Streekplan Streekplanuitwerking Nationale Landschappen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Streekplan Streekplanuitwerking Nationale Landschappen"

Transcriptie

1 Streekplan

2 Arkemheen-Eemland Nieuwe Hollandse Waterlinie Rivierengebied Stelling van Amsterdam Vastgesteld bij besluit van gedeputeerde staten van Utrecht op 8 april 2008

3 2

4 Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 8 april 2008 Gedeputeerde staten van Utrecht, Gelet op het bepaalde in artikel 4a, achtste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, alsmede de in het Streekplan opgenomen uitwerkingsregeling, Besluiten: de vast te stellen. Gedeputeerde staten van Utrecht, voorzitter, secretaris, 3

5 4

6 Inhoud Inleiding 7 1 Aanleiding 9 2 Beleidskader, procedure c.a Beleidskader Totstandkoming Procedure 12 3 Uitwerking Arkemheen-Eemland Rivierengebied Nieuwe Hollandse Waterlinie Stelling van Amsterdam Migratiesaldo nul Aangrenzende gebieden Vervolg 29 4 Toetsing Streekplan Beleidsuitgangspunten Nationale Landschappen provincie Utrecht Reconstructieplan Watertoets MER-plicht Migratiesaldo nul Overleg 35 Zienswijzen 37 Beroep 39 Bijlagen 41 I Uitwerkingsregels van het streekplan 43 II Beleidsuitgangspunten Nationale Landschappen provincie Utrecht 45 III Toelichting uit Nota Ruimte 53 IV Nota Beantwoording Zienswijzen 55 9 Kaarten 81 Colofon 97 5

7 Inleiding 6

8 Inleiding Inleiding In de Nota Ruimte zijn door het Rijk twintig gebieden in Nederland aangemerkt als nationaal landschap. Deze gebieden kenmerken zich door de aanwezigheid van internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten en - in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke, cultuurhistorische en recreatieve kwaliteiten. Deze kwaliteiten moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en - zo mogelijk - worden versterkt. In samenhang zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten groeien. Uitgangspunt is dat de nationale landschappen zich in sociaal-economisch opzicht voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of worden versterkt. Als strategie voor het ruimtelijk beleid wordt dan ook gehanteerd: behoud door ontwikkeling. In algemene zin geldt dat binnen nationale landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt. Relatief beschouwd is Utrecht rijk bedeeld, immers globaal 2/3 van het provinciaal grondgebied is voorzien van de aanduiding nationaal landschap. Concreet gaat het om delen van 5 nationale landschappen: Groene Hart, Arkemheen-Eemland, Rivierengebied, Nieuwe Hollandse Waterlinie en Stelling van Amsterdam. Afb. 1: overzicht nationale landschappen provincie Utrecht Binnen deze gebieden zal via de uitvoering van concrete projecten een stevige impuls worden gegeven aan het behoud en de versterking van de landschappelijke kwaliteiten. De provincies hebben eind 2006 met het Rijk een bestuursovereenkomst Investeringsbudget landelijk gebied afgesloten, waarbij de beschikbaarstelling van middelen is gekoppeld aan te leveren prestaties. In Utrecht heeft de nadere uitwerking hiervan plaats gevonden onder de paraplu van het Kaderdocument Agenda Vitaal Platteland (AVP), dat door Provinciale Staten (PS) is vastgesteld op Hiermee zijn de bevoegdheden en middelen - als uitvloeisel van de Wet inrichting landelijk gebied (WILG) - vorm gegeven. Daarnaast is het van belang dat het behoud en de versterking van de kwaliteiten beleidsmatig zo goed mogelijk worden ondersteund. Globaal bezien zijn de kwaliteiten van de voornoemde landschappen al stevig verankerd in het streekplan. Naast het vastleggen van de begrenzing beogen wij met de voorliggende uitwerking een kader te bieden, dat richting en houvast biedt bij de doorvertaling in gemeentelijke plannen. 7

9 Inleiding 8

10 Aanleiding 1. Aanleiding In de Nota Ruimte is per nationaal landschap een globale duiding opgenomen van de begrenzing en van enkele kernkwaliteiten (zie ook bijlage III). Daarbij is tevens aangegeven, dat de provincies verantwoordelijk zijn voor de nadere uitwerking van het beleid. Concreet worden de provincies verzocht om begrenzing en kernkwaliteiten nader te detailleren en vervolgens planologisch te verankeren in hun streekplannen. Daarnaast dienen voor deze gebieden uitvoeringsprogramma s te worden uitgewerkt. Omdat het streekplan in een afrondende fase verkeerde en de Nota Ruimte nog in voorbereiding was, kon er bij de vaststelling van het streekplan Utrecht nog onvoldoende en niet specifiek worden ingespeeld op de begrenzing en kernkwaliteiten van de nationale landschappen. Wat overigens niet wegneemt dat de filosofie achter de nationale landschappen inhoudelijk wel in het streekplan verankerd is. Besloten is om de gevraagde doorwerking nader vorm te geven in een specifieke streekplanuitwerking. In het streekplan is opgenomen, dat hiermee in 2005 zal worden gestart. Meer voorbereidingstijd bleek nodig, vanwege de nadrukkelijke relatie met de implementatie van de Wet inrichting landelijk gebied en de wijze waarop het samenhangende financiële budget via het traject Agenda Vitaal Platteland zal worden besteed. Dit is uitgewerkt in de AVP-gebiedsprogramma s , die door PS op zijn vastgesteld. 1 Voor het Groene Hart heeft het Rijk in de Nota Ruimte een begrenzing vastgesteld, die in het streekplan is opgenomen. De bijbehorende kernkwaliteiten, zoals die in de Nota Ruimte zijn opgenomen, zijn reeds in het gebiedsgericht beleid van het streekplan verwerkt. Met andere betrokken partijen werkt de provincie intensief aan het verder praktisch toepasbaar maken hiervan en aan de uitwerking en uitvoering van een ontwikkelingsprogramma. Reeds bij de vaststelling van het streekplan is besloten om voor het Groene Hart geen nadere streekplanuitwerking op te stellen. Ter informatie is op een afzonderlijke kaart de ligging van het Groene Hart aangegeven, waarbij overlapping is met de nationale landschappen Nieuwe Hollandse Waterlinie (gedeeltelijk) en Stelling van Amsterdam (geheel). Voor de andere nationale landschappen achten wij het van belang om via één streekplanuitwerking zo spoedig mogelijk duidelijkheid te verschaffen over vooral de begrenzing. Hiertoe is de uitwerking van de kernkwaliteiten tot een compacte beschrijving beperkt. Voor de praktische toepassing bij planvorming op lokaal niveau zal nog een vervolgslag nodig zijn, waarbij meer duidelijkheid ontstaat over de gewenste behandeling van kernkwaliteiten bij bouw- en inrichtingsplannen. In vervolg daarop is het essentieel om na te gaan of de huidige bestemmingsplannen voldoende zijn toegerust om de uitgewerkte kernkwaliteiten te kunnen beschermen dan wel te versterken. De provincie is van plan om dit vervolgtraject samen met de betreffende gebiedscommissies actief en voortvarend op te pakken. Zie ook de omschrijving van aandachtspunten bij deze nadere uitwerking in par

11 Aanleiding 1 10

12 Beleidskader, procedure, c.a. 2. Beleidskader, procedure c.a. 2.1 Beleidskader Streekplan Voor de detaillering van begrenzing en kernkwaliteiten van de verschillende nationale landschappen, maken wij gebruik van de uitwerkingsmogelijkheid van het streekplan (vastgesteld PS: ). De wettelijke basis hiervoor wordt gevormd door artikel 4a, achtste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Zowel ten aanzien van inhoud als procedure dient de vaststelling van het uitwerkingsplan plaats te vinden binnen de daartoe in het streekplan opgenomen uitwerkingsregels (zie Bijlage I). Daarnaast dient de uitwerking niet strijdig te zijn met de inhoudelijke beleidslijnen, die in het streekplan zijn opgenomen in de gebiedsgerichte beschrijvingen. 2 Beleidsuitgangspunten Nationale Landschappen provincie Utrecht Doel van deze notitie (vastgesteld PS: ) is het vastleggen van beleidsuitgangspunten, die wij als provincie hanteren bij de nadere invulling van de begrenzing en het te voeren beleid voor de nationale landschappen in Utrecht. Dit geeft houvast bij de afzonderlijke trajecten waarin de nationale landschappen verder worden uitgewerkt. Het kader hiervoor vormt het beleid zoals verwoord in het streekplan en de Nota Ruimte. Gezien de nationale betekenis van de benoemde landschappen hebben wij bij het formuleren van de algemene beleidsuitgangspunten de Nota Ruimte als basis gehanteerd. Waar daartoe aanleiding bestaat, wordt het beleid uit de Nota Ruimte nader gedetailleerd of ingevuld. De beleidsuitgangspunten vormen de leidraad bij het opstellen van uitvoeringsprogramma s en de streekplanuitwerkingen voor de afzonderlijke nationale landschappen. De notitie is integraal opgenomen in Bijlage II. Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost Het nationale landschap Arkemheen-Eemland ligt geheel binnen het gebied Gelderse Vallei/Utrecht- Oost, waarvoor door PS Utrecht op en een reconstructieplan is vastgesteld. Deze plannen voorzien in een integrale reconstructie van het platteland in dit gebied. De strekking van dit plan stemt nagenoeg geheel overeen met het streekplan. Enkele afwijkende onderdelen werken evenwel direct door in het streekplan. Daarmee vormt het ruimtelijk relevante beleid van het reconstructieplan eveneens het beleidskader voor dit uitwerkingsplan. Handleiding bestemmingsplannen De wijze, waarop het streekplanbeleid geacht wordt door te werken in gemeentelijke RO-plannen, is nader uitgewerkt in de Handleiding bestemmingsplannen en vastgesteld door gedeputeerde staten op Omdat de handleiding hiermee deel uitmaakt van het streekplan, dient de streekplanuitwerking ook hiermee in overeenstemming te zijn. 2.2 Totstandkoming In het kader van het traject van de Agenda Vitaal Platteland zijn provinciedekkend gebiedsprogramma s ontwikkeld. Voor de verschillende nationale landschappen zijn op verzoek van de provincie door stuurgroepen gebiedsvisie s opgesteld, die in deze gebiedsprogramma s zijn verwerkt. In de gebiedsvisie s voor de nationale landschappen Arkemheen-Eemland en Rivierengebied is een detaillering opgenomen van de begrenzing en kernkwaliteiten uit de Nota Ruimte. Bij de totstandkoming van deze visie s is zowel bestuurlijk als ambtelijk samengewerkt door vertegenwoordigers van gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en provincie s. 11

13 Beleidskader, procedure c.a. 2 Voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie is in een eerder stadium - ter uitwerking van het Panorama Krayenhoff - op initiatief van het Rijk een Liniecommissie ingesteld. Met daaronder een aantal zogenaamde enveloppecommissie s, die voor deelgebieden een nadere uitwerking maken. In het kader van deze uitwerking zijn per enveloppe ambitie- of visiedocumenten opgesteld. Ook deze zijn via brede samenwerking tot stand gekomen. Voor de Stelling van Amsterdam is geen afzonderlijke Utrechtse actie geweest. In overleg met provincie Noord-Holland is gebruik gemaakt van hun uitwerking en hebben zij voor de uitwerking van het Noord-Hollandse deel van Arkemheen-Eemland gebruik gemaakt van de betreffende Utrechtse gebiedsvisie. 2.3 Procedure Dit uitwerkingsplan heeft de volgende procedure doorlopen: Het besluit om tot uitwerking over te gaan, is op meegedeeld aan de Staten commissie voor Ruimte, Groen en Water. Op hebben wij het concept-ontwerp uitwerkingsplan vastgesteld. Van medio oktober tot medio november 2007 is schriftelijk en mondeling overleg gevoerd met betrokken instanties (de resultaten hiervan zijn verwoord in hoofdstuk 5). Op en is het concept-ontwerp-uitwerkingsplan behandeld door de Provinciale Planologische Commissie resp. Provinciale Commissie voor het Landelijk Gebied. De Statencommissie voor Ruimte, Groen en Water is op in de gelegenheid gesteld om met ons college over de voorge nomen uitwerking te overleggen. Op hebben wij het ontwerp-uitwerkingsplan vastgesteld. De uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is toegepast; de inspraaktermijn liep van t/m Het uitwerkingsplan is op door ons college vastgesteld. 12

14 Uitwerking 3. Uitwerking In de Nota Ruimte zijn in globale zin per nationaal landschap een begrenzing en enkele kernkwaliteiten opgenomen. Zie hiervoor bijlage III. Onder 2.2 is al ingegaan op de visies, die - op verzoek van de provincie - voor de verschillende nationale landschappen zijn opgesteld door stuurgroepen en enveloppecommissie s. Gezien het bestuurlijke draagvlak van deze bouwstenen zijn ze door ons zoveel mogelijk overgenomen, maar ook bezien in het licht van onze bovenlokale verantwoordelijkheid. Hieronder is per nationaal landschap onze nadere detaillering van begrenzing en kernkwaliteiten omschreven. 3.1 Arkemheen-Eemland Kernkwaliteiten Voor dit nationaal landschap zijn in de Nota Ruimte als kernkwaliteiten aangemerkt: a. extreme openheid b. slagenverkaveling c. veenweidekarakter Hiermee worden weliswaar belangrijke landschappelijke kwaliteiten van dit nationale landschap beschreven, maar wordt niet aangegeven wat het gebied zo bijzonder maakt ten opzichte van andere open veenweidegebieden. Arkemheen-Eemland onderscheidt zich ons inziens namelijk met nog drie kernkwaliteiten: d. historie van de Zuiderzee e. Grebbelinie f. 0vergangsgebieden Het landschap is immers mede gevormd door de ligging aan de voormalige Zuiderzee en ook de contrasten en overgangen naar andere landschappen maken dit nationale landschap extra bijzonder. De kernkwaliteiten zijn uitgewerkt in kernwaarden, om meer concrete aanknopingspunten te hebben voor behoud en ontwikkeling van de kernkwaliteiten. De kernwaarden zijn de elementen en structuren in het landschap, waarmee de kernkwaliteiten tot uitdrukking komen. Ad a. Extreme openheid Het open gebied kent vrijwel geen bebouwing en evenmin opgaande begroeiing. Door de lage ligging van het gebied is er ooit veen ontstaan. Door het veen, de lage ligging en kwel van de Utrechtse Heuvelrug en Veluwe is de grondwaterstand hoog. De waterstand is van oudsher bepalend voor het grondgebruik. Daarnaast heeft de invloed van de Zuiderzee de lager gelegen delen van de polder eeuwenlang vrijgehouden van bebouwing. Te beschermen en te ontwikkelen kernwaarden zijn: rust, ruimte, openheid, vergezichten, lucht, donkerte, weilanden, beperkte aanwezigheid van bebouwing en begroeiing Ad b. Slagenverkaveling Het Eemlandse deel heeft een klassieke slagenverkaveling. Deze is ontstaan tijdens de ontginning van het gebied. Het karakter van het gebied kenmerkt zich behalve door het verkavelingspatroon door bebouwingslinten, nu nog goed herkenbaar aan bijvoorbeeld de Wakkerendijk en de Zevenhuizerstraat. Vanaf de dertiende eeuw werd het stroomgebied van de Eem stapsgewijs ontgonnen. Dit ontginningspatroon is nog goed in het landschap terug te zien. Mede gezien de relatie met de occupatie van het gebied zijn de kernen, zoals Eemnes en Bunschoten, van belang. 13

15 Uitwerking Te beschermen en te ontwikkelen kernwaarden in de Eempolder zijn: langgerekte percelen, vaste afstanden, slotenpatroon, ontginningsassen, lintbebouwing en de herkenbare ontginningen. Ad c. Veenweidekarakter Het veenweidekarakter wordt ingegeven door het grondgebruik, dat door het water wordt bepaald. In het bijbehorende beeld horen weidegrond met koeien, nattere ruige delen, weidevogels en hoger gelegen watergangen. 3 Te beschermen en te ontwikkelen kernwaarden(naast openheid en slagenverkaveling) zijn: water (sloten, Eem, dijken, hoog waterpeil, gemalen); inversie-landschap (hoger gelegen oude kreken en riviertjes met daar tussen lager gelegen delen wat door gebruik en ontwatering is ingeklonken), weinig verstoorde veenbodem; herkenbare ontginning, deels grillige, deels regelmatige verkaveling met herkenbare veenontginningsrichtingen, hoeven op terpen; grasland (hoog waterpeil, veenbodem, grondgebonden veehouderij, weidevogels en de kleine zwaan). Ad d. Historie van de Zuiderzee Het gebied Arkemheen-Eemland is van oorsprong een kustgebied. Tot 75 jaar geleden stond het gebied onder invloed van de Zuiderzee en is daarmee één van de oorzaken voor de extreme openheid. De invloed van de zee is onder andere te herkennen aan de dijken, terpen, oude kreken en ook aan de jonge, buitendijkse aanwas. De geschiedenis van de oude bebouwingskernen, zoals Spakenburg, is rechtstreeks met de Zuiderzee verbonden. Deze relatie wordt verder benadrukt door het feit, dat het gedeelte van de polder Eemland - ten westen van de Eem - buitendijks gebied betreft. Te beschermen en te ontwikkelen kernwaarden zijn: openheid, dijken, wielen, kreken, terpen, gemalen en havens. Ad e. Grebbelinie Als historische verdedigingslinie met een complex van onder meer forten, kades, bunkers en inundatievelden was de Grebbelinie gericht op het beschermen van Utrecht en Holland. De dijken langs de Eem werden in de 19e eeuw onderdeel van de Grebbelinie. Met het water uit de Eem konden aanliggende binnendijkse gebieden onder water worden gezet. De linie doorkruist met een lengte van zo n 60 km het gebied van de Gelderse Vallei/Utrecht-Oost. Te beschermen en te ontwikkelen kernwaarden zijn: samenhangend stelsel van dijken, aarden en betonnen verdedigingswerken en waterlopen met stuwen en sluizen; herkenbaar houden en herstellen van de samenhang van de Grebbelinie als totaal; openheid van de inundatiezone ten oosten van de Eemdijk, enige restanten van de Grebbelinie bij Spakenburg en de liniewal, inclusief aardwerken en keerkaden boven Amersfoort. Ad f. Overgangsgebieden Het open gebied vormt een sterk contrast met de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei. De openheid wordt benadrukt door de meer besloten overgangsgebieden. De Utrechtse Heuvelrug, dorpen, steden en de halfopen landschappen liggen er als een krans omheen. Het is de toegang naar het open landschap. Bij de bebouwde gebieden is het contrast het sterkst. Hier grenst een open gebied direct aan een besloten gebied. In de landelijke gebieden gaat het open gebied via de overgangsgebieden meer geleidelijk over naar een besloten gebied. Door deze vermenging hebben ze invloed op het open gebied van Arkemheen en Eemland. De zichtlijnen in het open gebied zijn op verschillende 14

16 Uitwerking plaatsen langer doordat zij doorlopen in het overgangsgebied. De overgangsgebieden vormen de grens tussen het lager gelegen open gebied en de hoger gelegen gebieden, waar de strijd met de zee minder was. De randmeren zijn een bijzonder overgangsgebied. Mogelijke ontwikkelingen in de randmeren hebben invloed op de openheid van het nationaal landschap. Te beschermen en te ontwikkelen kernwaarden zijn: contrast met open gebied; afwisseling in landschap (open en besloten); landschappelijke kenmerken van het aanliggende open gebied èn de meer halfopen en gesloten landschappen; doorlopende zichtlijnen van het open gebied in het overgangsgebied Perspectief Open gebieden Behoud en versterking van de kernkwaliteiten met kernwaarden vormen uitgangspunt. De grondgebonden landbouw is de belangrijkste drager en beheerder van de open ruimte. De instandhouding van een goede agrarische structuur is dan ook van groot belang. Daarvoor is het nodig dat de grondgebonden veehouderij zich verder kan ontwikkelen. Dit willen wij zoveel mogelijk ondersteunen, bijvoorbeeld door het bieden van ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden en kavelruil. Het is gewenst dat het weidevogel - en slootkantbeheer verder wordt ontwikkeld. Overgangsgebieden Het ontwikkelingsperspectief is in de overgangsgebieden gericht op de verweving van functies. De overgangsgebieden hebben - afhankelijk van de ligging t.o.v. stedelijk gebied - verschillende accenten. Er is vanuit ruimtelijke ordening en landschap meer ontwikkeling mogelijk. Daarom geldt ook voor deze gebieden een ja, mits-benadering. Vanwege hun belang en relatie met de openheid van het open gebied is ook juist hier behoud, versterking en ontwikkeling van de kernkwaliteiten met de kernwaarden en de bestaande landschapskenmerken van groot belang bij nieuwe (en bestaande) ontwikkelingen. De gebieden hebben afwisselend een meer open of besloten karakter. Deze afwisseling kan door nieuwe ontwikkelingen worden versterkt. De open gebieden, die aansluiten op de zichtlijnen van het open gebied, verdienen hierbij extra aandacht. Bij de beoordeling van mogelijke effecten op kernkwaliteiten door intensieve veehouderij, functiewijziging voormalige bedrijfsgebouwen of nieuwe landgoederen (bijvoorbeeld t.a.v. zichtlijnen) is niet het streekplan, maar het reconstructieplan maatgevend. In afwijking van het beleid ten aanzien van grootschalige, ruimtelijke ontwikkelingen, zoals verwoord in Bijlage II, blijft bij de ruimtelijke afweging van een eventuele rondweg bij Soest de tekst kaderstellend, die in de kernbeschrijving op blz. 153 van het streekplan is opgenomen. Vathorst-West In par. 3.6 wordt afzonderlijk ingegaan op de mogelijke invloed van ruimtelijke ontwikkelingen juist buiten de begrenzing van een nationaal landschap. Het is van belang dat, mogelijk negatieve gevolgen voor de kernkwaliteiten in het aangrenzende gebied, worden meegewogen bij de beoordeling van die plannen. Bij Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland dient dit spanningsveld zich reeds aan, nu serieus rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van een woonwijk in polder Zevenhuizen. De locatie ligt in/nabij de relatief smalle verbinding tussen de gebieden Arkemheen en Eemland. Omdat vooral de kernkwaliteit extreme openheid in deze zone al onder druk staat, is het van groot belang dat een negatieve uitstraling van een nieuwe stedelijke uitbreiding zoveel mogelijk wordt beperkt. Vanuit die optiek vinden wij het van belang, dat het ontwerp voor een mogelijk nieuwe woonwijk 15

17 !!!!!!!! Uitwerking Vathorst-West dient te voldoen aan de volgende randvoorwaarden: aan de noordzijde van de locatie wordt zoveel mogelijk ruimte vrij gehouden; naar Nationaal Landschap Ankenheem-Eemland (NL-AE) wordt een hoogwaardige, ruimtelijke overgang gecreëerd; het niet te bebouwen, noordelijke deel van de locatie wordt te zijner tijd toegevoegd aan NL-AE. Ter beoordeling van het ontwerp - in relatie tot de kernkwaliteiten van het aangrenzende NL-AE - zal de provincie voorts op een geschikt moment bestuurlijk overleg initiëren met gemeente, VROM en LNV Begrenzing Met de onder omschreven kernkwaliteiten als vertrekpunt is in samenwerking met de andere betrokken provincies (Gelderland en Noord-Holland) en betrokken gemeenten een nadere verkenning uitgevoerd naar de omvang van het gebied, dat in landschappelijk opzicht als samenhangend kan worden beschouwd. Bij deze verkenning is een onderscheid aangebracht tussen enerzijds het open gebied, waarin de voornoemde kwaliteiten optimaal beleefbaar zijn en anderzijds de overgangsgebieden, die zowel kenmerken vertonen van het open gebied als van het aangrenzende landschapstype. Het is belangrijk om deze overgangsgebieden te betrekken in het beschermingsbeleid omdat: de grens van het open gebied vaak niet exact te trekken is; de kwaliteiten van het open gebied al vanuit de overgangsgebieden - weliswaar in wisselende intensiteit - te beleven zijn; het buiten het nationaal landschap laten van deze gebieden zou kunnen leiden tot een aanmerkelijke landschappelijke verandering (bijv. grote verdichting) en daarmee tot een ongewenste vergroting van het landschappelijke contrast. In het streekplan zijn deze overgangsgebieden vaak aangeduid als Landelijk gebied 1 of 3. Op grond hiervan zijn al (stedelijk gelieerde) ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, die al snel gepaard gaan met enige vorm van ruimtelijke verdichting. Door extra aandacht bij de vormgeving en situering dient wezenlijke aantasting van de openheid te worden vermeden c.q. beperkt. Huizen Blaricum Laren Eemnes Bunschoten Hilversum Baarn Nijkerk Hoogland Soest Amersfoort open landschap nationaal landschap overgangsgebied provinciegrens Afb. 2: begrenzing Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland (gedeelte Eemland) De landschappelijke verkenning en de nadere, integrale beleidsafweging (o.a. migratiesaldo nul ) hebben geresulteerd in een totaalbegrenzing van het Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland, die 16

18 Uitwerking is opgenomen in afbeelding 2. Binnen het begrensde gebied is een onderverdeling aangebracht in open gebied en overgangsgebieden. De wijzigingen t.o.v. de globale grens uit de Nota Ruimte zitten voor het Utrechtse deel met name in: het Eemmeer; vanwege de toegevoegde kernkwaliteit historie van de Zuiderzee is deze strook toegevoegd; Vathorst-West; het gebied ten noord-westen van de woningbouwlocatie Vathorst bij Amersfoort ligt gedeeltelijk binnen de globale begrenzing van de Nota Ruimte; wij hebben echter het gehele gebied tot de gemeentegrens met Bunschoten buiten het nationale landschap gelaten, enerzijds i.v.m. de geldende mogelijkheid voor de ontwikkeling van een baggerstort in streekplan en bestemmingsplan, anderzijds vanwege de mogelijk alternatieve realisering van een woonwijk; ontwikkelingen zowel in dit gebied als aan de zuidzijde van Bunschoten (toekomstig bedrijventerrein) zullen qua ontwerp en inrichting nadrukkelijk rekening moeten houden met de kernkwaliteiten; de Eem; het gebied tussen Amersfoort en Soest is verruimd toegevoegd, omdat het gehele stroomgebied van de Eem deel uitmaakt van het open gebied. Daarnaast heeft het zuidelijk aansluitende overgangsgebied eveneens nadrukkelijk kenmerken van openheid en draagt daardoor bij aan een goed herkenbaar open gebied; Eemnes; met uitzondering van het meest noordelijke gedeelte is bij Eemnes gekozen voor een heldere begrenzing ter plaatse van de Wakkerendijk en de Meentweg Rivierengebied Kernkwaliteiten In de Nota Ruimte zijn als kernkwaliteiten aangemerkt: schaalcontrast van zeer open naar besloten; samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom; samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal - rivier; Deze kernkwaliteiten beschrijven weliswaar belangrijke landschappelijke kwaliteiten van dit nationaal landschap, maar gaan voorbij aan de bijzondere historische ligging van het gebied. Daarom is als kernkwaliteit toegevoegd: de Kromme Rijn als vesting en vestiging. Ad a. Schaalcontrast van zeer open naar besloten Het gebied kent een opeenvolging van verschillende, lineaire landschappen: Utrechtse Heuvelrug, overgangsgebied, Langbroekerwetering, stroomruggen van de Kromme Rijn, kommen van Langbroekerwetering en Wijk bij Duurstede, uiterwaarden, Rijn/Lek. Deze verschillen onderling sterk qua mate van openheid. De kommen en de uiterwaarden zijn (relatief) open. De flanken van de Utrechtse Heuvelrug, de Langbroekerwetering en het Kromme Rijngebied vormen halfopen landschappen. De beboste Utrechtse Heuvelrug is het meest besloten landschapstype. Het is vooral van belang om deze verschillende vormen te behouden en te versterken. Ad b. Samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom De dynamische geschiedenis van de Rijn is af te lezen door de huidige loop van Nederrijn, Lek en Kromme Rijn, door de oeverwallen ter plaatse van oude rivierlopen en door de kommen, die zijn ontstaan in oude overstromingsvlakten. De zichtbaarheid wordt verder versterkt door de onderling variërende hoogteligging en het bijbehorende grondgebruik. Akkerbouw, fruitteelt, dorpen en lintbebouwing op de hoger gelegen randen van de Utrechtse Heuvelrug, op de oeverwallen en op de stroomruggen. Veeteelt ter plaatse van de lager gelegen kommen. De Langbroekerwetering met bospercelen en landgoederen vormt hierop een uitzondering. 17

