TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO STAAT VAN HET ONDERWIJS 2016/2017

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO STAAT VAN HET ONDERWIJS 2016/2017"

Transcriptie

1 TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO STAAT VAN HET ONDERWIJS 2016/2017 april 2018

2 INHOUD Inleiding 4 1 Databronnen en definities Databronnen Leerlingtellingen (BRON) CBS-microdata Stelselonderzoek Financiën Definities Algemeen Achtergrondgegevens leerling Schoolgegevens leerling Gegevens scholen 12 2 Instellingstoezicht Beschrijving objecten van toezicht Vervolgtoezicht 14 3 Participatie en prestaties De studentpopulatie Populatiebeschrijving Plaatsing/instroom Instroom Passende plaatsing Directe instroom Doorstroom en uitval Opstroom Uitval Studiekeuze en switchgedrag Switch-gedrag Diplomering Gediplomeerde uitstroom Passend diploma Meerdere diploma s Studieduur bij uitstroom Inspectieoordelen onderwijsresultaten Inspectieoordelen examinering en diplomering Regioverschillen opbrengsten VSV VSV Stages Studenttevredenheid stages (JOB monitor) Overgang vervolgonderwijs/arbeidsmarkt Overgang MBO-HBO Overgang MBO-arbeidsmarkt 55 4 Onderwijsproces Leskwaliteit Inspectieoordelen onderwijsproces Lesobservaties Studenttevredenheid onderwijs (JOB monitor) 62

3 4.2 Docentenvaardigheden Vaardigheden leraren (lesobservaties) kenmerken docenten (lesobservaties) Relatie onderwijsproces en docentkenmerken 66 5 Schoolklimaat Sociale veiligheid Meldingen aan vertrouwensinspecteurs Veiligheidsbeleving (JOB monitor) 69 6 Sturing/Bestuur Financiële aspecten Inspectieoordeel financieel beheer Kwaliteitszorg Inspectieoordelen kwaliteitszorg en ambitie op bestuursniveau Inspectieoordelen kwaliteitszorg en ambitie op opleidingsniveau Inspectieoordelen naleving overige wettelijke vereisten Medezeggenschap Studenttevredenheid inspraak (JOB monitor) 75 7 Niet bekostigd MBO De studentpopulatie Instroom NBI Diplomering NBI Gediplomeerde uitstroom NBI Passend diploma NBI 79 Vergelijking populatie NBI en bekostigd MBO 80 8 Groen Inspectieoordelen groen onderwijs Instroom, doorstroom, uitstroom Groen 83 9 Passend onderwijs Studenttevredenheid studeren met een beperking (JOB monitor) 88

4 Inleiding Dit is het technische rapport dat ten grondslag ligt aan het sectorhoofdstuk middelbaar beroepsonderwijs van de Staat van het Onderwijs 2016/2017. In dit rapport staat de verantwoording van de onderzoeksgegevens. In hoofdstuk 1 komen de databronnen en definities aan bod. In de hoofdstukken 2-9 worden afzonderlijke aspecten van het onderwijs besproken. Hierin komen zowel bekostigd als nietbekostigd onderwijs aan bod. Elke paragraaf begint met een puntsgewijze weergave van de meest in het oog springende bevindingen. Pagina 4 van 88

