Opleiding tot Reisleider Fysisch Europa Christ Naert

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Opleiding tot Reisleider Fysisch Europa Christ Naert"

Transcriptie

1 Opleiding tot Reisleider Fysisch Europa Christ Naert Deze syllabus is eigendom van Toerisme Vlaanderen, Syntra Vlaanderen en Christ Naert en wordt gebruikt als didactisch materiaal in het kader van de opleiding reisleider. Deze syllabus mag enkel worden gekopieerd mits uitdrukkelijke toestemming van de auteurs.

2 Fysisch Europa inhoudstafel Fysisch Europa Christ Naert, blz.1 1 Een oud continent Oude massieven Alpiene gebergten Sedimentatiebekkens... blz. 3 blz. 3 blz. 4 blz. 7 2 Vulkanisme in Europa Vriend en vijand Vulkanische gebieden van Europa Verschillende vulkaantypes Lavavulkanen Stratovulkanen Tufvulkanen... blz. 8 blz. 8 blz. 9 blz. 10 blz. 10 blz. 11 blz Sneeuw en ijs in Europa De sneeuwgrens Lawines Gletsjers De vorming van gletsjerijs Soorten ijsmassa s Dalgletsjers De delen van een dalgletsjer De werking van een dalgletsjer Een voorbeeld: de Argentièregletsjer Sporen van pleistocene ijstijden Het glaciaal reliëf in de Alpen Het glaciaal reliëf in noordelijk Europa... blz. 17 blz. 17 blz. 17 blz. 19 blz. 19 blz. 19 blz. 20 blz. 20 blz. 22 blz. 25 blz. 27 blz. 27 blz Het weer in Europa De atmosfeer Weer en klimaat De temperatuur Luchtdruk en wind Neerslag Wolkenvorming Neerslagvormen... blz. 32 blz. 32 blz. 32 blz. 33 blz. 33 blz. 36 blz. 36 blz. 37

3 Fysisch Europa Christ Naert, blz.2 5 Vegetatie van Europa De spontane plantengroei: grotendeels verdwenen Een andere vegetatie door de mens Het heidelandschap in Limburg Het Ardense woud De vegetatie van het Middellandse Zeegebied... blz. 38 blz. 38 blz. 40 blz. 40 blz. 41 blz De kusten van Europa Het zeewater De bewegingen van het zeewater De golven De getijden Ontstaan van getijden De getijamplitude De Mont St-Michel Zeestromingen Kustvormen van Europa Rotskusten De falaisekust in krijt De granietkust De fjördenkust De riakust De calanquekust Kusten uit los materiaal... blz. 43 blz. 43 blz. 43 blz. 43 blz. 44 blz. 44 blz. 44 blz. 46 blz. 48 blz. 49 blz. 49 blz. 49 blz. 51 blz. 52 blz. 53 blz. 55 blz. 56 Lijst van de geraadpleegde werken.... blz. 57 Gebruikte kaarten en foto s... blz. 57

4 Fysisch Europa Christ Naert, blz.3 1 Een oud continent De geologische kaart van West-Europa (fig. 4) toont ons een zeer complexe ondergrond, het resultaat van een lange geologische evolutie. Alle geologische tijdperken, van het zeer oude precambrium tot het recente holoceen, komen ergens in Europa aan de oppervlakte. Een opsomming geven van wat, waar dagzoomt (aan de oppervlakte komt), is onbegonnen werk. Toch is er een duidelijke geologische structuur te herkennen en kan je de ondergrond van Europa beschouwen als een bonte verzameling van oude massieven, jonge gebergtes en uitgestrekte sedimentatiebekkens. 1.1 Oude massieven De massieven bestaan uit oude, geplooide rotsen (vaste sedimenten zoals kalksteen en zandsteen of metamorfe gesteenten zoals leisteen). Deze gesteenten werden lang geleden in het paleozoïcum (600 mln. tot 240 mln. jaar geleden) afgezet in een oceaan tussen twee naderende continenten en bij de botsing geplooid en verhard tot rotsen. De massieven zijn daarom resten van vroegere plooiingsgebergten die door miljoenen jaren erosie sterk zijn verlaagd. Tijdens latere plooiingsfasen werden deze oude gebergten vaak weer opgetild. Naar ouderdom worden de massieven ingedeeld in: Caledonische massieven: resten van plooiingsgebergten uit het siluur (400 mln. jaar oud); bv. Massief van Noorwegen en van Schotland; Hercynische massieven: resten van plooiingsgebergten uit het carboon (300 mln. jaar oud); bv. het Armoricaans Massief (Bretagne), het Centraal Massief, Wales, het Rijnleisteenmassief (Ardennen, Oesling, Eifel), het Boheems Massief. Fig. 1: Gebergtevormingen in Europa (bron: Algemene Geologie, pag. 180).

5 Fysisch Europa Christ Naert, blz.4 Fig. 2: Het binnenland van Bretagne (Châteauneuf-du-Faou, Finistère) in het Armorikaans Massief. Op het einde van het carboon (300 mln. jaar geleden) lag hier een plooiingsgebergte. De ondergrond bestaat er uit harde rotsen (bron: Alpiene gebergten Door de botsing van de continentale Afrikaanse plaat met de continentale Euraziatische plaat werd de laatste tientallen miljoenen jaren de noordelijke Middellandse zeebodem opgetild tot jonge en hoge bergketens. Deze gebergtevorming (de Alpiene gebergtevorming) is nu nog altijd bezig en zal nog een lange tijd blijven doorgaan. Evenals de oude massieven bestaan de Alpiene gebergten uit harde en geplooide rotsen. De botsing van de twee continenten gaat ook gepaard met vulkanisme en aardbevingen. Het detailreliëf in deze bergketens is vooral tijdens de ijstijden van het pleistoceen ontstaan. Voorbeelden van Europese Alpiene gebergten zijn de Alpen, Apennijnen, Karpaten en Pyreneeën. Fig. 3: Het Massief van de Mont-Blanc.

6 Fig. 4: De geologische kaart van West-Europa (bron: Fysisch Europa Christ Naert, blz.5

7 Fig. 5: Reliëfkaart van Europa (Wolters Atlas). Fysisch Europa Christ Naert, blz.6

8 Fysisch Europa Christ Naert, blz Sedimentatiebekkens Een groot deel van Europa bestaat uit sedimenten die afgezet werden tijdens herhaalde transgressies en regressies vanaf het mesozoïcum (vanaf 240 mln. jaar geleden). Zo bijvoorbeeld stonden er tijdens de krijtperiode (een 100 mln. jaar geleden) grote delen van West-Europa onder water en werd er in de krijtzee dikke lagen krijt afgezet. Fig. 6: Gelaagde sedimenten in de rotskust van Arromanches (Normandië). De gesteenten werden tijdens het mesozoïcum afgezet in zee. Door de recente Alpiene gebergtevorming in Zuid-Europa werden de randen van deze sedimentatiebekkens vaak opgetild, zodat de sedimenten een schuine gelaagdheid kregen. Waar hardere en daardoor moeilijker verweerbare sedimenten dagzomen vinden we nu dikwijls heuvels terug. Bekende sedimentatiebekkens zijn het Bekken van Parijs en het Bekken van Londen. Fig. 7: Krijtgroeve in de Côte d Or (Nuits-St-Georges/Bourgondië). Schuin opgetilde hardere lagen vormen nu côtes in het Bekken van Parijs. Fig. 8: West-oost doorsnede doorheen het Bekken van Parijs.

9 Fysisch Europa Christ Naert, blz.8 2 Vulkanisme in Europa 2.1 Vriend en vijand Vulkanisme is een term die gebruikt wordt voor alle processen die verband houden met het vanuit de diepte omhoog komen van magma naar het aardoppervlak. De belangrijkste vulkanische verschijnselen aan het aardoppervlak zijn vulkanen, plaatsen waar lava, tuf en gassen ontsnappen. Fig. 9: De bouw van een vulkaan. Vulkaanerupties kunnen gevaarlijk zijn: de uitvloeiende lavastroom; vooral de explosies: bombardementen met tuf; de aardbevingen; de onweersbuien; de gassen; de lahars of modderstromen met vloedgolven die ontstaan door het plots smelten van het ijs op de top van de vulkaankegel. Maar vulkanisme heeft voor de mens ook enorme voordelen: de vruchtbare, mineraalrijke bodems; vulkaanhellingen met een aangenaam microklimaat; de bouwmaterialen uit vulkanische gesteenten; het opwekken van geothermische energie.

10 Fysisch Europa Christ Naert, blz Vulkanische gebieden van Europa Vulkanen komen niet overal voor in Europa. De grootste concentratie van actieve vulkanen vinden we in het Middellandse-Zeegebied, waar de Afrikaanse plaat (meer bepaald de oceaanvloer van de Middellandse Zee) onderduikt onder Zuid-Europa. De gesteenten van deze plaat smelten af diep onder Zuid-Europa en via zwakke plekken in de aardkorst bereikt het magma het aardoppervlak. Fig. 10: De ligging van vulkanen in Europa (bron: Fig. 11: Ten zuiden van Kreta duikt de vloer van de Middellandse Zee onder de Euraziatische plaat. (bron: De wording van Europa, Michael Andrews, pag. 78).

11 Fysisch Europa Christ Naert, blz Verschillende vulkaantypes Wanneer we de verschillende vormen van vulkanische activiteit en de verschillende soorten vulkaanvormen bestuderen, ontdekken we dat het eruptiegedrag en de vorm van een vulkaan nauw met elkaar verbonden zijn. Anderzijds wordt het eruptiegedrag bepaald door het soort magma dat de vulkaan voedt. Er zijn verschillende soorten magma's gaande van zeer basisch tot zeer zuur, maar de twee extremen zijn: basisch, gasarm magma: - veroorzaakt rustige erupties,waarbij er lavastromen ontstaan; - de kraterpijp blijft actief werken; - er zijn talrijke erupties. zuur, gasrijk magma: - veroorzaakt explosieve erupties, met tufbombardementen; - de kraterpijp kan soms een prop bevatten; - weinig erupties. Er zijn heel wat eruptietypes en vulkaanvormen. Soms kan een vulkaan van eruptiegedrag veranderen als zijn magma een andere samenstelling krijgt. Toch kunnen we drie grote families van vulkanen herkennen Lavavulkanen Lavavulkanen of schildvulkanen hebben brede, zwak hellende kegels opgebouwd uit gestolde lavastromen. De lava is dun vloeibaar en kan gemakkelijk van de krater naar beneden lopen om daar dan te stollen. Dit verklaart de brede kegel. Schildvulkanen komen vooral voor op IJsland en vormen de kleine vulkanische eilanden in de Atlantische Oceaan. Fig. 12: Bouw van een lavavulkaan.

