Bomen Effect Analyse 28 bomen Dorpsstraat Capelle aan den IJssel

Transcriptie

1 Bomen Effect Analyse 28 bomen Capelle aan den IJssel

2

3 Bomen Effect Analyse 28 bomen Capelle aan den IJssel Opdrachtgever: Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Afdeling: Integrale Plannen en Projecten Adres: Postbus AB Rotterdam Contactpersoon: De heer P.A.J.M. van der Veeken Omgevingsmanager Dijkversterking Hollandsche IJssel Telefoon (010) Projectcode: Datum: maart 2013

4

5 Inleiding In opdracht van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, afdeling Integrale Plannen en Projecten, de heer P.A.J.M. van der Veeken, heeft Bomenwacht Nederland een Bomen Effect Analyse (BEA) uitgevoerd bij 28 bomen in de omgeving van de te Capelle aan den IJssel. Aanleiding van deze BEA vormt het voornemen om de primaire waterkering langs de Hollandsche IJssel te versterken. De onderzoeksbomen staan binnen de werkgrenzen, waardoor ze (negatieve) gevolgen kunnen ondervinden van de uit te voeren werkzaamheden. Het betreft hier onder meer waardevolle en monumentale bomen. Uitgangspunt van de gemeente Capelle aan den IJssel is het (duurzaam) behoud van de (waardevolle en monumentale) bomen. Uitgangspunt van het hoogheemraadschap is dat het plan ongewijzigd doorgang vindt. De doelstelling van de BEA is meerledig. Ten eerste dient de huidige kwaliteit van de onderzoeksbomen in kaart te worden gebracht en dient een beheervisie te worden geformuleerd. Ten tweede dient de verplantbaarheid van de bomen bovengronds te worden beoordeeld. Ten derde dient de actuele monetaire waarde van de bomen te worden bepaald conform de richtlijnen van de NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen).Ten vierde dient te worden onderzocht welk effect de geplande werkzaamheden zullen hebben op de bomen. Het onderzoek is uitgevoerd op 21 en 26 februari 2013 door H.L. Sloots (European Tree Technician), boomtechnisch adviseur bij Bomenwacht Nederland. Situatie De onderzoeksbomen staan aan de, de Plantsoenstraat en de Slotvijver te Capelle aan den IJssel. De onderzoekslocatie herbergt een divers bomenbestand. De bomen hebben een stamdiameter variërend van 10 tot 120 cm, gemeten op 130 cm boven maaiveld. Bomen Effect Analyse 1

6 Overzichtsfoto van boom Impressie van enkele bomen aan de Slotvijver. Overzichtsfoto van de bomen in het Overzichtsfoto van bomen en S.G.A. Doorenbosplantsoen

7 De is gelegen op de primaire waterkering langs de Hollandsche IJssel. Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is voornemens op de onderzoekslocatie een dijkversterking uit te voeren. Daarbij zullen grote hoeveelheden grond tegen het huidige dijklichaam worden aangebracht. De voorgenomen werkzaamheden kunnen (negatieve) gevolgen hebben voor de aanwezige bomen. Op de onderzoekslocatie staan diverse bomen die door de gemeente als waardevol of monumentaal zijn aangemerkt. Binnen het beleid van de gemeente Capelle aan den IJssel worden voorwaarden omschreven om negatieve gevolgen voor waardevolle en monumentale bomen tot een minimum te beperken. Zo mag binnen de kroonprojectie geen ophoging plaatsvinden. De waardevolle en monumentale bomen binnen de begrenzingen van de onderzoekslocatie worden hieronder beschreven. 2 schijnacacia s (Robinia pseudoacacia) ter hoogte van 56 en een meerstammige gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) ter hoogte van 48 zijn als waardevol aangemerkt. Een vederesdoorn (Acer negundo) op het terrein van 3 heeft een monumentale status. Nabij de Slotvijver bevinden zich onder meer 2 monumentale moerascipressen (Taxodium distichum) en een monumentale bruine beuk (Fagus sylvatica Atropunicea ). Verder bevindt zich ter hoogte van Plantsoenstraat 7 een hulststruik (Ilex aquifolium) waaraan een monumentale status is toegekend. Het S.G.A. Doorenbosplantsoen, gelegen tussen de Plantsoenstraat en de, maakt bovendien deel uit van beschermd dorpsgezicht Oude Plaats. Naast de geplande dijkversterking kan ook het beleid van het Hoogheemraadschap invloed hebben op de aanwezige bomen. Volgens dit beleid moeten namelijk alle bomen op en nabij het dijklichaam, tot op een afstand van 5 meter uit de teen van het talud, worden gekapt. In bijlage A is een overzichtstekening van de locatie opgenomen, waarop de genummerde onderzoeksbomen terug te vinden zijn. Bomen Effect Analyse 3