5 1 Databronnen en definities 1.1 Databronnen In deze paragraaf worden de bestanden en definities beschreven die gebruikt zijn voor de analyses. Hier worden ook de overwegingen besproken om bepaalde bestanden aangepast te gebruiken (bijvoorbeeld via weging) en wordt de representativiteit van de bestanden besproken Leerlingtellingen (BRON) Bekostigd mbo Op basis van de leerlingtellingen zijn drie verschillende bestanden gemaakt: een instroom-, populatie- en uitstroombestand. De basis hiervoor zijn de ontdubbelde 1-cijfer stelselbestanden, hierin komt elke student in elk jaar maar één keer voor. Instroom Het instroombestand bevat de studenten met een inschrijving in het bekostigd MBO in jaar t (inschrijving op 1-10 jaar t) die in jaar t-1 niet in het MBO waren ingeschreven. Hieraan zijn de 1-cijferbestanden SO, VO, VAVO, NBI MBO en NBI VO/VAVO van jaar t-1 gekoppeld, om vast te stellen of een student het jaar daarvoor een hoofdinschrijving had in één van deze onderwijssoorten en dus direct is doorgestroomd naar het MBO. De cijfers mbt 2017/2018 zijn gebaseerd op het voorlopige 1-cijferbestand, de vooropleidingsgegevens van dit jaar zijn nog niet beschikbaar, dus die informatie (en informatie over passende plaatsing) ontbreekt voor dit schooljaar in de tabellen. Populatie De populatie bestaat uit mbo-studenten die een geldige inschrijving hebben bij een bekostigde instelling. Hiervoor is gebruik gemaakt van ontdubbelde 1-cijfer stelselbestanden 2010 tot en met Ten behoeve van het vaststellen van (ongediplomeerde) switch naar een andere opleiding is per jaar ook het 1-cijfer examenbestand gekoppeld waarin alle behaalde diploma s zijn opgenomen. Uitstroom Het uitstroombestand wordt gebruikt om de opbrengsten op stelselniveau in kaart te brengen. Opbrengsten zijn gedefinieerd als het percentage studenten dat het mbo gediplomeerd heeft verlaten. De onderzoeksgroep is beperkt tot de groep studenten die bij aanvang van schooljaar t in het mbo zaten (inschrijving op 1-10 jaar t) en bij aanvang van schooljaar t+1 (1-10 jaar t+1) het mbo hebben verlaten (mbo-verlaters). De behaalde diploma s (uit het 1-cijfer examenbestand) zijn per student ontdubbeld. D.w.z. per student is alleen het hoogst behaalde mbo-diploma opgenomen in het analysebestand. Dat diploma kan in een eerder schooljaar zijn behaald. Deze definitie betreft alle schooljaren waarover gerapporteerd wordt Niet bekostigd mbo Voor het niet-bekostigd onderwijs zijn er inschrijvingsbestanden beschikbaar vanaf Voor de analyses ten behoeve van de Staat van het Onderwijs is gebruik gemaakt van de ontdubbelde 1-cijfer stelselbestanden, hierin komt elke student maar één keer voor. Instroom Het instroombestand bevat de studenten met een inschrijving in het niet-bekostigd MBO in jaar t die in jaar t-1 niet in het niet-bekostigd MBO waren ingeschreven. Populatie De populatie niet bekostigde MBO studenten bestaat uit studenten die in de periode 1 oktober jaar t tot 1 oktober jaar t+1 een geldige inschrijving hebben aan een niet-bekostigde instelling. Uitstroom Pagina 5 van 88

6 Net als voor het bekostigd mbo is het uitstroomrendement berekend van de studenten die in cursusjaar t het niet-bekostigd mbo(nbo) hebben verlaten. Het betreft studenten die op 1 oktober jaar t een geldige inschrijving hebben in het niet-bekostigd mbo en op 1 oktober jaar t+1 niet meer staan ingeschreven in het niet-bekostigd mbo. Een deel van deze uitstromers heeft een diploma behaald in het niet-bekostigd mbo. In de rendementsberekening van de studenten in het niet-bekostigd mbo wordt een onderscheid gemaakt naar doelgroep: 23min, 23plus en OVO (opleidingen die onderwijs aanbieden in de derde leerweg). In OVO zitten in eerdere jaren weinig studenten, maar het neemt de laatste jaren wel toe Bekostigingstelling MBO Basisgegevens bekostigd onderwijs (Bbo rom bestanden) van DUO. Deze bestanden zijn gebaseerd op de 1-cijferbestanden en bevatten het aantal bekostigde studenten per brin, crebo, niveau en leerweg. Deze bestanden zijn gebruikt voor de beschrijving van de objecten van toezicht CBS-microdata De BRON-data is op studentniveau gekoppeld aan CBS-microdata. De gegevens die via het CBS beschikbaar komen zijn de opleiding van de ouders van studenten, het inkomen van de ouders van studenten en de precieze geboortedatum van studenten. In sectie 1.2 komen de gebruikte definities aan bod Stelselonderzoek Onderzoekskader Het toezicht van de Inspectie is per 1 augustus 2017 veranderd. En daarmee is er ook een nieuw onderzoekskader opgesteld. De beoordelingen in de stelselonderzoeken zijn gebaseerd op het onderzoekskader 2017 voor het toezicht op het middelbaar onderwijs. Het nieuwe kader is anders van opzet dan het voorgaande kader (toezichtkader BVE 2012). Als gevolg daarvan kan er geen vergelijking meer worden gemaakt met de onderzoeksresultaten uit eerdere jaren Steekproef In 2017 is bij 23 bekostigde instellingen een stelselonderzoek uitgevoerd. Bij 7 daarvan is een volledig vierjaarlijks onderzoek uitgevoerd, waarbij ook oordelen op bestuursniveau zijn gegeven. Bij deze instellingen is bij 2 opleidingen een stelselonderzoek uitgevoerd. Bij de overige instellingen zijn alleen stelselonderzoeken op opleidingsniveau uitgevoerd. Per instelling zijn er 2 tot 6 opleidingen (bc-codes) bezocht. In totaal zijn er in opleidingen bezocht. Representativiteit Om te bepalen in hoeverre de steekproef een representatief beeld geeft over het middelbaar beroepsonderwijs is gekeken naar de verdeling van de kenmerken sector, opleidingsniveau, leerweg en type instelling op landelijk niveau en de verdeling van deze kenmerken binnen de steekproef. Deze zijn getoetst met een chi kwadraattoets. Een groot deel van de mbo-opleidingen bestaat uit techniekopleidingen, maar deze opleidingen zijn vaak klein: 27 procent van de studenten in het mbo volgt een techniekopleiding. Bij de steekproeftrekking is hiermee rekening gehouden. De verdeling van de steekproefopleidingen sluit aan bij de landelijke verdeling van de studenten over de sectoren in het mbo. Tabel a Verdeling naar sector Landelijk (%) Landelijk (%) Steekproef opleidingen deelnemers 2017 (%) Techniek Pagina 6 van 88