19 Uitwerking Ad c. Samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal - rivier De gebiedsopbouw is ontstaan in de ijstijd en nadien door de inwerking van de Rijn. Bij Rhenen is hierdoor een scherp contrast ontstaan tussen de stuwwal en de laaggelegen, open rivierloop. Meer naar het westen bestaat de overgang uit een steilrand en een kampengebied op de flank van de Utrechtse Heuvelrug. Tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Kromme Rijn is een kwelrijk kommengebied ontstaan, waarin bij de gebiedsontginning de Langbroekerwetering is gegraven. 3 Ad d. De Kromme Rijn als vesting en vestiging De Kromme Rijn is al eeuwen een gebied van verdedigen en vestigen. In de Romeinse tijd als onderdeel van de Limes en in de middeleeuwen als transportroute tussen Utrecht en Dorestad, waarlangs de dorpen zijn ontstaan. Het gebied kenmerkt zich door zeer hoge archeologische waarden in de stroomruggen, met name in de voormalige Limes en in Dorestad. Belangrijk is hierbij de samenhang tussen de verschillende cultuurhistorische elementen en structuren langs de Limes: castellum, nederzettingen, grenslijn, lineair karakter en later het jaagpad voor de beurtvaart Utrecht - Wijk bij Duurstede. De rivier had ook een plaats in het defensiemechanisme van de nabij gelegen Nieuwe Hollandse Waterlinie. Hierbij werden de laaggelegen gebieden voor inundatie benut en op de hogere gedeelten de extra versterkingen(forten) werden gebouwd Perspectief Het ontwikkelingsperspectief van het gebied is afhankelijk van de kernkwaliteiten, die per landschapstype verschillen. Landschap van de rivier De rivier met uiterwaarden heeft een primaire functie voor waterafvoer en natte natuur en daarnaast grote recreatieve, aardkundige en cultuurhistorische betekenis. Contrast tussen enerzijds de (natuurlijke) dynamiek van de rivier met uiterwaarden, natuurontwikkeling en ruimte voor de rivier en anderzijds de dijken, kribben, cultuurhistorie en het agrarisch gebruik. Op bijzondere locaties zijn combinaties te maken tussen cultuurhistorie en recreatie. Landschap van de stroomrug Fruitteelt is een belangrijke functie op de stroomruggen. Daarnaast is de voornaamste bebouwing uit het gebied hier geconcentreerd in de vorm van kernen en linten. De stroomruggen van het Kromme Rijngebied kennen een blokverkaveling met golvend reliëf en slingerende wegen. Verdere ontwikkeling van de fruitteelt is mogelijk, indien deze zorgvuldig wordt afgestemd op het watersysteem en goed landschappelijk wordt ingepast. Landschap van de Langbroekerwetering De Langbroekerwetering heeft een copeverkaveling met kleinschalig, halfopen karakter. De afwisseling van bos, houtsingels, lanen, hagen, buitenplaatsen en landgoederen, ridderhofsteden, poorten, lanen en zichtassen is uniek in Nederland. Bijzonder is de afwisseling tussen open smalle, langgerekte ruimten enerzijds en bossen, grienden en hakhoutpercelen anderzijds. Ook het transparante bebouwingslint langs de wetering is karakteristiek. Zichtlijnen tussen de Nederrijn en de Utrechtse Heuvelrug geven fraaie doorzichten; Om het karakter van het gebied te behouden is conservering van de afwisseling van open en besloten kavels nodig. Natuurontwikkeling en nieuwe landgoederen behoren hier tot de mogelijkheden. Landschap van de overgang naar de Utrechtse Heuvelrug Het gebied is bijzonder door zijn overgangen in de gradiënt tussen de Utrechtse Heuvelrug en Langbroekerwetering. Door de kleinschalige randzones van de Utrechtse Heuvelrug met flauw reliëf en door de overgang van onregelmatige blokverkaveling van de kampen naar de natte lineaire broeklanden. Kenmerkend zijn de open ruimtes begrensd door lanen, bossen en landgoederen, veel 18

20 Uitwerking cultuurhistorisch waardevolle landgoederen, kleinschalige dekzandgronden met kampenverkaveling, verspreid liggende hoeves in onregelmatige blokverkaveling en dorpsgezichten aan de rivier. Sterk is ook het contrast tussen de steile, bosrijke, droge Utrechtse Heuvelrug en het vlakke, open, natte rivierlandschap bij Rhenen. De uitgangspunten van de Stichtse Lustwarande zijn sturend voor ontwikkelingen in dit gebied. Hoofdlijn hieruit is dat de identiteit van de Stichtse Lustwarande in essentie niet zit in haar fysieke erfgoed, maar in haar traditie van ontwikkelen. Deze traditie is naar de moderne tijd, met een modern programma te vertalen, waarbij het cruciaal is om alle nieuwe ontwikkelingen, vooral ook de bouwkundige, te beschouwen als projecten van landschapsbouw. Nadere uitwerking Het is duidelijk dat de wijze, waarop de kernkwaliteiten dienen door te werken in planologisch beleid op met name lokaal niveau, nog nader verkend zal moeten worden. De provincie is van plan om hiervoor in het kader van het Ruimtelijk Actieprogramma samen met partijen uit het gebied een vervolgtraject te gaan volgen. In dat verband zal ook beoordeeld worden, of en - zo ja - hoe deze concretisering van kernkwaliteiten beleidsmatig wordt verankerd. Mede voor dit vervolg achten wij het raadzaam om te wijzen op het volgende. Momenteel wordt onderzoek verricht naar de mogelijke aanleg van een wegverbinding tussen Houten en rijksweg A12. Naar verwachting zal iedere tracévariant (gedeeltelijk) liggen in Nationaal Landschap Rivierengebied. Binnen nationale landschappen zijn grootschalige, ruimtelijke ingrepen in beginsel uitgesloten. Nog los van de vraag of hiervan sprake zal zijn, is een dergelijke beoordeling in dit geval niet aan de orde. De wegverbinding is immers al in het streekplan opgenomen als gewenste ruimtelijke ontwikkeling, zodat het beleidsregiem van nationale landschappen daarvoor niet via een uitwerking in de plaats kan treden Begrenzing De hiervoor onder omschreven kernkwaliteiten zijn direct verbonden aan het invloedsgebied van de rivier. Dit gegeven vormt met de globale begrenzing uit de Nota Ruimte (zie de bruine lijn in afbeelding 3) het vertrekpunt voor de nadere verkenning van de begrenzing. Zeist Bunnik Houten Veenendaal Leersum Amerongen Culemborg Wijk bij Duurstede Elst Lienden Rhenen Kesteren Wageningen Opheusden Geldermalsen Tiel Afb.3: begrenzing Nationaal Landschap Rivierengebied (gedeelte Kromme Rijn) 19

21 Uitwerking Zowel de Nederrijn/Lek als de Kromme Rijn zijn hierbij essentiële structuren, die zoveel mogelijk in het nationaal landschap dienen te liggen. Ook de overgangen Utrechtse Heuvelrug - uiterwaard - rivier en Utrechtse Heuvelrug - Langbroekerwetering - Kromme Rijn landschap - uiterwaard - rivier zijn dermate bepalend, dat zij onderdeel zijn van het nationaal landschap. Daarnaast heeft uit praktisch oogpunt een - in het veld - herkenbare (topografische) grens de voorkeur. Voorts ligt een begrenzing voor de hand, die logisch aansluit op de begrenzing van het Gelderse deel van het nationale landschap. 3 Deze nadere verkenning en de integrale afweging met andere beleidselementen (o.a. migratiesaldo nul ) heeft geresulteerd in de begrenzing voor het Utrechtse deel, zoals weergegeven in afbeelding 3. De wijzigingen t.o.v. de globale grens uit de Nota Ruimte zitten met name in de volgende elementen: Een strook van de Utrechtse Heuvelrug (tussen Doorn en Rhenen) is niet opgenomen. De Utrechtse Heuvelrug heeft weliswaar een belangrijke decorfunctie en in fysisch-geografische en ecologische zin sterke relaties met het rivierengebied, maar de invloed van de rivier houdt op aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug. Bovendien is de Utrechtse Heuvelrug voor het grootste deel al begrensd als nationaal park en aangewezen als provinciaal landschap in het streekplan. Begrenzing in het nationaal landschap zou hiermee onnodig veel overlap creëren. Vanuit deze optiek is de N225 een logische, topografische grens. De bebouwingskernen Doorn, Leersum en Amerongen zijn niet opgenomen. De N225 vormt een logische, topografische grens, waardoor het merendeel van de kern Doorn en van de kernen Elst en Rhenen buiten de begrenzing vallen. Ook de kerngedeelten ten westen van de N225 ter plaatse van Doorn, Leersum en Amerongen zijn uit oogpunt van consistentie buiten de begrenzing gelaten. Dit mede omdat de N225 geen landschappelijke drager is van het rivierengebied en deze bebouwingskernen dan ook geen wezenlijke samenhang hebben met de geformuleerde kernkwaliteiten. Bij de kern Wijk bij Duurstede is het gebied tussen Amsterdam-Rijnkanaal en provinciale weg N229 en gelegen ten noord-westen van de Romeinenbaan buiten de begrenzing gelaten. De reden hiervoor is dat dit gebied met het bedrijventerrein Langshaven en de recent gerealiseerde woonwijk De Geer niet bijdraagt aan de landschappelijke kernkwaliteiten. Daarnaast zijn in het streekplan voor dit gebied uitbreidingen voorzien ten behoeve van woningbouw en bedrijvigheid. Ten westen van Wijk bij Duurstede is de grens gelegd op de Lekdijk om - in aansluiting op de begrenzing van Gelderland - de Lek met uiterwaarden tot de spoorlijn Utrecht-Den Bosch volledig binnen het nationaal landschap te laten vallen. 3.3 Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) Streekplan De NHW is als één van de cultuurhistorische waardevolle megastructuren in de provincie al stevig verankerd in het streekplan. De begrenzing was daarbij ontleend aan het Ontwerp-Linieperspectief Panorama Krayenhoff. Ook kon bij de voorbereiding van het streekplan rekening worden gehouden met de beleidsaanbevelingen, die hierin waren opgenomen, vanuit de optiek van een optimale bescherming van de cultuurhistorische waarden. Hiertoe werd voorgesteld om 3 planologische regimes te laten gelden: open velden, verdichtingsvelden en liniegezichten. In het streekplantraject heeft hierover een nadere, integrale afweging plaatsgevonden. In beginsel is in het gebied van de NHW behoud door ontwikkeling van de NHW het uitgangspunt. Alle ruimtelijke initiatieven moeten hier rekening houden met de NHW. Binnen het NHW-gebied worden twee regimes onderscheiden: open velden ; deze gebieden moeten zoveel mogelijk open blijven, als onderdeel van de karakteristieke zonering van de NHW (hoofdverdedigingslijn geflankeerd door open velden); langs de Vecht is de ontwikkeling van nieuwe landgoederen mogelijk, mits passend bij de karakteristiek van zowel de Vecht als de NHW; 20

22 Uitwerking liniegezicht ; de linie wordt hier vanuit het niveau van de afzonderlijke objecten benaderd; in de ruimtelijke inrichting moet rekening worden gehouden met de onderlinge context van de objecten en voor zover mogelijk de relatie met de omgeving. Het regiem van de open velden is van toepassing op het Vechtplasssengebied en het Eiland van Schalkwijk bij Houten. Voor het overige deel, globaal van Lek tot Maarssen, geldt het regiem liniegezicht. Daarnaast verwachten wij dat bij ruimtelijke ontwikkelingen in Landelijk Gebied 3 binnen de gebiedsafbakening van de NHW aan de westzijde van de Vecht rekening wordt gehouden met het vergroten van de zichtbaarheid en herkenbaarheid van de NHW. In het streekplan is per deelgebied en per gemeente het gewenste ruimtelijk beleid beschreven. Voor zover daartoe aanleiding bestond, is eveneens aangegeven hoe dit geldt t.a.v. de NHW Kernkwaliteiten In de Nota Ruimte zijn als kernkwaliteiten opgenomen: samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen; groen en overwegend rustig karakter; openheid. Met daarbij de volgende toelichtende tekst: De NHW is van oorsprong een militaire verdedigingslinie ter bescherming van de grote steden in het westen. De linie is 85 kilometer lang en loopt van noord naar zuid van Pampus/Muiden tot in de Brabantse Biesbosch. Aan de linie is gebouwd vanaf het begin van de 19 e eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog. Aan de oostkant van de verhoogde hoofdverdedigingslijn kon het land via een ingenieus stelsel van waterinlaten in enkele dagen onder water worden gezet. Op de vele kwetsbare plaatsen zijn forten gebouwd met open schootsvelden. Het noordelijk deel van de linie valt samen met de Stelling van Amsterdam. De NHW zal op termijn worden genomineerd als werelderfgoed bij Unesco. 3 Afb. 4: Nieuwe Hollandse Waterlinie in Panorama Krayenhoff 21

23 Uitwerking Bij de uitwerking van plannen zal invulling worden gegeven aan de drie ambities van het Linieperspectief Panorama Krayenhoff: Als deel van het nationale geheugen moet de linie weer bijdragen aan het historisch besef en de regionale identiteit. De ecologische functie van de linie moet, in samenhang met de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden, worden versterkt. De NHW moet bijdragen aan de regionale wateropgave. 3 Voor die delen van de NHW, die niet samenvallen met andere nationale landschappen, geldt het planologisch regime zoals opgenomen onder In die paragraaf wordt gesteld dat: Het cultuurlandschap dat hierdoor is ontstaan, moet opnieuw een belangrijk uitgangspunt vormen voor de (her) inrichting van het Nederlandse landschap. Hierdoor blijft de variatie in beelden van stad en land behouden. Waar nodig kunnen deze worden versterkt en waar mogelijk hersteld. Het gaat niet om bevriezing van ontwikkelingen. Integendeel: door de ruimtevraag zorgvuldiger in lijn met bestaande patronen te accommoderen, kan de ruimtelijke kwaliteit juist worden ontwikkeld en verbeterd. Provincies en gemeenten dienen het Linieperspectief Panorama Krayenhoff een goede vertaling in streek- en bestemmingsplannen te geven. De aanwijzing van de NHW tot nationaal landschap leidt hiermee niet tot nieuwe beperkingen Begrenzing In het streekplan is in kaart 4.3C al een globale begrenzing voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie opgenomen. Deze begrenzing is in overeenstemming met de Nota Belvedere en met het Panorama Vreeland Hilversum Loenen Breukelen Maarssen De Bilt UTRECHT Zeist Bunnik Nieuwegein Houten Vianen Culemborg Afb. 5: begrenzing Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie 22

24 Uitwerking Krayenhoff. In het streekplan is aangekondigd dat begrenzing en kernkwaliteiten van de nationale landschappen in de provincie Utrecht (met uitzondering van het Groene Hart) nog nader uitgewerkt zullen worden. Bij deze uitwerking van de begrenzing is dezelfde methodiek aangehouden als bij de andere nationale landschappen. Dit houdt in, dat de ligging van de kernkwaliteiten (hoofdweerstandslijn, inundatiegebieden en schootsvelden) als uitgangspunt is genomen. De ruimere begrenzing in Nota Belvedere, Panorama Krayenhoff en streekplan voorziet in feite in een extra aandachtszone, waarbinnen het aanbeveling verdient om ruimtelijke ontwikkelingen te beoordelen op mogelijke, negatieve effecten voor kernkwaliteiten van de NHW. Dat ontwikkelingen, juist buiten de begrenzing, hierop beoordeeld moeten worden, betreft echter een algemene randvoorwaarde voor alle nationale landschappen. Dit element is extra verduidelijkt in par Deze benadering heeft geleid tot de begrenzing, zoals weergegeven in afbeelding 5. Hierin valt het noordelijke deel van de linie samen met de Stelling van Amsterdam Perspectief (visie en ambities) Als vervolg op de Nota Belvedere is het principe behoud door ontwikkeling in het Linieperspectief Panorama Krayenhoff uitgewerkt voor het nationale project NHW. Het Linieperspectief is in december 2003 door het kabinet vastgesteld en in de vijf betrokken Colleges van Gedeputeerde Staten met instemming behandeld, waardoor het Linieperspectief geldt als leidraad voor de ontwikkeling van de NHW. Het Linieperspectief zet in op twee strategieën voor de verwezenlijking, namelijk planologische doorwerking en actieve ontwikkeling. Bij de opstelling van het streekplan is het Linieperspectief integraal afgewogen en planologisch verankerd. De nadere doorwerking bestaat uit bescherming van de waterlinie via de Monumentenwet en via de Wet op de Ruimtelijke Ordening in bestemmingsplannen. Voor de actieve ontwikkeling dienen uitvoeringsplannen per deelgebied (projectenveloppe) te worden ontwikkeld. Per projectenveloppe zijn ambities aangereikt door de betreffende enveloppecommissie, die door ons onderstaand zijn overgenomen. Daarmee ontstaat een pakket van kernkwaliteiten en ambities, dat is gericht op het behouden en versterken van waarden op het vlak van vooral cultuurhistorie, ecologie en recreatie. Het is duidelijk, dat er tussen deze belangen in bepaalde situaties spanning kan ontstaan. Per geval zal daarbij sprake zijn van andere omstandigheden, andere behoeften en andere mogelijkheden. Per situatie zal hierin via maatwerk een afweging gemaakt moeten worden. Dit neemt niet weg, dat het natuurbelang stevig in de NHW is verankerd, omdat een groot deel van de NHW en het merendeel van de forten - naast cultuurhistorisch waardevol - tevens onderdeel zijn van de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Voor nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen geldt het nee, tenzij - principe, waarbij eerst aangetoond dient te worden dat er geen sprake zal zijn van significante, negatieve gevolgen voor de ecologische kwaliteiten. Bij NHW-elementen, die zijn gelegen binnen de EHS en waarvoor meervoudige kernkwaliteiten en/of ambities zijn geformuleerd vormt het behoud c.q. de mogelijke versterking van natuurwaarden een belangrijk criterium. Vechtstreek-Zuid 1. behoud, veiligstelling en herstel van aanwezige waarden herstel/restauratie van forten, kazematten en waterhuishoudkundige werken; via bestemmingsplannen veilig stellen van waarden van de kazematten en de Forten Nieuwersluis, Tienhoven en Maarsseveen, inclusief schootsvelden; streven naar bescherming via de Monumentenwet. 2. vergroten beleefbaarheid forten - waar mogelijk - voorzien van functies met openbaar of recreatief karakter; alle forten waarneembaar maken vanaf de openbare weg; inundatievlakten/waterplassen beter zichtbaar maken/houden vanaf de openbare weg (Laan van Niftarlake, Looydijk, Herenweg); opstarten diverse activiteiten ter benadrukking van aanwezigheid van schootsvelden, kringen, kazematten en waterbeheersingssystemen; 23

25 Uitwerking belang van aanwezige waarden door marketing en communicatie kenbaar maken bij scholieren en recreanten/toeristen vergroten toegankelijkheid hoofdverdedigingslijn ontwikkelen als doorgaande recreatieve fiets- en wandelroute; accessen en inundatielijn beter begaanbaar maken voor recreatief langzaam verkeer en opnemen in recreatief routenetwerk; recreatieve netwerken met elkaar verbinden en integreren met netwerken langs de Vecht en in het Gooi; vergroten kwaliteit en aantrekkelijkheid recreatieve netwerken door bieden van aanvullende faciliteiten; sturen van recreatieve verkeersstromen door realiseren transferia met toegesneden ontsluitingsstructuur. 4. vergroten maatschappelijke, ecologische en economische toekomstwaarde bijdragen aan landschappelijke en natuurlijke gebiedsversterking, geïnspireerd op kenmerken NHW; stimuleren innovatie en kwaliteitsverbetering binnen aanbod van recreatieve voorzieningen; stimuleren van nieuwe recreatieve pleisterplaatsen, waarbij relatie wordt gelegd met streekhistorie of beheer van water en natuur. Voor de gebieden, gelegen ten westen van de Vecht en direkt ten noorden en ten zuiden van Breukelen, merken wij het volgende op. In het Linieperspectief wordt voorgesteld om de beleving van de NHW hier te versterken door de contrastwerking aan weerszijden van de te verdedigen lijn (hoofdweerstandslijn) te vergroten. Dit door ruimtelijke verdichting in het gebied aan de westzijde van de Vecht en behoud en versterking van de openheid aan de oostzijde. Op de streekplankaart zijn deze zogenaamde verdichtingsvelden niet overgenomen. In plaats daarvan is ter plaatse de aanduiding Landelijk Gebied 3 opgenomen, op basis waarvan een contrastversterking eventueel in de groene sfeer kan worden gezocht, mits de kenmerkende openheid in stand blijft en de locatiekeuze, schaal en vormgeving aansluiten bij de karakteristiek van het gebied. Het mag overigens duidelijk zijn, dat groene verdichting hier geen doel op zich is. Kraag van Utrecht 1. behoud, veiligstelling en herstel van aanwezige waarden bestaande waarden - waar nodig - herstellen; behoud van bestaande waarden veilig stellen via bestemmingsplannen en aanwijzing tot rijksmonument; opstarten projecten ter behoud en ontwikkeling van NHW. 2. vergroten beleefbaarheid forten zoveel mogelijk voorzien van functies met openbaar karakter; forten, verdedigingswerken, accessen en schootsvelden als zodanig beter herkenbaar maken in de stad; door communicatie en public relations de betekenis en het belang van behoud van de aanwezige waarden kenbaar maken; verschil tussen oude en nieuwe verdedigingslijn laten zien. 3. vergroten toegankelijkheid de fortenlijn om de stad en de hoofdverdedigingslijn in de stad ontwikkelen als een doorgaande, recreatieve route; 24

26 Uitwerking de liniezichtlijn en de accessen - waar mogelijk - als recreatieve routes versterken; de verschillende elementen op de routes beter toegankelijk maken; de bereikbaarheid van objecten verbeteren. 4. behouden en realiseren van ecologische verbindingszones verbetering van de waterkwaliteit; NHW gerelateerde waterwegen inzetten bij ontwikkelen van ecologische verbindingszones; bij forten in de EHS een bijdrage leveren in de ontwikkeling van ecologische verbindingszones. 5. vergroten maatschappelijke, ecologische en economische toekomstwaarde landschappelijke en natuurlijke versterking geïnspireerd op de kenmerken van de NHW; met gebiedsontwikkeling inspelen op eventuele wateropgave; stimuleren van gevarieerd aanbod van recreatieve voorzieningen (bij voorkeur in combinatie met landinrichtingen Noorderpark en Groenraven Oost); kansen bieden aan de ontwikkeling van streekeigen initiatieven. 3 Rijnauwen-Vechten 1. behoud, veiligstelling en herstel van aanwezige waarden waar nodig bestaande waarden herstellen; behoud van bestaande waarden veilig stellen via bestemmingsplannen en aanwijzing tot rijksmonument; opstarten projecten ter behoud en ontwikkeling van NHW. 2. vergroten beleefbaarheid forten zoveel mogelijk voorzien van functies met openbaar karakter; Forten bij Vechten, t Hemeltje en wellicht ook Rijnauwen beter zichtbaar maken vanaf de openbare weg; opstarten diverse activiteiten ter benadrukking van schootsvelden, kringen en groepsschuilplaatsen; door communicatie en public relations de betekenis en het belang van behoud van de aanwezige waarden kenbaar maken waaronder een nationaal informatiecentrum NHW in Fort bij Vechten; benadrukken van de kruising tussen NHW en Romeinse Limes. 3. vergroten toegankelijkheid de fortenlijn ontwikkelen als een doorgaande, recreatieve route; waar mogelijk de liniezichtlijn en de accessen als recreatieve routes versterken; de verschillende elementen op de routes beter toegankelijk maken; de bereikbaarheid van specifieke objecten (bijv. informatiecentrum Fort bij Vechten) voor autoverkeer verbeteren. 4. vergroten maatschappelijke, ecologische en economische toekomstwaarde landschappelijke en natuurlijke versterking geïnspireerd op de kenmerken van de NHW met gebiedsontwikkeling inspelen op eventuele kwantitatieve, dan wel kwalitatieve wateropgave. stimuleren van gevarieerd aanbod van recreatieve voorzieningen. kansen bieden aan de ontwikkeling van streekeigen initiatieven. Linieland Als ambities heeft de enveloppecommissie de volgende punten benoemd: structuur van de linie moet herkenbaar, beleefbaar en toegankelijk worden gemaakt; 25

27 Uitwerking de kwaliteit van de linie-elementen moet op peil worden gebracht; streven naar duurzame vormen van landbouwkundig gebruik, als drager van bestaande en nieuwe landschappelijke kwaliteit. De primaire inzet wordt gericht op het gebied Laagraven en op de Stelling van Honswijk-Everdingen met een recreatief-museale en ecologische functie. Aandachtspunten hierbij zijn: bewaren van onderscheid tussen open en dichte gebieden; behoud en herstel van de openheid rond forten; benutten van de NHW als recreatieve en ecologische structuur. 3 Als strategie voor de uitvoering: Linieland als pars pro toto van de NHW; zichtbaar maken van de hoofdweerstandslijn, inundatiekommen en schootsvelden in het Eiland van Schalkwijk; Linieland als recreatief rustpunt; nadruk leggen op gebiedsontsluiting en realiseren van verbindingen binnen het gebied; Linieland als groenblauwe drager; positioneren van de NHW als landschappelijke drager binnen het Eiland van Schalkwijk; Honswijk-Everdingen als toeristische trekpleister; zoeken van een nieuwe functie voor de forten met benutting van cultuurhistorische kwaliteiten; een pontverbinding tussen beide forten is gewenst. 3.4 Stelling van Amsterdam (SvA) Om interprovinciaal een consistent en samenhangend beleid te kunnen voeren is t.a.v. kernkwaliteiten, begrenzing en ontwikkelingsperspectief aansluiting gezocht bij de tekst, die is opgenomen in de partiële herziening streekplan Noord-Holland-Zuid Kernkwaliteiten In de Nota Ruimte worden als kernkwaliteiten genoemd: samenhangend stelsel van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen; groen en relatief stille ring rond Amsterdam; relatief grote openheid. De SvA bestaat uit de volgende waarden, die behouden en versterkt zullen worden: de hoofdverdedigingslijn van dijken, kades en liniewallen (incl. accessen en bruggen) als de hoofdstructuurdrager; de fortterreinen met bijbehorende grachten en bebouwingen (genieloodsen, fortwachterswoningen, etc); kazematten, vóórstellingen, (neven)batterijen, kruitmagazijnen, groepsschuilplaatsen, kringwetboerderijen, grenspalen etc.; inundatiewerken (inlaatkanalen en - werken), (dam)sluizen, duikers, hevels, kokers, peilschalen; delen van de karakteristieke, nog open (inundatie)gebieden Begrenzing Voor het gedeelte van de Stelling binnen de provincie Utrecht is, bij zowel de binnen- als buitengrens, steeds de begrenzing aangehouden, behorende bij de statustoekenning van Unesco-Werelderfgoed in Conform bestuurlijke afspraken met Noord-Holland wordt dit gecontinueerd. 26

28 Uitwerking Amstelveen Amsterdam- Zuidoost Weesp Abcoude Aalsmeer Uithoorn Overmeer 3 Mijdrecht Wilnis Vinkeveen Afb. 6: begrenzing Nationaal Landschap Stelling van Amsterdam Perspectief Met het oog op een noodzakelijke bescherming en versterking van de karakteristieke cultuurhistorische en landschappelijke waarden dient het ruimtelijke beleid zo snel mogelijk vastgelegd te worden in bestemmingsplannen. Omdat het daarbij gaat om de samenhang van de vele onderdelen die de Stelling tot één monumentaal geheel maken en vanwege de ligging in veel gemeenten is het noodzakelijk dat de waarden en ontwikkelingsruimte op uniforme wijze in de bestemmingsplannen worden opgenomen. Voor de Stelling van Amsterdam is, naast de beleidsuitgangspunten, die gelden voor nationale landschappen, het volgende ruimtelijke beleid van toepassing: 1. Voorop staat het behouden en versterken van de kernkwaliteiten en de ruimtelijke samenhang van de (deels al wettelijk beschermde) waarden en in al zijn onderdelen, zoals hiervoor genoemd. 2. Het scheppen van mogelijkheden voor ontwikkelingen, die de herkenbaarheid en de gebruikswaarde binnen de stelling versterken en vergroten door: inrichting- en beheermaatregelen in de groene en blauwe sfeer ten behoeve van de landschappelijke herkenbaarheid van de hoofdverdedigingslijn en een aanpassing van het landschap ter ondersteuning van de ruimtelijke kwaliteiten en het specifieke karakter en waarden van de stelling in hun onderlinge samenhang; maatregelen die de publieke toegankelijkheid van vooral de fortterreinen mogelijk maken; het herbestemmen van forten en gebouwen waardoor deze een publieke en economische betekenis kunnen krijgen, mede ten behoeve van de gewenste en duurzame instandhouding van de stelling; verbetering van bestaande en aanleg van nieuwe recreatieve routestructuren voor wandelen, fietsen en varen op/langs de hoofdverdedigingslijn alsook van de verbindende schakels vanuit woonkernen; onderzoeken van mogelijkheden om de schootsvelden in het landschap te benadrukken en om 27