8 Onderzoeksmethode Hieronder wordt de methode van de BEA nader toegelicht. Hierbij is onderscheid gemaakt in de kwaliteitsbeoordeling, de beheervisie, de bovengrondse verplantbaarheidsbeoordeling, de indicatieve boomwaardebepaling en de planbeoordeling. Kwaliteitsbeoordeling De kwaliteit van elke onderzoeksboom is vastgesteld aan de hand van drie aspecten: conditie, veiligheid en beheerbaarheid. Bij de conditiebeoordeling is met name gekeken naar de scheutlengte, de kroonstructuur en de knopgrootte en -bezetting. Tevens is er gelet op symptomen die wijzen op een aantasting (insecten, bacteriën, virussen, schimmels). Bij de beoordeling van de veiligheid is gekeken naar biologische en mechanische aspecten die van invloed kunnen zijn op de stabiliteit en breukveiligheid van de boom. Voorbeelden hiervan zijn aantastingen, holten, scheuren, zware takken en plakoksels. De beheerbaarheid is beoordeeld aan de hand van diverse factoren. Naast de conditie en veiligheid zijn onder andere ook de standplaats, de groeifase, de boomsoort en het boombeeld bepalend. Op basis van de onderzoeksresultaten is een gericht advies geformuleerd ten aanzien van de aspecten veiligheid en onderhoud. Indien actieve veiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn om de risico s voor de omgeving te minimaliseren, is de boom benoemd als risicoboom. Vergen de afwijkingen in de huidige situatie (nog) geen actieve maatregelen maar is jaarlijkse inspectie wel gewenst, dan is de boom als attentieboom aangemerkt. Beheervisie Bij de beheervisie zijn de onderzoeksbomen op basis van hun huidige kwaliteit en eventuele beheerproblemen ingedeeld in een aantal beheercategorieën. Er is daarbij vooral gekeken naar de toekomstkansen voor de bomen en de mogelijkheden om ze in de nieuwe inrichting van het gebied een (duurzame) plaats te geven. 4

9 Binnen de beheervisie wordt onderscheid gemaakt tussen bomen met een goede en een slechte toekomstverwachting. Bij een goede toekomstverwachting is het zeer wenselijk de betreffende bomen te handhaven, zodat ze gedurende langere tijd een positieve bijdrage kunnen leveren aan het omgevingskarakter. Bij bomen met een slechte toekomstverwachting wordt handhaving tijdens en na de werkzaamheden als ongewenst beschouwd. Door deze bomen te verwijderen, kan ruimte worden gecreëerd voor nieuwe ontwikkelingen. Bovengrondse verplantbaarheidsbeoordeling Door middel van een indicatieve bovengrondse beoordeling is gekeken naar de (boom)technische uitvoerbaarheid van een eventuele verplanting. Daarbij is onder meer gelet op conditie en veiligheidsrisico s, boomstructuur, boomsoort, resterende levensduur, werkruimte en standplaatsomstandigheden. Op basis van deze bovengrondse beoordeling is een indicatief advies opgesteld over de verplantbaarheid van de onderzoeksbomen. Indien relevant wordt bij het advies aangegeven welke maatregelen en/of randvoorwaarden in acht moeten worden genomen bij het uitvoeren van een eventuele verplanting. Indicatieve boomwaardebepaling Voor het bepalen van de indicatieve boomwaarde is gebruik gemaakt van het Rekenmodel Boomwaarde uit de Richtlijnen NVTB 2010, een uitgave van de NVTB (Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen). Met dit rekenmodel worden de theoretische kosten berekend voor de aanschaf, de aanplant en het onderhoud van de betreffende boom tot aan het moment van functievervulling. Vanaf het moment van functievervulling neemt de waarde niet meer toe, maar vindt er afschrijving plaats. De afschrijving eindigt bij de verwachte eindleeftijd van de boom. Vanaf dat moment heeft de boom geen waarde meer. Bomen Effect Analyse 5

