ONTWERP-WIJZIGING PROVINCIALE MILIEUVERORDENING ZUID-HOLLAND (ACHTSTE TRANCHE)

Transcriptie

1 PROVINCIALE STATEN VAN ZUID-HOLLAND Gezien de voordracht van Gedeputeerde Staten van..., nr...; Gelet op de Wet milieubeheer; Gezien het advies van de Provinciale adviescommissie leefomgevingskwaliteit d.d....; BESLUITEN Vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Provinciale milieuverordening Zuid- Holland.- ART1KEL I Aan artikel 1.1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, die luiden: f. gesloten bodemenergiesysteem: gesloten bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Waterbesluit. g. open bodemenergiesysteem: open bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Waterbesluit. B Onder vernummering van de artikelen 11.7 en 11.8 tot de artikelen 11.8 en 11.9 wordt na artikel 11.6 het volgende artikel ingevoegd, luidende: Artikel De verboden gesteld in de bepalingen en van bijlage 10, onderdeel B, zijn tot de eerste dag van het twaalfde jaar na de inwerkingtreding van deze bepalingen niet van toepassing op gesloten of open bodemenergiesystemen die onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepalingen In overeenstemming met de voor de betreffende inrichting op dat moment geldende regels van deze verordening binnen die inrichting aanwezig zijn of worden geïnstalleerd. Voor deze bodemenergiesystemen blijven de bedoelde geldende regels van toepassing tot de in de vorige volzin bedoelde dag. 2. Tot de in het eerste lid bedoelde dag is het verboden de in dat lid bedoelde bodemenergiesystemen te veranderen, indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat die verandering naar aard of omvang nadelige gevolgen kan hebben voor de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning. 3. De bepalingen 2.2.1, eerste lid, onder k, 3.2.1, eerste lid, onder k, en 4.2.1, endere, van bijlage 10, onderdeel B, zijn tot de eerste dag van het twaalfde jaar na de inwerkingtreding van deze bepalingen niet van toepassing op een activiteit die onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepalingen wordt ondernomen in overeenstemming met de voor die activiteit op dat moment geldende regels op grond van deze verordening. De bedoelde geldende regels blijven voor de activiteit van toepassing tot de in de vorige volzin bedoelde dag. In bijlage 10, onderdeel B, wordt aan bepaling 2.2.1, eerste lid, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende: k. een gesloten of een open bodemenergiesysteem te installeren, in exploitatie te nemen ofte hebben.

2 -'W^ppppiuiiiiw ji iuj«^jw ONTWERP-WIJZIGING PROVINCIALE MILIEUVERORDENING ZUID-HOLLAND In bijlage 10, onderdeel B. wordt na bepaling ingevoegd bepaling 3.1.5, luidende: Bepaling Het is verboden in grondwaterbeschermingsgebieden een inrichting die behoort tot een categorie die is aangewezen in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht op te richten of in werking te hebben waarbinnen zich een gesloten of een open bodemenergiesysteem bevindt of wordt geïnstalleerd. In bijlage 10, onderdeel B, wordt aan bepaling 3.2.1, eerste lid, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende: k. een gesloten of een open bodemenergiesysteem te installeren, in exploitatie te nemen of te hebben. In bijlage 10, onderdeel B, wordt na het opschrift van Titel 4 een paragraaf ingevoegd, luidende: Paragraaf Inrichtingen Bepaling Het is verboden in boringsvrije zones een inrichting die behoort tot een categorie die is aangewezen in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht op te richten of in werking te hebben waarbinnen zich een gesloten of een open bodemenergiesysteem bevindt of wordt geïnstalleerd. Onder vernummering van de bepalingen 4,1 tot en met 4.3 tot de bepalingen 4.2,1 tot en met wordt voor bepaling (nieuw) ingevoegd het opschrift: Paragraaf Gedragingen buiten inrichtingen H In bijlage 10, onderdeel B, wordt aan bepaling (nieuw) onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende: c. een gesloten of een open bodemenergiesysteem te installeren, in exploitatie te nemen of te hebben. I In de t>epalingen (nieuw), aanhef en tweede lid, (nieuw), eerste fid, en 5,1, eerste lid, van bijlage 10, onderdeel B, wordt "bepaling 4.1" vervangen door: bepaling 4.2.1, ondera en b. Artikel II 1. Voor de bekendmaking van deze verordening kunnen Gedeputeerde Staten de nummering van de hoofdstukken, titels, paragrafen en artikelen van de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland opnieuw vaststellen en brengen zij de in die verordening voorkomende aanhalingen van hoofdstukken, titels, paragrafen en artikelen daarmee en met de dan geldende nummering van de hoofdstukken, titels, afdelingen en artikelen van in die verordening genoemde wetten in overeenstemming. 2. Gedeputeerde Staten maken de tekst van de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland, zoals zij na de toepassing van het eerste lid luidt, in het Provinciaal Blad bekend. Artikel III Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na publicatie in het Provinciaal Blad.