29 Uitwerking 3 financiële mogelijkheden te bieden voor de ontwikkeling van forten. 3. Voor zover het gebied van de stelling binnen de rode contouren ligt, blijft hiervoor ook het beleid van toepassing zoals aangegeven in het Streekplan Utrecht. De (kern)waarden van de Stelling van Amsterdam zullen moeten samengaan met of worden opgenomen in de ontwikkelingen ten behoeve van wonen en werken. Randvoorwaarde vanuit de stelling is steeds het behoud en versterking van de kernwaarden, zoals een zekere visuele openheid aan de buitenzijde van de hoofdverdedigingslijn, bijvoorbeeld in de vorm van open water, een meer open bebouwing met een groenblauwe invulling en aangepaste bouwhoogtes. Op bestemming- en inrichtingsplanniveau vraagt dit maatwerk. 4. Voor zover het gebied van de stelling is gelegen in landelijk gebied, gebieden met groene en cultuurhistorische waarden en/of milieubeschermingsgebieden blijft eveneens het beleid van toepassing zoals aangegeven in het Streekplan Utrecht. Plannen en initiatieven ten aanzien van functieveranderingen mogen geen afbreuk doen aan de bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of groen-blauwe kwaliteiten. Ook blijven activiteiten in het kader van de (verbrede) landbouw inpasbaar. Ook hier zal vaak sprake zijn van maatwerk op inrichtingsniveau. 3.5 Migratiesaldo nul Ten aanzien van verstedelijking is binnen nationale landschappen ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei. In de Nota Ruimte is deze beleidslijn aangeduid als het migratiesaldo nul. In de provincie Utrecht is dit principe niet van toepassing bij de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam, voorzover deze tenminste niet overlappen met een ander nationaal landschap. Wij nemen het migratiesaldo nul-principe op het niveau van het nationale landschap als uitgangs punt. We willen migratiesaldo nul daarbij zien als een middel ter ondersteuning van het behoud en versterken van de kernkwaliteiten. Andere belangrijke middelen, zoals het feitelijk ruimte beslag, de stedenbouwkundige kwaliteit en landschappelijke inpassing dienen ook te kunnen meewegen. Eén van de hoofdbeleidslijnen in het streekplan betreft de grote inzet op inbreiding binnen de rode bebouwingscontouren. Hiermee wordt de behoefte aan nieuwe uitbreidingslocaties beperkt. In het streekplan is een zo goed mogelijke inschatting gemaakt van de inbreiding in de streekplanperiode. Gemeenten zijn echter vrij om binnen rode contouren meer woningbouw te realiseren. Deze inzet is herbevestigd in de notitie Beleidsuitgangspunten Nationale Landschappen provincie Utrecht, vastgesteld door PS op (zie bijlage II). Wij zijn ons ervan bewust, dat hiermee een spanningsveld kan ontstaan met het principe van migratiesaldo nul. Nader overleg tussen provincie en Rijk zal moeten leiden tot overeenstemming over de wijze, waarop dit principe wordt toegepast bij (extra) inbreiding. Dit temeer daar inbreiding de kernkwaliteiten van het omliggende nationale landschap over het algemeen niet aantast. In het streekplan zijn enkele mogelijkheden opgenomen om, juist ter versterking van de kernkwaliteiten, extra woningen te bouwen. Het gaat daarbij om ruimte voor ruimte, nieuwe landgoederen en andere vormen van rood voor groen. Deze mogelijkheden dienen niet primair een volkshuisvestelijk doel, maar zijn juist gericht op de gebiedsspecifieke kernkwaliteiten. Het is belangrijk dat de reden, waarom dergelijke woningen gebouwd zouden kunnen worden, wordt meegewogen bij invulling van migratiesaldo nul. Voor verstedelijking ten behoeve van bedrijvigheid staan wij beleid voor, waarbij binnen nationale landschappen ruimte bestaat voor regionaal of lokaal georiënteerde bedrijvigheid, als blijkt dat intensiveren en/of herstructureren van de bestaande terreinen onvoldoende mogelijkheden biedt. Bij dringende motieven is beperkte extra ruimte dan ook mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt. 28

30 Uitwerking 3.6 Aangrenzende gebieden Binnen nationale landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt ( ja, mits-principe ). Ontwikkelingen, die leiden tot een wezenlijke aantasting van een kernkwaliteit zijn niet aanvaardbaar, tenzij sprake is van een groot maatschappelijk belang waarvoor geen reële alternatieven bestaan. Dit wil niet zeggen dat - juist buiten de begrenzing gesitueerd - bij de beoordeling van ruimtelijke plannen het belang van de nationale landschappen niet meegewogen zouden hoeven te worden. Het is duidelijk, dat de (negatieve) invloed van bepaalde ruimtelijke ingrepen op hun omgeving tamelijk vèrstrekkend kan zijn. Juist om een mogelijke negatieve impact op de kernkwaliteiten in een aangrenzend nationaal landschap te vermijden, is het van belang dat dit bij de beoordeling wordt betrokken. Vanuit die optiek zien wij de nabije ligging van een nationaal landschap als een onderzoeks- en afwegingselement, dat onderdeel dient uit te maken van een goede ruimtelijke ordening. Het is lastig, zo niet onmogelijk, om in algemene zin aan te geven, hoe breed deze aandachtszone is, omdat de mogelijke, negatieve invloed geheel afhankelijk is van de specifieke situatie (afstand, omstandigheden, aard ingreep, verkeerseffecten etc.). Per geval is dan ook maatwerk nodig om de ruimtelijke aanvaardbaarheid te kunnen beoordelen Vervolg Wij zijn ons bewust, dat de omschrijvingen van kernkwaliteiten in het uitwerkingsplan voor een adequate doorwerking op lokaal niveau nog onvoldoende concreet zijn gemaakt. Zo zal er per nationaal landschap meer duidelijkheid moeten komen over welke activiteiten, op het vlak van bouw, inrichting en gebruik, spanning kunnen opleveren met kernkwaliteiten en met welke extra zorgvuldigheid negatieve effecten voorkomen kunnen worden. De bandbreedte van deze activiteiten vloeit voort uit hetgeen is toegestaan op grond van het geldende streekplan. Dit betekent daarmee in feite ook een nadere uitwerking van het ja, mits-principe. Het voorstaande vormde reden om in het Ruimtelijk Actieprogramma het project Kwaliteit nationale en provinciale landschappen op te nemen. Dit programma is door ons voorlopig vastgesteld op De voorbereiding van het project is al ter hand genomen met een verkenning van de mogelijke en gewenste inhoudelijke en procesmatige bandbreedte. Direct na vaststelling van het programma (voorzien in juni 2008) wordt een projectplan opgesteld, waarin ook de provinciale rol nader zal worden uitgewerkt en tevens de gereserveerde middelen voor de uitvoering van de projecten beschikbaar komen. Bij de uitvoering van het project zal ook nader bezien worden in welke vorm en - mits gewenst - met welk sturingsinstrument de uiteindelijke concretisering beleidsmatig zal worden ingezet (bijv. handreiking, beeldkwaliteitsplan). Behoud en versterking van kernkwaliteiten is direct afhankelijk van een goede, lokale doorwerking. Voor het benodigde, grote draagvlak wordt van meet af aan gekoerst op samenwerking met betrokken partijen uit de nationale landschappen, waaronder de Agenda Vitaal Platteland-gebiedscommissie s. Daarnaast zal een afzonderlijk communicatie-traject zijn gericht op het organiseren van breed draagvlak onder vooral de bewoners en gebruikers van de nationale landschappen. Wij wijzen voorts nog op de relatie van dit vervolgtraject met de nieuwe positionering van de provinciale rol vanwege de invoering van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro) medio Het provinciale belang bij de nationale landschappen zal daarbij nader worden ingekaderd, inclusief het benoemen van de daarbij te hanteren verankerings- en sturingsinstrumenten (structuurvisie, verordening e.d.). 29

31 Uitwerking 3 30

32 Toetsing aan beleidskaders 4. Toetsing aan beleidskaders 4.1 Streekplan Utrecht Uitwerkingsregels De uitwerking moet passen binnen het kader van in het streekplan neergelegde hoofdlijnen van ruimtelijk beleid (zie ook bijlage I). De streekplanuitwerking vormt een detaillering van het beleid met betrekking tot waardevolle landschappen, dat in het vigerende streekplan integraal afgewogen tot stand is gekomen. Dit beleid is daarmee uiteraard in lijn met de provinciale hoofdlijnen van ruimtelijk beleid. Omdat dit beleid in de uitwerking slechts nader wordt omschreven, dus zonder dat daarbij extra beleid wordt toegevoegd, is de uitwerking in overeenstemming met de voornoemde hoofdlijnen van beleid. In de algemene uitwerkingsregels van het streekplan zijn een aantal procedurestappen voorgeschreven. Deze zijn op adequate wijze toegepast Gebiedsgericht beleid In het streekplan is per streekplandeelgebied de gewenste ruimtelijke ontwikkeling omschreven van zowel landelijk als stedelijk gebied. Zowel de nadere detaillering van begrenzing en daarmee de toekenning van de status nationaal landschap aan bepaalde gebieden als de nadere uitwerking van kernkwaliteiten creëren geen enkele beperking voor de realisatie van de gewenste ontwikkelingen. Dit is evenmin het geval bij andere beleidsonderdelen van het streekplan, zoals cultureel erfgoed en het watersysteem Handleiding bestemmingsplannen In de handleiding zijn de beleidslijnen van het streekplan nader uitgewerkt tot een meer concreet beoordelingskader van gemeentelijke RO-plannen. Eerst in het vervolgtraject van het onderhavige uitwerkingsplan zal een nadere concretisering plaats vinden van de wijze waarop de bescherming c.q. versterking van kernkwaliteiten in gemeentelijke plannen geborgd zouden moeten worden. Bij deze concretisering zal nadrukkelijk de bandbreedte van functionele mogelijkheden uit de handleiding als vertrekpunt gehanteerd worden. Gelet hierop kan er geen sprake zijn van strijdigheid met de handleiding. 4.2 Beleidsuitgangspunten Nationale Landschappen provincie Utrecht Deze notitie omvat een specificatie van het ruimtelijk beleid uit het streekplan voor die gebieden, die als nationaal landschap zijn begrensd. Hiermee wordt met name geschetst welke functionele ontwikkelingsruimte beschikbaar is. De begrenzingen in het voorliggende uitwerkingsplan zijn vastgesteld in overeenstemming met het betreffende onderdeel in de notitie. Ook de globale check van het migratiesaldo nul is uitgevoerd overeenkomstig de vastgestelde bandbreedte in de notitie. 4.3 Reconstructieplan De streekplanuitwerking heeft geen invloed op de inhoud van de recontructieplannen. Naast ruimtelijk beleid zijn bij nationale landschappen ook (extra) middelen beschikbaar voor de uitvoering. Dit zou een versnelling kunnen betekenen voor de uitvoering van landschapsdoelen uit het reconstructieplan. 31

33 Toetsing aan beleidskaders 4.4 Watertoets Sinds 2003 is in het Besluit op de ruimtelijke ordening de watertoets verankerd, opdat alle wateraspecten expliciet worden betrokken bij alle waterhuishoudkundig relevante plannen en besluiten van overheden. Of een plan wel of geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, is daarbij niet relevant. Reden dat ook in het onderhavige uitwerkingsplan een waterparagraaf opgenomen is. Hiertoe zijn de waterbeheerders door ons om advies is gevraagd. Uit de adviezen, die schriftelijk dan wel mondeling zijn ingebracht, komt het volgende beeld naar voren. (in cursief de gemaakte opmerkingen) 4 Eemland De richtlijnen voor de ontwikkeling van het nationaal landschap sluiten goed aan bij de beoogde waterstaatkundige ontwikkeling van dit gebied. Het verzoek om in de gebiedsomschrijving aan te geven, dat de polder Eemland ten westen van de Eem buitendijks gebied betreft. Hieraan is tegemoetgekomen. Het verzoek om aan te geven, dat een aantal dijken in dit gebied in de toekomst mogelijk versterkt moeten worden en hoe hiermee vanuit de optiek van de streekplanuitwerking wordt omgegaan. Dit is niet gehonoreerd. De veiligheidssituatie en de daaruit mogelijk voortvloeiende maatregelen zijn reeds ingebed in het streekplan. De nadere ruimtelijke afweging van deze maatregelen zal moeten gebeuren in het licht van de relevante beleidslijnen van het streekplan. Met de onderhavige streekplanuitwerking wordt voornamelijk een duiding gegeven van de begrenzing en kernkwaliteiten. Bij afwegingen van ruimtelijke ontwikkelingen zullen de effecten op deze kernkwaliteiten nadrukkelijk meegewogen moeten worden volgens het ja, mits-principe. Het beleidskader voor de concrete afweging is echter al in het streekplan zelf vastgelegd. Rivierengebied (Kromme Rijn) Niet aangegeven is hoe de mogelijke vernatting in het kader van een robuust watersysteem zou moeten gebeuren. Extra wateraanvoer vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal is geen optie, omdat de huidige hoge druk op wateraanvoer vanuit het zuidelijke deel hiermee verder vergroot zou worden. De bewuste tekst was voornamelijk van toepassing op het Eiland van Schalkwijk. Omdat dit gebied buiten de begrenzing ligt, is in par het landschap van de open kommen alsnog komen te vervallen. Verzocht wordt om de mogelijkheid van verwijdering van vegetatie t.b.v. verruiming van het stroomafvoerend vermogen in het kader van de veiligheid tegen overstromingen, expliciet als een groot maatschappelijk belang aan te duiden. Ons uitgangspunt is om te komen tot dusdanig kwalitatieve besluitvorming, dat de status van nationaal landschap voor langere tijd duurzaam blijkt te zijn. Wat niet wegneemt dat gaandeweg - binnen de dynamiek van de ruimtelijke ordening - verschuivingen zullen optreden in de definiëring van het begrip groot maatschappelijk belang. Wij zijn dan ook van mening, dat een dergelijke duiding eerst opportuun is op het moment van ruimtelijke afweging. Reden om dit verzoek niet te honoreren. Nieuwe Hollandse Waterlinie De realisatie van een derde kolk bij de Prinses Beatrixsluis wordt geacht ook te passen binnen de uitzondering, die gemaakt wordt voor de verbreding van het Lekkanaal. Dit onderdeel bezien wij op dezelfde wijze als het voorgaande punt. Reden om daarover in dit kader geen nadere uitspraak te doen. 32

34 Toetsing aan beleidskaders De realisatie van een pontverbinding tussen de forten Honswijk en Everdingen hangt mede af van de nautische mogelijkheden op de Lek. Wij gaan ervan uit dat bij de verkenning van mogelijkheden tijdig contact zal worden ogenomen met de betrokken waterbeheerder. 4.5 MER-plicht Een milieueffectrapportage (MER) levert informatie, die nodig is om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij de besluiten over plannen en projecten met grote milieugevolgen. Sinds september 2006 bestaan er in de Nederlandse wetgeving twee soorten milieueffectrapportage. Eén voor projecten (projectmer) en één voor overheidsplannen (planmer). De strategische milieubeoordeling (planmer) is de beoordeling van bepaalde plannen en programma s op hun gevolgen voor het milieu. Hierbij gaat het om plannen die kunnen leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu. In de C- en D-lijst van het Besluit Milieueffectrapportage 1994 is de inrichting van het landelijk gebied opgenomen als een merplichtige activiteit als de omvang groter is dan de genoemde drempelwaarde. Relevant is hierbij dat met het uitwerkingsplan aan bepaalde gebieden wel een status wordt toegekend, maar dat daarmee geen functiewijziging tot stand wordt gebracht. Als gevolg hiervan is er geen sprake van plan- of projectmer-verplichting. Naast een plan- of projectmer kan een passende beoordeling verplicht zijn, indien één of meerdere activiteiten, die in een plan worden voorzien, significante gevolgen kunnen hebben op een speciale beschermingszone, die is aangewezen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Binnen de verschillende nationale landschappen komen inderdaad dergelijke zones voor. Maar ook hiervoor hanteren wij de stelling, dat - omdat het uitwerkingsplan zelf niet voorziet in functiewijziging - er ook geen sprake kan zijn van significante gevolgen Migratiesaldo nul Door het Rijk is in de Nota Ruimte - als instrument ter beperking van de verstedelijking van nationale landschappen - het principe van migratiesaldo nul geïntroduceerd. In par. 3.5 is beschreven, hoe wij hiermee - in het licht van de Utrechtse context - mee om willen gaan. Arkemheen-Eemland Binnen de door ons uitgewerkte begrenzing van het gebied Eemland zijn de bebouwingskernen Bunschoten/Spakenburg, Eemdijk en Eembrugge gelegen. In de berekening, die in opdracht van het Rijk is gemaakt door het bureau ABF-Research, is voor deze kernen een behoefte opgenomen van in totaal ca woningen voor de periode Wij hebben hierbij de aantallen per gemeente opnieuw globaal toegedeeld, omdat onze begrenzing afwijkt van die uit de Nota Ruimte. Eveneens globale toedeling van het streekplanprogramma geeft voor de periode een aantal van in totaal ca woningen. Dit aantal zal voor een belangrijk deel (1600 wo) worden gerealiseerd in de uitbreiding Rengerswetering aan de oostzijde van Bunschoten. In de voorschriften van het hiervoor ontwikkelde bestemmingsplan is bepaald, dat met de woningbouw migratiesaldo nul niet wordt overschreden. Inmiddels begint het er naar uit te zien, dat de realisatie niet vóór 2009 zal starten. Combinatie van beide elementen betekent dat een substantieel deel van de uitbreiding eerst ná 2015 gerealiseerd zal worden. De verwachting is dan ook dat voor de periode geen aanvullend woningbouwprogramma nodig zal zijn. Hiermee kan worden gesteld, dat de voorgenomen woningbouwontwikkelingen binnen het Utrechtse deel van het nationaal landschap geheel passen binnen migratiesaldo nul. Dit onder inachtneming van onze interpretatie op enkele onderdelen, zoals beschreven in par

35 Toetsing aan beleidskaders Rivierengebied Binnen de uitgewerkte begrenzing voor het rivierengebied liggen de bebouwingskernen van Wijk bij Duurstede, Cothen, Langbroek en Werkhoven. Bij Wijk bij Duurstede is het gebied met de huidige woonwijk De Geer en de toekomstige uitbreidingslocatie buiten deze begrenzing gelaten. Omdat deze begrenzing enigszins afwijkt van de begrenzing uit de Nota Ruimte zijn de ABF-behoeftecijfers globaal aangepast. Op basis hiervan komt volgens de rijkscijfers de natuurlijke behoefte voor dit gebied in de periode globaal uit op 1110 woningen. In het streekplan is voor het begrensde gebied gedurende de periode eveneens globaal toegerekend - een programma van 290 woningen opgenomen. Zelfs met inachtneming van het verschil in tijdvak, kan in redelijkheid worden gesteld, dat het streekplanprogramma ruim past binnen migratiesaldo nul. 4 Nieuwe Hollandse Waterlinie en Stelling van Amsterdam In de Nota Ruimte is aangegeven, dat het principe van migratiesaldo nul niet van toepassing is op deze nationale landschappen. 34

36 Overleg 5. Overleg Het concept-ontwerp is op voor schriftelijke opmerkingen voorgelegd aan alle betrokken gemeenten, waterschappen, buurprovincies en samenwerkingsorganen Gewest Eemland en Bestuur Regio Utrecht. Daarnaast is op bestuurlijk overleg gevoerd met gemeenten en waterschappen uit Eemland en Kromme Rijn-gebied. Het plan is voorts op behandeld door de Provinciale Planologische Commissie en op door de Provinciale Commissie voor het Landelijk Gebied. Naast verzoeken om kleine aanpassingen in tekst of op kaart zijn de volgende hoofdopmerkingen ingebracht: Voor het Kromme Rijn-gebied dient qua begrenzing te worden aangesloten op het voorstel van de Stuurgroep Kromme Rijn, die juist pleit voor een aanmerkelijk ruimere begrenzing. Bij het trekken van de grenzen dienen niet de mogelijk toekomstige bouwlocaties leidend te zijn, maar de huidige kernkwaliteiten. Vanuit deze optiek zouden de locaties Vathorst-West, Eemnes- Noord, Odijk-West, Wijk bij Duurstede-Noord en Eiland van Schalkwijk ook als nationaal landschap moeten worden aangemerkt. De uitwerking dient te worden uitgesteld, totdat duidelijkheid is ontstaan over de verstedelijkingsrichting voor de periode (i.k.v. traject NV-Utrecht). Vanuit agrarisch perspectief dient de omvang van de nationale landschappen zoveel mogelijk te worden beperkt. Verschillende partijen worden graag betrokken bij het vervolgtraject van de nadere uitwerking. Het principe van migratiesaldo nul dient letterlijk te worden toegepast, dus geen ruimte voor extra woningbouw vanuit kwaliteitsperspectief. Daarnaast zijn in het kader van de watertoets door de betrokken waterbeheerders adviezen uitgebracht, die hiervoor in par. 4.4 samengevat zijn weergegeven en voorzien van een reactie. Naar aanleiding van de overlegresultaten zijn: de begrenzingen op een aantal plaatsen in beperkte zin aangepast; de argumentatie in de plantoelichting op enkele onderdelen uitgebreid of verduidelijkt. 5 35

37 Overleg 5 36

38 Zienswijzen 6. Zienswijzen De ontwerp-streekplanuitwerking heeft, na voorafgaande publicatie, ter inzage gelegen van 18 januari t/m 28 februari Gedurende deze termijn zijn door 39 reclamanten zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van de zienswijzen hebben wij de begrenzing op enkele, beperkte onderdelen aangepast en in de plantoelichting verschillende elementen nader verduidelijkt. Onze reactie op de ontvangen zienswijzen is verwoord in de Nota Beantwoording Zienswijzen, die als Bijlage IV is toegevoegd. 6 37

39 Zienswijzen 6 38

40 Beroep 7. Beroep Op grond van het bepaalde in artikel 4a, achtste lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening kunnen uitwerkings plannen geen concrete beleidsbeslissing bevatten. Dit betekent dat dit uitwerkingsplan niet onderhevig is aan bezwaar en beroep, zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Met de vaststelling heeft het uitwerkingsplan dezelfde status gekregen als het streekplan. Waarbij het streekplan als toetsingskader niet wordt vervangen, maar op het onderdeel nationale landschappen nader is uitgewerkt. Daarmee vormt het streekplan mèt het uitwerkingsplan het toetsingskader voor relevante gemeentelijke plannen. Bij het inwerkingtreden van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening (huidige planning: ) zal het streekplan, incl. uitwerkingsplan, van rechtswege worden aangemerkt als een provinciale structuurvisie. 7 39

41 Beroep 7 40

42 Bijlagen 8. Bijlagen 8 41

43 Bijlagen 8 42

44 Bijlagen I. Uitwerkingsregels van het streekplan De nationale landschappen Arkemheen-Eemland, Rivierengebied, Nieuwe Hollandse Waterlinie en Stelling van Amsterdam dienen nader uitgewerkt te worden. Artikel 4a, achtste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, vormt de wettelijke basis voor een uitwerkingsplan. Het vaststellen van uitwerkingsplannen moet plaatsvinden binnen de regels, die daartoe in het streekplan zijn opgenomen. 1. Beleidskader De uitwerking moet passen binnen de in het streekplan neergelegde hoofdlijnen van ruimtelijk beleid. Hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk gebruik zijn: Zorgvuldig ruimtegebruik; voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied, is zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt. Water; water vormt een ordenend principe; bij nieuwe ruimtelijke afwegingen vormt water een vertrekpunt. Infrastructuur; de beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en de (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij het kiezen van nieuwe verstedelijkingslocaties. Verstedelijking; wij streven naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voor zieningen; nieuwe woongebieden en bedrijventerreinen worden vooral gerealiseerd in het stads gewest Utrecht en in het gewest Eemland; daarnaast vormen Veenendaal en Woerden regionale opvangkernen; elders in de provincie voeren wij een terughoudend verstedelijkingsbeleid. Landelijk gebied; wij voeren een ruimtelijk ontwikkelingsbeleid gericht op het versterken van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit als de vitaliteit van het landelijk gebied en op de kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang. 2. Algemene uitwerkingsregels 8 Zonodig kunnen gedeputeerde staten onderdelen van het streekplan uitwerken. De Wet op de Ruimtelijke Ordening biedt deze mogelijkheid. In de uitwerkingsplannen kunnen globaal geformuleerde onderdelen van het streekplan worden gedetailleerd. Ook deze bevoegdheid wordt begrensd door de hoofdbeleidslijnen. Voor de uitwerking geldt de volgende procedure: Gedeputeerde staten of gemeenten en/of regio s stellen een concept-uitwerkingsplan op. Gedeputeerde staten werken op grond van artikel 4a, tiende lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening het streekplan van de Provincie Utrecht uit. (*) Tot uitwerking wordt alleen overgegaan als dit noodzakelijk is uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening of actuele beleidsmatige ruimtelijke ontwikkelingen. Uitwerking vindt plaats met inachtneming van de hoofdbeleidslijnen van het provinciale ruimtelijk beleid uit paragraaf 3.4. Verder gelden als nadere regels bij een uitwerking de vertrekpunten zoals die in de hoofdstukken 6 en 7 zijn gegeven voor het functioneren van het stedelijk gebied en het landelijk gebied. Een besluit om tot uitwerking van het streekplan over te gaan, wordt door gedeputeerde staten meegedeeld aan de Statencommissie voor Ruimte, Groen en Wonen, (inmidels: Ruimte Groen en Water) (*) Op 1 juli 2005 is de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Hierdoor is onder meer artikel 4a van de WRO gewijzigd. Artikel 4a, tiende lid, van de WRO is nu artikel 4a, achtste lid, van de WRO geworden 43

45 Bijlagen Gedeputeerde staten betrekken de Provinciale Planologische Commissie bij de voorbereiding van een uitwerking. De Statencommissie voor Ruimte, Groen en Wonen wordt in de gelegenheid gesteld om over de voorgenomen uitwerking met gedeputeerde staten te overleggen. De statencommissie maakt binnen zes weken na een uitnodiging door gedeputeerde staten bekend of zij over de uitwerking willen overleggen en binnen welke termijn. De openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegepast. 8 44

46 Bijlagen II Beleidsuitgangspunten Nationale Landschappen provincie Utrecht (vastgesteld PS: 18 september 2006) 1. Aanleiding, doel en status notitie In de Nota Ruimte is beleid opgenomen voor nationale landschappen. De provincies zijn verantwoordelijk gesteld voor: de uitwerking van het beleid, inclusief de beschrijving van de kernkwaliteiten en migratiesaldo nul ; detaillering van de begrenzing; het opstellen van integrale uitvoeringsprogramma s. De gedetailleerde begrenzing moet worden vastgelegd in het streekplan, waarbij tevens per nationaal landschap de in de Nota Ruimte benoemde kernkwaliteiten moeten worden uitgewerkt. In de Nota Ruimte zijn vijf nationale landschappen opgenomen die (gedeeltelijk) in de provincie Utrecht liggen: Groene Hart Rivierengebied Arkemheen-Eemland De Nieuwe Hollandse Waterlinie De Stelling van Amsterdam In het Streekplan is de begrenzing van het nationale landschap Groene Hart uit de Nota Ruimte overgenomen. Voor de overige nationale landschappen is in het streekplan aangekondigd dat wij het proces om te komen tot een begrenzing en planologisch beleid zullen starten en dat dit zal resulteren in één of meerdere uitwerkingsplannen van het streekplan waarin e.e.a. wordt vastgelegd. Doel van deze notitie is het vastleggen van beleidsuitgangspunten die wij als provincie hanteren bij de nadere invulling van de begrenzing en het te voeren beleid voor de nationale landschappen in Utrecht. Dit geeft houvast bij de afzonderlijke trajecten waarin de nationale landschappen verder worden uitgewerkt. Het kader hiervoor vormt het beleid zoals verwoord in het streekplan en de Nota Ruimte. Gezien de nationale betekenis van de benoemde landschappen, hebben wij bij het formuleren van de algemene beleidsuitgangspunten de Nota Ruimte als basis gehanteerd. Waar daartoe aanleiding bestaat, wordt het beleid uit de Nota Ruimte nader gedetailleerd of ingevuld. De beleidsuitgangspunten vormen de leidraad bij het opstellen van uitvoeringsprogramma s en de streekplanuitwerkingen voor de afzonderlijke nationale landschappen Beleidsuitgangspunten De introductie van de nationale landschappen in de Nota Ruimte brengt een aantal kansen en risico s met zich mee. De nationale landschappen zijn een kans bij uitstek om voor landschappelijk samenhangende gebieden integraal en op uitvoering gericht beleid te ontwikkelen. Het ontwikkelen en uitvoeren van dit beleid gebeurt in nauwe samenspraak met het gebied zelf, waardoor er draagvlak voor de uitvoering ontstaat. Voor de uitvoering stelt het Rijk, via het Investeringsbudget landelijk gebied, extra geld beschikbaar. Tegelijkertijd is er een risico dat de aanduiding nationaal landschap een extra gebiedsbenaming is zonder meerwaarde en bestaande uitvoeringstrajecten vertraging oplopen. Ook bestaat het risico dat de 45