10 Beschadigingen kunnen bij een boom leiden tot vervroegde uitval, een verhoogd risico van uitval of een (tijdelijk) functieverlies. Ook kan er sprake zijn van behandelkosten, verhoogde beheerkosten en overige kosten (onder andere ten behoeve van een taxatie). Schade resulteert over het algemeen in een vermindering van de boomwaarde. Planbeoordeling Doel van de planbeoordeling is te bepalen in hoeverre de geplande dijkversterking een negatief effect kan hebben op het duurzaam behoud van de onderzoeksbomen. Resultaten kwaliteitsbeoordeling Hieronder worden de resultaten van de kwaliteitsbeoordeling besproken. Per boom zijn de beoordelingsresultaten terug te vinden op het registratieformulier in bijlage B. Conditie De conditie is bij 20 bomen als (ruim) voldoende beoordeeld. Deze bomen vertonen een (meer dan) acceptabele groei. Van 6 bomen is de conditie als matig tot onvoldoende aangemerkt. Bij deze bomen is sprake van een stagnerende groei. Bovendien zijn in de kroon van 1 gewone es (nummer 11203) afstervingsverschijnselen waarneembaar. Aan 2 bomen (nummers en BW005) is het waarderingscijfer 0 toegekend, deze bomen zijn (vrijwel) afgestorven. Veiligheid De veiligheid is bij 13 bomen als (ruim) voldoende beoordeeld. Deze bomen vertonen geen noemenswaardige afwijkingen in het kader van de veiligheid en vereisen dan ook geen gerichte veiligheidsmaatregelen. 6

11 Van 1 boom (nummer 10677) is de veiligheid als matig aangemerkt (waarderingscijfer: 5). Deze meerstammige kerspruim vertoont een afwijking die in de huidige situatie geen veiligheidsrisico veroorzaakt, maar in de toekomst wel breuk- en/of instabiliteitsgevaar kan opleveren. Het betreft een schimmelaantasting in de stamvoet. Het weefsel is onderhevig aan houtrot en er is een vruchtlichaam van de dikrandtonderzwam aangetroffen. Vanwege het mogelijke gevaar in de toekomst is deze boom als attentieboom benoemd. Actieve maatregelen zijn op dit moment niet noodzakelijk. Wel dient tijdens de toekomstige jaarlijkse inspecties extra aandacht te worden besteed aan de aangetroffen afwijking (zie Conclusie en advies). Bij 12 bomen is de veiligheid als onvoldoende beoordeeld. Deze bomen vertonen afwijkingen die in de huidige situatie een veiligheidsrisico met zich meebrengen. Het gaat om de aanwezigheid van dode en andere breukgevaarlijke takken in de kronen. Bij 4 van deze 12 bomen zijn bovendien andere mechanische afwijkingen aangetroffen, die in de toekomst breuk- en/of instabiliteitsgevaar kunnen opleveren. Aan 2 bomen (nummers en BW005) is het waarderingscijfer 0 toegekend. Van deze afgestorven beuken resteert enkel nog een kortgezette stam. Momenteel vervullen de dode stammen nog wel een belangrijke ecologische functie. Het handhaven van deze bomen brengt echter een veiligheidsrisico met zich mee. De breukvastheid van het houtweefsel is namelijk niet te waarborgen. In totaal is dus bij 14 bomen sprake van afwijkingen die leiden tot een veiligheidsrisico voor de omgeving. Deze bomen zijn dan ook als risicoboom geclassificeerd. Om het gevaar weg te nemen, zijn actieve maatregelen noodzakelijk (zie Conclusie en advies). Beheerbaarheid De beheerbaarheid is bij 14 bomen als (ruim) voldoende beoordeeld. Bij deze bomen zijn geen noemenswaardige beheerknelpunten geconstateerd. Bomen Effect Analyse 7

12 Van 12 bomen is de beheerbaarheid als matig tot onvoldoende aangemerkt. Bij deze bomen zijn diverse beheerknelpunten aangetroffen, onder andere in de vorm van conditievermindering en mechanische afwijkingen. Aan de 2 afgestorven bomen (nummers en BW005) is het waarderingscijfer 0 toegekend, bij deze bomen is duurzaam beheer niet langer mogelijk. Voor het merendeel van de bomen geldt dat onderhoudsmaatregelen gewenst zijn (zie Conclusie en advies). Kwaliteitsbepaling Op basis van de conditie, veiligheid en beheerbaarheid is de kwaliteit van de onderzoeksbomen bepaald. De volgende tabel laat zien hoe de bomen verdeeld zijn over de diverse kwaliteitscategorieën. Kwaliteitscategorie Aantal Slecht 2 Matig 17 Voldoende 9 Nader onderzoeken 0 Niet te beoordelen 0 28 Resultaten beheervisie De onderzoeksbomen zijn op basis van hun huidige kwaliteit en eventuele beheerproblemen ingedeeld in een aantal beheercategorieën. Deze indeling is weergegeven in de volgende tabel. 8