12 Fysisch Europa Christ Naert, blz Stratovulkanen De meeste vulkanen in Europa zijn van dit type. Stratovulkanen worden gevoed door iets zuurder en gasrijker magma. De vulkaanerupties bestaan uit zowel lavastromen als tufbombardementen, daardoor is de vulkaankegel gelaagd ("strato" = gelaagd). Het magma is dikker vloeibaar zodat de lava sneller stolt bij de krater of op de hellingen. Dit veroorzaakt steile vulkaankegels. Fig. 13: Bouw van een stratovulkaan. Fig. 14: Verschillende types van stratovulkanen. Stratovulkanen kan men verder onderverdelen in verschillende types volgens hun eruptiegedrag. Van rustig (basisch magma) tot zeer explosief (zuur magma): Stromboli-type: erupties van geringe hevigheid volgen elkaar op met korte tussenpozen. Om een aantal uren/dagen vliegen er tuffen of vloeit er lava uit de krater. bv. de Etna, de Stromboli Fig. 15: De Etna: een stratovulkaan van het Strombolitype (bron:

13 Fysisch Europa Christ Naert, blz.12 Vesuvius-type: na de eruptie stolt het magma in de kraterpijp, zodat de vulkaan een lange tijd gaat inslapen, maar de eruptie die dan volgt is hevig. bv. de huidige Vesuvius, maar de vulkaan zit bovenop een oude vulkaan (de Monte Somma). Fig. 16: De Vesuvius bovenop een verminkte vulkaan (bron: Plinius-type : de eruptie is zo explosief dat een deel van de vulkaan vernietigd wordt. Kenmerkend voor dit type is de caldera: een grote panvormige explosiekrater, een litteken van de "plinische eruptie". bv. Monte Somma (Vesuvius) in 79 NC. (calderadiameter 4 km), Santorini 1600 BC. (calderadiameter 8 km). Bij sommige stratovulkanen met zeer dik vloeibaar magma zijn er zelfs geen lavastromen, maar rijst de lava uiterst traag in de kraterpijp omhoog en vormt een opgezwollen prop: een lava-dôme. De diameter van zulke vulkanische proppen kan meer dan een kilometer bedragen. In veel gevallen wordt dit soort lava-uitpersingen voorafgegaan door hevige erupties van tuffen en gloeiende gassen. bv. : de Drachenfels in het Zevengebergte, de Puy de Dôme in Auvergne. Fig. 17: De Puy de Dôme in Auvergne (bron:

14 Fig. 18: De plinische eruptie van de Vesuvius in 79 N.C. (bron: National Geographic, mei 1984, pag. 577). Fysisch Europa Christ Naert, blz.13

15 Fysisch Europa Christ Naert, blz Tufvulkanen Als het magma zeer zuur en gasrijk is, worden geen lavastromen meer gevormd, maar wordt het magma met grote hoeveelheden gas uitgeblazen. Tufvulkanen zijn volledig opgebouwd uit losse tuffen. Hoe heftiger de eruptie, des te groter is de diameter van de gevormde krater in verhouding tot de hoogte van de tufkegel. Zo bv. vindt men in de Eifel alle overgangen tussen relatief hoge tufkegels met kleine kraters, en wijde kraters omgeven door lage ringwallen. Deze laatste lopen gewoonlijk vol met water en worden dan maren genoemd. Maren zijn meestal enkele honderden meter breed en tientallen meter diep. De geringe hoogte van de ringwallen der maren is het gevolg van zeer krachtige erupties, waardoor het uitgeblazen materiaal hoog de atmosfeer in wordt geblazen en voor het grootste deel verder weg op aarde terugvalt. Fig. 19: Het ontstaan van een maar (bron: museum Vulkanhaus Strohn, Eifel). Links: ontstaan van een breuk in een vallei van een waterloop, opstijgen van magma en infiltratie van water in magma. Midden: het contact van water met magma veroorzaakt een ondergrondse explosie. Rechts: later wordt de inzakking gevuld met sediment en water.

16 Fysisch Europa Christ Naert, blz.15 Fig. 20: Het Schalkenmehrenermaar te zuiden van Daun (Westeifel). Fig. 21: Vulkanische gebieden in Duitsland (bron: museum Vulkanhaus Strohn, Eifel).

17 Fysisch Europa Christ Naert, blz.16 Fig. 22: Eifelvulkanisme en landschap. Fig. 23: Eifelvulkanisme en water. Fig. 24: Eifelvulkanisme en bier.

18 Fysisch Europa Christ Naert, blz.17 3 Sneeuw en ijs in Europa 3.1 De sneeuwgrens Op grote hoogte is het kouder (6,4 C per 1000 meter en 1 C per 154 meter). Is het op zeeniveau bijvoorbeeld 15 C, dan is het 0 C op ongeveer 2300 m hoogte. In de Europese gebergten valt de neerslag meestal onder de vorm van sneeuw. Deze blijft er het hele jaar door liggen. De benedengrens van het eeuwig-sneeuwgebied is de sneeuwgrens. De hoogte daarvan wordt in sterke mate bepaald door de neerslag, de temperatuur en de oriëntatie van de helling. In de Alpen ligt de sneeuwgrens tussen de 2650 en 3250 m en aan de kust van Noord-Noorwegen op ongeveer 1000 m. Fig. 25: De sneeuwgrens op een zomerse dag in de Oostenrijkse Alpen. Als de sneeuwval groter is dan de afsmelting ontstaat er een ophoping. Deze gaat niet onbeperkt door. Boven een zekere limiet wordt de overmaat dan op een andere wijze weggevoerd. Dit kan zeer snel gebeuren door lawines of zeer traag door gletsjers. 3.2 Lawines Een lawine is een sneeuw- of ijsmassa die plotseling langs een berghelling afglijdt. Een sneeuwlawine bestaat uit een mengsel van sneeuw en lucht, vaak vermengd met bomen, rotsblokken en bodemplakken. Lawines veroorzaken jaarlijks grote schade en verlies aan mensenlevens. Lawines komen in de winter en lente vaak voor in een periode van 24 uur na: zware sneeuwval, vooral na een periode zonder sneeuw (ijs op onderliggende laag); regen of aanvang van dooi; hoge windsnelheden. Lawines komen in de Europese gebergten meer voor dan vroeger: rooien van de bossen op hellingen; het niet onderhouden van de Alpenweiden (niet meer maaien van gras in de herfst); uitbouw van toeristische infrastructuur voor wintersport; niet gehoorzamen aan reglementering tijdens het skiën. Lawines worden veroorzaakt door trillingen (wind, explosie, geweerschot, schreeuw, wandelaars, skiërs, vliegtuig).

19 Fysisch Europa Christ Naert, blz.18 Er zijn twee soorten lawines: Stuiflawine of droge lawine - vers gevallen losse fijne sneeuw of stuifsneeuw glijdt over een bevroren sneeuwoppervlak (een oude sneeuwlaag, door wind en zon glad geworden); - grote snelheid: km/h; - sneeuw komt los door een luchttrilling (schot, schreeuw) of een beweging van een skiër; - weinig materiele schade, kost wel mensenlevens. Grondlawine of natte lawine - ontstaat bij regenval of invallende dooi; smeltwater sijpelt door de oude sneeuwlaag en maakt deze los van de ondergrond; - tragere beweging; - veel schade, meestal komt ook de losse ondergrond mee naar beneden. Maatregelen tegen lawines: verbod bomen te kappen en herbebossen van hellingen; lawinemuren bij gebouwen; aanleg van lawinerekken op hellingen; lawinegalerijen en tunnels over wegen en spoorlijnen; terrasseren van hellingen (zie de installaties op hellingen en wegen, bv. Simplon, St. Gothard, Grand St. Bernard, Galtür, ). Fig. 26: Lawinerekken op een steile helling (Vorarlberg). Fig. 27: Lawinegalerij (Vorarlberg, Oostenrijk). Fig. 28: Lawinemuur (Vorarlberg).

20 Fysisch Europa Christ Naert, blz Gletsjers De vorming van gletsjerijs Sneeuwval in het gebergte begint met poedersneeuw, die vooral bestaat uit een grote hoeveelheid lucht tussen zespuntige sneeuwvlokken. Bedekking met verse sneeuw zal een groot deel van de lucht uit deze kristallen persen. De scherpe punten van de sneeuwvlokken verdwijnen en er ontstaat korrelsneeuw. De korrels kitten aan elkaar door ijs en vormen firn (sneeuwijs of névé). Terwijl verse sneeuw bovenop de sneeuwmassa wordt afgezet, wordt langzamerhand de resterende lucht eruit geperst, waardoor de korrels beter in elkaar pakken. Door rekristallisatie en herbevriezing van een beetje smeltwater worden de kristallen aan elkaar geplakt tot firnijs of gletsjerijs, dat door de grotere dichtheid (minder lucht) een blauwe kleur krijgt. Gletsjerijs absorbeert immers alle golflengten van het licht, behalve de korte golflengte, nl. blauw. Blauw ijs is dus sterker en bevat minder lucht dan wit ijs. De zware ijsmassa begint nu van de helling te glijden en veroorzaakt een gletsjertong. Fig. 29: De omzetting van sneeuw tot gletsjerijs Soorten ijsmassa s Er bestaan drie soorten van ijsmassa s: Landijs: bedekt zeer grote gebieden en trekt zich wegens de dikte van het ijs weinig aan van het onderliggende reliëf. Tegenwoordig zijn er twee grote gebieden met landijs: Antarctica en Groenland. Kleinere uitvoeringen noemt men landijskappen (bv. de Vatnajökull op IJsland). Firnplateau met gletsjertongen: omvat een gemeenschappelijk voedingsgedeelte (het firnplateau) dat op een betrekkelijk vlak, hoog deel van het gebergte rust, waarvan het ijs als tongen in verschillende dalen wegstroomt. Dit type komt voor in Noorwegen en IJsland. Dalgletsjers: zijn in omvang beperkt tot een vallei en stromen van hoog naar laag. Net als bij rivieren kunnen dalgletsjers zijtakken hebben. Bij dalgletsjers steekt het gebergte boven het begin van de gletsjers uit. Bekende Alpengletsjers zijn o.a. de Rhônegletsjer (Gletsch, Zwitserland), de Mer de Glace en de Argentière (Chamonix, Mont Blanc, Frankrijk), de Pasterzegletsjer (Grossglockner, Oostenrijk), de Aletschgletsjer (Berner Alpen, Zwitserland) en de talrijke kleine gletsjers van Saas Fee (Wallis, Zwitserland). In deze cursus gaan we het enkel hebben over dalgletsjers.

21 Fysisch Europa Christ Naert, blz Dalgletsjers De delen van een dalgletsjer In een dalgletsjer kan je drie delen herkennen: Firnbekken of cirque: het verzamelbekken waar de voeding van de dalgletsjer begint, waar de sneeuw wordt omgezet tot gletsjerijs. Het firnbekken ligt hoog in het gebergte, boven de sneeuwgrens. Het firnbekken is te herkennen aan de witte kleur en de amfitheatervorm. Gletsjertong: hier gebeurt het transport van gletsjerijs en puin hellingafwaarts tot ver onder de sneeuwgrens. De gletsjertong is in de zomer en herfst (in de winter en lente bedekt met verse sneeuw en dus wit) vaak grijs omwille van de meegevoerde morenen. De bewegingssnelheid van het ijs in de gletsjertong is sterk verschillend. De Rhônegletsjer heeft een gemiddelde snelheid van 100 m per jaar. De lengte van enkele gletsjertongen: Rhônegletsjer: 8 km; Mer de Glace: 12 km; Aletschgletsjer: 25 km; Argentièregletsjer: 10km. De gletsjertong vertoont talrijke spleten, veroorzaakt door rek: dwarsspleten: ontstaan waar er in de dalbodem onder de gletsjer een wat steilere helling voorkomt; lengtespleten: ontstaan waar het gletsjerdal zich plots verwijdt. Als er in de dalbodem onder de gletsjer een bult of drempel (bv. door een hardere rotslaag) aanwezig is, dan veroorzaakt dit het breken van de ijsmassa in schollen: een ijsval of ijscataract met talrijke dwarsspleten en puntige ijstorens of séracs. Gletsjerfront: hier smelt de gletsjer af. Het smeltwater (gletsjermelk) vormt een gletsjerbeek onder de gletsjer die door één of meerdere gletsjerpoorten het ijs verlaat. Fig. 30: Firnbekken, gletsjertong en gletsjerfront (Saas Fee, Zwitserland).

22 Fysisch Europa Christ Naert, blz.21 Fig. 31: De beweging van gletsjerijs in een dalgletsjer. Fig. 32: IJsval met dwarsspleten (Saas Fee, Wallis, Zwitserland). Fig. 33: IJsval met dwarsspleten of crevasses en puntige ijstorens of séracs. Fig. 34: Lengtespleten in een gletsjerfront. Hier smelt de gletsjer af en wordt de grondmorene zichtbaar (Saas Fee, Zwitserland).