47 Bijlagen status van nationaal landschap als argument wordt gehanteerd om (ten opzichte van het streekplan) extra planologische beperkingen te rechtvaardigen. Dit kan de ontwikkelings mogelijk heden voor een vitaal landelijk gebied beperken. Ons beleid is erop gericht de kansen te benutten en de potentiële risico s te voorkomen. In december 2004 hebben PS het ruimtelijk beleid inclusief het programma voor wonen en werken voor de periode vastgesteld, na een uitvoerig en zorgvuldig proces. Daarmee is het ruimtelijk kader voor deze periode vastgesteld; de nadere uitwerking van de nationale landschappen moet hiermee in overeenstemming zijn. Dit kan ook prima, omdat de filosofie achter de nationale landschappen al verankerd is in het streekplan. Daarmee zijn de ruimtelijke afwegingen in het streekplan gemaakt vanuit het perspectief van de kwaliteiten van de verschillende landschapstypen en hun specifieke kwaliteiten. De uitwerking van de nationale landschappen biedt dan ook een goede kans om het streekplanbeleid operationeel te maken. Daarbij dient wel bedacht te worden dat de planhorizon van de Nota Ruimte (2020 met een doorkijk naar 2030) verder ligt dan de planhorizon van het streekplan. Voor het nationaal landschap Groene Hart hebben wij samen met de betrokken overheden en maatschappelijke groeperingen reeds een Ontwikkelingsprogramma Groene Hart op gesteld. In het Ontwikkelingsprogramma is een stevige ambitie neergelegd onder meer om in het Groene Hart kwaliteit voorop te zetten bij nieuwe woon- en werklocaties. Het benadert het Groene Hart als een onderdeel en als essentiële kwaliteit van het ruimtelijk en economische vestigingsklimaat van de Randstad Holland als geheel. Ons beleid is er op gericht om, vanuit woningbouw binnen het Groene Hart, financiële middelen te genereren voor de operationalisering van het nationale landschapbeleid Kernkwaliteiten Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten en, in samenhang daarmee, bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschap pen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. Centraal hierbij staat het behouden of versterken van de kernkwaliteiten. Deze verschillen per nationaal landschap. In de Nota Ruimte zijn de kernkwaliteiten van elk nationaal landschap genoemd. Bij de nadere uitwerking van de afzonderlijke nationale landschappen zullen wij deze kernkwaliteiten nader onderzoeken en waar nodig aanvullen en uitwerken. Leidend voor het beleid voor nationale landschappen is het behoud en versterken van de kernkwaliteiten. 2.2 Ja, mits - benadering Binnen nationale landschappen is behoud door ontwikkeling het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. De landschappelijke kwaliteiten zijn medesturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling plaatsvindt. Uitgangspunt is dat de nationale landschappen zich sociaal-economisch voldoende moeten kunnen ontwikkelen, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden en zo mogelijk worden versterkt. Binnen nationale landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt ( ja, mits - benadering ). Ontwikkelingen die leiden tot een wezenlijke aantasting van een kernkwaliteit zijn niet aanvaardbaar, tenzij sprake is van een groot maatschappelijk belang waarvoor geen reële alternatieven bestaan. Het is dus duidelijk niet de bedoeling dat de nationale landschappen op slot komen te staan. Sterker nog, nieuwe ontwikkelingen zijn vaak nodig om het gebied vitaal te houden én ook om nieuwe kansen op verhoging van de kernkwaliteiten te bewerkstelligen. Zo kunnen bijvoorbeeld vormen van rood voor groen en landgoederen in sommige gebieden een verrijking van het landschap zijn. 46

48 Bijlagen Binnen nationale landschappen geldt een ja, mits - benadering : ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt. 2.3 Cultuurhistorie De kernkwaliteiten van de nationale landschappen hangen vaak direct samen met de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Voorbeelden zijn de veenontginningen met kenmerkende langgerekte verkaveling (Vechtstreek, Eemland) of cope-verkaveling (Lopikerwaard, Kamerik e.o.) en de bewoning van de oeverwallen langs de rivieren. De nationale landschappen Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam zijn zelfs geheel opgehangen aan het historisch gebruik als verdedigingslinie. Bij de nadere uitwerking moeten de cultuurhistorische waarden en kenmerken dan ook zoveel mogelijk worden behouden en waar mogelijk versterkt. Ons beleid ten aanzien van cultuurhistorie is in het streekplan uitgewerkt en verankerd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) en de bijbehorende strategieën veilig stellen, eisen stellen en actief versterken. Tussen de cultuurhistorische waarden en kenmerken en de kernkwaliteiten bestaat vaak een directe relatie. Naast het algemene beleid voor cultuurhistorie gelden specifiek voor de CHS de strategieën veilig stellen, eisen stellen en actief versterken. 2.4 Verstedelijking Migratiesaldo nul In de Nota Ruimte is opgenomen, dat binnen nationale landschappen ruimte is voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei, geconcretiseerd in migratiesaldo nul. Deze beleidslijn geldt niet voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam, voorzover deze niet overlappen met een ander Nationaal Landschap. Wij nemen het migratiesaldo nul - principe op het niveau van het nationale landschap als uitgangspunt. Migratiesaldo nul is daarbij geen doel op zich, maar een middel ter ondersteuning van het behoud en versterken van de kernkwaliteiten. Hierbij nemen wij mede in overweging, dat het aantal woningen niet alles zegt over de gevolgen voor de kernkwaliteiten. Aspecten als het feitelijk ruimtebeslag, de stedenbouwkundige kwaliteit en landschappelijke inpassingen zijn vaak meer bepalend. In een brief van 19 januari 2006 heeft het ministerie van VROM aangegeven dat in uitzonderlijke situaties waarin het behoud van de sociaal-economische vitaliteit en het behoud van de bijzondere kwaliteiten aantoonbaar met elkaar op gespannen voet staan, de provincie kan voorstellen een beperkt aantal extra woningen te realiseren. Mocht zich een dergelijke situatie voordoen dan vinden wij een zorgvuldige afweging van belangen en argumenten noodzakelijk, waarbij wordt aangetoond dat er geen alternatieven binnen de bestaande kernen zijn of uitruilmogelijkheden binnen of tussen gemeenten. Vanzelfsprekend kan een en ander alleen bij behoud en versterking van de kernkwaliteiten van het landschap. Onder de vigeur van het huidige streekplan zal daarbij sprake zijn van een afwijkingsprocedure (oprekken contour, zie blz. 60 streekplan). 8 Op de volgende punten geven wij nader inhoud aan de toepassing van migratiesaldo nul. In het streekplan wordt zwaar ingezet op inbreiding binnen de (doorgaans strak getrokken) rode contouren. Met de inzet op inbreiding wordt de behoefte aan nieuwe uitbreidingslocaties beperkt. In het streekplan is een zo goed mogelijke inschatting gemaakt van de inbreiding in de streekplanperiode. Gemeenten zijn echter binnen rode contouren vrij om meer woningbouw te realiseren. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de ingeschatte en/of extra inbreidings woning bouw wordt gehinderd door een stringente toepassing van het principe migratiesaldo-nul. Dit temeer daar inbreiding de kernkwaliteiten van het omliggende nationale landschap over het algemeen niet aantast. In het streekplan zijn enkele mogelijkheden opgenomen om, juist ter versterking van de kernkwaliteiten, extra woningen te bouwen. Het gaat daarbij om ruimte voor ruimte, nieuwe landgoederen en andere vormen van rood voor groen. Deze mogelijkheden dienen niet primair een volkshuisvestelijk 47

49 Bijlagen doel, maar zijn juist gericht op de gebiedsspecifieke kernkwaliteiten. Het is belangrijk dat de woningen die in dit kader worden gebouwd, niet gehinderd worden door een stringente toepassing van migratiesaldo nul. Voor verstedelijking ten behoeve van bedrijvigheid staan wij een overeenkomstig beleid voor. Concreet betekent dit dat binnen nationale landschappen ruimte bestaat voor regionaal of lokaal georiënteerde bedrijvigheid, als blijkt dat intensiveren en/of herstructureren van de bestaande terreinen onvoldoende mogelijkheden biedt. Bij dringende motieven is beperkte extra ruimte dan ook mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt. Voor verstedelijking geldt migratiesaldo nul resp. ruimte voor de regionaal en lokaal georiënteerde bedrijvigheid als uitgangspunt. Het is belangrijk dat voorziene en onvoorziene inbreiding, ruimte voor ruimte, landgoederen en andere vormen van rood voor groen, geen hinder ondervinden van een stringente toepassing van migratiesaldo nul. Ruimtelijke kwaliteit bebouwingsranden/overgang stad-land Behalve kwantiteit is ook de ruimtelijke kwaliteit van de kernranden van belang. De beleving van de landschappelijke kernkwaliteiten wordt immers mede bepaald door de kwaliteit van de bebouwingsranden en de overgang stad-land. Gemeenten moeten bij ruimtelijke ontwikkeling en in kernranden zorgdragen voor een zorgvuldige aansluiting op de landschappelijke kernkwaliteiten en hierin ook daadwerkelijk investeren. Daaraan willen wij graag zelf een actieve bijdrage leveren, onder meer door het instellen van een provinciaal bouwmeester (inmiddels: provinciaal kwaliteitsteam). Bebouwingsranden (overgangen stad-land) in en in de directe nabijheid van nationale landschappen moeten zorgvuldig aansluiten op de landschappelijke kernkwaliteiten Grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen Maatvoering, schaal, inrichting en ontwerp zijn bepalend voor behoud van de kwaliteiten van nationale land schappen. Om die reden zijn grootschalige verstedelijkingslocaties en nieuwe groot schalige infrastructurele projecten, die niet in het streekplan zijn opgenomen, in beginsel niet toege staan. In het kader van de NV Utrecht werkt de provincie samen met regionale partners aan een lange termijn ontwikkelingsvisie, met daarin zoekgebieden voor verstedelijking. Dit traject is nog niet afgerond, zodat er nu nog geen duidelijkheid is waar en hoe na 2015 in de verstedelijkingsbehoefte kan worden voorzien. Mede vanwege het feit dat een groot deel van onze provincie in een nationaal landschap valt, sluiten wij meer grootschalige verstedelijking in nationale landschappen niet op voorhand uit, ook als daarbij migratie saldo nul substantieel zal worden overschreden. Indien daartoe een dringende noodzaak bestaat, er sprake is van een groot maatschappelijk belang en reële alternatieven ontbreken, is grootschalige verstedelijking niet uitgesloten. Vanzelfsprekend moet de inpassing zodanig zijn dat de kernkwaliteiten zo min mogelijk worden aangetast. Grootschalige nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld grootschalige nieuwe infrastructuur of grootschalige nieuwe verstedelijkingslocaties) zijn in beginsel niet aanvaardbaar in nationale landschappen. Bij dringende noodzaak, een groot maatschappelijk belang, en het ontbreken van reële alternatieven, kan hierin echter een afweging worden gemaakt. Landbouw De grondgebonden landbouw is een belangrijke drager van het cultuurlandschap. Om die betekenis te kunnen handhaven is een duurzaam toekomstperspectief voor de landbouw in de nationale landschappen gewenst. Omdat de agrarische productie niet altijd voldoende oplevert om een landbouw- 48

50 Bijlagen bedrijf op lange termijn te continueren, kan verbreding van de bedrijfsvoering nieuwe kansen bieden en bijdragen aan voortzetting van het agrarisch beheer van het cultuurlandschap. Het opstellen van uitvoerings programma s voor de nationale landschappen is een uitstekende kans om dit proces te ondersteunen. Ook de intensieve veehouderij kan voor een rendabele bedrijfsvoering in een aantal gevallen noodzakelijk zijn. Als aan alle generieke regelgeving voor de intensieve veehouderij wordt voldaan, is de ontwikkeling van niet-grondgebonden veehouderij als neventak mogelijk bij de bestaande bedrijven. In het streekplan is opgenomen dat wij terughoudend staan tegenover nieuwvestiging (vestiging op een nog niet bestaande agrarische bedrijfslocatie) van land- en tuinbouwbedrijven. Bij een duidelijk aantoonbare meerwaarde (bijvoorbeeld in het kader van functie volgt peil of beheerdersrol van natuur en landschap) kan onze medewerking aan nieuwvestiging wel aan de orde zijn. Binnen nationale landschappen dient dan ook de relatie te worden gelegd met behoud en versterking van de kernkwaliteiten. Voor bestaande agrarische bedrijven in nationale landschappen geldt het algemene ruimtelijk beleid. Nieuwvestiging is afhankelijk van behoud en versterking van de kernkwaliteiten. 2.6 Natuur Het versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten en de uitvoering van het natuurbeleid zoals verwoord in het streekplan kunnen elkaar uitstekend versterken. Het generiek geldende beleid kan daarom onverkort worden toegepast in de nationale landschappen. Versterking kan ook plaatsvinden in de vorm van versnelling van de uitvoering van het natuurbeleid. De uitvoeringsprogramma s voor de nationale landschappen bieden daarnaast een kans om de natuurdoelstellingen (zowel binnen als buiten de EHS) sneller te realiseren. Voor de nationale landschappen geldt het algemene natuurbeleid, zoals opgenomen in streekplan, natuurgebiedsplannen en beheergebiedsplan. 2.7 Recreatie en toerisme 8 De toeristisch-recreatieve betekenis van nationale landschappen is groot en het is belangrijk dat deze in de toekomst toeneemt. In de nationale landschappen is - binnen de in het streekplan geformuleerde generieke ruimtelijke randvoorwaarden - ruimte voor nieuwe vormen van toerisme en recreatie en voor uitbreiding van bestaande voorzieningen (waaronder horeca en verblijfsrecreatie), voorzover die aan sluiten en passen in de kernkwaliteiten van het betreffende gebied. Daarnaast is van belang het segment van de extensieve, op de beleving van natuur en landschap gerichte recreatie. Met name voor deze vorm van recreatie dient de publieke toegankelijkheid van gebieden met een hoge belevingswaarde te worden vergroot. Daarbij horen ook kleinschalige ondersteunende voorzieningen. Ook is het belangrijk dat er goede verbindingen zijn vanuit de steden en dat goed is aangehaakt op de landelijke routenetwerken. In de nationale landschappen is - binnen de in het streekplan opgenomen ruimtelijke randvoorwaarden en passend bij de kernkwaliteiten - ruimte voor nieuwe vormen van toerisme en recreatie en routestructuren met bijpassende voorzieningen. 2.8 Begrenzing In de Nota Ruimte is een globale begrenzing voor de nationale landschappen opgenomen. De provincie is verantwoordelijk voor de detaillering daarvan. Dit speelt met name in Rivierenland en Arhemheen-Eemland. Bij eventuele meer fundamentele wijzigingen van de begrenzingen zijn goede inhoudelijke argumenten nodig. 49

51 Bijlagen Bij de begrenzing zijn de volgende overwegingen van belang: Bij de begrenzing geldt als leidend uitgangspunt het aanwezig zijn van kernkwaliteiten. Gebieden die geen voor het nationaal landschap specifieke kernkwaliteiten hebben, kunnen dan ook buiten de begrenzing blijven. Dit echter wel onder de voorwaarden dat de uiteindelijke begrenzing leidt tot een logisch samenhangend gebied zonder enclaves. Kernen die zijn gelegen binnen het gebied met de kenmerkende kernkwaliteiten maken onderdeel uit van het nationaal landschap. Deze kunnen dus ook geen aanleiding vormen voor enclavevorming. Kernen aan de rand van het nationaal landschap worden binnen de grenzen opgenomen als ze een wezen lijke samenhang hebben met of kenmerken bezitten van de kernkwaliteiten. Kernen die aan de rand van de gebieden liggen en geen toegevoeg de waarde hebben voor de kernkwaliteiten kunnen buiten de begrenzing blijven, ook als ze aan meerdere zijden grenzen aan het nationaal landschap. De grenzen zullen niet altijd scherp te trekken zijn, zuiver op basis van de landschappelijke kernkwaliteiten. Dit geldt bijvoorbeeld daar waar sprake is van een geleidelijk verlopende overgangszone. De grenzen worden dan via maatwerk en rekening houdend met bovenstaande overwegingen getrokken. Bij de begrenzing van de nationale landschappen Rivierenland en Arkemheen-Eemland is er een relatie met de ontwikkelingszones in het kader van NV-Utrecht. De begrenzing wordt primair getrokken op basis van de landschappelijke kernkwaliteiten. Daarbij wordt rekening gehouden met besluitvorming in het kader van de NV-Utrecht. Het is denkbaar dat voorgenomen ontwikkelingen buiten een begrensd nationaal landschap een negatieve uitstraling hebben op de kernkwaliteiten. Hierover vindt een afweging plaats binnen het algemene ruimtelijk beleid. 8 Uitgangspunten voor de begrenzing zijn de aanwezigheid van kernkwaliteiten, het verkrijgen van samenhang en het uitsluiten van enclaves. Daarnaast wordt rekening gehouden met besluitvorming in het kader van de NV-Utrecht. 2.9 Integrale uitvoeringsprogramma s Voor elk nationaal landschap moet, op basis van de Nota Ruimte, een integraal uitvoeringsprogramma worden opgesteld. Dit biedt uitstekende kansen om middelen voor onder meer natuur, landbouw, landschap, recreatie, bodem, water, milieu en cultuurhistorie en sociaal-economische vitalisering op gerichte en samenhangende wijze in te zetten. Daarmee is de ingang van de nationale landschappen een effectieve manier om ontschotting te bewerkstellingen. Dit sluit ook aan bij de werkwijze rond het Investeringsbudget landelijk gebied (ILG) Financiering Voor de financiële dekking van de uitvoering van de programma s zijn kostendragers nodig. Daarbij kan gedacht worden aan: inzet van financiële middelen via het ILG; Inmiddels heeft het Rijk via het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland 50 miljoen euro aan extra middelen beschikbaar gesteld voor de 20 nationale landschappen gezamenlijk (periode ). Voor Utrecht is indicatief een bedrag van ruim 7 miljoen genoemd. Daarnaast zullen in de Agenda Vitaal Platteland Utrecht rijks- en provinciale middelen beschikbaar worden gesteld voor de uitvoering van specifieke doelen (natuur, recreatie etc.) in de nationale landschappen; bijdragen van EU-programma s; bijdragen van betrokken gemeenten en waterschappen; 50

52 Bijlagen bijdragen vanuit stedelijke ontwikkelingen in of nabij de nationale landschappen. Dit kan plaats vinden door investeringen ter plekke, maar ook een afdracht aan een regionaal (landschaps) fonds is een optie. Per nationaal landschap wordt in het uitvoeringsprogramma de financiële dekking en kostendragers verder uitgewerkt. Per nationaal landschap wordt een integraal uitvoeringsprogramma opgesteld, waarbij middelen gericht en op samenhangende wijze worden ingezet. 3. Concretisering De nadere uitwerking en concretisering van de nationale landschappen vindt plaats via drie stappen: 1. voorbereiding begrenzing en integrale uitvoeringsplannen Voor elk nationaal landschap wordt de visie/uitwerking van het beleid (inclusief beschrijving van kernkwaliteiten), de begrenzing en een integraal uitvoeringsplan voorbereid. De grens van het Groene Hart is al in de Nota Ruimte en het streekplan is opgenomen. Dit gebeurt zoveel mogelijk op projectmatige wijze. De aanpak is per nationaal landschap verschillend en afgestemd op de specifieke kenmerken van het gebied en al lopende processen. Het is van groot belang dat gemeenten, buurprovincies (alle nationale landschappen in de Utrecht zijn provinciegrensoverschrijdend) en andere relevante actoren betrokken zijn, zodat er een door het gebied gedragen product ontstaat. 2. besluitvorming en afspraken De integrale uitvoeringsprogramma s inclusief begrenzing worden door GS en andere relevante besturen van overheden vastgesteld. Dit vormt de basis voor afspraken met overheden en andere partijen voor de uitvoering en voor de streekplanuitwerkingsplannen (stap 3). 3. uitwerkingsplan streekplan Na besluitvorming wordt de begrenzing vastgelegd in een uitwerkingsplan van het streekplan. Daarin worden ook de kernkwaliteiten en overige ruimtelijk relevante aspecten van de integrale uitvoerings programma s opgenomen. Hierbij wordt de procedure op grond van artikel 4a, tiende lid, van de WRO gevolgd. 8 Uiteraard zullen de relevante partijen worden betrokken bij de diverse stappen. 51

53 Bijlagen 8 52

54 Bijlagen III Toelichting uit Nota Ruimte In afb. 7 is aangegeven welke nationale landschappen in de Nota Ruimte zijn aangewezen voor het grondgebied van de provincie Utrecht. Afb. 7: globale begrenzing Nationale Landschappen Nota Ruimte 1. Groene Hart (reeds begrensd) 2. Arkemheen-Eemland 3. Rivierengebied 4. Nieuwe Hollandse Waterlinie 5. Stelling van Amsterdam Voor de vier nationale landschappen die in deze streekplanuitwerking zijn opgenomen, is in de Nota Ruimte het volgende toegelicht. 1. Arkemheen-Eemland De kernkwaliteiten: extreme openheid; slagenverkaveling; veenweidekarakter. Dit extreem open veenontginningslandschap wordt gekenmerkt door het ontbreken van vrijwel iedere bebouwing en opgaande begroeiing, historische binnendijken en een klassieke slagenverkaveling Rivierengebied Tot dit nationaal landschap behoort ook de Kromme Rijn en de Langbroekerwetering. De kernkwaliteiten: schaalcontrast van zeer open naar besloten; samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom; samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal - rivier; Het rivierenlandschap heeft heel herkenbare oeverwallen, die besloten zijn door de onregelmatige structuur van dorpen en beplantingen. Zij vormen een contrast met de open rationele verkaveling van de kommen. Langs de rivieren is het aaneengesloten karakter van uiterwaarden en buitendijkse nevenstromen van belang. Tussen de Rijn en de Utrechtse Heuvelrug ligt een opeenvolging van landschappen van laag naar hoog. Samenhangend met de gradiënt zijn verschillende grondsoorten aanwezig, elk met zijn eigen ontginningstype, variërend van flankesdorpen, cope-ontginningen en een reeks van buitenplaatsen. Een fijnmazig stelsel van bosschages, laanbomen, struiken gekoppeld aan de waterlopen en wegen geeft dit gebied een karakteristiek halfopen groen karakter. 53

55 Bijlagen 3. Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) De kernkwaliteiten: samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen; groen en overwegend rustig karakter; openheid. De NHW is van oorsprong een militaire verdedigingslinie ter bescherming van de grote steden in het westen. De linie is 85 kilometer lang en loopt van noord naar zuid van Pampus/Muiden tot in de Brabantse Biesbosch. Aan de linie is gebouwd vanaf het begin van de 19 e eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog. Aan de oostkant van de verhoogde hoofdverdedigingslijn kon het land via een ingenieus stelsel van waterinlaten in enkele dagen onder water worden gezet. Op de vele kwetsbare plaatsen zijn forten gebouwd met open schootsvelden. Het noordelijke deel van de linie valt samen met de Stelling van Amsterdam. De NHW zal op termijn worden genomineerd als werelderfgoed bij Unesco. Bij de uitwerking van plannen zal invulling worden gegeven aan de drie ambities van het Linieperspectief Panorama Krayenhoff. Als deel van het nationale geheugen moet de linie weer bijdragen aan het historisch besef en de regionale identiteit. De ecologische functie van de linie moet, in samenhang met de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden, worden versterkt. De NHW moet bijdragen aan de regionale wateropgave. 8 Voor die delen van de NHW die niet samenvallen met andere nationale landschappen, geldt het planologisch regime zoals opgenomen onder In deze paragraaf wordt gesteld dat: Het cultuurlandschap dat hierdoor is ontstaan, moet opnieuw een belangrijk uitgangspunt vormen voor de (her)inrichting van het Nederlandse landschap. Hierdoor blijft de variatie in beelden van stad en land behouden. Waar nodig kunnen deze worden versterkt en waar mogelijk hersteld. Het gaat niet om bevriezing van ontwikkelingen. Integendeel: door de ruimtevraag zorgvuldiger in lijn met bestaande patronen te accommoderen, kan de ruimtelijke kwaliteit juist worden ontwikkeld en verbeterd.) Provincies en gemeenten dienen het Linieperspectief Panorama Krayenhoff een goede vertaling in streek- en bestemmingsplannen te geven. De aanwijzing van de NHW tot nationaal landschap leidt hiermee niet tot nieuwe beperkingen. 4. Stelling van Amsterdam (SvA) De kernkwaliteiten: samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen; groene en relatief stille ring rond Amsterdam; relatief grote openheid. De Stelling van Amsterdam is een voormalige militaire verdedigingslinie rond Amsterdam, aangelegd aan het eind van de negentiende eeuw. De linie is een unieke, 135 kilometer lange gesloten ring van dijken, dammen, sluizen, forten en inundatiegebieden, ingepast in het landschap. Het gebied buiten de stelling kon in geval van nood onder water worden gezet. Door de beperkte toegankelijkheid van het gebied en door het verbod om in de schootsvelden te bouwen, heeft er zich een rijke flora en fauna ontwikkeld en is op veel plaatsen rond Amsterdam de kenmerkende openheid bewaard gebleven. De stelling is in 1996 dan ook op de lijst van werelderfgoed van de Unesco geplaatst. Daarmee is de stelling van uitzonderlijke en universele waarde. Zij moet zodanig worden onderhouden dat de stelling ook voor komende generaties behouden blijft. De komende jaren zal de Commissie voor het Werelderfgoed een monitoring van de stelling uitvoeren. Als uitvloeisel van het Unesco-verdrag zal het ministerie van Onderwijs, Culltuur en Wetenschappen samen met de provincie Noord-Holland een gebiedsdocument opstellen. Voor die delen van de Stelling van Amsterdam, die niet samenvallen met andere nationale landschappen, geldt het planologisch beleid, zoals opgenomen onder (Werelderfgoed). De Nota Ruimte stelt hier geen nadere eisen, naast de uit de status van werelderfgoed voortvloeiende verplichtingen en verantwoordelijkheden. 54