13 Beheercategorie Aantal Handhaving gewenst vanuit boomtechnisch oogpunt 13 Handhaving gewenst, wel zijn gerichte maatregelen noodzakelijk 3 Duurzaam beheer op langere termijn niet mogelijk 10 Handhaving ongewenst vanwege slechte kwaliteit 2 Handhaving ongewenst vanwege beperkte toekomstverwachting (< 10 jaar) 0 Handhaving ongewenst vanwege concurrentie nevenstaande boom 0 Nader onderzoeken 0 Niet te beoordelen 0 Totaal 28 Voor 16 bomen geldt dat handhaving gewenst is. Het betreft hier in het algemeen bomen met een goede toekomstverwachting (bij gelijkblijvende omstandigheden). Bij 3 bomen zijn wel gerichte maatregelen nodig om ze duurzaam te kunnen behouden. Bij 10 bomen zal duurzaam beheer op langere termijn niet mogelijk blijken. Het betreft hier in het algemeen bomen met een verminderde levensverwachting, onder andere als gevolg van conditievermindering of mechanische afwijkingen. Voor 2 bomen (nummers en BW005) geldt dat handhaving ongewenst is vanwege hun slechte kwaliteit. Het betreft hier de resterende stammen van de afgestorven beuken. Momenteel vervullen deze dode stammen nog wel een belangrijke ecologische functie. Resultaten bovengrondse verplantbaarheidsbeoordeling Op basis van de (indicatieve) bovengrondse verplantbaarheidsbeoordeling wordt bij 1 boom (nummer BW002) een eventuele verplanting als redelijk tot goed uitvoerbaar beschouwd. Er zijn bij deze boom (een schijnacacia) geen omstandigheden of eigenschappen aangetroffen die een verplanting zouden kunnen bemoeilijken. Bij 2 bomen wordt een eventuele verplanting als lastig uitvoerbaar beschouwd (waarderingscijfer: 5). Het gaat om een zoete kers (nummer BW003) die als gevolg van achterstallig onderhoud een slechte kroonopbouw heeft, en een oude hulststruik (nummer 12213) die op basis van soorteigenschappen niet optimaal verplantbaar is. Bomen Effect Analyse 9

14 Hierbij dient overigens te worden vermeld dat de hulststruik een monumentale status heeft. Het is verre van gebruikelijk om een boom met een dergelijke status voor een verplanting in aanmerking te laten komen. Bij 23 bomen wordt een verplanting slecht tot zeer slecht uitvoerbaar geacht. Bij deze bomen is sprake van afwijkingen, omstandigheden en/of eigenschappen die de kans op een succesvolle verplanting sterk verkleinen. Voor 2 bomen (nummers en BW005) geldt dat een verplanting als niet-uitvoerbaar moet worden beschouwd. Het betreft hier de twee afgestorven beuken. Per boom zijn de beoordelingsresultaten terug te vinden op het registratieformulier in bijlage C. Hierbij dient overigens nog te worden vermeld dat er tijdens de beoordeling geen informatie beschikbaar was over de eventuele aanwezigheid van kabels en/of leidingen in de grond. Resultaten indicatieve boomwaardebepaling De totale indicatieve monetaire waarde van de 28 onderzoeksbomen bedraagt ,(exclusief BTW). Als basis voor de indicatieve waardebepaling is gebruik gemaakt van het Rekenmodel Boomwaarde uit de Richtlijnen NVTB Per boom is de berekende boomwaarde terug te vinden op het registratieformulier in bijlage C. Hieronder volgt een nadere toelichting bij de factoren die van invloed zijn op de boomwaarde. Leeftijd, functiecategorie en eindleeftijd De leeftijd van de onderzoeksbomen varieert. Van diverse onderzoeksbomen is in het gemeentelijke beheersysteem het jaar van aanplant geregistreerd. Deze gegevens blijken in veel gevallen echter niet geloofwaardig te zijn. Bij de meeste waardevolle en monumentale bomen zijn, afwijkend van de gegevens in het beheersysteem, door de gemeente aangeleverde gegevens omtrent het jaar van aanplant gehanteerd. 10