7 Groen Economie Zorg Combi Totaal De steekproef is representatief naar type instelling. Tabel b Verdeling naar type instelling Landelijk (%) Steekproef 2017 (%) Vakinstelling 4 5 ROC AOC 7 4 Totaal De steekproef is representatief naar de verdeling van leerweg op opleiding. De verdeling over leerweg sluit ook aan bij de landelijke verdeling van studenten over leerweg. Tabel c Verdeling naar leerweg Landelijk (%) Landelijk (%) deelnemers Steekproef 2017 (%) BOL BBL Totaal De steekproef is representatief naar opleidingsniveau. Tabel d Verdeling naar opleidingsniveau Landelijk (%) Steekproef 2017 (%) Totaal Weging De grootte van de instelling bepaalt mede hoeveel opleidingen er worden onderzocht. Naar verhouding leveren kleine instellingen meer opleidingen aan het stelselonderzoek dan grote instellingen. Daarom wordt er bij de analyse van de stelselgegevens een weegfactor toegepast, deze wordt vastgesteld aan de hand van de volgende formule: gewicht = (n opl in brin x n opl in de steekproef) (n opl van alle brins in de steekproef x n getrokken opl in brin) In een voorbeeld ziet dat er als volgt uit: De totale steekproef bevat 90 opleidingen van 23 instellingen. Gezamenlijk bieden de 23 instellingen 1160 opleidingen aan. Instelling x biedt 79 opleidingen aan waarvan er 6 zijn getrokken voor de steekproef. Het gewicht dat aan deze instelling wordt toegekend is dus 1.02 Pagina 7 van 88

8 (79*90)/(1160*6). In tabel x.x is een overzicht gemaakt van de gewichten die aan iedere instelling zijn toegekend. Tabel e gewichten per instelling Brin Aantal steekproefopleidingen Totaal aantal opleidingen Gewicht x ,98 x ,26 x ,23 x ,23 x ,78 x ,74 x ,39 x ,21 x 3 7 0,18 x ,07 x ,50 x ,79 x ,60 x ,87 x ,02 x ,52 x ,10 x ,54 x ,56 x ,58 x ,01 x ,13 x ,06 De data op opleidingsniveau die in de Staat van het Onderwijs worden gepresenteerd, zijn gewogen volgens bovenstaande methode Lesobservaties en teamformulieren Tijdens de schoolbezoeken vinden lesobservaties plaats. Tijdens deze lessen scoort de (getrainde) inspecteur meerdere indicatoren die betrekking hebben op het pedagogischdidactische handelen van de leraar. De lesobservaties zijn niet bedoeld om een oordeel over een individuele leraar te geven. Daarvoor zouden meer lessen van dezelfde leraar geobserveerd moeten worden. Wel kan hiermee een uitspraak over de kwaliteit van de lessen op stelselniveau worden gedaan. Op peildatum 17 oktober 2017 zijn er 285 lesobservatieformulieren beschikbaar van 21 bekostigde mbo-instellingen en 77 beroepsopleidingen. Naast de lesobservaties worden ook de docentgegevens van het hele team van alle bezochte opleidingen opgevraagd. Op peildatum 17 oktober 2017 zijn er gegevens van 712 docenten van 58 opleidingen. Met de gegevens van 2015 en 2016 komt het totaal op 2513 docenten van 205 verschillende opleidingen. In de beschrijvingen en tabellen in paragraaf 4.2 zijn de docentgegevens van 2015, 2016 en 2017 bij elkaar genomen. De achtergrondkenmerken van de leraren uit het formulier teamgegevens zijn op basis van docentnummer gekoppeld aan de lesobservaties. Bij een aantal lesobservaties is geen (of een Pagina 8 van 88

