Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu"

Transcriptie

1 Zoetermeer Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS BEDRIJFSINFORMATIE besch i 1<1<1 ng :::aterstaat Datum 25 mei 2016 Datum 25 mei 2016 N RWS20 16/18879 RWS-2016/18879 Onderwerp Beschikking ingevolge de Belemmeringenwet Privaatrecht houdende oplegging van de plicht tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van een 150 kv- en 380 kv hoogspanningsverbinding met bijkomende werken tussen Vijfhuizen - (Bleiswijk), in de gemeenten Alphen aan den Rijn, Haarlemmermeer, Kaag en Braassem, Lansingerland en Leiderdorp. DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU Gezien het verzoek van TenneT TSO (hierna: TenneT), gevestigd te Arnhem, bij brief van 16 september 2015, kenmerk GSN-REM , om ingevolge artikel 2, vijfde lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht (hierna: BP) te beslissen dat: 1. de heer C.G. Laban, wonende te Benthuizen, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Benthuizen, sectie D, nummers 451, 452, 468, 470, 471 en 798; 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Landgoed Bentwoud B.V., gevestigd te Haarlem, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Benthuizen, sectie D, nummers 468, 470, 471, 584, 797, 798 en 863; 3. de heer 3. Visser, wonende te Hazerswoude-Dorp, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Hazerswoude, sectie F, nummer 633; 4. de provincie Zuid-Holland, gevestigd te s-gravenhage, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeenten Benthuizen, sectie B, nummers 2095, 2694, 2696 en 2888 en sectie D, nummers 824 en 938, Hazerswoude, sectie H, nummer 778, Koudekerk aan den Rijn, sectie A, nummer 1780, Alkemade, sectie D, nummers 1466, 1512, 1513, 3228 en 3780, Bleiswijk, sectie A, nummers 815, 856 en 1131 en sectie D, nummers 2680, 3464, 3528, 3529 en 3550 en Leiderdorp, sectie 3, nummer 4487 en sectie C, nummers 1232, 1236 en 1344; 5. Bureau Beheer Landbouwgronden, gevestigd te Haarlem, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummers 3518 en 3519; 6. de heer G.]. Schuurman en mevrouw B.W. Willems, wonende te Vijfhuizen, rechthebbenden op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 1 van 90

2 Haarlemmermeer, sectie AB, nummer 1440; 25 m 2016 Num met 7. de provincie Noord-Holland, gevestigd te Haarlem, rechthebbende op de RwS-2016/18879 onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummers 444, 446, 660, 1267, 1334, 1358, 1377, 1403, 1439, 1559, 1576, 1649, 1663, 1676, 1726, 1735 en 1994, sectie AC, nummers 158, 700 en 1717, sectie AD, nummers 8834, 8835 en 10514, sectie AE, nummers 1447, 2531, 2552, 2554, 2578, 2666, 3794 en 4184, sectie AF, nummers 371, 374, 381, 3212, 3214, 3216, 3512, 3514, 3517, 3520 en 3531, sectie AN, nummers 648, 664, 709 en 1166 en sectie AO, nummers 92, 444, 445, 487, 752, 863 en $65; 8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid G.J.M. van den Raadt B.V., gevestigd te Vijfhuizen, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummers 1296, 2058 en 2060; 9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Roodenburg Onroerend Goed B.V., gevestigd te Haarlemmermeer, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AO, nummer 73; 10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Schiphol Nederland BV., gevestigd te Haarlemmermeer, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummers 586, 1322, 1606 en 1673; 11. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid AM Grondbedrijf B.V., gevestigd te Utrecht, Rotij Vastgoedontwikkeling, gevestigd te Rijssen, Projectontwikkeling Woningbedrijf B.V., gevestigd te Amsterdam en Bouwinvest Development B.V., gevestigd te Amsterdam, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummers 3077 en 3513; 12. de heer W. Slootweg, wonende te Abbenes, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AO, nummer 732; 13. de heer G.L. de Jong, wonende te Nieuw-Vennep, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF nummers 3077 en 3513; 14. de heer T. Steenwijk, wonende te Abbenes, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AO, nummer 881; 15. de heer A. de Vries, wonende te Lisserbroek, mevrouw N. Bos-de Vries, wonende te Nieuw-Vennep, mevrouw A. Klaasse-Bos, wonende te Lijnden, en de Maatschap Bos-de Vries, gevestigd te Nieuw-Vennep, rechthebbenden op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummer 3602; 16. de heer 1W. van Staveren, wonende te Zwaanshoek, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 2 van 90

3 nummer 10049; Datum 25 mei de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ballast Nedam RwS-2016/18879 Sigma B.V., gevestigd te Nieuwegein, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummers 2317, 3492, 6522 en 6523; 18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Imtech Traffic & Infra B.V., gevestigd te Houten, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AS, nummers 1923, 1925 en 1928; 19. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lxpocenter Haarlemmermeer Vastgoed B.V., statutair gevestigd te s-hertogenbosch, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AC, nummers 1721 en 1820; 20. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Olsthoorn Landbouwbedrijf B.V., gevestigd te Vijfhuizen, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AS, nummer 1333; 21. de heet K.T.A. Schoon, wonende te Slagharen en Schoon Slagharen Beheer B.V., gevestigd te Slagharen, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummers 1485 en 1987; 22. de heet R. van Elderen, wonende te Zwanenburg, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haanlemmermeer, sectie AB, nummer 1329; 23. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ].J. Blom Beheer B.V., statutair gevestigd te Haarlemmermeer, techthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AO, nummer 762; 24. de heer J.RM. Blom, wonende te Zwaanshoek, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummer 10462; 25. de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Liander Infra West N.V., gevestigd te Amsterdam, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummer 6629, sectie AS, nummers 406 en 1927 en gemeente Leiderdorp, sectie B, nummer 3527; 26. de heer C.C.P. Alkemade, wonende te Wieringerwerf, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummer 9724; 27. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Level 3 Communications BV., gevestigd te Amsterdam, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AC, nummer 1514; 28. de heer M.P.]. Vester, wonende te Zwaanshoek, rechthebbende op de RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 3 van 90

4 onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AE, 25 m 2016 nummers 159 en 1372; RWS-20 16/ de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Beinsdorp Beheer B.V., gevestigd te Amsterdam, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummer 228; 30. de heer P.]. Rotteveel sr., mevrouw A.J.M. Rotteveel-van der Post, de heer A.H. Rotteveel en de heer P.]. Rotteveel jr., allen wonende te Rijpwetering, en de vennootschap onder firma Garagebedrijf P.J. Rotteveel v.o.f., gevestigd te Rijpwetering, rechthebbenden op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie F, nummer 1072; 31. de heer J.C. de Vlieger, mevrouw M.H.M. de Vlieger-Smoorenburg en de heet ].S.M. de Vlieger, allen wonende te Hoogmade, de Maatschap ].C. de Vlieger en M.H.M. de Vlieger-van Smoorenburg en Jeroen de Vlieger Vleeshandel, beide gevestigd te Hoogmade, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummers 3568, 3569 en 3574; 32. de heer ].T.P. Straathof, wonende te Rijpwetering, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummers 504, 505, 509, 510, 513, 514, 516, 517, 518, 521 en 2652; 33. de heer P.J. Rotteveel, wonende te Rijpwetering, en de eenmanszaak P.J. Rotteveel, gevestigd te Rijpwetering, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummers 496, 497, 498, 499, 500, 501, 581, 3234, 3236, 3238, 3248, 3500, 3502, 3504; 34. de gemeente Leiderdorp, gevestigd te Leiderdorp, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie L, nummer 1993 en Leiderdorp, sectie B, nummers 4370 en 4706 en sectie C, nummer 1229; 35. de heer A.M.R.T. Rijkelijkhuizen, wonende te Capelle aan den IJssel en mevrouw J.K.R.A. Rijkelijkhuizen, wonende te Oud Ade, rechthebbenden op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie L, nummer 1746; 36. de heer P. Haighton en mevrouw M.E.A. Kilian, beiden wonende te Rijpweteting, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummers 3230, 3232 en 3778; 37. de heet H.A.C. Rotteveel, wonende te Rijpwetering en de eenmanszaak H.A.C. Rotteveel, gevestigd te Rijpwetering, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie F, nummers 481, 1333, 1334, 1339, 1477, 1478, 1479, 1487, 1488, 1491 en 1424 en sectie M, nummers 1283, 1334, 1335, 1338, 1339, 1363, 1365, 1374 en 1375; 38. de heer C. Brandt, wonende te Oud Ade, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie L, nummer 1334; 39. de heer ].P.M. van der Pouw Kraan, wonende te Oud Ade en mevrouw R.M.]. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 4 van 90

5 de Boer, wonende te Hoogmade, de besloten vennootschap met beperkte 25 m 2016 aansprakelijkheid L.]. Post Beheer B.V., gevestigd te Hoogmade, de stichting Stichting Administratiekantoor Bospad Beheer en Beleggingsmaatschappij, gevestigd te Oud Ade, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bospad Beheer en Beleggingsmaatschappij B.V., gevestigd te Oud Ade en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Asbest- en Milieutechniek Alkemade B.V., gevestigd te Oud Ade, rechthebbenden op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie L, nummer 1381; 40. de heer J. Winters, wonende te Oud Ade en de eenmanszaak]. Winters Agrarisch Verhuur gevestigd te Oud Ade, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie M, nummers 1309, 1310, 1311 en 1312; 41. de gemeente Zoetermeer, gevestigd te Zoetermeer, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 547, 758, 862 en 863; 42. de heer C.M. Kroes, mevrouw M.L. Kroes-van der Maas, wonende te Waddinxveen, de heet P.H.C. Kroes, wonende te Dronten, mevrouw E.]. Zuidema, wonende te Moerkappelle, de stille maatschap Maatschap C.M. Kroes, P.H.C. Kroes en M.L. Kroes-van der Maas, gevestigd te Waddinxveen en de stille maatschap Maatschap E.J. Zuidema en P.H.C. Kroes, gevestigd te Waddinxveen, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 557, 648, 649 en 854; 43. de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Regeling Bleizo, gevestigd te Bergschenhoek, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie D, nummers 2681, 3327 en 3328; 44. de heer D. Bac en mevrouw ].H. Bac-van Dijk, beiden wonende te Moerkapelle en de Maatschap D. Bac & ].H. Bac-van Dijk, gevestigd te Moerkapelle, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 956 en 543; 45. de heer H.H. Bos en mevrouw A.M. Bos-Schrijver, wonende te Zevenhuizen, de heer C.B. Bos en mevrouw M. Bos-de Vrij, wonende te Bergschenhoek en de vennootschap onder firma V.O.F. H. en C. Bos, gevestigd te Zevenhuizen, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 627 en 847; 46. de heer E.J. van der Spek en mevrouw P.C. van der Spek-Roos, beiden wonende te Lage Zwaluwe en de vennootschap onder firma V.O.F. Van der Spek, gevestigd te Lage Zwaluwe, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie B, nummers 869 en 1816; 47. de heer A.]. van der Wel en mevrouw A. van der Wel-van Akker, beiden wonende te Zevenhuizen, de Maatschap ].C. en ].A. van der Wel, gevestigd te Tholen en de eenmanszaak A.]. van der Wel, gevestigd te Zevenhuizen, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, RwS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 5 van 90

6 - een - een RWS BEDRIJFSINFORMATIE sectie A, nummers 1107, 1108 en 1109, met wie over het gebruik van de genoemde onroerende zaken geen overeenstemming is bereikt, behoudens recht op schadevergoeding, verplicht zijn de aanleg en instandhouding van een 150 kv- en 380 kv hoogspanningsverbinding van Vijfhuizen naar Zoetermeer (Bleiswijk), met bijkomende werken (hierna: de hoogspanningsverbinding), in de gemeenten Alphen aan den Rijn, Haarlemmermeer, Kaag en Braassem, Lansingerland en Leiderdorp in die onroerende zaken te gedogen overeenkomstig de stukken, die ter inzage hebben gelegen op de secretarieën van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Haarlemmermeer, Kaag en Braassem, Lansingerland en Leiderdorp. Datum 25 mei 2016 RWS-2016/1887g Overwegingen Gezien de overgelegde stukken; Overwegende dat de hoogspanningsverbinding op grond van artikel 3.36a, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) voor de toepassing van de BP wordt aangemerkt als bevattende openbare werken van algemeen nut; Overwegende dat TenneT er voorafgaand aan de indiening van haar verzoek niet in is geslaagd met de hierboven genoemde rechthebbenden betreffende het gebruik van de onroerende zaken tot overeenstemming te komen. Algemeen Uit de bij het verzoek van 16 september 2015 overgelegde stukken blijkt dat de hoogspanningsverbinding deel uitmaakt van de 150 kv- en 380 kv hoogspanningsverbinding die TenneT wil realiseren vanaf Beverwijk via Vijfhuizen naar Zoetermeer (Bleiswijk). Deze wordt aangeduid als de Noordring. Het verzoek heeft betrekking op het gedeelte vanaf Vijfhuizen naar Zoetermeer (Bleiswijk). Het gedeelte van de verbinding tussen Beverwijk en Vijfhuizen valt buiten het verzoek. In het gedeelte van Vijfhuizen naar Zoetermeer (Bleiswijk) wil TenneT de volgende werken realiseren: boven- en ondergrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding; 150 kv-hoogspanningsverbinding van Haarlemmermeer naar Vijfhuizen deze verbinding wordt deels gecombineerd met de bovengrondse 380 kv hoogspanningsverbinding; - een 150 kv-hoogspanningsverbinding van Sassenheim naar Haarlemmermeer deze verbinding wordt deels gecombineerd met de bovengrondse 380 kv hoogspanningsverbinding; - een 150 kv-hoogspanningsverbinding van Zoetermeer naar Leiden deze verbinding wordt deels gecombineerd met de bovengrondse 380 kv hoogspanningsverbinding; - meerdere 380 kv- en 150 kv-opstijgpunten op locaties waar de bovengrondse verbinding over gaat in een ondergrondse verbinding; - tijdelijke hoogspanningsverbindingen nabij locaties van bestaande hoogspanningsverbindingen ten behoeve van de nieuwe verbindingen. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 6 van 90

7 Datum Planologie en trace zs mei 2016 De planologische basis voor de volledige 380 kv-hoogspanningsverbinding tussen Beverwijk en Zoetermeer (Bleiswijk) en dus ook voor het gedeelte dat in het verzoek van TenneT betrokken is, wordt gevormd door het Rijksinpassingsplan Randstad 380 kv-verbinding Noordring Beverwijk Zoetermeer (Bleiswijk) (hierna: het inpassingsplan). Dit plan is op 28 augustus 2012 en 3 september 2012 door de Minister van Economische Zaken en mij vastgesteld. Tegen dit besluit hebben diverse belanghebbenden beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). Bij uitspraak van 5 juni 2013, zaaknummer /1/Ri, heeft de Afdeling de beroepen gedeeltelijk niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard. Hiermee is het inpassingsplan onherroepelijk geworden. Dit houdt in dat het tracé van de hoogspanningsverbinding met bijkomende werken onherroepelijk vaststaat. De Afdeling heeft op 25 november 2015, in zaaknummer /1/R6, uitspraak gedaan in een aantal beroepen tegen uitvoeringsbesluiten voor de realisering van de hoogspanningsverbindfng, verleend door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Zuidplas, Kaag en Braassem, Lansingerland en Haarlemmermeer en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Deze beroepen zijn ongegrond verklaard. Wel heeft de Afdeling geoordeeld dat de gemeente Lansingerland zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat tijdelijke werkwegen vergunningsvrij kunnen worden gerealiseerd. Het gevolg hiervan is dat deze gemeente voor de werkwegen nog een vergunning dient te verlenen. TenneT heeft de nog ontbrekende vergunningen (uitvoeringsbesluiten) inmiddels aangevraagd. De BP kent geen coördinatiebepaling ten aanzien van de planologische procedure. Dit houdt in dat de BP geen aanknopingspunten biedt voor de aanname van de stelling dat het doorlopen van de gedoogplichtprocedure, dan wel het door mij nemen van een gedoogplichtbeschikking eerst kan plaatsvinden indien sprake is van een onherroepelijk bestemmingsplan, dan wel een onherroepelijk Rijksinpassingsplan. Hetzelfde geldt voor de uitvoeringsbesluiten. Gevoelige bestemmingen (magneetveidzone) categorie 1 en categorie 2 Voor een aantal rechthebbenden geldt dat hun woning of (een deel van de) tuin in de specifieke magneetveldzone van de nieuwe hoogspanningsverbinding ligt. In totaal gaat het voor de gehele verbinding Beverwijk Zoetermeer (Bleiswijk) om 10 woningen. In bijlage 2 van het inpassingsplan heb ik samen met mijn ambtgenoot van Economische Zaken beoordeeld of deze gerealiseerde gevoelige bestemmingen redelijkerwijs kunnen worden gehandhaafd. Dat bleek bij alle woningen het geval, om welke reden deze niet zijn wegbestemd. Voor de niet gerealiseerde gevoelige bestemmingen geldt dat die wel zijn wegbestemd. Hoewel de gevoelige bestemmingen gelet op bijlage 2 gehandhaafd kunnen worden biedt TenneT de eigenaren en overige zakelijk gerechtigden van woningen binnen de specifieke magneetveldzone van de nieuwe verbinding, die deze ook zelf gebruiken als woning, wel de gelegenheid om op vrijwillige basis hun woning aan TenneT te verkopen tegen een schadeloosstellingsbedrag dat wordt bepaald conform het onteigeningsrecht. TenneT wil namelijk niemand dwingen om binnen RwS-2016/;8879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE pagina 7 van 90

8 de magneetveidzone te wonen. Zoals door TenneT in de zittingen is toegelicht 25 m 2016 hanteert zij hierbij twee verschillende criteria wat betreft het moment waarop tot levering zal worden overgegaan. In dit verband heeft TenneT de termen Categorie 1 en Categorie 2 gehanteerd. Hierbij geldt het volgende. Categorie 1 Indien een woning rechtstreeks onder de geleiders van de nieuwe verbinding ligt, is in het kader van de toepassing van het schadebeleid van TenneT sprake van een situatie, waarbij de woning door TenneT tegen het al dan niet op basis van een driedeskundigentaxatie vastgestelde bedrag wordt gekocht. Er wordt in dit geval geen voorbehoud gemaakt wat betreft het onherroepelijk worden van het inpassingsplan, welk voorbehoud bij een categorie 2-woning wel geldt. Dit omdat er bij een eerdere overdracht van de woning bij het ontwerp van de verbinding rekening kan worden gehouden met het eventueel amoveren van de desbetreffende woning. Categorie 2 Is een perceel waarop een woning staat gelegen binnen de zogenaamde belemmerde strook dan wordt wel gesproken van een categorie 2-woning. In het kader van maatwerkoplossingen is TenneT in deze situaties in beginsel wel bereid, indien een rechthebbende er de voorkeur aan geeft niet te wachten op het onherroepelijk worden van het inpassingsplan, eerder aan te kopen. In dat geval zal aankoop plaatsvinden op basis van marktprijs (aankoop) en niet op grond van de vergoedingen conform de onteigeningswet, waarbij naast de marktwaarde ook bijkomende kosten worden vergoed. Daarbij hanteert TenneT de ontbindende voorwaarde in de overeenkomst tot uitkoop, dat de levering wordt uitgesteld tot na het onherroepelijk worden van het inpassingsplan. Gedoogplicht en belemmering in het algemeen In artikel 1 van de BP is bepaald dat, wanneer vanwege openbare werken, van welke het algemeen nut uitdrukkelijk bij de wet is erkend, een werk nodig is, waarvoor duurzaam of tijdelijk gebruik moet worden gemaakt van onroerende zaken, ieder, die enig recht heeft ten aanzien van die zaken, behoudens recht op schadevergoeding, kan worden verplicht te gedogen, dat zodanig werk wordt aangelegd en in stand gehouden, indien naar mijn oordeel de belangen van de rechthebbenden redelijkerwijs onteigening niet vorderen en in het gebruik van de zaken niet meer belemmering wordt gebracht, dan redelijkerwijs voor de aanleg en de instandhouding van het werk nodig is. Een gedoogplicht rust op het gehele kadastrale perceel. Dit vloeit voort uit het systeem van de wet (zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2014, zaaknummer /1/Ri, r.o. 4.1.). Dit betekent echter niet dat het effect van de gedoogplicht, dat wil zeggen de concrete belemmering in het gebruik van de gronden zich ook altijd op het gehele (kadastrale) perceel voordoet. Het verzoek om toepassing van de BP ziet op het opleggen van de gedoogplicht terzake van de aanleg en instandhouding van een werk, overeenkomstig de stukken die ter inzage hebben gelegen op de secretarie van de gemeente(n) waarin de percelen zijn gelegen. In met name de tekeningen en RwS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 8 van 90

9 werkbeschrijvingen wordt aangegeven waar de belemmerde strook (ook belaste strook genoemd) zich bevindt en wat de gevolgen zullen zijn van de beoogde aanleg en instandhouding van de werken op de gebruiksmogelijkheden van de percelen. 52O16 RwS-2o16/1887g Hieronder wordt aangegeven wat de tijdelijke en permanente belemmering van de gronden bij rechthebbenden inhoudt. Tijdelijke belemmering De tijdelijke belemmering bestaat uit het tijdelijke gebruik van de gronden voor de duur van de aanlegwerkzaamheden en betreft tijdelijke werkstroken, tijdelijke werkterreinen, tijdelijke hoogspanningsverbindingen en tijdelijke toegangsroutes die nodig zijn om het werk te kunnen realiseren. Nadat de tijdelijke werkzaamheden zijn voltooid en het werk in gebruik is genomen rust er op de percelen, waarvan het gebruik alleen nodig was voor de aanleg van het werk, geen belemmering meer. Permanente belemmering Op de meeste percelen zal permanent een belemmering in het gebruik van de gronden plaatsvinden, niet alleen tijdens de realisatiefase, maar ook gedurende de instandhoudingsfase. Met het oog op de veiligheid en de ongestoorde werking van de hoogspanningsverbinding gelden er binnen de belemmerde strook beperkingen met betrekking tot het gebruik van het perceel. Voor de instandhouding van de hoogspanningsverbinding zal van tijd tot tijd onderhoud en/of inspectie moeten worden uitgevoerd. Ook kan het in geval van bijvoorbeeld calamiteiten noodzakelijk zijn dat de verzoeker (TenneT) de percelen betreedt om bij de hoogspanningsverbinding te kunnen komen. Hieronder zal ik onder Planning werkzaamheden nader ingaan op de tijdelijke en permanente belemmeringen in het algemeen. Daarnaast zal ik verderop bij de behandeling van de bezwaren nader ingaan op de tijdelijke en permanente belemmeringen die specifiek gelden voor de rechthebbenden die in de procedure bezwaren naar voren hebben gebracht. In dit besluit wordt onder het kopje Besluit onder onderdeel 1 weergegeven op welke kadastrale percelen een permanente gedoogplicht wordt opgelegd, voor de aanleg en instandhouding van de werken. Onder onderdeel II wordt weergegeven op welke kadastrale percelen alleen een tijdelijke gedoogplicht wordt opgelegd, voor de duur van de aanleg van werken. Planning werkzaamheden In het algemeen dossier van TenneT, dat ter inzage heeft gelegen, is een toelichting gegeven op de werkzaamheden die binnen de hoogspanningsverbinding in het gedeelte Vijfhuizen-Zoetermeer worden uitgevoerd. Er zijn vier hoofdcategorieën van werkzaamheden te onderscheiden. Ik noem deze categorieën hierna en verwijs voor een gedetailleerde omschrijving naar het algemeen dossier. Bij de behandeling van de bezwaren hieronder geef ik weer wanneer de werkzaamheden volgens planning zullen starten en hoelang deze naar verwachting in beslag zullen nemen. In de uitvoeringsfase kan blijken dat RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 9 van go

10 deze doorlooptijden korter of langer zijn. TenneT heeft aangegeven zich te zullen inspannen om de werkzaamheden niet langer te laten duren dan nodig om de belemmering voor rechthebbenden in het gebruik van de percelen zoveel mogelijk te beperken. TenneT heeft tevens aangegeven dat zich in de uitvoeringsfase onvoorziene omstandigheden kunnen voordoen, zoals onder andere weersomstandigheden, een faillissement van een aannemer, technische problemen of vertraging in juridische procedures. Deze omstandigheden kunnen tot gevolg hebben dat de verwachte doorlooptijden langer worden dan gepland of dat werkzaamheden later starten. 25 m 2016 RwS-2016/18879 De vier hoofdcategorieën van uit te voeren werkzaamheden zijn de volgende: A. Realisering van een bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding dan wel een gecombineerde bovengrondse 380 kv-/150 kv-hoogspanningsverbinding. B. Realisering van een ondergrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding dan wel een ondergrondse 150 kv-hoogspanningsverbinding. c. Realisering van een 380 kv-opstijgpunt dan wel een gecombineerd 380 kv-/150 kv-opstijgpunt. D. Realisering van overige tijdelijke werken/maatregelen, waaronder tijdelijke 150 kv-hoogspanningsverbindingen, tijdelijke maatregelen (overkluizfngen, tijdelijke verlegging fietspad), bemaling/waterlozing, tijdelijke werkwegen, (tijdelijk) drainageherstel, kappen en snoeien van bomen. Bij in totaal 25 rechthebbenden in de procedure is een permanente belemmering (mast, overspanning en/of kabel) voorzien. Bij 9 rechthebbenden doet zich de situatie voor dat op een perceel/de percelen uitsluitend een tijdelijke belemmering is voorzien in de vorm van een tijdelijke hoogspanningsverbinding of een tijdelijk werkterrein. Wettelijk kader BP Naast de formele vereisten voor de oplegging van de gedoogplicht kent de BP de volgende materiële vereisten: 1. er moet sprake zijn van een werk nodig ten behoeve van een openbaar werk; 2. er is met rechthebbenden geen overeenstemming bereikt; 3. de belangen van de rechthebbenden vorderen redelijkerwijs niet onteigening; 4. in het gebruik van de zaken wordt niet meer belemmering gebracht dan redelijkerwijze nodig is voor de aanleg en instandhouding van het werk. Openbaar belang van de werken Zoals onder Algemeen is aangegeven wordt de planologische basis voor de nieuwe hoogspanningsverbinding gevormd door het daar genoemde RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 10 van 90

11 RWS BEDRIJFSJNFORMATIE inpassingsplan. Dit betekent onder meer dat bij de toepassing van de BP de (ten 25 m& 2016 opzichte van de standaardprocedure van de BP) afwijkende procedure zoals Nu m met weergegeven in artikel 3.36a Wro dient te worden gevolgd. Op grond van het eerste lid van dit artikel ( en artikel 20, eerste lid van de Elektriciteitswet) worden de hier aan de orde zijnde werken voor toepassing van de BP reeds aangemerkt als bevattende openbare werken van algemeen nut. Alsdan gaat het om de aanleg en instandhouding van werken nodig ten behoeve van openbare werken waarvan het algemene nut uitdrukkelijk bij wet is erkend (artikel 1 BP). Het openbaar belang van de hoogspanningsverbinding staat in het kader van de onderhavige procedure derhalve niet meer ter discussie. Bezwaren die hierop betrekking hebben, kunnen dan ook niet leiden tot de afwijzing van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht. Minnelijk overleg Het opleggen van de gedoog plicht ingevolge de BP aan rechthebbenden ten aanzien van onroerende zaken waarvan het medegebruiksrecht benodigd is, is een uiterst middel (ultimum remedium). Daartoe is, blijkens artikel 2, vijfde lid, van de BP vereist dat de van de zijde van de ondernemer van het werk ondernomen pogingen om met rechthebbenden tot minnelijke overeenstemming te komen vruchteloos zijn gebleken. Eerst dan staat immers de noodzaak tot het opleggen van de gedoogplicht voor de aanleg en/of instandhouding van het te ondernemen openbaar werk vast. Aanvaard is dat de ondernemer van het werk, die door toepassing van de BP voornemens is het eigendomsrecht van rechthebbenden te beperken, binnen redelijke grenzen alles in het werk dient te stellen om overeenstemming te bereiken. Hierbij dient sprake te zijn van serieuze onderhandelingen en een redelijke overlegsituatie tussen partijen. In de uitspraak van 1 juli 2013, zaaknummer /2/Ri, heeft de Afdeling aangegeven dat, indien een verzoeker gestandaardiseerde voorwaarden en bedragen heeft gehanteerd in haar aanbod, waarvan zij niet, of niet in aanmerkelijke mate wenst af te wijken, dit niet betekent dat het voorstel tot schadevergoeding op voorhand als onwerkelijk of onredelijk moet worden aangemerkt. Ook indien een verzoeker wenst vast te houden aan haar algemene voorwaarden betekent dit niet dat er daarom geen sprake was van redelijk en serieus overleg. Het bevoegd gezag dient zich, in het kader van de besluitvorming die leidt tot oplegging van de gedoogplicht, te vergewissen of tussen partijen die niet tot overeenstemming hebben kunnen komen, een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Schadevergoeding Bezwaren die betrekking hebben op de hoogte van de vergoedingen die door een ondernemer van een werk worden geboden in het met de rechthebbende gevoerde overleg, dienen te worden aangemerkt als bezwaren van financiële aard. Dergelijke bezwaren kunnen niet leiden tot de afwijzing van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht. Het schadetraject wordt beheerst door de daarop van toepassing zijnde bepalingen van de BP, de artikelen 1 en 14. Mij komt hierin geen taak toe aangezien dit traject nadrukkelijk is losgekoppeld van het proces dat leidt tot oplegging van de gedoogplicht. Verschil van mening over de hoogte van de geboden vergoeding is onderwerp van het overleg tussen partijen over het gebruik van de onroerende zaken. De passage behoudens recht op schadevergoeding in artikel 1 van de BP betekent niet dat de aantasting van het RwS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATZE Pagina 11 van 90

12 recht van de rechthebbende als gevolg van de gedoogverplichting op zich zelf een aanspraak op vergoeding zou scheppen. De strekking is slechts dat voor zover als gevolg van de aanleg en instandhouding van een werk van concrete schade blijkt, van die gebleken schade vergoeding kan worden gevorderd. Een geschil over de (hoogte van) schadevergoeding kan worden voorgelegd aan de rechtbank, sector kanton. In dit verband verwijs ik naar de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2012, zaaknummer /1/R4. In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het niet aan mij is om de hoogte van de aangeboden vergoeding te toetsen. Op grond van artikel 2, vijfde lid, van de BP dien ik mij (zie ook reeds hetgeen onder Minnelijk overleg is opgemerkt) ervan te vergewissen dat een serieuze en redelijke poging is ondernomen om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen. In dit kader dien ik te onderzoeken of de voorstellen tot schadevergoeding niet op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moeten worden aangemerkt. Doet die situatie zich voor, dan is immers geen sprake van een serieuze en redelijke poging als hiervoor bedoeld en is dus niet aan de uit artikel 2, vijfde lid, voortvloeiende overlegverplichting voldaan. RwS-2016/18879 Ten aanzien van de schadevergoeding geldt voorts dat TenneT handelt op grond van schadebeleid dat zij heeft vastgesteld. Dit beleid is in eerste instantie vastgelegd in de Gids over schadevergoedingen in het kader van aanleg en instandhouding Randstad 380kV-hoogspanningsverbinding van augustus 200$ (opgesteld met het oog op de realisering van de zogeheten 380 kv-zuidring). Hierin heeft TenneT rechthebbenden duidelijkheid willen verschaffen over de wijze waarop zij een zorgvuldige schade-afhandeling tot stand brengt en tot een bepaling van de schadevergoeding komt. In de gids wordt in paragraaf 4.1 aangegeven dat TenneT bij de vestiging van een zakelijk recht het hierboven weergegeven principe van de volledige schadevergoeding hanteert, zoals de BP die kent. Schadeloosstelling geschiedt in beginsel op ieder moment wanneer schade zich voordoet, waarbij de schade wel een rechtstreeks en noodzakelijk gevolg moet zijn van de vestiging van het zakelijk recht. In genoemde schadegids wordt in hoofdstuk 2 (pagina 8 en 9) aangegeven dat het door de relatief hoge bebouwingsdichtheid in Nederland niet mogelijk is om het tracé van de hoogspanningsverbinding zodanig te ontwerpen dat alle gevoelige objecten, waaronder worden verstaan woningen, scholen, crèches en kinderdagopvangplaatsen, zich buiten de magneetveldzone bevinden. In het licht van de brief van de toenmalige staatssecretaris van VROM van 3 oktober 2005, kenmerk SAS/ (brief aan de colleges van burgemeester en wethouders, gedeputeerde staten, IPO, VNG, EnergieNed en Netbeheerders Elektriciteit), heeft TenneT het gepast geacht om eigenaren en gebruikers van gevoelige objecten, die in de magneetveldzone komen te liggen een passende aanbieding te doen. Dit aanbod bestaat eruit dat TenneT de eigenaren en de overige zakelijk gerechtigden (erfpachters, opstalhouders, et ceteta) van woningen die deze ook zelf gebruiken de gelegenheid biedt om op vrijwillige basis hun woning of zakelijk recht aan TenneT te verkopen tegen een schadeloosstellingsbedrag dat wordt bepaald conform het onteigeningsrecht. In paragraaf 5.1 van de genoemde schadegids wordt verder vermeld dat, bij het uitblijven van overeenstemming tussen de rentmeester/makelaar van TenneT en rechthebbende over de omvang van de schadecomponent, een bindende RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 12 van 90

13 driedeskundigentaxatie zal worden voorgesteld. Een dergelijke taxatie wordt uitgevoerd door drie deskundigen, waarvan er één is benoemd door Tennel, één door de rechthebbende en één door beide partijdeskundigen. De uitkomst van de driedeskundigentaxatie die door twee van de drie deskundigen (de meerderheid) dient te worden gedragen, geldt voor zowel TenneT als de rechthebbende als een bindend advies. R216/l887g In haar uitspraak van 5 juni 2013, zaaknummer /1/Ri, naar aanleiding van de beroepen tegen het inpassingsplan, heeft de Afdeling geen aanleiding gezien om wat betreft het schadebeleid tot een ander oordeel te komen dan het oordeel zoals zij dat al had gegeven in de uitspraak van 29 december 2010, zaaknummer /1/Ri, over de 380 kv-zuidring. In laatstgenoemde uitspraak bestempelde de Afdeling het in voornoemde schadegids vastgelegde beleid als niet onredelijk, welk oordeel zij in haar latere uitspraak van 5 juni 2013 heeft overgenomen. Ten aanzien van het schadebeleid van TenneT overweegt de Afdeling verder in de uitspraak van 5 juni 2013, dat rechthebbenden niet zijn gehouden overeenkomsten te sluiten met Tennel. Ook acht de Afdeling het van belang dat, indien rechthebbenden wel een overeenkomst willen sluiten, maar niet tot overeenstemming kunnen komen, het schadebeleid van TenneT de mogelijkheid biedt van een bindende taxatie van drie deskundigen. Daarnaast acht de Afdeling het van belang dat naast de schadegids de wettelijke regelingen, in het bijzonder de BP en Wro en, zo dit aan de orde zou zijn, de onteigeningswet, van toepassing zijn. In het aangevoerde heeft de Afdeling dan ook geen grond gevonden voor het oordeel dat ik mij met de Minister van Economische Zaken niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat de toepasselijke wettelijke en buitenwettelijke schadevergoedingsregelingen in dit geval toereikend zijn. Ik merk op, dat TenneT de hiervoor genoemde schadegids augustus van 2008 inmiddels heeft vervangen door de Schade & vergoedingengids Bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbindingen. Hierin zijn echter dezelfde principes en uitgangspunten over onder andere de volledige schadevergoeding, de aankoop van gevoelige objecten en de driedeskundigentaxatie opgenomen als in de gids van augustus Gelet daarop mag ik er bij de beoordeling van het verzoek van TenneT van 16 september 2015 van uitgaan dat het schadebeleid van Tennel zoals dat verwoord is in de zojuist genoemde gidsen eveneens toereikend en redelijk is. Toekomstige schade Bezwaren die betrekking hebben op in de toekomst te lijden schade dienen eveneens te worden aangemerkt als bezwaren van financiële aard en kunnen niet leiden tot de afwijzing van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht. Voor zover er, als gevolg van de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding met bijkomende werken, in de toekomst concreet sprake zou zijn van waardevermindering van een onroerende zaak, dan wel van andere schadeposten, kan ingevolge het bepaalde in de slotalinea van artikel 1 juncto artikel 14, eerste lid van de BP, van die gebleken schade vergoeding worden verzocht. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 13 van 90