23 Fysisch Europa Christ Naert, blz De werking van een dalgletsjer Net zoals bij rivieren is de werking van een dalgletsjer drievoudig: een gletsjer erodeert; transporteert het losse puin; zet het meegevoerde puin terug af. Glaciale erosie De glaciale erosie is groter dan riviererosie: gletsjers hebben een grotere massa,een grotere druk op de rotsen; ijsmassa s maken rotsen los die aan de basis en aan de zijkanten van de gletsjer meegevoerd worden en werken als een rasp; stromend water onder het ijs, sterk beladen met puin kan de erosie versterken; de fysische verwering door temperatuurschommelingen is groot. Erosievormen in het gebergte: gletsjerkrassen en gepolijste rotsen door het schuren van stenen en zand onder het ijs; gletsjerdalen of trogdalen met een U-vormig dwarsprofiel en met talrijke drempels. Deze ontstaan doordat harde rotsen moeilijker eroderen. Na de glaciatie kan het water zich achter die drempels ophouden en gletsjermeren vormen; hangende dalen worden gevormd doordat een hoofddalgletsjer meer erosie veroorzaakt dan een zijdalgletsjer. Na de glaciatie ontstaan hier watervallen. Nu zijn dit interessante plaatsen voor de bouw van een waterkrachtcentrale; kammen zijn langgerekte, scherpe bergruggen tussen twee gletsjerdalen; kaar: een amfitheatervormig bekken met steile hellingen in de bergwand waar vroeger het firnbekken was; horn of spitze: als er zich aan verschillende kanten van een berg karen vormen, waarvan de steile wanden aan elkaar grenzen, blijft uiteindelijk een steile bergpiek (hoorn of spits) over. De scherpe toppen van vele Alpiene gebergten zijn dus resten van de aan drie of vier kanten ingesneden wanden. Daarom spreekt men soms van een driekanter of een vierkanter (Matterhorn, Aletschhorn, Weisshorn, Jungfrau, Wildspitze). Fig. 35: Typische vallei van een verdwenen dalgletsjer (Wallis, Zwitserland).

24 Fysisch Europa Christ Naert, blz.23 Fig. 36: Verschillende kammen op het Mont Blancmassief (bron: Fig. 37: Een driekanter: de Matterhorn bij Zermat (Wallis). Fig. 38: Boven: een hoofddalgletsjer met twee zijdalgletsjers tijdens een ijstijd. Onder: ditzelfde landschap nu, na de laatste ijstijd.

25 Fysisch Europa Christ Naert, blz.24 Transport en afzetting In tegenstelling tot de rivieren speelt voor een gletsjer de grootte van de brokstukken geen enkele rol; de transportkracht is onvoorstelbaar groot. Het puin dat door een gletsjer vervoerd en afgezet wordt noemt men morene. Er zijn verschillende soorten morenes: Oppervlaktemorene: puin dat bovenop de ijsmassa rust. Een zijmorene vomt zich langs de rand van een gletsjer doordat puin van de bergwand valt. Waar twee gletsjers samen komen vormen twee zijmorenes zich tot één middenmorene; Binnenmorene: langs spleten verdwijnt ook puin in het ijs; Grondmorene: puin dat via spleten onder de gletsjer terechtkomt of dat door de schurende werking van de gletsjer losgewrikt wordt uit de dalbodem; Eindmorene: wanneer de lengte van de gletsjer lang stabiel blijft, hopen grond-, binnen- en oppervlaktemorenes zich aan het gletsjerfront op tot een eindmorene. Deze is te herkennen als een boogvormige heuvel (soms begroeid) van puin rond het gletsjerfront. Momenteel smelten de gletsjers sneller dan dat ze gevoed worden; daardoor trekken ze achteruit en vormen telkens nieuwe eindmorenes. Tijdens koudere periodes van het verleden (bv. "Kleine IJstijd" van 1550 tot 1850) werden de Alpengletsjers langer en werden de eindmorenes vooruitgeduwd: stuwmorene. Oude eindmorenes kunnen een trogdal afdammen zodat lange smalle meren ontstaan. Mooie voorbeelden daarvan zijn de Noord-Italiaanse meren: Maggiore, Como, Lugano en Gardameer. Fig. 39: De vorming van middenmorenes uit zijmorenes. Fig. 40: Het Gardameer ontstond doordat een eindmorene een oude gletsjervallei afdamde.

26 Fysisch Europa Christ Naert, blz Een voorbeeld: de Argentièregletsjer De Argentièregletsjer is één van de talrijke gletsjers in het Massief van de Mont-Blanc. De gletsjer is een 10 km lang en daalt af van een hoogte van m tot m tot bijna in het dorpje Argentière bij Chamonix. Het gletsjerfront is vooral na de Kleine IJstijd zich snel beginnen terugtrekken door gletsjersmelt. Fig. 41: Gletsjertong van de Argentièregletsjer, Haute-Savoie (bron: Fig. 42: IJsval met séracs op de Argentièregletsjer. Fig. 43: De Argentièregletsjer valt in enkele trappen steil omlaag (foto Hilde Christiaens).

27 Fysisch Europa Christ Naert, blz.26 Fig. 44: Kaart van de Argentière-gletsjer en omgeving (bron GeoWetenschappen 5/6, pag. 245).

28 Fysisch Europa Christ Naert, blz Sporen van pleistocene ijstijden Een groot aantal verschijnselen in gebieden die thans ver van huidige gletsjers zijn gelegen, valt slechts te verklaren door aan te nemen dat de gletsjers vroeger belangrijke uitbreidingen hebben gekend. In het pleistoceen zijn er een 20-tal ijstijden geweest, afgewisseld met evenveel tussenijstijden. De laatste ijstijd eindigde jaar geleden en betekende het begin van een warmere periode: het holoceen, de tussenijstijd waarin we nu leven. Tijdens elke ijstijd waren grote delen van Europa vergletsjerd. Noord-Europa kende een aantal ijskappen, die tot ver naar het zuiden waren doorgedrongen (verste uitbreiding tot de lijn Londen-Amsterdam-Nijmegen). De Alpen, Karpaten, Pyreneeën, Centraal Massief, Vogezen en Zwarte Woud waren grotendeels door ijs bedekt. Fig. 45: Europa in de laatste ijstijd (uit Wolters Algemene Wereldatlas ) Het glaciaal reliëf in de Alpen Oorspronkelijk bestonden de Alpen uit een aaneenschakeling van afgeronde bergtoppen, afgeronde waterscheidingen en riviervalleien. Tijdens elke pleistocene ijstijd waren de Alpen volledig bedekt door ijsmassa s. Deze veroorzaakten een scherp reliëf. De grote lijnen van het huidige reliëf werden toen getrokken. Fig. 46: De maximale vergletsjering van de Alpen tijdens een pleistocene ijstijd.

29 Fysisch Europa Christ Naert, blz.28 Fig. 47: De evolutie van het reliëf van de Alpen. A: De Alpen voor de pleistocene ijstijden. B: Hetzelfde gebied tijdens een ijstijd. C: Het huidige reliëf. (bron: Ontdek de geologie, pag. 299)

30 Fig. 48: Een Alpenlandschap met gletsjers (boven) en zonder (onder). Fysisch Europa Christ Naert, blz.29

31 Fysisch Europa Christ Naert, blz Het glaciaal reliëf in noordelijk Europa Tijdens elke pleistocene ijstijd ontstond er ook boven Noord-Europa een ijskap. Het Scandinavisch landijs was dik genoeg om bergen af te ronden. Een groot deel van het reliëf van Scandinavië, Schotland en Ierland vertoont duidelijke sporen van de vroegere glaciaties. Enkele bekende voorbeelden: fjörd : (Noorwegen, NW-Ierland, Schotland, Denemarken). Dit is een pleistoceen trogdal dat door de stijging van de zeespiegel in het holoceen met zeewater is gevuld. De waterdiepte kan enkele honderden meters bedragen. Een fjörd is typisch voor een bergachtige kust die vroeger vergletsjerd is geweest. Fig. 49: De fjördenkust van zuidwest Noorwegen (bron: Wolters Atlas). glen : (Schotland, Ierland). Een glen is een diepe vallei met een smalle bodem, meestal met een rivier of een meer. Vroeger was het een gletsjervallei. loch: (Schotland, Ierland). Een "loch"wordt voor verschillende landschapselementen gebruikt: een meer in een trogdal,een zeearm of een fjörd. drumlin: (Ierland). Een drumlin is een asymmetrische, traanvormige heuvel, opgebouwd uit grondmorenemateriaal, die door een bewegende ijskap in deze vorm werd geduwd. Drumlins komen voor in zwermen. Fig. 50: Drumlin in het westen van Ierland.

32 Fysisch Europa Christ Naert, blz.31 Stuwwal: tijdens de koudste ijstijden kwam het Scandinavisch ijs tot halverwege Nederland en liet daar grond- en eindmorenes achter, met zwerfstenen (in keileem) afkomstig van Noord-Europa. Bij het vooruitschuiven van ijslobben werd het aanwezige puin en bodemmateriaal tot wallen opgestuwd. Voorbeelden van dergelijke stuwwallen in Nederland: de Utrechtse heuvelrug, de ruggen van de Veluwe, de Overijsselse heuvels en die bij Nijmegen. Fig. 51: Zwerfstenen in Nederland (Schokland). Fig. 52: Stuwwallen in Midden-Nederland. Fig. 53: Een ijskap duwt bodem en morene op tot een stuwwal.

33 Fysisch Europa Christ Naert, blz.32 4 Het weer in Europa 4.1 De atmosfeer Om de aarde hangt een gasmantel: de dampkring of atmosfeer. Deze is ontstaan door het vrijkomen van gassen tijdens de vorming van onze planeet. Aanvankelijk bestond deze gasmantel uit koolstofdioxide, maar door de fotosynthese van de eerste organismen werd dit gas omgezet in zuurstof en werd de koolstof vastgelegd in organische gesteenten zoals kalksteen, petroleum en steenkool. Onze atmosfeer heeft een dikte van ongeveer km en onderaan een samenstelling van stikstofgas (78 %), zuurstofgas (21 %) en kleine hoeveelheden andere gassen (1 %). 4.2 Weer en klimaat De termen "weer" en "klimaat" hebben te maken met de toestand van de onderste 10 km van de atmosfeer, doch er is een groot verschil tussen deze twee. Het weer is de toestand van de atmosfeer op een bepaalde plaats en op een bepaald tijdstip. Dit betekent dat het weer snel kan veranderen en dat het zeer regionaal is. Het klimaat is de gemiddelde toestand van het weer voor een groter gebied en voor een langere periode. Het klimaat is veranderlijk op langere termijn; denk maar aan de klimaatsveranderingen tijdens het pleistoceen en holoceen. Zelfs in een lang mensenleven zijn er soms kleine klimaatsveranderingen te bemerken. Het klimaat is ook geldig voor een groter gebied, alhoewel in kleine gebieden soms varianten voorkomen: "microklimaten". Fig. 54: De temperatuur in de voorbije jaar. Het weer wordt vooral bepaald door drie elementen: temperatuur, luchtdruk en wind, en de neerslag.

34 Fysisch Europa Christ Naert, blz De temperatuur De temperatuur van de atmosfeer komt onrechtstreeks van de zon: de zon geeft ons lichtenergie. Deze lichtstralen worden door de atmosferische gassen, waterdamp, wolken en stofdeeltjes voor een groot deel gereflecteerd of geabsorbeerd. Slechts één derde van het zonlicht komt op het aardoppervlak terecht en wordt daar omgezet in een andere energievorm: warmte. De warmte van de bodem zorgt dan voor opwarming van de onderste atmosfeer. Dit is één van de redenen waarom de temperatuur van de atmosfeer daalt met de hoogte. Een andere reden is dat met de hoogte de lucht ijler wordt en daardoor moeilijker op te warmen is. De verschillen in temperatuur komen voort van: de zonnestralen, schuin of loodrecht ("zaklampeffect"); de duur van de bestraling (winter - zomer); de bewolking; het reliëf (bv. flanken aan het meer van Genève, druiventeelt op de zuidelijke hellingen, skipistes bij voorkeur op de noordelijke hellingen); het verschil in opwarming en afkoeling van land (snel) en zee (traag); de kleur van de bodem; de vegetatie; de warme golfstroom in het Kanaal (bv. warmere microklimaten van ZW-Ierland, Cornwall en Devon). 4.4 Luchtdruk en wind We weten dat de atmosfeer een schil is van gassen rond de aarde. Die gassen hebben een massa en drukken op het aardoppervlak: dit veroorzaakt de luchtdruk. De gemiddelde luchtdrukwaarde aan het aardoppervlak bedraagt 1013 hpa. Deze waarde kan verschillen door: het reliëf: de luchtdruk vermindert met de hoogte: boven het gebergte is de atmosfeer dunner; de weerstoestand: bij hogere luchtdruk is er meestal mooi weer, bij lagere druk meestal slechter weer. Meestal is er hogere luchtdruk boven het Middellandse Zeegebied (uit het weerbericht: "de anticycloon van de Azoren") en lagere luchtdruk in Noord-Europa ("de depressie van IJsland"). Het verschil in luchtdruk veroorzaakt de wind: een horizontale luchtverplaatsing van hoge naar lage luchtdruk. De windsterkte is het gevolg van een groter of kleiner verschil in luchtdruk. Fig. 55: De schaal van Beaufort geeft de windkracht weer met een cijfer van 0 tot 12.