56 Bijlagen IV Nota Beantwoording Zienswijzen De zienswijzen zijn algemeen van aard of hebben betrekking op een specifiek nationaal landschap. Bij de beantwoording zijn de zienswijzen in dienovereenkomstige categorieën verdeeld: A. Algemeen, B. Arkemheen-Eemland, C. Rivierengebied, D. Nieuwe Hollandse Waterlinie, E. Stelling van Amsterdam. Zienswijzen binnen dezelfde categorie, die betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, zijn zoveel mogelijk gebundeld behandeld. Voorzover daarvan sprake is, wordt bij de beantwoording verwezen naar: F. Thematische beantwoording. Achter de naam van de reclamant staat aangegeven in welke categorie(en) de zienswijze is beantwoord. Bij de conclusie per (thematische) beantwoording betekent: gegrond: de begrenzing of de beschrijving van kernkwaliteiten zijn naar aanleiding van de zienswijze(n) gewijzigd; ongegrond: de zienswijze gaf ons geen aanleiding voor aanpassing van de begrenzing of de beschrijving van kernkwaliteiten, eventueel wèl voor het opnemen van een nadere verduidelijking in de plantoelichting. Door de volgende personen en instanties zijn binnen de periode van tervisielegging zienswijzen ingediend: 1. Gemeente Loenen (D) 2. J.Ch.M. Jorna (C,F2) 3. H.A. Flederus, Y. Koholany (E) 4. v. Gaalen, Goudsblom (E) 5. Vereniging Vrij Polderland (A) 6. Stichting Bunnik Let Op Uw Saeck (C,D,F2) 7. H.C. Veldhuis (C) 8. Stichting Wakker Odijk (C,F2) 9. R.G.J.A. Hilhorst (A,B) 10. Vereniging van Eigenaren Buitenborgh (E) 11. Gemeente Bunnik (C,D,F2) 12. Bernard, Bernard-Glijnis (C,F2) 13. Th.M. Coffeng (C,F2) 14. M.L. Truijens, J. Truijens (C,F2) 15. M.T.M. Koolhaas (C,F2) 16. C. de Kler, J.L.M. Verschuren (C,F2) 17. E. Schreuder (C,F2) 18. J. v. Berkel (C,F2) 19. Utrechtse Natuur en Milieuorganisaties (B,C,F2,F3) 20. Stichting Milieuzorg Zeist e.o. (A,B,C,D,F1,F2) 21. Gemeente Houten (C,F2) 22. Gemeente Amersfoort (B,F3) 23. Gemeente Utrechtse Heuvelrug (C,F2) 24. C. Stiphout, M. Kellerman (C,F2) 25. C.C. Woerkom (C,F2) 26. H.H. Schipper (C,F2) 27. Prof. Dr. Zwanenburg (C,F2) 8 55

57 Bijlagen 28. P. Keulemans (C,F2) 29. Ministerie van VROM (mede namens Ministerie van LNV) (B,F1,F3) 30. Gemeente Nieuwegein (D) 31. Gemeente Soest (B) 32. Prinsen Advies, namens Schoonderbeek BV (B) 33. Werkgroep Natuurlijk Zeist-West (A,C,D,F1,F2) 34. Stichting Natuurbehoud Stelling van Honswijk e.o. (D) 35. Stichting Milieugroep Bunnik (C,F2,D) 36. C. v.d. Brug (C,F2) 37. S.J. Guffens (C,F2) 38. LTO Noord (A, F1) 39. Gemeente Wijk bij Duurstede (C, F2) Bij de beantwoording betekent: NL-AE Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland NL-R Nationaal Landschap Rivierengebied NL-NHW Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie NL-SvA Nationaal Landschap Stelling van Amsterdam AVP Agenda Vitaal Platteland RAP Ruimtelijk Actieprogramma A. Algemeen 5. Vereniging Vrij Polderland 8 Zienswijze 1. Het NL dient nu al definitief begrensd te worden. 2. In het uitwerkingsplan dienen hardere restricties te worden opgenomen. Nadere motivering Ad 2. Er is onvoldoende vertrouwen dat gemeenten geen - met het NL strijdige - plannen zullen proberen te realiseren. Overwegingen Ad 1. Er is blijkbaar sprake van een misverstand, omdat de begrenzing met het onderhavige uitwerkingsplan wel degelijk definitief is vastgesteld. Ad 2. Het onderliggende beleid ter bescherming van het landschap maakt integraal deel uit van het streekplan. Het streekplan zal bij de wetswijziging van rechtswege worden omgezet in een structuurvisie. Het landschapsbeschermingsbeleid zal - naar verwachting - door PS worden aangemerkt als provinciaal belang en biedt daarmee voldoende beleidsruimte om zonodig ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen binnen nationale landschappen te kunnen voorkomen. Conclusie Ongegrond 56

58 Bijlagen 9. R.G.J.A. Hilhorst Zienswijze Lokale initiatieven tot versterking van natuurdoelen verdienen actieve en krachtige bestuurlijke steun. Overwegingen Het is evident dat particuliere initiatieven voor natuurontwikkeling, mits passend binnen de beleidslijnen van het streekplan, kunnen rekenen op een positieve grondhouding van de provincie. Wat niet wegneemt dat de wetgever de verantwoordelijkheid voor de finale besluitvorming in beginsel heeft neergelegd bij de lokale overheid. Conclusie Ongegrond. 20. Stichting Milieuzorg Zeist e.o. Zienswijze 1. Het uitwerkingsplan dient alsnog voor (bindend) advies te worden voorgelegd aan PS of Commissie RGW. 2. Er dient een nader toetsingskader te worden opgenomen voor het ja, mits-principe. 3. Het Provinciaal Landschap Utrechtse Heuvelrug dient gelijktijdig te worden uitgewerkt. Nadere motivering Ad 2. Het beleidskader in het uitwerkingsplan biedt teveel ruimte voor ongewenste ontwikkelingen. Overwegingen Ad 1. De uitwerkingsprocedure is door PS in het streekplan vastgesteld. Hierbij is de vaststellingsbevoegdheid gedelegeerd aan ons college. Overigens is het concept-ontwerp wel behandeld in de Commissie RGW van Ad 2. Op basis van het ja, mits-principe zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of versterkt. Wij zijn van mening, dat het streekplanbeleid geen ontwikkelingen mogelijk maakt, die hiermee strijdig zijn. In hoeverre geheel recht wordt gedaan aan de kernkwaliteiten is daarbij ook een kwestie van bijvoorbeeld functiekeuze, situering en ontwerp. Wij onderkennen dat het uitwerkingsplan hierin nog onvoldoende concrete handvatten biedt. In het kader van het RAP willen wij dit ontbrekende deel samen met de betrokken partijen uit het gebied nader gaan invullen. In de plantoelichting hebben wij dit vervolgtraject nader toegelicht. Zie ook de thematische beantwoording F1. Ad 3. Wij hebben medio 2007 opdracht gegeven tot het uitvoeren van een Verkenning Heel de Utrechtse Heuvelrug. Hierbij is onderzocht of er bij betrokken partijen draagvlak is voor de ontwikkeling van een gezamenlijke visie, aanpak en gebiedscoalitie voor het landelijk gebied van de gehele Utrechtse Heuvelrug. Dit om invulling te geven aan zowel de uitwerking van het Provinciaal L48 andschap als aan de Agenda Vitaal Platteland. Wij verwachten binnenkort groen licht te kunnen geven aan de voortzetting van dit traject. Daarna zal de daadwerkelijke uitwerking van het provinciaal landschap worden opgestart. Eerder moesten wij prioriteit geven aan de uitwerking van de nationale landschappen, waarover afspraken bestonden met het Rijk. Conclusie Ad 1. Ongegrond. Ad 2. Ongegrond; geeft wel aanleiding voor verduidelijking in de plantoelichting. Ad 3. Ongegrond. 57

59 Bijlagen 33. Werkgroep Natuurlijk Zeist-West Zienswijze 1. De Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) dient alsnog over het uitwerkingsplan te adviseren. 2. Natuur- en landschapsorganisaties uit het gebied moeten nog gehoord worden. 3. Opgenomen moet worden, dat in gemeentelijke plannen regelingen worden uitgewerkt voor (intensieve) landbouw, waarbij cultuurhistorische-, landschappelijke en ecologische waarden in acht worden genomen. 4. Het is gewenst, dat de bescherming van de nationale landschappen wordt vastgelegd in een provinciale verordening. Nadere motivering Ad 3. Het is ongewenst, dat intensieve veehouderij(tak) bij bestaande agrarische bedrijven zonder meer wordt toegestaan. Ook intensieve fruitteelt kan bijvoorbeeld grote landschappelijke aantasting betekenen. Overwegingen Ad 1. De RACM heeft een vaste vertegenwoordiger in de Provinciale Planologische Commissie (PPC), die op het concept-ontwerp heeft behandeld. 8 Ad 2. De uitwerkingsprocedure, zoals door PS vastgelegd in het streekplan, voorziet in een behandeling door de PPC. De Natuur en Milieufederatie Utrecht bestaat uit een koepel van aangesloten (lokale) natuur- en landschapsorganisaties en is vast vertegenwoordigd in de PPC. Gezien het thema hebben wij het concept-ontwerp op voorts ter behandeling aangeboden aan de Provinciale Commissie Landelijk Gebied, waarin nog een aantal andere groene organisaties vertegenwoordigd is. Gezien het regionale schaalniveau achtten wij het voorts niet nodig, dat bij de gehouden overlegronde - naast rijk, gemeenten, buurprovincies en waterschappen - ook lokale natuur- en landschapsorganisaties werden betrokken. Ad 3. Met het onderhavige uitwerkingsplan kan in de huidige beleidsruimte van het streekplan niets worden gewijzigd. Bij de voorgenomen, nadere concretisering in het kader het RAP wordt onderzocht of door extra zorgvuldigheid binnen bestaande beleidsafwegingen de kernkwaliteiten (nog) beter geborgd/versterkt kunnen worden. Het agrarisch grondgebruik zal hier uiteraard bij worden betrokken. In de plantoelichting hebben wij dit vervolgtraject nader toegelicht. Zie ook thematische beantwoording F1. Ad 4. Zie thematische beantwoording F1. Conclusie Ad 1 en 2. Ongegrond. Ad 3. Ongegrond; geeft wel aanleiding voor verduidelijking in de plantoelichting. 38. LTO Noord Zienswijze 1. In de huidige streekplanperiode dient voor de nationale landschappen geen extra beleid te worden ontwikkeld, dat land- en tuinbouw negatief treft. 2. De begrenzingen dienen te worden herzien, als door het Rijk toch extra beleid wordt opgelegd. 58

60 Bijlagen Nadere motivering Ad 2. In dat geval wordt appellant graag betrokken bij aanpassing van de begrenzing. Overwegingen Ad 1. Zie thematische beantwoording F1. Ad 2. Wij zijn van mening dat het streekplanbeleid al geheel recht doet aan de kernkwaliteiten in de verschillende nationale landschappen. Ook aan het principe migratiesaldo nul wordt binnen de vastgestelde begrenzingen voldaan. Wij hebben momenteel geen aanleiding om te veronderstellen, dat er door het Rijk aanscherping van beleid wordt overwogen. Mocht dit toch gaan gebeuren, dan zien wij hierin de rechtvaardiging om de onderhavige uitwerking zonodig te heroverwegen. Conclusie Ad 2. Ongegrond. B. Arkemheen-Eemland 9. R.G.J.A. Hilhorst Zienswijze De zichtlijnen uit het reconstructieplan dienen ook in het uitwerkingsplan te worden opgenomen. Nadere motivering Nadere duidelijkheid is gewenst over de ligging van te behouden zichtlijnen in het overgangsgebied tussen de kern Soest en de Eem. Overwegingen Extreme openheid vormt één van de kernkwaliteiten van het NL-AE. De grens van het gebied, waarvoor deze kwaliteit geldt, valt niet eenduidig aan te geven. Reden om binnen de begrenzing van het nationaal landschap overgangsgebieden aan te geven, waarin deze kwaliteit in meer of mindere mate aanwezig is. Per situatie zal via maatwerk bezien moeten worden in hoeverre een ruimtelijke ontwikkeling onaanvaardbare gevolgen heeft voor de aanwezige openheid/zichtlijnen. Achtergrond van de ingediende zienswijze is het voornemen van reclamant tot de ontwikkeling van een nieuw landgoed. Het toetsingskader voor de beoordeling van hierop gerichte planinitiatieven wordt niet gevormd door het streekplan(uitwerkingsplan) maar door het reconstructieplan (zie streekplan par. 14.4). In het reconstructieplan zijn voor het gebied Eemland te beschermen zichtlijnen aangeduid. Ook ná de invoering van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro) zal het reconstructieplan t.a.v. nieuwe landgoederen het afwegingskader blijven vormen. Par hebben wij hierop verduidelijkt. 8 Conclusie Ongegrond; geeft wel aanleiding voor verduidelijking in de plantoelichting. 19. Utrechtse Natuur en Milieuorganisaties Zienswijze Het NL-AE dient te worden uitgebreid met Vathorst-West. 59

61 Bijlagen Nadere motivering De huidige kwaliteiten van dit gebied rechtvaardigen dat dit gebied wordt toegevoegd. Bij de begrenzing dienen huidige kernkwaliteiten maatgevend te zijn en niet te worden geanticipeerd op mogelijk toekomstige verstedelijking. Overwegingen Zie thematische beantwoording F Stichting Milieuzorg Zeist e.o. Zienswijze Het NL-AE dient te worden uitgebreid met de gebieden: 1. ten noorden en zuiden van Eemnes; 2. ten zuiden van rijksweg A1; 3. Vathorst-West. 8 Overwegingen Ad 1. In de globale begrenzing van de Nota Ruimte is slechts een zeer beperkt gedeelte van het gebied ten westen van de Wakkerendijk/Meentweg opgenomen. Het niet duidelijk kunnen aangeven van de grens van het open kerngebied is op verschillende plekken aanleiding geweest overgangsgebieden binnen de begrenzing op te nemen. Bij Eemnes vormt de Wakkerendijk/Meentweg juist wèl een heldere beëindiging van het open gebied. Met name het gedeelte waarlangs nu intensieve bebouwing en begroeiing aanwezig is. Reden om de grens in dit gedeelte ter plaatse van deze wegen te leggen. Vanwege de nattere terreinomstandigheden kenmerkt het noordelijke gedeelte zich meer door een andere kernkwaliteit voor NL-AE, het veenweidekarakter. Dit vormt de reden om de begrenzing vanaf de Meentweg via de Stachouwerweg naar rijksweg A27 te laten lopen en in noordelijke richting aan te laten sluiten op het gebied De Kampen in Noord-Holland. Ad 2. Het is correct, dat het gebiedje direct ten zuiden van rijksweg A1 op dezelfde wijze en in dezelfde tijd is ontgonnen als de strook tussen de Wakkerendijk en de Goyergracht-Zuid. Hiervoor is gemotiveerd, waarom wij de begrenzing hebben gelegd op de Wakkerendijk. Vanuit die optiek en vanwege de extra scheidende werking door rijksweg A1 is ook dit gebiedje buiten de begrenzing gelaten. Ad 3. Zie thematische beantwoording F3 Conclusie Ad 1 en 2. Ongegrond. 22. Gemeente Amersfoort Zienswijze 1. Woningbouw in Vathorst-West is nodig vanwege: de regionale opgave in NV-Utrecht-verband; de behoefte aan natuur en recreatie voor de wijk Vathorst; financiële compensatie voor het niet doorgaan van de baggerberging. 2. Het planontwerp voor Vathorst-West moet voorzien in voldoende open ruimte naar Bunschoten en in een goede overgang naar het NL. Nadere motivering Ad 2. De relatief smalle verbinding tussen Eemland en Arkemheen is kaderstellend voor de visieontwikkeling voor Vathorst-West. 60

62 Bijlagen Overwegingen Zie thematische beantwoording F Ministerie van VROM (mede namens Ministerie van LNV) Zienswijze 1. Akkoord met het buiten de begrenzing laten van Vathorst-West, mits: a. de afstand tussen Vathorst-West en Bunschoten zo groot mogelijk blijft; b. er een kwalitatieve overgang komt tussen Vathorst-West en NL; c. het noordelijke, onbebouwde deel van de locatie later wordt toegevoegd aan NL-AE; d. er een bestuurlijk overleg komt tussen provincie, gemeente Amersfoort, VROM en LNV. 2. Suggestie om de kernkwaliteiten aanvullend op kaart te lokaliseren en waar mogelijk/zinvol ook meetbaar te maken. 3. Het grote, openbare belang van (volledige aanleg van) Haarbrug-Zuid moet worden aangetoond. 4. Van Haarbrug-Zuid dient 20 ha uitsluitend bestemd te worden voor de bedrijfsverplaatsing van terrein Zuidwenk. 5. Transformatie van Zuidwenk naar woningbouw dient te passen binnen migratiesaldo nul. 6. Ook de nieuwe woningen binnen rode contouren en overgangsgebieden dienen te vallen binnen migratiesaldo nul. Nadere motivering Ad 1b. Als hierdoor minder dan 3000 woningen mogelijk zijn, dan dient elders in de regio i.k.v. UPR een alternatieve locatie te worden gezocht. De regio zoekt zonodig een alternatieve, financiële compensatie voor het niet doorgaan van de baggerberging. Ad 1c. Dit gedeelte blijft waarschijnlijk onbebouwd. Ad 1d. Tijdens dit overleg dienen de ontwerpen voor Vathorst-West te worden getoetst. Ad 2. Een goede lokale doorwerking is cruciaal voor het welslagen van het beleid. Ad 3. Een bedrijventerein van 30 ha valt in relatie tot extreme openheid aan te merken als grootschalig. Het openbaar belang hiervan dient te worden beoordeeld vanuit de regionale optiek (mede in het licht van Samenwerkingsagenda Mooi Nederland). 8 Overwegingen Ad. 1. Zie thematische beantwoording F3. Ad 2. Zie thematische beantwoording F1. Ad 3. Zoals in de zienswijze is aangegeven, is het streekplan vóór de Nota Ruimte vastgesteld. De bedrijvenlocatie Haarbrug-Zuid aan de zuidzijde van Bunschoten is daarbij - na een zorgvuldige en integrale afweging - door PS in het streekplan opgenomen. Daarbij is doorslaggevend geweest, dat de uitbreiding uitsluitend is bestemd voor lokale bedrijvigheid. Van de locatie is 10 ha bestemd voor uitbreiding van lokaal gevestigde bedrijven (waaronder Polynorm), terwijl 20 ha is gereserveerd voor de uitplaatsing van bedrijven. Deze zijn momenteel gevestigd op bedrijfsterrein Zuidwenk, dat in het noordoosten van de kern nabij het centrum is gelegen. Vooral vanwege de vervoersbewegingen geven deze bedrijven momenteel overlast binnen het stedelijk gebied. Met de uitplaatsing zal de leefkwaliteit aanmerkelijk toenemen en ruimte vrijkomen voor transformatie van Zuidwenk naar woongebied. Wij merken voorts op, dat deze streekplanlocatie destijds zonder bezwaar van Rijkszijde tot stand is gekomen. Gezien de huidige streekplanstatus, de daarop gebaseerde verwachtingen en het uitsluitend lokale karakter, achten wij het niet opportuun om te verlangen dat voor dit bedrijventerrein (binnen de regio) een alternatieve locatie wordt gezocht. Voorts zijn wij overtuigd van de mogelijkheden om het plangebied zodanig in te richten, dat de negatieve impact op de kernkwaliteiten zoveel mogelijk wordt beperkt. 61

63 Bijlagen Ad 4. In het streekplan is 20 ha specifiek gelabeld aan bedrijven, die van Zuidwenk worden verplaatst. Daarnaast willen wij in voorkomende gevallen ruimte bieden voor de uitbreiding van reeds in Bunschoten gevestigde bedrijvigheid, als blijkt dat het intensiveren en/of herstructureren van de bestaande terreinen onvoldoende mogelijkheden biedt. Een en ander in overeenstemming met het gestelde in de Nota Ruimte en met de beleidsuitgangspunten, zoals door PS vastgesteld op Ad 5. Gezien de meervoudige bijdrage in de verbetering van ruimtelijke kwaliteit zijn wij van mening, dat de voorgenomen transformatie van bedrijventerrein Zuidwenk naar woonwijk niet op voorhand geblokkeerd moet worden door strikte toepassing van migratiesaldo nul. Zie ook de onderstaande beantwoording ad 6. Ad 6. Overgangsgebieden zijn gelegen binnen het begrensde nationale landschap. Het principe van migratiesaldo nul is dan ook tevens op deze gebieden van toepassing. De woningbouwprogramma s, die in het streekplan zijn opgenomen en betrekking hebben op restcapaciteit, inbreiding en uitbreiding worden door ons meegeteld bij migratiesaldo nul. Daarnaast willen wij gemeenten en andere betrokken partijen stimuleren om juist binnen bestaand stedelijk gebied nieuwe kansen te benutten voor het realiseren van toekomstige woningbouw (transformatie, extra inbreiding). Enerzijds ter vergroting van de kwaliteit binnen het stedelijk gebied en anderzijds ter verlichting van de druk op het bouwen in uitbreidingslocaties. In het verlengde van de door PS vastgestelde beleidsuitgangspunten vragen wij dan ook de ruimte om in voorkomende gevallen vanuit dit kwaliteitsoogmerk een afweging te kunnen maken, zonder dat deze op voorhand in kwantitatief opzicht wordt gehinderd door migratiesaldo nul. Wij willen daarbij voorts verwijzen naar de kritische, doch positieve grondhouding die uw Ministeries hebben ingenomen in de reactie op de eerdergenoemde Beleidsuitgangspunten (brief ). 8 Conclusie Ad 3, 4, 5 en 6 Ongegrond. 31. Gemeente Soest Zienswijze Het uitwerkingsplan dient qua beleidsruimte ter beoordeling van een eventuele rondweg bij Soest volledig aan te sluiten bij het streekplan. Nadere motivering De beleidslijn uit het uitwerkingsplan, dat grootschalige nieuwe infrastructuur in beginsel niet aanvaardbaar is, betekent een ongewenste beperking van de afwegingsruimte. Overwegingen Het is correct, dat grootschalige ontwikkelingen binnen nationale landschappen ongewenst zijn, indien het openbare belang niet nadrukkelijk valt aan te tonen. Uiteraard kunnen wij zonder concreet plan niet beoordelen of, in het licht van de kernkwaliteiten, sprake zal zijn van grootschaligheid, dan wel van een duidelijk aantoonbaar, openbaar belang. Wij achten deze overweging voor het gewraakte onderdeel echter niet relevant, omdat met het onderhavige uitwerkingsplan geen beleidswijzigingen in het streekplanbeleid aangebracht kunnen worden. Dit betekent dat de door reclamant aangehaalde streekplantekst kaderstellend blijft voor de ruimtelijke beoordeling van een eventueel plan tot aanleg van een rondweg. In par hebben wij hiertoe een aantekening opgenomen. Conclusie Ongegrond; geeft wel aanleiding voor verduidelijking in de plantoelichting. 62

64 Bijlagen 32. Prinsen Advies, namens Schoonderbeek BV Zienswijze Het restgebiedje tussen N199 en ziekenhuislocatie Meander bij Amersfoort dient buiten het NL-AE te vallen. Nadere motivering Het gebiedje heeft geen (samenhang met) kernkwaliteiten, omdat het in ruimtelijk opzicht deel uit maakt van het stedelijk weefsel van Amersfoort. Overwegingen Het betreft een relatief klein gebiedje, dat door de N199 van het nationaal landschap is afgesneden en om die reden feitelijk niet bijdraagt aan de kernkwaliteiten. Voorts is het gebiedje in het streekplan binnen de bebouwingscontour opgenomen. Het geheel overziende, achten wij de verzochte wijziging niet onredelijk en is de begrenzing alsnog dienovereenkomstig aangepast. Conclusie Gegrond. C. Rivierengebied 2. J.Ch.M. Jorna Zienswijze Het gebied ten westen van Odijk dient grotendeels aan het NLR te worden toegevoegd. Nadere motivering De huidige gebiedskwaliteiten verdienen de status van NL. Verzoek tot grensaanpassing conform een bijgevoegde kaart. 8 Overwegingen Zie thematische beantwoording F2. 6. Stichting Bunnik Let Op Uw Saeck 14. M.L. Truijens/J. Truijens 15. M.T.M. Koolhaas 16. C. de Kler/J.L.M. Verschuren 28. P. Keulemans Zienswijze 1. Het gebied ten westen van Odijk dient geheel binnen NL-R te vallen. 2. De procedure is incorrect, omdat sprake is van met streekplan strijdige elementen. Nadere motivering De argumentatie voor de gelegde begrenzing is onvoldoende. Het niet aansluiten van NL-NHW en NL-R biedt de ongewenste mogelijkheid voor de aanleg van een nieuwe weg. Het openhouden van ruimte is strijdig met de provinciale uitgave Tastbare Tijd. Het alsnog verrommelen van het gebied ten zuiden van A12 is strijdig met de wens tot vergroting van de zichtbaarheid van de forten. 63

65 Bijlagen Overwegingen Zie thematische beantwoording F2. 7. H.C. Veldhuis Zienswijze De open gelaten ruimte ten westen van Odijk biedt ruimte voor wegaanleg, bedrijven en woningen. Nadere motivering Toename van autoverkeer is vanuit milieuoogpunt onaanvaardbaar. Overwegingen De zienswijze is feitelijk gericht tegen de mogelijke aanleg van een nieuwe weg tussen Houten en de A12. Op dit moment worden verkenningen uitgevoerd naar de beste oplossing voor een extra autoontsluiting voor Houten. Indien de keuzetracé inderdaad valt op het bewuste gebied, dan kunnen zienswijzen worden ingediend in het kader van de planprocedure(s), die afzonderlijk voor de wegaanleg nodig zijn. Conclusie Ongegrond. 8. Stichting Wakker Odijk Zienswijze De kern Odijk, inclusief de oostelijk en westelijk aangrenzende gebieden, dienen binnen het NLR te vallen. 8 Nadere motivering Het gebied ten oosten van Odijk voldoet qua kenmerken volledig aan het in de uitwerking geschetste landschapsperspectief. De door de gemeente gewenste bouw van 1000 woningen is geen argument om Odijk-West buiten de begrenzing te laten. Overwegingen Zie thematische beantwoording F Gemeente Bunnik Zienswijze 1. Reclamant is primair voorstander van een ruime begrenzing van NL-R. 2. Bij een krappe begrenzing, zou tenminste het gebied ten westen van Odijk-West aan het NL-R toegevoegd moeten worden. 3. Een streekplanwijziging t.b.v. woningbouw in Werkhoven-West dient te passen binnen migratiesaldo nul. Overwegingen Ad 1 en 2. Zie thematische beantwoording F2. Ad 3. Het recent door de raad vastgestelde Structuurplan Bunnik is ons op toegezonden met het verzoek om het streekplan partieel te herzien, onder andere voor een extra woningbouwlocatie aan de westzijde van Werkhoven met een omvang van maximaal 300 woningen. Deze zienswijze is niet gericht op de uitwerking van begrenzing of kernkwaliteiten. 64

66 Bijlagen Bij de beoordeling van het verzoek zal uiteraard de ligging binnen het nationaal landschap en het daarbij relevante beleid worden meegewogen. Conclusie Ad 3. Ongegrond. 12. Bernard, Bernard-Glijnis 13. Th.M. Coffeng 37. S.J. Guffens 24. C. Stiphout/M. Kellerman 26. H.H. Schipper Zienswijze Aan NL-R toevoegen: gebied ten westen van Odijk tot de A12 en tot NL-NHW; gebied tussen Odijk en Rijssenburg tot de A12. Nadere motivering Goede argumentatie ontbreekt. Gebieden hebben dezelfde kernkwaliteiten. Dreiging van meer verrommeling, verstening en wegaanleg. De niet opgenomen ruimte is ogenschijnlijk bedoeld voor wegaanleg en bebouwing. Volgens het streekplan moet het gebied ten zuiden van de A12 vrij blijven. Er is feitelijk sprake van wijziging van het streekplan, waardoor de gevolgde procedure onjuist is. Het gebied ten zuiden van de A12 vormt een onlosmakelijk geheel. Overwegingen Zie thematische beantwoording F E. Schreuder 18. J. v. Berkel 25. C.C. v. Woerkom 36. C. v.d. Brug 8 Zienswijze De grenzen van NL-R en NL-NHW worden zodanig opgerekt, dat daardoor - in afwijking van het streekplan - de aanleg van wegen en bedrijventerrein mogelijk wordt gemaakt Nadere motivering Verdere aantasting van het landschap is ongewenst. De aanleg van wegen leidt tot ongewenste milieugevolgen. Overwegingen Zie thematische beantwoording F Prof. Dr. W. Zwanenburg Zienswijze De open gelaten corridor tussen NL-NHW en NL-R betekent een ongewenste doorsnijding en biedt ruimte voor verdergaande aantasting. 65