14 Toetsingscriterium gedoogplicht/onteigening Aan een rechthebbende op een onroerende zaak kan op grond van artikel 1 van de BP slechts een gedoogplicht worden opgelegd indien naar mijn oordeel de belangen van de rechthebbende redelijkerwijs onteigening niet vorderen. Ik merk hierover op dat er geen scherpe lijn te trekken is tussen de gevallen waarin nog de conclusie dient te worden getrokken dat de gedoogplicht kan worden opgelegd en de gevallen waarin geoordeeld moet worden dat de belangen van rechthebbenden redelijkerwijs onteigening vorderen. Een en ander zal ik per geval dienen te beoordelen. In het algemeen geldt echter wel dat de onteigeningsnoodzaak aanwezig kan worden geacht in die gevallen waarin de aanleg en instandhouding van een werk het huidige gebruik van de onroerende zaak onmogelijk maakt of in belangrijke mate vermindert als gevolg van een wijziging van de fysieke gesteldheid van de grond. Ook volgt uit de jurisprudentie dat gekeken wordt welk percentage van het perceel ten opzichte van het gehele kadastrale perceel in de permanente situatie niet meer gebruikt kan worden en of er sprake is van overige (bijzondere) omstandigheden die al dan niet onteigening rechtvaardigen Num met RwS-2016/18879 Toetsingscriterium belemmering In artikel 12 BP is bepaald: Ten behoeve van de in de voorgaande artikelen bedoelde werken en werkzaamheden hebben de daarmede belaste personen, behoudens de verplichting tot schadevergoeding, toegang tot de percelen, met inbegrip van een woning zonder toestemming van de bewoner, voor zover dat redelifkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zoals hierboven onder Gedoogplicht en belemmering in het algemeen opgemerkt, rust de gedoogplicht op het gehele perceel, maar betreft de belemmerde strook alleen dat gedeelte dat als zodanig is aangegeven op de tekeningen en in de werkbeschrijving, die ter inzage hebben gelegen op de secretarieën van de gemeenten waarin de percelen zijn gelegen. De overlast en belemmering in het gebruik van de gronden dient gedurende de realisatiefase qua aard, omvang en duur zo geprojecteerd te zijn dat zij zo weinig mogelijk belemmering veroorzaken in het huidige gebruik van de gronden. In artikel 13 BP is bepaald: De in de voorgaande artikelen bedoelde werken en werkzaamheden moeten in dier voege worden uitgevoerd, dat in het gebruik van de onroerende zaken niet meer belemmering wordt gebracht dan redelifkerwijs noodig is.,, Een rechthebbende op een perceel zal een gedoogverplichting opgelegd kunnen worden indien het werk/de werkzaamheden zodanig ontworpen zijn dat redelijkerwijs geoordeeld kan worden dat de rechthebbende zo weinig mogelijk in zijn gebruik van de zaak wordt beperkt. Ik zal moeten bezien in hoeverre het werk niet meer belemmering met zich meebrengt dan redelijkerwijs nodig. In dat kader zal ik bijvoorbeeld moeten beoordelen of het mogelijk is het werk in overheidsgronden te situeren. Indien die mogelijkheden zich niet voordoen dien ik te onderzoeken of het werk gebundeld kan worden met eventueel reeds aanwezig werk, of het werk zo dicht mogelijk tegen de perceelgrens aan kan komen te liggen, of de breedte van de werkstroken reëel is, enzovoorts. Hierbij dient geabstraheerd te worden van de financiële gevolgen verbonden aan de aanleg en instandhouding van het werk, nu de BP een volledige schadevergoeding in dat opzicht garandeert (via artikel 1 jo artikel 14 BP). RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 14 van 90

15 Procedure Voor dit project wordt gebruik gemaakt van de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in de artikelen 3.35, eerste lid, en 3.36 van de Wro. Indien deze regeling op een project van toepassing is, dient bij toepassing van de BP de procedure zoals weergegeven in artikel 3.36a van de Wro te worden gevolgd. In dit artikel wordt in het tweede lid, onder b, bepaald dat in afwijking van de artikelen 2, vijfde lid, en 3, tweede lid, van de BP Gedeputeerde Staten niet worden gehoord. Het verzoek aan de gemeenten Alphen aan den Rijn, Haarlemmermeer, Kaag en Braassem, Lansingerland en Leiderdorp om uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 2, eerste tot en met derde lid, van de BP is dan ook geschied zonder tussenkomst van de provincie. Datum 25 mei 2016 RwS-2016/18879 Voorts diende de voormalige Minister van VROM krachtens artikel 3.36a, tweede lid onder a, ten tweede, van de Wro in afwijking van artikel 2, vierde lid van de BP te bepalen dat de zitting wordt geleid door een door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen persoon. Deze aanwijzing vindt thans door mij plaats op grond van het Koninklijk Besluit van 14 oktober 2010, nr , houdende opheffing van de ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat en instelling van een Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Ik heb de heet drs. E.].A. van der Boom aangewezen de zittingen als voorzitter te leiden. In het tweede lid onder a, ten eerste, van artikel 3.36a van de Wro wordt ten slotte weergegeven dat de Minister van VROM in afwijking van artikel 2, vierde lid van de BP een andere plaats of gemeente kan aanwijzen waar de zitting plaats vindt. De in de onderhavige procedure betrokken onroerende zaken liggen in de gemeenten Alphen aan den Rijn, Haarlemmermeer, Kaag en Braassem, Lansingerland en Leiderdorp. Met betrekking tot de onroerende zaken gelegen in de gemeenten Alphen aan den Rijn, Haarlemmermeer en Kaag en Braassem bestond er geen aanleiding om af te wijken van de in de BP beschreven procedure (artikel 2, vierde lid, van de BP: Na het einde van de in het eerste lid genoemde termijn wordt een zitting gehouden, waar bezwaren kunnen worden ingediend en overleg kan worden gepleegd met de verzoeker. Deze zitting heeft plaats ter secretarie van de gemeente, binnen welke de onroerende zaak is gelegen ). Met betrekking tot de onroerende zaken die zijn gelegen in de gemeenten Lansingerland en Leiderdorp heb ik een andere gemeente aangewezen waar de zitting heeft plaatsgevonden, namelijk de gemeente Alphen aan den Rijn respectievelijk de gemeente Kaag en Braassem. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de BP hebben de stukken met ingang van 29 januari 2016 tot en met 12 februari 2016 ter inzage gelegen in de gemeentehuizen van de gemeenten Alphen aan den Rijn en Lansingerland. Overeenkomstig genoemd artikel hebben de stukken met ingang van 1 februari 2016 tot en met 15 februari 2016 ter inzage gelegen in de gemeentehuizen van de gemeenten Haarlemmermeer, Kaag en Braassem en Leiderdorp. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 15 van 90

16 - de RWS BEDRIJFSINFORMATIE Na het einde van deze termijn heeft op 15 februari 2016 in de gemeente Alphen aan den Rijn een zitting plaatsgevonden, waarin rechthebbenden in de gemeenten Alphen aan den Rijn en Lansingerland hun bezwaren naar voren hebben kunnen brengen dan wel reeds ingediende bezwaren hebben kunnen toelichten, Op 16 februari 2016 heeft in de gemeente Kaag en Braassem (Roelofarendsveen) een zitting plaatsgevonden waarin rechthebbenden in de gemeenten Kaag en Braassem en Leiderdorp hun bezwaren naar voren hebben kunnen brengen dan wel reeds ingediende bezwaren hebben kunnen toelichten. Op 18 februari 2016 heeft een zitting in de gemeente Haarlemmermeer (Hoofddorp) plaatsgevonden, waarin rechthebbenden in deze gemeente hun bezwaren naar voren hebben kunnen brengen dan wel reeds ingediende bezwaren hebben kunnen toelichten. Omdat niet alle rechthebbenden in deze laatste zitting hun bezwaren naar voren hebben kunnen brengen dan wel hebben kunnen toelichten, is op 21 maart 2016 in de gemeente Haarlemmermeer (Hoofddorp) een vervolgzitting gehouden voor rechthebbenden in deze gemeente. Datum 25 mei 2016 Rws-2016/18879 Alle zojuist genoemde zittingen zijn geleid door eerdergenoemde voorzitter. Van de zittingen op 15, 16 en 18 februari 2016 zijn processen-verbaal opgemaakt. De concepten daarvan zijn op 14 en 15 maart 2016 toegezonden aan partijen die op deze zittingen aanwezig zijn geweest. Deze zijn daarbij in de gelegenheid gesteld om tot en met 31 maart 2016 te reageren op deze concepten. Van de zitting op 21 maart 2016 is eveneens een proces-verbaal opgemaakt. Het concept daarvan is op 7 april 2016 toegezonden aan partijen die op deze zitting aanwezig zijn geweest. Deze zijn daarbij in de gelegenheid gesteld om tot en met 22 april 2016 te reageren op dit concept. Rekening houdend met de ontvangen reacties van enkele partijen zijn de processen-verbaal vervolgens op 26 april 2016 door de voorzitter vastgesteld. De definitieve processen-verbaal worden gelijktijdig met deze beschikking aan alle rechthebbenden toegestuurd. Met een aantal rechthebbenden heeft Tennel, na de indiening van haar verzoek, alsnog overeenstemming bereikt. Dit betreft de volgende rechthebbenden: - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Landgoed Bentwoud B.V., gevestigd te Haarlem, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Benthuizen, sectie D, nummers 468, 470, 471, 584, 797, 798 en 863; - Bureau Beheer Landbouwgronden, gevestigd te Haarlem, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF nummers 3518 en 3519; - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid G.].M. van den Raadt B.V., gevestigd te Vijfhuizen, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummers 1296, 2058 en 2060; - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Schiphol Nederland B.V., gevestigd te Haarlemmermeer, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummers 586, 1322, 1606 en 1673; heer W. Slootweg, wonende te Abbenes, rechthebbende op de onroerende RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 16 van 90

17 - de - de - de - de - de - de - de RWS BEDRIJFSINFORMATIE zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AO, nummer 732; 25m& de heer A. de Vries wonende te Lisserbroek, mevrouw N. Bos-de Vries wonende te Nieuw-Vennep, mevrouw A. Klaasse-Bos, wonende te Lijnden, en de Maatschap Bos-de Vries, gevestigd te Nieuw-Vennep, rechthebbenden op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummer 3602; heet T.W. van Staveren, wonende te Zwaanshoek, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummer 10049; besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Imtech Traffic & Infra B.V., gevestigd te Houten, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummers 1923, 1925 en 1928; besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Olsthoorn Landbouwbedrijf B.V., gevestigd te Vijfhuizen, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlem mermeer, sectie AB, nummer 1333; - de heer R. van Elderen, wonende te Zwanenburg, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummer 1329; naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Liander Infra West N.V., gevestigd te Amsterdam, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummer 6629, sectie AB, nummers 406 en 1927 en gemeente Leiderdorp, sectie B, nummer 3527; heer C.C.P. Alkemade, wonende te Wieringerwerf, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummer 9724; - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Level 3 Communications B.V., gevestigd te Amsterdam, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AC, nummer 1514; - de heer M.P.J. Vester, wonende te Zwaanshoek, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AE, nummers 159 en 1372; - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Beinsdorp Beheer B.V., gevestigd te Amsterdam, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummer 228; - de heer P.J. Rotteveel, wonende te Rijpwetering, en de eenmanszaak P.]. Rotteveel, gevestigd te Rijpwetering, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummers 496, 497, 498, 499, 500, 501, 581, 3234, 3236, 3238, 3248, 3500, 3502, 3504; gemeente Leiderdorp, gevestigd te Leiderdorp, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie L, nummer 1993 en Leiderdorp, sectie 3, nummers 4370 en 4706 en sectie C, nummer 1220; heer A.M.R.T. Rijkelijkhuizen, wonende te Capelle aan den IJssel en mevrouw J.K.R.A. Rijkelijkhuizen, wonende te Oud Ade, rechthebbenden op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie L, nummer 1746; - de heer H.A.C. Rotteveel, wonende te Rijpwetering en de eenmanszaak H.A.C. Rotteveel, gevestigd te Rijpwetering, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie F, nummers 481, 1333, 1334, 1339, 1477, 1478, 1479, 1487, 1488, 1491 en 1424 en sectie M, nummers 1283, 1334, 1335, 1338, 1339, 1363, 1365, 1374 en 1375; - de heer C. Brandt, wonende te Oud Ade, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie L, nummer 1334; RWS-2o16/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 17 van go

18 - de RWS BEDRIJFSINFORMATIE - de heer]. Winters, wonende te Oud Ade en de eenmanszaak J. Winters 5 2O16 Agrarisch Verhuur gevestigd te Oud Ade, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie M, nummers 1309, 1310, 1311 en 1312; gemeente Zoetermeer, gevestigd te Zoetermeer, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 547, 758, 862 en 863; - de gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Regeling Bleizo, gevestigd te Bergschenhoek, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie D, nummers 2681, 3327 en Bezwaren (in de zin van artikel 2, vierde lid, BP) Gedurende de periode waarin de stukken in de gemeenten Alphen aan den Rijn en Lansingerland ter inzage hebben gelegen en in de zitting die op 15 februari 2016 in de gemeente Alphen aan den Rijn is gehouden voor rechthebbenden in die gemeente en in de gemeente Lansingerland, zijn door of namens de volgende rechthebbenden bezwaren ingediend: 1. De heer C.G. Laban. 2. De heer C.M. Kroes. 3. De heer D. Bac. 4. De heer E.]. van der Spek. 5. De heer A.]. van der Wel. 6. De heren H.H. en C.B. Bos. Gedurende de periode waarin de stukken in de gemeenten Kaag en Braassem en Leiderdorp ter inzage hebben gelegen en in de zitting die op 16 februari 2016 in de gemeente Kaag en Braassem (Roelofarendsveen) is gehouden voor rechthebbenden in die gemeente en in de gemeente Leiderdorp, zijn door of namens de volgende rechthebbenden bezwaren ingediend: 7. De heer P.]. Rotteveel. 8. De P. Haighton en mevrouw M.E.A. Kilian. 9. De heer ].T.P. Straathof. 10. Mevrouw R. Post. Gedurende de periode waarin de stukken in de gemeente Hoofddorp ter inzage hebben gelegen en tijdens de zittingen die op 18 februari 2016 en 21 maart 2016 zijn gehouden voor rechthebbenden in die gemeente, zijn door of namens de volgende rechthebbenden bezwaren ingediend: 11. De provincie Noord-Holland. 12. De heer K.T.A. Schoon. 13. De heer ].P.M. Blom en mevrouw ].].P. Blom-van der Peet. 14. De heer G.]. Schuurman en mevrouw 5.W. Schuurman-Willems. 15. A.M. Grondbedrijf BV., Rotij Vastgoedontwikkeling B.V., Ymere Ontwikkeling B.V. en Bouwinvest Development B.V. 16. De heer G.L. de ]ong. 17. De heer T. Steenwijk. RwS-2o16/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 18 van 90

19 - kap- - het RWS BEDRIJFSINFORMATIE 18. ].]. Blom Beheer B.V. Datum 25 mei Roodenburg Onroerend Goed B.V. RWS-2016/18879 Daarnaast zijn gedurende de terinzageligging van de stukken en in de zittingen bezwaren ingebracht door Landgoed Bentwoud B.V., de gemeente Zoetermeer en de heer T.W. van Staveren en mevrouw D.A. van Staveren-van Kampen. Met deze partijen heeft TenneT na de zittingen overeenstemming bereikt, in verband waarmee ik deze bezwaren hierna buiten beschouwing zal laten. Ingebrachte bezwaren en overwegingen Hieronder geef ik samengevat de bezwaren weer met mijn overwegingen en conclusies daaromtrent. Daaraan voorafgaand vermeld ik, op basis van de overgelegde stukken, welke (tijdelijke en permanente) werkzaamheden op de percelen worden uitgevoerd en van welke planning TenneT daarbij uitgaat. 1. De heer C.G. Laban. In de onderhavige procedure zijn van rechthebbende de percelen kadastraal bekend gemeente Benthuizen, sectie D, nummers 451, 452, 468, 470, 471 en 798 betrokken. Hierop wordt de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Op de percelen kadastraal bekend gemeente Benthuizen, sectie D, nummers 470, 471 en 798 is de mast met het nummer 118 gesitueerd. Om de verbinding tot stand te brengen worden op verschillende percelen werkterreinen aangelegd en vindt er op enkele percelen bemaling plaats voor het plaatsen van de genoemde mast. De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten: - aanleg van tijdelijke werkterreinen, inclusief bemaling en overige (grond)werkzaamheden binnen de tijdelijke werkterreinen; - mastopbouw; en snoeiwerkzaamheden van bomen en houtopstanden; inhangen en trekken van geleiders. Dit houdt onder meer in dat de percelen één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig worden betreden om de draden van mast tot mast te trekken. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. De werkzaamheden bij rechthebbende vallen binnen het tracédeel van het opstijgpunt bij mast 109 tot en met het opstijgpunt bij mast 123. Deze werkzaamheden zullen volgens planning in het eerste kwartaal van 2017 starten en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. De percelen waarvan rechthebbende eigenaar is, zijn in erfpacht uitgegeven aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Landgoed Bentwoud B.V. (hierna: het Landgoed). Deze exploiteert daarop een golfbaan. Rechthebbende voert samengevat aan dat hij er minnelijk met TenneT uit wil komen. Hij is al ongeveer anderhalf jaar in overleg en schaart zich achter het Landgoed als erfpachter. Met deze partij heeft TenneT nog geen volledige overeenstemming kunnen bereiken. Voorts merkt rechthebbende op dat hij in de zomer van 2015 de overeenkomst tot vestiging van het zakelijk recht ontving. Er RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 19 van 90

20 waren toen nog teveel onzekerheden om tot ondertekening over te gaan. Bovendien was er sprake van beroep waarop de Afdeling pas in december 2015 uitspraak heeft gedaan. RWS-2016/18879 Ten aanzien van deze bezwaren overweeg ik als volgt. Het gestelde ziet in hoofdzaak op het gevoerde overleg. Ik wijs op hetgeen ik in het algemeen heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP, in het bijzonder onder Minnelijk overleg. Zoals daar aangegeven dien ik mij ervan te vergewissen of tussen partijen een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Daarover merk ik het volgende op. Uit de bij het verzoek overlegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde overleg blijkt, dat TenneT hem bij brief van 1 mei 2014 heeft geïnformeerd over de te realiseren hoogspanningsverbinding. De rentmeester van TenneT en vertegenwoordiger van rechthebbende wisselen in de periode tot en met juni 2015 een aantal berichten uit en voeren enkele malen overleg. Op 30 juni 2015 is daarbij ook rechthebbende zelf aanwezig. Deze geeft aan dat hij niet bereid is een overeenkomst te tekenen zolang TenneT geen overeenstemming heeft bereikt met het Landgoed als erfpachter. Bij aangetekende brief van 23 juli 2015 stuurt TenneT rechthebbende een overeenkomst toe, strekkende tot de vestiging van een opstalrecht op de percelen zoals die in onderhavige procedure van rechthebbende betrokken zijn. TenneT doet rechthebbende ook een aanbod tot schadeloosstelling. Uit de bij de brief gevoegde financiële bijlage blijkt voor welke vergoeding rechthebbende in aanmerking komt. TenneT heeft hierover op 11 augustus 2015 contact met de vertegenwoordiger van rechthebbende. Deze herhaalt dat deze de overeenkomst niet tekent zolang er nog geen overeenstemming is bereikt met het Landgoed over het gebruik van de golfbaan. In verband met het uitblijven van overeenstemming deelt Tennel rechthebbende C.G. Laban bi] brief van 21 augustus 2015 mee dat zij voornemens is om begin september 2015 een verzoek tot oplegging van de gedoogplicht in te dienen. De vertegenwoordiger van rechthebbende deelt TenneT bij brief van 10 september 2015 mee dat hij er bij voorkeur minnelijk uit wil komen, maat dat er eerst een volledig akkoord gesloten moet zijn met het Landgoed. Op basis van de zojuist weergegeven feiten kan naar mijn mening niet worden gesteld dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbende tot overeenstemming te komen over de vestiging van het zakelijk recht. Mij is voorts uit de overgelegde stukken niet gebleken dat het door TenneT bij brief van 23 juli 2015 gedane aanbod op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moet worden beschouwd. Naar mijn oordeel is TenneT dan ook, in aanmerking nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek. Zoals uit het voorgaande blijkt, is TenneT in ieder geval tot het moment waarop zij rechthebbende de overeenkomsten tot vestiging van een zakelijk recht toestuurde met hem in overleg geweest. Dat rechthebbende de overeenkomst op dat moment RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 20 van 90

21 niet wilde ondertekenen omdat hij zich wenste te scharen achter het Landgoed 25 m 2016 met welke partij TenneT toen nog geen overeenstemming had bereikt, maakt nog niet dat het overleg door mij als niet serieus en onredelijk moet worden aangemerkt. Overigens merk ik op, dat TenneT het overleg met zowel rechthebbende als het Landgoed tot aan de zitting te Alphen aan den Rijn op 15 februari 2016 heeft voortgezet. Ook dit overleg heeft niet tot overeenstemming met rechthebbende geleid. Na de zitting heeft lennel wel overeenstemming bereikt met het Landgoed. Naar aanleiding daarvan heeft Tennel op 8 april 2016 nader overleg gevoerd met rechthebbende en zijn vertegenwoordiger. Daarin heeft rechthebbende aangegeven dat hij de overeenkomst alleen wenst te tekenen indien TenneT hem een nieuw aanbod met efficiencypremie doet. TenneT heeft hem meegedeeld dat zij dat niet zal doen, de efficiencypremie is bij het bod van 23 juli 2015 aangeboden en inmiddels vervallen. Rechthebbende wenst in verband hiermee niet met de overeenkomst van TenneT akkoord te gaan. Geconstateerd moet worden dat TenneT geen overeenstemming met rechthebbende heeft bereikt. Na indiening van het verzoek zijn partijen evenmin tot, ondanks het feit dat rechthebbende zich in het minnelijk overleg achter het Landgoed heeft geschaard en Tennel met die partij wel overeenstemming heeft kunnen bereiken. Ook gelet daarop bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van Tennel ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. Zoals hiervoor opgemerkt, wenst rechthebbende ondanks de overeenstemming met het Landgoed thans niet tot ondertekening van de overeenkomst over te gaan indien TenneT hem niet opnieuw de efficiencypremie aanbiedt. Daarover merk ik op, dat TenneT rechthebbenden in het algemeen bij haar aanbiedingen een zogeheten efficiencypremie of meewerkvergoeding aanbiedt. Dit principe is vastgelegd in de eerder onder Wettelijk kader BP en Schadevergoeding genoemde Schade & vergoedingengids Bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbindingen Voor het meewerken aan het op minnelijke wijze afsluiten van een zakelijk recht overeenkomst biedt TenneT de eigenaar eenmalig een efficiencypremie aan. Voor het kunnen inrichten van een werkterrein biedt TenneT een gebruiker van een perceel eenmalig een efficiencypremie werkterrein aan. Naar mijn oordeel maakt een dergelijk aanbod het minnelijk overleg niet onredelijk. Het stond rechthebbende vrij om de overeenkomst binnen de voor de ontvangst van de vergoeding gestelde termijn te tekenen. Dat TenneT de efficiencypremie thans niet opnieuw aan rechthebbende aanbiedt maakt het aanbod in het licht van het schadebeleid niet onwerkelijk en het minnelijk overleg niet onredelijk. Ik merk daarbij op, dat de efficiencypremie weliswaar na het verstrijken van de door TenneT gestelde termijn is vervallen maar het financiële aanbod van Tennel gericht op de vestiging van het zakelijk recht of het gebruik niet. Rechthebbende wijst zonder verdere uiteenzetting en toelichting op een uitspraak van de Raad van State van december Kennelijk doelt hij daarbij op de hiervoor onder Algemeen en Planologie en tracé genoemde uitspraak van de Afdeling van 25 november 2015, zaaknummer /1/R6. Rechthebbende heeft echter geen beroep ingesteld tegen de uitvoeringsbesluiten die in deze uitspraak aan de orde waren. In zoverre mist de opmerking in het bezwaar mijns inziens relevantie. Zoals ik hiervoor onder dezelfde onderwerpen eveneens heb opgemerkt, kent de BP geen coördinatiebepaling ten aanzien van de planologische procedure. Rw5-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 21 van 90

22 - de - het een en RWS BEDRIJFSINFORMATIE Gelet op het bovenstaande bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van Tennel ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. Datum 25 mei 2016 N RwS-2016/ De heer C.M. Kroes In de onderhavige procedure zijn van rechthebbende de percelen kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 557, 648, 649 en 854 betrokken. Hierop wordt de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Benthuizen, sectie A, nummer 648 is de mast met het nummer 110 gesitueerd. Voor de bouw is op de percelen een werkterrein met ontsluiting benodigd. De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten: aanleg van een tijdelijk werkterrein inclusief duikers en tijdelijk te verleggen sloot en overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein; - mastopbouw - het inhangen en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meer in dat de percelen één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig worden betreden om de draden van mast tot mast te trekken. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. Deze werkzaamheden vallen onder: - het tracédeel vanaf het opstijgpunt bij mast 109 tot en met het opstijgpunt bij mast 123. Hier zullen de werkzaamheden volgens planning starten in het eerste kwartaal van 2017 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden; tracédeel vanaf mast 101 tot en met het opstijgpunt bij mast 109. Hier zullen de werkzaamheden eveneens volgens planning starten in het eerste kwartaal van 2017 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. Rechthebbende heeft bezwaar tegen de situering van de tijdelijke werkweg op het hem in eigendom toebehorende perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 854. Hij heeft een alternatief tracé voorgesteld, maar dat was voor Tennel niet bespreekbaar. Daarom is rechthebbende verder niet ingegaan op de geboden schadeloosstelling. Wel heeft hij tegen de vergunning voor de aanleg van werkweg beroep ingesteld bij de Raad van State en dat heeft geleid tot de uitspraak van de Raad van State van 25 november 2015, waarin is beslist dat voor tijdelijke werkwegen wel een omgevingsvergunning vereist is. Hierop heeft rechthebbende op 4 februari 2016 overleg met TenneT gehad en daarin is de variant van rechthebbende met betrekking tot de werkweg besproken. TenneT houdt echter vast aan haar werkweg. Rechthebbende is om verschillende redenen van mening dat de door hem ingebrachte variant voor de werkweg de enig juiste is. Zo is de weg in die variant veel korter en loopt deze met de in het perceel gelegen drainagebuizen mee in plaats van er dwars over. De argumenten die pleiten voor dit alternatief zijn des te meer van belang omdat de tijdelijke werkweg minimaal twee jaar blijft liggen. Rechthebbende wijst ook op het feit dat hij over een vergunning beschikt om op het perceel - in de nabijheid van de werkweg - woning te realiseren. Hij vreest voor overlast en schending van privacy als hij daar eenmaal woont. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 22 van 90

23 In de zitting van 15 februari 2016 heeft rechthebbende verzocht om een en ander ook te betrekken op de andere tijdelijke werkweg die op zijn percelen is voorzien, namelijk de percelen kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 648 en 649. De werkweg loopt daar langs de hoofdwatergang. Rechthebbende wenst dat dit ook gebeurt op het perceel met het kadastraal nummer 854. Datum 25 mei 2016 Ten aanzien van dit bezwaar overweeg ik als volgt. Rechthebbende is het niet eens met de situering van de tijdelijke werkwegen op zijn percelen. Gelet op het toetsingskader van de BP zoals ik dat hiervoor heb weergegeven onder Wettelijk kader BP en Toetsingscriterium belemmering, vat ik dit bezwaar aldus op, dat rechthebbende van mening is dat door de aanleg van deze wegen in het gebruik van de percelen meer belemmering wordt gebracht dan redelijkerwijs voor de aanleg of instandhouding van de hoogspanningsverbinding nodig is. Wat betreft de percelen kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 648 en 649 merk ik op, dat uit de stukken blijkt dat rechthebbende de ligging van de daarop geprojecteerde werkweg aan de orde heeft gesteld in het kader van het met hem gevoerde minnelijk overleg. Ik merk echter op, dat uit de stukken ook blijkt dat de tijdelijke werkweg op deze percelen over de volle lengte direct langs de perceelgrens - en tegen de daar gelegen watergang - zal komen te liggen. Zoals uit de beschrijving van de werkzaamheden hiervoor blijkt, zal de werkweg hier gedurende een relatief korte periode van, volgens planning, 6 tot 9 maanden aanwezig zijn en worden gebruikt. Vanuit dat oogpunt bestaat er naar mijn oordeel geen grond voor de conclusie dat de tijdelijke werkweg op de percelen met de kadastrale nummers 648 en 649 meet belemmering met zich mee zal brengen dan redelijkerwijs nodig is. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 854 (hierna: Bleiswijk A 854) is eveneens een tijdelijke werkweg voorzien. TenneT heeft deze nodig om de locatie te bereiken waar de mast met het nummer 108 zal worden opgericht. Die mast komt niet op het zojuist genoemde perceel te staan maar op het naastgelegen perceel, dat aan een derde toebehoort. Nadat de mast is opgericht wordt de werkweg op het perceel van rechthebbende weer verwijderd. Zoals uit de weergave van de werkzaamheden hiervoor blijkt, zal de werkweg volgens planning voor een periode van 6 tot 9 maanden nodig zijn, en niet twee jaar zoals rechthebbende stelt. Overigens is op het perceel Bleiswijk A 854 van rechthebbende niet alleen de tijdelijke werkweg gesitueerd. Over dit perceel komt ook de overspanning van de mast met het nummer 107 naar de mast met het nummer 108. In verband daarmee is over het perceel tevens een belemmerde strook geprojecteerd. Uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde overleg, is gebleken dat met name de situering van de tijdelijke werkweg op het perceel Bleiswijk A 854 meerdere malen in dat overleg aan de orde is gekomen. Rechthebbende heeft in een vroegtijdig stadium, namelijk in een op 21 oktober 2013 over de hoogspanningsverbinding gehouden informatieavond, zijn mening over de locatie van deze werkweg aan Tennel kenbaar gemaakt. Ook RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 23 van 90

24 Datum bij brief van 26 oktober 2013 heeft hij dat gedaan. TenneT heeft in het nadien met 25 mei 2016 rechthebbende en diens vertegenwoordiger(s) gevoerde overleg meermalen gesteld dat zijn alternatief niet realiseerbaar is. De tijdelijke werkweg zoals rechthebbende die voorstaat sluit namelijk aan op de Voorlaan en daar is sprake van een behoorlijk hoogteverschil tussen de weg en het maaiveld. Dat verschil zou door middel van een forse afrit overbrugd moeten worden zodat het bouwverkeer de werkweg in en uit kan rijden. Daarbij zou dit verkeer tevens een in twee richtingen te berijden fietspad moeten kruisen, hetgeen vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid niet gewenst is. In het alternatief van rechthebbende komt de tijdelijke werkweg tevens in de strook langs de watergang te liggen, waar ook een hogedruk gasleiding ligt. De werkweg kan daar alleen met een overkluizing worden aangelegd. Tot slot is van belang dat de Voorlaan de functie van waterkering (veendijk) heeft en dat daar voor de aanleg van de tijdelijke werkweg een constructie nodig zou zijn om deze dijk in stand te houden. Als uitvloeisel van een op 10 september 2014 gevoerd overleg over, onder meer, de situering van de tijdelijke werkweg op het perceel Bleiswijk A 854, heeft Tennel rechthebbende bij brief van 10 november 2014 een matrix toegestuurd waarin inzichtelijk is gemaakt welke alternatieven zij, alsook haar aannemer, heeft onderzocht wat betreft de ligging van die werkweg. Daaruit blijken ook de hiervoor weergegeven bezwaren ten aanzien van het alternatief van rechthebbende alsook de bezwaren ten aanzien nog twee andere onderzochte alternatieven. Mij is uit de stukken gebleken dat rechthebbende het ook nadien (en tot heden) oneens is gebleven met het standpunt van Tennel ten aanzien van het door hem aangedragen alternatief wat betreft het tracé van de werkweg op het perceel Bleiswijk A 854. Rechthebbende is en blijft, zoals hij zelf in zijn bezwaar opmerkt, van mening dat zijn alternatief het enig juiste is. Ik merk hierover op, dat TenneT naar mijn oordeel voldoende heeft onderbouwd waarom het alternatief van rechthebbende niet wenselijk en niet aanvaardbaar is. Bovendien heeft Tennel naar mijn oordeel voldoende onderbouwd waarom het door haar op het perceel Bleiswijk A 854 voorgestane tracé wel het meest gewenste tracé is en waarom dat niet meer belemmering met zich meebrengt dan redelijkerwijs nodig is. Ik merk daarbij op, dat uit de stukken blijkt dat TenneT bij haar verzoek tot oplegging van de gedoogplicht wel rekening heeft gehouden met het op het perceel Bleiswijk A 854 aanwezige bouwblok, waarbinnen rechthebbende een woning mag bouwen. Tennel heeft het tracé van de werkweg via de ontsluiting die zij het meest gewenst en minst belemmerend acht, namelijk via de Dwarslaan, zo aangepast, dat dat om het bouwblok heen ligt. Op deze wijze wordt de (start van de) bouw van de woning niet onmogelijk gemaakt. Afgezien daarvan ligt de werkweg voor het overige langs de rand van het perceel Bleiswijk A 854. Uit de stukken blijkt verder nog dat TenneT rechthebbende het aanbod heeft gedaan om op haar kosten een deskundige onderzoek te laten doen naar de gevolgen van de tijdelijke werkweg voor de in het perceel aanwezige drainage. Verder blijkt uit de stukken en TenneT heeft dit ook in de zitting van 15 februari 2016 aangegeven dat de tijdelijke werkweg weliswaar over de drainage heen loopt, maar dat deze weg door de aannemer wordt aangelegd op een bed van houtsnippers met daarop rijplaten. De aannemer heeft berekend dat deze oplossing voor de drainage slechts zeer kleine risico s met zich mee zal brengen. aws-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 24 van 90

25 Datum Niettemin heeft TenneT rechthebbende aangeboden om op haar kosten een 25 mei 2016 gespecialiseerd bedrijf, gedurende de periode waarin de werkweg aanwezig is, regelmatig onderzoek te laten doen naar de drainage. Dit bedrijf kan de drainage dan ook indien nodig doorspuiten of doorsteken. De schade aan de drainage zal TenneT vergoeden. Rechthebbende heeft hier echter niet mee ingestemd. Gelet op het bovenstaande en in aanmerking nemend de relatief beperkte duur van 6 tot 9 maanden waarin de tijdelijke werkweg op het perceel Bleiswijk A 854 aanwezig zal zijn en zal worden gebruikt, zie ik geen aanleiding voor het oordeel dat deze weg meer belemmering met zich meebrengt dan redelijkerwijs nodig. Ik teken daarbij aan, dat TenneT in de zitting van 15 februari 2016 heeft aangegeven dat de werkzaamheden voor de bouw van de mast met het nummer 108 naar verwachting zo snel als mogelijk na 1juli 2016 starten. Voor de bouw van deze mast is de tijdelijke werkweg op het perceel Bleiswijk A 854 nodig. Aannemend dat de bouw van genoemde mast direct op of kort na 1 juli 2016 start en dat de tijdelijke werkweg voor de maximale periode van 9 maanden noodzakelijk is, zal deze weg dus tot en met het eerste kwartaal van 2017 op het perceel Bleiswijk A 854 aanwezig zijn. De werkweg behoeft de eventuele toekomstige bouw van de woning binnen het genoemde bouwblok in die periode niet te belemmeren, nu deze om dat bouwblok heen is geprojecteerd. Verder zal de werkweg naar verwachting verwijderd zijn op het moment waarop de woning voltooid is. Naar mijn oordeel bestaat er daarom geen grond voor de vrees van rechthebbende voor overlast en schending van privacy. Wat betreft de uitspraak van de Afdeling van 25 november 2015 wijs ik op het gestelde hiervoor onder Algemeen en Planologie en tracé In deze uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld over het beroep van rechthebbende tegen een door de gemeente Lansingerland verleende omgevingsvergunning voor onder meet het bouwen van bouwwerken en het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. De Afdeling heeft geoordeeld dat de gemeente zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de tijdelijke werkwegen vergunningsvrij kunnen worden gerealiseerd. Het gevolg is dat de gemeente voor de werkwegen op de percelen van rechthebbende alsnog een vergunning dient te verlenen. Tennel heeft in de zitting van 15 april 2016 meegedeeld dat deze vergunning is of wordt aangevraagd. Ik merk op, dat rechthebbende in het kader van de procedure gericht op het al dan niet verlenen van deze vergunning opnieuw de gelegenheid heeft om bezwaar en beroep aan te tekenen. Zoals ik hiervoor onder zojuist genoemde onderwerpen eveneens heb opgemerkt, kent de BP geen coördinatiebepaling ten aanzien van de planologische procedure. Gelet op het bovenstaande bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. 3. De heer D. Bac. In de onderhavige procedure zijn van rechthebbende de percelen kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 543 en 956 betrokken. Hierop wordt de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 543 komen twee masten te staan, namelijk de masten met de nummers 111 en 112. Rws-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 25 van 90

26 - de - kap- - het - het - het RWS BEDRIJFSINFORMATIE De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten: 25 m 2016 aanleg van een tijdelijk werkterrein met duikers en overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein; -6/ mastopbouw; en snoeiwerkzaamheden van bomen en houtopstanden; - (tijdelijke) drainagemaatregelen en tijdelijke bemaling; inhangen en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meer in dat de percelen één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig worden betreden om de draden van mast tot mast te trekken. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. Deze werkzaamheden vallen onder: tracédeel van het opstijgpunt bij mast 109 tot en met het opstijgpunt bij mast 123. Hier zullen de werkzaamheden volgens planning starten in het eerste kwartaal van 2017 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden; tracégedeelte van de 150 kv-hoogspanningsverbinding Zoetermeer Lansingerland (aansluiten bestaande 150 kv-kabelverbinding op opstijgpunt 109). Hier zullen de werkzaamheden eveneens volgens planning starten in het eerste kwartaal van 2017 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. Rechthebbende voert puntsgewijs en samengevat het volgende aan. 1. Het overleg met TenneT is circa een jaar geleden gestart. In de zomer van 2015 heeft TenneT een overeenkomst toegestuurd maar er waren toen dermate veel onduidelijkheden dat ondertekening niet verantwoord was. Die onduidelijkheden bestaan nog steeds en betreffen de GPS-problematiek, de locatie van de kavelpaden, werkwegen en het wetkterreinen, het drainageplan en het wel of niet plaatsen van een juk. Wat betreft de GPS-problematiek heeft TenneT pas op 10 februari 2016 een notitie overgelegd. In de op 15 februari 2016 in Alphen aan den Rijn gehouden zitting is namens rechthebbende nader op die problematiek ingegaan, waaraan is toegevoegd dat TenneT geen zekerheid biedt over de wijze waarop zij om zal gaan met mogelijk toekomstig gebruik van drones in de landbouw. 2. Er was sprake van onjuiste tenaamstelling. Sinds 1 januari 2015 bestaat een nieuwe maatschap waarin de kinderen van de rechthebbenden D. Bac en ].H. Bac van Dijk betrokken zijn. De kinderen zijn pas veertien dagen voor de zitting van 15 februari 2016 per brief geïnformeerd over het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht. Er is geen overleg met de kinderen gevoerd. 3. De Afdeling heeft pas in december 2015 uitspraak gedaan. 4. TenneT is voorbarig geweest met haar aanbod en had een nieuw aanbod met efficiencypremie moeten doen in verband met nieuwe essentiële informatie. Naar de mening van rechthebbende kan een overeenkomst met een tekentermijn pas worden voorgelegd als er geen onduidelijkheden meet zijn en er over alle punten overeenstemming bestaat. Eerst dan kan een inhoudelijke beoordeling van de overeenkomst plaatsvinden. De voorgelegde overeenkomst is bovendien eenzijdig RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 26 van 90

