziening in zijn levensonderhoud. In de literatuur wordt in het algemeen de erfrechtelijke positie van de langstlevende als zwak bestempeld. Dit blijkt ook uit het recent ingediende wetsvoorstel (Document No. 2530, gepubliceerd op 30 december 1991), dat onder meer tot doel heeft om de erfrechtelijke positie van de langstlevende echtgenoot te verbeteren. Deze verbetering wordt op drieërlei wijze bewerkstelligd. In de eerste plaats is het erfdeel bij versterf verruimd (artikel 757): de langstlevende krijgt de keuze tussen het geheel in vruchtgebruik of V* in volle eigendom. In de tweede plaats is de regeling over de omzetting van het vruchtge bruik in een geïndexeerde lijfrente uitgebreid. Ook de langstlevende kan straks om deze conversie verzoeken (artikel 759-1). De artikelen vormen de derde wijze waarop de positie van de langstlevende echtgenoot wordt verbeterd. Het gaat hierbij, kort samen gevat, om een uitgebreide alimentatie-aanspraak met als pijlers de voort Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 17 141 Invoeringswet Boeken 3-6 nieuw Burgerlijk Wetboek (derde gedeelte) Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 19 529 Vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 665 De positie van de langstlevende echtgenoot en van de kinderen in een nieuw versterf-erfrecht Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 31 930 Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur

Nadere informatie

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal Erfrecht Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal Erfrecht Algemeen Wettelijke verdeling Legitieme portie Samenwoners 2-Trapsmaking Zuivere aanvaarding, beneficiaire aanvaarding,

Nadere informatie

OUDERS EN KINDEREN: HET ERFRECHT

OUDERS EN KINDEREN: HET ERFRECHT OUDERS EN KINDEREN: HET ERFRECHT Sinds 1 januari 2003 is de wetgeving met betrekking tot het erfrecht gewijzigd. Het grootste deel van de wijzigingen in het erfrecht heeft betrekking op gehuwden (of geregistreerde

Nadere informatie

De positie van stiefkinderen die door de stiefouder in de wettelijke verdeling worden betrokken "Wederkerige uiterste wilsbeschikking Fideicommis

De positie van stiefkinderen die door de stiefouder in de wettelijke verdeling worden betrokken Wederkerige uiterste wilsbeschikking Fideicommis De positie van stiefkinderen die door de stiefouder in de wettelijke verdeling worden betrokken "Wederkerige uiterste wilsbeschikking Fideicommis Werkstuk in het kader van het vak erfrecht I Maart 2008

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 17 141 Invoeringswet Boek 4 en Tltel 3 van Boek 7 van het nieuw Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4) Nr. 16 BRIEF VAN DE

Nadere informatie

Wettelijk erfrecht Duitsland

Wettelijk erfrecht Duitsland De positie van de langstlevende echtgenoten in het Duitse, Franse, Luxemburgse, Belgische en Nederlandse erfrecht Dr. Rembert Süβ Deutsches Notarinstitut Wettelijk erfrecht Duitsland Beperkte vooruitneming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 19 529 Vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek Nr. 8 TWEEDE NOT VN WIJZIGING Ontvangen

Nadere informatie

ERFRECHT EN SCHENKING

ERFRECHT EN SCHENKING MR. C. ASSER'S HANDLEIDING TOT DE BEOEFENING VAN HET NEDERLANDS BURGERLIJK RECHT ERFRECHT EN SCHENKING BEWERKT DOOR MR. S. PERRICK ADVOCAAT EN NOTARIS TE AMSTERDAM DERTIENDE DRUK KLUWER - DEVENTER - 2002

Nadere informatie

ESTATE PLANNING. I. Schenking

ESTATE PLANNING. I. Schenking ESTATE PLANNING Estate planning, ofwel nalatenschapsplanning, wordt wel omschreven als een geheel van maatregelen om te bereiken dat het vermogen op zo goed mogelijke wijze overgaat op de erfgenamen. Vaak