35 Fysisch Europa Christ Naert, blz.34 Plaatselijk kunnen de winden nogal wisselen, enkele voorbeelden: Land- en zeewinden De ongelijke opwarming en afkoeling tussen land en zee veroorzaakt in kustgebieden een lokale wind: overdag waait een zeewind (zeebries) en 's nachts een landwind. Tijdens de dag warmt het land sneller op dan de zee; daardoor ontstaat een zeebries die bij ons voelbaar is tot een 15 km in het binnenland. Tijdens de nacht koelt het land sneller af zodat een tegenhanger, een aflandige landwind ontstaat. Berg- en dalwinden Fig. 56: Het ontstaan van een zeewind (links) en een landwind (rechts). In de vroege morgen worden de bergtoppen sneller verwarmd dan de valleien; dit veroorzaakt een dalwind die opstijgt langs de bergflanken. Tijdens de nacht koelen de bergtoppen sneller af, zodat een bergwind ontstaat. Föhn Fig. 57: Het ontstaan van een bergwind (links) en een dalwind (rechts). De Föhn is de naam van een droge en warme valwind in de Alpenvalleien. Als er ten noorden van de Alpen een laag luchtdrukgebied ligt, trekt dit vanuit het zuiden lucht over het gebergte aan. De opstijgende lucht langs de zuidelijke flanken van de Alpen koelt af en veroorzaakt stijgingsregens. Bij het dalen in de noordelijke valleien wordt de lucht samengeperst en warmt op. Deze warme, droge valwind kan een zeer grote windkracht hebben ("föhnstorm"). Hij kan volgens de tijd (meestal einde winter - lente) plots smelt, hoogwater, lawines, verdorring en droogte met brandgevaar veroorzaken. Boven het gebergte vormt zich dan ook een föhnmuur van wolken door de stijgende lucht, doch die wolken worden aan de rand van het gebergte weer opgelost door de dalende luchtbeweging. In streken waar de Föhn voorkomt zijn veldvruchten en fruit eerder rijp (o.a. bij Innsbruck en in Graubunden). De zogenaamde "föhnziekte" met duizeligheid, hoofdpijn, spierpijn, hartkloppingen en prikkelbaarheid kan gevoelige mensen treffen.

36 Fysisch Europa Christ Naert, blz.35 Fig. 58: Het ontstaan van de Föhn. Mistral De Mistral is een koude, krachtige valwind in Oost-Frankrijk die meestal op het einde van de winter optreedt. De Mistral ontstaat als een anticycloon boven de Golf van Biskaje ligt en een depressie boven de Golf van Genua of de Po-vlakte. De koude noordelijke wind volgt de Rhöne-vallei en door de vernauwing tussen Centraal Massief en de Franse Alpen neemt de windkracht sterk toe, soms tot 200 km/u. De Mistral kan heel wat schade aanrichten aan fruitbomen en gewassen van het Rhönedal. Vandaar de vele boomschermen die dwars op de windrichting worden geplant. Fig. 59: Het ontstaan van de Mistral. Fig. 60: Smeedijzeren klokkentorentjes in de Provence, een oplossing tegen de soms stormachtige Mistral (Ménerbes). Fig. 61: Hagen beschermen gewassen tegen de Mistral (Roussillon, Provence).

37 Fysisch Europa Christ Naert, blz.36 Bora De Bora is een koude valwind, die meestal in de winter voorkomt langs de gehele kust van het voormalige Joegoslavië. De wind komt van het binnenland en trekt over het kustgebergte naar zee. In de nauwere valleien van dit gebergte neemt de windkracht sterk toe, soms tot 200 km/u. Tramontana De Tramontana (Latijn "trans montes" : over de bergen) is een lokale wind aan de westkust van Italië en de noordkust van Corsica. In Spanje waait de Tramontana aan de kust van Catalonië uit noordwestelijke richting, vanuit de Pyreneeën. Daar reikt hij zelfs tot aan de Balearen. De Tramontana is een hevige, droge en koude wind met krachtige windstoten (kenmerken van de Mistral). 4.5 Neerslag Voortdurend verdampt er water uit meren, rivieren, zeeën en oceanen. De waterdamp komt terecht in de atmosfeer en kan daar door condensatie neerslag vormen Wolkenvorming Wolkenvorming gebeurt maar als de volgende drie voorwaarden vervuld worden: Er moet stof in de atmosfeer zijn: condensatiekernen. De condensatie van waterdamp tot wolkendruppeltjes gebeurt altijd rond stofdeeltjes. Deze kunnen van verschillende oorsprong zijn: zeezout, bodemstof, vulkanisch stof, verbranding van steenkool, industrie, enz. Mist ontstaat doordat 's nachts koude, vochtige lucht terechtkomt in een dikke stoflaag boven het aardoppervlak en daar condenseert. Mist komt nu meer voor dan vroeger doordat er ook meer stof in de atmosfeer zit. Een bekend voorbeeld is de Londense smog (smoke + fog). Er moet voldoende waterdamp aanwezig zijn in de lucht. Er moet een temperatuursverlaging zijn die condensatie veroorzaakt. De daling van de temperatuur kan verschillende oorzaken hebben. Zo bv. ontstaan er wolken en stijgingsregens langs bergflanken door de opstijgende en daardoor afkoelende lucht. Na een warme zomerdag kunnen er 's avonds zware onweders losbarsten doordat de warme, vochtige lucht in de namiddag opstijgt, afkoelt en torenhoge wolken vormt.

38 Fysisch Europa Christ Naert, blz Neerslagvormen Neerslag kan onder verschillende vormen vallen: regen, sneeuw, ijsregen en hagel. Al deze neerslagvormen hebben eenzelfde oorsprong: waterdamp condenseert rond een stofdeeltje, bevriest tot een ijskristalletje; daarrond groeien nog meerdere ijsdeeltjes zodat sneeuw ontstaat. Tenslotte valt een sneeuwvlok uit de wolk; als ze tijdens de val smelt, heb je een regendruppel. In onweerswolken worden de ijsdeeltjes meerdere keren rondgeslingerd in de wolk, ze groeien zo aan en vallen als ze zwaar genoeg zijn: hagel. Fig. 62: Het ontstaan van enkele neerslagvormen (bron: Wat n weer). De regenboog ontstaat door de breking van licht in waterdruppels. We zien de regenboog als we een regenbui vóór ons en de zon achter ons hebben. Wel moet de zon voldoende laag staan.

39 Fysisch Europa Christ Naert, blz.38 5 Vegetatie van Europa 5.1 De spontane plantengroei: grotendeels verdwenen Vaak spreekt men over de spontane plantengroei van een bepaald gebied. Daarmee bedoelt men de vegetatie die zich zonder tussenkomst van de mens heeft ontwikkeld. De samenstelling van de vegetatie werd dan bepaald door vooral het klimaattype in combinatie met het bodemtype. Van noord naar zuid in Europa vinden we achtereenvolgens de volgende spontane plantengroei: Noord-Scandinavië: toendra in een koud klimaat met een dooiseizoen. Een toendra is een vegetatiesoort met mossen, grassen en dwergstruiken. Bomen komen er wegens de lage temperaturen niet voor. Midden-Scandinavië: taïga in een koelgematigd klimaat met een koude winter. Een taïga is een vegetatie van naaldwouden en berken. Door het behoud van hun naalden en het voorkomen van hars in de planten, zijn de spar en de den aangepast aan het koude en droge klimaat. Fig. 63: Taïga in Noord- Europa: een vegetatie van vooral coniferen. Zuid-Scandinavië en de noordelijke helft van Oost-Europa: gemengd woud in een koelgematigd klimaat met een zachte winter. Naar West-Europa toe evolueert dit naar een loofwoud. Fig. 64: Loofwouden op warme hellingen in de Franse Jura.

40 Fysisch Europa Christ Naert, blz.39 Zuidelijk Europa: een hardbladige vegetatie in een warmgematigd klimaat met natte winter. Fig. 65: Een hardbladige vegetatie in de Provence (Luberon). Gebergten van Europa: hier komt een gebergtezonering voor, de vegetatie komt voor in verschillende etages op berghellingen. Fig. 66: Etagegroei in de Alpen: bossen op de lagere gedeelten van hellingen. Fig. 67: Etagegroei in de Alpen: dwergstruiken, grassen en toendra op de hogere gedeelten van hellingen.

41 Fysisch Europa Christ Naert, blz Een andere vegetatie door de mens In de dicht bevolkte gebieden van Europa is de spontane vegetatie grotendeels verdwenen of is de samenstelling van de plantengemeenschappen door tussenkomst van de mens grondig gewijzigd. Enkele voorbeelden daarvan zijn hieronder beschreven Het heidelandschap in Limburg Het heidelandschap dat tot het begin van deze eeuw het grootste deel van Limburg kenmerkte, is geen spontane vegetatie, maar is ontstaan door de ingreep van de mens. Vooraleer de mens zich kwam vestigen in dit gebied, bestond het hoofdzakelijk uit een eikenberkenbos, de spontane vegetatie die zich na de laatste ijstijd op de zandige bodem moeizaam had ontwikkeld. Vanaf het neolithicum begon de mens dit loofwoud te ontginnen. In de Romeinse periode en vooral in de middeleeuwen werden grote delen van het woud gerooid om plaats te maken voor landbouwgrond. Maar de droge en weinig vruchtbare zandgrond zorgde ervoor dat de akkers niet lang konden gebruikt worden en dat er steeds meer bos moest verdwijnen. De oude akkers werden dan gebruikt als graasareaal voor de geiten- en schapenkudden. Deze dieren vraten bijna alles kaal en de jonge boomscheuten kregen geen kans om te groeien. De zure, niet meer bewerkte gronden werden daarna gekoloniseerd door heidesoorten: op de droge gronden kwam er struikheide (Calluna vulgaris) voor en op vochtige gronden dopheide (Erica tetralix). Fig. 68: Heidevelden en zandverstuivingen: het werk van de mens. Wanneer de mens nu niet ingrijpt, evolueert de heide terug naar een eikenberkenbos, maar de vroegere landbouwvorm hield de heide in stand. Op de schrale gronden werden schapen gehouden. Als strooisel in de stal gebruikte men heiplaggen, die met een schop afgestoken werden (deze plaggen werden ook gedroogd en leverden brandstof en muur- of daknokbedekking). Men strooide steeds vers strooisel bij, zodat de bodem van de "potstal" stilaan hoger werd. Dit leverde in het voorjaar toch wat stalmest op, waarmee men de schrale grond wat verbeterde. Na de winter liet men de schapen buiten, waar ze de jonge opschietende plantjes opvraten. Op deze wijze werd de heide door de mens en zijn veeteelt in stand gehouden. Door het verdwijnen van het potstalsysteem in de vorige eeuw, is de heidevegetatie ook bedreigd. Het milieubeheer moet afmaaien, afbranden, plaggen en begrazing voorzien om de heide te bewaren. Met de ontwikke1ing van de mijnbouw had men behoefte aan veel hout om de mijngangen te stutten. De rechte stammen van de grove den, een boomsoort die op de schrale zandgrond kon groeien, waren hiervoor geschikt. Grote delen van de heide werden zo vol geplant met grove den.