27 door TenneT opgesteld, ziet op zowel boven- als ondergrondse leidingen en bevat veel beperkingen en geen maatwerk. 5. De status en gevolgen van de veiligheidsvoorschriften zijn onduidelijk. RWS-2016/ Rechthebbende vraagt aandacht voor de drainage in één van de percelen. Hij stelt voor om dat volledig te draineren. TenneT voert geen werkzaamheden uit op ongeveer vijf hectare van het perceel, maar dat gedeelte heeft wel invloed op de totale drainage. TenneT heeft in november 2015 toegezegd dat iemand contact zou opnemen om het drainageplan nader te bekijken en eventueel aan te vullen, maar dat is nog niet gebeurd. 7. Plaatsing van de hoogspanningsmasten levert waardedaling van het overblijvende op. TenneT weigert dit in de gesprekken aan de orde te stellen en verwijst naar de driedeskundigentaxatie. Eind 2015 heeft TenneT een taxateur ingeschakeld en die concludeerde dat er geen sprake is van waardedaling. Rechthebbende is het daar niet mee eens en meent dat de rapportage onvoldoende is. Ten aanzien van deze bezwaren overweeg ik als volgt. Ad 1. Het gestelde ziet in hoofdzaak op de wijze waarop het overleg tussen TenneT en rechthebbende is verlopen. In dat verband wijs ik op hetgeen ik heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg Zoals daaruit blijkt, zal ik mij ervan moeten vergewissen of er tussen TenneT en rechthebbende een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Daarover merk ik op, dat mij uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde overleg, is gebleken dat TenneT hem bij brief van 1 mei 2014 heeft geïnformeerd over de aanleg van de hoogspanningsverbinding en een aantal stukken heeft toegestuurd. Vervolgens is er van juni 2014 tot en met juni 2015 op diverse momenten sprake van contact en overleg tussen TenneT en rechthebbende en/of zijn vertegenwoordiger. Bij aangetekende brief van 30 juni 2015 stuurt TenneT rechthebbende een overeenkomst, strekkende tot de vestiging van een opstalrecht op de percelen toe. Hierbij is een Financiële bijlage gevoegd, waarin TenneT weergeeft voor welke vergoeding rechthebbende in aanmerking komt bij het aangaan van de overeenkomst. Daarnaast voegt TenneT een document bij waarin diverse zaken zijn vastgelegd naar aanleiding van overleggen die zij met haat aannemer en met de rechthebbende en/of zijn vertegenwoordiger heeft gevoerd. Dit betreft de (her)drainage en beregening van de percelen, de bereikbaarheid van de belendende percelen tijdens de bouw van de verbinding, de mogelijke wateroverlast rond de werkterreinen en het vervallen van de juklocatie en tijdelijke werkweg naar deze locatie. Het document bevat verder de bepaling dat TenneT zich aansprakelijk acht voor alle schade die een causaal verband houdt met de bouw (en instandhouding) van de nieuwe hoogspanningsverbinding als ook voor eventuele verstoringen van zowel de tijdelijke als de permanente drainage. TenneT stelt dat het document na ondertekening door partijen naast de te sluiten overeenkomst kan gaan gelden. Per bericht van 6 juli 2015 deelt de vertegenwoordiger van rechthebbende RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 27 van 90

28 TenneT mee dat betrokkene niet gelukkig is met de ontvangen bieding, vooral 25m& 2016 vanwege het feit dat er nog verschillende bespreekpunten zijn. In vervolg op een brief van TenneT van 21 augustus 2015 over het voornemen om begin september 2015 het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht in te dienen, laat de vertegenwoordiger van rechthebbende TenneT bij brief van 10 september 2015 weten dat betrokkene er bij voorkeur minnelijk uit wil komen, maar dat essentiële punten nog nader moeten worden uitgewerkt. Partijen komen tot een afspraak voor een vervolgoverleg op 16 september 2015, maar de vertegenwoordiger van rechthebbende stuurt TenneT op 7 september 2015 een met de mededeling dat betrokkene (samen overigens met enkele andere rechthebbenden) eerst voor maandag 14 september uur schriftelijk uitsluitsel wenst over de GPS problematiek, het drainageplan, het aanpassen van het werkterreinen, de uitvoeringsplanning, de waardevermindering van het overblijvende en het meenemen van onwerkbare overhoeken. Daarnaast dient TenneT een standpunt in te nemen over de eventueel optredende belastingschade. Geeft TenneT hier voor genoemde datum en tijdstip geen nadere invulling aan, dan hoeft het gesprek op 16 september 2015 niet plaats te vinden. Tennel reageert hier bij brief van 11 september 2015 op, waarna de vertegenwoordiger van rechthebbende Tennel bij brief van 14 september 2015 laat weten dat deze reactie te mager is en dat er daarom geen bereidheid bestaat om het vervolgoverleg op 16 september 2015 aan te gaan. Op basis van de zojuist geschetste feiten kan naar mijn mening niet worden gesteld dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbende tot overeenstemming te komen over totstandkoming van de overeenkomst tot vestiging van het opstalrecht. Mij is voorts uit de stukken niet gebleken dat het door Tennel bij brief 30 juni 2015 gedane bod op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moet worden beschouwd. Naar mijn oordeel is TenneT gelet daarop en in aanmerking nemend haat belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek nu er tussen partijen geen overeenstemming is bereikt. Uit hetgeen ik hiervoor over het verloop van het overleg heb opgemerkt, blijkt voorts dat TenneT vanaf de start daarvan tot aan de indiening van haar verzoek op meerdere momenten is ingegaan op de door rechthebbende en zijn vertegenwoordiger aan de orde gestelde zaken en vragen, zoals bijvoorbeeld over de GPS, drainage en tijdelijke werkterreinen en werkwegen. Zoals opgemerkt, heeft TenneT zich bij haar aanbieding van 30 juni 2015 bovendien bereid verklaard om afspraken over die zaken vast te leggen in een bij de overeenkomsten te voegen document. Dat rechthebbende om hem moverende redenen heeft willen wachten op volledige duidelijkheid over een aantal zaken - en in verband daarmee niet is willen overgaan tot de ondertekening van de overeenkomsten - maakt nog niet dat ik het overleg als niet serieus of onredelijk moet aanmerken. Ik teken daarbij aan dat Tennel het minnelijk overleg met rechthebbende na de indiening van het verzoek heeft voortgezet. Uit de stukken blijkt dat partijen in de periode van september 2015 tot en met april 2016 op diverse momenten contact hebben gehad. Per bericht van 1 oktober 2015 reageert Tennel op de RWS-20;6/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 28 van 90

29 hiervoor genoemde brief van de vertegenwoordiger van rechthebbende van 14 september Na een reactie hierop van de vertegenwoordiger van rechthebbende stuurt TenneT hem per bericht van 21 oktober 2015 een bijgewerkt en bij de overeenkomst tot vestiging van het opstalrecht te voegen document toe waarin diverse gemaakte werkafspraken zijn vastgelegd. Partijen voeren hier op 19 november 2015 overleg over en wisselen daar in de maanden november en december 2015 en januari en februari 2016 verschillende e mailberichten over uit. Per bericht van 10 februari 2016 stuurt TenneT de vertegenwoordiger van rechthebbende onder meer een notitie over de Mogelijke verstoring van GPS-apparatuur door bovengrondse hoogspanningslijnen toe. Voorts deelt Tennel de vertegenwoordiger mee dat zij, in vervolg op het met hem daarover eerder gevoerde overleg, nu de definitieve toezegging kan doen dat de juklocatie op het perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 543 kan vervallen. Een gewijzigde werkterreintekening is bij deze gevoegd en in de noemt TenneT ook het bedrag van de meewerkvergoeding werkterrein waarvoor rechthebbende in aanmerking komt nu de oppervlakte van het werkterrein door het vervallen van de juklocatie is verkleind. Naar aanleiding van nader van de vertegenwoordiger van rechthebbende ontvangen informatie deelt TenneT hem tot slot in de van 10 februari 2016 mee dat zij niet eerder op de hoogte is gekomen van de omstandigheid dat het gebruik van de percelen is ingebracht in een maatschap. 5a2016 RwS-2016/18879 In de maanden februari, maart en april 2016 wisselen partijen opnieuw een aantal berichten uit en voeren zij verder overleg. In het bijzonder stuurt de vertegenwoordiger van rechthebbenden TenneT per bericht van 22 maart 2016 de akte toe tot vestiging van de vennootschap (maatschap) Firma D. Bac en Zonen. Naar aanleiding hiervan stuurt TenneT deze maatschap op 6 april 2016 de overeenkomst voor het gebruik van de percelen toe. Daarbij is ook een Financiële bijlage gevoegd, waarin Tennel weergeeft voor welke vergoeding de maatschap in aanmerking komt. Bij brief van gelijke datum stuurt TenneT rechthebbende een gewijzigde overeenkomst tot vestiging van het opstalrecht toe, waarbij ook (onder verwijzing naar een bijgevoegde nieuwe werkterreintekening) rekening is gehouden met de vervallen juklocatie. Ook hierbij is een Financiële bijlage gevoegd waarin Tennel weergeeft voor welke vergoeding rechthebbende thans in aanmerking komt. De vertegenwoordiger van rechthebbende deelt TenneT hierop per brief van 19 april 2016 mee dat betrokkene niet akkoord gaat met het aanbod dan wel daar slechts onder voorwaarden mee in kan stemmen. Partijen bereiken derhalve geen overeenstemming. Ook het hiervoor geschetste verloop van het voortgezette overleg in aanmerking nemend bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om te concluderen dat er geen sprake is geweest van een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie, in verband waarmee het verzoek van Ten net zou moeten worden afgewezen. Met betrekking tot het gestelde over het gebruik van GPS en het (mogelijk) toekomstige gebruik van drones merk ik nog het volgende op. In de hiervoor onder Algemeen en Planologie en tracé genoemde uitspraak van 25 november 2015, zaaknummer /1/R6, heeft de Afdeling onder meer geoordeeld over een beroep van rechthebbende over de gevolgen van het RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 2 van 90

30 magneetveld van de hoogspanningsverbinding op de GPS-apparatuur. De Afdeling 25 m 2016 concludeert dat dit betoog niet aan de orde kan komen in het kader van het beroep tegen de uitvoeringsbesluiten aangezien dit betoog is gericht tegen het tracé van de hoogspanningsverbinding en derhalve tegen het inpassingsplan. Voor zover rechthebbende thans, vanwege de mogelijke verstoring van GPS-apparatuur alsook de mogelijke belemmering van het (toekomstige) gebruik van dtones, bezwaar maakt tegen het tracé van de hoogspanningsverbinding, dient dit hier eveneens buiten beschouwing te blijven. Zoals opgemerkt onder Algemeen is het inpassingsplan door de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2013, zaaknummer /1/Ri, onherroepelijk geworden, wat inhoudt in dat het tracé van de hoogspanningsverbinding met bijkomende werken eveneens onherroepelijk vaststaat. Voor zover rechthebbende van mening is dat de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding en het daarmee samenhangende magneetveld meer belemmering met zich meebrengt dan redelijkerwijs nodig is, merk ik nog het volgende op. Uit de stukken blijkt dat TenneT onder meet in het op 5 maart 2015 met de vertegenwoordiger van rechthebbende gevoerde overleg is ingegaan op de GPS problematiek. Bij het aan de vertegenwoordiger gezonden verslag van dit overleg heeft Tennel ter informatie een afschrift van haar brief van 10 februari 2015 aan LTO Nederland gevoegd, waarin zij ingaat op de resultaten van onderzoek naar de beïnvloeding van GPS-apparatuur en sensortechnologie in de akkerbouw. Ook in haar hierboven genoemde brief aan rechthebbende van 30 juni 2015 is TenneT op de GPS-problematiek ingegaan. TenneT merkt onder meer op dat de eventuele beïnvloeding van GPS-apparatuur meer complex van aard blijkt te zijn. Zij wijst op een reeds in haar opdracht uitgevoerd onderzoek door het Wageningen University and Research Centre (hierna: WUR). Daaruit blijkt dat er invloed kan zijn van een hoogspanningsverbinding op de ontvangst van GPS-signalen. Zonder dat uitdrukkelijk is vastgesteld dat alle problemen met de ontvangst van deze signalen te wijten zijn aan de al aanwezige hoogspanningsverbinding, merkt Tennel op dat zij zich constructief zal opstellen in het zoeken naar een oplossing. Dit traject zal enige tijd in beslag nemen. TenneT is daarbij van mening dat de eventuele toerekenbaarheid van de verminderde GPS-ontvangst als gevolg van de aanwezigheid van de al bestaande hoogspanningsverbinding het aangaan van een overeenkomst voor de nieuwe 380 kv-verbinding niet in de weg hoeft te staan. In de hiervoor al genoemde notitie Mogelijke verstoring van GPS apparatuur door bovengrondse hoogspanningslijnen die op 10 februari 2016 per aan de vertegenwoordiger van rechthebbende is toegezonden, is TenneT nader op dit onderwerp ingegaan alsmede op de afhandeling van klachten die daarmee samenhangen. TenneT stelt dat uit het uitgebreide onderzoek naar de effecten van hoogspanningsverbindingen op de werking van GPS-apparatuur in de landbouw blijkt, dat er geen sprake is van een dergelijke invloed indien deze apparatuur onder meer voldoet aan de hiervoor geldende internationale regelgeving en keuringseisen en indien de apparatuur deugdelijk is geïnstalleerd en volgens de voorschriften wordt gehanteerd. Het is wel mogelijk dat door de schaduwwerking van een hoogspanningsmast de verbinding met de satellieten wordt verstoord. Voor een goede werking van de verbinding is het nodig om verbinding te hebben RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 30 van 90

31 met vijf satellieten. Op het moment dat er verbinding is met minder dan vijf satellieten zijn de gegevens niet nauwkeurig genoeg. Indien er sprake is van storing is het van belang dat een rechthebbende contact opneemt met TenneT zodat kan worden vastgesteld wat de oorzaak daarvan is. Wordt de storing veroorzaakt door de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding dan wordt gekeken naar een oplossing. De kosten die daaruit voortvloeien zijn voor rekening van TenneT, indien de GPS-installatie althans voldoet aan de geldende internationale regelgeving. 2O16 RwS-2o16/18879 Het bovenstaande is door TenneT eveneens naar voren gebracht in de zitting die op 15 februari 2016 in de gemeente Alphen aan den Rijn is gehouden. Van de zijde van TenneT is voorts nog opgemerkt, dat een uitgevoerde praktijkproef op het punt van de werking van GPS meet tijd in beslag heeft genomen. De proef heeft wel zodanig inzicht opgeleverd dat met rechthebbende kan worden bekeken of er daadwerkelijk een probleem is als gevolg van de aanwezigheid van de bestaande hoogspanningsverbinding en hoe dit opgelost kan worden. TenneT heeft toegezegd daarover binnen twee weken na de zitting contact op te nemen en opgemerkt dat een financiële oplossing volgt wanneer er voor de geconstateerde problemen geen technische oplossing blijkt te zijn. Mij is gebleken dat Tennel de vertegenwoordiger van rechthebbende op 25 februari 2016 een bericht heeft gestuurd in een poging om tot een afspraak te komen voor nader overleg over de GPS-problematiek. Per e mailbericht van 29 februari 2016 heeft TenneT de vertegenwoordig een aantal data voorgesteld waarop dit overleg zou kunnen plaatsvinden. Dit heeft geleid tot een overleg op 14 maart Onder verwijzing naar dit gesprek heeft TenneT de vertegenwoordiger van rechthebbende per bericht van 18 maart 2016 gewezen op de hiervoor genoemde notitie van 10 februari Eenzelfde contract kan, aldus TenneT, ook worden aangehouden bij vragen/klachten over de inzet van drones. Met betrekking tot het mogelijk toekomstige gebruik van drones in de landbouw heeft Tennel overigens in de genoemde zitting aangegeven dat dit een nieuwe ontwikkeling is. TenneT zal het gebruik van drones niet tegenhouden, maar de veiligheid van een hoogspanningsverbinding dient wel gewaarborgd te worden. Indien het gebruik van drones niet kan plaatsvinden door de aanwezigheid van een verbinding, lost dat zich volgens Tennel op in de schadeloosstelling. Moeten schade beperkende maatregelen getroffen worden of zijn aanpassingen aan de drones of randapparatuur noodzakelijk, dan komen die voor rekening van TenneT. Is geen technische oplossing mogelijk, dan zal een financiële afwikkeling plaats moeten vinden, aldus TenneT. Gelet op de geschetste gang van zaken ben ik van mening dat TenneT zich in het kader van het gevoerde overleg niet onredelijk en onjuist richting rechthebbende heeft opgesteld. In aanmerking nemend hetgeen TenneT verder heeft gesteld en verklaard over het gebruik van GPS en eventueel toekomstig gebruik van drones en over het indien nodig zoeken naar een technische oplossing dan wel het vergoeden van schade, is er naar mijn mening voldoende met de belangen van rechthebbende rekening gehouden. In dat licht kan ook niet worden gesteld dat de hoogspanningsverbinding en het daarmee samenhangende magneetveld meer RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 31 van go

32 belemmering met zich meebrengt dan redelijkerwijs nodig is. 2D16 Het bovenstaande in aanmerking nemend bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbende op dit punt af te wijzen. Daarbij teken ik wel aan dat er, zoals uit het voorgaande blijkt, ten aanzien van rechthebbende sprake is van een wijziging in de uitvoering van het werk. Zoals opgemerkt, is de juklocatie op perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 543 dat rechthebbende in eigendom heeft, komen te vervallen. Bij haar aangetekend verzonden brief van 6 april 2016, met kenmerk GSN-REM , heeft TenneT rechthebbende een gewijzigd aanbod gedaan met daarbij een gewijzigde tekening met de datum van 27 januari Ad 2. Ik wijs op hetgeen ik reeds over de maatschap heb opgemerkt onder ad 1. Uit het proces-verbaal van de zitting van 15 februari 2016 in de gemeente Alphen aan den Rijn blijkt verder dat de maatschap weliswaar per 1januari 2015 is opgericht, maar dat de inschrijving daarvan bij de Kamer van Koophandel eerst op 29 december 2015 heeft plaatsgevonden. TenneT heeft mij, nadat zij van het bestaan van de maatschap op de hoogte was gekomen, verzocht om de maten eveneens aan te schrijven in het kader van onderhavige procedure. Zij heeft voorts in de zitting van 15 februari 2016 meegedeeld dat het bestaan van de maatschap niet naar voren is gekomen uit de met rechthebbende en zijn vertegenwoordiger gevoerde overleggen. Zoals uit het gestelde onder ad 1 verder nog blijkt, heeft Tennel de maten bij brief van 6 april 2016 alsnog een gebruiksovereenkomst met bijbehorend aanbod ( Financiële bijlage ) gedaan. Bij brief van gelijke datum heeft zij techthebbende eveneens een aangepast aanbod gedaan. Gelet op deze gang van zaken zie ik geen aanleiding voor de conclusie dat het verzoek van TenneT op dit onderdeel moet worden afgewezen. Ad 3. Rechthebbende wijst zonder verdere uiteenzetting en toelichting op een uitspraak van de Raad van State van december Kennelijk doelt hij daarbij op de hiervoor onder Algemeen en Planologie en tracé genoemde uitspraak van 25 november 2015, zaaknummer /1/R6. Rechthebbende heeft tegen één van deze besluiten, afgegeven door de gemeente Lansingerland, beroep ingesteld. In de uitspraak oordeelt de Afdeling dat de gemeente zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat voor het gebruik van de percelen van rechthebbende ten behoeve van tijdelijke werkstroken geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, onder c, van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht is vereist. In verband hiermee dient de gemeente ook voor de werkwegen op de percelen van rechthebbende een vergunning te verlenen. TenneT heeft in de zitting van 15 februari 2016 meegedeeld dat deze vergunning is of wordt aangevraagd. Ik merk op, dat rechthebbende in het kader van de procedure gericht op het al dan niet verlenen van deze vergunning wederom de mogelijkheid heeft om bezwaar en beroep aan te tekenen. Zoals ik hiervoor onder dezelfde zojuist genoemde onderwerpen eveneens heb opgemerkt, kent de BP geen coördinatiebepaling ten aanzien van de planologische procedure. Ad 4. Naar aanleiding van dit onderdeel wijs ik in hoofdzaak op hetgeen ik hiervoor RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 32 van 90

33 onder ad 1 heb opgemerkt over het verloop van het minnelijk overleg. Zoals blijkt, 2O15 is Tennel vanaf begin 2014 tot in ieder geval de aanbieding van 30 juni 2015 op N meerdere momenten ingegaan op vragen van rechthebbende en heeft zij daarover overleg met hem gevoerd. Bij haat aanbiedingsbrief (met efficiencypremie) van 30 juni 2015 heeft TenneT een document gevoegd waarin diverse zaken zijn vastgelegd. Dat rechthebbende daar (nog) niet mee heeft kunnen instemmen vanwege onduidelijkheden en vragen van zijn kant, brengt nog niet met zich dat die aanbieding als voorbatig moet worden beschouwd. Het stond TenneT naar mijn mening vrij om het aanbod te doen in een poging om met rechthebbende minnelijk tot overeenstemming te komen en evenzo stond het rechthebbende vrij om de overeenkomst te ondertekenen dan wel daarmee te wachten. Wat betreft het bezwaar dat TenneT geen maatwerk heeft geleverd merk ik op, dat de Afdeling heeft gehonoreerd dat door een ondernemer van een te realiseren werk een overeenkomst met standaardbepalingen wordt aangeboden. Ik merk verder op, dat TenneT rechthebbenden in het algemeen bij haar aanbiedingen een zogeheten efficiencypremie of meewerkvergoeding aanbiedt. Dit principe is vastgelegd in de eerder onder Wettelijk kader BP en Schadevergoeding genoemde Schade & vergoedingengids Bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbindingen. Voor het meewerken aan het op minnelijke wijze afsluiten van een zakelijk recht overeenkomst van Tennel biedt zij eenmalig een afsluitvergoeding aan. Voor het kunnen inrichten van een werkterrein biedt TenneT een gebruiker van een perceel eenmalig een meewerkvergoeding werkterrein aan. Naar mijn oordeel kan een dergelijk aanbod in het kader van het minnelijk overleg niet onredelijk worden geacht. Het stond rechthebbende vrij om de overeenkomst binnen de voor de ontvangst van de vergoeding gestelde termijn te tekenen. Ik merk daarbij op, dat de vergoeding weliswaar na het verstrijken van deze termijn is vervallen maar het aanbod van TenneT gericht op de vestiging van het zakelijk recht of het gebruik niet. Ad 5. Ik merk op dat TenneT op 12 mei 2015 de nieuwe veiligheidsbrochure Uw veiligheid en de ongestoorde werking van de ondergrondse hoogspanningsverbinding heeft uitgebracht. Wat de status, gevolgen en consequenties betreft merk ik op dat deze brochure is bedoeld als generieke brochure om te waarschuwen over de gevaren van hoogspanningsleidingen. Alles wat uitsteekt en de draden van de verbinding bijna kan raken en verbonden is met de aarde of met de mens, geeft een veiligheidsrisico. Tennet vindt veiligheid dermate belangrijk dat zij deze activiteiten in artikel 7 van haar Algemene Bepalingen, die onderdeel zijn van de zakelijk recht overeenkomst, verbiedt zonder voorafgaande toestemming. De veiligheidsbrochure geeft vervolgens concreter dan de Algemene Bepalingen aan wat wel en niet kan en kleurt daarmee het kader van het zakelijk recht en de toestemming op dit punt nader in. De uiteindelijk op grond van het zakelijk recht te verlenen toestemming informeert vervolgens over specifieke veiligheidsrisico s in het concrete en individuele geval en schrijft specifieke voorzorgsmaatregelen voor. De veiligheidsvoorschriften uit betreffende brochure prevaleren niet boven hetgeen in de zakelijk recht overeenkomst is opgenomen. Voor het overige merk ik op dat het niet aan mij is om te beoordelen of de inhoud van de genoemde brochure, in samenhang met de ZRO en Algemene Bepalingen, RWS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 33 van 90

34 redelijk is. In het kader van de BP dien ik te toetsen of het minnelijk overleg serieus en redelijk is geweest. In dit verband verwijs ik naar het gestelde onder ad m 2016 RWS-2016/16879 Ad 6. Ik wijs op hetgeen ik hiervoor onder ad 1 al over de drainage heb opgemerkt. Daaruit blijkt dat Tennel in het overleg met rechthebbende aandacht heeft geschonken aan de drainage in de percelen en hem daarover ook plannen heeft verstrekt. In de zitting van 15 februari 2016 heeft TenneT nog opgemerkt dat er geen werkzaamheden worden uitgevoerd in de hoek die westelijk van de mast met nummer 111 ligt. Aldaar wordt de drainage dan ook niet belemmerd, zodat TenneT niet mee kan gaan in het verzoek om dat deel mee te nemen in het drainagehersteiplan. Mij is voorts nog gebleken dat TenneT ook in haat brief van 6 april 2016, waarbij zij rechthebbende een aangepast aanbod heeft gedaan, nog in is gegaan op het drainageherstel. Zij wijst erop, dat daarover al diverse malen is gesproken. In een op 14 maart 2016 gevoerd overleg is in aanwezigheid van een medewerker van het drainagebedrijf Barth Drainage nogmaals gekeken naar de noodzaak om de drainage op het gehele perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 543 te herstellen. Het vervangen/herstellen van de drainage is daar echter niet noodzakelijk. Voor het overige heeft Tennel in de brief van 6 april 2016 toegezegd dat zij de schade die door de aanlegwerkzaamheden aan de drainage ontstaat, zal herstellen. Bij de brief heeft Tennel een aangepast en bij de zakelijk recht overeenkomst te voegen document gevoegd waarin diverse afspraken zijn vastgelegd, ook met betrekking tot de drainage en tevens heeft zij het drainageherstelpian, inclusief indicatieve tekening aan rechthebbende toegezonden. Gelet op deze gang van zaken zie ik geen aanleiding om te oordelen dat het verzoek van Tennel moet worden afgewezen. Ik merk daarbij nog op dat rechthebbende in zijn onder ad 3 genoemde beroep tegen het uitvoeringsbesluit van de gemeente Lansingerland heeft gesteld dat het gebruik van de tijdelijke werkstroken zal leiden tot beschadiging van het drainagesysteem in zijn gronden. De Afdeling wijst er in zijn uitspraak van 25 november 2015 op dat TenneT heeft toegelicht dat de kans op beschadiging gering is, gelet op de wijze waarop de tijdelijke verharding zal worden uitgevoerd. Bovendien wordt de drainage na afronding van de werkzaamheden gecontroleerd en eventuele schade aan het systeem wordt door TenneT hersteld. Gelet daarop heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard. Ad 7. Het bezwaar is naar mijn oordeel in hoofdzaak financieel van aard en kan niet leiden tot de conclusie dat het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht moet worden afgewezen. Ik wijs op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP in het bijzonder onder Schadevergoeding De hoogte van de door verzoeker aangeboden vergoeding is onderwerp van het tussen partijen te voeren overleg inzake het gebruik van de onroerende zaak. Daarbij geldt het principe van de volledige schadeloosstelling, wat betekent dat rechthebbenden voor en na de vestiging van een zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie dienen te verkeren. Wat betreft de driedeskundigentaxatie wijs ik erop, dat deze onderdeel vormt van het schadebeleid van TenneT. Ik wijs in dat RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 34 van 90

35 ,, Datum verband eveneens op hetgeen ik onder Wettelijk kader BP heb opgemerkt. Zoals 25 mei 2016 daar ook gesteld, heeft de Afdeling het schadebeleid van TenneT niet als onredelijk bestempeld. In de zitting van 15 februari 2016 is nog naar voren gekomen dat Tennel ten aanzien van de mogelijke waardedaling een taxatie heeft laten uitvoeren. Rechthebbende heeft zich echter niet met de uitkomst daarvan kunnen verenigen, om welke reden Tennel heeft voorgesteld om een driedeskundigentaxatie uit te laten voeren. Dat TenneT in het overleg met rechthebbende kennelijk heeft willen vasthouden aan haat uitgangspunten met betrekking tot een zodanige taxatie, btengt naar mijn oordeel niet met zich dat het gevoerde overleg als onwerkelijk en onredelijk moet worden aangemerkt. Resumerend kom ik op basis van hetgeen ik hiervoor onder ad 1 tot en met ad 7 heb overwogen tot de slotsom dat er geen aanleiding bestaat om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. 4. De heer E.]. van der Spek. In de onderhavige procedure zijn de percelen kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie B, nummers 869 en 1816 betrokken, die rechthebbende in gebruik heeft. Hierop wordt de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie 3, nummer 1816 komt ook de mast met het nummer 105 te staan. Het perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie B, nummer 869 is alleen tijdelijk nodig voor een zogeheten lierlocatie. De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten: - aanleg van een tijdelijk werkterrein inclusief duikers en overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein (beide percelen); - mastopbouw (perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 1816); - (tijdelijke) drainagemaatregelen en tijdelijke bemaling (eveneens perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 1816); - inhangen en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meer in dat de percelen één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig wordt betreden om de draden van mast tot mast te trekken (beide percelen). De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. Deze werkzaamheden vallen onder het tracédeel van mast 101 tot en met het opstijgpunt bij mast 109. Volgens planning zullen de werkzaamheden op de percelen van rechthebbende starten in het eerste kwartaal van 2017 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. Rechthebbende voert puntsgewfjs en samengevat het volgende aan. 1. Het overleg met Tennel is circa een jaar geleden gestart. In de zomer van 2015 heeft TenneT een overeenkomst toegestuurd maat er waren toen dermate veel onduidelijkheden dat ondertekening niet verantwoord was. Onduidelijkheden zijn er nu nog en betreffen de GPS-problematiek en de werkweg/het werkterrein. Over de GPS-problematiek heeft TenneT pas op 10 februari 2016 een notitie RWS-2016/18679 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 35 van 90

36 Datum overgelegd. In de zitting van 15 februari 2016 heeft rechthebbende er nog op 25 mei 2016 gewezen dat GPS vooral voor hem van belang is, omdat hij een biologisch akkerbouwbedrijf heeft. In verband met storingen veroorzaakt door de hoogspanningsverbinding die al op de gebruikte percelen aanwezig is, is in de zomer van 2015 op aandringen van rechthebbende de GPS-apparatuur op een trekker aangepast. Hij heeft vervolgens zelf het initiatief genomen tot aanpassing van andere werktuigen. Rechthebbende heeft jaren problemen ondervonden van de huidige verbinding en TenneT mag niet verwachten dat hij nu binnen een paar maanden uitsluitsel geeft over de oplossing. Een brief die TenneT over de aanpassingen heeft verstuurd bevat nog te veel onduidelijkheden. 2. Rechthebbende heeft steeds aangegeven dat de werkweg verlegd moet worden om het nadeel voor de bedrijfsvoering zoveel als mogelijk te beperken. TenneT zou bereid zijn tot verlegging maar op welke wijze is niet duidelijk. 3. De Raad van State heeft pas in december 2015 uitspraak gedaan. 4. TenneT is voorbarig geweest met haar aanbod en had een nieuw aanbod met efficiencypremie moeten doen in verband met nieuwe essentiële informatie. Naar de mening van rechthebbende kan een overeenkomst met een tekentermijn pas worden voorgelegd als er geen onduidelijkheden meet zijn en er over alle punten overeenstemming bestaat. Eerst dan kan een inhoudelijke beoordeling van de overeenkomst plaatsvinden. De voorgelegde overeenkomst is bovendien eenzijdig door TenneT opgesteld, ziet op zowel boven- als ondergrondse leidingen en bevat veel beperkingen en geen maatwerk. 5. De status en gevolgen van de veiligheidsvoorschriften zijn onduidelijk. Ten aanzien van deze bezwaren overweeg ik als volgt. Ad 1. Het gestelde ziet in hoofdzaak op de wijze waarop het overleg tussen TenneT en rechthebbende is verlopen. In dat verband wijs ik op hetgeen ik heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg. Zoals daaruit blijkt, zal ik mij ervan moeten vergewissen of er tussen TenneT en rechthebbende een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Daarover merk ik op, dat mij uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde overleg, is gebleken dat TenneT vanaf juli 2014 met hem dan wel zijn vertegenwoordiger in contact en overleg is. Op 13 augustus 2014 spreekt een rentmeester van Tennel met rechthebbende. Vanaf november 2014 verloopt het contact en overleg via de vertegenwoordiger die rechthebbende heeft ingeschakeld. Medewerkers van TenneT en haar aannemer voeren op 5 maart 2015 overleg met deze vertegenwoordiger, waarbij onder meet de GPS problematiek aan de orde komt. Per bericht van 25 april 2015 stuurt TenneT de vertegenwoordiger het concept van de te sluiten gebruiksovereenkomst toe met een aantal tekeningen en een Financiële bijlage waaruit blijkt voor welke vergoeding rechthebbende in aanmerking komt. Na diverse contacten via de e mail voeren partijen op 27 mei 2015 wederom overleg. Hierin komen opnieuw diverse zaken aan de orde, zoals de situering van het werkterrein en het tracé van de werkweg, de drainage en de GPS-problematiek. RwS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 36 van 90

37 Datum 25 mei 2016 Op 12 juni 2015 vindt vervolgoverleg plaats en bij aangetekende brief van 29 juni 2015 (op 2 juli 2015 opnieuw verzonden in verband met foutieve adressering) RWs-2016/18879 stuurt TenneT rechthebbende onder meer de gebruiksovereenkomst en conceptovereenkomst tot het vestigen van een opstalrecht toe. Hierbij is een Financiële bijlage gevoegd, waarin TenneT weergeeft voor welke vergoedingen rechthebbende in aanmerking komt bij het aangaan van de overeenkomsten. In de brief zelf gaat TenneT nader in op verschillende zaken die eerder door of namens rechthebbende aan de orde zijn gesteld, zoals het punt van de drainage en de werkweg. Met betrekking tot deze zaken voegt TenneT een document bij waarin nadere werkafspraken daarover zijn vastgelegd. Na ondertekening kunnen deze tussen partijen gaan gelden, naast de te sluiten overeenkomsten. Tot slot gaat TenneT in de brief van 29 juni 2015 in op de eventuele beïnvloeding van GPS apparatuur. De vertegenwoordiger van rechthebbende deelt TenneT per bericht van 6 juli 2015 mee dat betrokkene niet gelukkig is met de ontvangen bieding, vooral omdat er nog verschillende bespreekpunten zijn. Bij brief van 21 augustus 2015 deelt Tennel rechthebbende mee dat zij voornemens is om begin september 2015 het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht in te dienen. TenneT stuurt daarbij een kopie mee van een inventarisatie van de drainageherstelwerkzaamheden, die in haar opdracht en in overleg met rechthebbende door een drainagebedrijf is opgesteld. Partijen komen hierna tot een afspraak voor een vervolgoverleg op 16 september 2015, maar de vertegenwoordiger van rechthebbende stuurt Tennel op 7 september 2015 een met de mededeling dat betrokkene (samen met enkele andere rechthebbenden) eerst voor maandag 14 september uur schriftelijk uitsluitsel wenst over de GPS-problematiek, het drainageplan, het aanpassen van het werkterreinen, de uitvoeringsplanning, de waardevermindering van het overblijvende en het meenemen van onwerkbare overhoeken. Daarnaast dient Tennel een standpunt in te nemen over de eventueel optredende belastingschade. Geeft TenneT hier voor genoemde datum en tijdstip geen nadere invulling aan dan hoeft het gesprek op 16 september 2015 niet plaats te vinden. TenneT reageert hier bij brief van 11september2015 op, waarna de vertegenwoordiger van rechthebbende TenneT bij brief van 14 september 2015 laat weten dat deze reactie te mager is en dat er daarom geen bereidheid bestaat om het vervolgoverleg op 16 september 2015 aan te gaan. Op basis van de zojuist geschetste feiten kan naar mijn mening niet worden gesteld dat Tennel voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbende tot overeenstemming te komen over totstandkoming van een gebruiksovereenkomst. Mij is voorts uit de stukken niet gebleken dat het door Tennel bij brief 29 juni 2015 gedane aanbod op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moet worden beschouwd. Naar mijn oordeel is TenneT gelet daarop en in aanmerking nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek nu er minnelijk geen overeenstemming is bereikt. Uit hetgeen ik hiervoor over het verloop van het overleg heb opgemerkt, blijkt dat TenneT vanaf de start daarvan tot aan de indiening van haar verzoek op meerdere RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 37 van 90