Nadere informatie

1. De wetgever heeft reeds in uw plaats gedacht

1. De wetgever heeft reeds in uw plaats gedacht 1. De wetgever heeft reeds in uw plaats gedacht 1.1. U HEEFT VOORAF NIETS GEREGELD Voor zover u geen testament opgemaakt heeft, heeft de wetgever de erfgenamen ingedeeld in vier categorieën, waarvan hij

Nadere informatie

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht In deze bijdrage wordt ingegaan op de problematiek van een levering van juridische eigendom van een woning

Nadere informatie

Estate planning Fiscaal voordelig vermogen nalaten

Estate planning Fiscaal voordelig vermogen nalaten Estate planning Fiscaal voordelig vermogen nalaten U betaalt pas als het bedrag van de erfenis of schenking hoger is dan de vrijstelling Estate planning Fiscaal voordelig vermogen nalaten U denkt er misschien

Nadere informatie

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in werking

Nadere informatie

INFOKAART TESTAMENTEN Versie november 2010

INFOKAART TESTAMENTEN Versie november 2010 INFOKAART TESTAMENTEN Versie november 2010 Informatie over langstlevende testamenten en het " tweetrapstestament " Hieronder heb ik enige voorbeelden en uitwerkingen van diverse testamentvormen weergegeven,

Nadere informatie

Begripsbepaling H OOFDSTUK

Begripsbepaling H OOFDSTUK H OOFDSTUK Begripsbepaling I 1. WETTELIJKE DEFINITIE Artikel 1075 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek (hierna BW) bepaalt: De vader, de moeder en andere bloedverwanten in de opgaande lijn kunnen hun goederen

Nadere informatie

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017)

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017) Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 13 oktober 2017) Inleiding Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen in

Nadere informatie

De aansprakelijkheid voor schulden der nalatenschap bij de wettelijke verdeling

De aansprakelijkheid voor schulden der nalatenschap bij de wettelijke verdeling De aansprakelijkheid voor schulden der nalatenschap bij de wettelijke verdeling 1. Inleiding Wanneer men de problematiek van aansprakelijkheid voor en verhaalbaarheid van schulden van de nalatenschap bij

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht

Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht Wat is het belang van het huwelijksvermogensrecht?... 5 Gemeenschap van goederen... 5 Verdeling... 5 Wat behoort tot het gemeen schappelijk vermogen?...

Nadere informatie

Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003

Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003 Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003 In dit informatieblad vindt u informatie over de belangrijkste wijzigingen in het erfrecht per 1 januari 2003. Achterin staan adressen vermeld

Nadere informatie

De tweetrapsmaking in het nieuws!

De tweetrapsmaking in het nieuws! notaris mr. W.J. Boelens Oude Delft 62 2611 CD Delft Postbus 2882 2601 CW Delft tel. 015-213 70 50 fax 015-213 70 55 notaris@boelens.net www.boelens.net De tweetrapsmaking in het nieuws! Extra nieuwsbrief

Nadere informatie

Estate planning en het gehandicapte kind: balanceren tussen emotie en fiscaliteit

Estate planning en het gehandicapte kind: balanceren tussen emotie en fiscaliteit Estate planning en het gehandicapte kind: balanceren tussen emotie en fiscaliteit MR. P.J.T. (ELLE) VAN GOMPEL 1 Estate planning is balanceren tussen emotie en fiscaliteit. Dit komt wellicht het meest

Nadere informatie

Radartestament. En andere interessante fiscale en juridische varia

Radartestament. En andere interessante fiscale en juridische varia Radartestament En andere interessante fiscale en juridische varia Nut en noodzaak van een testament 70% van de Nederlanders heeft geen testament (Zelfs) bij 60+ rs heeft meer dan 50% geen testament 30%

Nadere informatie

Erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. zevende druk Deventer KLUWER

Erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. zevende druk Deventer KLUWER s t u d i e p oc ke t s privaatrecht Erfrecht zevende druk Prof. mr. M.J.A. van Mourik KLUWER 2002 Deventer Inhoud Lijst van afkortingen/verklaring van Symbolen Enige verkort aangehaalde werken XV XVII

Nadere informatie

Erfrecht. Mr. Caroline de Maat Fikkers notarissen BAS Bergen op Zoom 27 januari 2015