9 niet bestaand) docentnummer ingevuld en bij een aantal opleidingen is geen teamformulier beschikbaar. Dit resulteert er in dat er in 2017 bij 58,9% van de lesobservaties ook docentgegevens beschikbaar zijn, bij 117 lesobservaties (41,1%) ontbreken de docentkenmerken Financiën De inspectie rapporteert over het aantal besturen onder aangepast financieel toezicht en over de waarde van de indicatoren solvabiliteit (de mate waarin besturen op langere termijn aan de verplichtingen kunnen voldoen), liquiditeit (de mate waarin besturen op kortere termijn aan hun verplichtingen kunnen voldoen) en rentabiliteit (het evenwicht tussen baten en lasten en de ontwikkeling van het eigen vermogen). Een bestuur komt onder aangepast financieel toezicht als het teveel risico neemt op het gebied van financiële continuïteit, rechtmatigheid of doelmatigheid. Zie ook: Inspectie van het Onderwijs (2017a). De financiële staat van het onderwijs Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. 1.2 Definities In deze paragraaf worden de definities beschreven die gebruikt zijn in de analyses Algemeen Inschrijvingsjaar Het kalenderjaar waarin op teldatum 1 oktober unieke (hoofd)inschrijvingen worden geteld Achtergrondgegevens leerling Sociaaleconomische achtergrond- Hoogst behaalde opleiding ouders Het hoogst behaalde opleidingsniveau van de juridische ouders van de student van het inschrijvingsjaar ingedeeld in vijf categorieën: Opleiding onbekend, maximaal een mbo 2 opleiding, een mbo 3 of mbo 4 opleiding, hbo bachelor & associate degree en wo & hbo master. De laatst beschikbare gegevens komen uit 2014; voor de inschrijvingsjaren 2015 en 2016 gebruiken we gegevens uit In de meeste gevallen is van de ouders van studenten in het mbo het hoogste behaalde opleidingsniveau bekend. Als het hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders in het inschrijvingsjaar niet bekend is, wordt het hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders in het laatst beschikbare jaar gebruikt (2014). Voor de studenten waarvan ook in dit jaar het hoogste behaalde opleidingsniveau onbekend is, is er een aparte categorie opgenomen: Opleiding onbekend. Sociaaleconomische achtergrond- Inkomen ouders Het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden van de student in het inschrijvingsjaar. De laatst beschikbare gegevens komen uit 2015; voor het inschrijvingsjaar 2016 gebruiken we gegevens uit In de meeste statistieken maken we gebruik van het inkomen verdeeld in vijf gelijke groepen binnen de totale bevolking (quintielen), plus een categorie die weergeeft dat het inkomen van de ouders onbekend is. Migratieachtergrond De migratieachtergrond van de student wordt bepaald op basis van zijn/haar geboorteland en de geboortelanden van zijn/haar juridische ouders. Studenten worden in 4 categorieën ingedeeld: studenten zonder migratieachtergrond, studenten met een westerse migratieachtergrond, studenten met een niet-westerse migratieachtergrond van de 2 de generatie, studenten met een niet-westerse migratieachtergrond en van de 1 ste generatie. Leeftijd Leeftijd van de student op 1 oktober van het inschrijvingsjaar. Pagina 9 van 88

10 Apcg Een armoedeprobleemcumulatiegebied is een postcodegebied waarin zowel het percentage huishoudens met lage inkomens, als het percentage huishoudens met een uitkering én het percentage niet-westerse allochtonen hoger ligt dan 80% van alle postcodegebieden in Nederland, het zogenaamde 80e percentiel. SCP statusscore Statusscores zijn scores die het SCP berekent en die aangeven hoe de sociale status van een wijk is, in vergelijking met andere wijken in Nederland. Met de sociale status bedoelen we hier niet het aanzien of de populariteit van een wijk. De sociale status van een wijk is afgeleid van een aantal kenmerken van de mensen die er wonen en bestaat uit vier gegevens: het gemiddelde inkomen in een wijk, het percentage mensen met een laag inkomen, het percentage laag opgeleiden en het percentage mensen dat niet werkt Schoolgegevens leerling Instroom Student die op 1 oktober jaar t staat ingeschreven in het MBO, maar op 1 oktober jaar t-1 geen inschrijving in het MBO had. Instroom laag opgeleiden Het aandeel studenten in het eerste jaar met een lage vooropleiding (onder vmbo-kader: pro, geen vmbo-diploma, vmbo-basis). Directe instroom Instroom van studenten in het MBO die in jaar t-1 stonden ingeschreven in het voortgezet onderwijs. Passende plaatsing Het aandeel studenten dat geplaatst is op het mbo-niveau op of boven het niveau dat verwacht mag worden op grond van de vooropleiding. Tabel a Passende plaatsing Vooropleiding Niveau plaatsing onder op boven onbekend, Eng str, Baccalaureate, Europese school praktijkonderwijs - 1 >1 geen vmbo diploma* - 1 >1 vmbo BL diploma of vm2 of LWT' 1 2 >2 vmbo KL diploma <3 3 4 vmbo GL diploma <4 4 - vmbo TL diploma <4 4 - havo/vwo zonder diploma <4 4 - havo/vwo met diploma <4 4 mbo niveau >3 mbo niveau 2 <3 3 4 mbo niveau 3 <4 4 - mbo niveau 4 < jaar en ouder of vbo 1 2 >2 *het betreft hier plaatsing in het eerste jaar, op het moment van diploma/uitstroom is niveau 1 te laag, dus dat is een verschil tussen passende plaatsing en passend diploma Switch Pagina 10 van 88