38 en maakt RWS BEDRIJFSINFORMATIE momenten is ingegaan op de door rechthebbende en zijn vertegenwoordiger aan 25m& 2016 de orde gestelde zaken en vragen, bijvoorbeeld over de GPS, drainage en tijdelijke werkterreinen en werkwegen. Zoals opgemerkt, heeft Tennel zich bij haar aanbieding van 29 juni 2015 ook bereid verklaard om afspraken over die zaken vast te leggen in een bij de overeenkomsten te voegen document. Dat rechthebbende om hem moverende redenen heeft willen wachten op volledige duidelijkheid over een aantal zaken - in verband daarmee niet heeft willen overgaan tot de ondertekening van de overeenkomsten - nog niet dat ik het overleg als niet serieus of onredelijk moet aanmerken. Ik teken daarbij aan dat Tennel het overleg met rechthebbende ook na de indiening van haar verzoek heeft Voortgezet en dat zij ook in dat kader is ingegaan op de GPS-problematiek en de drainage, tijdelijke werkterreinen en werkwegen. Uit de stukken blijkt dat partijen in de periode van september 2015 tot en met april 2016 op diverse momenten contact hebben gehad. Per e mailbericht van 1 oktober 2015 reageert TenneT op de hiervoor genoemde brief van de vertegenwoordiger van rechthebbende van 14 september Zij stuurt daarbij tevens het drainageplan toe. Na een reactie hierop van de vertegenwoordiger van rechthebbende stuurt TenneT hem per bericht van 21 oktober 2015 een bijgewerkt en bij de overeenkomsten te voegen document toe waarin diverse gemaakte werkafspraken zijn vastgelegd. Per bericht van 10 februari 2016 stuurt Tennel de vertegenwoordiger van rechthebbende onder meet een notitie over de Mogelijke verstoring van GPS apparatuur door bovengrondse hoogspanningslijnen toe. In de maanden februari, maart en april 2016 wisselen partijen hierover op een aantal momenten e mailberichten uit. Bij aangetekende brief van 5 april 2016 stuurt TenneT rechthebbende een gewijzigd aanbod toe met een Financiële bijlage waaruit blijkt voor welke vergoeding rechthebbende in aanmerking komt. Tennel doet deze gewijzigde bieding omdat zij het perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie B, nummer 869 (hierna: Bleiswijk 8 869) op verzoek van rechthebbende zoveel als mogelijk zal ontzien. De daar geprojecteerde werkweg is zoveel als mogelijk verplaatst naar het andere perceel dat rechthebbende in gebruik heeft, namelijk het perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie B, nummer 1816 (hierna: Bleiswijk B 1816). De voorziene lierlocatie die oorspronkelijk was voorzien op het perceel met het nummer 869 blijft daar nog wel noodzakelijk. Ook op basis hiervan bereiken partijen geen overeenstemming. Ook het verloop van het voortgezette overleg in aanmerking nemend bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om te concluderen dat er geen sprake is geweest van een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie, in verband waarmee het verzoek van TenneT zou moeten worden afgewezen. Met betrekking tot de GPS-apparatuur en -problematiek en de consequenties van de verbinding op het (mogelijk) toekomstige gebruik van drones wijs ik op wat ik daarover heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 1 vanaf bladzijde 27 tot en met 31 van deze beschikking. Het specifiek nog door rechthebbende gestelde over de aanpassing van de GPS-apparatuur op zijn trekker en andere werktuigen valt naar mijn mening buiten het kader van de onderhavige procedure, omdat deze kennelijk optreden door de al aanwezige RwS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 38 van go

39 Datum hoogspanningsverbinding. 25 mei 2016 Ad 2. Zoals rechthebbende zelf in dit onderdeel van zijn bezwaar opmerkt, heeft hij er in het kader van het gevoerde overleg voor gepleit om het perceel Bleiswijk te ontzien. Hierop was aanvankelijk een tijdelijke werkweg en een lierlocatie voorzien. Uit de overgelegde stukken blijkt dat TenneT de vertegenwoordiger van rechthebbende op 21 oktober 2015 per een document met werkafspraken heeft g d. Onder voorbehoud van nog te verkrijgen (publiekrechtelijke) vergunningen, zegt TenneT toe dat de benodigde toegangswegen zoveel als mogelijk zullen worden aangelegd op het perceel Bleiswijk S Tevens kunnen de twee benodigde lierplaatsen, afhankelijk van de technische mogelijkheden, mogelijk eveneens op dit perceel worden aangelegd. RWS-2016/18879 Zoals hiervoor onder ad 1 opgemerkt, heeft Tennel rechthebbende als uitvloeisel van het met hem verder gevoerde overleg en als resultaat van nader onderzoek naar de locatie van de tijdelijke werkwegen en lierlocaties, bij aangetekende brief van 5 april 2016 een nieuw aanbod gedaan. Voor de inhoud en strekking daarvan verwijs ik naar het gestelde onder ad 1. Daaruit blijkt dat TenneT zich inderdaad bereid verklaard heeft tot verlegging van de tijdelijke werkweg van het perceel Bleiswijk S 869 naar het perceel Bleiswijk S Deze weg zal daarbij nog wel over een beperkt deel van het perceel Sleiswijk B 869 lopen om de aansluiting te kunnen maken naar de werkweg op een naastgelegen perceel. Om technische redenen is het echter niet mogelijk gebleken om ook de lierlocatie zoals voorzien op het perceel Bleiswijk te verplaatsen naar het perceel Bleiswijk B Het bovenstaande in aanmerking nemend ben ik van mening dat TenneT voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van rechthebbende. Daarbij teken ik wel aan dat er, zoals uit het voorgaande blijkt, ten aanzien van rechthebbende sprake is van een wijziging in de uitvoering van het werk nu de genoemde tijdelijke werkweg zoveel als mogelijk is verplaatst. Bij haar zojuist genoemde en aangetekend verzonden brief van 5 april 2016, met kenmerk GSN REM , heeft TenneT rechthebbende gewijzigde tekeningen toegezonden met de datum van 24 februari Ad 3. Ik verwijs op dit punt naar hetgeen ik heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 3 op bladzijde 32 van deze beschikking. Bij de uitspraak van 25 november 2015 heeft de Afdeling in gelijke zin als daar weergegeven geoordeeld over het beroep van rechthebbende tegen het uitvoeringsbesluit van de gemeente Lansingerland. Ook naar aanleiding hiervan dient de gemeente voor de werkwegen op de percelen van rechthebbende alsnog een vergunning te verlenen. In dat kader heeft rechthebbende de mogelijkheid om bezwaar en beroep aan te tekenen. Zoals ik verder bij de behandeling van het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 3 al heb opgemerkt, kent de BP geen coördinatiebepaling ten aanzien van de planologische procedure. Ad 4. Naar aanleiding van dit onderdeel wijs ik in hoofdzaak op hetgeen ik hiervoor onder ad 1 heb opgemerkt over het verloop van het minnelijk overleg. Zoals blijkt, RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 39 van 90

40 Datum is TenneT vanaf juli 2014 tot in ieder geval de aanbieding van 29juni 2015 op mei 2016 meerdere momenten ingegaan op vragen van rechthebbende en heeft zij daarover overleg met hem gevoerd. Bij haar aanbiedingsbrief (met efficiencypremie) van 29 juni 2015 heeft TenneT een document gevoegd waarin diverse zaken zijn vastgelegd. Dat rechthebbende daar (nog) niet mee heeft kunnen instemmen vanwege onduidelijkheden en vragen van zijn kant, brengt nog niet met zich dat die aanbieding als voorbarig moet worden beschouwd. Het stond TenneT naar mijn mening vrij om het aanbod te doen in een poging om met rechthebbende minnelijk tot overeenstemming te komen en evenzo stond het rechthebbende vrij om de overeenkomst te ondertekenen dan wel daarmee te wachten. Wat betreft het bezwaar dat Tennel geen maatwerk heeft geleverd merk ik op, dat de Afdeling heeft gehonoreerd dat door een ondernemer van een te realiseren werk een overeenkomst met standaardbepalingen wordt aangeboden. Dat Tennel in het overleg heeft willen vasthouden aan de door haar zelf opgestelde overeenkomst kan voorts niet leiden tot de conclusie dat haar voorstel tot schadevergoeding op voorhand als onwerkelijk of onredelijk moet worden aangemerkt. Ik wijs op hetgeen ik hierover heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg. Wat betreft het gestelde over het nieuwe aanbod met efficiencypremie wijs ik op hetgeen ik daarover heb opgemerkt in reactie op het bezwaar van rechthebbende D. Bac, onder ad 4 op bladzijde 32 en 33 van deze beschikking. Ad 5. Ik verwijs op dit punt naar hetgeen ik heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 5 op bladzijde 33 en 34 van deze beschikking. Resumerend kom ik op basis van hetgeen ik hiervoor onder ad 1 tot en met ad 5 heb overwogen tot de slotsom dat er geen aanleiding bestaat om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. 5. De heet A.]. van der Wel. In de onderhavige procedure zijn van rechthebbende de percelen kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 1107, 1108 en 1109 betrokken. Hierop wordt de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 1108 komt een mast met nummer 107 te staan. De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten: - aanleg van een tijdelijk werkterrein inclusief juk en duikers en overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein; - mastopbouw; - plaatsen van tijdelijke duikers; - (tijdelijke) drainagemaatregelen en tijdelijke bemaling; - inhangen en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meer in dat de percelen één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig worden betreden om de draden van mast tot mast te trekken. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. Deze werkzaamheden vallen bij rechthebbende onder het tracédeel van mast 101 tot en met het opstijgpunt bij mast 109. Volgens planning Rws-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 40 van 90

41 zullen de werkzaamheden op de percelen van rechthebbende starten in het eerste kwartaal van 2017 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. Datum 25 mei 2016 RWS-2016/18879 Rechthebbende voert puntsgewijs en samengevat het volgende aan. 1. Het overleg met Tennel is circa een jaar geleden gestart. In de zomer van 2015 heeft TenneT een overeenkomst toegestuurd maar er waren toen dermate veel onduidelijkheden dat ondertekening niet verantwoord was. Onduidelijkheden zijn er ook nu nog. Dit betreft de GPS-problematiek, de locatie van de kavelpaden, werkwegen en werkterreinen, het drainageplan en het wel of niet plaatsen van een juk. Over de GPS-problematiek heeft TenneT pas op 10 februari 2016 een notitie overgelegd. 2. De Raad van State heeft pas in december 2015 uitspraak gedaan. 3. Er was sprake van onjuiste tenaamstelling. Bovendien was er geen direct contact tussen de rentmeester van TenneT en rechthebbende. 4. TenneT is voorbarig geweest met haar aanbod en had een nieuw aanbod met efficiencypremie moeten doen in verband met nieuwe essentiële informatie. Naar de mening van rechthebbende kan een overeenkomst met een tekentermijn pas worden voorgelegd als er geen onduidelijkheden meet zijn en er over alle punten overeenstemming bestaat. Eerst dan kan een inhoudelijke beoordeling van de overeenkomst plaatsvinden. De voorgelegde overeenkomst is bovendien eenzijdig door TenneT opgesteld, ziet op zowel boven- als ondergrondse leidingen en bevat veel beperkingen en geen maatwerk. 5. De status en gevolgen van de veiligheidsvoorschriften zijn onduidelijk. 6. Plaatsing van de hoogspanningsmasten levert waardedaling op van het overblijvende. TenneT weigert dit in de gesprekken aan de orde te stellen en verwijst naar de driedeskundigentaxatie. Ten aanzien van deze bezwaren overweeg ik als volgt. Ad 1. Het gestelde ziet in hoofdzaak op de wijze waarop het overleg tussen TenneT en rechthebbende is verlopen. In dat verband wijs ik op hetgeen ik heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg. Zoals daaruit blijkt, zal ik mij ervan moeten vergewissen of er tussen TenneT en rechthebbende een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Daarover merk ik op, dat mij uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde overleg, is gebleken dat TenneT rechthebbende op 1 mei 2014 een aantal documenten over de aanleg van de hoogspanningsverbinding met tekeningen heeft toegezonden. Op 8 oktober 2014 spreekt een rentmeester van Tennel met rechthebbende. Vanaf november 2014 verloopt het contact en overleg via de vertegenwoordiger van rechthebbende. Medewerkers van TenneT en haar aannemer voeren op 5 maart 2015 overleg met deze vertegenwoordiger, waarbij onder meer de GPS-problematiek aan de orde komt. Over deze problematiek RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 41 van 90

42 voeren partijen op 2 april 2015 verder overleg, waarbij onder meer wordt afgesproken dat een nulmeting zal worden uitgevoerd. Hierover hebben partijen in het verdere proces nader contact. Per bericht van 25 april 2015 stuurt Tennel de vertegenwoordiger het concept van de te sluiten overeenkomst tot vestiging van een opstalrecht toe met een aantal tekeningen en een Financiële bijlage waaruit blijkt voor welke vergoedingen rechthebbende in aanmerking komt. Na diverse contacten via de voeren partijen op 27 mei 2015 wederom overleg. Hierin komt de GPS-problematiek opnieuw aan de orde. RwS-2016/18879 Op 12 juni 2015 vindt vervolgoverleg plaats en bij aangetekende brief van 29 juni 2015 stuurt TenneT rechthebbende onder meer de overeenkomst tot het vestigen van een opstalrecht toe. Hierbij is een Financiële bijlage gevoegd, waarin Tennel weergeeft voor welke vergoeding rechthebbende in aanmerking komt bij het aangaan van de overeenkomst. In de brief gaat TenneT nader in op de eventuele beïnvloeding van de GPS-apparatuur. De vertegenwoordiger van rechthebbende deelt TenneT per bericht van 6 juli 2015 mee dat betrokkene niet gelukkig is met de ontvangen bieding, vooral omdat er nog verschillende bespreekpunten zijn. In vervolg op een brief van TenneT van 21 augustus 2015 over het voornemen om begin september 2015 het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht in te dienen, laat de vertegenwoordiger van rechthebbende TenneT bij brief van 10 september 2015 weten dat betrokkene er bij voorkeur minnelijk uit wil komen, maat dat essentiële punten nog nader moeten worden uitgewerkt. Partijen komen tot een afspraak voor een vervolgoverleg op 16 september 2015, maar de vertegenwoordiger van rechthebbende stuurt TenneT op 7 september 2015 een met de mededeling dat betrokkene (samen overigens met enkele andere rechthebbenden) eerst voor maandag 14 september uur schriftelijk uitsluitsel wenst over de GPS problematiek, het drainageplan, het aanpassen van het werkterreinen, de uitvoeringsplanning, de waardevermindering van het overblijvende en het meenemen van onwerkbare overhoeken. Daarnaast dient TenneT een standpunt in te nemen over de eventueel optredende belastingschade. Geeft TenneT hier voor genoemde datum en tijdstip geen nadere invulling aan, dan hoeft het gesprek op 16september2015 niet plaats te vinden. TenneT reageert hier bij brief van 11 september 2015 op, waarna de vertegenwoordiger van rechthebbende TenneT bij brief van 14 september 2015 laat weten dat deze reactie te mager is en dat er daarom geen bereidheid bestaat om het vervolgoverleg op 16 september 2015 aan te gaan. Op basis van de zojuist geschetste feiten kan naar mijn mening niet worden gesteld dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbende tot overeenstemming te komen over totstandkoming van een overeenkomst tot vestiging van het opstalrecht. Mij is voorts uit de stukken niet gebleken dat het door TenneT bij brief 29 juni 2015 gedane bod op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moet worden beschouwd. Naar mijn oordeel is Tennel gelet daarop en in aanmerking nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek nu er minnelijk geen overeenstemming is bereikt. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 42 van 90

43 maakt RWS BEDRIJFSINFORMATIE Datum Uit hetgeen ik hiervoor over het verloop van het overleg heb opgemerkt, blijkt dat 25 mei 2016 TenneT vanaf de start daarvan tot aan de indiening van haar verzoek op meerdere momenten is ingegaan op de door rechthebbende en zijn vertegenwoordiger aan de orde gestelde zaken en vragen over de GPS-problematiek. Dat bij rechthebbende onder andere ook de problematiek rond het drainageplan en het luk speelden is mij overigens niet gebleken. Dat rechthebbende voorts om hem moverende redenen heeft willen wachten op volledige duidelijkheid over zaken - en in verband daarmee niet is willen overgaan tot de ondertekening van de overeenkomsten - moet aanmerken. nog niet dat ik het overleg als niet serieus of onredelijk Ik teken daarbij aan dat TenneT het minnelijk overleg met rechthebbende na de indiening van het verzoek heeft voortgezet. Uit de stukken blijkt dat partijen in de periode van september 2015 tot en met april 2016 op diverse momenten contact hebben gehad. Per bericht van 1 oktober 2015 reageert TenneT op de hiervoor genoemde brief van de vertegenwoordiger van rechthebbende van 14 september Na een reactie hierop van de vertegenwoordiger van rechthebbende stuurt TenneT hem per bericht van 21 oktober 2015 een bij de overeenkomsten te voegen document toe waarin diverse gemaakte werkafspraken zijn vastgelegd. Per bericht van 10 februari 2016 stuurt Tennel de vertegenwoordiger van rechthebbende onder meer een notitie over de Mogelijke verstoring van GPS apparatuur door bovengrondse hoogspanningslijnen toe. In de maanden februari, maart en april 2016 wisselen partijen hierover op een aantal momenten e mailberichten uit. Op basis hiervan bereiken partijen geen overeenstemming. Ook het verloop van het voortgezette overleg in aanmerking nemend bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om te concluderen dat er geen sprake is geweest van een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie. Met betrekking tot de GPS-apparatuur en -problematiek en de consequenties van de verbinding op het (mogelijk) toekomstige gebruik van drones wijs ik op wat ik daarover heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 1. Ad 2. Ik verwijs op dit punt naar hetgeen ik heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heet D. Bac onder ad 3. Rechthebbende heeft in die procedure geen beroep ingesteld. Zoals ik verder bij de behandeling van het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 3 al heb opgemerkt, kent de BP geen coördinatiebepaling ten aanzien van de planologische procedure. Ad 3. Uit de stukken is mij niet gebleken van een onjuiste tenaamstelling in de aanbieding van TenneT van 29 juni Het gestelde is verder niet onderbouwd of toegelicht en de vertegenwoordiger van rechthebbende is hier in de zitting van 15 februari 2016 verder niet op ingegaan. Uit de overgelegde stukken is mij evenmin gebleken dat dit punt eerder aan de orde is gesteld. Voorts komt het mij niet onjuist voor dat TenneT het minnelijk overleg over de vestiging van de RWS-2016/1887g RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 43 van 90

44 opstalrechten heeft overgelaten aan daartoe gespecialiseerde rentmeesters Vastgesteld kan worden dat rechthebbende zich op zijn beurt door een deskundige heeft laten vertegenwoordigen. Zoals uit het onder ad 1 geschetste verloop van het minnelijk overleg blijkt is er regelmatig contact geweest tussen de rentmeester die namens TenneT optrad en de vertegenwoordiger van rechtheb bende. Ad 4. Zoals uit het onder ad 1 geschetste verloop van het minnelijk overleg blijkt, heeft TenneT rechthebbende bij brief van 29 juni 2015 een aanbieding gedaan. Dat rechthebbende daar (nog) niet mee heeft kunnen instemmen vanwege onduidelijkheden en vragen van zijn kant, brengt nog niet met zich dat die aanbieding als voorbarig moet worden beschouwd. Het stond Tennel naar mijn mening vrij om het aanbod te doen in een poging om met rechthebbende minnelijk tot overeenstemming te komen en evenzo stond het rechthebbenden vrij om de overeenkomst te ondertekenen dan wel daarmee te wachten. Wat betreft het bezwaar dat TenneT geen maatwerk heeft geleverd merk ik op, dat de Afdeling heeft gehonoreerd dat door een ondernemer van een te realiseren werk een overeenkomst met standaardbepalingen wordt aangeboden. Dat TenneT in het overleg heeft willen vasthouden aan de door haar zelf opgestelde overeenkomst kan voorts niet leiden tot de conclusie dat haar voorstel tot schadevergoeding op voorhand als onwerkelijk of onredelijk moet worden aangemerkt. Ik wijs op hetgeen ik hierover heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg Wat betreft het gestelde over het nieuwe aanbod met efficiencypremie wijs ik op hetgeen ik daarover heb opgemerkt in reactie op het bezwaar van rechthebbende D. Bac, onder ad 4. Ad 5. Ik verwijs op dit punt naar hetgeen ik heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heet D. Bac onder ad 5. Ad 6. Het bezwaar is naar mijn oordeel in hoofdzaak financieel van aard en kan niet leiden tot de conclusie dat het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht moet worden afgewezen. Ik wijs op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP in het bijzonder onder Schadevergoeding De hoogte van de door verzoeker aangeboden vergoeding is onderwerp van het tussen partijen te voeren overleg inzake het gebruik van de onroerende zaak. Daarbij geldt het principe van de volledige schadeloosstelling, wat betekent dat rechthebbenden voor en na de vestiging van een zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie dienen te verkeren. Wat betreft de driedeskundigentaxatie wijs ik erop, dat deze onderdeel vormt van het schadebeleid van TenneT. Ik wijs in dat verband eveneens op hetgeen ik onder Wettelijk kader BP heb opgemerkt. Zoals daar ook gesteld, heeft de Afdeling het schadebeleid van TenneT niet als onredelijk bestempeld. Resumerend kom ik op basis van hetgeen ik hiervoor onder ad 1 tot en met act 6 heb overwogen tot de slotsom dat er geen aanleiding bestaat om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. RwS-2016/;8879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 44 van 90

45 - (tijdelijke) RWS BEDRIJFSINFORMATIE Datum 6. De heren H.H. en C.B. Bos. 25 mei 2016 In de onderhavige procedure zijn van rechthebbende de percelen kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 627 en 847 betrokken. Hierop wordt de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 627 komt een mast met het nummer 106 te staan. De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten: - aanleg van een tijdelijk werkterrein inclusief duikers en overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein; - mastopbouw drainagemaatregelen en tijdelijke bemaling; - inhangen en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meer in dat de percelen één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig worden betreden om de draden van mast tot mast te trekken. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 847 is het inhangen en trekken van geleiders voorzien. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. Deze werkzaamheden vallen bij rechthebbenden onder het tracédeel van mast 101 tot en met het opstijgpunt bij mast 109. Volgens planning zullen de werkzaamheden op de percelen van rechthebbenden starten in het eerste kwartaal van 2017 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. Rechthebbenden voeten puntsgewijs en samengevat het volgende aan. 1. Het overleg met TenneT is circa een jaar geleden gestart. In de zomer van 2015 heeft Tennel een overeenkomst toegestuurd maar er waren toen dermate veel onduidelijkheden dat ondertekening niet verantwoord was. Onduidelijkheden zijn er nu nog, de belangrijkste betreft de GPS-problematiek. Daarover heeft Tennel eerst op 10 februari 2016 een notitie overgelegd. 2. De Raad van State heeft pas in december 2015 uitspraak gedaan. 3. TenneT is voorbarig geweest met haar aanbod en had een nieuw aanbod met efficiencypremie moeten doen in verband met nieuwe essentiële informatie. Naar de mening van rechthebbende kan een overeenkomst met een tekentermijn pas worden voorgelegd als er geen onduidelijkheden meer zijn en er over alle punten overeenstemming bestaat. Eerst dan kan een inhoudelijke beoordeling van de overeenkomst plaatsvinden. De voorgelegde overeenkomst is bovendien eenzijdig door TenneT opgesteld, ziet op zowel boven- als ondergrondse leidingen en bevat veel beperkingen en geen maatwerk. 4. De status en gevolgen van de veiligheidsvoorschriften zijn onduidelijk. 5. Plaatsing van de hoogspanningsmasten levert waardedaling op van het overblijvende. TenneT weigert dit in de gesprekken aan de orde te stellen en verwijst naar de driedeskundigentaxatie. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 45 van 90

46 6. Door een mogelijke wijziging van de aan te leggen werkweg bij de heer E.]. van 2o16 der Spek zal de situatie bij rechthebbenden mogelijk ook wijzigen. Zij zijn hierover niet geïnformeerd. Ten aanzien van deze bezwaren overweeg ik als volgt. Ad 1. Het gestelde ziet in hoofdzaak op de wijze waarop het overleg tussen TenneT en rechthebbenden is verlopen. In dat verband wijs ik op hetgeen ik heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg Zoals daaruit blijkt, zal ik mij ervan moeten vergewissen of er tussen TenneT en rechthebbenden een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Daarover merk ik op, dat mij uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbenden gevoerde overleg, is gebleken dat TenneT hen op 1 mei 2014 een aantal documenten over de aanleg van de hoogspanningsverbinding met tekeningen heeft toegezonden. Na diverse vergeefse pogingen om met rechthebbenden in contact en overleg te komen neemt de rentmeester van TenneT in november 2014 contact op met de dan door rechthebbenden ingeschakelde vertegenwoordiger. Dit leidt tot een overleg op 17 november Medewerkers van TenneT en haar aannemer voeren op 5 maart 2015 verder overleg met deze vertegenwoordiger, waarbij onder meer de GPS-problematiek aan de orde komt. Onder meer wordt afgesproken dat een nulmeting zal worden uitgevoerd. Partijen hebben daar vervolgens nader contact over. Op 12 juni 2015 vindt vervolgoverleg plaats, waarna TenneT rechthebbenden bij brieven van 29 juni 2015 onder meer de overeenkomst tot het vestigen van een opstalrecht toestuurt. Hierbij is een Financiële bijlage gevoegd, waarin TenneT weergeeft voor welke vergoedingen rechthebbenden in aanmerking komen bij het aangaan van de overeenkomst. Bij de brieven is verder een document gevoegd waarin nadere werkafspraken over onder andere de drainage zijn vastgelegd. Na ondertekening kunnen deze tussen partijen gaan gelden, naast de te sluiten andere overeenkomsten. Tot slot gaat Tennel in de brieven van 29 juni 2015 nog in op de eventuele beïnvloeding van GPS-apparatuur. De vertegenwoordiger van rechthebbenden deelt TenneT per e-maflbericht van 6 juli 2015 mee dat betrokkenen niet gelukkig zijn met de ontvangen bieding, vooral omdat er nog verschillende bespreekpunten zijn. In vervolg op een brief van TenneT van 21 augustus 2015 over het voornemen om begin september 2015 het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht in te dienen, laat de vertegenwoordiger van rechthebbenden Tennel bij brief van 10 september 2015 weten dat betrokkene er bij voorkeur minnelijk uit wil komen, maar dat essentiële punten nog nader moeten worden uitgewerkt. Partijen komen tot een afspraak voor een vervolgoverleg op 16 september 2015, maar de vertegenwoordiger van rechthebbenden stuurt TenneT op 7 september 2015 een met de mededeling dat betrokkene (samen overigens met enkele andere rechthebbenden) eerst voor maandag 14 september uur schriftelijk uitsluitsel wenst over de GPS-problematiek, het drainageplan, het aanpassen van het werkterreinen, de uitvoeringsplanning, de waardevermindering van het overblijvende en het meenemen van onwerkbare overhoeken. Daarnaast dient TenneT een standpunt in te nemen over de eventueel optredende belastingschade. RWS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 46 van 90

47 Geeft TenneT hier voor genoemde datum en tijdstip geen nadere invulling aan dan 25 m& 2016 hoeft het gesprek op 16 september 2015 niet plaats te vinden. TenneT reageert hier bij brief van 11 september 2015 op, waarna de vertegenwoordiger van rechthebbenden TenneT bij brief van 14 september 2015 laat weten dat deze reactie te mager is en dat er daarom geen bereidheid bestaat om het vervolgoverleg op 16 september 2015 aan te gaan. Op basis van de zojuist geschetste feiten kan naar mijn mening niet worden gesteld dat Tennel voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbenden tot overeenstemming te komen over totstandkoming van een overeenkomst tot vestiging van een opstalrecht. Mij is voorts uit de stukken niet gebleken dat het door TenneT bij brieven 29 juni 2015 gedane bod op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moet worden beschouwd. Naar mijn oordeel is TenneT gelet daarop en in aanmerking nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek nu er geen overeenstemming is bereikt, zodat er in zoverre geen aanleiding bestaat om het verzoek van TenneT af te wijzen. Uit hetgeen ik hiervoor over het verloop van het overleg heb opgemerkt, blijkt dat TenneT vanaf de start daarvan tot aan de indiening van haar verzoek op meerdere momenten is ingegaan op de door rechthebbenden en hun vertegenwoordiger aan de orde gestelde zaken en vragen over de GPS-problematiek en de drainage. Dat rechthebbenden om hun moverende redenen hebben willen wachten op volledige duidelijkheid over zaken - en in verband daarmee niet zijn willen overgaan tot de ondertekening van de overeenkomst - maakt nog niet dat ik het overleg als niet serieus of onredelijk moet aanmerken. Ik teken daarbij aan dat TenneT het minnelijk overleg met rechthebbenden na de indiening van het verzoek heeft voortgezet. Uit de stukken blijkt dat partijen in de periode van september 2015 tot en met maart 2016 op diverse momenten contact hebben gehad. Per bericht van 1 oktober 2015 reageert TenneT op de hiervoor genoemde brief van de vertegenwoordiger van rechthebbende van 14 september Daarbij wordt ook het drainageplan meegezonden. Na een reactie hierop van de vertegenwoordiger van rechthebbende stuurt TenneT hem per bericht van 21 oktober 2015 een aangevuld en bij de overeenkomst te voegen document toe waarin diverse gemaakte werkafspraken zijn vastgelegd. Per bericht van 10 februari 2016 stuurt Tennel de vertegenwoordiger van rechthebbende onder meer een notitie over de Mogelijke verstoring van GPS apparatuur door bovengrondse hoogspanningslijnen toe. In de maanden februari en maart wisselen partijen hierover op een aantal momenten berichten uit en hebben zij nader contact. Op basis hiervan bereiken partijen geen overeenstemming. Ook het verloop van het voortgezette overleg in aanmerking nemend bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om te concluderen dat er geen sprake is geweest van een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie. Met betrekking tot de GPS-apparatuur en -problematiek en de consequenties van RwS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 47 van 90

48 Datum de verbinding op het (mogelijk) toekomstige gebruik van drones wijs ik op wat ik 25 mei 2016 daarover heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 1. Ad 2. Ik verwijs op dit punt naar hetgeen ik heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 3. Rechthebbenden hebben in die procedure geen beroep ingesteld. Zoals ik verder bij de behandeling van het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 3 al heb opgemerkt, kent de BP geen coördinatiebepaling ten aanzien van de planologische procedure. Ad 3. Zoals uit het onder ad 1 geschetste verloop van het minnelijk overleg blijkt, heeft Tennel rechthebbenden bij brieven van 29 juni 2015 een aanbieding gedaan tot vestiging van een opstalrecht. Dat rechthebbenden daar (nog) niet mee hebben kunnen instemmen vanwege onduidelijkheden en vragen van hun kant, brengt nog niet met zich dat die aanbieding als voorbarig moet worden beschouwd. Het stond TenneT naar mijn mening vrij om het aanbod te doen in een poging om met rechthebbenden minnelijk tot overeenstemming te komen en evenzo stond het rechthebbenden vrij om de overeenkomst te ondertekenen dan wel daarmee te wachten. Wat betreft het bezwaar dat Tennel geen maatwerk heeft geleverd merk ik op, dat de Afdeling heeft gehonoreerd dat door een ondernemer van een te realiseren werk een overeenkomst met standaardbepalingen wordt aangeboden. Dat TenneT in het overleg heeft willen vasthouden aan de door haar zelf opgestelde overeenkomst kan voorts niet leiden tot de conclusie dat haar voorstel tot schadevergoeding op voorhand als onwerkelijk of onredelijk moet worden aangemerkt. Ik wijs op hetgeen ik hierover heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg. Wat betreft het gestelde over het nieuwe aanbod met efficiencypremie wijs ik op hetgeen ik daarover heb opgemerkt in reactie op het bezwaar van rechthebbende D. Bac, onder ad 4. Ad 4. Ik verwijs op dit punt naar hetgeen ik heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 5. Ad 5. Het bezwaar is naar mijn oordeel in hoofdzaak financieel van aard en kan niet leiden tot de conclusie dat het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht moet worden afgewezen. Ik wijs op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP in het bijzonder onder Schadevergoeding. De hoogte van de door verzoeker aangeboden vergoeding is onderwerp van het tussen partijen te voeren overleg inzake het gebruik van de onroerende zaak. Daarbij geldt het principe van de volledige schadeloosstelling, wat betekent dat rechthebbenden voor en na de vestiging van een zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie dienen te verkeren. Wat betreft de driedeskundigentaxatie wijs ik erop, dat deze onderdeel vormt van het schadebeleid van TenneT. Ik wijs in dat verband eveneens op hetgeen ik onder Wettelijk kader BP heb opgemerkt. Zoals daar ook gesteld, heeft de Afdeling het schadebeleid van TenneT niet als onredelijk bestempeld. RWS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 48 van go

49 Datum u 25 mei 2016 In de zitting van 15 februari 2016 in de gemeente Alphen aan den Rijn heeft Tennel opgemerkt, dat bedoelde wijziging geen consequenties heeft voor de situering van de werkweg die op één van de percelen van rechthebbenden is geprojecteerd, namelijk het perceel kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 627. Er bestaat dan ook geen aanleiding het verzoek af te wijzen. Resumerend kom ik op basis van hetgeen ik hiervoor onder ad 1 tot en met ad 6 heb overwogen tot de slotsom dat er geen aanleiding bestaat om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbenden af te wijzen. 7. De heer R]. Rotteveel. In de onderhavige procedure zijn van rechthebbende de percelen kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie F, nummer 1072 betrokken. Een gedeelte van dit perceel komt te liggen binnen de belaste strook van de naastgelegen ondergrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding. De kabels van deze verbinding komen niet in het perceel van rechthebbende te liggen. Er dienen voor de aanleg van de ondergrondse 380kV-hoogspanningsverbinding geen werkzaamheden op dit perceel uitgevoerd te worden. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. De werkzaamheden bij rechthebbende vallen onder het tracédeel van de (ondergrondse) kabel tussen de opstijgpunten 153 en 154. De verbinding wordt ter plaatse van het perceel van rechthebbende uitgevoerd door middel van een aantal boringen. De in- en uittredepunten van de boringen bevinden zich op percelen van andere rechthebbenden. Volgens planning zullen de werkzaamheden voor de ondergrondse aanleg ter plaatse van het perceel van rechthebbende starten in het vierde kwartaal van 2016 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van circa 9 maanden. Rechthebbende voert puntsgewijs en samengevat het volgende aan. 1. Het overleg met TenneT is circa een jaar geleden gestart. In de zomer van 2015 heeft TenneT een overeenkomst toegestuurd maar er waren toen dermate veel onduidelijkheden dat ondertekening niet verantwoord was. Onduidelijkheden zijn er ook nu nog, dat betreft de waardedaling van het overblijvende en de gevolgen voor de bedrijfsapparatuur in het garagebedrijf als gevolg van de aanwezigheid van de hoogspanningskabels in de grond. 2. De Afdeling heeft pas in december 2015 uitspraak gedaan. 3. Tennel had een nieuw aanbod met een efficiencypremie moeten doen als gevolg van de toekenning van waardedaling en de nieuwe bepaling inzake de gevolgen voor de bedrijfsapparatuur, die in samenspraak met rechthebbende tot stand lijkt te komen. 4. In de zitting van 16 februari 2016 heeft rechthebbende vragen gesteld over de diepte waarop de kabels komen te liggen en of deze vefticaal of horizontaal zullen liggen. Ook heeft rechthebbende gevraagd waarom de kabels niet in de verder weg gelegen spoordijk gelegd kunnen worden en heeft hij opgemerkt te vrezen Rws-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 49 van 90

50 voor gezondheidseffecten die de ondergrondse kabels met zich brengen, met name voor zijn kleinkinderen. Tot slot heeft rechthebbende gesteld dat hij nooit rechtstreeks contact met iemand van Tennel heeft gehad, maar alleen met mensen die door Tennel werden gestuurd. 5a2016 Rws-2o16/18879 Ten aanzien van deze bezwaren overweeg ik als volgt. Ad 1. Het gestelde ziet in hoofdzaak op de wijze waarop het overleg tussen TenneT en rechthebbende is verlopen. In dat verband wijs ik op hetgeen ik heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overieg Zoals daaruit blijkt, zal ik mij ervan moeten vergewissen of er tussen Tennel en rechthebbende een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Daarover merk ik op, dat mij uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde overleg, is gebleken dat TenneT hem bij brief van 16 juli 2014 heeft geïnformeerd over een aantal zaken aangaande de aanleg van de hoogspanningsverbinding en een aantal stukken heeft toegezonden. Op dezelfde datum zijn de stukken ook aan de vertegenwoordiger van rechthebbende verstuurd. In de daarop volgende periode van juli tot en met december 2014 heeft TenneT op een aantal momenten contact en overleg met rechthebbende en/of zijn vertegenwoordiger. Bij aangetekende brief van 12 januari 2015 stuurt TenneT rechthebbende een overeenkomst, strekkende tot de vestiging van een opstalrecht op het perceel toe. Hierbij is een Financiële bijlage gevoegd, waarin TenneT weergeeft voor welke vergoedingen (inclusief efficiencypremie) rechthebbende in aanmerking komt bij het aangaan van de overeenkomst. Naar aanleiding van een eerdere vraag van rechthebbende over een nulmeting naar de mogelijke invloed van de nieuwe hoogspanningsverbinding op de apparatuur in zijn bedrijf en naar de invloed daarvan op de metalen funderingspalen, zegt TenneT toe dat zij een dergelijke meting door een onafhankelijk bedrijf zal laten verrichten en wel binnen een maand voor de inwerkingtreding van de ondergrondse verbinding. TenneT geeft tevens aan dat zij van de vertegenwoordiger van rechthebbende nog geen onderbouwing heeft ontvangen van de gestelde waardevermindering. Bij aangetekende brief van 22 juni 2015 stuurt TenneT opnieuw een overeenkomst aan rechthebbende toe, strekkende tot de vestiging van een opstalrecht op het perceel. Hierbij is een Financiële bijlage gevoegd waarin een bijgesteld aanbod tot schadeloosstelling wordt gedaan inclusief efficiencypremie. TenneT merkt op dat zij de waardevermindering van het perceel van rechthebbende heeft laten taxeren en dat deze waardevermindering nu wordt aangeboden. Ook deelt TenneT mee dat zij in de werkafspraken heeft toegezegd dat een nulmeting uitgevoerd zal worden, naast een standaard interferentieonderzoek, waarbij het tracé onderzocht zal worden op risico-objecten. In dit onderzoek wordt getoetst of deze objecten op de juiste wijze geaard zijn of geaard dienen te worden. Zowel de nulmeting als het onderzoek zal kort voor ingebruikname van de verbinding worden verricht. In de maanden juni en juli 2015 hebben de rentmeester van TenneT en vertegenwoordiger van rechthebbende op een aantal momenten contact en overleg. Omdat het document met de werkafspraken ten aanzien van de nulmeting per abuis niet is meegezonden met de brief van 22 juni 2015 stuurt TenneT dit bij brief van 23 juli 2015 alsnog aan rechthebbende toe. Per RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 50 van 90