15 Bij diverse andere bomen is op basis van de stamdiameter en verschijningsvorm een inschatting gemaakt van de huidige leeftijd. De boomtypen zijn ingedeeld in verschillende functiecategorieën. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen bomen met een lange levensduur en bomen met een korte levensduur. Op basis van boomsoort, conditie en standplaats is in sommige gevallen de verwachte eindleeftijd gecorrigeerd. Plantmateriaal en nazorg Bij de waardebepaling is uitgegaan van een omtrekmaat van cm op het moment van aanplant en een nazorgperiode van 3 jaar. Resultaten planbeoordeling De is gelegen op een primaire waterkering langs de Hollandsche IJssel. Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is voornemens op de onderzoekslocatie een dijkversterking uit te voeren. Bij deze dijkversterking zullen grote hoeveelheden grond tegen het huidige dijklichaam worden aangebracht. De voorgenomen werkzaamheden zullen (negatieve) gevolgen hebben voor de aanwezige bomen. De geplande dijkversterking zal naar verwachting gaan plaatsvinden in Recentelijk is ervoor gekozen de dijkversterking (volledig) uit te voeren door middel van binnendijkse grondaanvullingen. In het algemeen vindt er steeds vanaf de kruin van het talud een grondaanvulling plaats die ertoe leidt dat de teen van het talud verder richting het noorden (op grotere afstand van de kruin van het talud) komt te liggen. Bij de planbeoordeling is gebruik gemaakt van een aantal globale schetsen met de titels meest waarschijnlijke uitvoeringsvariant (mwu) / Capelle aan den IJssel en grondoplossing / Dijksectie 1 / 1c / 2 / 3. Exacte maatvoeringen waren ten tijde van de planbeoordeling niet beschikbaar. De planbeoordeling heeft daarom een indicatief karakter. Hieronder volgt een beknopte beschrijving van de geplande werkzaamheden. Bomen Effect Analyse 11

16 Ter hoogte van de Slotvijver (tot aan de verharding ten westen van 3) zal vanaf de kruin van het talud een grondaanvulling plaatsvinden, waardoor de teen van het talud ter hoogte van de tweede (meest zuidelijke) slotgracht komt te liggen. Deze slotgracht zal voor een groot deel worden gedempt, hier zal een steunberm worden aangelegd. Ter hoogte van het S.G.A. Doorenbosplantsoen zal enkel een grondaanvulling plaatsvinden, waardoor een flauwer talud wordt gecreëerd en de teen van het talud meer richting het noorden komt te liggen. Vanaf het gemaal nabij de hoek /Plantsoenstraat zal de dijkversterking op een vergelijkbare wijze plaatsvinden. Ook hier zal een gedeelte van de aangrenzende waterloop worden gedempt, en zal een steunberm worden aangelegd. Knelpunten Ten aanzien van de bomen zijn de volgende knelpunten geconstateerd: Ophoging Een ophoging bij bomen brengt in het algemeen een verslechtering van de groeiplaatsomstandigheden met zich mee. Zo zorgt het gewicht van de opgebrachte grond ervoor dat de onderliggende bodembestanddelen worden samengedrukt. Dit leidt tot een verkleining van het poriënvolume en (dus) tot bodemverdichting. Bovendien wordt de bodemgasuitwisseling in de doorwortelde zone van bomen verslechterd als gevolg van de grotere afstand tussen de beworteling en het (opgehoogde) maaiveld. De maximale ophoging die een boom kan verdragen, hangt grotendeels af van de specifieke eigenschappen van de betreffende boomsoort. Ook de conditie, groeifase en standplaatsomstandigheden kunnen van invloed zijn op de maximaal toelaatbare ophoging. Bodemverdichting Door het inzetten van zwaar materieel, het opslaan van materialen en/of het ophogen van het maaiveld kan bodemverdichting optreden. Bestanddelen als klei, veen en fijn zand maken een bodem gevoelig voor verdichting. 12