3

4 TOELICHTING 1. ALGEMEEN Korte terugblik op de vorige tranches De provinciale milieuverordening (PMV) is gebaseerd op de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet bodembescherming. De eerste tranche trad in 1994 in werking. Daarna is de verordening via een aantal "tranches" (wijzigingen) verder aangevuld, gewijzigd en geactualiseerd. Inmiddels is de achtste tranche aan de orde. De Provinciale milieuverordening Zuid-Holland bevat onder meer regels over gebruik van gesloten stortplaatsen, milieubeschermingsgebieden voor stilte, milieubeschermingsgebieden voor grondwater, bodemsanering, de ontheffingen procedure, de schadevergoedingsprocedure en handhaving. Beperkte aanpassing regels voor grondwaterbescherming Deze achtste tranche betreft een beperkte aanpassing van de regels in de PMV voor milieubeschermingsgebieden voor grondwater. Deze regels hebben betrekking op de bescherming van het grondwater met het oog op de waterwinning. De aanpassing heeft betrekking op bodemenergiesystemen. Op een later moment worden de regels in de PMV voor milieubeschermingsgebieden voor grondwater mogelijk in bredere zin geactualiseerd en aangepast. Daarvoor wordt eerst de ontwerp-aanpassing van de IPO-Model-PMV op dit onderdeel afgewacht en de mogelijkheden voor provinciale regelgeving op grond van de nieuwe Omgevingswet. Besluit bodemenergiesystemen Deze achtste tranche heeft tot doel expliciete verbodsbepalingen in de PMV op te nemen ten aanzien van de toepassing van bodemenergiesystemen in milieubeschermingsgebieden voor grondwater. Deze expliciete verbodsbepalingen zijn gewenst in aanvulling op de algemene maatregel van bestuur inzake bodemenergie die naar verwachting per 1 januari 2013 in werking treedt. Deze algemene maatregel van bestuur wordt hier verder aangeduid als Besluit bodem energiesystemen. Het Besluit bodem energiesystemen beoogt de toepassing van bodemenergiesystemen te stimuleren. Randvoorwaarde is wel dat bodemenergiesystemen alleen mogen worden toegepast indien sprake is van een duurzaam gebruik van de bodem. Dit betekent dat de toepassing niet ten koste mag gaan van het belang van de bescherming van de bodem (bijvoorbeeld door verspreiding van verontreiniging) en dat andere belangrijke functies die de bodem kan vervullen (zoals drinkwatervoorziening) niet in het geding mogen komen. Dit laatste aspect is maar ten dele in het Besluit bodemenergiesystemen geregeld. In het besluit wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten bodemenergiesystemen. Bij open bodemenergiesystemen wordt grondwater onttrokken en vervolgens na gebruik voor vena^arming of verkoeling weer terug in de bodem gebracht (geïnjecteerd/geretourneerd). Dit kan door middel van een systeem dat gebruik maakt van een warme en koude bel (in warme perioden wordt grondwater uit de koude bron onttrokken en na opwarming door afgifte van de koude aan het gebouw geretourneerd in de warme bron en vice versa), maar ook door een zogenaamd recirculatiesysteem (grondwater met de natuuriijke temperatuur wordt onttrokken uit de onttrekkingsbron en na verwarming of koeling teruggebracht middels de retourbron). Open bodemenergiesystemen kunnen ook worden gebruikt voor de opslag van alleen warmte of koude. Bij gesloten bodemenergiesystemen wordt geen grondwater verplaatst. De warmte wordt met warmtewisselaars aan de bodem onttrokken of erin gebracht. Het besluit beoogt een zoveel mogelijk gelijk speelveld te verwezenlijken voor open en gesloten bodemenergiesystemen door ook landelijk regels te stellen voor de momenteel nog niet geregelde gesloten systemen. Voor open bodemenergiesystemen is nu reeds een vergunning vereist op grond van de Watenwet, waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn. Alleen bij samenloop met activiteiten waarvoor het rijk op grond van de Waterwet bevoegd gezag is, is het rijk tevens bevoegd gezag voor de aanleg van het open bodemenergiesysteem, en zijn Gedeputeerde Staten alleen adviseur. Door het Besluit bodemenergiesystemen worden de nu nog uiteenlopende provinciale vergunningvoorschriften voor open bodemenergiesystemen geüniformeerd door invoering van een in heel Nederiand geldend algemeen niveau van bodembescherming. Verder heeft het besluit als doelstelling interferentie tussen bodemenergiesystemen te voorkomen, ofte wel te voorkomen dat