51 bericht van 11 augustus 2015 laat de vertegenwoordiger van rechthebbende 2O16 TenneT weten dat deze niet akkoord gaat met de geboden schadeloosstelling en dat meer gedetailleerde werkafspraken gemaakt moeten worden. Per bericht van 12 augustus 2015 vraagt de rentmeester van Tennel de vertegenwoordiger daar nadere informatie over. Bij gebrek daaraan is het volgens de rentmeester lastig om nader op in te gaan op de schadeloosstelling en de werkafspraken, ook in aanmerking nemend dat daar al uitvoerig over gesproken is. Bij brief van 21 augustus 2015 deelt TenneT rechthebbende mee dat zij voornemens is om begin september 2015 een verzoek tot oplegging van de gedoogplicht in te dienen, ten einde vertraging in de aanleg van de hoogspanningsverbinding te voorkomen. Op 28 augustus 2015 voert de rentmeester van TenneT nog overleg met de vertegenwoordiger van rechthebbende en diens advocaat. Daaruit blijkt dat rechthebbende niet akkoord gaat met het door TenneT bij de brief van 22 juni 2015 geboden bedrag voor de waardevermindering. Bij brief van 10 september 2015 laat de vertegenwoordiger van rechthebbende TenneT weten dat essentiële punten voor het bereiken van overeenstemming nog nader moeten worden uitgewerkt. Vraagpunten staan nog bij TenneT uit en daar is nog geen antwoord op ontvangen. Daarnaast is hij het niet eens met de hoogte van de waardevermindering van het overblijvende en is er niet voldoende vastgelegd over de belastingschade en de nulmetingen. Op basis van de zojuist geschetste feiten kan naar mijn mening niet worden gesteld dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbende tot overeenstemming te komen over totstandkoming van de overeenkomst tot vestiging van het opstalrecht. Mij is voorts uit de stukken niet gebleken dat de door TenneT bij brieven van 12 januari 2015 en 22 juni 2015 gedane biedingen op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moeten worden beschouwd. Naar mijn oordeel heeft TenneT gelet daarop en in aanmerking nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek nu er minnelijk geen overeenstemming is bereikt, zodat er in zoverre geen aanleiding bestaat om het verzoek van TenneT af te wijzen. Uit de stukken is mij verder niet gebleken dat er in het kader van het minnelijk overleg geen sprake is geweest van serieuze onderhandelingen en een redelijke overlegsituatie tussen partijen. Zoals uit het voorgaande blijkt heeft TenneT rechthebbende een nulmeting aangeboden alsmede een bedrag in verband met waardevermindering. Dat rechthebbende daar om hem moverende redenen niet mee heeft kunnen instemmen maakt nog niet dat het minnelijk overleg als niet serieus of onredelijk moet worden aangemerkt. Daarbij teken ik aan dat uit de stukken blijkt dat het minnelijk overleg na de indiening van het verzoek nog is voortgezet. In een op 12 oktober 2015 gevoerd overleg hebben partijen verder gesproken over de (vermeende) waardevermindering en mogelijke verstoring van de bedrijfsvoering van rechthebbende door aanwezigheid van de kabels. Op het punt van de waardevermindering hebben partijen geen overeenstemming bereikt. Wat betreft de mogelijke verstoring van de bedrijfsvoering is van de zijde van Tennel aangegeven dat alle schade die verband houdt met de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding zal worden vergoed. De vertegenwoordiger van rechthebbende heeft TenneT per bericht van 16 december 2015 ten aanzien RwS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 51 van 90

52 van de bepaling over de eventuele vergoeding van schade aan de apparatuur in 5 2D16 het bedrijf van rechthebbende een zevental punten voorstellen tot aanpassing Nu m met gedaan. In de hierop volgende periode van januari tot en met april 2016 hebben partijen op verschillende momenten contact gehad per brief en . Naar aanleiding van de zitting van 16 februari 2016 in de gemeente Kaag en Braassem heeft TenneT getracht om met rechthebbende en zijn vertegenwoordigers verder in overleg te komen. Dit is echter niet gelukt. Ook gelet daarop bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van Tennel ten aanzien van rechthebbenden af te wijzen. Ad 2. Ik verwijs op dit punt naar hetgeen ik heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heet D. Bac onder ad 3. Rechthebbende heeft in die procedure geen beroep ingesteld. Zoals ik verder bij de behandeling van het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 3 al heb opgemerkt, kent de BP geen coördinatiebepaling ten aanzien van de planologische procedure. Ad 3. Naar aanleiding van dit onderdeel wijs ik op het onder ad 1 geschetste verloop van het minnelijk overleg en de daar verwoorde conclusie. Gelet daarop en in het bijzonder in aanmerking nemend het verloop van het overleg na de indiening van het verzoek van TenneT, kan ik rechthebbende niet volgen in zijn stelling dat TenneT hem een nieuw aanbod met bijbehorende efficiencypremie had moeten doen. Zoals blijkt, heeft TenneT rechthebbende twee keer een aanbod gedaan, waarbij ook beide keren de efficiencypremie is geboden. Vastgesteld moet worden dat rechthebbende daar niet mee akkoord is gegaan voordat TenneT het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht op 16 september 2015 indiende. Ook het overleg dat daarna is gevoerde heeft niet tot overeenstemming geleid. Voor het overige wijs ik wat betreft het gestelde over het nieuwe aanbod met efficiencypremie op hetgeen ik daarover heb opgemerkt in reactie op het bezwaar van rechthebbende D. Bac, onder ad 4. Ad 4. Vastgesteld kan worden dat de hoogspanningsverbinding ter plaatse van het perceel van rechthebbende ondergronds zal komen te liggen. Dit om een kruising met de daar gelegen Zuidweg mogelijk te maken. De kruising zal hier worden uitgevoerd door middel van een aantal boringen, waarbij de in- en uittredepunten zich niet op het perceel van rechthebbende bevinden, maar op percelen van andere rechthebbenden. In de zitting van 16 februari 2016 heeft TenneT in antwoord op vragen van rechthebbende over de ligging van de kabels naar mijn oordeel in voldoende mate aangegeven dat deze in vier mantelbuizen worden geboord en dat deze boven elkaar (verticaal) zullen liggen. De bovenste mantelbuis zal op een diepte van 20 meter liggen, de onderste op een diepte van 35 meter. De buizen liggen niet direct onder het perceel van rechthebbende maar wel komt een zeer klein hoekje van het perceel binnen de zakelijk recht strook te liggen. In verband daarmee TenneT heeft rechthebbende een aanbod tot vestiging van een recht van opstal gedaan. Ik merk op, dat aan de wens van rechthebbende tot verlegging van de kabels in de richting van de genoemde spoordijk in het kader van onderhavige procedure voorbij moet worden gegaan. Ik wijs ik op hetgeen ik onder Algemeen al over het inpassingsplan heb opgemerkt. In dat RWS-2016R8879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 52 van 90

53 plan is het tracé van het werk vastgelegd. Naar aanleiding van het gestelde over de gezondheidseffecten merk ik het volgende op. 25 m 2016 RwS-2016/18879 Uit de stukken blijkt dat TenneT rechthebbende reeds bij brief van 20 september 2012 heeft geïnformeerd over het feit dat zijn perceel niet binnen de specifieke magneetveldzone zal komen te liggen. Tennel heeft daarbij een kaart gevoegd waarop de optimalisatie van het tracé is weergegeven en rechthebbende meegedeeld dat deze optimalisatie ook wordt opgenomen in het inpassingsplan. Daarnaast heeft Tennel een rapport meegezonden met de berekening van de specifieke magneetveldzone. Deze stukken zijn op 21juli 2014 nogmaals per e mail aan de vertegenwoordiger van rechthebbende toegezonden. Ook daarbij heeft TenneT aangegeven dat het perceel niet gelegen is binnen de specifieke magneetveldzone, om welke reden het niet is aangemerkt als gevoelige bestemming en om welke reden TenneT ook geen aanbod doet tot uitkoop. Voorts geldt, dat voorafgaand aan de vaststelling van het inpassingsplan een analyse heeft plaatsgevonden van de gevoelige bestemmingen binnen de magneetveldzone van de hoogspanningsverbinding. In dat kader is eveneens geconstateerd dat het perceel gelegen is buiten de specifieke magneetveldzone, zodat er geen sprake is van een gevoelige bestemming als bedoeld in het eerder onder Wettelijk kader BP en Schadevergoeding genoemde brief van de staatssecretaris van VROM. Ik wijs verder op het gestelde over bijlage 2 bij het inpassingsplan onder Algemeen en Gevoelige bestemmingen (magneetveldzone) categorie 1 en categorie 2 Mij is gebleken dat rechthebbende in zijn beroep tegen de vaststelling van het inpassingsplan heeft aangevoerd dat wonen en werken in de nabijheid van de voorziene hoogspanningsverbinding gezondheidsklachten met zich brengen. Naar aanleiding hiervan heeft de Afdeling in haar uitspraak van 5 juni 2013, zaaknummer /1/Ri, geconstateerd, dat uit de bedoelde analyse volgt dat het perceel geheel buiten de specifieke magneetveldzone ligt. Het voorgaande in aanmerking nemend bestaat er mijns inziens geen grond voor de vrees dat de aanleg van de ondergrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gezondheidsrisico s met zich mee zal brengen. Tot slot merk ik op, dat ik in het gestelde over het kennelijke gebrek aan direct contacten tussen rechthebbende en medewerkers van Tennel geen grond kan vinden voor afwijzing van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht. In de eerste plaats blijkt uit de stukken dat medewerkers van TenneT in 2012 direct contact met rechthebbende hebben gehad. In de tweede plaats merk ik op dat het mij niet onjuist voorkomt dat TenneT het minnelijk overleg over de vestiging van de opstalrechten heeft overgelaten aan daartoe gespecialiseerde rentmeesters. Vastgesteld kan worden dat rechthebbende zich op zijn beurt door een deskundige heeft laten vertegenwoordigen. Zoals uit het onder ad 1 geschetste verloop van het overleg blijkt hebben de rentmeester en vertegenwoordiger op diverse momenten contact gehad. Resumerend kom ik op basis van hetgeen ik hiervoor onder ad 1 tot en met ad 4 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 53 van 90

54 heb overwogen tot de slotsom dat er geen aanleiding bestaat om het verzoek van 25 m 2016 TenneT ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. Nu m met RWS-2016/ de P. Haighton en mevrouw M.E.A. Kilian. Rechthebbenden zijn eigenaar van de percelen kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummers 3230 en Daarnaast gebruiken zij het perceel kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummer In de percelen wordt de ondergrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gerealiseerd door middel van boringen. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. De werkzaamheden bij rechthebbenden vallen onder het tracédeel van de (ondergrondse) kabel tussen de opstijgpunten 153 en 154. Op de percelen (op maaiveld) van rechthebbenden zelf vinden geen werkzaamheden plaats. De in- en uittredepunten van de boringen bevinden zich op percelen van andere rechthebbenden. Volgens planning zullen de werkzaamheden op de percelen van rechthebbenden in het vierde kwartaal van 2016 starten en uitgevoerd kunnen worden in een periode van circa 9 maanden. Rechthebbenden voeren puntsgewijs en samengevat het volgende aan. 1. Het overleg met TenneT is circa een jaar geleden gestart. In de zomer van 2015 heeft TenneT een overeenkomst toegestuurd maar er waren toen dermate veel onduidelijkheden dat ondertekening niet verantwoord was. Onduidelijkheden zijn er ook nu nog, dat betreft de waardedaling van het overblijvende en bepalingen in de gebruiksovereenkomst. 2. De Afdeling heeft pas in december 2015 uitspraak gedaan. 3. TenneT had een nieuw aanbod met een efficiencypremie moeten doen. Ten aanzien van deze bezwaren overweeg ik als volgt. Ad 1. Het gestelde ziet in hoofdzaak op de wijze waarop het overleg tussen TenneT en rechthebbende is verlopen. In dat verband wijs ik op hetgeen ik heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg. Zoals daaruit blijkt, zal ik mij ervan moeten vergewissen of er tussen Tennel en rechthebbende een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Daarover merk ik op, dat mij uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbenden gevoerde overleg, is gebleken dat TenneT hen bij brief van 1 mei 2014 heeft geïnformeerd over de aanleg van de hoogspanningsverbinding en een dossier heeft toegezonden met een aantal stukken. Op 5 juni 2014 en 29 augustus 2014 spreekt een rentmeester van TenneT met rechthebbende. Vanaf november 2014 raakt de dan door rechthebbenden ingeschakelde vertegenwoordiger bij het overleg betrokken. Het overleg wordt 28 november 2014 voortgezet, waarbij onder meer wordt gesproken over de schade die rechthebbenden menen te lijden. Bij aangetekende brief van 5 juni 2015 stuurt Tennel rechthebbenden overeenkomsten toe, strekkende tot de vestiging van een opstalrecht op de RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 54 van go

55 percelen kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummers 3230 en 25 m& die zij in eigendom hebben alsook een gebruiksovereenkomst voor het perceel kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummer 3778, dat zij gebruiken. Hierbij zijn Financiële bijlagen gevoegd, waarin TenneT weergeeft voor welke vergoedingen (inclusief efficiencypremie) rechthebbenden in aanmerking komen bij het aangaan van de overeenkomsten. Op 6 juli 2015 stuurt de vertegenwoordiger van rechthebbenden, mede namens een dan door hun ingeschakelde advocaat, een aan TenneT met diverse opmerkingen en vragen over de bieding van 5 juni 2015 met bijbehorende overeenkomsten en werkafspraken. Hierover hebben partijen nadien contact en voeren zij overleg. Bij brief van 21 augustus 2015 deelt TenneT rechthebbenden mee dat zij voornemens is om begin september 2015 een verzoek tot oplegging van de gedoogplicht in te dienen. Op 28 augustus 2015 voeren partijen nogmaals overleg waarna de vertegenwoordiger van rechthebbenden Tennel bij brief van 10 september 2015 laat weten dat zij de overeenkomsten niet zullen tekenen. Er staan nog verschillende vraagpunten bij TenneT uit waarop nog geen inhoudelijk antwoord is gegeven en de vertegenwoordiger constateert dat er onder meer verschil van mening bestaat over al dan niet optredende waardevermindering van het overblijvende en belastingschade. Op basis van de zojuist geschetste feiten kan naar mijn mening niet worden gesteld dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbenden tot overeenstemming te komen over totstandkoming van een overeenkomst tot vestiging van een opstalrecht. Mij is voorts uit de stukken niet gebleken dat het door TenneT bij brief van 5 juni 2015 gedane bod op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moeten worden beschouwd. Naar mijn oordeel heeft TenneT gelet daarop en in aanmerking nemend haat belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haat verzoek nu er geen overeenstemming is bereikt, zodat er in zoverre geen aanleiding bestaat om het verzoek van TenneT af te wijzen. Zoals uit het bezwaar van rechthebbenden blijkt en ook uit de stukken naar voren komt, verschillen zij met TenneT van mening over de waardevermindering van het overblijvende. Dit betreft echter een aspect van financiële aard dat niet kan leiden tot de conclusie dat het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht moet worden afgewezen. Ik wijs op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP, in het bijzonder onder Schadevergoeding De hoogte van de door verzoeker aangeboden vergoeding is onderwerp van het tussen partijen te voeren overleg inzake het gebruik van de onroerende zaak. Daarbij geldt het principe van de volledige schadeloosstelling, wat betekent dat rechthebbenden voor en na de vestiging van een zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie dienen te verkeren. Naar aanleiding van het gestelde over de bepalingen in de gebruiksovereenkomst merk ik op, dat deze mij in de onderhavige procedure niet ter beoordeling staan. Verschil van mening over de (inhoud van de) te sluiten gebruiksovereenkomst en de daaraan verbonden en mee samenhangende (algemene) voorwaarden is onderdeel van het minnelijk overleg tussen partijen inzake het gebruik van de RwS-2016/;8879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 55 van 90

56 percelen. Voor het overige merk ik nog op, dat uit de stukken blijkt dat Tennel het overleg met rechthebbenden na de indiening van haar verzoek heeft voortgezet. TenneT heeft in dat kader een taxatie laten verrichten. Bij brief van 26 januari 2016 laat TenneT rechthebbenden weten dat zij meent dat er geen waardevermindering optreedt door de ondergrondse hoogspanningsverbinding onder de percelen. De schade die rechthebbenden lijden, zou aan te merken zijn als planschade. TenneT vergoedt, zoals vermeld in de hiervoor genoemde Schade & vergoedingengids Bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbindingen de vermogensschade in de vorm van waardevermindering van het met een zakelijk recht belast object en objecten van dezelfde eigenaar die hiermee een geheel vormen op het moment dat de zakelijk recht overeenkomst wordt aangegaan. In dat kader doet zij rechthebbenden op basis van het taxatierappoft in deze brief ook een aanbod tot vergoeding van de waardevermindering. Naar aanleiding van de zitting van 16 februari 2016 in de gemeente Kaag en Braassem heeft Tennel getracht om met rechthebbende en zijn vertegenwoordigers verder in overleg te komen. Dit is echter niet gelukt. Ook gelet daarop bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbenden af te wijzen. Datum 25 mei 2016 RwS-2o16/1887g Ad 2. Ik verwijs op dit punt naar hetgeen ik heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heet D. Bac onder ad 3. Rechthebbende heeft in die procedure geen beroep ingesteld. Zoals ik verder bij de behandeling van het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 3 al heb opgemerkt, kent de BP geen coördinatiebepaling ten aanzien van de planologische procedure. Ad 3. Wat betreft het gestelde over het nieuwe aanbod met efficiencypremie wijs ik op hetgeen ik daarover al heb opgemerkt in reactie op het bezwaar van de heer D. Bac, onder ad 4. Resumerend kom ik op basis van hetgeen ik hiervoor onder ad 1 tot en met ad 3 heb overwogen tot de slotsom dat er geen aanleiding bestaat om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbenden af te wijzen. 9. De heer ].T.P. Straathof. In de onderhavige procedure zijn van rechthebbende de percelen kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummers 504, 505, 509, 510, 513, 514, 516, 517, 518, 521 en 2652 betrokken. Hierop wordt de bovengrondse 380 kv hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummer 505 is tevens de mast met nummer 155 gesitueerd. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummer 521 is de mast met nummer 156 gesitueerd. De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten: - aanleg van een tijdelijk werkterrein inclusief bemaling en duikers ten behoeve van de realisering van de bovengrondse 380-kV verbinding en overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein; - mastopbouw; RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 56 van 90

57 - het RWS BEDRIJFSINFORMATIE - inhangen en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meet in dat de percelen één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig worden betreden om de draden van mast tot mast te trekken; - aanleg werkterrein voor het realiseren van een ondergrondse verbinding doormiddel van een boring (er wordt geboord vanaf percelen in eigendom bij rechthebbende, de ondergrondse verbinding zelf komt niet onder zijn percelen te liggen maar tussen het opstijgpunt bij mast 154 en het opstijgpunt bij mast 153). Datum 25 mei 2016 RwS-2016/18879 De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. De werkzaamheden vallen onder: tracédeel van het opstijgpunt bij mast 154 tot en met mast 162. Volgens planning zullen de werkzaamheden hier starten in het vierde kwartaal van 2016 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden; - de ondergrondse verbinding tussen het opstijgpunt bij mast 154 en het opstijgpunt bij mast 153. Op percelen van rechthebbenden is een werkterrein voorzien benodigd voor de uitvoering van de boring. Hier zullen de werkzaamheden volgens planning eveneens in het vierde kwartaal van 2016 starten en uitgevoerd kunnen worden in een periode van circa 6 maanden. Rechthebbende voert puntsgewijs en samengevat het volgende aan. 1. Het overleg met TenneT is circa een jaar geleden gestart. In de zomer van 2015 heeft TenneT een overeenkomst toegestuurd maar er waren toen dermate veel onduidelijkheden dat ondertekening niet verantwoord was. Onduidelijkheden zijn er ook nu nog, deze betreffen de GPS-problematiek, de waardedaling van het overblijvende en de overhoeken bij het werkterrein. 2. De Afdeling heeft pas in december 2015 uitspraak gedaan. 3. Tennel had een nieuw aanbod met efficiencypremie moeten doen in verband met nieuwe essentiële informatie. Naar de mening van rechthebbenden kan een overeenkomst met een tekentermijn pas worden voorgelegd als er geen onduidelijkheden meer zijn en er over alle punten overeenstemming bestaat. Eerst dan kan een inhoudelijke beoordeling van de overeenkomst plaatsvinden. De voorgelegde overeenkomst is bovendien eenzijdig door Tennel opgesteld, ziet op zowel boven- als ondergrondse leidingen en bevat veel beperkingen en geen maatwerk. 4. De status en gevolgen van de veiligheidsvoorschriften zijn onduidelijk. 5. Plaatsing van de hoogspanningsmasten levert waardedaling op van het overblijvende. TenneT weigert dit in de gesprekken aan de orde te stellen en verwijst naar de driedeskundigentaxatie. Ten aanzien van deze bezwaren overweeg ik als volgt. Ad 1. Het gestelde ziet in hoofdzaak op de wijze waarop het overleg tussen Tennel en rechthebbende is verlopen. In dat verband wijs ik op hetgeen ik heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg. Zoals daaruit blijkt, zal ik mij RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 57 van 90

58 ervan moeten vergewissen of er tussen Tennel en rechthebbende een serieuze en 25m& 2016 redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Daarover merk ik op, dat mij uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde overleg, is gebleken dat de rentmeester van TenneT op 24 juni 2014 een eerste informatief gesprek met rechthebbende heeft gevoerd. Het overleg is nadien voortgezet. Vanaf november 2014 is daarbij ook de door rechthebbende ingeschakelde vertegenwoordiger betrokken. Bij aangetekende brief van 15 juni 2015 stuurt TenneT rechthebbende een overeenkomst toe, strekkende tot de vestiging van een opstalrecht op de percelen. Hierbij is een Financiële bijlage gevoegd, waarin TenneT weergeeft voor welke vergoeding (inclusief efficiencypremie) rechthebbende in aanmerking komt bij het aangaan van de overeenkomst. Op 22 juni 2015 stuurt de vertegenwoordiger van rechthebbende de rentmeester van TenneT een bericht met een aantal op- en aanmerkingen ten aanzien van de brief met overeenkomst en bieding van TenneT. Nadat de rentmeester van TenneT hierop per van 24 juni 2015 heeft gereageerd, voeren partijen op 6 juli 2015 overleg, waarbij onder meet over de waardevermindering en de driedeskundigentaxatie wordt gesproken. Per bericht van 7 juli 2015 stuurt de rentmeester de vertegenwoordiger de conceptovereenkomst voor de driedeskundigentaxatie toe. Bij brief van 9 juli 2015 deelt de vertegenwoordiger van rechthebbende TenneT mee dat betrokkene de bieding van 15 juni 2015 niet acceptabel acht. Hierop volgend hebben partijen in de maanden juli en augustus 2015 op diverse momenten contact en voeren zij een aantal malen overleg. Per bericht van 10 juli 2015 deelt de rentmeester van TenneT de vertegenwoordiger van rechthebbende mee dat TenneT heeft besloten tot verlenging van de termijn om in aanmerking te komen voor de efficiencypremie. Bij brief van 10 september 2015 laat de vertegenwoordiger van rechthebbende TenneT weten dat hij de overeenkomst niet zal tekenen. Er staan nog verschillende vraagpunten bij Tennel uit waarop nog geen inhoudelijk antwoord is gegeven en de vertegenwoordiger constateert dat er onder meet verschil van mening bestaat over al dan niet optredende waardevermindering van het overblijvende en belastingschade. Op basis van de zojuist geschetste feiten kan naar mijn mening niet worden gesteld dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met techthebbende tot overeenstemming te komen over totstandkoming van een overeenkomst tot vestiging van een opstalrecht. Mij is voorts uit de stukken niet gebleken dat het door Tennel bij brief van 15 juni 2015 gedane bod op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moeten worden beschouwd. Naar mijn oordeel is TenneT gelet daarop en in aanmerking nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek nu er geen overeenstemming is bereikt, zodat er in zoverre geen aanleiding bestaat om het verzoek van TenneT af te wijzen. Met betrekking tot de GPS-apparatuur en -problematiek wijs ik op wat ik daarover heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 1. Voor het overige merk ik nog op, dat uit de stukken blijkt dat TenneT het overleg Rws-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 58 van 90

59 Datum met rechthebbende na de indiening van haar verzoek heeft voortgezet. TenneT 25 mei 2016 heeft in dat kader een taxatie laten verrichten. Per bericht van 22 september 2015 stuurt de vertegenwoordiger van rechthebbende de rentmeester van TenneT een voorstel met een aantal werkafspraken toe. Op 6 oktober 2015 deelt de rentmeester de vertegenwoordiger per mede dat TenneT met dit voorstel akkoord kan gaan. In oktober 2015 hebben partijen vervolgens veelvuldig contact via de . Na een overleg tussen de vertegenwoordiger van TenneT enerzijds en rechthebbende en zijn vertegenwoordiger anderzijds, stuurt TenneT de vertegenwoordiger op 15 januari 2016 per onder andere een document toe waarin diverse werkaftpraken zijn vastgelegd. Mede in vervolg op de zitting van 16 februari 2016 in de gemeente Kaag en Braassem heeft TenneT op 4 maart 2016 telefonisch contact met de vertegenwoordiger van rechthebbende. In antwoord op een schrijven van TenneT van 14 april 2016 deelt de vertegenwoordiger TenneT bij brief van 20 april 2016 mee dat rechthebbende streeft naar minnelijke overeenstemming, maar dat er nog verschil van mening bestaat over een aantal aspecten dan wel dat er onduidelijkheden bestaan. Ook gelet daarop bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbenden af te wijzen. Ad 2. Ik verwijs op dit punt naar hetgeen ik heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heer D. Bac onder ad 3. Rechthebbende heeft in die procedure geen beroep ingesteld. Zoals ik verder bij de behandeling van het bezwaar van de heet D. Bac onder ad 3 al heb opgemerkt, kent de BP geen coördinatiebepaling ten aanzien van de planologische procedure. Ad 3. Zoals uit het onder ad 1 geschetste verloop van het minnelijk overleg blijkt, heeft TenneT rechthebbende bij brief van 15juni 2015 een aanbieding gedaan tot vestiging van een opstalrecht. Dat rechthebbende daar (nog) niet mee heeft kunnen instemmen vanwege onduidelijkheden en vragen van zijn kant, brengt nog niet met zich dat die aanbieding als voorbarig moet worden beschouwd. Het stond TenneT naar mijn mening vrij om het aanbod te doen in een poging om met techthebbende minnelijk tot overeenstemming te komen en evenzo stond het rechthebbende vrij om de overeenkomst te ondertekenen dan wel daarmee te wachten. Wat betreft het bezwaar dat TenneT geen maatwerk heeft geleverd merk ik op, dat de Afdeling heeft gehonoreerd dat door een ondernemer van een te realiseren werk een overeen komst met standaardbepalingen wordt aangeboden. Dat lennel in het overleg heeft willen vasthouden aan de door haar zelf opgestelde overeenkomst kan niet leiden tot de conclusie dat haat voorstel tot schadevergoeding op voorhand als onwerkelijk of onredelijk moet worden aangemerkt. Ik wijs op hetgeen ik hierover heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg Wat betreft het gestelde over het nieuwe aanbod met efficiencypremie wijs ik op hetgeen ik daarover heb opgemerkt in reactie op het bezwaar van techthebbende D. Bac, onder ad 4. Ad 4. Ik verwijs op dit punt naar hetgeen ik heb opgemerkt in mijn reactie op het bezwaar van de heet D. Bac onder ad 5. Rws-2016/1887g RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 59 van 90

60 Ad 5. Het bezwaar is naar mijn oordeel in hoofdzaak financieel van aard en kan niet leiden tot de conclusie dat het verzoek tot oplegging van de gedoogplfcht moet worden afgewezen. Ik wijs op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP in het bijzonder onder Schadevergoeding De hoogte van de door verzoeker aangeboden vergoeding is onderwerp van het tussen partijen te voeren overleg inzake het gebruik van de onroerende zaak. Daarbij geldt het principe van de volledige schadeloosstelling, wat betekent dat rechthebbenden voor en na de vestiging van een zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie dienen te verkeren. Wat betreft de driedeskundigentaxatie wijs ik erop, dat deze onderdeel vormt van het schadebeleid van Tennel. Ik wijs in dat verband eveneens op hetgeen ik onder Wettelijk kader BP heb opgemerkt. Zoals daar ook gesteld, heeft de Afdeling het schadebeleid van TenneT niet als onredelijk bestempeld. Datum 25 mei 2016 Rws-2016/18879 Resumerend kom ik op basis van hetgeen ik hiervoor onder ad 1 tot en met ad 5 heb overwogen tot de slotsom dat er geen aanleiding bestaat om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. 10. Mevrouw R. Post. In de onderhavige procedure is van rechthebbende het perceel kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie L, nummer 1381 betrokken. Op dit perceel is een tijdelijk juk gesitueerd voor de tijdelijke hoogspanningsverbinding Hoogmade. Hiervoor is een werkterrein en ontsluiting nodig. Voor de aanleg van de tijdelijk verbinding zullen diverse werkzaamheden op dit perceel uitgevoerd worden, te weten: - aanleg van een tijdelijk werkterrein tijdelijke verbinding en overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein; - mastopbouw; - opstelplek juk tijdelijke verbinding; - kap- en snoeiwerkzaamheden van bomen en houtopstanden; - inhangen en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meer in dat het perceel één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig wordt betreden om de draden van mast tot mast te trekken De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. De werkzaamheden bij rechthebbende vallen onder het tracédeel van de tijdelijke verbinding bij Hoogmade. Volgens planning zullen de werkzaamheden hier starten in het eerste kwartaal van 2017 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 9 tot 12 maanden. Rechthebbende voert aan dat zij een recreatieterrein exploiteert en dat de te realiseren hoogspanningsverbinding haar in de ontwikkeling van dat terrein belemmert. Zij heeft rekening gehouden met de verbinding, maar er is ook een tijdelijke hoogspanningsverbinding voorzien. TenneT gaat de kabels daarvoor voor onbepaalde tijd verleggen. Zes achter op het recreatieterrein gelegen percelen komen daar precies onder te liggen. Dit zijn de mooist gelegen percelen. Door het contract dat TenneT heeft aangeboden heeft rechthebbende geen vrijheid meer in RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 60 van 90

61 de ontwikkeling. Het meest recente contract gaat er vanuit dat de tijdelijke verbinding voor de duur van een jaar aanwezig is, met een eenzijdige verlenging van tweemaal een jaar. Rechthebbende merkt op dat zij door een rechtszaak lang heeft gewacht op het mogen ontwikkelen van het terrein. Nu er duidelijkheid bestaat, neemt TenneT het perceel mogelijk maximaal drie jaar in beslag. De vrees bestaat dat het allemaal nog langer gaat duren. Hierdoor zal rechthebbende schade lijden. 5 2O16 N Rws-2o16/18879 Voor zover het bezwaar betrekking heeft op de mogelijk door rechthebbende te lijden schade, is dit financieel van aard. Een dergelijk bezwaar kan niet leiden tot de conclusie dat het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht moet worden afgewezen. Ik wijs op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP in het bijzonder onder Schadevergoeding. Daarbij geldt het principe van de volledige schadeloosstelling, wat betekent dat rechthebbenden voor en na de vestiging van een zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie dienen te verkeren. Voor zover rechthebbende van mening is dat de aanleg en instandhouding van de tijdelijke hoogspanningsverbinding op haar perceel meer belemmering met zich meebrengt dan redelijkerwijs nodig is, merk ik het volgende op. In aanmerking moet worden genomen, dat er op het perceel van rechthebbende ook thans sprake is van een belemmering. Over de door rechthebbende bedoelde achterzijde (oostzijde) van het perceel is namelijk sprake van een overhang van de draden van de bestaande 150 kv-hoogspanningsverbinding Hoogmade. Hierdoor gelden op het perceel ook nu reeds beperkingen; het perceel is aan de oostzijde belast met een belemmerde strook. De aanwezige hoogspanningsverbinding Hoogmade dient ter plaatse van het perceel van rechthebbende tijdelijk in meer oostelijke richting te worden verplaatst (verhangen) omdat de bestaande mast met het nummer 74 in deze verbinding, die even ten zuiden van het perceel van rechthebbende staat, wordt vervangen door een opstijgpunt. Is dit opstijgpunt gerealiseerd dan verschuift de tijdelijke verbinding op het perceel weer naar de huidige belemmerde strook. Voor het tijdelijk omhangen van de draden over het perceel van rechthebbende wordt een juk geplaatst. Het juk, dat ervoor dient te zorgen dat de draden de grond en opstallen tijdens het omhangen niet raken, zal gedurende zes weken blijven staan. Op het moment dat de draden weer kunnen worden teruggehangen van hun tijdelijke naar hun permanente plaats, dient het juk opnieuw te worden geplaatst. Ook dan is dit gedurende zes weken nodig. In de twee perioden van zes weken dient TenneT het juk ook te kunnen bereiken. Gelet op het voorgaande is er op het perceel van rechthebbende in de eerste plaats sprake van een tijdelijke en geringe verschuiving van het tracé van de bestaande verbinding in oostwaartse richting. De draden van de hoogspanningsverbinding zullen het perceel met andere woorden in de tijdelijke situatie iets oostelijker kruisen dan nu het geval is. Hierdoor verschuift ook de belemmerde strook tijdelijk iets in oostelijke richting. Voor het grootste deel blijft deze echter samenvallen met de thans al op het perceel aanwezige belemmerde strook. In dit licht kan naar mijn oordeel niet worden gesteld dat de tijdelijke RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 61 van 90

62 - de - de - de RWS BEDRIJFSINFORMATIE hoogspanningsverbinding meer belemmering met zich brengt dan redelijkerwijs 2Q16 noodzakelijk. Daarbij dient naar mijn oordeel in aanmerking te worden genomen dat TenneT de verschuiving van het tracé zo beperkt mogelijk heeft gehouden. Het tracé wordt voorts tijdelijk in oostelijke richting verschoven, waardoor het grootste deel van het perceel van rechthebbende, namelijk het aan de westzijde van de verbinding gelegen gedeelte, wordt ontzien. Het fysieke gebruik het perceel wordt voorts door de tijdelijke verbinding niet onmogelijk gemaakt. In de tweede plaats is sprake van een tijdelijke belemmering in de vorm van het te plaatsen juk. Zoals uit het voorgaande blijkt zal het juk gedurende twee relatief korte perioden van zes weken aanwezig zijn. In die perioden zal TenneT het juk moeten kunnen bereiken. Ook vanuit dit oogpunt bestaat er naar mijn oordeel geen grond voor de conclusie dat het werk meer belemmering met zich meebrengt dan redelijkerwijs nodig. Gelet op het bovenstaande bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van Tennel ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. 11. De orovincie Noord-Holland. Op de in onderhavige procedure betrokken percelen van rechthebbende kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummers 444, 446, 660, 1267, 1358, 1377, 1439, 1576, 1649, 1726, 1735, 1994, gemeente Haarlemmermeer, sectie AC, nummers 158, 700, 1717, gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummers 8834, 8835, 10514, gemeente Haarlemmermeer, sectie AE, nummers 1447, 2531, 2552, 2554, 2578, 2666, gemeente Haarlem mermeer, sectie AF, nummers 371, 374, 381, 3212, 3214, 3216, 3512, 3514, 3517, 3520, 3531 en gemeente Haarlemmermeer, sectie AN, nummers 709, 1166 zijn meerdere verbindingen geprojecteerd, te weten: ondergrondse 150 kv-hoogspanningsverbinding Haarlemmermeer-Vijfhuizen; ondergrondse 150 kv-hoogspanningsverbinding Sassenheim Haarlemmermeer; bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding Bleiswijk-Vijfhuizen; - de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding Bleiswijk-Vijfhuizen en - een tijdelijke hoogspanningsverbinding. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummer 3520 zijn de masten met de nummers 181 en 182 voorzien. Daarnaast zijn op de percelen kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummers 3517, 3514, 3512 respectievelijk de masten met de nummers 183, 184 en 185 voorzien. Op de percelen kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AE, nummers 266 en 2552 zijn respectievelijk de masten met de nummers 191 en 196 voorzien. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AE, nummer 2531 is opstijgpunt 199 voorzien, Op perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AE, nummer 3520 is een toegangsweg richting Opstijgpunt 181 voorzien. Voor de aanleg van de verbindingen zullen diverse werkzaamheden op de percelen uitgevoerd worden, te weten: RwS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 62 van 90