17 Bij verdichting wordt het poriënvolume in de bodem verkleind. Hierdoor nemen de mogelijkheden voor wortelontwikkeling af. Zwaar verdichte bodems kenmerken zich bovendien door een moeizame verplaatsing van vocht en bodemgassen, waardoor wateroverlast en zuurstofgebrek kunnen optreden. Te lage zuurstofgehalten in de doorwortelde zone kunnen bij de boom leiden tot wortelsterfte en (dus) tot conditievermindering. Wijziging grondwaterniveau Als gevolg van een wijziging in de profilering van het gebied kan het grondwaterniveau stijgen. Een stijging van het grondwaterniveau kan zuurstofgebrek tot gevolg hebben. Bij de boom kan dit leiden tot wortelsterfte en conditievermindering. Schade aan de stamvoet, stam en/of kroon Door het onzorgvuldig inzetten van (zwaar) materieel kan er bovengronds schade aan een boom ontstaan. Invloed op de onderzoeksbomen De invloed van de voorgenomen dijkversterking is per boom weergegeven op het registratieformulier in bijlage C. Op basis van de huidige informatie omtrent de dijkversterking valt te verwachten dat de 9 bomen met een standplaats in het (huidige) talud van de waterkering niet te handhaven zijn indien de dijkversterking wordt uitgevoerd conform de beschikbare ontwerpschetsen. Voor nog eens 9 bomen geldt dat de invloed van de dijkversterking nader moet worden bepaald (zodra de exacte maatvoeringen bekend zijn). Bij 8 bomen valt op basis van de huidige gegevens geen noemenswaardige invloed van de dijkversterking te verwachten. Voor de 2 afgestorven beuken (nummers en BW005) geldt dat duurzaam beheer (ongeacht te effecten van de dijkversterking) uitgesloten is. Bomen Effect Analyse 13

18 Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat de voorgenomen dijkversterking vermoedelijk invloed zal hebben op meer bomen dan de 28 onderzoeksbomen. Wij doelen hier (met name) op de niet-onderzochte bomen in het S.G.A. Doorenbosplantsoen. Bovendien is er nog het beleid van het hoogheemraadschap dat alle bomen op en nabij een waterkering (tot op 5 meter uit de teen van het talud) gekapt moeten worden. Bij handhaving van dit beleid zal een groot aantal onderzoeksbomen verloren gaan. Om hoeveel bomen het exact gaat, kan pas bepaald worden wanneer de maatvoering van de dijkversterking bekend is. Conclusie en advies Op basis van de onderzoeksresultaten volgen hieronder de conclusie en het advies. Kwaliteit De kwaliteit is bij 9 bomen als voldoende beoordeeld, bij 17 bomen als matig en bij 2 bomen als slecht. Voor diverse bomen binnen de categorie matig geldt dat de kwaliteit kan toenemen indien er gerichte maatregelen worden uitgevoerd. Veiligheidsmaatregelen In totaal zijn 14 bomen als risicoboom geclassificeerd. Voor deze bomen adviseren wij actieve maatregelen om het veiligheidsrisico te minimaliseren. De betreffende maatregelen dienen op korte termijn (binnen 3 maanden) te worden uitgevoerd. Op één boom kunnen meerdere maatregelen van toepassing zijn. Voor 2 risicobomen (nummers en BW005) geldt vanuit veiligheidsoogpunt een rooiadvies. Het betreft hier 2 afgestorven bomen, waarvan slechts de stammen resteren. 4 risicobomen komen in aanmerking voor gerichte snoei. Bij deze bomen is sprake van uitbuigende (gestel)takken (nummers en 33768), een gebroken tak (nummer 37812) of een geringde dunne stam (nummer ). 14