Erfrecht. Mr. Caroline de Maat Fikkers notarissen BAS Bergen op Zoom 27 januari 2015 Erfrecht Mr. Caroline de Maat Fikkers notarissen BAS Bergen op Zoom 27 januari 2015 Fikkers notarissen Lange Parkstraat 1 Bergen op Zoom Tel. 0164 242 650 c.de.maat@fikkersnotarissen.nl Erfrecht Bij versterf

Nadere informatie

negentienhonderd en tachtig, verscheen voor mij,------- na te noemen getuigen:------------------------------------- JACOBA CATHARINA MARIA MEIJER-

negentienhonderd en tachtig, verscheen voor mij,------- na te noemen getuigen:------------------------------------- JACOBA CATHARINA MARIA MEIJER- 1 C7 Heden, elf maart---------------------- - ---------------------- negentienhonderd en tachtig, verscheen voor mij,------- Mr. GERARDUS JOHANNES FRANCISCUS SCHOLTEN, notaris ter----- standplaats 's-gravenhage,

Nadere informatie

s t-u-d i e p o c k e t s p r i v a a t r e c h t* 37 Erfrecht zevende druk Prof. mr. M.J.A. van Mourik 2002 Deventer KLUWER

s t-u-d i e p o c k e t s p r i v a a t r e c h t* 37 Erfrecht zevende druk Prof. mr. M.J.A. van Mourik 2002 Deventer KLUWER s t-u-d i e p o c k e t s p r i v a a t r e c h t* 37 Erfrecht zevende druk Prof. mr. M.J.A. van Mourik KLUWER 2002 Deventer Inhoud Lijst van afkortingen/verklaring van symbolen Enige verkort aangehaalde

Nadere informatie

DE REDACTIE PRIVAAT DE POSITIE VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT IN HET NIEUWE NEDERLANDSE ERFRECHT

DE REDACTIE PRIVAAT DE POSITIE VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT IN HET NIEUWE NEDERLANDSE ERFRECHT DE REDACTIE PRIVAAT DE POSITIE VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT IN HET NIEUWE NEDERLANDSE ERFRECHT De odyssee is bijna ten einde, de haven is in zicht. N a ongeveer een halve eeuw van discussies en wetgevende

Nadere informatie

Onder voorwaarden getrouwd of geregistreerd

Onder voorwaarden getrouwd of geregistreerd Onder voorwaarden getrouwd of geregistreerd Van Kaam Notarissen Someren, Witvrouwenbergweg 8a, tel. (0493) 49 43 52 Wat is... Wie gaat trouwen of een geregistreerd partnerschap wil aangaan en de verdeling

Nadere informatie

2014 -- Successiewet -- Deel 1

2014 -- Successiewet -- Deel 1 Successiewet les 1 programma Eén wet, twee belastingen Woonplaats Successierecht Wettelijk erfrecht en wettelijke verdeling Testamenten Wetsficties 1 Eén wet, twee belastingen De Successiewet bestaat uit:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 822 Invoering Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte (Overgangsrecht) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan

Nadere informatie

s t u d i e p o c k e t -s* p r i v aatrech t s 37 Erfrecht zesde druk Prof. mr. M.JA, van Mourik 1997 W.E.J. Tjeenk Willink Deventer

s t u d i e p o c k e t -s* p r i v aatrech t s 37 Erfrecht zesde druk Prof. mr. M.JA, van Mourik 1997 W.E.J. Tjeenk Willink Deventer s t u d i e p o c k e t -s* p r i v aatrech t s 37 Erfrecht zesde druk Prof. mr. M.JA, van Mourik 1997 W.E.J. Tjeenk Willink Deventer Inhoud Lijst van afkortingen/verklaring van Symbolen Enig verkort aangehaalde

Nadere informatie

VOORBEELD. Voorbeeld: Als de nalatenschap 100 bedraagt en er naast de langstlevende partner drie kinderen zijn, erft

VOORBEELD. Voorbeeld: Als de nalatenschap 100 bedraagt en er naast de langstlevende partner drie kinderen zijn, erft Geachte heer Test, U hebt aangegeven momenteel geen testament te hebben. Het antwoord op de vraag of u wel een testament nodig hebt, is van veel factoren afhankelijk. Een belangrijke factor is de hoogte