42 Fysisch Europa Christ Naert, blz Het Ardense woud Sinds de Romeinse periode heeft het Ardense woud talrijke gedaanteveranderingen ondergaan. De oorspronkelijke spontane vegetatie in de Ardennen (met een gematigd klimaat en een zure kiezelrijke verweringsbodem) was een moeilijk toegankelijk beukenbos, bestaande uit bomen van alle leeftijden, klein en groot. De eerste ontbossing gebeurde door de Kelten en later door de Romeinen, maar vooral vanaf de Middeleeuwen moest het Ardense woud een zware tol betalen ten gevolge van het rooien op grote schaal. De dorpsbewoners gebruikten het bos voor het winnen van brandhout, het weiden, het rooien door branden en het produceren van houtskool. Door de uitbreiding van de schapenteelt ontstonden uitgestrekte heidevelden met struikheide. Deze heidevelden, nu grotendeels terug verdwenen, kwamen zeer verbreid voor in de Ardennen. Op het einde van de 16 de eeuw werden steeds meer maatregelen genomen ter bescherming van het bos, een teken dat er toen reeds schaarste was aan brandhout. De opkomst van de industrie in de 18 de eeuw - vooral van de leerlooierij (fijngemalen eikenschors als looimiddel) en de metallurgie (houtskool als brandstof in de smelterijen) - werkte de snelle achteruitgang van het bos in de hand. Pas vanaf het einde van de 19 de eeuw begon het herstel van het woud door doeltreffende maatregelen van het bosbeheer. Op grote schaal werden naaldbomen aangeplant, die konden gebruikt worden in de steenkoolmijnen. Het resultaat daarvan was dat het vroegere beukenbos vervangen werd door uitgestrekte eentonige, sombere naaldbossen, bestaande uit afzonderlijke blokken, van elkaar gescheiden door lijnrechte brandstroken. Een gelijkaardige verandering van de vegetatie gebeurde ook in het Zwarte Woud. Eeuwen geleden waren de beuk en de zilverspar in die bossen de meest voorkomende boomsoorten. Tegenwoordig is het noordelijk deel van het Zwarte Woud een uitgesproken naaldbossengebied. Naar het zuiden toe gaat dit over naar een meer gemengd woud met loofbomen De vegetatie van het Middellandse Zeegebied In het Middellandse Zeegebied is de spontane vegetatie grotendeels verdwenen. Er werden tot nu toe slechts weinig pogingen ondernomen om de oorspronkelijke vegetatie te reconstrueren. Het Mediterrane klimaat zorgt voor zachte winters en droge zomers. De oorspronkelijke vegetatie die daarbij aansluit is een altijdgroen woud met dominantie van eik en den. Door de zachte en regenrijke winters verliezen de planten hun bladeren niet, ze blijven altijdgroen. De bloei gebeurt reeds vroeg in de lente. Door de warmere en droge zomers zijn de planten aangepast door: - leerachtige bladeren (steeneik, laurier, olijfboom); - dikke schors (kurkeik); - naalden (zeeden). Een dergelijke climaxvegetatie kan zonder menselijke tussenkomst jarenlang stabiel blijven. Doch reeds zeer vroeg in de geschiedenis ging deze plantengemeenschap aftakelen. Oorzaken: - de onbezonnen houtkap sinds de Griekse periode -het brand rooien voor de aanmaak van akkers; - de bosbranden in de zomer; - de veeteelt: rund, schaap en geit.

43 Fysisch Europa Christ Naert, blz.42 Eenmaal dat de vegetatie verdween, konden de stortregens in de herfst en winter de bodem wegspoelen. De veeteelt met schapen en geiten zorgde ook hier voor het niet regenereren van het bos. In de plaats van de oorspronkelijke plantengroei kwam een gedegradeerde vegetatie tot stand: de maquis of de garrigue. Maquis is een ondoordringbaar, dicht struikgewas (mirt, oleander), waarboven altijdgroene eiken uitsteken. De belangrijkste bomen en struiken zijn de steeneik, kurkeik en de stekelige jeneverbes. De typische maquisondergroei is twee tot drie meter hoog, met daartussen af en toe een vier à vijfmeter hoge boom. Maquis komt voor op meer vochtige, kiezelhoudende bodems. Fig. 69: Maquis: een gedegradeerde vegetatie op kiezelhoudende bodems. Garrigue is een meer open en lage vegetatie van kruiden en struiken die zich ontwikkelde op droge kalkhoudende bodems. De garrigue bestaat uit geurende planten zoals thijm, lavendel, munt, rozemarijn, knoflook en salie. Fig. 70: Vetplantjes op een droge kalksteengrond (Vaucluse). Fig. 71: De garrigue: een gedegradeerde vegetatie op een droge kalkrijke ondergrond (Vaucluse, Provence).

44 Fysisch Europa Christ Naert, blz.43 6 De kusten van Europa 6.1 Het zeewater Het voornaamste kenmerk van zeewater is de zoute en bittere smaak. Het bevat veel opgeloste zouten, waarvan natriumchloride (zout) het belangrijkste is. Dit werd in de loop van miljoenen jaren door stromend water naar zee gebracht. Het gemiddelde zoutgehalte is 3,5 % (35 gram per liter). Dat gehalte kan verschillen volgens de verdamping, de neerslag en de aanvoer van zoet water door rivieren of het afsmelten van pakijs. Bij riviermondingen, waar zoet water in zee stroomt, is het zeewater aan de oppervlakte minder zout. Dit is het geval in het zuiden van de Noordzee, waar Rijn, Maas en Schelde dicht bijeen uitmonden. In de Middellandse Zee is het zoutgehalte groter (tot 4,1 %), door de grotere verdamping en de kleinere aanvoer van zoet water. 6.2 De bewegingen van het zeewater Het zeewater kent drie soorten bewegingen: de golven; de getijden; de zeestromingen De golven De golven worden veroorzaakt door de wind. Het is een op- en neergaande beweging, maar het water blijft nagenoeg ter plaatse, er is weinig horizontale verplaatsing. In de golven beschrijven de waterdeeltjes kleine cirkels, waarvan de diameter snel afneemt met de diepte. Fig. 72: De cirkelbeweging van waterdeeltjes in golven. Op een diepte die gelijk is aan de helft van de golflengte, is de beweging bijna nul. Daarom kunnen onderzeeërs onder het wateroppervlak rustig varen, terwijl schepen heen en weer geslingerd worden. De grootte van de golven hangt af van de kracht van de wind. Op de oceaan bereiken normale golven hoogten van 30 cm tot 5 m, maar tijdens zware stormen kunnen golfhoogten ontstaan van meer dan 15 m. Als golven de kust bereiken gaan de cirkelbewegingen van de waterdeeltjes slepen op de zeebodem. Zo ontstaat het typische microreliëf van golfribbels op het strand. In ondiep water beïnvloedt de bodem ook de draaiende beweging van de waterdeeltjes. De hellende bodem duwt het water omhoog, waardoor de golfhoogte snel toeneemt tot de golf

45 Fysisch Europa Christ Naert, blz.44 tenslotte overslaat (een breker) : de plaats waar dit gebeurt, heet de branding. Het water in de branding heeft de draaiende beweging verloren en beweegt heen en weer in een zeewaartse en landwaartse richting. Fig. 73: Golfbrekers op het strand breken de energie van aankomende golven De getijden Ontstaan van getijden Het getij is een ingewikkelde golfbeweging, waarbij de aantrekkingskrachten van zon en maan, gecombineerd met het draaien van de aarde, alle wateren op de aardbol beïnvloeden. Het water van de aarde wordt getrokken naar de kant van de maan en naar de tegenoverliggende zijde, daar is het hoogwater. Daar waar het water weggetrokken wordt, is het laagwater. Door de aardrotatie en de beweging van de maan kent elke plaats aan de kust in 24 u 50 min tweemaal hoogwater en tweemaal laagwater. Het stijgen van de zeespiegel (van laag- naar hoogwater) is vloed. Het dalen van de zeespiegel (van hoog- naar laagwater) is eb De getijamplitude Het hoogteverschil tussen laag- en hoogwater is de getijamplitude. De getijamplitude verschilt van kust tot kust. Aan onze kust is de getijamplitude gemiddeld 4 m, bij de Mont St-Michel is dit 12 m. Deze verschillen komen door de helling van het strand en de vorm van de kustlijn. In een baai is de getijamplitude altijd groter dan bij een kaap, het water wordt in de baai geperst. Aan de Middellandse Zee is de getijamplitude zeer gering (enkele tientallen cm), dit komt door het feit dat we hier te maken hebben met een bijna gesloten bekken. De getijamplitude verschilt ook voor eenzelfde badplaats. In een kleine maand merken we dat de getijamplitude tweemaal een maximum en tweemaal een minimum bereikt: dit komt doordat de zon meewerkt (max.) of tegenwerkt (min.). Als de maan, zon en aarde op één lijn liggen, hebben we springtij. Als de zon, maan en aarde een hoek maken van 90 is het doodtij. In elk land worden getijdentabellen uitgerekend door hydrografische diensten waarop u kunt aflezen hoe laat laagwater en hoogwater in bepaalde havens verwacht worden. Al deze gegevens worden in officiële jaarboeken en kalenders gepubliceerd. In het zomerseizoen zijn er allerlei folders verkrijgbaar in kustplaatsen (inlichtingen bij toeristenkantoren en boekhandels).

De Geo. 2 th Aardrijkskunde voor de onderbouw. Antwoorden werkboek A hoofdstuk 3. eerste druk

De Geo. 2 th Aardrijkskunde voor de onderbouw. Antwoorden werkboek A hoofdstuk 3.  eerste druk De Geo 2 th Aardrijkskunde voor de onderbouw Antwoorden werkboek A hoofdstuk 3 www.degeo-online.nl eerste druk Hoofdstuk 3 Europa: van de bergen naar de zee Start 1 a de invloed van de rivieren op het

Nadere informatie

Soms moet de lucht omhoog omdat er een gebergte ligt. Ook dan koelt de lucht af. Er ontstaan wolken en neerslag. Dit is stuwingsregen.

Soms moet de lucht omhoog omdat er een gebergte ligt. Ook dan koelt de lucht af. Er ontstaan wolken en neerslag. Dit is stuwingsregen. Samenvatting door een scholier 1790 woorden 1 juni 2016 7,9 13 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 2: KLIMATEN 2.1 Klimaten Waardoor is het niet

Nadere informatie

De Noordzee HET ONTSTAAN

De Noordzee HET ONTSTAAN De Noordzee De Noordzee is de zee tussen Noorwegen, Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Nederland, Duitsland en Denemarken. De Noordzee is een ondiepe (30-200 m) randzee van de Atlantische oceaan met

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk en

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk en Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1.1 1.2 en 4.1 4.2 Samenvatting door een scholier 1402 woorden 5 december 2017 7 21 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Humboldt Aardrijkskunde toetsweek 1

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde 4.1 t/m 4.6

Samenvatting Aardrijkskunde 4.1 t/m 4.6 Samenvatting Aardrijkskunde 4.1 t/m 4.6 Samenvatting door een scholier 1392 woorden 15 januari 2014 5,9 5 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Wereldwijs AARDRIJKSKUNDE PW 4.1 T/M 4.6 H 4 1 *Reliëfkaart:

Nadere informatie

Hoe komen de verschillende klimaten op Aarde tot stand?

Hoe komen de verschillende klimaten op Aarde tot stand? Klimaat Wat is klimaat? Klimaat is de gemiddelde toestand van het weer over een langere periode op een bepaalde plaats. Veel meteorologische instituten hanteren een periode van 30 jaar voor de berekening

Nadere informatie

Werkblad bij de geoquest Vulkanen

Werkblad bij de geoquest Vulkanen Naam: Werkblad bij de geoquest Vulkanen 1. Wat zijn vulkanen? Een vulkaan is een berg opgebouwd uit lava en as. 2. a)hoe ontstaan vulkanen? Vulkanen ontstaan door breuken in de aardkorst. Door de stromingen

Nadere informatie

Aardrijkskunde samenvatting H2: Klimaat: is een beschrijving van het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar.

Aardrijkskunde samenvatting H2: Klimaat: is een beschrijving van het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar. Samenvatting door S. 1016 woorden 28 februari 2016 6,2 47 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Aardrijkskunde samenvatting H2: Nadeel tropische klimaten: het vocht, en de insecten/ziektes.

Nadere informatie

Woordenlijst - Aarde

Woordenlijst - Aarde Woordenlijst - Aarde de aardbeving het schudden van de grond de aardbol de planeet aarde de atlas het boek met landkaarten de atmosfeer de luchtlaag om de aarde de bliksem de elektrische ontlading tijdens

Nadere informatie

Klimaten Verschillende klimaten - Tropisch klimaat - Droog klimaat - Gematigd klimaat - Landklimaat - Poolklimaat - Mediterraan klimaat - Subtropisch klimaat https://schooltv.nl/video/klimaatzones-van-de-wereld-waarom-zijn-er-verschillende-klimaatzones/

Nadere informatie

Naam: VULKANEN. Vraag 1. Uit welke drie lagen bestaat de aarde? Vraag 2. Hoe dik is de aardkorst gemiddeld?