5 door interferentie tussen bodemenergiesystemen conflicten tussen buren ontstaan en het energierendement van investeringen wordt geschaad. In de toelichting op het (ontwerp)besluit bodemenergiesystemen wordt aangegeven dat indien sprake is van specifieke bodemwaarden of-functies, zoals de bescherming van de drinkwaterwinning, provincies de mogelijkheid behouden om bij verordening een aanvullend bijzonder beschermingsniveau in te stellen. Op grond van de Wet milieubeheer wordt de bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning verplicht gereguleerd bij provinciale milieuverordening. Deze bescherming heeft betrekking op bij de provinciale milieuverordening ter bescherming van de drinkwaterwinning aangewezen gebieden, de zogenaamde milieubeschermingsgebieden voor grondwater. In de provinciale milieuverordening zijn deze milieubeschermingsgebieden onderverdeeld in verschillende zones: waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones. Een en ander betekent dat het aanvullende beschermingsniveau voor bodemenergiesystemen in deze gebieden vastgelegd kan worden in de provinciale milieuverordening. Dit aanvullende beschermingsniveau kan eventueel bestaan uit een verbod op bodemenergie binnen milieubeschermingsgebieden voor grondwater. Volgens het ministerie van Infrastructuur en Milieu blijft het Besluit bodemenergiesystemen, waarvan de inspraak is afgerond, op dit punt ongewijzigd, evenals de datum van inwerkingtreding per 1 januari Provinciaal beleid voor bodemenergiesystemen Bodemenergiesystemen binnen milieutjeschermingsgebieden voor grondwater (alle zones) zijn ongewenst. De toepassing van deze systemen brengt namelijk risico's met zich mee voor de drinkwaterwinning. Opwarming van het grondwater kan leiden tot verandering van de chemische en microbiologische kwaliteit, er kan negatieve beïnvloeding optreden van de stromingsrichting van grondwater voor drinkwaterbereiding, en er kunnen zich calamiteiten voordoen bij gebruik van vloeistoffen in gesloten systemen. Ook het boren in de bodem kan een bedreiging opleveren. In het door Provinciale Staten vastgestelde Provinciaai Waterplan Zuid-Holland is hieromtrent beleid vastgelegd. Als onderdeel van hoofdstuk 7 Operationeel grondwaterbeleid staat in bijlage 7, paragraaf 7.1 van het plan (pag 162) het volgende: "Om de kwaliteit van het grondwater in gebieden waar drinkwater gewonnen wordt te beschermen, vergunt de provincie KWO-systemen niet in milieubeschermingsgebieden voor grondwater (waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones). Bestaande systemen die in deze gebieden in het verieden een vergunning hebben ontvangen, zullen op termijn moeten worden opgeheven. Hierbij zal rekening worden gehouden met de economische afschrijvingstermijn van de installatie en een redelijke overgangstermijn waarin gezocht kan worden naar alternatieven." In de voor drinkwaterwinningen op te stellen gebiedsdossiers zal dit beleid ook worden opgenomen en nader worden uitgewerkt. Via een convenant met de betrokken drinkwaterbedrijven, gemeenten, milieudiensten (RUD's) en waterschappen zullen over deze gebiedsdossiers afspraken worden gemaakt. Ook het in februari 2011 door ons vastgestelde "Toetsingskader vergunningverlening bodemenergie" sluit hierbij aan. Daarin staat dat "op grond van de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland en het Provinciaal Waterplan bodemenergiesystemen in milieubeschermingsgebieden voor grondwater niet zijn toegestaan. Het toetsingskader brengt hierin geen wijziging." Tevens is inmiddels in de Provinciale Structuurvisie (PSV) een passage opgenomen waarin staat dat warmte-koudeopslag op grond van de Provinciale