Nadere informatie

Veel gestelde vragen over erven

Veel gestelde vragen over erven Veel gestelde vragen over erven Vraag aan de notaris: gespaarde vakantiedagen en erfenis Na de vakantie vond ik het tijd de balans op te maken: hoeveel vakantiedagen heb ik nog? Ik ben tot de conclusie

Nadere informatie

In- of uitsluiten: that s the question

In- of uitsluiten: that s the question In- of uitsluiten: that s the question MR. P.J.T. (ELLE) VAN GOMPEL 1 Op 1 januari 2018 treedt het wetsvoorstel 33 987 tot beperking van de wettelijke gemeenschap van goederen in werking. 2 Eén van de

Nadere informatie

De heer P. Groothuizen. Datum: 02 januari 2015 Samengesteld door: Anneke Janssen

De heer P. Groothuizen. Datum: 02 januari 2015 Samengesteld door: Anneke Janssen De heer P. Groothuizen Datum: 02 januari 2015 Samengesteld door: Anneke Janssen Geachte heer P. Groothuizen, U hebt aangegeven momenteel geen testament te hebben. Het antwoord op de vraag of u wel een

Nadere informatie

7. Hoe vermijdt u dat uw vermogen bij uw schoonfamilie terechtkomt?

7. Hoe vermijdt u dat uw vermogen bij uw schoonfamilie terechtkomt? 7. Hoe vermijdt u dat uw vermogen bij uw schoonfamilie terechtkomt? 7.1. Wat is het? Als u aan vermogens- en successieplanning doet, wilt u ervoor zorgen dat uw vermogen bij uw eigen familie (met name

Nadere informatie

Artikel 4:194a BW In het concept wetsvoorstel luidde artikel 4:194a BW als volgt:

Artikel 4:194a BW In het concept wetsvoorstel luidde artikel 4:194a BW als volgt: Van : Adviescommissie Familie- en Jeugdrecht Datum : 31 augustus 2015 Betreft : 34 224 Wijziging van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek om erfgenamen beter te beschermen tegen schulden van de erflater (Wet

Nadere informatie

Erfrecht en schenking

Erfrecht en schenking Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht Erfrecht en schenking Veertiende druk Bewerkt door: Mr. S. Perrick Advocaat te Amsterdam Voorheen deel 6A en 6B a Wolters

Nadere informatie

H4 Wettelijk erfrecht

H4 Wettelijk erfrecht H4 Wettelijk erfrecht Samenvatting Personen- en familierecht Sharon Di Tore 99041355 14-12-16 Wanneer iemand geen testament heeft en overlijdt dan geldt het wettelijk erfrecht. Let op: echtgenote en geregistreerde

Nadere informatie

HET SAMENLEVINGSCONTRACT EN DE TESTAMENTEN DAARBIJ (UITGAVE 2012) HET SAMENLEVINGSCONTRACT. Partnerpensioen

HET SAMENLEVINGSCONTRACT EN DE TESTAMENTEN DAARBIJ (UITGAVE 2012) HET SAMENLEVINGSCONTRACT. Partnerpensioen HET SAMENLEVINGSCONTRACT EN DE TESTAMENTEN DAARBIJ (UITGAVE 2012) Tegenwoordig wonen veel mensen ongehuwd samen, maar vergeleken met het huwelijk is voor mensen die ongehuwd (gaan) samenwonen weinig bij

Nadere informatie

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal Het Erfrecht Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal Algemeen Zuivere aanvaarding, beneficiaire aanvaarding, verwerping Wettelijke verdeling Legitieme portie Samenwoners 2-Trapsmaking

Nadere informatie

Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003

Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003 Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003 In dit informatieblad vindt u informatie over de belangrijkste wijzigingen in het erfrecht per 1 januari 2003. Achterin staan adressen vermeld