Naam: VULKANEN. Vraag 1. Uit welke drie lagen bestaat de aarde? Vraag 2. Hoe dik is de aardkorst gemiddeld? Naam: VULKANEN Voordat je begrijpt hoe vulkanen ontstaan, moet je eerst weten hoe de aarde in elkaar zit. De aarde is een bol die uit drie lagen bestaat. De binnenste laag is de kern. De temperatuur is

Nadere informatie

Determineren van gesteente

Determineren van gesteente Aarde Paragraaf 1 en atlasvaardigheden Determineren van gesteente Als je een gesteente bestudeert en daarna vaststelt wat de naam van het gesteente is, dan ben je aan het determineren. Je kunt gesteenten

Nadere informatie

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Bodem en grond 9 1.1 Grond, bodem en grondsoorten 9 1.2 Eigenschappen van grond 20 1.3 Problemen met de grond 23 1.4 Verbeteren van landbouwgronden 30 1.5 Transport van

Nadere informatie

Woordenschat blok 03 gr4 Les 1 De bodem: de grond waarin planten kunnen groeien. De duinen: heuvels van zand langs de zee. De plant: een stengel met

Woordenschat blok 03 gr4 Les 1 De bodem: de grond waarin planten kunnen groeien. De duinen: heuvels van zand langs de zee. De plant: een stengel met Woordenschat blok 03 gr4 Les 1 De bodem: de grond waarin planten kunnen groeien. De duinen: heuvels van zand langs de zee. De plant: een stengel met bladeren die groeit. De rots: een heel grote steen op

Nadere informatie

Krachten van de natuur hoofdstuk 1B4

Krachten van de natuur hoofdstuk 1B4 Krachten van de natuur hoofdstuk 1B4 Cursus 4.1: De aarde beeft Opbouw van de aarde Clip: Opbouw van de aarde De aarde is, van binnen naar buiten, opgebouwd uit: 1. de binnenkern De kern van de aarde is

Nadere informatie

De Alpen-natuurlandschap

De Alpen-natuurlandschap Samenvatting door T. 1020 woorden 15 december 2012 5,6 36 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde De Geo De Alpen-natuurlandschap Het ontstaan Endogende krachten - breuken in aardkorst - aardkorst verdeelt

Nadere informatie

Natuurrampen. Natuurrampen. Enkele voorbeelden... Oorzaken: bijvoorbeeld lawine, aardbeving, orkaan, overstroming, tsunami en vulkaanuitbarsting.

Natuurrampen. Natuurrampen. Enkele voorbeelden... Oorzaken: bijvoorbeeld lawine, aardbeving, orkaan, overstroming, tsunami en vulkaanuitbarsting. Natuurrampen Natuurrampen Natuurrampen Enkele voorbeelden... Oorzaken: bijvoorbeeld lawine, aardbeving, orkaan, overstroming, tsunami en vulkaanuitbarsting. Gevolgen: bijvoorbeeld bedolven mensen, doden,

Nadere informatie

2 Landschapszones op aarde SO 1

2 Landschapszones op aarde SO 1 Aardrijkskunde 1 havo/vwo 2 Landschapszones op aarde SO 1 Deze toets bestaat uit tien vragen: open vragen en meerkeuzevragen. Ook zijn er vragen waarbij de atlas (Grote Bosatlas, editie 54) nodig is. Bij

Nadere informatie

Het begin van de winter

Het begin van de winter WINTER 21 december WINTER 2 Het begin van de winter Vanaf 21 juni worden de dagen weer langzaam korter. De zomer duurt tot 22 of 23 september. Dan zijn de dag en de nacht overal even lang. Met andere woorden:

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 122 woorden 17 juni 2016 6, 75 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde Humboldt Samenvatting aardrijkskunde H2 2.1 Het weer: beschrijft

Nadere informatie

6,5. Werkstuk door Een scholier 2067 woorden 31 maart keer beoordeeld. Aardrijkskunde. Hoofdvraag en deelvragen

6,5. Werkstuk door Een scholier 2067 woorden 31 maart keer beoordeeld. Aardrijkskunde. Hoofdvraag en deelvragen Werkstuk door Een scholier 2067 woorden 31 maart 2004 6,5 179 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Hoofdvraag en deelvragen Hoofdvraag: Wat is het gezicht van Noord-Europa als je kijkt naar natuurlijke factoren

Nadere informatie

7,5. Samenvatting door Anne 867 woorden 12 april keer beoordeeld. Aardrijkskunde. paragraaf 2. klimaten wereldwijd.

7,5. Samenvatting door Anne 867 woorden 12 april keer beoordeeld. Aardrijkskunde. paragraaf 2. klimaten wereldwijd. Samenvatting door Anne 867 woorden 12 april 2017 7,5 15 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand paragraaf 2 klimaten wereldwijd breedteligging: de afstand van een plaats tot de evenaar in

Nadere informatie

Klimaatverandering en de landschapszones in het hooggebergte

Klimaatverandering en de landschapszones in het hooggebergte Plus Casequest 2 Klimaatverandering en de landschapszones in het hooggebergte 1/5 Inleiding Van de evenaar naar de polen vinden we aan het aardoppervlak een opeenvolging van landschapszones. Opeenvolgend

Nadere informatie

HFDST 6. HET WEER IN ONZE STREKEN

HFDST 6. HET WEER IN ONZE STREKEN HFDST 6. HET WEER IN ONZE STREKEN 54 II. Hoe kunnen we verklaren dat we in België vaak een wisselvallig weer hebben? Wat wordt bedoeld met wisselvallig weer? De verklaring: op ca. 50 NB hebben we een botsing

Nadere informatie

4 Leven in een koud gebied

4 Leven in een koud gebied 4 Leven in een koud gebied 1 a Canada b/c W16 d 73 2 a Te koud: s zomers < 10º C b gebruik van sneeuwscooter en sleden kleding c te koud om voedsel te verbouwen 3a/4 W17 Toendra: wat, waar en waarom daar?

Nadere informatie

Klimaat is een beschrijving van het weer zoals het zich meestal ergens voordoet, maar ben je bijvoorbeeld in Spanje kan het ook best regenen.

Klimaat is een beschrijving van het weer zoals het zich meestal ergens voordoet, maar ben je bijvoorbeeld in Spanje kan het ook best regenen. Samenvatting door Annique 1350 woorden 16 mei 2015 7,3 333 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Klimaten Paragraaf 2.2 Weer en klimaat Klimaat is een beschrijving van het weer zoals het

Nadere informatie

Geschiedenis van de duinen

Geschiedenis van de duinen Geschiedenis van de duinen Bijna de hele Nederlandse kust bestaat uit duinen. We weten hier niet beter, dan dat dat heel normaal is. Toch is dat niet zo. De kust van Frankrijk, Spanje en Portugal bijvoorbeeld

Nadere informatie

Practicum: Hoezo Zeespiegelstijging?

Practicum: Hoezo Zeespiegelstijging? Practicum: Hoezo Zeespiegelstijging? Op de Aarde wonen er ongeveer 6 446 131 400 mensen. In België wonen er 10 584 534. De meeste mensen wonen in de bergen / in de woestijn / in de nabijheid van water/

Nadere informatie

H4 weer totaal.notebook. December 13, 2013. dec 4 20:10. dec 12 10:50. dec 12 11:03. dec 15 15:01. Luchtdruk. Het Weer (hoofdstuk 4)

H4 weer totaal.notebook. December 13, 2013. dec 4 20:10. dec 12 10:50. dec 12 11:03. dec 15 15:01. Luchtdruk. Het Weer (hoofdstuk 4) Het Weer (hoofdstuk 4) Luchtdruk Om te begrijpen wat voor weer het is en ook wat voor weer er komt zijn een paar dingen belangrijk Luchtdruk windsnelheid en windrichting temperatuur luchtvochtigheid dec

Nadere informatie

hoog staat de zon? De zon in Noord-Europa Wat ga je leren? Begrippen

hoog staat de zon? De zon in Noord-Europa Wat ga je leren? Begrippen 1 Hoe hoog staat de zon? Hoofdstuk 1 Kijkles les 1 Wat ga je leren? De zon in Noord-Europa In deze les leer je dat het in Zuid-Europa warmer is dan in Noord-Europa. Je leert ook hoe dat komt. De noordpool

Nadere informatie

De kracht van de natuur

De kracht van de natuur De kracht van de natuur inhoud blz. Natuurrampen 3 1. Aardbevingen 4 2. Vulkanen 7 3. Lawines 10 4. Tornado s 13 5. Tsunami s 14 Pluskaarten 15 Bronnen en foto s 17 Colofon en voorwaarden 18 Natuurrampen

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 Samenvatting door M. 965 woorden 21 juni 2014 4,9 5 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand 2 Mediterraan klimaat en landschap. Middellandse Zeeklimaat:

Nadere informatie

Les Koolstofkringloop en broeikaseffect

Les Koolstofkringloop en broeikaseffect LESSENSERIE ENERGIETRANSITIE Basisles Koolstofkringloop en broeikaseffect Werkblad Les Koolstofkringloop en broeikaseffect Werkblad Zonlicht dat de aarde bereikt, zorgt ervoor dat het aardoppervlak warm

Nadere informatie

INHOUD. Inleiding Aardbevingen Bergen Bosbranden Koraal Lawines Meteorieten Onweer...

INHOUD. Inleiding Aardbevingen Bergen Bosbranden Koraal Lawines Meteorieten Onweer... INHOUD Inleiding...6 1 Aardbevingen...8 2 Bergen... 10 3 Bosbranden... 12 4 Koraal... 14 5 Lawines... 16 6 Meteorieten... 18 7 Onweer... 20 8 Opwarming van de aarde... 22 9 Orkanen... 24 10 Overstromingen...

Nadere informatie

De horizontale bewegingen van de platen

De horizontale bewegingen van de platen De horizontale bewegingen van de platen!sommige platen bestaan uit oceanische korst, sommige uit continentale korst, sommige uit beiden.!een continentale plaat is lichter dan een oceanische plaat Platen

Nadere informatie

INDONESIË. Natuurlijke en landschappelijke kenmerken

INDONESIË. Natuurlijke en landschappelijke kenmerken INDONESIË Natuurlijke en landschappelijke kenmerken Structuur [1/2] De kandidaat kan gebiedskenmerken van een ontwikkelingsland beschrijven en analyseren. Het betreft: a. sociaal-geografische en fysisch-geografische

Nadere informatie

Van de regen in de drup

Van de regen in de drup Doelen Kerndoel 43: De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. De leerlingen leren de waterkringloop. Kerndoel 47: De leerlingen leren de

Nadere informatie

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk De kust is (niet) veilig! De dijk aan de kust van Petten ziet er zo sterk en krachtig uit, maar toch is hij niet

Nadere informatie

Vulkaanuitbarsting in het nieuws!