67 Bijlagen Overwegingen Zie thematische beantwoording F Utrechtse Natuur en Milieuorganisaties Zienswijze Het NLR dient te worden uitgebreid met: 1. het Eiland van Schalkwijk; 2. de zone aan de noordzijde van Wijk Bij Duurstede; 3. het gebied Odijk-West. Nadere motivering Bij het bepalen van de begrenzing dienen de huidige kernkwaliteiten leidend te zijn. Geen krappe begrenzing met het oog op mogelijk toekomstige bouwlocaties. Overwegingen Ad 1 en 3. Zie thematische beantwoording F2. Ad 2. Zie beantwoording zienswijze gemeente Wijk bij Duurstede (nr. 39). 20. Stichting Milieuzorg Zeist e.o. 8 Zienswijze Het NLR uitbreiden met: het Eiland van Schalkwijk; het gebied ten westen van Bunnik; het gebied ten zuiden van A12 bij Bunnik; het gebied ten zuiden van De Bilt/Zeist. Overwegingen Zie thematische beantwoording F Gemeente Houten Zienswijze 1. Het NLR dient te worden uitgebreid met het oostelijke deel van het Eiland van Schalkwijk, zodanig dat wordt aangesloten op de begrenzing van NL-NHW. 2. De kernen van Houten dienen binnen het NLR te vallen. 3. Rond kernen dient een gebiedsstrook buiten de begrenzing te blijven of de bebouwingscontouren van het streekplan dienen te worden opgerekt. Nadere motivering Het Eiland van Schalkwijk vormt een volwaardig en kwalitatief onderdeel van het rivierlandschap en verdient bescherming als groene contramal binnen het stadsgewest. Met het opnemen van kernen biedt de samenhangende woningbehoefte binnen migratiesaldo nul ruimte voor organische groei. Overwegingen Ad 1. Zie thematische beantwoording F2. Ad 2 en 3. Het verzoek om een gebiedsstrook rond de kernen van Houten buiten de begrenzing te laten, zou bij de kleine kern t Goy een exclavering betekenen, wat strijdig is met onze beleidsuitgangs- 66

68 Bijlagen punten. De kern Houten ligt aan de rand, dus hier zou in theorie alsnog een strook aan de oostzijde buiten het NL gelaten kunnen worden. Probleem is echter dat er in NV-Utrecht-verband wel consensus lijkt te ontstaan over de gewenste woningbouwtaakstelling voor het Kromme Rijn-gebied, maar dat er nog geen duidelijkheid is over locaties en omvang. De begrenzingen uit het voorliggende uitwerkingsplan zijn ingegeven door de huidige beleidscontext. Het is uiteraard niet onze bedoeling om de begrenzing bij het minste te gaan aanpassen. Zodra er echter duidelijkheid en draagvlak ontstaat over een ruimtelijke ontwikkeling met een groot openbaar belang, dan zijn wij bereid tot een heroverweging en bijvoorbeeld - bij gebleken strijdigheid met migratiesaldo nul - alsnog de begrenzing van het NL-R plaatselijk te wijzigen ten gunste van een woningbouwuitbreiding. Conclusie Ad 2 en 3. Ongegrond. 23. Gemeente Utrechtse Heuvelrug Zienswijze 1. De begrenzing van NL-R moet nog worden aangepast aan de nieuwe rode contour ter plaatse van de Lange Dreef in Driebergen. 2. Onder verwijzing naar het advies van de Stuurgroep Kromme Rijn wordt verzocht om de westzijde van het gebied ruimer te begrenzen. Overwegingen Ad 1. Het is correct dat in ons besluit bij de goedkeuring van het bestemmingsplan Lange Dreef gelijktijdig een uitspraak is gedaan over de wijze, waarop de open contour in het streekplan gesloten dient te worden. De begrenzing voor het NL-R hebben wij dienovereenkomstig aangepast. Ad 2. Zie thematische beantwoording F2. Conclusie Ad 1. Gegrond Werkgroep Natuurlijk Zeist-West Zienswijze Reclamant conformeert zich aan de zienswijze van Stichting Milieuzorg Zeist e.o.(nr. 20). Voorts wordt verzocht om de begrenzing zodanig op te rekken dat: het gebied tot de A27 en A28 er binnen valt; het landschap van de Kromme Rijn als één geheel en tot in de stad Utrecht beschermd wordt. Overwegingen Zie thematische beantwoording F Stichting Milieugroep Bunnik Zienswijze 1. NL-R dient te worden vergroot conform het advies van de Stuurgroep Kromme Rijn. 2. De begrenzing dient aan te sluiten op de begrenzing van NL-NHW. Nadere motivering De voorgestelde aanpassingen zijn landschappelijk en geomorfologisch logischer en doen meer recht 67

69 Bijlagen aan de investeringen binnen de landinrichting van Groenraven. De gebiedskwaliteiten aan de noord-westzijde van NL-R zijn tot rijksweg A12 en NL-NHW eensluidend. Overwegingen Zie thematische beantwoording F Gemeente Wijk bij Duurstede Zienswijze 1. De begrenzing dient samen te vallen met de begrenzing van het AVP-gebied. 2. De bedrijventerreinen Broekweg en Langhaven dienen binnen NL-R te vallen. 3. De gebiedsstrook tussen Broekweg en N229 dient binnen NL-R te vallen. Nadere motivering Voor de buitensluiting ontbreken de argumenten in termen van kernkwaliteiten. Binnen de gemeente is nog geen bestuurlijke consensus over de locatie van toekomstige woningbouw. Overwegingen Ad 1. Zie thematische beantwoording F2. Ad 2. Zie thematische beantwoording F2. 8 Ad 3. De noordrand van de kern Wijk bij Duurstede is door ons buiten de begrenzing gelaten, vanwege de beperkte bijdrage aan de kernkwaliteiten, maar ook gezien de uitbreiding van het woongebied, die hier op grond van het streekplanprogramma staat gepland. Ondanks dat de gemeente aangeeft hierover nog geen interne, bestuurlijke consensus te hebben, blijven wij uitgaan van deze uitbreidingsrichting, mede vanwege het ontbreken van voor de hand liggende locatiealternatieven. Ten aanzien van de uitbreidingsmogelijkheden voor woningbouw vormt migratiesaldo nul uitgangspunt. De rijksberekening voor het migratiesaldo in de periode komt voor NL-R - zoals opgenomen in de ontwerp-streekplanuitwerking - globaal uit op 1110 woningen. In het geldende streekplan is voor dit begrensde gebied tot 2015 een programma opgenomen van ca. 290 woningen. In de beleidsuitgangspunten van PS is aangegeven, dat bij de begrenzing rekening zal worden gehouden met besluitvorming in het traject van de NV-Utrecht bij het zoeken van ontwikkelingsrichtingen voor de periode Inmiddels lijkt er in dit traject consensus te ontstaan over een verstedelijkingsmodel voor het Kromme Rijngebied op basis van organische groei. Dit groeimodel wordt doorgaans ingevuld via de uitbreiding van bestaande kernen. Om vooral ook de eigen behoefte op tijd te kunnen bedienen, is een gedeeltelijke realisatie van deze groei in de periode reëel te achten. In combinatie met woningbouw elders binnen het NL zou hiermee het beschikbare aantal van 920 woningen (in par. 4.6 aangegeven surplus van 820 woningen plus 100 woningen, indien de woonwijk De Geer alsnog wordt opgenomen) voor het totale NL-R snel ontoereikend zijn. Voorts merken wij op dat naar aanleiding van het Plan van Aanpak Bouwstagnatie door PS binnenkort wordt besloten of het wenselijk en mogelijk is om in de periode tot 2015 ten opzichte van het streekplanprogramma te voorzien in de ontwikkeling van aanvullende woningbouwlocaties. Mocht het Kromme Rijngebied hierbij ook in beeld komen, dan zou een extra bouwmogelijkheid van Wijk bij Duurstede tot de nader af te wegen mogelijkheden kunnen behoren. Ligging binnen het Nationaal Landschap en het daarvoor geldende migratiesaldo nul - principe zou de keuzevrijheid hierbij echter op voorhand kunnen belemmeren. Het geheel overziende zien wij voldoende reden om de strook langs de noordzijde van de kern niet alsnog binnen de begrenzing op te nemen. 68

70 Bijlagen Conclusie Ad 3. Ongegrond. D. Nieuwe Hollandse Waterlinie 1. Gemeente Loenen Zienswijze De verdichtingsvelden in afb. 4 van het uitwerkingsplan dienen te vervallen. Nadere motivering Verdichting op de bewuste locaties is strijdig met provinciaal en gemeentelijk beleid. Overwegingen Afb. 4 is afkomstig uit het Linieperspectief Panorama Krayenhoff, waaraan ook de provincie Utrecht zich heeft gecommitteerd. In de nota zijn beleidsaanbevelingen opgenomen, die zijn gericht op een optimale bescherming van de cultuurhistorische waarden van de NHW. Onderdeel hiervan zijn de zogenaamde verdichtingsvelden, waarmee de NHW beter beleefbaar gemaakt zou moeten worden. Ter plaatse zou hiertoe de contrastwerking aan weerszijden van de te verdedigen lijn (hoofdweerstandslijn) vergroot moeten worden. Dit door ruimtelijke verdichting in het gebied aan de westzijde van de Vecht en behoud en versterking van de openheid aan de oostzijde. De inzet uit het linieperspectief is vervolgens bij de vaststelling van het streekplan integraal afgewogen. Hierbij is besloten om geen beleid te ontwikkelen, dat voorziet in de ontwikkeling van bebouwing ter plaatse van de verdichtingsvelden. Gezien de opgenomen streekplanaanduiding Landelijk Gebied 3 is het echter wel mogelijk om een zekere, groene verdichting (bijv. een nieuw landgoed) nader af te wegen. Het mag duidelijk zijn, dat groene verdichting hier geen doel op zich is. Met deze benadering is de begrenzing van het Linieperspectief overgenomen in het streekplan (kaart 4.3C) en vervolgens dan ook meegenomen in de nadere uitwerking. Ter verduidelijking hebben wij de betreffende tekst in par van de plantoelichting uitgebreid. 8 Conclusie Ongegrond; geeft wel aanleiding voor verduidelijking in de plantoelichting. 6. Stichting Bunnik Let Op Uw Saeck Zienswijze 1. De begrenzing van NL-NHW dient aangepast te worden aan de begrenzing in het streekplan (afb. 4.3C). 2. Het uitwerkingsplan is strijdig met de Nota Ruimte. Nadere motivering Ad 1. De uitwerkingsprocedure biedt geen ruimte voor wijziging van het streekplan. Ad 2. De Nota Ruimte verlangt een goede vertaling van het Panorama Krayenhoff in streek- en bestemmingsplannen. Overwegingen Ad 1 en 2. De NHW-begrenzing uit de Nota Belvedere en Linieperspectief Panorama Krayenhoff is in 2004 overgenomen in het streekplan. Daarbij is tevens aangegeven, dat de begrenzing en de kernkwa- 69

71 Bijlagen liteiten van de nationale landschappen (m.u.v. het Groene Hart) nog nader uitgewerkt zullen worden. In de onderhavige uitwerking is ervoor gekozen om uit te gaan van de feitelijk elementen van de NHW, in casu hoofdweerstandslijn, schootsvelden en inundatiegebieden. De ruimere begrenzing in het linieperspectief betekent in feite een aandachtszone rond deze elementen. Omdat echter moeilijk valt aan te geven op welke afstand de impact van ruimtelijke ontwikkelingen op de NHW ophoudt, is afgezien van een extra aandachtszone binnen de begrenzing. Op deze wijze is dezelfde systematiek aangehouden als bij de andere nationale landschappen. Het is evident dat bij de afweging van ruimtelijke ontwikkelingen langs de buitenrand van nationale landschappen tevens de mogelijke invloed op de kernkwaliteiten van het betreffende landschap worden meegewogen. Wij gaan ervan uit dat deze beleidsbenadering recht doet aan de opdracht uit de Nota Ruimte. Wij zijn overigens in algemene zin van mening, dat bij ruimtelijke ontwikkelingen in de nabijheid van een nationaal landschap altijd ook de mogelijke negatieve gevolgen voor de betreffende kernkwaliteiten meegewogen dienen te worden. Zowel deze algemene aantekening als een extra verduidelijking hoe de begrenzing uit het Linieperspectief heeft doorgewerkt, hebben wij alsnog opgenomen in de plantoelichting. Conclusie Ongegrond; geeft wel aanleiding voor verduidelijking in de plantoelichting. 11. Gemeente Bunnik Zienswijze De begrenzing van NL-NHW dient buiten de kernen om te lopen. 8 Nadere motivering NL-NHW heeft geen bijzondere doelstellingen voor de kernen. Overwegingen Bij het bepalen van de gedetailleerde begrenzing is de ligging van schootsvelden en inundatievelden als uitgangspunt genomen, waarbij aansluiting is gezocht bij de aanwezige, in het veld herkenbare lijnelementen. Voor het gebied binnen de begrenzing zal het cultuurhistorisch belang van de NHW bij ruimtelijke ontwikkelingen meegewogen moeten worden. Dit geldt overigens voor tal van stedelijke gebieden, die binnen NL-NHW zijn gelegen. Het is correct, dat de visie en ambities geen concrete elementen voor de kernen bevat, maar het valt niet uit te sluiten dat dit bij de voorgenomen, nadere concretisering i.k.v. het RAP alsnog zal gebeuren (zie ook thematische beantwoording F1). Voorts wijzen wij erop, dat de begrenzing naast ruimtelijke ook financiële implicaties heeft, omdat middelen voor het NL uitsluitend binnen begrensd gebied mogen worden ingezet. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan ontsluiting en de recreatieve verbinding tussen Bunnik en Amelisweerd/Rijnauwen. Conclusie Ongegrond. 20. Stichting Milieuzorg Zeist e.o. Zienswijze 1. Een ruimere openstelling van Fort Rijnauwen is ongewenst. 2. De forten moeten hun beschutte karakter behouden. 70

72 Bijlagen Overwegingen Ad 1 en 2. De meeste forten van de NHW (ook Fort Rijnauwen) liggen in de Ecologische hoofdstructuur. De mogelijkheden voor ruimtelijke wijzigingen zijn hiermee sterk beperkt en dienen in voorkomende gevallen nadrukkelijk te worden afgewogen in het licht van bestaande en te ontwikkelen ecologische kwaliteiten. Het is duidelijk dat er tussen de ambities, die per projecteneveloppe zijn geformuleerd, spanning kan bestaan. Het kan zijn, dat vanuit de gewenste vergroting van de recreatieve belevingswaarde het zicht op de linie wordt vergroot, terwijl dit zou betekenen dat het beschutte karakter en daarmee de natuurlijke omstandigheden zouden kunnen verslechteren. In algemene zin kan niet worden gesteld, welke functie hierin het primaat dient te hebben. Per geval zal sprake zijn van andere omstandigheden, andere behoeften en andere mogelijkheden. Per situatie zal hierin via maatwerk een zorgvuldige afweging gemaakt dienen te worden. Voor de wijze waarop de kernkwaliteiten en ambities dienen door te werken in ruimtelijke ontwikkelingen en functiewijzigingen is nog een nadere concretiseringsslag nodig. Wij zullen hiervoor binnenkort het initiatief nemen in het kader van het RAP. Zie voor een nadere toelichting de thematische beantwoording F1. In par hebben wij het belang van een zorgvuldige belangenafweging nader toegelicht. Conclusie Ongegrond; geeft wel aanleiding voor verduidelijking in de plantoelichting. 30. Gemeente Nieuwegein Zienswijze 1. Het uitwerkingsplan mag geen verdere claims of vertraging opleveren voor de realisatie van bedrijventerrein Het Klooster. 2. De genoemde aandachtspunten voor het gebied Laagraven zijn vanwege de bestaande bebouwing moeilijk te realiseren. 3. Door de gemeente beoogde woningbouw in Laagraven mag niet worden gehinderd door migratiesaldo nul. 4. Vanuit volkshuisvestelijk oogpunt is woningbouw in Laagraven gewenst en daarmee aan te merken als een aanvaardbare grootschalige, ruimtelijke ontwikkeling. 8 Overwegingen Ad 1. Voor Het Klooster geldt een bestemmingsplan, dat geheel in overeenstemming is met het streekplanbeleid. Met het voorliggende uitwerkingsplan kunnen geen wijzigingen worden aangebracht in het geldende streekplanbeleid. In het uitwerkingsplan worden dan ook geen beperkingen geïntroduceerd, die niet ook al voortvloeien uit het streekplan. Ad 2. Door reclamant wordt hierbij gedoeld op de ambties, die door de enveloppecommissie Linieland zijn geformuleerd: bewaren van onderscheid tussen open en dichte gebieden; behoud en herstel van de openheid rond forten; benutten van de NHW als recreatieve en ecologische structuur. Wij onderkennen dat bestaande situaties vaak op gespannen voet staan met de kernkwaliteiten en ambities, die zijn geformuleerd met betrekking tot de NHW. Immers een zeer groot gedeelte van de NHW is gelegen in (rand)stedelijk gebied. De praktijk zal moeten uitwijzen in hoeverre de gestelde ambities (gedeeltelijk) toch gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast is van belang, dat hiermee vanuit het NHW-belang aandachtspunten voor de gewenste ontwikkelingsrichting zijn aangegeven. Met behulp hiervan kunnen bij eventuele, toekomstige bestemmingswijzigingen de aanwezige kernkwaliteiten beter worden geborgd c.q. worden versterkt. 71

73 Bijlagen Ad 3. Het principe van migratiesaldo nul is niet van toepassing binnen de nationale landschappen NHW en SvA. Ad 4. Woningbouw in het gebied Laagraven is strijdig met het huidige streekplan. Gezien de ligging binnen NL-NHW zal de aanvaardbaarheid van een daarop gericht planontwerp - vooral ook in het licht van mogelijke, negatieve gevolgen voor de kernkwaliteiten - afgewogen moeten worden. Conclusie Ongegrond. 33. Werkgroep Natuurlijk Zeist-West Zienswijze 1. Het vergroten van de zichtbaarheid van de forten is strijdig met waarden van de NHW. 2. Er zijn meer toetsingspunten nodig ter bescherming van ecologische waarden. 3. De ontwikkeling van recreatieve routes moet gebeuren met respect voor het forten landschap. 4. Er worden vraagtekens geplaatst bij de verbetering van de autobereikbaarheid van Fort bij Vechten. 5. Het zichtbaar maken van de Limes mag niet ten koste gaan van de waarden van de NHW. 6. Het beleid moet zijn gericht op toekomstwaarde (groen, rustig, versterken ecologie, bescherming schoon water, geen aantasting door recreatieve voorzieningen). Nadere motivering Ad 1. Onzichtbaarheid vanaf buitenzijde vormt juist militair-strategisch kenmerk van de NHW. Ad 2. Dit geldt m.n. voor stepping stones, verbindingszones en waterkwaliteit. Ad 3. Deze bij voorkeur ontwikkelen t.p.v. accessen en anders iets verdiept aanleggen. 8 Overwegingen Ad 1 en 3. Verwezen wordt naar de beantwoording van zienswijze Stichting Milieuzorg Zeist e.o. (nr. 20). Ad. 2. Het is bij voorbaat lastig om in algemene termen aan te geven op welke wijze de ecologische waarden moeten worden meegenomen in de afweging van een voorgenomen ontwikkeling. Zoals wij bij de beantwoording van zienswijze nr. 20 al hebben aangegeven, zal dit per geval toch neerkomen op maatwerk. In de kernkwaliteiten en in de ambities van alle projectenveloppes is het behoud en de versterking van ecologische waarden benoemd. Met name de betreffende stuur- en projectgroepen zullen moeten uitwerken hoe deze in de praktijk dienen mee te wegen. Extra handvatten hiervoor zijn waarschijnlijk welkom. Het ligt dan ook in de rede dat deze kwaliteiten bij de nadere concretiseringsslag in het kader van het RAP worden meegenomen. Een en ander hebben wij in par van de plantoelichting nader verduidelijkt (zie ook thematische beantwoording F1). Ad 4. Voor de verkeersbereikbaarheid van o.a. Fort bij Vechten is de gemeente Bunnik in dec. 07 een onderzoek gestart. Doel hierbij is ook het oplossen van de huidige druk op het gebied o.a. bij de Marsdijk. In dit onderzoek wordt zoveel mogelijk integraal naar het gebied gekeken. Transferia komen daarbij nadrukkelijk in beeld. Uiteraard zal bij de definitieve afweging andere (ecologische) belangen volwaardig worden meegenomen. Ad 5. De aandacht voor de Limes gaat in dit gebied m.n. uit naar het castellum Fectio. Bij het visualiseren van dit castellum wordt weliswaar nadrukkelijk de link gelegd met de NHW, maar wel op een wijze die volledig recht doet aan de kwaliteiten van de linie. Het castellum ligt overigens ten westen van het Fort bij Vechten en dus niet in het schootsveld. 72

74 Bijlagen Ad 6. De door reclamant genoemde kwaliteiten zijn in voldoende mate geborgd in de combinatie van streekplan en uitwerkingsplan. Conclusie Ad 2. Ongegrond; geeft wel aanleiding voor verduidelijking in de plantoelichting. Ad 4, 5 en 6. Ongegrond. 34. Stichting Natuurbehoud Stelling van Honswijk e.o. Zienswijze 1. NL-NHW dient aangewezen te worden als robuuste, ecologische zone. 2. Er dienen aansluitingspunten met de ecologische hoofdstructuur te worden benoemd. Nadere motivering Ad 1. Dit is als zodanig benoemd in de Nota Belvedere. Herstel van cultuurhistorische elementen leidt nu al tot groot verlies van natuurwaarden. Ad 2. Vooral de aansluiting op de uiterwaarden van de Lek dient te worden benadrukt. Overwegingen Ad 1. Slechts een zeer beperkt gedeelte ten noorden van de Lek wordt momenteel aangemerkt als robuuste ecologische zone. Reden hiervoor is het onvoldoende beschikbaar zijn van financiële middelen door het Rijk. Dit neemt niet weg, dat het natuurbelang stevig in de NHW is verankerd, omdat een groot deel van de NHW en het merendeel van de forten - naast cultuurhistorisch waardevol - tevens onderdeel zijn van de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Voor nieuwe, ruimtelijke ontwikkelingen geldt het nee, tenzij - principe, waarbij eerst aangetoond dient te worden dat er geen sprake zal zijn van significante, negatieve gevolgen voor de ecologische kwaliteiten. Bij NHW-elementen, die zijn gelegen binnen de EHS en waarvoor meervoudige kernkwaliteiten en/of ambities zijn geformuleerd vormt het behoud c.q. de mogelijke versterking van natuurwaarden een belangrijk criterium. In par van de plantoelichting is dit benadrukt. Zie ook de beantwoording van zienswijze nr Ad 2. Met de vaststelling van het streekplan is voor de provincie ook de ecologische hoofdstructuur vastgelegd. Met de opgenomen forten en verbindingszones is de NHW hierin sterk vertegenwoordigd. Met de realisering van de EHS zal ook de NHW zijn verbonden met andere ecologische deelstructuren, zoals de door reclamant aangehaalde uiterwaarden. In het kader van de onder ad 1. genoemde robuuste ecologische zone zal 50 ha nieuwe natuur worden ontwikkeld in het gebied van de NHW, direct ten noorden van de Lek. In die zin is er sprake van de ontwikkeling van nieuwe ecologische structuur. Conclusie Ad 1. Ongegrond; geeft wel aanleiding voor verduidelijking in de plantoelichting. Ad 2. Ongegrond. 35. Stichting Milieugroep Bunnik Zienswijze 1. De begrenzing van NL-NHW tussen Houten en A12 is strijdig met het Panorama Krayenhoff, Nota Ruimte en streekplan. 2. De krappere begrenzing biedt ruimte voor wegaanleg met bebouwing, waardoor de gewenste vergroting van de zichtbaarheid van de NHW in het geding komt. Nadere motivering 73

75 Bijlagen Ad 1. Strijdigheid met (kaart 4.3C) van het streekplan kan slechts met een afwijkingsprocedure worden opgeheven. Overwegingen Ad 1. Zie de beantwoording van zienswijze Stichting Bunnik Let Op Uw Saeck (nr. 6). Ad 2. Zoals aangegeven onder ad 1. is de begrenzing ingegeven door de feitelijke elementen van de NHW. Dit betekent dat voor het gedeelte tussen Houten en A12 de schootsvelden van de Forten Vechten en t Hemeltje bepalend zijn geweest. De mogelijk toekomstige aanleg van een extra ontsluitingsweg in dit gebied, staat hier volledig buiten. Overigens merken wij op dat bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen, die juist buiten een nationaal landschap zijn geprojecteerd, de belangen van de kernkwaliteiten in het aangrenzende gebied meegewogen moeten worden. In de plantoelichting is dit extra benadrukt. Conclusie Ad 2. Ongegrond; geeft wel aanleiding voor verduidelijking in de plantoelichting. E. Stelling van Amsterdam 3. H.A. Flederus, Y. Koholany 4. v. Gaalen, Goudsblom 10. Vereniging van Eigenaren Buitenborgh Zienswijze Het recreatiegebied Winkelpolder dient buiten het NL-SvA te blijven. 8 Nadere motivering Het gebied bevat geen (samenhang met) benoemde kernkwaliteiten. Overwegingen Het gebied is onderdeel van de Unesco-begrenzing. Er zijn zware argumenten nodig om gebieden uit deze begrenzing te kunnen halen. Enkel het gegeven van een overwegend, stedelijk-recreatief gebruik achten wij onvoldoende reden voor het aanpassen van de begrenzing. Ook bij het andere, vergelijkbare linielandschap NHW liggen grote gedeelten binnen bestaand, stedelijk gebied. Wij onderkennen dat met de huidige situatie de kernkwaliteitenvan de Stelling al zijn aangetast, vanwege de ligging aan de buitenzijde van de linie en binnen het schootsveld van het Fort aan de Winkel. Daarentegen merken wij op, dat de (overwegend recente) bebouwing beperkt van hoogte is en voorts verspreid is gelegen, waardoor de bebouwing toch een extensief karakter uitstraalt. Wij zijn van mening, dat bij een eventueel verdere verdichting c.q. grotere bouwhoogte de kernkwaliteiten echter wèl aanmerkelijk verder aangetast kunnen worden. Vanuit deze optiek valt het te rechtvaardigen, dat bij de afweging van toekomstige ontwikkelingen het belang van de stelling volwaardig wordt meegenomen. Reden om het verzoek niet te honoreren en de begrenzing ter plaatse dus niet te wijzigen. Conclusie Ongegrond. 74

76 Bijlagen F. Thematische beantwoording 1. Nadere concretisering kernkwaliteiten. Per nationaal landschap zijn de kernkwaliteiten benoemd met een zeker ontwikkelingsperspectief. Het is de bedoeling dat deze elementen door gemeenten worden vertaald in bestemmingsplannen c.a. Dit geldt enerzijds voor bestemmingswijzigingen en de toepassing van flexibiliteitsbepalingen, waarbij de aanvaardbaarheid van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen nader afgewogen moet worden. Maar anderzijds ook voor geldende bestemmingen kan het gewenst zijn om de betreffende voorschriften nader te bezien in het licht van de kernkwaliteiten. Daarnaast is het mogelijk om op basis van een concrete handreiking te stimuleren, dat de ruimte binnen de formele voorschriften optimaal wordt benut om kernkwaliteiten te behouden en zo mogelijk te versterken. Ons uitgangspunt hierbij is, dat de geldende gebruiksmogelijkheden op grond van het streekplan en het bestemmingsplan in hun aard niet beperkt zullen worden. Het is juist de uitdaging om te bereiken dat, met relatief weinig extra moeite, binnen de bestaande beleidskaders (nog) beter met kernkwaliteiten wordt omgegaan. Dit betekent dus niet dat er allerlei extra regels worden opgesteld, wèl dat door extra bewust te zijn van de aanwezigheid en werking van kernkwaliteiten de situering en vormgeving van bebouwde en onbebouwde functies (nog) beter op de kernkwaliteiten afgestemd kunnen worden. Zo zal er geen sprake zijn van een extra verzwaring voor de landbouw, maar kan er bijvoorbeeld binnen de NHW worden verduidelijkt hoe schootsvelden en inundatiegebieden concreet moeten worden behandeld. Ook voor de onderlinge weging van ogenschijnlijk tegengestelde belangen zouden handvatten kunnen worden ontwikkeld. Ook de suggestie om de kernkwaliteiten op kaartmateriaal nader zichtbaar te maken, kan in deze uitwerking worden betrokken. Wij zijn ons bewust, dat de omschrijving van kernkwaliteiten in het uitwerkingsplan voor een adequate doorwerking op lokaal niveau nog onvoldoende concreet zijn gemaakt. Reden om in het RAP het project Kwaliteit nationale en provinciale landschappen op te nemen. Dit programma is door ons voorlopig vastgesteld op De voorbereiding van het project is reeds ter hand genomen met een verkenning van de mogelijke en gewenste inhoudelijke en procesmatige bandbreedte. Behoud en versterking van kernkwaliteiten is direct afhankelijk van een goede, lokale doorwerking. Voor het benodigde, grote draagvlak wordt van meet af aan gekoerst op samenwerking met betrokken partijen uit de nationale landschappen, waaronder de AVP-gebiedscommissie s. Het is voorts de bedoeling dat via een afzonderlijk communicatie-traject breed draagvlak wordt georganiseerd onder vooral de bewoners en gebruikers van de nationale landschappen. Nader bezien zal worden, welke rol de provincie daarbij inhoudelijk kan vervullen en in welke vorm en in welk sturingsinstrument de uiteindelijke concretisering zal worden opgenomen (bijv. handreiking, beeldkwaliteitsplan). De plantoelichting hebben wij ten aanzien van dit vervolgtraject nader verduidelijkt. 8 Wij wijzen voorts nog op de relatie van dit vervolgtraject met de nieuwe positionering van de provinciale rol vanwege de invoering van de nieuwe Wro medio Het provinciale belang bij de nationale landschappen zal vervolgens nader worden ingekaderd, inclusief het benoemen van de daarbij te hanteren verankerings- en sturingsinstrumenten (structuurvisie, verordening e.d.). Conclusie Ongegrond; geeft wel aanleiding voor verduidelijking in de plantoelichting. 75