milieuverordening in milieubeschermingsgebieden voor grondwater niet is toegestaan. Op grond van dit beleid worden vergunningen op grond van de Waterwet voor open bodemenergiesystemen binnen milieubeschermingsgebieden door ons college dan ook geweigerd. Voor het op grond van de PMV verbieden van bodemenergiesystemen binnen milieubeschermingsgebieden voor grondwater wordt momenteel gebruik gemaakt van het verbod om de grond dieper te roeren van 2 72 meter onder het maaiveld. Hiermee worden ook gesloten bodemenergiesystemen uit milieubeschermingsgebieden voor grondwater geweerd. Het is echter gebleken dat met de huidige PMV-regels niet in alle gevallen bodemenergie in de ttetreffende gebieden kan worden tegengehouden. Bovendien is het vertiod om dieper te roeren vooral opgenomen vanwege de doorboring, terwijl voor sommige systemen geen sprake is van een (dergelijk diepe) doorboring. Het bezwaar tegen bodemenergie heeft daarnaast met name ook betrekking op het risico van de gebruikte stoffen, verplaatsing van verontreiniging en temperatuurveranderingen in de bodem. Verder moeten de

6 huidige regels in de PMV juridisch worden afgestemd op het komende Besluit bodemenergie. Het is daarom gewenst hieromtrent tijdig specifieke vertwdsbepalingen in de PMV op te nemen. Om deze redenen wordt de PMV nu aangepast. Er worden expliciete verboden in opgenomen ten aanzien van bodemenergie binnen milieubeschermingsgebieden voor grondwater, dit in aanvulling op het algemene beschermingsniveau voor bodemenergie op grond van het genoemde besluit. Er is geen ontheffing mogelijk van de nieuwe verboden in de PMV. Overgangsrecht Artikel 11.7 (nieuw) van de PMV bevat overgangsrecht voor bestaande bodemenergiesystemen die op het moment van inwerkingtreding van deze wijziging van de PMV in overeenstemming met de op dat moment geldende regels van de provinciale milieuverordening aanwezig zijn of worden geïnstalleerd. Het overgangsrecht sluit aan bij hetgeen in het Provinciaal Waterplan Zuld-Holland voor open bodemenergiesystemen is vastgelegd, namelijk dat bestaande systemen die binnen milieubeschermingsgebieden voor grondwater in het verieden een vergunning hebben ontvangen, op termijn moeten worden opgeheven. In artikel 11.7 is dit zodanig uitgewerkt dat bestaande bodemenergiesystemen, die in overeenstemming met de regels van de PMV tot stand zijn gekomen, pas verboden zijn vanaf het twaalfde jaar na de inwerkingtreding van deze wijziging van de PMV. Tot die tijd blijven voor de betreffende bestaande bodemenergiesystemen de regels van de provinciale milieuverordening van toepassing zoals die golden op het moment van inwerkingtreding van deze wijziging. Met de gegeven termijn wordt, gebaseerd op ervaringsgegevens van de markt, op ruime wijze rekening gehouden met de economische afschrijvingstermijn van de installatie, een redelijke overgangstermijn geboden om te zoeken naar alternatieven en de mogelijkheid gegeven nieuwe investeringen op een "bedrijfsmatig logisch"moment te doen. De overgangsregeling heeft overigens maar betrekking op een heel beperkt aantal gevallen. Er valt één open bodemenergiesysteem onder, toegestaan op grond van de PMV en in 2004 vergund op grond van de Grondwaterwet. Van de gesloten bodemenergiesystemen zijn geen gevallen bekend die onder het overgangsrecht vallen en de verwachting is ook niet dat die er zijn. Voor de zekerheid wordt dit voor gesloten systemen binnen inrichtingen nog wel nader ondergezocht. Mocht blijken dat er wel een of enkele van die legale gesloten systemen zijn, dan worden de betrokkenen direct van de overgangsregeling op de hoogte gesteld. Verder wordt bij het buiten gebruik stellen van een eerder aangelegd systeem de ondergrondse installatie bij voorkeur niet volledig verwijderd maar schoon gespoeld en afgedicht. De kosten hiervoor zijn marginaal. Handhaving In de PMV wordt onderscheid gemaakt tussen regels voor gedragingen binnen inrichtingen en voor gedragingen buiten inrichtingen. Dat geldt ook bij deze wijziging van