Nadere informatie

Wezep / Oldebroek Erfrecht, eigen baas met testament

Wezep / Oldebroek Erfrecht, eigen baas met testament Wezep / Oldebroek Erfrecht, eigen baas met testament Notariaat Kremer Wezep, Stationsweg 87a, tel (038) 376 00 80 Oldebroek, Beeklaan 10, (0525) 63 13 35 Wet of testament De meeste zekerheid over verdeling

Nadere informatie

Leiden, 20 september Ohmann Notariaat Daniel Ohmann Korien van Steenbergen

Leiden, 20 september Ohmann Notariaat Daniel Ohmann Korien van Steenbergen Leiden, 20 september 2018 Ohmann Notariaat Daniel Ohmann Korien van Steenbergen Inleiding Verschillende vragen 1. Hoe laat u uw kind verzorgd achter? 2. Wie zorgt er voor uw kind? 3. Wie beheert het vermogen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 17 141 Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4) D ADVIES RAAD VAN STATE

Nadere informatie

GOEDE REDENEN OM EEN TESTAMENT TE MAKEN

GOEDE REDENEN OM EEN TESTAMENT TE MAKEN GOEDE REDENEN OM EEN TESTAMENT TE MAKEN Tekst Dorine van Kesteren Wie erft er van u? Wat gebeurt er met uw spullen of huisdieren? Wie zorgt er voor de kinderen als u er niet meer bent? De wet regelt veel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 554 Wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der

Nadere informatie

2. In onderdeel II wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

2. In onderdeel II wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende: 31 930 Wijziging van de Successiewet 1956 en enige andere belastingwetten (vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur in de Successiewet 1956, alsmede introductie van een

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 17 141 Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4) Nr. 21 VIJFDE NOTA

Nadere informatie

Aanvaarden Het accepteren van een erfdeel, inclusief de schulden. Hierdoor wordt iemand erfgenaam.

Aanvaarden Het accepteren van een erfdeel, inclusief de schulden. Hierdoor wordt iemand erfgenaam. Erfrecht Woordenboek Op onze website heb je een hoop moeilijke woorden en vaktermen gezien. We hebben steeds geprobeerd die goed uit te leggen. Waarschijnlijk lees je de komende tijd documenten die bol

Nadere informatie

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMENWONEN = verbintenis tussen 2 ongehuwde personen van verschillend of hetzelfde geslacht die een

Nadere informatie

1 januari 2003: Nieuw Erfrecht Voor het leven geregeld

1 januari 2003: Nieuw Erfrecht Voor het leven geregeld 1 januari 2003: Nieuw Erfrecht Voor het leven geregeld Inleiding Op 1 januari 2003 is ons erfrecht gewijzigd. De laatste belangrijke wijziging in het erfrecht was in 1923. Tot die tijd waren alleen kinderen

Nadere informatie

HET (NIEUWE) ERFRECHT ANNO 2018

HET (NIEUWE) ERFRECHT ANNO 2018 HET (NIEUWE) ERFRECHT ANNO 2018 INLEIDING AGENDA INLEIDING ERFRECHT ERFBELASTING WIJZIGING RESERVE WIJZIGING REGELS INBRENG ERFOVEREENKOMSTEN CASUS INLEIDING HERVORMING ERFRECHT NOODZAKELIJK Het erfrecht

Nadere informatie

Ontwerp d.d. *** TESTAMENT D GEHUWDEN OF SAMENWONENDEN MET MEERDERJARIGE KINDEREN (UIT HUIDIGE RELATIE). TWEETRAPSMAKING

Ontwerp d.d. *** TESTAMENT D GEHUWDEN OF SAMENWONENDEN MET MEERDERJARIGE KINDEREN (UIT HUIDIGE RELATIE). TWEETRAPSMAKING Ontwerp d.d. *** TESTAMENT D GEHUWDEN OF SAMENWONENDEN MET MEERDERJARIGE KINDEREN (UIT HUIDIGE RELATIE). TWEETRAPSMAKING Op *** verscheen voor mij, mr. ***, notaris te Rotterdam:-----------------------------

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 297 26 822 Invoering Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte (Overgangsrecht) GEWIJZIGD VOORSTEL VAN