77 Bijlagen 2. Vergroting Nationaal Landschap Rivierengebied Zienswijze Met de verschillende reacties zijn de volgende zienswijzen ingebracht: Het advies van de Stuurgroep Kromme Rijn (brief d.d ) dient te worden overgenomen. Het Eiland van Schalkwijk ten oosten van de spoorlijn dient te worden toegevoegd. Bij een krappe begrenzing dient rond de kernen een strook buiten het NL te blijven. Het NLR dient ten oosten en westen van Odijk-West door te lopen tot de A12. De procedure is incorrect, omdat sprake is van met het streekplan strijdige elementen. De noordwestelijke begrenzing is ingegeven door mogelijke wegaanleg. De kern Odijk, incl. de uitbreidingslocatie Odijk-West dient binnen NLR te vallen. Het landschap van Kromme Rijn, Amelisweerd en Rijnauwen ten noorden van de A12 dient te worden toegevoegd. Het gebied ten zuiden van De Bilt en Zeist moet worden toegevoegd. 8 Overwegingen Voor het Utrechtse deel van het NL-R (Kromme Rijn-gebied) zijn de volgende kernkwaliteiten nader beschreven: schaalcontrast van zeer open naar besloten; samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom; samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal - rivier; de Kromme Rijn als vesting en vestiging. De beschrijvingen geven een goede weergave van de wijze, waarop het gebied is ontstaan, hoe de bodem is opgebouwd, hoe de occupatie heeft plaatsgevonden en wat de relatie is tussen het huidige grondgebruik en de plaatselijke gebiedskenmerken. Om nog meer grip te krijgen op de visueel waarneembare kwaliteiten is in de plantoelichting ook een nadere beschrijving opgenomen van de verschillende, aanwezige landschapstypen. Het is van belang dat bij ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk wordt ingespeeld op deze grote variatie aan landschappelijke kwaliteiten. Het is duidelijk dat hiertoe de relatie tussen kernkwaliteiten en gebruiksactiviteiten nader wordt uitgewerkt in hanteerbare criteria. Wij zijn van plan om in kader van het RAP hiervoor binnenkort, in samenwerking met partijen uit het gebied, een vervolgtraject op te starten. Uit de beschreven kernkwaliteiten en landschapstypen komt geen duidelijk criterium naar boven, die leidt tot een heldere gebiedsafbakening. Zoals een krachtige en herkenbare landschappelijke kernkwaliteit als de extreme openheid dat wel is voor Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland. Het Nationaal Landschap Rivierengebied ontbeert zo n onderscheidende, visueel waarneembare eigenschap. Het voornoemde, samenhangende stelsel in de bodemopbouw biedt in feite onvoldoende houvast om te komen tot een eenduidig, afgebakend gebied. Omdat het stroomgebied van de Rijnlopen qua ontstaansgeschiedenis onlosmakelijk met elkaar is verbonden. Om toch tot een afbakening te komen, hebben wij gekozen voor een pragmatische benadering, waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij de globale begrenzing uit de Nota Ruimte. Binnen de begrenzing dient tenminste het stelsel van Utrechtse Heuvelrug - gradiënt - kom - oeverwal - rivier duidelijk en representatief aanwezig te zijn en dient het NL-R te zijn gesitueerd rond de min of meer centraal gelegen Kromme Rijn-loop, die een bepalende rol heeft vervuld bij de vorming en occupatie van dit gebied. Deze principiële keuze liet geen ruimte om het advies van de Stuurgroep Kromme Rijn over te nemen, waarin juist wordt verzocht om aanmerkelijk meer van het stroomgebied van de Rijnlopen toe te voegen. Dat wij hebben gekozen voor een compacte begrenzing, wil overigens geenszins zeggen, dat wij de niet opgenomen gebiedsdelen (zoals het Eiland van Schalkwijk) geen landschappelijke kwaliteiten zouden toedichten. Deze gebiedskwaliteiten zijn in het streekplan al onderkend en voorzien van beleid, waarbinnen de door de gemeente Houten gewenste ruimtelijke ontwikkeling nader kan worden afgewogen en gerealiseerd. In dit verband wijzen wij overigens ook op het project dat de provincie Utrecht in het kader van de 76

78 Bijlagen Samenwerkingsagenda met de gemeente Houten is aangegaan. Hierbij zullen de mogelijkheden van een gezamenlijke integrale gebiedsontwikkeling van het Eiland van Schalkwijk nader worden verkend. In onze overwegingen bij de begrenzingskeuze heeft voorts het principe van migratiesaldo nul meegespeeld, dat in de Nota Ruimte is opgenomen voor de nationale landschappen (m.u.v. NL-NHW en NL-SvA). Op grond van dit principe kunnen uitsluitend voor de natuurlijke behoefte woningen gebouwd worden. In het advies van de Stuurgroep Kromme Rijn zijn in dit verband behoeftecijfers opgenomen, die echter zeer sterk afwijken van de rijkscijfers op basis van migratiesaldo nul. Voor de periode komt de stuurgroep voor het totale grondgebied van de vier betrokken gemeenten uit op een eigen behoefte van ca woningen, terwijl op basis van migratiesaldo nul volgens de rijksmethodiek ca woningen mogelijk zouden zijn. Wij zijn van mening, dat een dergelijk bescheiden quotum op voorhand ongewenste beperkingen stelt aan de afwegingsruimte om in het Kromme Rijn-gebied de verstedelijkingsdynamiek voldoende te kunnen faciliteren. We zien hierin dan ook een extra reden om de verzochte, algehele vergroting van NL-R niet te honoreren. In de brief van hebben wij richting het dagelijks bestuur van het Beraad Regio Utrecht aangegeven, dat wij bereid zijn om - op basis van een door ons college aanvaarde structuurvisie van Bunnik - een partiële herziening van het Streekplan te bevorderen om woningbouw ten behoeve van de lokale behoefte mogelijk te maken. Inmiddels heeft de gemeenteraad van Bunnik een structuurplan vastgesteld, waarin wordt voorgesteld om 1600 woningen extra te realiseren (300 inbreiding, 1000 Odijk-West, 300 Werkhoven). Nog afgezien van het verkrijgen van provinciale medewerking voor dit plan hebben wij gemeend om - in het verlengde van onze bereidverklaring - het gebied Odijk-West, dat in de rand van de globale begrenzing van de Nota Ruimte ligt, buiten de begrenzing te laten. Hierbij zijn wij uitgegaan van het zoekgebied, zoals opgenomen in het structuurplan, incl. een beoogde omlegging van de provinciale weg. Dit betekent niet, dat wij daarmee instemmen met woningaantal en wegomlegging, maar wel dat wij kunnen instemmen met een substantiële uitbreiding op die locatie. Opdat de realisering van woningbouw niet op voorhand wordt gehinderd door een overschrijding van het aantal woningen op grond van het principe migratiesaldo nul, is de zoekruimte buiten de begrenzing gelaten. 8 Bij de nadere detaillering is de globale begrenzing uit de Nota Ruimte richtinggevend geweest. Aan de noordzijde is de begrenzing vanaf Odijk-West verbonden met de rondweg bij Houten, waarbij zoveel mogelijk is aangesloten bij in het veld herkenbare lijnelementen. Zowel NL-R als NL-NHW zijn gericht op andersoortige landschappelijke c.q. cultuurhistorische kernkwaliteiten, waardoor er op voorhand geen noodzaak is om te streven naar aansluitende begrenzing. Het voorstaande neemt niet weg dat de wijze, waarop de begrenzing van NL-R uit de Nota Ruimte bij de ontwerp - streekplanuitwerking in de gebiedstopografie was vertaald door ons nogmaals tegen het licht is gehouden. Hierbij is ons gebleken, dat er feitelijk geen onoverkomelijke bezwaren zijn tegen het in westelijke richting verschuiven van de begrenzing, zodanig dat alsnog wordt aangesloten op de begrenzing van NL-NHW. We zien daarentegen onvoldoende argumenten om - in afwijking van de Nota Ruimte - de begrenzing in noordelijke richting te verschuiven naar de A12. De wijziging van de begrenzing heeft als bijgevolg, dat de in zienswijze van J.CH.M. Jorna (nr. 2) gememoreerde steilrand - een restant van een vroegere Rijnoever - tevens binnen het NL-R komt te liggen. Over de door meerdere reclamanten aangehaalde mogelijk toekomstige nieuwe wegverbinding tussen Houten en de A12 merken wij het volgende op. In de plantoelichting is in par ten opzichte van het ontwerp - een tekstpassage toegevoegd waaruit blijkt, dat dit gebied momenteel is betrokken in een studie naar de mogelijkheid van een extra ontsluiting van Houten. Dit gegeven is echter niet richtinggevend geweest voor onze overwegingen bij de begrenzing, omdat in het streekplan al is voorzien in de aanleg van de bewuste wegverbinding. Weliswaar is op de streekplankaart een indicatief tracé aangegeven tussen de rondweg van Houten en de aansluiting op de A12 bij Bunnik, maar de bijbeho- 77

79 Bijlagen rende tekst maakt melding van een studiefase, die dus ruimte biedt voor een ander tracéverloop. Met een uitwerkingsplan kan streekplanbeleid niet worden gewijzigd. Dit betekent dat de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een eventueel concreet wegontwerp niet meer aan het streekplan getoetst hoeft te worden. Dit neemt niet weg dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening op bestemmingsplanniveau de aanvaardbaarheid van een nieuwe wegverbinding gemotiveerd zal dienen te worden, waarbij de eventuele ligging binnen of nabij een nationaal landschap voorwaarden stelt aan bijvoorbeeld de vormgeving van het wegontwerp. Conclusie Gegrond, ten aanzien van de noordwestelijke begrenzing in het gebied tussen Houten en A12; Ongegrond, voor het overige. 3. Vathorst-West Zienswijze Reclamanten zijn van mening, dat het gebied Vathorst-West binnen de begrenzing van het NL-AE moet worden opgenomen, omdat het gebied dezelfde kwaliteiten heeft als het noordelijk aangrenzende poldergebied. Een mogelijk toekomstige afweging voor woningbouw is onvoldoende reden om het gebied buiten de begrenzing te laten. In de zienswijze van VROM/LNV wordt akkoord gegaan met de voorgestelde begrenzing, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. 8 Overwegingen Met reclamanten zijn wij van mening, dat bij de begrenzing van nationale landschappen de aanwezigheid van kernkwaliteiten leidend dient te zijn. Dit neemt niet weg, dat wij vanuit onze bestuurlijke verantwoordelijkheid ook oog moeten hebben voor de toekomstige ruimtebehoefte van andere functies. Met name de beschikbaarheid van voldoende verstedelijkingsruimte vergt in deze provincie de nodige inspanningen, niet in de laatste plaats door de beperkte zoekruimte vanwege de aanwezigheid van vijf nationale landschappen. Wij vinden dan ook dat ontstane duidelijkheid over de toekomstige verstedelijkingsrichting wel degelijk een rol moet spelen bij het vaststellen van de begrenzing. Dit standpunt hebben PS op overigens onderschreven in de notitie Beleidsuitgangspunten nationale landschappen provincie Utrecht, waarbij is gesteld Daarnaast wordt rekening gehouden met besluitvorming in het kader van de NV-Utrecht. In de ontwerp-streekplanuitwerking hebben wij het gebied Vathorst-West buiten de begrenzing gelaten, omdat het streekplan voor deze locatie voorziet in baggerberging. In het verlengde daarvan is een bestemmingsplan vastgesteld, dat grootschalige baggerberging mogelijk maakt tot een hoogte van m. Momenteel begint er echter brede overeenstemming te ontstaan over een alternatieve oplossing van de bagger ter plaatse van de bestaande afvalstortlocatie. Totdat de uitvoerbaarheid hiervan definitief vaststaat, geldt er formeel nog steeds een aanwijzing aan de gemeente Amersfoort tot aanleg van een baggerberging. Alles wijst er echter op dat deze berging ter plaatse nooit gerealiseerd zal worden. Waarmee - in lijn met het gestelde in het streekplan - ruimte ontstaat om voor het bewuste gebied een alternatieve, ook stedelijke functie af te wegen. Een serieuze optie voorziet in de ontwikkeling van woningbouw. In het kader van het NV-Utrecht-traject is inmiddels brede consensus ontstaan om met ontwikkeling van deze locatie substantieel bij te dragen in de regionale woningbehoefte voor de periode (maximaal 3000 woningen). Voor ons aanleiding om deze locatie niet alsnog toe te voegen aan het nationale landschap. Wat niet wegneemt, dat voor provinciale medewerking eerst het streekplan (t.z.t. structuurvisie) gewijzigd zal moeten worden. Zoals langs alle randen van het NL-AE zal in dit verband vooral ook de overgang tussen de stedelijke dichtheid en de openheid van het nationale landschap extra aandacht moeten krijgen. Wij zijn ons daarbij terdege bewust van het feit, dat - naast het verdwijnen van een deel van de open ruimte - vooral ook het verbindende, niet-stedelijke 78

80 Bijlagen gebied tussen de beide deelgebieden Arkemheen en Eemland (de zogenaamde wespentaille) hierdoor verder zal worden versmald. Wij zien echter voldoende mogelijkheden om de negatieve impact van een woningbouwontwikkeling op de kernkwaliteiten van het aangrenzende landschap zoveel mogelijk te beperken. Bij de ontwikkeling van een stedenbouwkundig plan zal het noordelijke deel van de locatie, dat op de kaartondergrond pregnant het gebied inprikt, zoveel mogelijk vrijgehouden moeten worden van ruimtelijke verdichting. Wij vinden het daarbij ongewenst om daarvoor op voorhand een tenminste aan te houden maat te hanteren. Wij zijn er voorstander van dat via ontwerp-sessies breed draagvlak wordt gecreëerd tussen betrokken partijen. Enerzijds vanwege het subjectieve karakter van het begrip openheid, anderzijds om te analyseren vanuit welke positie(s) deze openheid met te borgen zichtlijnen het meeste recht wordt gedaan. Hierbij speelt mee, dat in de huidige situatie bestaande bebouwing en begroeiing (bijv. langs de Zevenhuizerstraat) de beleving van de openheid reeds beperkt. Naast het zo zuidelijk mogelijk leggen van de noordelijke plangrens, bestaat de extra ontwerp-opgave uit het creëren van een ruimtelijk hoog-kwalitatieve overgang naar het open gebied. Wij weten ons in deze gesteund door de raad van de gemeente Amersfoort, die op een plan van aanpak voor de ontwikkeling van Vathorst-West heeft vastgesteld, waarbij behoud van voldoende open ruimte tussen Bunschoten en Amersfoort moet worden gewaarborgd en tevens een goede landschappelijke overgang naar het NL moet worden ontwikkeld. Het daaraan gekoppelde plan van aanpak voorziet in meerdere ontwerp-sessies, die ons inziens volledig zijn gericht op het realiseren van de beoogde kwaliteit met een breed, maatschappelijk draagvlak. Het uiteindelijke planontwerp zal de beoogde ruimtelijke kwaliteit moeten paren aan het beoogde woningaantal van maximaal 3000 woningen. Indien partijen het erover eens zijn, dat dit laatste - ook met inachtneming van andere stedenbouwkundige kwaliteitsnormen - in redelijkheid niet mogelijk is, dan zal binnen de regio alternatieve ruimte gevonden moeten worden. Wij vertrouwen erop, dat dit in dat geval niet zal leiden tot onoverkomelijke problemen. Wij gaan er van uit, dat een sluitende planexploitatie mogelijk is, op basis van de opbrengsten uit de gronduitgifte. Zo niet, dat dan - binnen de regionale samenwerking - een adequaat alternatief wordt gevonden. 8 Ons streven is erop gericht om met het vastleggen van begrenzing en kernkwaliteiten voor langere tijd de ruimtelijke beleidslijn voor de betreffende gebieden te hebben uitgezet. Dit neem niet weg, dat - zeker gezien de dynamiek binnen onze provincie - er aanleiding kan ontstaan om de begrenzing (plaatselijk) te heroverwegen. Zowel de Nota Ruimte als de provinciale beleidsuitgangspuntennotitie voorzien hierin. Naar onze mening moet dit twee kanten op kunnen: zowel onttrekking als uitbreiding. Vanuit deze optiek zullen wij te zijner tijd bezien of het noordelijke onbenutte deel aan het NL kan worden toegevoegd. Overigens om daarmee niet de indruk te wekken, dat iedere vorm van toekomstige verstedelijkingsuitbreiding vervolgens definitief is afgegrendeld. De regie over het behoud en de ontwikkeling van de nationale landschappen is in de Nota Ruimte primair toebedeeld aan de provincies. Wij zijn van mening dat dit echter een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de drie overheidslagen betreft. Gegeven de verschillende rollen lijkt het ons voor de hand liggend, dat tussen Rijk, provincie en gemeenten voortdurend wordt gecommuniceerd over borging, versterking en mogelijke bedreiging van kernkwaliteiten. Wij zijn dan ook alleszins bereid om - op een geschikt moment in het ontwerpproces - het initiatief te nemen voor bestuurlijk overleg met de verschillende overheidslagen met als doel de beoogde kwaliteit van de verschillende varianten tegen het licht te houden. Conclusie Ongegrond; maar onze toezeggingen inzake de wijze van planuitwerking zijn toegevoegd aan par

81 Bijlagen 8 80

82 Kaarten 9. Kaarten 9 81

83 Kaarten 9 82

84 Kaarten Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland Nationaal Landschap provinciegrens Blaricum 0 2,5 km Eemnes Laren Spakenburg A27 Bunschoten Nijkerk Baarn A1 Hoevelaken Soest Amersfoort A28, Afdeling INF Ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, Kaart 1: Nationaal Landschap Arkemheen-Eemland (gedeelte Eemland) 83

85 Kaarten 9 84

86 Kaarten Bunnik A12 Nationaal Landschap Rivierengebied - Westelijk deel Driebergen-Rijsenburg Odijk Nationaal Landschap provinciegrens 0 2,5 km A27 Doorn Houten Leersum Langbroek Amerongen Cothen Schalkwijk Elst Wijk bij Duurstede Maurik Culemborg Beusichem A2, Afdeling INF Ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, Kaart 2-1: Nationaal Landschap Rivierengebied (gedeelte Kromme Rijn-gebied) - Westelijk deel 85

87 Kaarten 9 86

88 Kaarten A12 Ede Doorn Nationaal Landschap Rivierengebied - Oostelijk deel Veenendaal Nationaal Landschap provinciegrens Leersum 0 2,5 km Amerongen Elst Wijk bij Duurstede Wageningen Rhenen Maurik Lienden Kesteren Opheusden Afdeling INF, team GIS Ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, Kaart 2-2: Nationaal Landschap Rivierengebied (gedeelte Kromme Rijn-gebied) - Oostelijk deel 87

89 Kaarten 9 88

90 Kaarten Weesp Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie - Noordelijk deel Nationaal Landschap provinciegrens Nigtevecht 0 2,5 km Nederhorst den Berg A1 Kortenhoef Vreeland Hilversum Loenen Oud-Loosdrecht Nieuw-Loosdrecht Breukelen 9 A27 Maartensdijk Maarssen Bilthoven A2 De Bilt UTRECHT Kaart 3-1: Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie - Noordelijk deel A28 Zeist Afdeling INF, team GIS Ondergrond: Topografische Dienst, Emmen,

91 Kaarten 9 90

92 Kaarten Maarssen De Bilt Bilthoven Vliegveld Soesterberg Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie - Zuidelijk deel Nationaal Landschap provinciegrens A28 0 2,5 km UTRECHT Zeist Bunnik A12 A27 Nieuwegein A2 Houten Vianen Schalkwijk 9 Culemborg Afdeling INF, team GIS Ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, Kaart 3-2: Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie - Zuidelijk deel 91

93 Kaarten 9 92

94 Kaarten Nationaal Landschap Stelling van Amsterdam Diemen A1 Nationaal Landschap provinciegrens 0 2,5 km Amsterdam- Weesp Amstelveen A9 Luchthaven Schiphol Zuidoost Aalsmeerderbrug Abcoude Aalsmeer Nes a/d Amstel Vrouwentroost Uithoorn A2 Loenersloot Baambrugse Zuwe Amstelhoek Waverveen Vinkeveen Mijdrecht De Hoef Afdeling INF, team GIS Ondergrond: Topografische Dienst, Emmen, Kaart 4: Nationaal Landschap Stelling van Amsterdam 93

95 Kaarten 9 94

96 Kaarten Amstelveen Amsterdam- Zuidoost Weesp 1 Abcoude Nationaal Landschap Groene Hart Bussum Uithoorn Mijdrecht Vinkeveen Breukelen Nieuwkoop A2 Maarssen 2 A27 Bilthoven Vleuten De Bilt Woerden Harmelen A12 De Meern UTRECHT A28 Bunnik 9 Montfoort Oudewater IJsselstein Nieuwegein Houten Vianen Lopik Schoonhoven Culemborg, Afdeling INF Ondergrond: Topografische Dienst, Emmen,

Eemnes. De Eempolder ( Bron:

Eemnes. De Eempolder ( Bron: Eemnes De Eempolder ( Bron: www.eemvallei.nl) Introductie Eemnes is een kleine, zelfstandige gemeente in de provincie Utrecht, zeer centraal gelegen in het hart van Nederland. Onderzoek uit 2011 wees uit

Nadere informatie

Provincie Utrecht Structuurvisie Nationale Landschappen Partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie ONTWERP

Provincie Utrecht Structuurvisie Nationale Landschappen Partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie ONTWERP Provincie Utrecht Structuurvisie Nationale Landschappen Partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 ONTWERP Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 15 december

Nadere informatie

Nieuwe Hollandse Waterlinie

Nieuwe Hollandse Waterlinie Nota Ruimte budget 35 miljoen euro Planoppervlak 300 hectare Trekker Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Nieuwe Hollandse Waterlinie Stevige nieuwe ruggengraat voor de Linie De Nieuwe Hollandse

Nadere informatie

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap 1 De Nieuwe Hollandse Waterlinie Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap De Nieuwe Hollandse Waterlinie loopt midden door Nederland: van Muiden tot aan de Biesbosch. Vroeger waren de

Nadere informatie

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap 1 De Nieuwe Hollandse Waterlinie Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap De Nieuwe Hollandse Waterlinie loopt midden door Nederland: van Muiden tot aan de Biesbosch. Vroeger waren de

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD. ARTIKEL 2 AVP-gebiedscommissie Utrecht Oost Er is een AVP-gebiedscommissie Utrecht Oost, hierna te noemen de commissie.

PROVINCIAAL BLAD. ARTIKEL 2 AVP-gebiedscommissie Utrecht Oost Er is een AVP-gebiedscommissie Utrecht Oost, hierna te noemen de commissie. PROVINCIAAL BLAD Officiële uitgave van provincie Utrecht. Nr. 5575 12 oktober 2016 Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 27 september 2016, nr. 819AA339 tot instelling van de AVP-gebiedscommissie

Nadere informatie

Nieuwe Hollandse Waterlinie. Streekcommissie Rivierengebied West. Bas Nijenhuis, 13 jan 2011, KvK, Tiel. Wat was de Nieuwe Hollandse Waterlinie?

Nieuwe Hollandse Waterlinie. Streekcommissie Rivierengebied West. Bas Nijenhuis, 13 jan 2011, KvK, Tiel. Wat was de Nieuwe Hollandse Waterlinie? Streekcommissie Rivierengebied West Bas Nijenhuis, 13 jan 2011, KvK, Tiel Nieuwe Hollandse Waterlinie Wat was de NHW en wat is het nu? Actualisering programma Project Diefdijkverbetering Vragen en opmerkingen

Nadere informatie

INVENTARISATIE LANDSCHAP EN CULTUURHISTORIE

INVENTARISATIE LANDSCHAP EN CULTUURHISTORIE INVENTARISATIE LANDSCHAP EN CULTUURHISTORIE in relatie tot de dijk Hieronder zijn vanuit het thema de belangrijkste aandachtspunten van de dijken in relatie tot de omgeving samengevat. Hierbij is de indeling

Nadere informatie

Datum : 26 april 2005 Nummer PS 2005ZCW04 Dienst/sector : R&G/RLU Commissie ZCW. Bijlage(n): diversen (zie blz. 7)

Datum : 26 april 2005 Nummer PS 2005ZCW04 Dienst/sector : R&G/RLU Commissie ZCW. Bijlage(n): diversen (zie blz. 7) S T A T E N V O O R S T E L Datum : 26 april 2005 Nummer PS 2005ZCW04 Dienst/sector : R&G/RLU Commissie ZCW Registratienummer : 2005REG001129i Portefeuillehouder J. van Bergen Titel : Bestuursovereenkomst

Nadere informatie

Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015)

Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015) Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015) 4.2 Natuur en landschap in Gelderland De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden

Nadere informatie

Toerisme en Recreatie

Toerisme en Recreatie Toerisme en Recreatie Wat speelt er? De vraagstukken over toerisme en recreatie zijn divers. Er zijn vraagstukken met betrekking tot de routestructuur, de kwaliteiten in het gebied en nieuwe functies.

Nadere informatie

Bespreekpunten Kennis nemen van de stand van zaken wandelroutenetwerk Regio Amersfoort. Kennis nemen van de concept-uitvraag voor de offerte.

Bespreekpunten Kennis nemen van de stand van zaken wandelroutenetwerk Regio Amersfoort. Kennis nemen van de concept-uitvraag voor de offerte. Agendapunt 3 Vergadering : Bestuurlijk Overleg Recreatie & Toerisme Regio Amersfoort Datum : 22 november 2018 Onderwerp : Wandelroutenetwerk Bijlagen : Concept-uitvraag offerte Bespreekpunten Kennis nemen

Nadere informatie

Deelnotitie 4.6 Landschappelijke inpassing en voorlopige grenzen zoekgebied

Deelnotitie 4.6 Landschappelijke inpassing en voorlopige grenzen zoekgebied Deelnotitie 4.6 Landschappelijke inpassing en voorlopige grenzen zoekgebied 1 inleiding Windturbines dragen bij aan een schoner milieu en hebben een moderne, hightech uitstraling. Windturbines hebben grote

Nadere informatie

Bijlage 1: Ambitie en kader

Bijlage 1: Ambitie en kader BIJLAGEN Bijlage 1: Ambitie en kader Provincie Fryslân In de provinciale Verordening Romte is aangegeven dat bij een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied rekening moet worden gehouden met de herkenbaarheid

Nadere informatie

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP Provincie Utrecht partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Vogelenzang ONTWERP Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 13 juli 2010 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Provinciaal belang 3.