de PMV ten aanzien van het verbod op bodemenergiesystemen. Dit onderscheid is het gevolg van artikel 1.2, zesde lid, van de Wet milieubeheer. Genoemd onderscheid is ook van belang voor welke bestuursorgaan belast Is met de handhaving van de regels op grond van de PMV. Op grond van artikel 5.2, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht heeft het bevoegd gezag onder andere tot taak "zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten voor degene die het betrokken project uitvoert, geldende voorschriften". Onder bevoegd gezag wordt hier verstaan het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning. Voor situaties waarin sprake is van niet-vergunningplichtige inrichtingen is op grond van het Activiteitenbesluit het bevoegd gezag het gezag dat bevoegd zou zijn de omgevingsvergunning te verienen. De Wet milieubeheer is een betrokken wet en de provinciale milieuverordening is een regeling krachtens de Wet milieubeheer. Dit betekent dat bij gedragingen binnen inrichtingen het betreffende bevoegd gezag het bestuursorgaan is dat belast is met de handhaving van de regels op grond van de PMV, Dat bevoegd gezag zal in dit geval meestal de gemeente zijn, aangezien inrichtingen waarvoor de provincie bevoegd gezag is in milieubeschermingsgebieden voor grondwater in principe niet voorkomen. Voor activiteiten buiten inrichtingen waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist, is gedeputeerde staten het bestuursorgaan dat met de handhaving is belast. Het voorgaande betekent dat de handhaving van het in de PMV op te nemen verbod op bodemenergiesystemen binnen inrichtingen in handen ligt van het bevoegd gezag voor de inrichting, in principe de gemeente. De handhaving van het verbod op bodemenergiesystemen buiten inrichtingen is een taak van de provincie.

7 Overtreding van de rechtstreeks werkende bepalingen van de verordening is daarnaast een economische delict. 2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING A Artikel 1.1. onderdeel e In dit onderdeel worden de definities opgenomen van de begrippen gesloten en open bodemenergiesysteem. Aangesloten wordt bij de definities van deze begrippen op grond van de algemene maatregel van bestuur inzake bodemenergie. B Artikel 11,7 Dit artikel bevat overgangsrecht voor de bepalingen en van bijlage 10, onderdeel B. Deze bepalingen bevatten een verbod om in grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones inrichtingen op te richten of in werking te hebben waarbinnen zich een gesloten of een open bodemenergiesysteem bevindt of wordt geïnstalleerd. Tot aan het twaalfde jaar na inwerkingtreding van deze wijziging van de PMV geldt dit verbod niet als het bodemenergiesysteem op het moment van inwerkingtreding van deze bepalingen reeds binnen de inrichting aanwezig is of wordt geïnstalleerd overeenkomstig de dan voor de betreffende inrichting geldende regels van deze verordening. Die regels blijven gedurende die termijn op die inrichting van toepassing. Als randvoorwaarde geldt wel dat het verboden is die inrichting of de werking daarvan op dat punt te veranderen, als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat dit nadelige gevolgen kan hebben voor de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning. In het derde lid van artikel 11.7 staat het overgangsrecht voor de bepalingen 2.2.1, eerste lid, onder k, 3.2.1, eerste lid, onder k, en 4.2.1, onder c, van bijlage 10, onderdeel B. Deze bepalingen bevatten het verbod om in een waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied of boringsvrije zone buiten een inrichting een gesloten of een open bodem energiesysteem te installeren, in exploitatie te nemen of te hebben. Tot aan het twaalfde jaar na inwerkingtreding van deze wijziging van de PMV geldt dit verbod niet voor activiteiten die op het moment van inwerkingtreding van deze bepalingen reeds worden ondernomen overeenkomstig de dan voor die activiteit geldende regels van deze verordening. Die regels blijven gedurende die termijn op die