Nadere informatie

- OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind

- OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind - OVEREENKOMST - Schenking onder bewind van effecten ouder aan een meerderjarig kind ONDERGETEKENDEN: De heer/mevrouw, geboren op. 19 te, wonende aan de.., ( ).., hierna ook te noemen "de Schenker", en

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 152 Wet van 14 maart 2002 tot wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Hypotheek en levensverzekering

Hypotheek en levensverzekering Hypotheek en levensverzekering Wanneer u voor de financiering van een huis een hypothecaire lening afsluit, verlangt de financier vaak dat tevens een levensverzekering op uw leven wordt afgesloten. Als

Nadere informatie

Tweetraps- en levenstestament

Tweetraps- en levenstestament Tweetraps- en levenstestament fiscaal, juridisch en praktisch S.J.C. (Bas) Schipper notaris en estate-planner J.M.M. (Anja) Putman kandidaat-notaris en estate-planner SBOG, 26 april 2012 1 Wat gaan we

Nadere informatie

TOELICHTING OP JE SAMENLEVINGSOVEREENKOMST EN TESTAMENTEN

TOELICHTING OP JE SAMENLEVINGSOVEREENKOMST EN TESTAMENTEN TOELICHTING OP JE SAMENLEVINGSOVEREENKOMST EN TESTAMENTEN Samenlevingsovereenkomst: Gemeenschappelijke huishouding In de overeenkomst staat vermeld dat je de kosten van de gemeenschappelijke huishouding

Nadere informatie

NIBE-SVV, 2015 OEFENEXAMEN SCHENK- EN ERFWIJZER

NIBE-SVV, 2015 OEFENEXAMEN SCHENK- EN ERFWIJZER NIBE-SVV, 2015 OEFENEXAMEN SCHENK- EN ERFWIJZER 1. Voor welke schenking is een notariële akte verplicht? A. Voor de schenking van een effectenportefeuille. B. Voor de schuldigerkenning uit vrijgevigheid

Nadere informatie

Fiscaal voordeling vermogen nalaten

Fiscaal voordeling vermogen nalaten Kennisdocument Estate planning Fiscaal voordeling vermogen nalaten U denkt er misschien liever niet aan, maar er komt ooit een moment dat u er niet meer zult zijn. Het is goed om daar nu al bij stil te

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 229 Wet van 18 april 2002 tot vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, derde gedeelte

Nadere informatie

Hoofdstuk 3. Erven als huwelijkspartner

Hoofdstuk 3. Erven als huwelijkspartner 44 Hoofdstuk 3. Erven als huwelijkspartner Dag zei ik tegen haar dag kom Ik je nog eens tegen, glimlachend Maar de wind blies weg Haar gezicht in het water En ik knikte en ik werd onzichtbaar In het stille

Nadere informatie

Rouwenhorst & Rouwenhorst Notarissen te Delden

Rouwenhorst & Rouwenhorst Notarissen te Delden Rouwenhorst & Rouwenhorst Notarissen te Delden Mr G.F. Rouwenhorst & Mr G.W Rouwenhorst Erfrecht & Schenk en Erfbelasting Wlz, Wmo, AWBZ (WLZ) & Levenstestament Rouwenhorst & Rouwenhorst Netwerk Notarissen

Nadere informatie

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister 1969 1 Prof. mr. A.J.M. Nuytinck, hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder personen-, familie- en erfrecht, aan de Erasmus Universiteit

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Sector privaatrecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 153 Wet van 14 maart 2002, houdende regeling van het conflictenrecht inzake de familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming (Wet

Nadere informatie

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT SAMENLEVINGSVORMEN SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT Algemeen De gevolgen van het huwelijk en het geregistreerd partnerschap worden in de wet uitgebreid geregeld. Andere samenwonenden worden door

Nadere informatie

TESTAMENT HERROEPING ERFGENAMEN WETTELIJKE VERDELING OPVULLEGAAT

TESTAMENT HERROEPING ERFGENAMEN WETTELIJKE VERDELING OPVULLEGAAT 1 TESTAMENT De verschenen persoon verklaart: 1. HERROEPING Ik herroep alle uiterste wilsbeschikkingen vóór heden door mij gemaakt. 2. ERFGENAMEN Ik wijk niet af van de wettelijke erfopvolging of van de

Nadere informatie

Erfrecht. Wat gebeurt er na iemands overlijden met zijn vermogen?