19 Bij 11 risicobomen dient het grove dode hout uit de kronen te worden verwijderd. 1 boom (nummer 10677) is als attentieboom aangemerkt. Deze boom dient jaarlijks visueel te worden geïnspecteerd, met extra aandacht voor de aangetroffen afwijking (schimmelaantasting in de stamvoet). Daarnaast geldt voor 4 risicobomen dat deze na uitvoering van de betreffende actieve maatregelen dienen te worden gehandhaafd als attentieboom. Bij deze bomen is sprake van een aantasting door de kastanjebloedingsziekte (nummer ), een rotting in de stamvoet (nummers en 36692) of een onvolledige aanhechting van de afzonderlijke stammen (nummer 12219). Onderhoudsmaatregelen Bij 24 bomen wordt voor de komende beheerperiode snoei geadviseerd. Bij 7 bomen gaat het om begeleidingssnoei, bij 17 bomen om onderhoudssnoei. Daarnaast adviseren wij bij 1 boom (nummer 11202) de aanwezige klimopbegroeiing te verwijderen. Deze begroeiing kan namelijk een belemmering vormen voor toekomstige visuele (veiligheids)inspecties. Bij een andere boom (nummer BW002) dienen de aanwezige boompalen te worden verwijderd. Beheervisie Voor 16 bomen geldt dat handhaving gewenst is. Het betreft hier bomen met een goede toekomstverwachting. Bij 3 van deze bomen zijn wel gerichte maatregelen noodzakelijk om de huidige (beheer)problemen te verhelpen. Bij 10 bomen is duurzaam beheer op langere termijn niet mogelijk. Veelal heeft dit te maken met de resterende levensverwachting. Ook zijn er afwijkingen geconstateerd die in de toekomst tot een knelpunt kunnen leiden. Voor 2 bomen geldt dat handhaving ongewenst is vanwege een slechte kwaliteit. Het betreft hier de beide afgestorven bomen, die niet langer (veilig) te handhaven zijn. Bomen Effect Analyse 15

20 Verplantbaarheid Op basis van de bovengrondse beoordeling verstrekken wij een indicatief advies over de verplantbaarheid van de onderzoeksbomen. De volgende tabel laat zien hoe de bomen verdeeld zijn over de diverse adviescategorieën. Adviescategorie Aantal Negatief 25 Terughoudend 2 Positief 1 Nader onderzoeken 0 Niet te beoordelen 0 28 Het advies per boom is terug te vinden op het registratieformulier in bijlage C. Maatregelen Bij de bomen waarvoor een terughoudend of positief verplantbaarheidsadvies geldt, is het nog wel van belang het volgende op te merken. Door het ontbreken van tekeningen met kabels en leidingen kan niet worden uitgesloten dat er in de nabijheid van de bomen kabels, leidingen en/of andere obstakels in de grond aanwezig zijn. Is dat het geval, dan kunnen deze alsnog van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van de (eventuele) verplanting. Bij de onderzoeksbomen die in aanmerking komen voor verplanting, adviseren wij een aanvullend ondergronds onderzoek uit te voeren. De ondergrondse omstandigheden (kwaliteit en kwantiteit van de aanwezige beworteling, opbouw van het bodemprofiel, aanwezigheid van kabels en/of leidingen) zijn namelijk sterk bepalend voor de slagingskans van een eventuele verplanting. In algemene zin dient nog te worden opgemerkt dat niet alleen de boven- en ondergrondse omstandigheden op de huidige locatie van de boom bepalen of een verplanting kans van slagen heeft. Zo is het tevens van belang dat de beoogde transportroute vrij is van obstakels, dat de toekomstige locatie van de boom voldoende kwaliteit biedt en dat de verplantwerkzaamheden op deskundige wijze worden uitgevoerd. 16

21 Ten slotte speelt ook de nazorg een rol. Met name in de periode die volgt op de verplanting, heeft de boom extra verzorging en toezicht nodig. Indicatieve boomwaarde De totale indicatieve monetaire waarde van de 28 onderzoeksbomen bedraagt ,(exclusief BTW). Planbeoordeling Omdat de planbeoordeling is uitgevoerd op basis van globale ontwerpschetsen, dienen de uitkomsten als indicatief te worden beschouwd. Op basis van de beschikbare gegevens (ontwerpschetsen) zal de voorgenomen dijkversterking ertoe leiden dat 9 onderzoeksbomen niet te handhaven zijn. Bij 9 bomen dienen de gevolgen nog nader te worden onderzocht, en bij 8 bomen valt geen noemenswaardige invloed te verwachten. Bij de 2 afgestorven beuken (nummers en BW005) is duurzaam beheer al niet meer mogelijk. Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en dat van de gemeente Capelle aan den IJssel omtrent de aanwezige bomen is tegenstrijdig. Voor het al dan niet behouden van de (waardevolle en monumentale) bomen is het van belang tot een besluit te komen in hoeverre het behoud van de bomen gewenst is. Indien dit het geval is, kunnen de mogelijkheden voor behoud van de bomen op basis van meer gedetailleerde gegevens nader worden onderzocht. Bomen Effect Analyse 17

22 18

23 Bijlagen Bijlage A Overzichtstekening Bijlage B Registratieformulier kwaliteit en beheervisie Bijlage C Registratieformulier verplantbaarheid, planbeoordeling en boomwaarde Bijlagen 19

24

25

26