63 - aanleg - inhangen RWS BEDRIJFSINFORMATIE - aanleg van een tijdelijk werkterrein, inclusief (grond)werkzaamheden binnen het 25 m 2016 tijdelijk werkterrein; RWS-2016/ mastopbouw; van tijdelijke bemaling; - kap- en snoeiwerkzaamheden van bomen en houtopstanden; en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meer in dat de percelen één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig worden betreden om de draden van mast tot mast te trekken. Volgens planning zal op de percelen van rechthebbende in het derde kwartaal van 2016 gestart worden met de werkzaamheden. Rechthebbende voert aan dat zij geen medewerking wil verlenen aan de vestiging van een zakelijk recht op haar gronden. De percelen liggen binnen de beheergrenzen van de provinciale wegen en daar is de Wegenverordening Noord Holland 2015 van toepassing. Voor het leggen van de leidingen c.q. plaatsen van de hoogspanningsmasten heeft de provincie reeds beschikkingen afgegeven. TenneT heeft zich financieel gecommitteerd doordat zij geen bezwaar heeft aangetekend tegen deze beschikkingen. Rechthebbende is ook bereid om een beheerovereenkomst met TenneT te sluiten. TenneT kan dus de door haar gewenste leiding/hoogspanningsmasten realiseren en onderhouden. Ten aanzien van eventueel noodzakelijke verleggingen merkt rechthebbende op dat zij in artikel 9.1 van de beheerovereenkomst heeft opgenomen, dat de kosten hiervan in principe voor TenneT zijn, tenzij de nadelige gevolgen van opruiming c.q. verlegging voor Tennel onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit tot opruiming c.q. verlegging te dienen doelen. Hierdoor worden de belangen van TenneT voldoende gewaarborgd en is het vestigen van een zakelijk recht niet noodzakelijk. Ten aanzien van dit bezwaar overweeg ik als volgt. Het standpunt van rechthebbende dat er geen noodzaak bestaat tot het vestigen van een recht van opstal omdat zij voor aanleg van de hoogspanningsverbinding reeds beschikkingen heb afgegeven deel ik niet. Een recht van opstal werkt als zakelijk recht tevens ten opzichte van derden, als gevolg waarvan de rechten en verplichtingen die daarbij overeen zijn gekomen bij eventuele verkoop van een onroerende zaak van rechtswege overgaan op de nieuwe eigenaar. Op grond van artikel 6 van de BP geldt dit evenzeer voor een op grond van de wet opgelegde gedoogplicht. Het sluiten van een beheerovereenkomst heeft geen zakelijke werking ten opzichte van rechtsopvolgers. TenneT heeft daarom wel degelijk belang bij de vestiging van een opstalrecht voor de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding. Nu overleg daarover niet tot een oplossing heeft geleid omdat rechthebbende de vestiging van een zakelijk recht niet noodzakelijk acht, ben ik van oordeel dat de noodzaak tot oplegging van een gedoogplicht aanwezig. Gelet op het bovenstaande bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 63 van go

64 - het - het RWS BEDRIJFSINFORMATIE 12. De heer K.T.A. Schoon. In de onderhavige procedure zijn van rechthebbende de percelen kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummers 1485 en 1987 betrokken. Hierop zal de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding worden gerealiseerd. Datum 25 mei 2016 Rw5-2016/18879 De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten; - aanleg van een tijdelijk werkterrein inclusief overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein; - kap- en snoeiwerkzaamheden van bomen en houtopstanden; - aanleg van een tijdelijke toegangsweg; - trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meer in dat de percelen één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig worden betreden om de draden van mast tot mast te trekken. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. De werkzaamheden bij rechthebbende vallen onder: tracédeel van de gecombineerde verbinding van station Vijfhuizen tot aan het opstijgpunt bij mast 213. De werkzaamheden zullen hier volgens planning starten in het derde kwartaal van 2016 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 7 tot 9 maanden; - het tracédeel van het opstijgpunt bij mast 200 tot en met het opstijgpunt bij mast 213. De werkzaamheden zullen hier volgens planning starten in het derde kwartaal van 2016 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. tracédeel van de tijdelijke verbinding nabij het opstijgpunt bij mast 213. De werkzaamheden zullen hier volgens planning starten in het derde kwartaal van 2016 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van planning 12 tot 15 maanden. Rechthebbende voert aan dat hij er bijna uit is met TenneT. Als gevolg van de trage interne afhandeling bij TenneT duurt het langer dan gepland. TenneT heeft Op 9 februari 2016 een set overeenkomsten met bijlagen toegezonden. Zorgvuldige bestudering heeft rechthebbende geleerd dat er nog enkele oneffenheden in zitten en daar heeft hij TenneT van op de hoogte gesteld. Voor het opleggen van een gedoogplicht is derhalve geen reden. Rechthebbende gaat er vanuit dat hij er met TenneT uitkomt. Ten aanzien van dit bezwaar overweeg ik als volgt. Uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde minnelijk overleg, blijkt dat Tennel vanaf het najaar van 2013 tot aan de indiening van haar verzoek op 16 september 2014 op diverse momenten met hem dan wel met zijn vertegenwoordiger(s) in contact en overleg is geweest. Bij aangetekende brief van 12 juni 2015 heeft TenneT rechthebbende een overeenkomst strekkende tot vestiging van een recht van opstal op de percelen gezonden. Hierbij is een Financiële bijlage gevoegd waarin Tennel aangeeft voor welke vergoeding (inclusief efficiencypremie) rechthebbende in aanmerking komt bij het aangaan van de overeenkomst. Partijen hebben hier voorafgaand aan de indiening van het verzoek door Tennel geen overeenstemming over kunnen RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 64 van 90

65 bereiken. TenneT heeft het contact en overleg na haat verzoek voortgezet. Ook dit heeft voorafgaand aan de zitting van 18 februari 2016 in de gemeente Haarlemmermeer echter niet tot overeenstemming geleid. Ditzelfde geldt voor het overleg dat na deze zitting nog is voortgezet. Ondanks het feit dat rechthebbende heeft gesteld dat hij er bijna uit is met TenneT, heeft ook dit voortgezette overleg nog niet geleid tot de ondertekening van de overeenkomst door rechthebbende. Datum 25 mei 2016 De stukken en het verloop van het overleg in ogenschouw nemend, kan naar mijn mening niet worden gesteld dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbende tot overeenstemming te komen over de vestiging van het zakelijk recht. Mij is voorts uit de overgelegde stukken niet gebleken dat het door Tennel bij de brief van 12 juni 2015 gedane bod als onwerkelijk en onredelijk moet worden beschouwd. Naar mijn oordeel is TenneT in aanmerking nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek. Aangezien ook het verdere overleg tot op heden niet tot overeenstemming heeft geleid, bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. 13. De heer J.RM. Blom en mevrouw ].].P. Blom-van der Peet. In de onderhavige procedure is van rechthebbenden het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummer betrokken. Op dit perceel is een tijdelijke werkstrook voorzien voor de aanleg van de nieuwe verbinding 380 kv-hoogspanningsverbinding. De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten de aanleg van een tijdelijke werkstrookontsluiting en overige (grond)werkzaamheden binnen de tijdelijke werkstrookontslufting. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. De werkzaamheden bij rechthebbenden vallen onder: - het tracédeel van de ondergrondse 150 kv-hoogspanningsverbinding vanaf het opstijg punt bij mast 200 tot het station Haarlemmermeer. De werkzaamheden zullen hier volgens planning starten in het vierde kwartaal van 2016 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 4 tot 6 maanden; - het tracédeel van de ondergrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding vanaf het opstijgpunt bij mast 200 tot het opstijgpunt bij mast 199. De werkzaamheden zullen hier volgens planning starten in het vierde kwartaal van 2016 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. Rechthebbenden merken op dat zij hebben aangegeven dat de op hun grond geplande werkweg ook verder weg op de Spferingweg kan worden aangesloten, op grond van de gemeente. Het gedeelte waar de weg nu is geprojecteerd, is druk en op bedoelde locatie is de Spieringweg een stuk rustiger. De rentmeester van TenneT en een verkeersdeskundige hebben het alternatief wel bekeken maar de conclusie was dat het alternatief veel meer geld gaat kosten. Rechthebbenden hebben hier moeite mee en menen dat de overige bezwaren op te lossen zijn. Tennel kiest voor de goedkoopste oplossing en rechthebbenden vragen zich af waarom zij eigen grond moeten afstaan terwijl er een alternatief is. Bovendien RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 65 van 90

66 lopen er drie grote waterleidingen door hun land en rechthebbenden vragen zich 25 m 2016 af of het verstandig is om daar met zwaar verkeer overheen te rijden. En verder wijzen zij erop dat de Spieringweg bij de nu voorziene weg te druk is (onveilig en - 6/18879 de weg komt recht tegenover twee huizen te liggen), dat hun land in tweeën wordt gedeeld waardoor een onveilige situatie ontstaat voor het vee en dat zij een veel te lage vergoeding krijgen. Ten aanzien van dit bezwaar overweeg ik als volgt. Tevens is het bezwaar besproken in de zitting van 18 februari TenneT heeft daarin nogmaals aangegeven dat zij meerdere alternatieven voor de loop van de tijdelijke werkweg heeft onderzocht. Het door rechthebbenden voorgestelde tracé is om verschillende redenen afgevallen. Niet alleen het kostenaspect speelt een rol, maar ook het veiligheidsaspect heeft daarbij. In het door rechthebbenden voorgestelde alternatief vanaf de Spieringweg via de Rietsingel wordt de werkweg langer en aan het einde van de Rietsingel moet een watergang van acht meter worden gekruist. Daarna moet het vrachtverkeer dan afslaan naar het noorden. Er is daar langs de brede watergang niet voldoende ruimte om een werkweg aan te leggen. Normaal gesproken wordt tot watergangen een afstand van een paar meter aangehouden om instorting en schade aan oevers en aan de wateraan- en afvoer te voorkomen. In deze situatie is die ruimte er niet. De brede watergang is een primaire watergang waar het waterschap extra kritisch op let. Afgezien daarvan heeft TenneT er op gewezen dat de werkweg in het door rechthebbenden voorgestelde alternatief een tweerichtings fietspad zal kruisen, dat de Rietsingel een vrij smalle weg is die belemmering voor het bouwverkeer zal opleveren en dat er voor de route via de Rietsingel bomen moeten worden gekapt. Het in de stukken opgenomen tracé heeft deze nadelen niet. Op basis van het bovenstaande ben ik van mening dat TenneT op goede gronden heeft kunnen kiezen voor de tijdelijke ontsluitingsweg op de locatie zoals die in de stukken bij het verzoek is weergegeven. Gebleken is dat TenneT over een onherroepelijke vergunning beschikt voor de aanleg van de werkweg op de locatie zoals die in de stukken is opgenomen. Overigens merk ik nog op, dat uit de stukken blijkt dat TenneT na de indiening van haar verzoek nogmaals onderzoek heeft laten doen naar het meest wenselijke tracé van de werkweg. Per e mailbericht van 8 oktober 2015 heeft de rentmeester van TenneT rechthebbenden gewezen op de hiervoor al genoemde nadelen en lastige situaties die het door rechthebbenden aangevoerde alternatieve tracé met zich meebrengt. Om deze redenen is dit tracé volgens TenneT niet gewenst. Naar aanleiding van het gestelde over de onveilige situatie voor het vee heeft Tennel in de zitting van 18 februari 2016 in de gemeente Haarlemmermeer aangegeven dat passende maatregelen kunnen worden getroffen om de veiligheid te waarborgen. Hierbij kan worden gedacht aan het plaatsen van een hek. Voor zover rechthebbenden de geboden vergoeding te laag vinden merk ik op dat dit financieel van aard is en verwijs ik naar hetgeen ik onder Wettelijk kader BP en onder Schadevergoeding heb opgemerkt. Het bovenstaande in aanmerking nemend bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbenden af te RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 66 van 90

67 wijzen. Datum 25 mei De heet G.J. Schuurman en mevrouw B.W. Schuurman-Willems. RwS-2016/18879 In de onderhavige procedure is van rechthebbenden het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummer 1440 betrokken. Hierin wordt zowel een ondergrondse 150 kv- als een ondergrondse 380 kv hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Op het perceel (bovengronds) behoeven geen werkzaamheden te worden uitgevoerd omdat de aanleg van de verbindingen door middel van een boring wordt gerealiseerd. De werkzaamheden voor de boring vinden plaats op percelen van andere rechthebbenden. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbindingen zijn in diverse tracédelen opgeknipt. Wat rechthebbenden betreft vallen de werkzaamheden (boringen) onder het tracédeel van de gecombineerde verbinding van station Vijfhuizen tot aan het opstijgpunt bij mast 213. De werkzaamheden zullen hier starten in het derde kwartaal van 2016 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 7 tot 9 maanden. Rechthebbenden voeren aan dat zij nog niet tot een minnelijke schikking met TenneT zijn gekomen omdat TenneT reeds gemaakte afspraken over een deskundigen onderzoek niet nakomt en noodzakelijk gemaakte kosten voor juridische bijstand niet wil vergoeden. De hoogspanningsverbinding zou ter plaatse van het perceel van rechthebbenden eerst bovengronds komen maar wordt nu ondergronds aangelegd. Rechthebbenden begrijpen dat zij dat niet kunnen tegenhouden maar verwachten wel volledige compensatie voor het omzetverlies dat zal ontstaan. Een met de rentmeester overeengekomen onderzoek door drie deskundigen met betrekking tot de effecten op de gezondheid van paarden op dat deel van het perceel is door Tennel eenzijdig afgeblazen. TenneT schermt met een rapport van DNV GL Energy waarin staat dat er geen onderzoeken in de wetenschappelijke literatuur zijn gevonden. Er is dus geen gedegen onderzoek geweest dat sportpaarden kunnen worden geweid bovenop een ondergrondse gecombineerde 150 kv- en 380 kv-hoogspanningsverbinding. Ten aanzien van dit bezwaar overweeg ik als volgt. Voor zover het bezwaar betrekking heeft op de vergoeding van de gemaakte kosten voor juridische bijstand en de compensatie van omzetverlies, is dat financieel van aard. Een zodanig bezwaar kan niet leiden tot de conclusie dat het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht moet worden afgewezen. Ik wijs op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP, in het bijzonder onder Schadevergoeding en Toekomstige schade Wat betreft de stelling van rechthebbende ten aanzien van het onderzoek door drie deskundigen naar de effecten van de hoogspanningsverbinding op de gezondheid van paarden, waarover rechthebbenden met de rentmeester van TenneT overeenstemming zouden hebben bereikt, merk ik het volgende op. Uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbenden gevoerde overleg, blijkt dat er in het kader van dat overleg meerdere malen contact en overleg tussen TenneT en rechthebbenden is geweest over de mogelijke RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 67 van 90

68 gevolgen van de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbindingen in een gedeelte van het betrokken perceel, in relatie tot de op dat perceel verblijvende (sport)paarden. Per bericht van 12 januari 2015 laat de rentmeester rechthebbenden weten dat TenneT hem heeft gevraagd om een voorstel te doen tot de vaststelling van een gezamenlijk proces, waarin kan worden bezien of sportpaarden in de nabijheid van een hoogspanningsverbinding gehouden kunnen worden. Op basis van de uitkomst kan dan een vergoeding voor de schade worden gedaan. Kunnen rechthebbenden daar niet mee instemmen, dan kan de hoogte van de schade door een drie deskundigen taxatie bindend worden vastgesteld, aldus het bericht. Rechthebbenden delen de rentmeester van TenneT per bericht van 18 januari 2015 mee dat zij in kunnen stemmen met de aanwijzing van de deskundigen, echter alleen als zij een volledige vergoeding krijgen van de kosten die zij hebben gemaakt om hun belangen te verdedigen. 2O16 Rws-2a16/18879 Nadat de rentmeester van Tennel en rechthebbenden hierover in de periode van januari tot en met maart 2015 nader contact hebben gehad, stuurt TenneT rechthebbenden bij aangetekende brief van 27mei2015 overeenkomsten toe, strekkende tot de vestiging van opstalrechten voor zowel de aanleg van de 150 kv- als de aanleg van de 380 kv-hoogspanningsverbinding in het betrokken perceel. Hierbij zijn Financiële bijlagen gevoegd, waarin TenneT weergeeft voor welke vergoedingen rechthebbenden in aanmerking komen bij het aangaan van de overeenkomsten. TenneT gaat in de brief ook nader in op de vergoeding van de deskundigenkosten en merkt op, dat met rechthebbenden is gesproken over de invloed van de hoogspanningsverbinding op het gedrag van paarden. Zij wijst erop, dat de rentmeester een voorstel heeft gedaan voor een proces waarin kan worden bezien of sportpaarden gehouden kunnen worden in de nabijheid van een (ondergrondse) hoogspanningsverbinding. TenneT wijst er echter op dat er weinig tot geen vernieuwende wetenschappelijke onderzoeksgegevens bestaan die tot een andere conclusie moeten leiden ten opzichte van de situatie zoals die gold op het moment van vaststelling van het inpassingsplan. Zij verwijst daarbij naar het standpunt van de Afdeling in de uitspraak van 5 juni 2013, zaaknummer over het inpassingsplan. De Afdeling ziet daarin geen aanleiding voor het oordeel dat de ministers zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat op basis van de huidige stand van het wetenschappelijk onderzoek er geen reden is om aan te nemen dat er sprake is van schadelijke effecten op dieren en gewassen of gevolgen voor de voedselveiligheid als gevolg van magneetvelden van hoogspanningsverbindingen Hierdoor is TenneT van mening dat het uitvoeren van aanvullend onderzoek geen toegevoegde waarde heeft, in verband waarmee zij afziet van aanvullend onderzoek. Bij brief van 6 augustus 2015 deelt de dan door rechthebbenden ingeschakelde advocaat Tennel onder meer mee dat het onbegrijpelijk is dat TenneT eenzijdig de keuze heeft gemaakt om geen onderzoek te doen uitvoeren naar de gevolgen van de hoogspanningsverbinding op de paarden. Rechthebbenden stellen zich op het standpunt dat zij met de rentmeester van Tennel overeenstemming hebben bereikt over een proces waarin onderzoek zal worden gedaan naar de vraag of sportpaarden in de nabijheid van hoogspannfngsverbindingen gehouden kunnen worden. In reactie hierop wijst TenneT de advocaat er bij brief van 1 december 2015 op, dat zij bij het aanbod van 27 mei 2015 heeft gewezen op het ontbreken RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 68 van 90

69 van vernieuwende wetenschappelijke onderzoeksgegevens ten aanzien van het schadelijk effect van hoogspanningsverbindingen op dieren en gewassen. TenneT deelt mee dat zij nog niet nader in kan gaan op dit punt, maar in een volgende brief terug wil komen op de door rechthebbenden geuite zorg over de gevolgen die een hoogspanningsverbinding op paarden heeft. TenneT spreekt de verwachting uit dat zij rechthebbenden hierover binnen twee maanden kan informeren. De advocaat van rechthebbenden deelt TenneT vervolgens bij brief van 21 december 2015 onder meer mee dat rechthebbenden zich nog altijd verbazen over de wijziging van het standpunt (of beter nog: de toezegging) van Tennel inzake het hiervoor bedoelde onderzoek. Op het moment waarop de afspraak werd gemaakt dat drie deskundigen zich zouden uitlaten over de mogelijkheid om sportpaarden te houden in de nabijheid van een hoogspanningsverbinding, is volgens de advocaat door TenneT niet het voorbehoud gemaakt dat een en ander afhankelijk zou zijn van de stand van de wetenschappelijke inzichten op dat gebied. RwS-2016/18879 Bij brief van 28 januari 2016 informeert TenneT de advocaat van rechthebbenden nader over de gevolgen van de hoogspanningsverbinding voor het houden van paarden op het perceel. Zij stelt zich op het standpunt dat met rechthebbenden in het kader van het gevoerde overleg de afspraak is gemaakt dat drie deskundigen eventueel de schade kunnen vaststellen indien moet worden vastgesteld dat paarden niet in de nabijheid van een hoogspanningsverbinding gehouden kunnen worden. Het is derhalve volgens TenneT niet zo, dat de drie deskundigen zich zouden uitlaten over de mogelijkheid om sportpaarden te houden in de nabijheid van een hoogspanningsverbinding. TenneT wijst op het verloop van het proces en deelt mee dat zij recentelijk desalniettemin onderzoek heeft uit laten voeren naar de effecten van elektromagnetische velden van hoogspanningsverbindingen op koeien, paarden, schapen en varkens. Het in dat kader door het bureau DNV GL-Energy opgestelde rapport van 26 oktober 2015 met nummer stuurt TenneT bij haar brief mee. Volgens Tennel blijkt uit het rapport dat er geen aanleiding is om te concluderen dat paarden niet in de nabijheid van een (ondergrondse) hoogspanningsverbinding gehouden kunnen worden. TenneT is derhalve van mening dat het (in de onderhavige procedure betrokken) weilandgedeelte, gelegen boven de nieuwe hoogspanningsverbindingen, zonder beperkingen voor het houden van paarden kan worden gebruikt. Ter informatie voegt TenneT tevens een voor rechthebbenden opgestelde notitie toe waarin het magnetisch veld is berekend ter plaatse van het perceel van rechthebbenden. Daaruit blijkt dat de magneetveldsterkte op het perceel 0,1 en 0,6 microtesla zal zijn. Deze waarden blijven daarmee volgens Tennet ruimschoots onder de maximale magnetische veldsterkte als genoemd in het voornoemde rapport van DNV GL-Energy. Gelet op het voorgaande stellen rechthebbenden zich op het standpunt dat TenneT hen een toezegging heeft gedaan over een gezamenlijk te doorlopen proces, waarin door drie deskundigen onderzoek zal worden gedaan naar de mogelijkheid om in de nabijheid van de hoogspanningsverbinding sportpaarden te houden. TenneT stelt zich op het standpunt dat zij met rechthebbenden heeft afgesproken dat drie deskundigen eventueel de schade kunnen vaststellen, voor zover althans mocht blijken dat paarden niet in de nabijheid van een hoogspanningsverbinding gehouden kunnen worden. Ik merk hierover op dat dit een onderwerp van gesprek is tussen partijen waarbij ik geen partij ben. Overigens merk ik op dat, zoals RWS BEDRIJFSINFORMATIE p1 69 van 90

70 - plaatsen - (tijdelijke) - inhangen RWS BEDRIJFSINFORMATIE hiervoor is opgemerkt, de Afdeling in zijn uitspraak van 5 juni 2013, zaaknummer 25 m& heeft geoordeeld dat er op basis van de huidige stand van het Num met wetenschappelijk onderzoek geen reden is om aan te nemen dat er sprake is van schadelijke effecten op dieren en gewassen of gevolgen voor de voedselveiligheid als gevolg van magneetvelden van hoogspanningsverbindingen. Ik merk op dat ook uit het (aan rechthebbenden toegestuurde) onderzoeksrapport van het bureau DNV GL-Energy is dat niet gebleken. Gelet op hetgeen hierboven is weergegeven bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbenden af te wijzen. 15. A.M. Grondbedrijf B.V., Rotij Vastgoedontwikkeling B.V., Ymere Ontwikkeling B.V. en Bouwinvest Develotjment B.V. Zoals uit het bovenstaande blijkt, is het bezwaar mede ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ymere Ontwikkeling B.V. Mij is gebleken dat deze partij in het Kadaster niet voorkomt als rechthebbende (gedeeltelijk eigenaar) ten aanzien van de in onderhavige procedure betrokken percelen kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummers 3077 en Wel komt de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Projectontwikkeling Woningbedrijf B.V. als rechthebbende naar voren. Deze partij wordt niet in het bezwaar genoemd. Uit informatie van de Kamer van Koophandel is mij gebleken, dat Projectontwikkeling Woningbedrijf B.V. op 9 juni 2004 is overgegaan in Projectontwikkeling Ymere B.V. en dat deze laatste onderneming vervolgens op 29 december 2005 is overgegaan in de genoemde onderneming Ymere Ontwikkeling B.V. Gelet hierop acht ik het bezwaar van Ymere Ontwikkeling B.V. ontvankelijk. Voor de beslissing omtrent het al dan niet opleggen van een gedoogplicht is de kadastrale registratie echter leidend. Om die reden zal ik de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Projectontwikkeling Woningbedrijf B.V. in het vervolg van deze beschikking als rechthebbende aan merken. Op de hiervoor genoemde en in de onderhavige procedure betrokken percelen van rechthebbenden wordt de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlem mermeer, sectie AF, nummer 3077 is de mast met het nummer 186 gesitueerd. De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten: - aanleg van een tijdelijk werkterrein inclusief permanente verlegging/demping sloot, duikers en juk en overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein; - mastopbouw; van (een) tijdelijke duiker(s); drainagemaatregelen en tijdelijke bemaling; en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meer in dat de percelen één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig worden betreden om de draden van mast tot mast te trekken. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. Deze werkzaamheden bij deze rechthebbenden vallen onder RwS-2016/;8879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 70 van 90

71 het tracédeel van de masten 184 tot en met 199. Hier zal volgens planning in het 2o16 vierde kwartaal van 2017 gestart worden met de werkzaamheden en deze kunnen uitgevoerd worden in een periode van 6 tot 9 maanden. Rechthebbenden hebben hun bezwaren zowel in de zitting van 18 februari 2016 als in de zitting van 21 maart 2016 naar voren gebracht. Zij wijzen erop dat zij de grond als projectontwikkelaars hebben gekocht in de verwachting/hoop dat daarop in de toekomst woningbouw ontwikkeld kan worden. Zij zijn bereid om met TenneT een overeenkomst te sluiten maar TenneT moet dan wel haar voorwaarden inhoudelijk herzien of aanpassen. Dit houdt verband met het feit dat bij overdracht van de grond een belemmering optreedt. Rechthebbenden wijzen erop dat het hier een ontwikkelingsgebied betreft. De voorkeur gaat er naar uit dat bij overdracht van de grond de bijzondere titel met het recht op toekomstschade ook verankerd is. TenneT meent dat een koper rekening houdt met de feitelijke situatie. Overleg met TenneT hierover heeft geleid tot een discussie over een arrest van de Hoge Raad, waaruit volgens TenneT blijkt dat er bij overdracht onder bijzondere titel geen recht op toekomstschade bestaat. Rechthebbenden hebben een onderzoek ingesteld, maar dit arrest niet gevonden. In de zitting van 21 maart 2016 is namens rechthebbenden opgemerkt, dat zij alsnog kennis hebben genomen van het arrest maar dat het om een arrest van het Gerechtshof Leeuwarden gaat. Het aspect waaraan Tennel refereert staat echter niet in het arrest zelf maar in een noot eronder. Dit is in de visie van rechthebbenden geen geldend recht. Ten aanzien van dit bezwaar overweeg ik als volgt. Het bezwaar is naar mijn oordeel in hoofdzaak financieel van aard en kan niet leiden tot de conclusie dat het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht moet worden afgewezen. Ik wijs op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP in het bijzonder onder Schadevergoeding en Toekomstschade. De hoogte van de door verzoeker aangeboden vergoeding is onderwerp van het tussen partijen te voeren overleg inzake het gebruik van de onroerende zaak. Daarbij geldt het principe van de volledige schadeloosstelling, wat betekent dat rechthebbenden voor en na de vestiging van een zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie dienen te verkeren. Ik merk voorts op, dat ik in onderhavige procedure geen uitspraak kan doen over de vraag of TenneT zich al dan niet terecht op het standpunt heeft gesteld dat er bij overdracht onder bijzondere titel geen recht op toekomstschade bestaat en in verband daarmee heeft kunnen en mogen afzien van het opnemen van een bepaling daaromtrent in de overeenkomst. Ik constateer daarbij dat Tennel een volledige schadeloosstelling voorop stelt en ook toekomstschade vergoedt, voor zover daarvan daadwerkelijk blijkt (artikel 5.2 van de Algemene bepalingen). Verschil van mening over de inhoud van de te sluiten zakelijk recht overeenkomst en de daaraan verbonden (algemene) voorwaarden en voorschriften, is onderdeel van het minnelijk overleg tussen partijen inzake het gebruik van de percelen. Voor het overige merk ik op dat mij uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbenden tot overeenstemming te komen over totstandkoming van de overeenkomst tot RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 71 van 90

72 - plaatsen - (tijdelijke) - inhangen RWS BEDRIJFSINFORMATIE vestiging van het opstalrecht. TenneT is vanaf juli 2014 in contacten overleg met 2O16 rechthebbenden. Bij aangetekende brief van 30 juni 2015 is TenneT rechthebbenden de overeenkomst tot vestiging van een opstalrecht op de percelen toegestuurd. Daarbij zijn Financiële bijlagen gevoegd, waarin TenneT weergeeft voor welke vergoedingen (inclusief efficiencypremie) rechthebbenden in aanmerking komen bij het aangaan van de overeenkomst. Mij is niet gebleken dat de gedane biedingen van Tennel op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moeten worden beschouwd. Naar mijn oordeel heeft TenneT gelet daarop en in aanmerking nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek, zodat er in zoverre geen aanleiding bestaat om het verzoek van TenneT af te wijzen. Ik teken daarbij aan dat TenneT ook na de indiening van haat verzoek het contact en overleg met rechthebbenden en hun vertegenwoordiger(s) heeft voortgezet. Ook dit heeft echter tot op heden nog niet tot overeenstemming geleid. Gelet op het bovenstaande bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van TenneT ten aanzien van rechthebbenden af te wijzen. 16. De heet G.L. de Jong. Rechthebbende heeft de in onderhavige procedure betrokken percelen kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummers 3077 en 3513 in gebruik. Hierop wordt de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Op het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummer 3513 is tevens mast nummer 185 gesitueerd en op het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummer 3077 is mast nummer 186 gesitueerd. De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten (in alle gevallen steeds op beide percelen): - aanleg van een tijdelijk werkterrein inclusief permanente verlegging/demping sloot, duikers en juk en overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein; - mastopbouw; van tijdelijke duikers; drainagemaatregelen en tijdelijke bemaling; en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meer in dat de percelen één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig wordt betreden om de draden van mast tot mast te trekken. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. De werkzaamheden bij deze rechthebbende vallen onder het tracédeel van de masten 184 tot en met 199. Hier zullen de werkzaamheden volgens planning in het vierde kwartaal van 2017 starten en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. Rechthebbende voert aan dat hij een schriftelijk aanbieding van TenneT heeft ontvangen waaraan een termijn van zes weken was gekoppeld. Hij is echter pachter en kan en mag geen dingen doen die volgens de wet niet toegestaan zijn. Het gepachte mag niet gewijzigd worden zonder instemming van de verpachter en RwS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 72 van 90

73 de verpachter mag het omgekeerde niet. TenneT biedt iets aan wat eigenlijk niet 5 2O16 kan. Een door TenneT voorgestelde toevoeging (opschortende voorwaarde) wordt begrijpelijkerwijze niet geaccepteerd door de verpachter. De kortste conclusie is dat rechthebbende nergens recht op heeft. Als de verpachter niet tekent, ontvangt hij zijn aangeboden vergoeding niet. Rechthebbende merkt op dat hij hier al vanaf 4 november 2013 mee bezig is maar dat er geen minnelijk overleg mogelijk is geweest. Ten aanzien van dit bezwaar overweeg ik als volgt. Uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde overleg, is mij gebleken dat TenneT vanaf 2013 met rechthebbende in contact is. Bij brief van 3 juni 2014 informeert TenneT rechthebbende over de plannen voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding en stuurt TenneT hem een dossier met een aantal stukken toe. Het overleg met rechthebbende start vanaf januari Per bericht van 17juni 2015 stuurt de rentmeester van TenneT rechthebbende en zijn vertegenwoordiger een aantal stukken toe, waaronder de Financiële bijlage waaruit blijkt voor welke vergoedingen betrokkene in aanmerking komt. Bij brief van 25 juni 2015 stuurt TenneT rechthebbende de gebruiksovereenkomst toe met daarbij (opnieuw) de Financiële bijlage waarin de uit te keren vergoedingen zijn weergegeven. Tevens informeert Tennel hem in de brief over een aantal zaken. Per bericht van 1 juli 2015 stuurt TenneT de vertegenwoordiger van rechthebbende ter kennisneming een afschrift (zonder bedragen) toe van de overeenkomst tot vestiging van een opstalrecht zoals die op deze datum aan de grondeigenaren is verstuurd. Hierna hebben partijen op een aantal momenten telefonisch en via de contact. Op 22 augustus 2015 heeft de rentmeester van TenneT telefonisch contact met rechthebbende. Hieruit blijkt dat rechthebbende de overeenkomst niet zal ondertekenen omdat er nog geen overeenstemming is bereikt tussen TenneT en de grondeigenaren. Deze eigenaren hebben aangegeven dat zij schade kunnen leiden indien rechthebbende de overeenkomst tekent. In verband hiermee stelt de rentmeester van Tennel rechthebbende en zijn vertegenwoordiger per van 31 augustus 2015 voor om een opschortende voorwaarde in de te sluiten overeenkomst op te nemen. Op dezelfde datum laat de vertegenwoordiger van rechthebbende de rentmeester weten dat betrokkene de overeenkomst niet zal tekenen omdat TenneT hem geen enkele garantie geeft dat hij gevrijwaard zal worden van alle (negatieve) gevolgen die kunnen ontstaan bij het wel tekenen van die overeenkomst. Op basis van de zojuist geschetste feiten kan naar mijn mening niet worden gesteld dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbenden tot overeenstemming te komen over totstandkoming van de gebruiksovereenkomst. Mij is voorts uit de stukken niet gebleken dat het door TenneT bij brief van 25 juni 2015 gedane bod op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moet worden beschouwd. Naar mijn oordeel heeft Tennel gelet daarop en in aanmerking nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek, zodat er in zoverre geen aanleiding bestaat om het verzoek van Tennel af te wijzen. Rws-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 73 van 90

74 - inhangen RWS BEDRIJFSINFORMATIE Uit de overgelegde stukken is mij overigens gebleken dat Tennel het overleg met rechthebbende en zijn adviseur na de indiening van het verzoek heeft voortgezet. Dit leidt evenmin tot overeenstemming, zodat ik ook gelet daarop geen aanleiding zie om het verzoek af te wijzen. Datum 25 mei 2016 RWS-2016/; De heert. Steenwijk. In de onderhavige procedure is van rechthebbende het perceel kadastraal bekend gemeente HaarIemmermeer sectie AO, nummer 881 betrokken. Hierop wordt de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Tevens komt op dit perceel de mast met het nummer 165 te staan. De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten: - aanleg van een tijdelijk werkterrein inclusief duikers en overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein; - mastopbouw; - (tijdelijke) drainagemaatregelen en tijdelijke bemaling; - plaatsen van (een) tijdelijke duiker(s); en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meet in dat het perceel één of meerdere keten te voet of met een klein voertuig wordt betreden om de draden van mast tot mast te trekken De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. De werkzaamheden bij rechthebbende vallen onder het tracédeel van de masten 163 tot en met 180. Hier zullen de werkzaamheden volgens planning starten in het derde kwartaal van 2016 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. Rechthebbende heeft puntsgewijs en samengevat het volgende opgemerkt: 1. Tennel heeft onvoldoende pogingen ondernomen om langs minnelijke weg tot overeenstemming te komen of heeft voorstellen gedaan die onwerkelijk en onredelijk zijn. TenneT wil alleen overeenstemming bereiken over de vestiging van een zakelijk recht van opstal als bedoeld in artikel 5:101 van het Burgerlijk Wetboek en is niet bereid om overeenstemming te bereiken over de vestiging van een zakelijk recht zonder dat een eigenaar rechten tot vergoeding van schade prijsgeeft. Daarbij houdt TenneT stringent vast aan de bepalingen die ze zelf heeft geformuleerd en zoals die zijn neergelegd in de hoofdovereenkomst en de bijbehorende Algemene Bepalingen. Deze zijn voor verschillende interpretaties vatbaar en zowel de betekenis als reikwijdte van de bepalingen zijn, mede gezien de ontwikkelingen in de landbouw, niet te overzien. Afgezien daarvan is het ook de vraag of de opstelling van TenneT redelijk is. Rechthebbende meent van niet. Niet alleen vanuit redelijkheid en billijkheid, maar ook vanuit het Europese en nationale recht. Hij betoogt uitvoerig dat de standaardovereenkomst met bijbehorende Algemene Bepalingen van TenneT bedingen bevat die naar wettelijke maatstaven voor eigenaren onredelijk bezwarend zijn of kunnen zijn. Die doen afbreuk aan het te respecteren belang van een eigenaar (en diens rechtsopvolger) op volledige schadeloosstelling. Daarnaast hanteert TenneT ook andere bedingen die onredelijk bezwarend zijn. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 74 van 90

75 2. Vast is komen te staan dat TenneT niet bereid is overeenstemming te bereiken over de vestiging van een zakelijk recht zonder dat de eigenaar rechten prijs geeft strekkende tot vergoeding van schade, welke rechten één op één worden ontleend aan de BP. In de veel voorkomende situatie waarin er sterk verschil van mening bestaat over de hoogte van de schadeloosstelling, is TenneT uitsluitend bereid tot minnelijke overeenstemming indien de eigenaar akkoord gaat met een procedure die uitmondt in een bindend advies. TenneT is niet bereid een regeling te treffen die ertoe strekt de gewone rechter bevoegd te verklaren en de rechtsbescherming als bedoeld in artikel 14 BP in stand te laten. Bovendien pleegt TenneT voorafgaand aan haar biedingen en aan haar verzoek tot verkrijging van een gedoogbeschikking geen (taxatie)onderzoek te doen naar waardevermindering. Zij verlangt dus dat de eigenaar instemt met een bindend advies, zonder eerst een onderbouwd aanbod te doen. RwS-2016/ De door TenneT kennelijk op 26 juli 2013 opnieuw vastgestelde Schade & vergoedingengids Bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbindingen is duidelijk nadeliger dan de versie die in 2008 werd vastgesteld. Een essentiële passage over het eerste bezoek van de rentmeester van TenneT aan een rechthebbende met daarop volgend een opname van de situatie ter plaatse en een taxatie van de schadeloosstelling is in die gids weggelaten. Rechthebbende wijst er op, dat in zijn geval het uitgangspunt van een voorafgaande taxatie in ieder geval niet is gevolgd en toegepast. In maart 2015 heeft hij al aangegeven dat hij een onderbouwing wenste van de vermogenswaardedaling. Op 8 juni 2015 geeft TenneT aan dat zij geen aanleiding ziet om het door haar gedane aanbod te herzien, maar op 15 oktober 2015 gaat TenneT door de knieën. Om de impasse te doorbreken is zij toch bereid om een taxatierapport op te laten stellen en dat op korte termijn aan te bieden. Eerst op 14 januari 2016 ontvangt rechthebbende het concept van het taxatierapport en na aandringen ontvangt hij op 22 januari 2016 een dreigmail met het getekende rapport. In de mail geeft TenneT aan dat zij op 14 januari 2016 op basis van het conceptrapport coulance halve heeft aangeboden om de aanbieding zoals die op 10 maart 2015 werd gedaan, gestand te doen. Rechthebbende is niet op dat aanbod ingegaan maar heeft verzocht om het definitieve rapport. Dat leidt ertoe dat TenneT haar bod van 10 maart 2015 op het punt van de geboden vermogensschade herziet en naar beneden bijstelt. Rechthebbende is van mening dat een dergelijke houding van TenneT als dienaar van het algemeen belang niet mag worden verwacht. Hij heeft vervolgens een verzoek gedaan om te bezien of er een mogelijkheid bestaat om geen vermogensschade op te nemen in de overeenkomst (en dus ook niet vergoed te krijgen), maat TenneT blijft vasthouden aan haar eigen uitgangspunten dat er 6f een vooraf overeengekomen vergoeding in de overeenkomst wordt vastgesteld 6f dat gelijktijdig met het tekenen van de overeenkomst een driedeskundigentaxatie overeengekomen moet worden. Dit komt volgens rechthebbende neer op tekenen bij het kruisje. 4. Het taxatierapport van de rentmeester van TenneT (in opdracht van TenneT opgesteld) geeft een duidelijk beeld van de insteek en deskundigheid van de rentmeesters die voor TenneT werkzaam zijn. Het rapport is gebaseerd op vergelijkingen met percelen met en zonder mast. Rechthebbende heeft zelf onderzoek gedaan naar de referentieobjecten waar de rentmeester van TenneT zijn taxatie op gebaseerd heeft en betoogt uitvoerig dat de rentmeester verkeerde RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 75 van 90