Erfrecht. Wat gebeurt er na iemands overlijden met zijn vermogen? Erfrecht Wat gebeurt er na iemands overlijden met zijn vermogen? Verklaring van erfrecht Dit is een schriftelijke verklaring die u nodig heeft na iemands overlijden. De verklaring wordt opgemaakt door

Nadere informatie

TWEETRAP EN/OF AFVULLEGAAT Versie april 2011

TWEETRAP EN/OF AFVULLEGAAT Versie april 2011 TWEETRAP EN/OF AFVULLEGAAT Versie april 2011 Informatie over langstlevende testamenten en het " tweetrapstestament " In aanvulling op de "Infokaart Testamenten" van notariskantoor Montfoort wordt in dit

Nadere informatie

Nalaten en erven Erfrecht. Wet sinds 2003

Nalaten en erven Erfrecht. Wet sinds 2003 1 Nalaten en erven Erfrecht Wet sinds 2003 2 Onderscheid in: Echtgenoten Anderen 3 Wat zegt de wet? Voor echtgenoten Voor de anderen 4 Wat zegt de wet voor echtgenoten? WETTELIJKE VERDELING: Alles gaat

Nadere informatie

Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze gescheiden zien?

Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze gescheiden zien? Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze gescheiden zien? 18 november 2014 Huwelijksvermogensrecht en verzekeringen, moet je ze "gescheiden" zien? 1 Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek

Nadere informatie

Wettelijke verdeling, ouderlijke boedelverdeling en rente(afspraken)

Wettelijke verdeling, ouderlijke boedelverdeling en rente(afspraken) Mr. Caroline J.M. Martens 1 Wettelijke verdeling, ouderlijke boedelverdeling en rente(afspraken) De verkrijging krachtens de renteafspraak is een verkrijging op grond van een fictiebepaling In deze bijdrage

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 28 867 Wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) Nr. 12 DERDE NOTA

Nadere informatie

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010) Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Financiën datum 19 november 2010 Betreffende wetsvoorstel: 32401 Wijziging van enkele

Nadere informatie

uwelijkse voor waarden Informatie over trouwen

uwelijkse voor waarden Informatie over trouwen uwelijkse voor waarden Informatie over trouwen Formaat Notarissen is een landelijk netwerk van samenwerkende notariskantoren in Nederland. Kwaliteit, vernieuwing en optimale service zijn de kernwoorden

Nadere informatie

Ondergetekende: 1. de heer/mevr... (naam)... (beroep) geboren... 2. de heer/mevr... (naam)... (beroep) geboren... hierna te noemen 'partijen'

Ondergetekende: 1. de heer/mevr... (naam)... (beroep) geboren... 2. de heer/mevr... (naam)... (beroep) geboren... hierna te noemen 'partijen' Voorbeeld samenlevingscontract met verblijvingsbeding Dit samenlevingscontract is slechts een voorbeeld. U mag de inhoud van de overeenkomst natuurlijk inrichten zoals u wilt. Let op: als er sprake is

Nadere informatie

Successieplanning. Jan Van Ermengem Notaris te Meerhout

Successieplanning. Jan Van Ermengem Notaris te Meerhout Successieplanning Jan Van Ermengem Notaris te Meerhout Inhoud 1. Hoe wordt het huwelijksvermogen verdeeld bij overlijden? 2. Hoe wordt de nalatenschap verdeeld? 3. Hoe worden successierechten berekend?