activiteit van toepassing. Voor een nadere toelichting op dit overgangsrecht wordt verwezen naar de algemene toelichting hierboven, onder "Overgangsrecht". Bepaling 2.2.1, eerste lid, onder k Bepaling heeft betrekking op verboden gedragingen in waterwingebieden buiten inrichtingen. Daaraan wordt toegevoegd het verbod om een gesloten of een open bodem energiesysteem te Installeren, in exploitatie te nemen of te hebben. Er is geen ontheffing mogelijk van dit verbod. Voor een nadere toelichting op dit verbod wordt verwezen naar de algemene toelichting hierboven, onder "Provinciaal beleid voor bodemenergiesystemen". Bepaling In paragraaf 3.1 van bijlage 10, onderdeel B, staat aangegeven welke inrichtingen verboden zijn in grondwaterbeschermingsgebieden. Daaraan wordt een nieuwe bepaling toegevoegd waarin het verbod is opgenomen om een inrichting op te richten of in werking te hebben waarbinnen zich een gesloten of een open bodemenergiesysteem bevindt of wordt geïnstalleerd. Dit verbod heeft zowel betrekking op omgevingsvergunningplichtige als op niet-omgevingsvergunningplichtige inrichtingen. Daarmee is helder dat al deze inrichtingen absoluut verboden zijn in grondwaterbeschermingsgebieden. In de algemene maatregel van bestuur inzake bodemenergie wordt het algemene beschermingsniveau voor de toepassing van bodemenergiesystemen geregeld. Dit algemene beschermingsniveau wordt onder andere vastgelegd door middel van algemene regels voor gesloten

8 ^m^^^^vffm^tfmt^i^m^mm^fllim^^mm'm^ i*t>vi«.i mmi ONTWERP-WIJZIGING PROVINCIALE MILIEUVERORDENING ZUID-HOLLAND bodemenergiesystemen in het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer). Het is echter mogelijk om in de provinciale milieuverordening een aanvullend (restrictiever) beschermingsniveau voor bodem energiesystemen vast te leggen in verband met de bescherming van de drinkwatenwinning. Dat is ook aangegeven in de toelichting bij genoemde algemene maatregel van bestuur. Dit absolute verbod in bepaling geeft hieraan invulling. Verder wordt voor een nadere toelichting op dit verbod verwezen naar de algemene toelichting hierboven, onder "Besluit bodemenergiesystemen" en "Provinciaal beleid voor bodemenergiesystemen". Bepaling eerste lid, onder k Bepaling heeft betrekking op verboden gedragingen in grondwaterbeschermingsgebieden buiten inrichtingen. Daaraan wordt toegevoegd het verbod om een gesloten of een open bodemenergiesysteem te installeren, in exploitatie te nemen ofte hebben. Er is geen ontheffing mogelijk van dit verbod. Voor een nadere toelichting op dit verbod wordt verwezen naar de algemene toelichting hierboven, onder "Provinciaal beleid voor bodemenergiesystemen". Bepaling In titel 4 van bijlage 10, onderdeel B, wordt een nieuwe paragraafindeling aangebracht. Paragraaf 4,1 heeft betrekking op inrichtingen binnen boringsvrije zones. In die paragraaf wordt bepaling opgenomen. Dit artikel bevat het verbod om in een boringsvrije zone een Inrichting op te richten of in werking te hebben waarbinnen zich een gesloten of een open bodem energiesysteem bevindt of wordt geïnstalleerd. Dit is een vergelijkbaar verbod als in bepaling 3,1.5 voor grondwaterbeschermingsgebieden. Verwezen wordt naar de toelichting bij bepaling 3,1,5. GenH Bepalingen tm In titel 4, van bijlage 10, onderdeel B, wordt een nieuwe paragraafindeling aangebracht. Paragraaf 4.2 heeft betrekking op gedragingen buiten inrichtingen binnen boringsvrije zones. De bestaande bepalingen 4.1 tot en met 4.3, vernummerd tot de bepalingen tot en met 4.2.3, worden hierin opgenomen. Bepaling 4.2.1, onder c Bepaling heeft betrekking op verboden gedragingen in boringsvrije zones buiten inrichtingen. Daaraan wordt toegevoegd het verbod om een gesloten of een open bodemenergiesysteem te installeren, in exploitatie te nemen of te hebben. Er is geen ontheffing mogelijk van dit verbod. Voor een nadere toelichting op dit verbod wordt verwezen naar de algemene toelichting hierboven, onder "Provinciaal beleid voor bodemenergiesystemen".