Nadere informatie

Hulst Visie Grote Kreekweg gemeente Hulst. nummer: datum: 21 mei 2014

Hulst Visie Grote Kreekweg gemeente Hulst. nummer: datum: 21 mei 2014 Hulst Visie Grote Kreekweg gemeente Hulst opdrachtgever: gemeente Hulst nummer: 0677.009386.00 datum: 21 mei 2014 referte: Ing. Jos van Jole 1 Inhoud Inleiding 3 Analyse 4 Beleidsmatige uitgangspunten

Nadere informatie

Erfadvies Middendijk 85, Nijbroek Gemeente Voorst

Erfadvies Middendijk 85, Nijbroek Gemeente Voorst Erfadvies Middendijk 85, Nijbroek Gemeente Voorst 2012 Erfadvies Middendijk 85, Nijbroek Gemeente Voorst COLOFON In opdracht van: Gemeente Voorst, Stijn Braakman Initiatiefnemer: Dhr. Nikkels Adviseur:

Nadere informatie

1. Streekplan Brabant in balans

1. Streekplan Brabant in balans 1. Streekplan Brabant in balans Het plangebied is gelegen in de AHS-landschap; subzone leefgebied dassen en voor een deel (duinrand) binnen de GHS-natuur. De Interimstructuurvisie Noord-Brabant Brabant

Nadere informatie

(hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht)

(hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht) Bijlage: Projecten in de provincie Utrecht (hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht) Inleiding In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Verordening

Nadere informatie

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum:

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum: 14-4-2009 Huidige situatie De locatie maakt deel uit van het ontwikkelingsgebied Heerenveen Noordoost; een langgerekt gebied tussen grofweg de

Nadere informatie

Ontwerpbesluit. Toelichting

Ontwerpbesluit. Toelichting College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel 2011RGW10 Datum : 14 februari 2011 Nummer PS : Afdeling : PRO Commissie : RGW Steller : B. Cornelissen Portefeuillehouder : R.W. Krol Registratienummer :

Nadere informatie

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301 Projectgebied Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde

Nadere informatie

Provinciaal blad 2012, 44

Provinciaal blad 2012, 44 ISSN 0920-105X Provinciaal blad 2012, 44 Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 28 augustus 2012, nr. 80B5BE58, tot instelling van de AVP-gebiedscommissie Vallei en Heuvelrug (Instellingsbesluit

Nadere informatie

BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN

BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN Zaaknummer *190812* BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN VASTGESTELD TOELICHTING Inleiding In 2007 heeft

Nadere informatie

De Nieuwe Hollandse Waterlinie herzien

De Nieuwe Hollandse Waterlinie herzien De Nieuwe Hollandse Waterlinie herzien Utrecht stad in de Waterlinie Eindpeiling Mechteld Oosterholt, 9624241 1 Inhoud Conclusies Analyse Concept Ontwerp Evaluatie 2 Inhoud Analyse De Waterlinie Utrecht

Nadere informatie

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen.

Esperenweg / Langereyt De Maneschijn / Driehoek. Oostelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. LEGENDA grens onderzoeksgebied agrarisch bedrijf Ruimtelijke elementen Esperenweg/ Langereyt bebouwing bebouwing - storend dorpsrand - hard lint De Maneschijn/ Driehoek bebouwingsconcentratie opgaande

Nadere informatie

Aanleiding / Problematiek / Doel

Aanleiding / Problematiek / Doel Dorpsranden een onderzoek naar dorpsranden in het landschap door Lea van Liere, Katarina Noteberg en Maike Warmerdam Aanleiding / Problematiek / Doel Aanleiding rivierverruimende maatregelen langs de IJssel

Nadere informatie

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030 Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Opzet presentatie moment in het proces terugblik dialoogavonden toelichting uitwerking

Nadere informatie

Ruimtelijke kwaliteit van het Suikerunieterrein en omgeving

Ruimtelijke kwaliteit van het Suikerunieterrein en omgeving Ruimtelijke kwaliteit van het Suikerunieterrein en omgeving Analyse en aanbevelingen - Gemaakt als onderdeel van het beoordelingskader voor ontwikkelingsrichtingen voor het Suikerunieterrein - 6 mei 2010

Nadere informatie

memo Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg 63 en 65 te Doorn

memo Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg 63 en 65 te Doorn memo aan: van: c.c.: Inge Eising Gemeente Utrechtse Heuvelrug Mariël Gerritsen Pieter Birkhoff Van Wijnen Groep N.V. datum: 14 december 2015 betreft: Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg

Nadere informatie

Gooi en Vechtstreek: Meer ruimte voor bedrijventerreinen, overleg met ondernemersverenigingen

Gooi en Vechtstreek: Meer ruimte voor bedrijventerreinen, overleg met ondernemersverenigingen 22 april 199797-000527 concept-nota Hoofdlijnen ruimtelijk beleid regio Gooi en Vechtstreek Gooi en Vechtstreek: Meer ruimte voor bedrijventerreinen, overleg met ondernemersverenigingen Het bebouwde deel

Nadere informatie

Aanvullende informatie Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied

Aanvullende informatie Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied Memo AAN VAN Raadsleden M. Bonouvrié ONDERWERP Aanvullende informatie Nota van Uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied DATUM 11 september 2012 REGISTRATIENUMMER 1101280/4283 Geachte raadsleden, Naar

Nadere informatie

Effectbeoordeling landschap, alternatieven overnachtingshaven Lobith. Projectteam Overnachtingshaven Lobith

Effectbeoordeling landschap, alternatieven overnachtingshaven Lobith. Projectteam Overnachtingshaven Lobith Memo Onderwerp: Project: Opgesteld door: Bestemd voor: Effectbeoordeling landschap, alternatieven overnachtingshaven Lobith 13M3011 Lisette Dam Projectteam Overnachtingshaven Lobith Documentcode: Status:

Nadere informatie

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven)

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven) 4.5 Landduinen Landschapskenmerken Reliëfvorm Mozaïek van hogere zandduinen meestal bebost en lager en vlakker gelegen vennen en schrale graslanden Water Lage grondwaterstanden Bodem Zandgronden Wegenpatroon

Nadere informatie

Kromme Rijngebied + Landschapsontwikkelingsplan. Uitvoeringsprogramma

Kromme Rijngebied + Landschapsontwikkelingsplan. Uitvoeringsprogramma Landschapsontwikkelingsplan Kromme Rijngebied + Uitvoeringsprogramma Buitengebied gemeenten de Bilt, Zeist, Utrechtse Heuvelrug, Bunnik, Houten en Wijk bij Duurstede 27 november 2009 Colofon Projectsecretariaat:

Nadere informatie

1. Nieuwe Hollandse Waterlinie

1. Nieuwe Hollandse Waterlinie 1. Nieuwe Hollandse Waterlinie Nieuwe Hollandse Waterlinie Niet locatie gebonden projecten: 1.2 estauratie waterbeheersingswerken 1.5 Monitoren autonome ontwikkelingen in relatie tot de NHW 2.4 Accentueren

Nadere informatie

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN Terneuzen Cultuurhistorische Waardenkaart Datum: februari 2013 Opgesteld door: Gemeente Terneuzen Gemeente Terneuzen Stadhuisplein 1 Postbus 35 4530 AA Terneuzen

Nadere informatie

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030 Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle Opzet presentatie moment in het proces terugblik gesprekken waar zijn we nu mee bezig?

Nadere informatie

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64

Provinciale Staten van Noord-Holland. Voordracht 64 Provinciale Staten van Noord-Holland Voordracht 64 Haarlem, 17 augustus 2004 Onderwerp: Agenda Provinciaal Waterplan Bijlagen: - ontwerpbesluit - procesplanning provinciaal waterplan - op weg naar een

Nadere informatie

PRACHTLANDSCHAP NOORD-HOLLAND! Leidraad Landschap & Cultuurhistorie. Provinciale structuur: (Bebouwings-) linten. Twisk, Dorpsweg Theo Baart

PRACHTLANDSCHAP NOORD-HOLLAND! Leidraad Landschap & Cultuurhistorie. Provinciale structuur: (Bebouwings-) linten. Twisk, Dorpsweg Theo Baart PRACHTLANDSCHAP NOORD-HOLLAND! Leidraad Landschap & Cultuurhistorie Provinciale structuur: (Bebouwings-) linten 2018 Twisk, Dorpsweg Theo Baart CONTEXT EN DYNAMIEK Linten zijn onlosmakelijk verbonden met

Nadere informatie

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL Gemeente Bladel Memo wijzigingen in Ruimtelijk Casco ten opzichte van DRS en Dorpenplan Medio 2004 heeft de gemeenteraad van Bladel de StructuurvisiePlus, bestaande uit

Nadere informatie

Verder met de Vesting Muiden. Thema-uur 1 juni 2016

Verder met de Vesting Muiden. Thema-uur 1 juni 2016 Verder met de Vesting Muiden Thema-uur 1 juni 2016 Inhoud Inleiding over de historie van de Vesting Muiden Aanleiding voor het project Ontwikkelplan Verder met de Vesting Muiden Uitwerkingen van het ontwikkelplan

Nadere informatie

T o e l i c h t i n g A r e n a d e b a t v i s i e l a n d e l i j k g e b i e d I J s s e l s t e i n 1 8 f e b r u a r i

T o e l i c h t i n g A r e n a d e b a t v i s i e l a n d e l i j k g e b i e d I J s s e l s t e i n 1 8 f e b r u a r i T o e l i c h t i n g A r e n a d e b a t v i s i e l a n d e l i j k g e b i e d I J s s e l s t e i n 1 8 f e b r u a r i 2 0 1 6 Zoals u bekend is, vindt op dinsdag 9 oktober 2018 om 20.00 uur het tweede

Nadere informatie

Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie

Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie Indicator 19 maart 2009 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In tijden waarin legers zich nog

Nadere informatie

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland)

Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) Aanvraag om afgifte van een ontheffing op grond van artikel 2.5 (Ruimtelijke Verordening Gelderland) De gemeente Berkelland vraagt voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, Kieftendijk Haaksbergseweg

Nadere informatie

Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk

Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk Nationale landschappen: aandacht en geld nodig! 170610SC9 tk 7 Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk De Rekenkamer Oost-Nederland heeft onderzoek

Nadere informatie

Duiven. Introductie. Bron:

Duiven. Introductie. Bron: Duiven Duiven Introductie Duiven is een levendige gemeente, bestaande uit het dorp Duiven en de kleinere kernen Groessen en Loo, respectievelijk ten zuidoosten en zuidwesten van het dorp Duiven. De gemeente

Nadere informatie

Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland

Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland Ambitiedocument Regio Rivierenland Wij, de tien samenwerkende gemeenten binnen Regio Rivierenland: delen de beleving van de verscheidenheid in ons gebied;

Nadere informatie

INLEIDING EN LEESWIJZER

INLEIDING EN LEESWIJZER INHOUD BLZ INLEIDING EN LEESWIJZER De talenten van Oirschot...3 Wat is een structuurvisieplus?...3 Het planproces...5 Opbouw van de structuurvisieplus...7 028-252 gemeente Oirschot StructuurvisiePlus "Inleiding

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 33 576 Natuurbeleid Nr. 165 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

2 BELEIDSKADER EN WETGEVING

2 BELEIDSKADER EN WETGEVING 2 BELEIDSKADER EN WETGEVING De kern van deze bewonersvisie is dat natuur de belangrijkste beleidsfunctie is van het gebied waarbij de gebiedswaarden rust, stilte en donkerte centraal moeten staan en dat

Nadere informatie

Banen en vestigingen per gemeente [2010] ALLE BANEN BE Nijverheid TOTAAL

Banen en vestigingen per gemeente [2010] ALLE BANEN BE Nijverheid TOTAAL Banen en vestigingen per gemeente 2009-2010 [2010] ALLE BANEN 2010 0305 ABCOUDE 280 92 217 619 18 97 55 34 15 364 69 55 135 258 76 46 2.430 0307 AMERSFOORT 223 5.055 3.588 14.405 3.442 2.448 4.468 4.156

Nadere informatie

CONCEPT. Uitvoeringsprogramma 2007 t/m 2013 Jaarschijf Projectenveloppe Vechtstreek-Zuid

CONCEPT. Uitvoeringsprogramma 2007 t/m 2013 Jaarschijf Projectenveloppe Vechtstreek-Zuid CONCEPT Uitvoeringsprogramma 2007 t/m 2013 Jaarschijf 2007 Projectenveloppe Vechtstreek-Zuid Versie 1, vastgesteld door EC d.d. 21 juni 2006 INHOUD 1 HET UITVOERINGSPROGRAMMA Inleiding Plaats van dit document

Nadere informatie

Waterlinie in Utrecht Programmamanager Maryann Glorie

Waterlinie in Utrecht Programmamanager Maryann Glorie Waterlinie in Utrecht Programmamanager Maryann Glorie AMBITIE IN EEN ORGANISCH PROGRAMMA Militair werelderfgoed (gebouw en landschap) van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en Stelling van Amsterdam VERBINDEN,

Nadere informatie

Relevante plannen en programma s waarvoor (mogelijk) middelen nodig zijn uit de de Agenda Vitaal Platteland

Relevante plannen en programma s waarvoor (mogelijk) middelen nodig zijn uit de de Agenda Vitaal Platteland Bijlage I Relevante plannen en programma s waarvoor (mogelijk) middelen nodig zijn uit de de Agenda Vitaal Platteland 1.1.1 Natuur Natuurgebiedsplannen - De Venen - Utrecht Zuidwest - Uiterwaarden van

Nadere informatie

Inleiding. Figuur 1 UNESCO Werelderfgoed

Inleiding. Figuur 1 UNESCO Werelderfgoed ONDERWERP Afweging en risico-inschatting extra stationslocaties t.a.v. het Werelderfgoed Stelling van Amsterdam ONZE REFERENTIE DATUM 05 maart 2018 VAN Gertjan Jobse, Eline Amsing, Floor van Gils Inleiding

Nadere informatie

2 e herziening Structuurvisie Dordrecht Zuidrand van Dubbeldam. 25 april 2017

2 e herziening Structuurvisie Dordrecht Zuidrand van Dubbeldam. 25 april 2017 2 e herziening Structuurvisie Dordrecht 2040 Zuidrand van Dubbeldam 25 april 2017 2 e herziening Structuurvisie Dordrecht 2040 Inhoudsopgave 1. Aanleiding 2. Herziening 3. Besluitvormingsproces 4. Inhoudelijke

Nadere informatie

Gebiedsprogramma 2016-2020. Dit document geeft schematisch de hoofdlijnen weer van het Gebiedsprogramma 2016 2020.

Gebiedsprogramma 2016-2020. Dit document geeft schematisch de hoofdlijnen weer van het Gebiedsprogramma 2016 2020. Gebiedsprogramma 2016-2020 Dit document geeft schematisch de hoofdlijnen weer van het Gebiedsprogramma 2016 2020. 1 Integrale gebiedsopgaven Initiëren, faciliteren en uitvoeren van integrale gebiedsopgaven

Nadere informatie

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Verordening vastgesteld: 26-06-2003 In werking getreden: 15-09-2003 COMPENSATIEVERPLICHTING Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

VOORBLAD STEUNBETUIGING. De tekst van de steunbetuiging bestaat uit:

VOORBLAD STEUNBETUIGING. De tekst van de steunbetuiging bestaat uit: VOORBLAD STEUNBETUIGING De tekst van de steunbetuiging bestaat uit: De tekst van de steunbetuiging (blad 1). De tekst van de steunbetuiging is definitief, dit is de tekst waar 20 april de handtekeningen

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid

HOOFDSTUK 3 Beleid. 3.2 Rijksbeleid. 3.3 Provinciaal beleid HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door (Europese,) landelijke, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante (Europees-,)

Nadere informatie

Erratum Hoofdstuk 5.6 Landschap en cultuurhistorie

Erratum Hoofdstuk 5.6 Landschap en cultuurhistorie Erratum Hoofdstuk 5.6 Landschap en cultuurhistorie 2 Reconstructieplan Gelderse Vallei / Utrecht-Oost Concept Nota van Beantwoording Versie 26 oktober 2004 Erratum Hoofdstuk 5.6 Landschap en cultuurhistorie

Nadere informatie

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Bijlage B Provincie Fryslân 25-11-2014 Toepassing Bro, art. 3.1.1, onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist. Ten behoeve van de stroomlijning van het vooroverleg over: - voorontwerpbestemmingsplannen

Nadere informatie

Erfadvies Hogeveldseweg Echteld Gemeente Neder-Betuwe. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2016

Erfadvies Hogeveldseweg Echteld Gemeente Neder-Betuwe. Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2016 Erfadvies Hogeveldseweg Echteld Gemeente Neder-Betuwe Notitie Uitgangspunten en Randvoorwaarden 2016 Erfadvies Hogeveldseweg Echteld Gemeente Neder-Betuwe COLOFON In opdracht van: Laurent van Manen Behandelend

Nadere informatie

MEDEMBLIK UITBREIDING CORNELIS KUINWEG 29 RUIMTELIJKE KWALITEIT

MEDEMBLIK UITBREIDING CORNELIS KUINWEG 29 RUIMTELIJKE KWALITEIT MEDEMBLIK UITBREIDING CORNELIS KUINWEG 29 RUIMTELIJKE KWALITEIT Inhoudsopgave 1 INLEIDING 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Opzet notitie ruimtelijke kwaliteit 1 2 RUIMTELIJKE KWALITEIT 4 2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis

Nadere informatie

GEMEENTE BUREN. Toelichting landschappelijke inpassing. Uiterdijk 33 Zoelen

GEMEENTE BUREN. Toelichting landschappelijke inpassing. Uiterdijk 33 Zoelen GEMEENTE BUREN Toelichting landschappelijke inpassing Uiterdijk 33 Zoelen Toelichting landschappelijke inpassing Projectnr.061-083 / november 2016 INHOUD 1. INLEIDING... 2 1.1. Aanleiding... 2 1.2. Planlocatie...

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied

Bestemmingsplan buitengebied Bestemmingsplan buitengebied Voorontwerp Informatieavond dinsdag 26 juni 2012 Wat is een bestemmingsplan? Plan met regels over het gebruik van de ruimte Waar en hoe mag wat worden gebouwd? Welke functies

Nadere informatie

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem GEMEENTE BUREN Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem Projectnr. 061-076 / 27 januari 2016 INHOUD BLZ 1 INLEIDING... 3 1.1 Aanleiding en doelstelling... 3 1.2 Plangebied... 4 1.3 Geldend

Nadere informatie

CULTUREEL ERFGOED EN DE VERTALING NAAR RUIMTELIJKE PLANNEN

CULTUREEL ERFGOED EN DE VERTALING NAAR RUIMTELIJKE PLANNEN CULTUREEL ERFGOED EN DE VERTALING NAAR RUIMTELIJKE PLANNEN Onderzoek naar cultuurhistorische structuren, landschappen en panden Aansluitend op Belvedere- (Behoud door ontwikkeling) en het MoMo-beleid (Modernisering

Nadere informatie

OD205 SL. GEMEENTE EEMNES Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2011

OD205 SL. GEMEENTE EEMNES Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2011 OD205 SL stedenbouw + landschap GEMEENTE EEMNES Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2011 status: vastgesteld datum: 23 april 2012 IDN: NL.IMRO.0317.Landelijkgeb2011-0202 werknr: 1341-1050 OD205 SL Oude Delft

Nadere informatie

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord RUIMTELIJKE ONDERBOUWING Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord 1. Inleiding 1.1 Aanleiding Er is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de realisatie van een kunstwerk

Nadere informatie

zorg voor ons landschap

zorg voor ons landschap Rosendael 2a 6891 DA Rozendaal www.landschapsbeheergelderland.nl zorg voor ons landschap Stichting Landschapsbeheer Gelderland (SLG): Stichting met ideële doelstelling. Missie: Zorg voor een vitaal, beleefbaar

Nadere informatie

: Provinciale Staten van Noord Holland, Utrecht en Zuid Holland. Van : Stuurgroep Groene Hart Tel.:

: Provinciale Staten van Noord Holland, Utrecht en Zuid Holland. Van : Stuurgroep Groene Hart Tel.: Memorandum Datum : 7 december 2006 Aan : Provinciale Staten van Noord Holland, Utrecht en Zuid Holland Van : Stuurgroep Groene Hart Tel.: 030-2582750 Onderwerp : Ontwerp Uitvoeringsprogramma Groene Hart

Nadere informatie

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening ** Vastgesteld oktober 2014 Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening Visie verplaatsing nietagrarische bedrijven binnen het buitengebied Status: vastgesteld door de gemeenteraad van Houten d.d.

Nadere informatie

NOTITIE REGIONALE SPEERPUNTEN GROENE HART AGENDA NIEUWKOOP

NOTITIE REGIONALE SPEERPUNTEN GROENE HART AGENDA NIEUWKOOP NOTITIE REGIONALE SPEERPUNTEN GROENE HART AGENDA NIEUWKOOP A. Inleiding en doelstelling In de regiocommissie van 24 oktober jl. is toegezegd dat het college de raad een voorstel doet ten aanzien van de

Nadere informatie

Advies nieuwe veestal, Rijksstraatweg 1, Leersum Pagina 1

Advies nieuwe veestal, Rijksstraatweg 1, Leersum Pagina 1 Advies nieuwe veestal, Rijksstraatweg 1, Leersum Pagina 1 d.d. 1 maart 2019 Geachte mevrouw de Brauwere en heer Middelkoop, afschrift aan GS en PS en verantwoordelijke wethouder Op uw verzoek geef ik hierbij

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum. Geachte Voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum. Geachte Voorzitter, > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie

Stelling van Amsterdam

Stelling van Amsterdam Stelling van Amsterdam Zuidoostbeemster De Nieuwe Tuinderij west 27 oktober 2016 Kenmerk 2344B/N2016-01/MW Projectnummer 2344B Aan Gemeente Beemster Van Manon Witbraad 1. Inleiding De verdedigingslinie

Nadere informatie

Tynaarlo. Bron:

Tynaarlo. Bron: Tynaarlo Bron: www.tynaarlobouwt.nl Introductie Tynaarlo is een klein dorp in de gelijknamige Drentse gemeente waarvan o.a. ook Eelde en Zuidlaren deel uitmaken. Er wonen ongeveer 1800 inwoners. In deze

Nadere informatie

Verlichting van Fietspaden. 1 Inleiding Algemeen Functie van fietspaden Hoofdfietsroutes Utilitaire routes

Verlichting van Fietspaden. 1 Inleiding Algemeen Functie van fietspaden Hoofdfietsroutes Utilitaire routes Verlichting van Fietspaden. 1 Inleiding...2 2 Algemeen...2 3 Functie van fietspaden...2 3.1 Hoofdfietsroutes...2 3.2 Utilitaire routes...3 3.3 Recreatieve routes...3 4 Aanliggend of vrijliggend fietspad...3

Nadere informatie

Midden-Delfland. advies m.b.t. aanvraag status Provinciaal Landschap. provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in zuid-holland

Midden-Delfland. advies m.b.t. aanvraag status Provinciaal Landschap. provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in zuid-holland Midden-Delfland advies m.b.t. aanvraag status Provinciaal Landschap provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in zuid-holland Midden-Delfland advies m.b.t. aanvraag status Provinciaal Landschap HV-PAZH-01

Nadere informatie

ROOD VOOR ROOD GROENRIJK / LANDSCHAPSPLAN EN INRICHTINGSVOORSTEL

ROOD VOOR ROOD GROENRIJK / LANDSCHAPSPLAN EN INRICHTINGSVOORSTEL ROOD VOOR ROOD GROENRIJK / LANDSCHAPSPLAN EN INRICHTINGSVOORSTEL De ontwikkeling van het landschap Het perceel ligt ten oosten van Enschede aan de voet van de stuwwal waarop de stad is gevestigd. De voet

Nadere informatie

GEWIJZIGD. 4a 0070/12 31 januari 2013 RZ RO David Moolenburgh Leo Hulst 291833

GEWIJZIGD. 4a 0070/12 31 januari 2013 RZ RO David Moolenburgh Leo Hulst 291833 Raadsvoorstel [ bijlagge e]ggggggg AAN AGENDAPUNT NUMMER RAADSVERGADERING COMMISSIE ORGANISATIEONDERDEEL PORTEFEUILLEHOUDER BEHANDELEND AMBTENAAR TOESTELNUMMER de gemeenteraad 4a 0070/12 31 januari 2013

Nadere informatie

Neereind Middelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. Kwaliteiten. grens onderzoeksgebied. agrarisch bedrijf.

Neereind Middelbeers. Bestaande situatie en analyse LEGENDA. Ruimtelijke elementen. Kwaliteiten. grens onderzoeksgebied. agrarisch bedrijf. LEGENDA grens onderzoeksgebied agrarisch bedrijf Ruimtelijke elementen Hoogdijk / Steenfortseweg Neereind bebouwing dorpsrand - hard opgaande beplanting - lijn opgaande beplanting - blok Kwaliteiten gave

Nadere informatie

Nota behandeling zienswijzen en ambtelijke aanpassingen (procesnota) bestemmingsplan Aalst, Prins Hendrikstraat naast 3

Nota behandeling zienswijzen en ambtelijke aanpassingen (procesnota) bestemmingsplan Aalst, Prins Hendrikstraat naast 3 Nota behandeling zienswijzen en ambtelijke aanpassingen (procesnota) bestemmingsplan Aalst, Prins Hendrikstraat naast 3 Bestemmingsplan : Aalst, Prins Hendrikstraat naast 3 Datum vaststelling raad : 29

Nadere informatie

AANLEIDING / PROBLEEMSTELLING

AANLEIDING / PROBLEEMSTELLING Raadsvoorstel Voor de gemeenteraadsvergadering d.d. 28 september 2015 Documentnummer : 2015.0.072.749 Zaaknummer: 2015-03-01380 Onderwerp: Vaststellen bestemmingsplan 'Stadsblokken - Meinerswijk 2015'

Nadere informatie

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Bijlage 1 Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens Verordening Ruimte, fase 2 In onderstaande tabel geeft de gemeente Gemert-Bakel

Nadere informatie

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen Beleidskader Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen In het buitengebied 1. Inleiding Het Streekplan Gelderland (2005) biedt nieuwe beleidsruimte voor

Nadere informatie

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT Het ontwerpbestemmingsplan Landelijk gebied Sandelingen Ambacht heeft vanaf 19 april 2012, gedurende een periode

Nadere informatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie Bijlage: beoordeling duurzame locatie Het bedrijf is gelegen in een verwevingsgebied. In een verwevingsgebied is een bouwblokvergroting voor intensieve veehouderijen toegestaan indien het bedrijf is gelegen

Nadere informatie

Inrichtingsvisie. Manpadslaangebied Heemstede. 5 juni 2014

Inrichtingsvisie. Manpadslaangebied Heemstede. 5 juni 2014 Inrichtingsvisie Manpadslaangebied Heemstede 5 juni 2014 colofon opdrachtgever Kerngroep Manpadslaangebied ontwerp Karres en Brands Landschapsarchitecten bv Oude Amersfoortseweg 123 1212 AA Hilversum www.karresenbrands.nl

Nadere informatie

Transformatie Bunniklocatie Nieuwerbrug

Transformatie Bunniklocatie Nieuwerbrug Transformatie Bunniklocatie Nieuwerbrug 1 oktober 2014 Inhoudsopgave 1. Opgave 3. 2. Analyse 4. Provinciale en gemeentelijke ambities; Knelpunten plangebied; Kwaliteiten; Kansen. 3. Ontwikkelstrategie

Nadere informatie

Beeldkwaliteitsplan. Goorstraat 35 en Goorstraat. Te Soerendonk

Beeldkwaliteitsplan. Goorstraat 35 en Goorstraat. Te Soerendonk Beeldkwaliteitsplan Goorstraat 35 en Goorstraat ongenummerd (tussen 21 en 23) Te Soerendonk Oktober 2010 1 Inhoudsopgave 1) Inleiding.3 2) Provinciaal en gemeentelijk beleid m.b.t. buitengebied 4 3) Uitwerking

Nadere informatie

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND 1. INLEIDING Aanleiding De gemeente Schagen is voornemens om het bedrijventerrein Kolksluis langs de Koning Willem II-weg in t Zand

Nadere informatie

A13/A16 ROTTERDAM. Toelichting Deelgebied Terbregseveld. Februari 2015

A13/A16 ROTTERDAM. Toelichting Deelgebied Terbregseveld. Februari 2015 A13/A16 ROTTERDAM Toelichting Deelgebied Terbregseveld Februari 2015 TOELICHTING DEELGEBIED TERBREGSEVELD Het gebied Het Terbregseveld ligt binnen de gemeente Rotterdam en is globaal begrensd door de Rotte

Nadere informatie

Convenant De Blauwe As. Samenwerkende overheden Zuidelijke Randmeren

Convenant De Blauwe As. Samenwerkende overheden Zuidelijke Randmeren Convenant De Blauwe As Samenwerkende overheden Zuidelijke Randmeren Huizen, 16 februari 2010 De ondergetekenden: 1. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, namens deze, Hoofdingenieur-Directeur

Nadere informatie

Nieuw landgoed De Horst schetsvisie. studio. 25 oktober 2012 Ronald van der Heide

Nieuw landgoed De Horst schetsvisie. studio. 25 oktober 2012 Ronald van der Heide Nieuw landgoed De Horst schetsvisie studio 25 oktober 2012 Ronald van der Heide Topografische kaart 1868 met globale aanduiding projectlocatie Zicht op boerderij De Horst vanaf Schammersteeg Boerderij

Nadere informatie

!"#$%#&"'()#*+,-.(/"#$%#&"'(0#*+,-( 1*2"'/*--3'&(

!#$%#&'()#*+,-.(/#$%#&'(0#*+,-( 1*2'/*--3'&( !"#$%#&"'()#*+,-.(/"#$%#&"'(0#*+,-( 1*2"'/*--3'&( Renkum De pracht van het water en het landschap van Renkum is één van haar grote krachten. Deze pracht is niet altijd even zichtbaar, maar wordt sterk

Nadere informatie