11 Student met een inschrijving in jaar t, die geen diploma heeft behaald in jaar t en in jaar t+1 staat ingeschreven op een opleiding in een andere subgroep. Het gaat hierbij alleen om switch in opeenvolgende studiejaren. Studenten die na (een aantal jaren van) uitval terugkeren in het MBO en dan aan een opleiding in een andere subgroep starten, worden niet meegeteld als switcher. Opstroom Het aandeel studenten dat in jaar t staat ingeschreven op niveau 2 of 3 en in jaar t+1 is ingeschreven op een hoger mbo-niveau. De entreeopleiding wordt buiten beschouwing gelaten en vanuit niveau 4 is binnen het MBO geen opstroom mogelijk. Uitstroom Student die op 1 oktober jaar t staat ingeschreven in het MBO, maar op 1 oktober jaar t+1 geen inschrijving in het MBO meer heeft. Gediplomeerde uitstroom Het diplomaresultaat drukt het percentage gediplomeerde mbo-verlaters uit t.o.v. alle mboverlaters in een schooljaar. De behaalde diploma s zijn per student ontdubbeld. D.w.z. per student is alleen het hoogst behaalde mbo-diploma opgenomen in het analysebestand. Dat diploma kan in een eerder schooljaar zijn behaald. In de rendementsberekening van de studenten in het niet-bekostigd mbo wordt een onderscheid gemaakt naar doelgroep: 23min, 23plus en OVO (opleidingen die onderwijs aanbieden in de derde leerweg). Passend diploma Het aandeel uitgestroomde studenten dat een diploma haalt op of boven het niveau dat past bij de vooropleiding. Daarbij is de volgende indeling aangehouden: Tabel b Passend diploma Vooropleiding Niveau diploma onbekend, Eng str, Baccalaureate, Europese school 2 praktijkonderwijs 1 geen vmbo diploma* 2 vmbo BL diploma of vm2 of LWT' 2 vmbo KL diploma 3 vmbo GL diploma 4 vmbo TL diploma 4 havo/vwo zonder diploma 4 havo/vwo met diploma 4 mbo niveau 1 2 mbo niveau 2 3 mbo niveau 3 4 mbo niveau jaar en ouder of vbo 2 * er is voor deze groep een verschil tussen passende plaatsing en passend diploma: voor plaatsing in het eerste jaar is niveau 1 passend, op het moment van diploma/uitstroom is niveau 1 te laag Studieduur Het aantal jaar dat een student in het mbo staat ingeschreven bij uitstroom met het behalen van een diploma. Voortijdig schoolverlaten (VSV) Het aandeel studenten dat vanuit het mbo het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie van het aantal studenten in het mbo dat op 1-10-t-1 nog geen 22 jaar is. Een startkwalificatie is een havo, vwo of minimaal een mbo-2 diploma. Pagina 11 van 88

12 1.2.4 Gegevens scholen Niveau 1 Het MBO heeft opleidingen op 4 niveaus: Entreeopleiding: bedoeld voor jongeren zonder diploma van een vooropleiding. Deze opleiding bereid jongeren voor op de arbeidsmarkt of doorstroom naar een niveau 2 opleiding. Basisberoepsopleiding (niveau 2): bereid studenten voor op uitvoerende werkzaamheden. Vakopleiding (niveau 3): studenten leren werkzaamheden zelfstandig uit te voeren. Middenkaderopleiding (niveau 4): studenten leren werkzaamheden volledig zelfstandig uit te voeren. Studenten met een diploma op niveau 4 kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding in het HBO. Leerweg Er zijn verschillende leerwegen in het MBO: Beroeps Opleidende Leerweg (BOL): geeft praktijkervaring in de vorm van stages naast vastgestelde contacturen op school. Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL): de student werkt vier dagen in de week en gaat daarnaast één dag per week naar school voor de theoretische vorming. OVO, derde leerweg 2 : Volwassen kunnen in de derde leerweg via een maatwerktraject een volwaardig mbo-diploma behalen. De opleidingen kennen geen wettelijke urennorm en houden zo optimaal mogelijk rekening met wat een student al weet en kan. Examendeelnemer: student die alleen staat ingeschreven om deel te nemen aan het examen. Dit betekent dat hij geen lessen volgt of stage loopt. Type instelling In de sector MBO zijn er verschillende typen instellingen 3 : Regionale opleidingscentra (ROC): bieden een breed pakket van opleidingen in verschillende sectoren. Agrarische opleidingscentra (AOC): instellingen die opleidingen verzorgen op het gebied van voeding, natuur en milieu; zogeheten groene opleidingen. Vakinstellingen: richten zich op opleidingen voor één beroepenveld binnen één sector, zoals scheepvaart, grafische sector of de voedingsindustrie. Regio Nederland wordt op basis van de postcode van de instelling ingedeeld in 4 regio s: Noord: Groningen, Friesland, Drenthe Oost: Overijssel, Gelderland Midden: Flevoland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-holland Zuid: Zeeland, Brabant, Limburg Pagina 12 van 88