Vulkaanuitbarsting in het nieuws! Kopieerblad 1 Vulkaanuitbarsting in het nieuws! Vulkaanuitbarsting in het nieuws! Wat weet je over de vulkaanuitbarsting die heeft plaatsgevonden? Waar heeft de vulkaanuitbarsting plaatsgevonden? Duid

Nadere informatie

Wandelweg nr. 18 : La vierge de Werpin : Hotton Merkteken :

Wandelweg nr. 18 : La vierge de Werpin : Hotton Merkteken : Wandelweg nr. 18 : La vierge de Werpin : Hotton Merkteken : Water is leven. Deze wandeling nodigt u uit om de eindeloze kringloop van het water te doorgronden, om het mysterie te ontrafelen dat, van de

Nadere informatie

Samenvatting Aardrijkskunde H2, paragraaf 1 t/m 3

Samenvatting Aardrijkskunde H2, paragraaf 1 t/m 3 Samenvatting Aardrijkskunde H2, paragraaf 1 t/m 3 Samenvatting door A. 1377 woorden 2 februari 2017 6,9 63 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde De Geo Hoofdstuk 2 par. 1-3 wat moet je leren samenvatting

Nadere informatie

Werkwinkel: Geografische denkvaardigheden

Werkwinkel: Geografische denkvaardigheden Werkwinkel: Geografische denkvaardigheden Dag van de Aardrijkskunde 3 7 I. Mestdagh A. Vermeulen KLIMAATTYPE: WARM ALTIJD NAT KLIMAAT VEGETATIETYPE: TROPISCH REGENWOUD TROPISCH REGENWOUD - Boomgroei mogelijk

Nadere informatie

Leren voor de biologietoets. Groep 8 Hoofdstuk 5

Leren voor de biologietoets. Groep 8 Hoofdstuk 5 Leren voor de biologietoets Groep 8 Hoofdstuk 5 Weer of geen weer 1 Het weerbericht Het weer kan in Nederland elke dag anders zijn. Daarom luisteren en kijken wij vaak naar weerberichten op de radio en

Nadere informatie

e-book: gebonden versie: e-book: gebonden versie: Chris Oxlade

e-book: gebonden versie: e-book: gebonden versie: Chris Oxlade Chris Oxlade Chris Oxlade Anita Ganeri Anita Ganeri Boeken in deze serie e-book: 978-94-6175-825-5 gebonden versie: 978-90-5566-931-8 e-book: 978-94-6175-822-4 gebonden versie: 978-94-6175-285-7 e-book:

Nadere informatie

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Inspectie Verkeer en Waterstaat Inspectie Verkeer en Waterstaat PPL voorbeeldexamen Meteorologie 1 Waarvan zijn zichtbare weersverschijnselen in de troposfeer voornamelijk het gevolg? A) Van subsidentie. B) Van luchtvervuiling. C) Van

Nadere informatie

Opgave 3 Opbouw en afbraak van de Schotse Hooglanden

Opgave 3 Opbouw en afbraak van de Schotse Hooglanden Eindexamen vwo aardrijkskunde 214-I Aarde Opgave 3 Opbouw en afbraak van de Schotse Hooglanden Bestudeer de bronnen 1 tot en met 3 uit het bronnenboekje die bij deze opgave horen. Gebruik bron 3a en de

Nadere informatie

Opmaak-Satelliet-pam 20-06-2005 16:47 Pagina 70

Opmaak-Satelliet-pam 20-06-2005 16:47 Pagina 70 Opmaak-Satelliet-pam 20-06-2005 16:47 Pagina 70 Saharastof veroorzaakt de bruine tinten in de bewolking boven onder andere Engeland en Schotland. De tint van de Noordzee ten noorden en noordwesten van

Nadere informatie

Aardrijkskundeproefwerk Hoofdstuk 6. Vakantielanden

Aardrijkskundeproefwerk Hoofdstuk 6. Vakantielanden Aardrijkskundeproefwerk Hoofdstuk 6 Vakantielanden Het klimaat is in Zuid-Europa anders dan in Nederland. In de zomer is het er warm en droog, in de winter is het er ongeveer zoals zomers in Nederland.

Nadere informatie

Roestig land. De Wijstgronden

Roestig land. De Wijstgronden Roestig land De Wijstgronden Verslag van de lezing en excursie van Professor R. T. van Balen en Nico Ettema voor de Werkgroep Geologie en Landschap. Bedafse Bergen, Uden. 10.00-1600 uur. Een mooie herfstdag.

Nadere informatie

Kustlijn van de Noordzee

Kustlijn van de Noordzee International Wadden Sea School www.iwss.org 150.000 jaar geleden - 150.000 jaar geleden was het hele Noordzeebekken bedekt met een dikke ijslaag: dit was de Saale ijstijd. - Alle zeewater was in gletsjers

Nadere informatie

Aardrijkskunde Samenvatting Hoofdstuk 2 Endogene en Exogene processen 2 t/m 12

Aardrijkskunde Samenvatting Hoofdstuk 2 Endogene en Exogene processen 2 t/m 12 Aardrijkskunde Samenvatting Hoofdstuk 2 Endogene en Exogene processen 2 t/m 12 2: De opbouw van de aarde Kern: 3700 km dik, binnenste deel vast, buitenste deel vloeibaar -> aardmagnetisme Aardmantel: 2900

Nadere informatie

Vulkanen. Voorwoord! Ik heb dit onderwerp gekozen omdat, ik een onderwerp wou dat niet vaak voor komt. En dan kan je er ook nog iets van leren. Blz.

Vulkanen. Voorwoord! Ik heb dit onderwerp gekozen omdat, ik een onderwerp wou dat niet vaak voor komt. En dan kan je er ook nog iets van leren. Blz. Vulkanen Blz. 1 Vulkanen Voorwoord! Ik heb dit onderwerp gekozen omdat, ik een onderwerp wou dat niet vaak voor komt. En dan kan je er ook nog iets van leren. Blz.2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 voorblad Blz.

Nadere informatie

Wat zie jij op het plaatje? Schrijf het vehaal af. De golf was zo hoog als een. Er staan heel veel huizen onder

Wat zie jij op het plaatje? Schrijf het vehaal af. De golf was zo hoog als een. Er staan heel veel huizen onder Lees het verhaal van de aardbeving. Stel je voor: de aarde beweegt. De lampen schudden heen en weer. Je hele huis schudt heen en weer. Het huis stort in! Alles is kapot. Dat kan gebeuren bij een aardbeving.

Nadere informatie

10. Wasbordpatroon in bewolking achter bergen en eilanden

10. Wasbordpatroon in bewolking achter bergen en eilanden Opmaak-Satelliet-pam 20-06-2005 16:46 Pagina 65 10. Wasbordpatroon in bewolking achter bergen en eilanden Satellietbeelden tonen achter gebergten of bergachtige eilanden vaak wolkenribbels. Zo n wasbordpatroon

Nadere informatie

1. LESBEGIN. 2. Lesuitwerking De verschillende klimaten de Europese kaart situeren. LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/ MEDIA/ORGANISATIE TIJD

1. LESBEGIN. 2. Lesuitwerking De verschillende klimaten de Europese kaart situeren. LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/ MEDIA/ORGANISATIE TIJD 1. LESBEGIN 2. Lesuitwerking De verschillende klimaten de Europese kaart situeren. Onderwijsleergesprek 2 III. Factoren van weer en klimaat. 1. De temperatuur verschilt volgens het seizoen. - 21 juni staat

Nadere informatie

GROOT-BRITTANNIË en zeeklimaat

GROOT-BRITTANNIË en zeeklimaat Naam GROOT-BRITTANNIË en zeeklimaat Groot Brittannië Groot-Brittannië is Schotland, Engeland en Wales samen. Engeland is het grootst van Groot-Brittannië en Wales het kleinst. Engeland heeft meer dan 46

Nadere informatie

Lesbrief. watersnoodramp. 1 februari Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Lesbrief. watersnoodramp. 1 februari Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta Lesbrief watersnoodramp 1 februari 1953 www.wshd.nl/1953 Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta 1 februari 1953 Op zaterdagmiddag 31 januari 1953 stak een hevige wind op. Die wind groeide s nachts

Nadere informatie

IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd

IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd IJstijden Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd IJstijden Glaciaal tijdens het pleistoceen 2.500.000-100.000 jaar geleden 1. ijs duwt de bodem naast en voor zich om hoog en zo ontstonden stuwwalen. 2. ijs

Nadere informatie

5 havo 2 End. en ex. processen 1-4

5 havo 2 End. en ex. processen 1-4 5 havo 2 End. en ex. processen 1-4 Rusteloze aarde De Toch miljoenenstad ging het in 79 Napels na Chr. ligt grandioos op nog geen mis 10km De inwoners van de Vesuvius, van niemand Pompei waren lijk zich

Nadere informatie

KLIMAATVERANDERING. 20e eeuw

KLIMAATVERANDERING. 20e eeuw KLIMAATVERANDERING 20e eeuw Vraag De temperatuur op aarde is in de afgelopen honderd jaar gestegen met 0.2-0.5 C 0.6-0.9 C Antwoord De temperatuur op aarde is in de afgelopen honderd jaar gestegen met

Nadere informatie

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). Afbeelding I.1. Vorming stuwwal Nijmegen en stuwwal Reichswald Zandige

Nadere informatie

Naam: FRANKRIJK en recreatie

Naam: FRANKRIJK en recreatie Naam: _ FRANKRIJK en recreatie Iedereen kent wel de Eiffeltoren. Van een kaart van je vriendje die in Frankrijk op vakantie was. Of, misschien ben je er zelf geweest. Je hebt vast en zeker ook gehoord

Nadere informatie

Inleiding Waarom dit onderwerp?

Inleiding Waarom dit onderwerp? Inleiding Ik zou graag willen weten hoe vulkanen ontstaan. En wat de oorzaak kan zijn dat vulkanen uitbarsten. Waarom dit onderwerp? Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik laatst heel vaak de Etna op tv

Nadere informatie

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT dia 1 RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT Helperzoomtunnel Jan Pieter Schuitemaker Helperzomtunnel dia 3 Geologie Noordoost Nederland GEOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN WAAR WE IN DE GEOTECHNIEK

Nadere informatie

DE AARDE IN HET HEELAL

DE AARDE IN HET HEELAL DE AARDE IN HET HEELAL 1. ONDERZOEK VAN HET HEELAL...3 1.1. ONDERZOEK VANOP DE AARDE...3 1.1.1. De analyse van zichtbaar licht...3 1.1.2. De telescoop...4 1.1.3. Radiotelescopen...4 1.2. ONDERZOEK BUITEN

Nadere informatie

Vragen over landschappen die we gaan behandelen

Vragen over landschappen die we gaan behandelen Landschappen Vragen over landschappen die we gaan behandelen Wat zijn landschappen? Waar komen ze voor? Hoe zien ze er uit? Welke informatie geven ze? Hoe zijn ze ontstaan? Wat is landschap? Dit? Kerk

Nadere informatie

inhoud 1. Vulkanen 2. Een kijkje in de aarde 3. Schuivende platen 4. Het ontstaan van vulkanen 5. Een kijkje in een vulkaan 6.

inhoud 1. Vulkanen 2. Een kijkje in de aarde 3. Schuivende platen 4. Het ontstaan van vulkanen 5. Een kijkje in een vulkaan 6. Vulkanen inhoud. Vulkanen 3 2. Een kijkje in de aarde 4 3. Schuivende platen 5 4. Het ontstaan van vulkanen 6 5. Een kijkje in een vulkaan 9 6. De uitbarsting 0 7. Soorten vulkanen 2 8. De supervulkaan

Nadere informatie

6. Luchtvochtigheid. rol bij het A g g r e g a t i e t o e s t a n d e n v a n w a t e r. 6.1 inleiding. 6.2 Aggregatietoestanden

6. Luchtvochtigheid. rol bij het A g g r e g a t i e t o e s t a n d e n v a n w a t e r. 6.1 inleiding. 6.2 Aggregatietoestanden 6. Luchtvochtigheid 6.1 inleiding Vocht heeft een grote invloed op het weer zoals wij dat ervaren. Zaken als zicht, luchtvochtigheid, bewolking en neerslag worden er direct door bepaald. Afkoeling kan

Nadere informatie

Zaterdagmiddag 3 sept 2016 Studie van de afzettingen uit het Trias. Buntsandstein en Muschelkalk.