76 berekeningen gemaakt en onjuiste conclusies heeft getrokken. De stelling van de rentmeester dat uit een vergelijking van twee objecten niet kan worden geconstateerd dat een mast een waarde verminderend effect heeft op de marktwaarde van het onderliggende perceel cultuurgrond doet rechthebbende af als volslagen onzin. Hoewel er in zijn ogen nog veel meer te zeggen valt over de werkwijze van Tennel en haar rentmeester(s), stelt hij vast dat TenneT gedurende het gehele minnelijk overleg, bewust en/of onbewust op voorhand onredelijke en onwerkelijke aanbiedingen heeft gedaan. Er is simpelweg geen minnelijk overleg mogelijk geweest met TenneT RwS-2016/18879 Ten aanzien van deze bezwaren overweeg ik als volgt. Ad 1. Ik merk op, dat het niet aan mij is om in de onderhavige procedure uitspraken te doen over de redelijkheid en billijkheid van de bepalingen die TenneT heeft geformuleerd en neergelegd in de hoofdovereenkomst en bijbehorende Algemene Bepalingen en over de vraag of deze overeenkomst en bepalingen al dan niet, en eveneens vanuit het oogpunt van redelijkheid en billijkheid, in strijd zijn met het Europese en nationale recht. Verschil van mening over de te sluiten zakelijk recht overeenkomst en de daaraan verbonden (algemene) voorwaarden en voorschriften is onderdeel van het minnelijk overleg tussen partijen inzake het gebruik van de percelen. Daarbij merk ik op dat het rechthebbende vrij staat om af te zien van de ondertekening van de overeenkomst tot vestiging van een zakelijk recht indien hij meent dat deze in strijd is met het recht dan wel onredelijke voorschriften en bedingen bevat. Voor zover rechthebbende nog doelt op het prijsgeven van zijn recht op vergoeding van schade, wijs ik op hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP, in het bijzonder onder Schadevergoeding en Toekomstschade. In deze procedure is het niet aan mij om te treden in een inhoudelijke beoordeling van de hoogte van de geboden bedragen. De hoogte van de door verzoeker aangeboden vergoeding is onderwerp van het tussen partijen te voeren overleg inzake het gebruik van de onroerende zaak. Daarbij geldt het principe van de volledige schadeloosstelling, wat betekent dat rechthebbenden voor en na de vestiging van een zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogensen inkomenspositie dienen te verkeren. Voor zover rechthebbende overigens van mening is dat er sprake van onredelijk bezwarende bedingen, merk ik op dat hem vrij staat om zo nodig een procedure te starten tot vernietiging daarvan. Dit staat echter los van de procedure gericht op de oplegging van de gedoogplicht. Daarbij merk ik op dat de omstandigheid dat Tennel in het kader van het overleg heeft willen vasthouden aan haar eigen (standaard)bepalingen nog niet maakt dat dit overleg als onwerkelijk en onredelijk moet worden aangemerkt. Ik wijs in dit verband op hetgeen ik reeds heb gesteld onder Minnelijk overleg Ad 2. Ook op dit punt verwijs ik naar hetgeen ik onder Wettelijk kader en in het bijzonder onder Schadevergoeding heb opgemerkt. In het bijzonder wijs ik er nogmaals op dat het schadetraject wordt beheerst door de daarop van toepassing RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 76 van 90

77 Datum zijnde bepalingen van de BP, de artikelen 1 en 14. Ik heb al opgemerkt dat mij in 25 mei 2016 dezen geen taak toekomt aangezien dit traject nadrukkelijk is losgekoppeld van het proces dat leidt tot oplegging van de gedoogplicht. Verschil van mening over de hoogte van de geboden vergoeding is onderwerp van het overleg tussen partijen over het gebruik van de onroerende zaken. Artikel 1 van de BP behoudens recht op schadevergoeding betekent niet dat de aantasting van het recht van de rechthebbende als gevolg van de gedoogverplichting op zich zelf een aanspraak op vergoeding zou scheppen. De strekking is slechts dat voor zover als gevolg van de aanleg en instandhouding van een werk van concrete schade blijkt, van die gebleken schade vergoeding kan worden gevorderd. Een geschil over de (hoogte van) schadevergoeding kan worden voorgelegd aan de rechtbank, sector kanton. Verder merk ik op, dat de omstandigheid dat TenneT in het overleg met rechthebbende kennelijk heeft willen vasthouden aan haar uitgangspunten met betrekking tot de driedeskundigentaxatie, nog niet met zich brengt dat het met hem gevoerde overleg daarom als onwerkelijk en onredelijk moet worden aangemerkt. De uitgangspunten ten aanzien van een dergelijke taxatie zijn in eerste instantie vastgelegd in de hiervoor onder Wettelijk kader BP en Schadevergoeding genoemde Gids over schadevergoedingen in het kader van aanleg en instandhouding Randstad 380kV-hoogspanningsverbinding van augustus 2008 en thans vastgelegd in de daar eveneens genoemde Schade & vergoedingengids Bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbindingen. Ik merk hierover op, dat de Afdeling het schadebeleid van TenneT in de onder Wettelijk kader BP genoemde uitspraken van 29 december 2010 en 5 juni 2013 niet als onredelijk heeft bestempeld. Zoals opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Schadevergoeding kan een geschil over de (hoogte van de) schadevergoeding worden voorgelegd aan de rechtbank, sector kanton. Voor zover rechthebbende meent dat er door de weergegeven opstelling en handelwijze van TenneT sprake is geweest van een onredelijke en onwerkelijke overlegsituatie, verwijs ik naar de tekst onder ad 3 en 4. Ad 3 en 4. Het gestelde ziet in hoofdzaak op de wijze waarop het overleg tussen TenneT en rechthebbende is verlopen. In dat verband wijs ik op hetgeen ik heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg. Zoals daaruit blijkt, zal ik mij ervan moeten vergewissen of er tussen Tennel en rechthebbende een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Daarover merk ik op, dat mij uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde overleg, is gebleken dat TenneT in april 2014 met rechthebbende in contact is getreden door onder meer de toezending van een aantal stukken over de te realiseren hoogspanningsverbinding. Diverse pogingen van de zijde van TenneT en haar rentmeester om met de vertegenwoordiger van rechthebbende in overleg te treden dan wel om daarover een afspraak te maken, slagen vervolgens niet. De rentmeester van TenneT en vertegenwoordiger van rechthebbende hebben daar in de periode van april 2014 tot en met januari 2015 verschillende malen contact over. De vertegenwoordiger van rechthebbende geeft aan dat hij niet bereid is tot overleg zolang Tennel onder meer geen antwoord geeft op gestelde vragen. Bovendien deelt de vertegenwoordiger Tennel in oktober 2014 RwS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 77 van 90

78 mee dat hij geen vertrouwen heeft in de rentmeester die op dat moment namens TenneT optreedt. Partijen wisselen verder in genoemde periode verschillende e mailberichten uit over de (on)juistheid en (on)volledigheid van door de rentmeester van TenneT opgestelde verslagen van gevoerde telefoongesprekken. 5a2015 Rws-2016/18879 Op 4 maart 2015 voeren partijen overleg. Hieraan voorafgaand stuurt de rentmeester van TenneT onder meer het concept van de overeenkomsten tot vestiging van een opstalrecht aan rechthebbende, met daarbij tevens de Financiële bijlage waaruit blijkt voor welke vergoedingen rechthebbende in aanmerking komt. Na het overleg corresponderen partijen over de inhoud van het verslag van bedoeld overleg, waarna TenneT rechthebbende bij aangetekende brief van 17 juni 2015 de overeenkomst toestuurt tot het vestigen van een opstalrecht. Hierbij is ook een Financiële bijlage (met efficiencypremie) gevoegd waaruit blijkt voor welke vergoedingen rechthebbende in aanmerking komt. Bij brief van 23 juli 2015 deelt de dan door rechthebbende ingeschakelde advocaat TenneT mede dat betrokkene niet akkoord kan gaan met het aanbod omdat vragen niet behoorlijk zijn beantwoord en omdat het aanbod de schade niet volledig dekt. Ook ontbreekt een aanbod voor vergoeding van de vermogensschade. TenneT deelt de advocaat hierop per brief van 28 juli 2015 mee dat zij bereid is tot het maken van nadere afspraken om schadebeperkend te handelen. Om te komen tot een dekkende schadevergoeding biedt TenneT een driedeskundigentaxatie aan. Daartoe is een bijlage bij de brief gevoegd die na akkoord integraal deel zal uitmaken van de overeenkomst. TenneT merkt op dat zij na het tekenen van de zakelijk recht overeenkomst de deskundigen opdracht zal geven om de schade conform taxatieopdracht te bepalen. De uitkomst zal zowel voor Tennel als rechthebbende bindend zijn. TenneT deelt verder nog mee dat zij de termijn waarin rechthebbende in aanmerking komt voor de efficiencypremie met drie weken heeft verlengd. Per brief van 4 augustus 2015 deelt de advocaat van rechthebbende TenneT mee dat betrokkene eerst ook een aanbod wenst voor de vermogensschade van de (landbouw)gronden, de (ondergrond van de) bedrijfsgebouwen en de woning. Eerder zal hij geen beslissing nemen over het door TenneT gedane aanbod. Bij brief van 14 augustus 2015 deelt de advocaat verder mee dat rechthebbende nog geen alles omvattend aanbod heeft ontvangen en verzoek hij TenneT dringend om het aanbod te heroverwegen door daarin een deugdelijk onderbouwde component ten aanzien van de vergoeding van vermogensschade op te nemen en daarbij een nieuwe efficiencytermijn te gunnen. Hierover wisselen de rentmeester van TenneT en de advocaat verder in augustus hun standpunten uit. TenneT deelt rechthebbende bij brief van 19 augustus 2015 mee dat zij voornemens is om begin september een verzoek tot het starten van de gedoogplichtprocedure in te dienen. Op basis van de zojuist weergegeven feiten kan naar mijn mening niet worden gesteld dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbende tot overeenstemming te komen over de vestiging van het zakelijk recht en tijdelijk gebruik. Mij is voorts uit de overgelegde stukken niet gebleken dat het door Tennel bij de brief van 17 juni 2015 gedane bod op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moet worden beschouwd. Naar mijn oordeel is TenneT, in aanmerking RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 78 van 90

79 nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding nu er minnelijk geen overeenstemming is bereikt, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek. 25 m 2016 N Rws-2o16/1887g Uit de overgelegde stukken is mij verder niet gebleken dat TenneT geweigerd heeft om over bepaalde schadeposten te spreken. Zoals ook uit het hiervoor geschetste verloop van het overleg blijkt, heeft Tennel rechthebbende een aanbod gedaan tot vestiging van een zakelijk recht met daarbij uitdrukkelijk de mogelijkheid van een driedeskundigentaxatie. Rechthebbende is, anders dan TenneT, van oordeel dat er eerst een volledig uitgewerkt financieel aanbod moet worden gedaan, waarna dat bod, indien dat niet wordt geaccepteerd, kan leiden tot een driedeskundigentaxatie. Hierdoor heeft het overleg tussen partijen niet tot overeenstemming geleid. Het verschil van inzicht tussen partijen maakt echter nog niet dat het gedane bod door mij als onwerkelijk en onredelijk dient te worden aangemerkt. Ik verwijs in dit verband ook naar hetgeen ik over de driedeskundigentaxatie heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Schadevergoeding. Zoals opgemerkt, heeft de Afdeling dit onderdeel van het schadebeleid van TenneT niet als onredelijk bestempeld. Uit de overgelegde stukken is mij overigens gebleken dat TenneT het overleg met rechthebbende ook na de indiening van haar verzoek heeft voortgezet. Per e mailbericht van 22 januari 2016 laat Tennel de advocaat van rechthebbende weten dat zij, in een poging om alsnog minnelijk tot overeenstemming te komen, alsnog een taxatie heeft laten uitvoeren naar de vermogensschade. Helaas is de afronding van deze taxatie enige tijd gevraagd, maar bij genoemd bericht stuurt TenneT het concept van het taxatierapport toe. Zij merkt op, dat dit concept geen aanleiding geeft om een aanvullende schadevergoeding aan rechthebbende aan te bieden. Ten einde overeenstemming te bereiken deelt TenneT verder nog mee dat zij bereid is om het aanbod van 17 juni 2015 gestand te doen, zij het zonder de efficiencypremie. Dit leidt echter niet tot ondertekening van de overeenkomst. Ook het hiervoor geschetste verloop van het voortgezette overleg in aanmerking nemend bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om te concluderen dat er geen sprake is geweest van een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie, in verband waarmee het verzoek van Tennel zou moeten worden afgewezen. Met betrekking tot het gestelde onder 4 over de kwaliteit van de rentmeester(s) van TenneT merk ik op, dat het niet aan mij is om daarover in onderhavige procedure een uitspraak te doen. Voor zover rechthebbende van mening is dat de inhoud van het taxatierapport van de rentmeester van Tennel onjuist is en dat de rentmeester verkeerde conclusies heeft getrokken, merk ik op dat dit in essentie ziet op de vraag of de rentmeester de waardevermindering juist heeft getaxeerd. Dit heeft betrekking op de hoogte van de schadeloosstelling. Het is echter niet aan mij om in deze procedure de hoogte van de schadevergoeding te toetsen. Gelet op hetgeen hierboven is weergegeven bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om het verzoek van Tennel ten aanzien van rechthebbende af te wijzen. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 79 van 90

80 - (tijdelijke) - inhangen RWS BEDRIJFSINFORMATIE 18. ].J. Blom Beheer BV. In de onderhavige procedure is van rechthebbende het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AO, nummer 762 betrokken. Hierop zal de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding worden gerealiseerd. Tevens komt op dit perceel de mast met het nummer 167 te staan. Datum 25 mei 2016 De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten: - aanleg van een tijdelijk werkterrein inclusief duikers en overige (grond)werkzaamheden binnen het tijdelijk werkterrein; - mastopbouw; drainagemaatregelen en tijdelijke bemaling; en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meet in dat het perceel één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig wordt betreden om de draden van mast tot mast te trekken. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. De werkzaamheden bij rechthebbende vallen onder het tracédeel van de masten 163 tot en met 180. Hier zullen de werkzaamheden volgens planning starten in het derde kwartaal van 2016 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. Rechthebbende heeft dezelfde bezwaren naar voren gebracht als de heer T. Steenwijk. Deze bezwaren heb ik hiervoor al samengevat weergegeven. Ik volsta dan ook met een verwijzing naar die samenvatting. Ten aanzien van rechthebbende overweeg ik als volgt. Ad 1 en ad 2. Ik volsta met een verwijzing naar hetgeen ik reeds heb opgemerkt in mijn reactie op het (gelijkluidende) bezwaar van de heer T. Steenwijk onder ad 1 en ad 2. Ad 3 en 4. Zoals ik in mijn reactie op het bezwaar van de heer T. Steenwijk onder ad 3 en ad 4 al heb opgemerkt, ziet het gestelde in hoofdzaak op de wijze waarop het overleg tussen Tennel en rechthebbende is verlopen. In dat verband heb ik gewezen op hetgeen ik heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg Gelet daarop zal ik mij er ook wat rechthebbende ].]. Blom Beheer B.V. betreft van moeten vergewissen of er tussen TenneT en haar een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Daarover merk ik op, dat mij uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde overleg, is gebleken dat TenneT in april 2014 met haar in contact is getreden door onder meer de toezending van een aantal stukken over de te realiseren hoogspanningsverbinding. Diverse pogingen van de zijde van TenneT en haar rentmeester om met de vertegenwoordiger van rechthebbende in overleg te treden dan wel om daarover een afspraak te maken, slagen vervolgens niet. De rentmeester van TenneT en vertegenwoordiger van rechthebbende hebben daar in de periode van april 2014 tot en met januari 2015 verschillende malen contact over. De vertegenwoordiger van rechthebbende geeft aan dat hij niet bereid is tot overleg zolang TenneT onder meer geen antwoord geeft op gestelde vragen. Bovendien deelt de vertegenwoordiger TenneT in oktober 2014 mee dat hij geen vertrouwen heeft in de rentmeester die op dat moment namens TenneT optreedt. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 80 van 90

81 Partijen wisselen verder in genoemde periode verschillende berichten uit 25m& 2016 over de (on)juistheid en (on)volledigheid van door de rentmeester van TenneT opgestelde verslagen van gevoerde telefoongesprekken. Vooruitlopend op een dan inmiddels gepland overleg stuurt TenneT rechthebbende bij aangetekende brief van 10 maart 2015 onder meet de overeenkomst tot vestiging van een opstalrecht toe. Hierbij is een Financiële bijlage gevoegd waaruit blijkt voor welke vergoedingen rechthebbende in aanmerking komt. De rentmeester en een vertegenwoordiger van TenneT voeren hierover op 25 maart 2015 overleg met de vertegenwoordigers van rechthebbende. Bij brief van 8 juni 2015 reageert TenneT op de zaken die in het gesprek van 25 maart 2015 aan de orde zijn gekomen. Naar aanleiding van een reactie op deze brief van de vertegenwoordiger van rechthebbende stuurt TenneT hem per brief van 3 augustus 2015 een notitie toe van een uitgevoerd referentieonderzoek inzake de vermogensschade ten behoeve van onder meer het dossier van rechthebbende. Partijen wisselen hierna nog diverse berichten uit, onder meet naar aanleiding van verzoeken van de vertegenwoordiger van rechthebbende om toezending van de gegevens en stukken die ten grondslag hebben gelegen aan genoemd referentieonderzoek. Per bericht van 15 september 2015 doet TenneT de vertegenwoordiger van rechthebbende tot slot het aanbod om de vermogensschade van het volledige perceel vast te laten stellen door een zogeheten driedeskundigentaxatie. Op basis van de zojuist weergegeven feiten kan naar mijn mening niet worden gesteld dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplfcht onvoldoende getracht heeft om met rechthebbende tot overeenstemming te komen over de vestiging van het zakelijk recht en tijdelijk gebruik. Mij is voorts uit de overgelegde stukken niet gebleken dat het door TenneT bij de brief van 10 maart 2015 gedane bod op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moet worden beschouwd. Naar mijn oordeel heeft TenneT, in aanmerking nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding nu er minnelijk geen overeenstemming is bereikt, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haar verzoek. Uit de overgelegde stukken is mij verder niet gebleken dat Tennel geweigerd heeft om over bepaalde schadeposten te spreken. Zoals ook uit het hiervoor geschetste verloop van het overleg blijkt heeft TenneT rechthebbende een aanbod gedaan tot de vestiging van een zakelijk recht. Daarbij is ook de mogelijkheid geboden van een driedeskundigentaxatie. Rechthebbende heeft hier niet mee in kunnen stemmen. Zoals uit de stukken blijkt, verschillen partijen inhoudelijk van mening over de wijze waarop de (driedeskundigen)taxatie dient te verlopen. Dit maakt echter nog niet dat het gedane bod door mij als onwerkelijk en onredelijk dient te worden aangemerkt. Ik verwijs in dit verband ook naar hetgeen ik over de driedeskundigentaxatie heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Schadevergoeding. Zoals opgemerkt, heeft de Afdeling dit onderdeel van het schadebeleid van TenneT niet als onredelijk bestempeld. Uit de overgelegde stukken is mij overigens gebleken dat TenneT het overleg met rechthebbende ook na de indiening van haat verzoek heeft voortgezet. Per e mailbericht van 15 oktober 2015 deelt TenneT de vertegenwoordiger van RWS2O16/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 81 van 90

82 - (tijdelijke) - inhangen RWS BEDRIJFSINFORMATIE rechthebbende mee dat zij geen aanleiding ziet om terug te komen op haar eerdere correspondentie aangaande de hoogte van de vermogensschade. Niettemin verklaart TenneT zich, om de impasse te doorbreken, bereid om ten aanzien van rechthebbende een taxatierapport te laten opstellen en dat op korte termijn aan te reiken. TenneT stuurt de vertegenwoordiger per bericht van 14 januari 2016 het concept van dat rapport toe en op zijn verzoek stuurt TenneT de vertegenwoordiger per bericht van 22 januari 2016 ook het definitieve taxatierapport inzake de waardevermindering van het perceel toegezonden. Dit definitieve rapport leidt er toe dat TenneT haar aanbod van 10 maart 2015 op het punt van de aangeboden vermogensschade herziet. De verdere contacten hierover in januari en februari 2016 leiden niet tot overeenstemming. 25 m& 2016 Ook het hiervoor geschetste verloop van het voortgezette overleg in aanmerking nemend bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om te concluderen dat er geen sprake is geweest van een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie, in verband waarmee het verzoek van TenneT zou moeten worden afgewezen. Voor het overige volsta ik met een verwijzing naar hetgeen ik in reactie op het bezwaar van de heer T. Steenwijk heb opgemerkt onder ad 3 en Roodenburg Onroerend Goed B.V. In de onderhavige procedure is van rechthebbende het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AO, nummer 73 betrokken. Hierop wordt de bovengrondse 380 kv-hoogspanningsverbinding gerealiseerd. Tevens komt op het perceel de mast met het nummer 171 te staan. De werkzaamheden voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding omvatten: - aanleg van een tijdelijk werkterrein inclusief duikers en overige (grond)werkzaamheden binnen het werkterrein; - mastopbouw; drainagemaatregelen en tijdelijke bemaling; en trekken van geleiders. Dit laatste houdt onder meer in dat het perceel één of meerdere keren te voet of met een klein voertuig wordt betreden om de draden van mast tot mast te trekken. De werkzaamheden voor de realisering van de nieuwe verbinding zijn in diverse tracédelen opgeknipt. De werkzaamheden bij rechthebbende vallen onder het tracédeel van de masten 163 tot en met 180. Hier zullen de werkzaamheden volgens planning starten in het derde kwartaal van 2016 en uitgevoerd kunnen worden in een periode van 6 tot 9 maanden. Rechthebbende heeft dezelfde bezwaren naar voren gebracht als de heer T. Steenwijk. Deze bezwaren heb ik hiervoor al samengevat weergegeven. Ik volsta dan ook met een verwijzing naar die samenvatting. Ten aanzien van rechthebbende overweeg ik als volgt. Ad 1 en ad 2. Ik volsta met een verwijzing naar hetgeen ik reeds heb opgemerkt in mijn reactie op het (gelijkluidende) bezwaar van de heer T. Steenwijk onder ad 1 en ad 2. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 82 van 90

83 Ad 3 en4. Zoals ik bij de reactie op het bezwaar van de heer T. Steenwijk onder ad 3 en ad 4 al heb opgemerkt, ziet het gestelde in hoofdzaak op de wijze waarop het overleg tussen TenneT en rechthebbende is verlopen. In dat verband heb ik gewezen op hetgeen ik heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Minnelijk overleg. Gelet daarop zal ik mij er ook wat rechthebbende Roodenburg Onroerend Goed B.V. betreft van moeten vergewissen of er tussen TenneT en haar een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie heeft bestaan. Datum 25mei2016 Rws-2016/18879 Daarover merk ik op, dat het overleg met de rechthebbende Roodenburg Onroerend Goed B.V. op gelijke wijze is verlopen als het overleg met rechthebbende ].]. Blom Beheer B.V., zoals dat hiervoor bij de behandeling van die rechthebbende onder ad 3 en 4 al heb geschetst. Ik meen dan ook te kunnen volstaan met een verwijzing naar hetgeen ik daarover heb opgemerkt, waarbij ik aanteken dat TenneT de rechthebbende Roodenburg Onroerend Goed B.V. eveneens bij aangetekende brief van 10 maart 2015 onder meer de overeenkomst tot vestiging van een opstalrecht heeft toegezonden. Hierbij is een Financiële bijlage gevoegd waaruit blijkt voor welke vergoedingen rechthebbende in aanmerking komt. Naar mijn oordeel kan ook ten aanzien van rechthebbende Roodenburg Onroerend Goed B.V. niet worden gesteld dat TenneT voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot oplegging van de gedoogplicht onvoldoende getracht heeft om met haar tot overeenstemming te komen over de vestiging van het zakelijk recht en tijdelijk gebruik. Mij is voorts uit de overgelegde stukken niet gebleken dat het door TenneT bij de brief van 10 maart 2015 gedane bod op voorhand als onwerkelijk en onredelijk moet worden beschouwd. Naar mijn oordeel heeft Tennel, in aanmerking nemend haar belang bij een spoedige/tijdige realisering van de onderhavige hoogspanningsverbinding nu er minnelijk geen overeenstemming is bereikt, in redelijkheid over kunnen gaan tot indiening van haat verzoek. Uit de overgelegde stukken is mij verder niet gebleken dat Tennel geweigerd heeft om over bepaalde schadeposten te spreken. Zoals ook uit het hiervoor geschetste verloop van het overleg blijkt heeft Tennel rechthebbende een aanbod gedaan tot de vestiging van een zakelijk recht. Daarbij is ook de mogelijkheid geboden van een driedeskundigentaxatie. Rechthebbende heeft hier niet mee in kunnen stemmen. Zoals uit de stukken blijkt, verschillen partijen inhoudelijk van mening over de wijze waarop de (driedeskundigen)taxatie dient te verlopen. Dit maakt echter nog niet dat het gedane bod door mij als onwerkelijk en onredelijk dient te worden aangemerkt. Ik verwijs in dit verband ook naar hetgeen ik over de driedeskundigentaxatie heb opgemerkt onder Wettelijk kader BP en Schadevergoeding. Zoals opgemerkt, heeft de Afdeling dit onderdeel van het schadebeleid van TenneT niet als onredelijk bestempeld. Uit de overgelegde stukken is mij gebleken dat Tennel het overleg met rechthebbende na de indiening van haar verzoek heeft voortgezet. Ook dit overleg kent een gelijk verloop als het voortgezette overleg met de rechthebbende ].J. Blom Beheer B.V., zoals ik dat hiervoor bij de behandeling van het bezwaar van deze rechthebbende onder ad 3 en 4 heb geschetst. Ik teken daarbij aan dat RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 83 van 90

84 TenneT zich ten aanzien van rechthebbende Roodenburg Beheer B.V. eveneens bereid heeft verklaard om, ten einde de impasse te doorbreken, een N taxatierapport te laten opstellen. Tennel heeft de vertegenwoordiger van rechthebbende eveneens per bericht van 14 januari 2016 het concept van dat rapport toegezonden. Op zijn verzoek heeft TenneT de vertegenwoordiger per bericht van 22 januari 2016 ook het definitieve taxatierapport inzake de waardevermindering van het perceel toegezonden. Net als bij de rechthebbende ].]. Blom Beheer B.V., leidt dit definitieve rapport er toe dat TenneT haar aanbod van 10 maart 2015 aan rechthebbende Roodenburg Beheer B.V. op het punt van de aangeboden vermogensschade herziet. De verdere contacten hierover in januari en februari 2016 leiden niet tot overeenstemming. Het hiervoor geschetste verloop van het voortgezette overleg in aanmerking nemend bestaat er naar mijn oordeel geen aanleiding om te concluderen dat er geen sprake is geweest van een serieuze en redelijke onderhandelingssituatie, in verband waarmee het verzoek van Ten net zou moeten worden afgewezen. Voor het overige volsta ik met een verwijzing naar hetgeen ik in reactie op het bezwaar van de heet T. Steenwijk heb opgemerkt onder ad 3 en 4.Daarover merk ik op, dat mij uit de overgelegde stukken, waaronder het logboek van het met rechthebbende gevoerde overleg, is gebleken dat Eindoordeel Overwegende dat de bezwaren van rechthebbenden geen aanleiding geven het verzoek van TenneT af te wijzen; Overwegende dat het om technische redenen aangewezen is het werk met duurzame en tijdelijke gebruikmaking van de hiervoor vermelde onroerende zaken uit te voeren als is aangegeven op de stukken die ter inzage hebben gelegen; Overwegende dat de belangen van rechthebbenden redelijkerwijs onteigening niet vorderen en in het gebruik van de onroerende zaken niet meer belemmering wordt gebracht, dan redelijkerwijs voor de aanleg en instandhouding van het werk nodig is; Overwegende dat aan de rechtszekerheid van rechthebbenden voldoende tegemoet is gekomen nu de tijdelijke en permanente belemmering ten gevolge van de aanleg en instandhouding van de werken in voldoende mate uit de stukken blijkt en tevens de planning van de werkzaamheden in grote lijnen vast staat; Overwegende dat gelet op de omvang van het werk en het openbaar belang dat met de aanleg en instandhouding daarvan is gemoeid, enige flexibiliteit nodig is terzake de uitvoering van de werkzaamheden (zoals ook de Afdeling heeft geoordeeld in haar uitspraak van 30 december 2015, zaaknummer /1/Ri (ECLI:NL:RVS:2015:4037)) en dat TenneT, in geval zich een wijziging voordoet in de planning van uitvoering van de werkzaamheden door onvoorziene omstandigheden, met rechthebbenden in contact zal treden en dat TenneT aan zal geven wat de nieuwe doorlooptijden zullen worden; RWS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 84 van 90

85 Datum Overwegende dat de techtsvorderingen tot vergoeding van schade ter 25 mei 2016 kennisneming staan van de rechter van de rechtbank sector kanton waarin de onroerende zaken zijn gelegen; Overwegende dat de wettelijke formaliteiten in acht zijn genomen; Gelet op artikel 2, vijfde lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht; BESLUIT: 1. dat aan: 1. de heer C.G. Laban, wonende te Benthuizen, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Benthuizen, sectie D, nummers 451, 452, 468, 470, 471 en 798; 2. de heer]. Visser, wonende te Hazerswoude-Dorp, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Hazerswoude, sectie F, nummer 633; 3. de provincie Zuid-Holland, gevestigd te s-gravenhage, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeenten Benthuizen, sectie B, nummers 2095, 2694, 2696 en 2888 en sectie D, nummers 824 en 938, Hazerswoude, sectie H, nummer 778, Koudekerk aan den Rijn, sectie A, nummer 1780, Alkemade, sectie D, nummers 1466, 3228 en 3780, Bleiswijk, sectie A, nummer 1131 en sectie D, nummers 2680, 3464, 3528 en 3550 en Leiderdorp, sectie C, nummers 1344; 4. de heer G.]. Schuurman en mevrouw B.W. Willems, wonende te Vijfhuizen, rechthebbenden op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummer 1440; 5. de provincie Noord-Holland, gevestigd te Haarlem, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, nummers 444, 446, 660, 1267, 1358, 1377, 1439, 1649, 1726, 1735 en 1994, sectie AC, nummers 158, 700 en 1717, sectie AD, nummers 8834, 8835 en 10514, sectie AE, nummers 1447, 2531, 2552, 2578 en 2666 en sectie AF, nummers 371, 381, 3212, 3214, 3216, 3512, 3514, 3517, 3520 en 3531; 6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Roodenburg Onroerend Goed B.V., gevestigd te Haarlemmermeer, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AO, nummer 73; 8. de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid AM Grondbedrijf BV., gevestigd te Utrecht, Rotij Vastgoedontwikkeling, gevestigd te Rijssen, Projectontwikkeling Woningbedrijf B.V., gevestigd te Amsterdam en Bouwinvest Development B.V., gevestigd te Amsterdam, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummers 3077 en 3513; RWS-2016/18879 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 85 van 90

86 9. de heer G.L. de Jong wonende te Nieuw-Vennep, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AF, nummers 3077 en 3513; Datum 25 mei 2016 Nu m met RwS-2016/ de heet T. Steenwijk, wonende te Abbenes, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AO, nummer 881; 11. de heer K.T.A. Schoon, wonende te Slagharen en Schoon Slagharen Beheer B.V., gevestigd te Slagharen, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haanlemmermeer, sectie AB, nummers 1485 en 1987; 15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ].]. Blom Beheer B.V., statutair gevestigd te Haarlemmermeer, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AC, nummer 762; 16. de heer P.]. Rotteveel sr., mevrouw A.].M. Rotteveel-van der Post, de heer AH. Rotteveel en de heer P.]. Rotteveel jr., allen wonende te Rijpwetering, en de vennootschap onder firma Garagebedrijf P.]. Rotteveel v.o.f., gevestigd te Rijpwetening, rechthebbenden op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie F, nummer 1072; 17. de heer ].C. de Vlieger, mevrouw M.H.M. de Vlieger-Smoorenburg en de heer J.S.M. de Vlieger, allen wonende te Hoogmade, de Maatschap ].C. de Vlieger en M.H.M. de Vlieger-van Smoorenburg en Jeroen de Vlieger Vleeshandel, beide gevestigd te Hoogmade, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummers 3568, 3569 en 3574; 18. de heet J.T.P. Straathof, wonende te Rij pwetering, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummers 504, 505, 509, 510, 513, 514, 516, 517, 518, 521 en 2652; 19. de heer P. Haighton en mevrouw M.E.A. Kilian, beiden wonende te Rijpwetering, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie D, nummers 3230, 3232 en 3778; 20. de heet C.M. Kroes, mevrouw M.L. Kroes-van der Maas, wonende te Waddinxveen, de heet P.H.C. Kroes, wonende te Dronten, mevrouw E.]. Zuidema, wonende te Moerkappelle, de stille maatschap Maatschap C.M. Kroes, P.H.C. Kroes en M.L. Kroes-van der Maas, gevestigd te Waddinxveen en de stille maatschap Maatschap E.]. Zuidema en P.H.C. Kroes, gevestigd te Waddinxveen, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 557, 648, 649 en 854; 21. de heer D. Bac en mevrouw J.H. Bac-van Dijk, beiden wonende te Moerkapelle en de Maatschap D. Bac & ].H. Bac-van Dijk, gevestigd te Moerkapelle, en de vennootschap onder firma Firma D. Bac en Zonen, gevestigd te Moerkapelle, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 956 en 543; RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 86 van 90

87 Datum 22. de heer H.H. Bos en mevrouw A.M. Bos-Schrijver, wonende te Zevenhuizen, 25mei 2016 de heer C.B. Bos en mevrouw M. Bos-de Vrij wonende te Bergschenhoek en de Num met vennootschap onder firma V.O.F. H. en C. Bos, gevestigd te Zevenhuizen, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 627 en 847; RwS-2016/ de heer E.]. van der Spek en mevrouw P.C. van der Spek-Roos, beiden wonende te Lage Zwaluwe en de vennootschap onder firma V.O.F. Van der Spek, gevestigd te Lage Zwaluwe, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie B, nummer 1816; 24. de heet A.]. van der Wel en mevrouw A. van der Wel-van Akker, beiden wonende te Zevenhuizen, de Maatschap ].C. en ].A. van der Wel, gevestigd te Tholen en de eenmanszaak A.]. van der Wel, gevestigd te Zevenhuizen, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 1108 en 1109, behoudens hun recht op schadevergoeding, de plicht wordt opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de in de aanhef van deze beschikking bedoelde werken met bijkomende werken en II. dat aan: 1. de provincie Zuid-Holland, gevestigd te s-gravenhage, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeenten Benthuizen, sectie B, nummer 2888 en sectie D, nummer 824, Alkemade, sectie D, nummers 1512 en 1513, Bleiswijk, sectie A, nummers 815 en 856 en Leiderdorp, sectie B, nummer 4487 en sectie C, nummers 1232 en 1236; 2. de provincie Noord-Holland, gevestigd te Haarlem, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AB, 1576, sectie AE, nummer 2554, sectie AF, nummer 374 en sectie AN, nummers 709 en 1166; 3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ballast Nedam Sigma B.V., gevestigd te Nieuwegein, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummers 2317, 3492, 6522 en 6523; 4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lxpocenter Haarlemmermeer Vastgoed B.V., statutair gevestigd te s-hertogenbosch, rechthebbende op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AC, nummers 1721 en 1820; 5. de heer J.P.M. Blom, wonende te Zwaanshoek, rechthebbende op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie AD, nummer 10462; 6. de heer ].P.M. van der Pouw Kraan, wonende te Oud Ade en mevrouw R.M.]. de Boer, wonende te Hoogmade, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid L.]. Post Beheer B.V., gevestigd te Hoogmade, de stichting RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 87 van 90