13 2 Instellingstoezicht 2.1 Beschrijving objecten van toezicht Het aantal MBO besturen is min of meer stabiel na een lichte daling in de periode tot en met In de aantallen in onderstaande tabel vallen ook besturen die naast MBO ook onderwijsinstellingen onder zich hebben die onderwijs bieden aan VO en MBO. Het zijn dus niet per definitie pure mbo besturen. Tabel a aantal MBO besturen per jaar vlp n n n n n n n n n n aantal besturen In de meeste gevallen valt het MBO bestuur samen met de MBO instelling, maar er zijn een paar besturen waar meer dan één MBO instelling onder valt. Daardoor ligt het aantal MBO instellingen iets hoger. Tabel b aantal MBO instellingen per jaar vlp n n n n n n n n n n aantal instellingen *instelling=brin Het totaal aantal aangeboden opleidingen per jaar schommelt wat en lijkt de afgelopen jaren iets af te nemen. Tabel c aantal MBO opleidingen per jaar vlp n n n n n n n n n n Aantal opleidingen *opleiding=bc x niveau Het aantal opleidingen per instelling varieert van 1 tot bijna 100. Vakinstellingen hebben een smal opleidingsaanbod, terwijl ROC s vaak een breed scala aan opleidingen aanbieden. Tabel d aantal MBO opleidingen per instelling minimum maximum mediaan gemiddelde , , , , , , , , ,2 2016vlp ,3 *opleiding=bc x niveau Pagina 13 van 88

14 2.2 Vervolgtoezicht Indien er uit het steekproefonderzoek naar voren is gekomen dat er tekortkomingen zijn in de kwaliteit van opleidingen, vindt er vervolgtoezicht plaats. Het eindoordeel is bij bijna 70 procent van de opleidingen voldoende, bij 29% onvoldoende en in 2017 heeft bijna 3% van de opleidingen het eindoordeel zeer zwak (onvoldoende voor onderwijsproces en onderwijsresultaten) gekregen. Tabel a eindoordeel opleiding % Ongewogen n Zeer zwak 2,6 2 Onvoldoende 28,9 22 Voldoende 68,5 65 Goed 0,0 0 Totaal 100,0 89 *eindoordeel goed wordt nog niet gegeven Vanwege het nieuwe onderzoekskader kunnen de oordelen van 2017 niet zonder meer vergeleken worden met de oordelen uit voorgaande jaren, maar het beeld is wel grofweg hetzelfde. Tabel b vervolgtoezicht en tekortkomingen mbo-opleidingen in percentages 2017 % zeer zwak onderwijs 3 onvoldoende onderwijsproces 5 onvoldoende onderwijsresultaten 24 onvoldoende examenkwaliteit 34 niet-naleving: onvoldoende kwaliteitsborging 22 niet-naleving: overige wettelijke vereisten 11 *een opleiding kan in meerdere categorieën voorkomen Pagina 14 van 88

15 3 Participatie en prestaties 3.1 De studentpopulatie Het aandeel BBL studenten is na jaren van daling in 2016/2017 weer licht gestegen Populatiebeschrijving De totale populatie studenten in het bekostigd mbo is in 2016/2017 na een aantal jaren van lichte daling weer toegenomen. In de verdeling van studenten over de verschillende niveaus valt op dat het aandeel studenten dat staat ingeschreven op niveau 1 in 2014/2015 sterk is gedaald. Dit kan worden verklaard door de omvorming van de niveau 1 opleiding tot entreeopleiding die alleen nog toegankelijk is voor deelnemers zonder vo-diploma. Deze omvorming is ingegaan per 1 augustus Daarnaast is het aantal bedrijfsgerelateerde trajecten op niveau 1 afgebouwd. In de studentpopulatie niveau 2 is een vergelijkbare, maar minder extreme, afname zichtbaar. Dit hangt waarschijnlijk samen met het vervallen van de drempelloze instroom op niveau 2, waardoor het in principe niet meer mogelijk is om zonder diploma op dit niveau in te stromen. Een groeiend aandeel studenten volgt een opleiding op niveau 4. Tabel a totale mbo populatie naar niveau (n 2016/17= ) 2010/ / / / / / /2017 niveau 1 4,9 4,7 4,6 4,1 2,9 2,7 2,7 niveau 2 25,2 24,1 23,3 22,1 20,3 18,8 17,7 niveau 3 27,3 27,5 27,4 27,2 26,9 27,0 26,6 niveau 4 42,7 43,7 44,7 46,6 49,9 51,5 53,0 Totaal n Het aandeel studenten dat een opleiding volgt in de BBL is na jaren van daling in 2016/2017 weer licht gestegen. Tabel b totale mbo populatie naar leerweg (n 2016/17= ) 2010/ / / / / / /2017 BOL Voltijd 63,8 65,2 67,3 71,6 76,6 78,1 77,6 BBL 31,2 30,4 28,7 24,9 21,0 20,2 20,7 BOL Deeltijd 1,8 1,6 1,1 0,6 0,2 0,0 0,0 Examendlnr 3,2 2,8 2,9 2,8 2,2 1,7 1,7 Totaal n Op niveau 1 en 2 zitten relatief meer mannen dan vrouwen, op niveau 3 en 4 is het aandeel mannen en vrouwen vrijwel gelijk. Tabel c verdeling man/vrouw per niveau (n 2016/17= ) 2010/ / / / / /20 % n % n % n % n % n % niveau 1 vrouw 36, , , , , ,5 5 man 64, , , , , ,5 8 niveau 2 vrouw 37, , , , , ,9 33 man 62, , , , , ,1 57 niveau 3 vrouw 51, , , , , ,6 66 Pagina 15 van 88