Zaterdagmiddag 3 sept 2016 Studie van de afzettingen uit het Trias. Buntsandstein en Muschelkalk. Zaterdagmiddag 3 sept 2016 Studie van de afzettingen uit het Trias. Buntsandstein en Muschelkalk. Golvende hoogvlakten met verre uitzichten, diep ingesneden rivierdalen en uitgestrekte bossen. De WGL trok

Nadere informatie

Woordenschat - memory Taal Actief groep 4 Thema 3 Les 1

Woordenschat - memory Taal Actief groep 4 Thema 3 Les 1 Woordenschat - memory Taal Actief groep 4 Thema 3 Les 1 de berg Is een hoog stuk land. Soms ligt er sneeuw bovenop. de top Het hoogste stukje van de berg. Hoger kun je niet klimmen. de beek Dit is een

Nadere informatie

1 Kun je aan planten zien wat je aan moet?

1 Kun je aan planten zien wat je aan moet? 1 Kun je aan planten zien wat je aan moet? Hoofdstuk 1 Les 1 Zoek het op Bij de evenaar staat de zon hoog. Het is er warm en daardoor verdampt het water. Die warme damp stijgt op en koelt af: dan gaat

Nadere informatie

1. Het Heelal. De aarde lijkt groot, maar onze planeet is niet meer dan een stip in een onmetelijke ruimte.

1. Het Heelal. De aarde lijkt groot, maar onze planeet is niet meer dan een stip in een onmetelijke ruimte. De aarde 1. Het Heelal De aarde lijkt groot, maar onze planeet is niet meer dan een stip in een onmetelijke ruimte. De oerknal Wetenschappers denken dat er meer dan 15 miljoen jaar geleden een enorme ontploffing

Nadere informatie

Soorten vulkanen. Tefra vulkaan: Werkende vulkaan: Er zijn heel veel soorten vulkanen en ik ga er 6 opnoemen en er wat over vertellen dat zijn,

Soorten vulkanen. Tefra vulkaan: Werkende vulkaan: Er zijn heel veel soorten vulkanen en ik ga er 6 opnoemen en er wat over vertellen dat zijn, Voorwoord Ik doe mijn werkstuk over vulkanen, ik doe hem over vulkanen omdat ik er echt niets over wist, en het leek me een superleuk en interessant onderwerp, ik ga u iets leren wat voor soorten uitbarstingen

Nadere informatie

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN 96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN Grondboor en Hamer, jrg. 43, no. 5/6, p. 225-227, 3 fig., november 1989 AFZETTINGEN VAN RIJN EN MAAS IN LIMBURG W.M. Felder* In de loop van het Mioceen, 10 tot 7 miljoenn

Nadere informatie

Bedreigingen. Broeikaseffect

Bedreigingen. Broeikaseffect Bedreigingen Vroeger gebeurde het nogal eens dat de zee een gat in de duinen sloeg en het land overspoelde. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer. De mensen hebben de duinen met behulp van helm goed vastgelegd

Nadere informatie

Het gebied Begrenzing

Het gebied Begrenzing Cursus Reitdiep Het gebied Begrenzing -In het Oosten: de lijn Westerdijkshorn Wolddijk - Noorderhogebrug -In het Westen: de lijn Zuurdijk Lammerburen - Balmahuizen -In het Noorden: de lijn Onderwierum

Nadere informatie

Herfstwerkboekje van

Herfstwerkboekje van Herfstwerkboekje van Herfst werkboekje groep 5 1 De bladeren aan de bomen worden bruin en rood en vallen naar beneden, het is weer herfst! September wordt herfstmaand genoemd, dit omdat op 22 september

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde oud progr vwo 2010 - I

Eindexamen aardrijkskunde oud progr vwo 2010 - I Actieve aarde Opgave 7 Platentektoniek en klimaat Bestudeer bron 1 die bij deze opgave hoort. 1p 25 Welke atlaskaart moet je gebruiken om inzicht te krijgen in de plaattektonische bewegingen vanaf het

Nadere informatie

Het water maakt de berg kleiner

Het water maakt de berg kleiner .64 Hoofdstuk 5 Kfjkles lest Wat ga je leren? Het water maakt de berg kleiner In deze les leer je hoe water een berg kleiner maakt. Je leert dat wind en water stenen kunnen laten scheuren. Verder leer

Nadere informatie

IJsvossen Toets Groot/Zout, 28 november 2015, v10 Met dank aan Krister Valtonen en Johan Porsby voor inspiratie en foto s.

IJsvossen Toets Groot/Zout, 28 november 2015, v10 Met dank aan Krister Valtonen en Johan Porsby voor inspiratie en foto s. IJsvossen Toets Groot/Zout, 28 november 2015, v10 Met dank aan Krister Valtonen en Johan Porsby voor inspiratie en foto s. Vraag 1. Je staat met je groep in een archipelago aan de Oostkust in Zweden. Het

Nadere informatie

Practicum: Hoezo Zeespiegelstijging? Korte versie Lerarenhandleiding

Practicum: Hoezo Zeespiegelstijging? Korte versie Lerarenhandleiding Practicum: Hoezo Zeespiegelstijging? Korte versie Lerarenhandleiding Benodigdheden: -Satellietkaart van de wereld.(the World seen from space, Michelin, 1/28 500 000) -Post-its -Schrijfgrief -Atlas -Glas

Nadere informatie

Naam: WATER. pagina 1 van 8

Naam: WATER. pagina 1 van 8 Naam: WATER Geen leven zonder water Zonder water kun je niet leven. Als je niet genoeg drinkt, krijgt je dorst. Als je dorst hebt, heeft je lichaam water tekort. Je raakt dit water vooral kwijt door te

Nadere informatie

Practicum: Hoezo Zeespiegelstijging?

Practicum: Hoezo Zeespiegelstijging? Practicum: Hoezo Zeespiegelstijging? Op de Aarde wonen er ongeveer 6 446 131 400 mensen. In België wonen er 10 584 534. De meeste mensen wonen in de bergen / in de woestijn / in de nabijheid van water/

Nadere informatie

Aardrijkskunde Bewegende aarde Leerjaar 2ha HBAK Antwoordmodel

Aardrijkskunde Bewegende aarde Leerjaar 2ha HBAK Antwoordmodel Aardrijkskunde Bewegende aarde Leerjaar 2ha HBAK Antwoordmodel ------------------------------------------------------------------------------------------ Let op: - Je bent zelf verantwoordelijk voor het

Nadere informatie

Werkstuk Aardrijkskunde Vulkanisme

Werkstuk Aardrijkskunde Vulkanisme Werkstuk Aardrijkskunde Vulkanisme Werkstuk door een scholier 1712 woorden 16 mei 2001 5,8 169 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Vulkanologie Vulkanologie is een wetenschap die zich bezig houdt met alle

Nadere informatie

6.6. Samenvatting door een scholier 1458 woorden 15 augustus keer beoordeeld. Aardrijkskunde

6.6. Samenvatting door een scholier 1458 woorden 15 augustus keer beoordeeld. Aardrijkskunde Samenvatting door een scholier 1458 woorden 15 augustus 2010 6.6 22 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Aardrijkskunde: Endogene en Exogene processen 1.2 t/m 1.9 en 1.11 t/m 1.13 1.2

Nadere informatie

Waterkringloop vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/82660

Waterkringloop vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/82660 Auteur VO-content Laatst gewijzigd 16 november 2016 Licentie CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Webadres https://maken.wikiwijs.nl/82660 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs

Nadere informatie

AARDRIJKSKUNDE VOOR DE TWEEDE FASE. VWO zakboek samenvattingen begrippen examentips

AARDRIJKSKUNDE VOOR DE TWEEDE FASE. VWO zakboek samenvattingen begrippen examentips AARDRIJKSKUNDE VOOR DE TWEEDE FASE VWO zakboek samenvattingen begrippen examentips Aan de slag met het Wereldwijs zakboek Het Wereldwijs zakboek helpt je bij de voorbereiding op toetsen, schoolexamens

Nadere informatie

Contentcatalogus *** Leeractiviteitenbank voor het basisonderwijs (LAB) Contentcatalogus Leeractiviteitenbank voor het basisonderwijs Pagina 1

Contentcatalogus *** Leeractiviteitenbank voor het basisonderwijs (LAB) Contentcatalogus Leeractiviteitenbank voor het basisonderwijs Pagina 1 Contentcatalogus *** bank voor het basisonderwijs (LAB) Contentcatalogus bank voor het basisonderwijs Pagina 1 Overzicht beschikbare lessen Titel Paginanummer Windenergie 3 De Alpen 4 Vulkanen en aardbevingen

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2008-II

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2008-II Actieve aarde Opgave 7 Opheffing van gesteenten en ertsen in het Scandinavisch Hoogland Gebruik de bronnen 10 en 11 van het bronnenboekje. In de derde afbeelding (afbeelding C) van bron 10 zijn de cijfers

Nadere informatie

Werkblad Naut Thema 5: Weer en klimaat

Werkblad Naut Thema 5: Weer en klimaat Werkblad Naut Thema 5: Weer en klimaat 5.1 Wordt het warm vandaag Lees het verhaal Wat is het weer? Kijk naar de boom Kijk naar de muts en de wanten Wat denk jij? Is het koud? In de zomer is het warm In

Nadere informatie

IJSLAND: EEN LAND VAN WATER EN VUUR

IJSLAND: EEN LAND VAN WATER EN VUUR Naam: Klas : Nr: Datum: IJSLAND: EEN LAND VAN WATER EN VUUR A. Roegis & L. Van Eycken 2014-2015 BACHELORPROEF HOGENT Aardrijkskunde IJsland: een land van water en vuur Pagina 2 Deze werkbundel mag gebruikt

Nadere informatie

Les 1. de top. De berg. Het dal. De beek

Les 1. de top. De berg. Het dal. De beek Les 1 De beek: De berg: De top: Het dal: De kust: De duin: Het zand: De woestijn: Het oerwoud: Een beek is een smal riviertje. Een beek is niet diep. Een beek stroomt van de berg af naar beneden. Een berg

Nadere informatie

Lesbrief. watersnoodramp. 1 februari 1953. www.wshd.nl/1953. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Lesbrief. watersnoodramp. 1 februari 1953. www.wshd.nl/1953. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta Lesbrief watersnoodramp 1 februari 1953 www.wshd.nl/1953 Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta 1 februari 1953 Op zaterdagmiddag 31 januari 1953 stak een hevige wind op. Die wind groeide s nachts

Nadere informatie

H2: Europa, verenigd of versnipperd?

H2: Europa, verenigd of versnipperd? H2: Europa, verenigd of versnipperd? Klas 2 Geo Vragen 5 1. Europa is te herkennen aan een aantal natuurkenmerken. Noem er drie. 6 2. Het aantal inwoners verandert door natuurlijk bevolkingsgroei (geboorte

Nadere informatie

1.1 Het ontstaan van de aarde

1.1 Het ontstaan van de aarde Boekverslag door H. 1566 woorden 16 december 2007 6.8 27 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde 1.1 Het ontstaan van de aarde Actualiteitsprincipe: het heden is de sleutel tot het verleden. ONS ZONNESTELSEL.

Nadere informatie

inhoud blz. Inleiding 1. Wat is een berg? 2. Hoogte 3. Hoe ontstaan bergen? 4. Soorten gebergte 5. Beroemde bergen 6. Bergweetjes Pluskaarten

inhoud blz. Inleiding 1. Wat is een berg? 2. Hoogte 3. Hoe ontstaan bergen? 4. Soorten gebergte 5. Beroemde bergen 6. Bergweetjes Pluskaarten Bergen inhoud blz. Inleiding 3 1. Wat is een berg? 4 2. Hoogte 5 3. Hoe ontstaan bergen? 6 4. Soorten gebergte 9 5. Beroemde bergen 12 6. Bergweetjes 16 Pluskaarten 19 Bronnen en foto s 21 Colofon en voorwaarden

Nadere informatie

Taak 1 opdracht 1. Taak 1 opdracht 2. Taak 2. Groot-Brittannië en Frankrijk s E 16/17. de bevolkingsdichtheid in de Ardennen t B 7

Taak 1 opdracht 1. Taak 1 opdracht 2. Taak 2. Groot-Brittannië en Frankrijk s E 16/17. de bevolkingsdichtheid in de Ardennen t B 7 KOPIEERBLAD 1a les 2 - zelfcorrectie jeugdatlas oude versie Taak 1 opdracht 1 Groot-Brittannië en Frankrijk s E 16/17 de bevolkingsdichtheid in de Ardennen t B 7 het reliëf in Zuid-Amerika n W 31 Vul op

Nadere informatie

3. Hydrologie van Nederland

3. Hydrologie van Nederland 3. Hydrologie van Nederland 3.1. Geologie In Nederland liggen voornamelijk de geologische lagen van het Kwartair aan de oppervlakte. De oudere lagen uit het Tertiair liggen op grotere diepte; alleen in

Nadere informatie

Spanningen en ecologische problemen binnen regio s 11

Spanningen en ecologische problemen binnen regio s 11 Geogenie p. 76-83 Atlas p.... Spanningen en ecologische problemen binnen regio s 5.. Amazoniië,, van werelldwiijjd bellang 1. De ecologie van het regenwoud Noteer met behulp van je atlas de jaarlijkse

Nadere informatie