88 Stichting Administratiekantoor Bospad Beheer en Beleggingsmaatschappij, gevestigd te Oud Ade, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bospad Beheer en Beleggingsmaatschappij B.V., gevestigd te Oud Ade en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Asbest- en Milieutechniek Alkemade B.V., gevestigd te Oud Ade, rechthebbenden op de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente Alkemade, sectie L, nummer 1381; 5a2O16 Rws-2o16/ de heer E.]. van der Spek en mevrouw P.C. van der Spek-Roos, beiden wonende te Lage Zwaluwe en de vennootschap onder firma V.O.F. Van der Spek, gevestigd te Lage Zwaluwe, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie 5, nummer 869; 8. de heer A.J. van der Wel en mevrouw A. van der Wel-van Akker, beiden wonende te Zevenhuizen, de Maatschap ].C. en ].A. van der Wel, gevestigd te Tholen en de eenmanszaak A.]. van der Wel, gevestigd te Zevenhuizen, rechthebbenden op de onroerende zaken kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummer 1107, behoudens hun recht op schadevergoeding, de plicht wordt opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van dein de aanhef van deze beschikking genoemde (tijdelijke) werkwegen en/of werkterreinen en/of tijdelijke hoogspanningsverbindingen, welke gedoogplicht komt te vervallen zodra de permanente werken zijn aangelegd en III. dat: TenneT zich bij de aanleg en instandhouding van de hoogspannfngsverbinding en overige werken dient te houden aan hetgeen is opgenomen in haar verzoek met de overgelegde stukken, zoals dat ter inzage heeft gelegen, zulks met uitzondering van: a. de percelen van de heer D. Bac en mevrouw J.H. Bac-van Dijk kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie A, nummers 956 en 543, waar Tennel zich dient te houden aan de bij aangetekend verzonden brief van 6 april 2016, met kenmerk GSN-REM , gevoegde (gewijzigde) tekening met de datum van 27januari 2016 en b. de percelen van de heer E.]. van der Spek en mevrouw P.C. van der Spek-Roos kadastraal bekend gemeente Bleiswijk, sectie 5, nummers 869 en 1816, waar TenneT zich dient te houden aan de bij aangetekend verzonden brief van 5 april 2016, met kenmerk GSN-REM , gevoegde (gewijzigde) tekeningen met de datum van 24 februari 2016 en RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 88 van go

89 IV dat indien in de planning van de uitvoering van de werkzaamheden een materiële wijziging optreedt ten gevolge van onvoorziene omstandigheden, TenneT zo spoedig mogelijk met rechthebbenden in overleg dient te treden en aan te geven wat de nieuwe planning en doorlooptijden van de werkzaamheden zijn. Datum 25 mei 2016 RwS-2016/1887g DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, afç&gshoofd BJV Publiekrecht bij de Corporate van Rijkswaterstaat, Boxum RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 89 van 90

90 426 RWS BEDRIJFSINFORMATIE Mededeling Beroep Binnen zes weken na de dag van verzending van dit besluit kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Postbus 20019, 2500 EA s-gravenhage). Datum 25 mei 2016 RWS-2016/18879 Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten: a. naam en adres van de indiener; b. de dagtekening; c. omschrijving van het besluit waartegen het beroepschrift zich richt; d. een opgave van redenen waarom men zich met de beslissing niet kan verenigen; e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het beroep zich richt. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht geheven. Naast het indienen van een beroepschrift kan ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet Bestuursrecht aan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een voorlopige voorziening worden gevraagd. De verzoeker is griffierecht verschuldigd. Over de hoogte en de wijze van betaling van het griffierecht kan informatie worden verkregen bij de Raad van State, telefoonnummer Ingevolge artikel 14, van de Belemmeringenwet Privaatrecht kan een geschil over de (hoogte van de) schadevergoeding worden voorgelegd aan de kantonrechter van de rechtbank binnen het arrondissement waarin de onroerende zaken waarop deze beschikking betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk zijn gelegen (Rechtbank Den Haag. RWS BEDRIJFSINFORMATIE Pagina 90 van 90

Procedures tegen nieuwe 380 kv-hoogspanningsverbindingen van TenneT

Procedures tegen nieuwe 380 kv-hoogspanningsverbindingen van TenneT Procedures tegen nieuwe 380 kv-hoogspanningsverbindingen van TenneT Inleiding TenneT is bezig om dwars door Nederland verschillende nieuwe 380 kvhoogspanningsverbindingen te realiseren. Eigenaren, pachters,

Nadere informatie

Belemmeringenwet Privaatrecht De actuele praktijk

Belemmeringenwet Privaatrecht De actuele praktijk Belemmeringenwet Privaatrecht De actuele praktijk mr. drs. A. Divis-Stein (advocaat CD RWS) Seminar VVOR 23 januari 2014 Indeling presentatie Rechtsbescherming, toetsing rechter Wettelijke toetsingscriteria

Nadere informatie

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING *U16.06324* *U16.06324* ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING W-2016-0124 Beschikking op de aanvraag van Tennet TSO B.V. Gevestigd Postbus 718 6800 AS ARNHEM Aanvraag Burgemeester en wethouders hebben op 31 maart

Nadere informatie

OMGEVINGSVERGUNNING W

OMGEVINGSVERGUNNING W *U16.06324* *U16.06324* OMGEVINGSVERGUNNING W-2016-0124 Beschikking op de aanvraag van Tennet TSO B.V. Gevestigd Postbus 718 6800 AS ARNHEM Aanvraag Burgemeester en wethouders hebben op 31 maart 2016 een

Nadere informatie

Position Paper. Uitkoopbeleid bij nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen

Position Paper. Uitkoopbeleid bij nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen Position Paper Uitkoopbeleid bij nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen Een zeer belangrijk uitgangspunt bij het bepalen van een nieuw tracé voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding is afstand houden

Nadere informatie

Omgevingsvergunning aanleg hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel 380 kv, mast 3 nummer

Omgevingsvergunning aanleg hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel 380 kv, mast 3 nummer Omgevingsvergunning aanleg hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel 380 kv, mast 3 nummer 2015.0494 Aanvraag Op 16 juli 2015 is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend door TenneT TSO B.V. ten

Nadere informatie

Omgevingsvergunning aanleg hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel 380 kv, onderdeel ondergronds kabeltracé 150 kv richting Zevenaar nummer 2015.

Omgevingsvergunning aanleg hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel 380 kv, onderdeel ondergronds kabeltracé 150 kv richting Zevenaar nummer 2015. Omgevingsvergunning aanleg hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel 380 kv, onderdeel ondergronds kabeltracé 150 kv richting Zevenaar nummer 2015.0499 Aanvraag Op 16 juli 2015 is een aanvraag om een omgevingsvergunning

Nadere informatie

tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (aanwijzing bovengrondse elektriciteitsleiding als vergunningvrij bouwwerk)

tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (aanwijzing bovengrondse elektriciteitsleiding als vergunningvrij bouwwerk) Besluit van tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (aanwijzing bovengrondse elektriciteitsleiding als vergunningvrij bouwwerk) Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van,

Nadere informatie

kv Noordring (Velsen - Vijfhuizen) Gezien het standpunt van Amsterdam Airport Schiphol tijdens het voortraject inzake 38 kv Noordring;

kv Noordring (Velsen - Vijfhuizen) Gezien het standpunt van Amsterdam Airport Schiphol tijdens het voortraject inzake 38 kv Noordring; Nummer -2014/2948 Betreft Ontheffing ex artikel 8.12 Wet luchtvaart, Randstad 380 kv Noordring (Velsen - Vijfhuizen) Saturnusstraat 50 Hoofddorp Postbus 575 2130 AN Hoofddorp Contactpersoon H.J. Stikfort

Nadere informatie

Uw kenmerk Ons kenmerk Voor informatie Bijlagen Datum OLO Tel diverse

Uw kenmerk Ons kenmerk Voor informatie Bijlagen Datum OLO Tel diverse TenneT TSO B.V. Postbus 718 6800 AS Arnhem P U B L I E K S Z A K E N V E R G U N N I N G E N Gemeente Velsen Dudokplein 1 1971 EN IJMUIDEN T : 14 0255 : 0255 567200 F : 0255 567760 Internet: www.velsen.nl

Nadere informatie

Ieiderdorp Pagina 1 van 6

Ieiderdorp Pagina 1 van 6 Pagina 1 van 6 Besluit burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp Op 31 maart 2016 is door TenneT TSO B.V., postbus 718 te Arnhem, een omgevingsvergunning aangevraagd voor het gewijzigd uitvoeren

Nadere informatie

afdeling ons kenmerk Beverwijk, Wijkzaken werkveld uw kenmerk/uw brief van verzonden Team vergunningen -

afdeling ons kenmerk Beverwijk, Wijkzaken werkveld uw kenmerk/uw brief van verzonden Team vergunningen - TenneT TSO B.V. T.a.v. De heer I.F.M. Hermans Postbus 718 6800 AS Arnhem afdeling ons kenmerk Beverwijk, Wijkzaken 20120304 werkveld uw kenmerk/uw brief van verzonden Team vergunningen - behandeld door

Nadere informatie

TenneT TSO B.V. Postbus AS ARNHEM. Behandeld door: B. Peters Telefoonnummer: Ons kenmerk: /15uit04866 Behorend bij:

TenneT TSO B.V. Postbus AS ARNHEM. Behandeld door: B. Peters Telefoonnummer: Ons kenmerk: /15uit04866 Behorend bij: TenneT TSO B.V. Postbus 718 6800 AS ARNHEM Behandeld door: B. Peters Telefoonnummer: 0316-291663 Ons kenmerk: 20150205/15uit04866 Behorend bij: Uw kenmerk: Uw brief van: Bijlage(n): Onderwerp: Ontwerpbesluit

Nadere informatie

Uw kenmerk Ons kenmerk Voor informatie Bijlagen Datum

Uw kenmerk Ons kenmerk Voor informatie Bijlagen Datum GEMEENTE VELSEN TenneT TSO B.V. t.a.v. de heer G. Volman Postbus 718 6800 AS ARHNEM PUBLIEKSZAKEN VERGUNNINGEN Gemeente Velsen Dudokplein 1 1971 EN IJMUIDEN T : 14 0255 : 0255 567200 F : 0255 567760 Internet:

Nadere informatie

Omgevingsvergunning kappen van een beuk, staande aan de Keppelseweg ongenummerd in Doetinchem

Omgevingsvergunning kappen van een beuk, staande aan de Keppelseweg ongenummerd in Doetinchem Tennet Tso Bv Mevrouw E. van Zundert Utrechtseweg 310 6812 AR ARNHEM uw brief van: 10 november 2014 datum: onderwerp: Omgevingsvergunning uitgebreide procedure nummer: 20140718 / 2015.16314 inlichtingen

Nadere informatie

Omgevingsvergunning kappen van een boom en een singel van 150 m2 bestaande uit wilg, veldesdoorn, eik en es, staande nabij de Liemersweg in Wehl

Omgevingsvergunning kappen van een boom en een singel van 150 m2 bestaande uit wilg, veldesdoorn, eik en es, staande nabij de Liemersweg in Wehl Tennet Tso Bv Mevrouw E. van Zundert Utrechtseweg 310 6812 AR ARNHEM uw brief van: 10 november 2014 datum: onderwerp: Omgevingsvergunning uitgebreide procedure nummer: 20140716/ 2015.16308 inlichtingen

Nadere informatie

Licht in de Randstad óók na De nieuwe Randstad 380 kv-hoogspanningsverbinding

Licht in de Randstad óók na De nieuwe Randstad 380 kv-hoogspanningsverbinding Licht in de Randstad óók na 2010 De nieuwe Randstad 380 kv-hoogspanningsverbinding De ministeries van Economische Zaken en VROM werken samen met TenneT aan de Randstad 380 kv-verbinding. Licht in de Randstad

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Tennet Tso Bv Mevrouw E. van Zundert. Utrechtseweg AR ARNHEM. Geachte mevrouw Van Zundert,

Tennet Tso Bv Mevrouw E. van Zundert. Utrechtseweg AR ARNHEM. Geachte mevrouw Van Zundert, Tennet Tso Bv Mevrouw E. van Zundert Utrechtseweg 310 6812 AR ARNHEM uw brief van: 10 november 2014 datum: onderwerp: Omgevingsvergunning uitgebreide procedure nummer: 20140715 / 2015.16305 inlichtingen

Nadere informatie

AR 2017/318 H.J. de Vries annotatie in TBR 2017/45

AR 2017/318 H.J. de Vries annotatie in TBR 2017/45 ECLI:NL:RVS:2017:106 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604996/1/R3 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Tennet Tso Bv Mevrouw E. van Zundert. Utrechtseweg AR ARNHEM. Geachte mevrouw Van Zundert,

Tennet Tso Bv Mevrouw E. van Zundert. Utrechtseweg AR ARNHEM. Geachte mevrouw Van Zundert, Tennet Tso Bv Mevrouw E. van Zundert Utrechtseweg 310 6812 AR ARNHEM uw brief van: 10 november 2014 datum: onderwerp: Omgevingsvergunning uitgebreide procedure nummer: 20140717 / 2015.16310 inlichtingen

Nadere informatie

Belemmeringenwet Privaatrecht in vogelvlucht 13 mei 1927 tot?

Belemmeringenwet Privaatrecht in vogelvlucht 13 mei 1927 tot? Belemmeringenwet Privaatrecht in vogelvlucht 13 mei 1927 tot? Louis Verduyn Lunel Corporate Dienst Afdeling BJV Publiekrecht Seminar Vvor 23 januari 2014 Indeling presentatie Doelstelling van de wet BP

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10046 24 april 2015 Besluit van 24 maart 2015 nr. 2015000499, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de

Nadere informatie

Het gebruik van gedoogplichten in de energietransitie

Het gebruik van gedoogplichten in de energietransitie Het gebruik van gedoogplichten in de energietransitie mr. F.A. (Frank) Mulder Seminar VvOR; Onteigening en gedoogplichten in relatie tot de energietransitie 31 januari 2019» Utrecht 1 1 De Belemmeringenwet

Nadere informatie

De Gemeenschappelijke regeling schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 wordt als volgt gewijzigd:

De Gemeenschappelijke regeling schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 wordt als volgt gewijzigd: Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu van nr., tot wijziging van de Gemeenschappelijke regeling schadevergoedingsschap HSL-Zuid, A16 en A4 HOOFDDIRECTIE BESTUURLIJKE EN JURIDISCHE ZAKEN

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 21490 5 augustus 2015 Besluit van 2 juli 2015, nr. 2015001180 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2016 in zaak nr. 15/2894 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 30 maart 2016 in zaak nr. 15/2894 in het geding tussen: ECLI:NL:RVS:2017:850 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-03-2017 Datum publicatie 29-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201603553/1/A3 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

TenneT TSO B.V. Mevrouw B.N. van Densen Postbus AS ARNHEM

TenneT TSO B.V. Mevrouw B.N. van Densen Postbus AS ARNHEM POSTBUS 3007 2001 DA HAARLEM TenneT TSO B.V. Mevrouw B.N. van Densen Postbus 718 6800 AS ARNHEM Gedeputeerde Staten Uw contactpersoon A.P.J. van Berkom SHV/VG/BOD Doorkiesnummer (023) 514 5172 berkoma@noord-holland.nl

Nadere informatie

gemeente [111A Doetinchem

gemeente [111A Doetinchem gemeente [111A Doetinchem Omgevingsvergunning aanpassen van het onderstation met nr. 2014.0437 Aanvraag Op 25 juni 2014 is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend door TenneT TSO B.V. ten behoeve

Nadere informatie

Gedoogplichten in de Omgevingswet

Gedoogplichten in de Omgevingswet Gedoogplichten in de Omgevingswet Seminar gedoogplichten 23 januari 2014 Jeroen van Vliet Wetgevingsjurist Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken Woord vooraf Voor hetgeen deze presentatie bevat

Nadere informatie

Nr JORI Houten, 23 mei 2000

Nr JORI Houten, 23 mei 2000 Nr. 2000-83-JORI Houten, 23 mei 2000 Aan de gemeenteraad Onderwerp Verzoek om planschadevergoeding van de heer P.J.M. Kamman en mevrouw E.H.W. Kamman- Croese op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke

Nadere informatie

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is Essentie uitspraak: Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van een tankstation niet mogelijk. De milieuvergunning mag, vanwege het ruimtelijke feit, worden geweigerd. De gemeente is niet verplicht om het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2002:AF3704

ECLI:NL:RBARN:2002:AF3704 ECLI:NL:RBARN:2002:AF3704 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 18-12-2002 Datum publicatie 31-03-2003 Zaaknummer 02/1034 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig

Nadere informatie

categorie/agendanr. stuknr. B. en W. 2004 RA04.0108 A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t.

categorie/agendanr. stuknr. B. en W. 2004 RA04.0108 A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t. Raadsvoorstel jaar stuknr. Raad categorie/agendanr. stuknr. B. en W. 2004 RA04.0108 A 11 04/696 Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t. gebied Zijtak Portefeuillehouder: J.

Nadere informatie

TenneT TSO B.V. Utrechtseweg AR ARNHEM. Behandeld door: B. Peters Telefoonnummer: Ons kenmerk: Behorend bij: 14ink15151

TenneT TSO B.V. Utrechtseweg AR ARNHEM. Behandeld door: B. Peters Telefoonnummer: Ons kenmerk: Behorend bij: 14ink15151 TenneT TSO B.V. Utrechtseweg 310 6812 AR ARNHEM Behandeld door: B. Peters Telefoonnummer: 0316-291663 Ons kenmerk: 20140207 Behorend bij: 14ink15151 Uw kenmerk: Uw brief van: Bijlage(n): Onderwerp: Ontwerpbesluit

Nadere informatie

Realisatie tijdelijke hoogspanningsverbinding (150kV deel) Omgevingsvergunning

Realisatie tijdelijke hoogspanningsverbinding (150kV deel) Omgevingsvergunning TenneT TSO B.V. Dhr. K. Bakker Postbus 718 6800 AS ARNHEM Uw kenmerk: Verzenddatum: Ons kenmerk: W-2014-0505 Poststuknummer: 14uit36708 Onderwerp: Realisatie tijdelijke hoogspanningsverbinding (150kV deel)

Nadere informatie

2017%20TBR Gedoogplicht hoogspanningsverbinding Provincie Noord-Holland)

2017%20TBR Gedoogplicht hoogspanningsverbinding Provincie Noord-Holland) pagina 1 van 10 Dit document is afgedrukt via IBRTracker op en uitsluitend bedoeld voor licentiehouder. nr. 8 - augustus 2017(/docs/articles/2017/augustus[1]) Deel dit artikel (https://twitter.com/intent/tweet?text=nr.

Nadere informatie

Afdeling: CZ Leiderdorp, 31 oktober 2006

Afdeling: CZ Leiderdorp, 31 oktober 2006 Agendapunt 15 2006 VOORSTELLEN Nr. 185 (1) Afdeling: CZ Leiderdorp, 31 oktober 2006 Onderwerp: Beslissing op bezwaar afwijzing planschade Spiegheldreef 2 Aan de raad. Beslispunten 1. het bezwaarschrift

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1997 ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste

Nadere informatie

TenneT TSO B.V. Utrechtseweg AR ARNHEM. Behandeld door: B. Peters Telefoonnummer: Ons kenmerk: Behorend bij: 14ink15152

TenneT TSO B.V. Utrechtseweg AR ARNHEM. Behandeld door: B. Peters Telefoonnummer: Ons kenmerk: Behorend bij: 14ink15152 TenneT TSO B.V. Utrechtseweg 310 6812 AR ARNHEM Behandeld door: B. Peters Telefoonnummer: 0316-291663 Ons kenmerk: 20140206 Behorend bij: 14ink15152 Uw kenmerk: Uw brief van: Bijlage(n): Onderwerp: Ontwerpbesluit

Nadere informatie

Nota zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam.

Nota zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam. Nota zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam. Inleiding Het ontwerp wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam en het ontwerpbesluit tot vaststelling van hogere waarden geluid

Nadere informatie

Onteigening in de gemeente Zoetermeer VW

Onteigening in de gemeente Zoetermeer VW Onteigening in de gemeente Zoetermeer VW «Onteigeningswet» Aanleg provinciale weg N469 Besluit 20 augustus 1997, nr. 97.003863 houdende aanwijzing onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Wij

Nadere informatie

Onzorgvuldig en onvolledig taxatierapport. Ontvankelijkheid klager.

Onzorgvuldig en onvolledig taxatierapport. Ontvankelijkheid klager. Onzorgvuldig en onvolledig taxatierapport. Ontvankelijkheid klager. Klager wil een naast zijn woning gelegen strook grond aankopen. Hij bereikt met de eigenaar overeenstemming voor een koopsom van 17.000.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903 ECLI:NL:RBDHA:2017:7903 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-07-2017 Datum publicatie 24-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 25671 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -

Nadere informatie

Beslissen op verzoeken tegemoetkoming planschade eigenaren/ bewoners de Meeuwse Acker 12-33, 12-35, 12-37 en 12-43

Beslissen op verzoeken tegemoetkoming planschade eigenaren/ bewoners de Meeuwse Acker 12-33, 12-35, 12-37 en 12-43 Embargo tot vrijdag 6 maart 2015 Onderwerp Beslissen op verzoeken tegemoetkoming planschade eigenaren/ bewoners de Meeuwse Acker 12-33, 12-35, 12-37 en 12-43 Programma Stedelijke ontwikkeling BW-nummer

Nadere informatie

Notitie bezwaren vestiging voorkeursrecht Centrum Boekel.

Notitie bezwaren vestiging voorkeursrecht Centrum Boekel. Notitie bezwaren vestiging voorkeursrecht Centrum Boekel. Inleiding Op 13 juli 2017 hebben burgemeester en wethouders het voorkeursrecht gevestigd op basis van de Wvg op het plangebied Centrum Boekel.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Nieuwsbrief. Inhoudsopgave NR 5. december 2016

Nieuwsbrief. Inhoudsopgave NR 5. december 2016 Nieuwsbrief NR 5 Ter inzage legging definitief inpassingsplan Het definitieve inpassingsplan voor het project Zuid-West 380 kv west ligt samen met de december 2016 Inhoudsopgave vergunningen die nodig

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling Kabels en leidingen Gemeente Castricum 2014

Nadeelcompensatieregeling Kabels en leidingen Gemeente Castricum 2014 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Castricum. Nr. 78794 31 december 2014 Nadeelcompensatieregeling Kabels en leidingen Gemeente Castricum 2014 Het college van burgemeester en wethouders maakt

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2003:AF4722

ECLI:NL:RVS:2003:AF4722 ECLI:NL:RVS:2003:AF4722 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-02-2003 Datum publicatie 19-02-2003 Zaaknummer 200202248/1 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Onteigening in de gemeenten Culemborg en Geldermalsen

Onteigening in de gemeenten Culemborg en Geldermalsen VW Onteigening in de gemeenten Culemborg en Geldermalsen Verbreding rijksweg A2 tot 2 x 3 rijstroken, gedeelte van de aansluiting Culemborg en knooppunt Deil, met bijkomende werken Besluit van 19 september

Nadere informatie

gemeente Eindhoven RaadsbijlageAdvies over de bezwaren van de heer M. Renders, van de erven J. van Dooren en van mevrouw ).

gemeente Eindhoven RaadsbijlageAdvies over de bezwaren van de heer M. Renders, van de erven J. van Dooren en van mevrouw ). r+i gemeente Eindhoven Dienst Algemene en Publiekszaken Inboeknummer OOP003488 Aaviesdatum cie b.b. 22 juni 2000 Beslisdatum BttW 29 augustus 2000 Dossiernummer 035.404 RaadsbijlageAdvies over de bezwaren

Nadere informatie

De aanvraag is geregistreerd onder nummer 20140445.

De aanvraag is geregistreerd onder nummer 20140445. ONTWERP Omgevingsvergunning bouw mast 94A inclusief hekwerk, fundering en opstijgpunt en het kappen van houtopstanden en aanleggen tijdelijk werkterreinen Aanvraag Op 20 juni 2014 is een aanvraag om een

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016 CVDR Officiële uitgave van Almere. Nr. CVDR422357_1 12 december 2017 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen gemeente Almere 2016

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Ede 2015 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het op verzoek van het college van burgemeester en wethouders verplaatsen, of het anderszins

Nadere informatie

Ontwerp omgevingsvergunning gemeente Bedum

Ontwerp omgevingsvergunning gemeente Bedum Ontwerp omgevingsvergunning gemeente Bedum Inhoudsopgave 1. Aanvraag 2. Procedure 3. Overwegingen voorafgaand aan de besluitvorming 4. Ontwerp besluit 5. Voorwaarden en verplichtingen 6. Leges 7. Inwerkingtreding

Nadere informatie

De commissie adviseert de bezwaren van reclamant ongegrond te verklaren en het bestreden raadsbesluit van 18 maart 2003 in stand te laten.

De commissie adviseert de bezwaren van reclamant ongegrond te verklaren en het bestreden raadsbesluit van 18 maart 2003 in stand te laten. Gemeentebestuur. f Dordrecht Aan de Gemeenteraad Nr. SO/2003/8636 Datum 19 december 2003 Onderwerp beslissing op het bezwaarschrift van de heer F. van Dijk tegen het raadsbesluit van 18 maart 2003, inhoudende

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Hollands Kroon 2015

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Hollands Kroon 2015 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Gemeente Hollands Kroon 2015 Beleidsregels over nadeelcompensatie als gevolg van het verplaatsen op verzoek van de gemeente of het anderszins nemen van maatregelen

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:1061

ECLI:NL:RVS:2016:1061 ECLI:NL:RVS:2016:1061 Instantie Raad van State Datum uitspraak 20-04-2016 Datum publicatie 20-04-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201506028/1/A1 Omgevingsrecht Hoger

Nadere informatie

Onderhandelingen voorafgaand aan de onteigeningsprocedure

Onderhandelingen voorafgaand aan de onteigeningsprocedure Onderhandelingen voorafgaand aan de onteigeningsprocedure 19 september 2017 Carola van Andel Onderhandelen Onderhandelingsplicht Artikel 17 Onteigeningswet De onteigenende partij tracht hetgeen onteigend

Nadere informatie

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen. Onderwerp Uitspraak RvS inzake wijzigingsbesluit Duinweg 56 Collegevoorstel Zaaknummer: OLOGMM27 Inleiding Op 30 november 2010 heeft uw college besloten het wijzigingsbesluit Duinweg 56, Drunen vast te

Nadere informatie

Aan de commissie VROM

Aan de commissie VROM Made, 20 maart 2002 Commissievergadering d.d. 16 april 2002 Aan de commissie VROM Agendapunt: Onderwerp: Verzoeken om planschadevergoeding Toelichting: De verzoeken om planschadevergoeding zijn ingediend

Nadere informatie

ONTWERP-OMGEVINGSVERGUNNING

ONTWERP-OMGEVINGSVERGUNNING Hof van Tholen 2 4691 DZ Tholen Postbus 51 4690 AB Tholen telefoon: 140166 telefax: (0166) 66 35 53 e-mail: gemeente@tholen.nl website: www.tholen.nl bank: BNG 28.50.08.315 iban: NL14BNGH0285008315 bic:

Nadere informatie

Schade- & vergoedingengids. Ondergrondse 110 kv en 150 kv-hoogspanningsverbindingen

Schade- & vergoedingengids. Ondergrondse 110 kv en 150 kv-hoogspanningsverbindingen Schade- & vergoedingengids Ondergrondse 110 kv en 150 kv-hoogspanningsverbindingen 2 Inhoud 1. Nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbindingen 4 1.1 Netuitbreidingen ondergronds 5 1.2 Planologische procedure

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 285 Wijziging van de Wet voorkeursrecht gemeenten (vereenvoudiging bekendmaking en aanbiedingsprocedure) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix,

Nadere informatie

Aan de commissie VROM

Aan de commissie VROM Made, 20 maart 2002 Commissievergadering d.d. 16 april 2002 Aan de commissie VROM Agendapunt: Onderwerp: Verzoek om planschadevergoeding Toelichting: De verzoek om planschadevergoeding is ingediend door

Nadere informatie

LJN: BX6610, Rechtbank 's-gravenhage, AWB 11/5255

LJN: BX6610, Rechtbank 's-gravenhage, AWB 11/5255 http://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=bx6610 LJN: BX6610, Rechtbank 's-gravenhage, AWB 11/5255 Datum uitspraak: 22-02-2012 Datum publicatie: 05-09-2012 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAM:2016:86

ECLI:NL:OGEAM:2016:86 ECLI:NL:OGEAM:2016:86 Instantie Datum uitspraak 19-12-2016 Datum publicatie 12-01-2017 Zaaknummer Lar 78/2016 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Nadere informatie

Nieuwsbrief Randstad 380 kv Noordring

Nieuwsbrief Randstad 380 kv Noordring 1 van 6 24-2-2018 17:01 Nieuwsbrief Randstad 380 kv Noordring februari 2018 19 / 2 / 2018 Met deze nieuwsbrief houden wij u graag op de hoogte over de ontwikkelingen en voortgang van Randstad 380 kv Noordring.

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 23038 17 mei 2016 Besluit van 15 april 2016, nr. 2016000687, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000

ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000 ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000 Instantie Datum uitspraak 21-03-2005 Datum publicatie 01-04-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-1503 MAW-VV Bestuursrecht

Nadere informatie

Advies op een bezwaarschrift tegen het toekennen van schadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Advies op een bezwaarschrift tegen het toekennen van schadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Rotterdam, 24 juni 2008 A.B.2008.3.01313/CL - " '"' - Advies op een bezwaarschrift tegen het toekennen van schadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Aan de gemeenteraad.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801 pagina 1 van 5 ECLI:NL:RBGEL:2016:6801 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 20-12-2016 Datum publicatie 20-12-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 5684 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Onteigening. Hoofdstuk 1

Onteigening. Hoofdstuk 1 13 Hoofdstuk 1 Onteigening Onteigeningswet (OW) Het onteigeningsrecht heeft haar grondwettelijke basis in artikel 14 van de Grondwet. Daar valt te lezen dat onteigening alleen kan geschieden in het algemeen

Nadere informatie

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE VERKOOP VAN ONROERENDE ZAKEN DOOR DE GEMEENTE BEDUM

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE VERKOOP VAN ONROERENDE ZAKEN DOOR DE GEMEENTE BEDUM ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE VERKOOP VAN ONROERENDE ZAKEN DOOR DE GEMEENTE BEDUM Bedingen die van toepassing zijn op de verkoop van alle onroerende zaken. HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 :

Nadere informatie

Behorend bij artikel 2 van de Procedureverordening voor tegemoetkoming in planschade 2009.

Behorend bij artikel 2 van de Procedureverordening voor tegemoetkoming in planschade 2009. Aan burgemeester en wethouders van de gemeente Schijndel t.a.v. de afdeling Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Postbus 5 5480 AA Schijndel AANVRAAG TEGEMOETKOMING PLANSCHADE Behorend bij artikel

Nadere informatie

Oplegging gedoogplicht

Oplegging gedoogplicht VW Oplegging gedoogplicht Rectificatie Beschikking van 18 februari 2003, kenmerk DNB/2003/1596 ingevolge de Belemmeringenwet Privaatrecht, houdende oplegging van de plicht tot het gedogen van de aanleg

Nadere informatie

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST. tussen. De Gemeente Haarlemmermeer. het consortium van huisartsen. ten behoeve van de realisering van een

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST. tussen. De Gemeente Haarlemmermeer. het consortium van huisartsen. ten behoeve van de realisering van een concept 15-06-2004 SAMENWERKINGSOVEREENKOMST tussen De Gemeente Haarlemmermeer en het consortium van huisartsen ten behoeve van de realisering van een multidisciplinair gezondheidscentrum Bijlagen: 1.

Nadere informatie

Gezamenlijk hierna te noemen: Partijen

Gezamenlijk hierna te noemen: Partijen Nr. NB 6039 Bestuursovereenkomst tussen de Staat en de provincie Noord -Brabant betreffende het maken van aanvullende afspraken ten behoeve van de aanleg van de Rijksweg A4, Dinteloord-Bergen op Zoom De

Nadere informatie

Dossiernummer: perceel: Ijsseldiik 212A. Krimpen aan den lissel kadastrale gemeente: Krimpen aan den lissel sectie A, nummer 8690

Dossiernummer: perceel: Ijsseldiik 212A. Krimpen aan den lissel kadastrale gemeente: Krimpen aan den lissel sectie A, nummer 8690 Versie d.d. 24-9-2010 Overeenkomst tot vestigen opstalrecht.doc Dossiernummer: perceel: Ijsseldiik 212A. Krimpen aan den lissel kadastrale gemeente: Krimpen aan den lissel sectie A, nummer 8690 Overeenkomst

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Ontwerpbeschikking omgevingsvergunning UV Ontwerpbeschikking

Ontwerpbeschikking omgevingsvergunning UV Ontwerpbeschikking Ontwerpbeschikking omgevingsvergunning UV 20170261 Burgemeester en Wethouders hebben op 31 maart 2017 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen, voor het aanleggen van een kabel-tracé A 7 op

Nadere informatie

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 27 februari 2013 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg Aan de raad AGENDAPUNT NR. 8.4 ALDUS VASTGESTELD 7 MAART 2013 Start onteigeningsprocedure oostelijke randweg Voorstel: 1. De Kroon conform het onteigeningsplan en de conceptbrief verzoeken om ten name

Nadere informatie

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Maasdriel

Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Maasdriel GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van de gemeente Maasdriel Nr. 116856 7 juli 2017 Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Maasdriel Nadere regels over nadeelcompensatie als gevolg van het op verzoek

Nadere informatie

ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN BPMAA

ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN BPMAA Gemeente Beek IIIIIllll 09vra00139 Volgno. : 6 Afdeling : ROBW Datum : 26 mei 2009 Raadscie : GGZ Corr.no. : 25 juni 2009 Steller : T. Louis ONTEIGENING TEN BEHOEVE VAN DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJVENTERREIN

Nadere informatie

Zienswijzennota. Bestemmingsplan Croddendijk 5a

Zienswijzennota. Bestemmingsplan Croddendijk 5a Zienswijzennota Bestemmingsplan Croddendijk 5a April 2015 Zienswijzennota april 2015 1 1. Inleiding Het college van burgemeester en wethouders heeft op 16 september 2014 ingestemd met het ontwerpbestemmingsplan

Nadere informatie

Grond of opstallen verkopen aan Rijkswaterstaat? Wat u moet weten over regelingen en procedures

Grond of opstallen verkopen aan Rijkswaterstaat? Wat u moet weten over regelingen en procedures Grond of opstallen verkopen aan Rijkswaterstaat? Wat u moet weten over regelingen en procedures Het land beschermen tegen overstromingen. Aanleg, reconstructie en onderhoud van rijkswegen. Het bevorderen

Nadere informatie

Doorkiesnummer Bijlage (n) 1. Uw kenmerk. Voorstel tot wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling

Doorkiesnummer Bijlage (n) 1. Uw kenmerk. Voorstel tot wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling S c h a d e s c h a p» luchthaven Schiphol Gemeente Haarlemmermeer T.a.v. de heer mr. A.Th.H. van Dijk Postbus 250 2130 AG HOOFDDORP "ül: " 8 jan ' 2013 afschrift aarf: Afgedaan (paraaf) Postbus 716 2130

Nadere informatie

HOOFDSTUK 5. AANLEG, INSTANDHOUDING EN OPRUIMING VAN KABELS

HOOFDSTUK 5. AANLEG, INSTANDHOUDING EN OPRUIMING VAN KABELS HOOFDSTUK 5. AANLEG, INSTANDHOUDING EN OPRUIMING VAN KABELS 5.1 De gedoogplicht 5.1.1 Algemene bepalingen Artikel 5.1 In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt onder een aanbieder van een

Nadere informatie

ONTWERP Omgevingsvergunning kappen van 34 bomen en een houtopstand, staande aan de Broekstraat 14 in Wehl

ONTWERP Omgevingsvergunning kappen van 34 bomen en een houtopstand, staande aan de Broekstraat 14 in Wehl ONTWERP Omgevingsvergunning kappen van 34 bomen en een houtopstand, staande aan de Broekstraat 14 in Wehl Aanvraag Op 17 april 2015 is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend ten behoeve van

Nadere informatie

GERECHTSHOF AMSTERDAM

GERECHTSHOF AMSTERDAM Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM kenmerk 13/00004 en 13/00005 30 juli 2014 uitspraak van de negende enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van [X] te Uithoorn, belanghebbende, gemachtigde: [A]

Nadere informatie

ONTWERP Omgevingsvergunning kappen van 34 bomen en een houtopstand, staande aan de Broekstraat 14 in Wehl

ONTWERP Omgevingsvergunning kappen van 34 bomen en een houtopstand, staande aan de Broekstraat 14 in Wehl ONTWERP Omgevingsvergunning kappen van 34 bomen en een houtopstand, staande aan de Broekstraat 14 in Wehl Aanvraag Op.. maart 2015 is een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend ten behoeve van het

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3143

ECLI:NL:CRVB:2016:3143 ECLI:NL:CRVB:2016:3143 Instantie Datum uitspraak 23-08-2016 Datum publicatie 29-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/2337 WWB Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2014:110 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-01-2014 Datum publicatie 22-01-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201300676/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 Instantie Datum uitspraak 07-03-2013 Datum publicatie 18-04-2013 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB 12/26575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken. RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 2005.2662 (068.05) ingediend door: hierna te noemen 'klagers', tegen: hierna te noemen 'verzekeraar'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 Instantie Datum uitspraak 12-06-2017 Datum publicatie 21-06-2017 Zaaknummer 17_175 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Omgevingsrecht Eerste

Nadere informatie

Aanvullende Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale

Aanvullende Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale 29 mei 2012 Corr.nr. 2012-22,693, RP Nummer 18a/2012 Zaaknr. 398930 Aanvullende Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen voor de gewijzigde vaststelling van het 'Inpassingsplan

Nadere informatie

27 januari 2005 SROB/05/008

27 januari 2005 SROB/05/008 \s? m- Gemeente ê \Q002 Datum raadsvergadering Nummer Onderwerp 27 januari 2005 SROB/05/008 Voorstel tot het afwijzen van 2 verzoeken om planschade i.v.m. de bouw van een loods aan de Kruisweg Aan de gemeenteraad,

Nadere informatie