16 niveau 4 man 48, , , , , ,4 64 vrouw 51, , , , , ,6 12 man 48, , , , , ,4 12 Op niveau 1 zitten relatief veel studenten met een migratieachtergrond, dit aandeel is in de afgelopen jaren toegenomen, maar dat heeft waarschijnlijk te maken met de omvorming naar de entreeopleiding en het vervallen van bedrijfsgerelateerde trajecten. Bijna 30 procent van de studentpopulatie op niveau bestaat uit studenten met een niet-westerse migratieachtergrond eerste generatie. Op niveau 3 en 4 bestaat ongeveer een derde van de populatie uit studenten zonder migratieachtergrond. Tabel d verdeling herkomst per niveau (n 2016/17= ) niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau / / / / / / % n % n % n % n % n % n % autocht 58, , , , , , ,5 west all 8, , , , , , ,7 nw all, 1e gen 20, , , , , , ,0 nw all 2e gen 12, , , , , , ,8 autocht 69, , , , , , ,6 west all 6, , , , , , ,2 nw all, 1e gen 10, , , , , , ,7 nw all 2e gen 13, , , , , , ,4 autocht 75, , , , , , ,4 west all 5, , , , , , ,2 nw all, 1e gen 7, , , , , , ,7 nw all 2e gen 11, , , , , , ,7 autocht 76, , , , , , ,0 west all 6, , , , , , ,7 nw all, 1e gen 5, , , , , , ,4 nw all 2e gen 12, , , , , , ,9 Pagina 16 van 88

17 De ouders van mbo-studenten hebben ook vaak een mbo-opleiding. Van de studenten van wie de hoogste opleiding van de ouders bekend is, heeft 80 procent ouders met een opleiding op maximaal mbo-4-niveau. Van de studenten in de entreeopleiding heeft 8 procent ouders met een hogere opleiding dan mbo-4; bij de mbo-4-studenten geldt dit voor 26 procent Tabel e Verdeling opleiding ouders per niveau, exclusief opleiding ouders onbekend (n 2016/17= ) 2010/ / / / / / Totaal niveau 1 niveau 2 niveau 3 niveau 4 % n % n % n % n % n % n Max , , , , , ,2 mbo2 4 Mbo , , , , , , Hbo 1 10, , , , , , ad/ba Wo ba/ma & 3, , , , , , hbo ma Max. 6 70, , , , , , mbo2 Mbo , , , , , , Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma Max. mbo2 4, , , , , , , , , , , , , , , , , , Mbo , , , , , , Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma Max. mbo2 6, , , , , , , , , , , , , , , , , , Mbo , , , , , , Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma Max. mbo2 9, , , , , , , , , , , , , , , , , , Mbo , , , , , , Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma 14, , , , , , , , , , , , Pagina 17 van 88

18 3.2 Plaatsing/instroom Instroom in technische opleidingen in 2016/2017 (sterk) gedaald aandeel instroom in een combinatie opleiding is juist toegenomen. Hoe hoger het instroomniveau in het MBO, hoe hoger het opleidingsniveau en inkomen van de ouders. Afgelopen jaren worden studenten vaker op niveau geplaatst. Vrouwen worden vaker op niveau geplaatst dan mannen, maar verschil wordt kleiner. Studenten met een niet westerse migratieachtergrond van de tweede generatie worden relatief vaak op niveau en minder vaak onder niveau geplaatst. Instromers met hoger opgeleide ouders worden vaker op niveau geplaatst. Plaatsing boven niveau komt vaker voor bij studenten met lager opgeleide ouders. Directe instroom vanuit het VO neemt nog steeds toe Instroom De absolute instroom in het bekostigd MBO is na een daling in de afgelopen jaren in 2016/2017 weer licht toegenomen. Het aandeel mannen dat instroomt in het MBO is de afgelopen jaren licht gestegen, maar lijkt zich in 2017 te stabiliseren. Tabel a instroom naar geslacht (n 2016/17= ) 2012/ / / / / /2018vlp vrouw 48,6 48,4 48,0 47,6 47,4 47,7 man 51,4 51,6 52,0 52,4 52,6 52,3 Totaal n Er stromen relatief en absoluut steeds minder studenten in op niveau 1 en 2. Dit is een vergelijkbare trend met het beeld van deze niveaus in de populatie. Zie paragraaf In de voorlopige cijfers van 2017/2018 is het aandeel studenten op niveau 1 weer toegenomen. Tabel b instroom naar niveau (n 2016/17= ) 2012/ / / / / /2018vlp niveau 1 10,2 9,2 7,3 7,1 7,1 7,7 niveau 2 30,1 28,3 25,8 24,4 23,3 22,3 niveau 3 22,6 22,1 21,5 22,6 22,5 21,8 niveau 4 37,1 40,3 45,3 45,9 47,2 48,2 Totaal n De instroom in BBL is na een aantal jaren van daling in recente jaren weer licht toegenomen. Tabel c instroom naar leerweg (n 2016/17= ) 2012/ / / / / /2018vlp BOL Voltijd 63,0 70,1 77,0 76,3 75,4 74,7 BBL 33,6 27,2 21,6 22,6 23,4 24,4 BOL Deeltijd 1,4 0,7 0,1 0,0 0,0 0,0 Examendlnr 2,1 2,1 1,3 1,1 1,1 0,9 Pagina 18 van 88