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 428 Beschikking van de Minister van Justitie van 16 augustus 2002, houdende plaatsing in het Staatsblad van de vernummerde tekst van de wet van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 047 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord bij de zevende druk / V. Voorwoord bij de zesde druk / VI. Enige afkortingen en symbolen / XV

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord bij de zevende druk / V. Voorwoord bij de zesde druk / VI. Enige afkortingen en symbolen / XV INHOUDSOPGAVE Voorwoord bij de zevende druk / V Voorwoord bij de zesde druk / VI Enige afkortingen en symbolen / XV Enige verkort aangehaalde werken / XVII HOOFDSTUK I Inleiding / 1 1 Erfrecht / 1 2 De

Nadere informatie

Enkele belangrijke begrippen en afkortingen

Enkele belangrijke begrippen en afkortingen 35 Enkele belangrijke begrippen en afkortingen De volgende lijst geeft een beknopte omschrijving 3 van enkele juridische termen die in dit boek aan bod komen, en dient enkel om die begrippen beter te kunnen

Nadere informatie

VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN

VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN Vanaf 2010 kan overlijden met vererving van aandelen in een eigen B.V. met beleggingsvermogen (waaronder verhuurd onroerend goed) tot een onverwachte

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG en Juridische Zaken Sector privaatrecht Schedeldoekshaven 100 2511

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-600 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, W.H.G.A. Filott mpf. en mr. J.W.M. Lenting, leden en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris ) Klacht

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-601 (J.S.W. Holtrop, voorzitter, W.H.G.A. Filott mpf. en mr. J.W.M. Lenting, leden en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003

Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003 Voor het leven geregeld: het erfrecht vanaf 1 januari 2003 In dit informatieblad vindt u informatie over de belangrijkste wijzigingen in het erfrecht per 1 januari 2003. Achterin staan adressen vermeld

Nadere informatie

Testamenten lezen. Inleiding en onderwerpen. Tot stand komen van een testament 03-09-15. en andere notariële zaken

Testamenten lezen. Inleiding en onderwerpen. Tot stand komen van een testament 03-09-15. en andere notariële zaken Testamenten lezen en andere notariële zaken Janien Zomer Carina Hudepohl Inleiding en onderwerpen Het opmaken van een testament Wettelijk erfrecht Verschillende soorten testamenten De executeur Erven De

Nadere informatie

Successieplanning voor nieuw samengestelde gezinnen. Anne Vander Heyde, fiscaal-notarieel juriste 24 mei 2014

Successieplanning voor nieuw samengestelde gezinnen. Anne Vander Heyde, fiscaal-notarieel juriste 24 mei 2014 Successieplanning voor nieuw samengestelde gezinnen Anne Vander Heyde, fiscaal-notarieel juriste 24 mei 2014 Nieuwe liefde? Nieuw samengesteld gezin? Iets voor mij? of niet soms? maar wat met onze kinderen?

Nadere informatie

Waarom een testament?

Waarom een testament? notaris Oude Delft 62 2611 CD Delft Postbus 2882 2601 CW Delft tel. 015-213 70 50 fax 015-213 70 55 notaris@boelens.net Waarom een testament? REDENEN VOOR HET OPSTELLEN VAN EEN (NIEUW) TESTAMENT - Benoemen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 33 987 Voorstel van wet van de leden Swinkels, Recourt en Van Oosten tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet

Nadere informatie

FAQ Schenkingen en Legaten

FAQ Schenkingen en Legaten FAQ Schenkingen en Legaten SCHENKINGEN EN LEGATEN AAN DOMINIEK SAVIO Waarom kiezen voor Dominiek Savio voor een schenking of (duo)legaat? Dominiek Savio wil voor kinderen, jongeren en volwassenen met een

Nadere informatie

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN PREAMBULE Erkennende dat ondanks de bestaande verschillen in de nationale familierechten er evenwel een

Nadere informatie

Monografieèn Privaatrecht. Nieuw erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. Vierde druk

Monografieèn Privaatrecht. Nieuw erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. Vierde druk Monografieèn Privaatrecht Nieuw erfrecht Prof. mr. M.J.A. van Mourik Vierde druk Deventer - 2004 Inhoud Enige afkortingen en symbolen XV Enige verkort aangehaalde werken XVI I. INLEIDING 1 1. Erfrecht

Nadere informatie

Hoe beveilig ik mijn partner?

Hoe beveilig ik mijn partner? Hoe beveilig ik mijn partner? Brussel, 22 oktober 2011 2 Agenda Planning tussen partners Samenwonenden Echtgenoten Civiel- en fiscaal statuut Instrumenten Van testament tot contract 3 Wettelijke bescherming

Nadere informatie