19 Totaal n Het aandeel studenten dat instroomt in de sector groen is de afgelopen jaren gedaald. Opvallend is dat ook de relatieve instroom in technische opleidingen in 2016/2017 na jaren van stijging nu weer is gedaald. De instroom in een combinatie opleiding is in 2016/2017 juist toegenomen. Tabel d instroom naar sector (n 2016/17 = ) / / / / / /2018vlp zorg & welzijn 32,4 31,9 30,7 29,6 30,6 31,5 techniek 24,1 23,5 26,6 27,7 25,2 24,4 economie 31,6 32,5 33,3 33,4 33,0 31,8 groen 6,1 6,3 5,4 5,3 4,9 4,5 combinatie 5,8 5,8 4,0 4,0 6,4 7,9 Totaal n De daling van instroom in de sector techniek is vrijwel volledig toe te schrijven aan niveau 1, omdat alle opleidingen op niveau 1 (entree opleidingen) in 2017/2018 onder de brede sector combinatie vallen. Op niveau 2 is het aandeel instromers in een technische opleiding de afgelopen jaren behoorlijk stabiel, op niveau 3 is het toegenomen en op niveau 4 daalt het licht. Tabel e Percentage instromers in sector techniek MBO, naar niveau (n 2017/18 = ) 2012/ / / / / /2018vlp % % % % % % niveau 1 12,3 12,3 37,8 43,4 8,5 0 niveau 2 33, ,5 31,4 31,9 31,9 niveau 3 12,7 13,4 17,8 19,5 24,6 26,6 niveau 4 26,8 26,5 26,8 27,4 24,6 23,8 Totaal 24,1 23,5 26,6 27,7 25,2 24,4 Tabel f Instroom niveau 1 naar sector (n 2016/17=12.401) 2012/ / / / / /2018vlp zorg & welzijn 6,5 6,5 4,5 2,7 0,6 0,0 techniek 12,3 12,3 37,8 43,4 8,5 0,0 economie 15,5 10,9 7,4 5,4 0,4 0,0 groen 14,8 16,1 6,4 5,7 0,5 0,0 combinatie 50,9 54,2 44,0 42,9 90,1 100,0 Totaal n De sector werd tot bepaald obv het kenniscentrum dat bij een kwalificatie hoort. Na die datum hebben de kenniscentra hun wettelijke taken overgedragen aan de SBB waarmee de relatie kwalificatie-kenniscentrum is vervallen. Vanaf is mbv de omzettingstabel van de SBB (overzicht van hks crebonrs per met de corresponderende "oude" crebonummers) een kenniscentrum toegekend. Bij twijfel is de verantwoordingsinformatie van het betreffende kwalificatiedossier geraadpleegd. Indien meerdere kenniscentra betrokken waren bij de totstandkoming van het kwalificatiedossier en deze kenniscentra verschillende sectoren vertegenwoordigden dan werd de sector vastgesteld als: "combinatie van sectoren". Waarschijnlijk zijn juist bij de (brede) entreeopleidingen meerdere kenniscentra betrokken, waardoor die opleidingen vallen onder combinatie. Pagina 19 van 88

20 Sinds 2013/2014 is het aandeel studenten dat instroomt vanuit de havo of vwo, al dan niet met diploma, afgenomen. Tabel g instroom naar vooropleiding (n 2016/17 = ) 2012/ / / / /2017 onbekend, Eng str, Bacc, Eur sch 3,7 3,2 2,9 2,6 2,8 pro 2,3 2,5 2,6 2,6 2,8 geen vmbo dip 8,0 7,8 7,6 7,0 7,0 vmbo BL dip of vm2 of LWT 14,9 15,3 16,2 16,3 15,9 vmbo KL dip 16,5 17,6 19,5 20,4 20,7 vmbo GL dip 3,6 3,9 4,4 4,5 4,4 vmbo TL dip 22,8 25,8 28,5 29,0 28,8 havo/vwo z dip 3,4 3,4 3,2 3,0 2,8 havo/vwo m dip 3,9 4,3 4,6 4,3 3,9 27 en ouder of vbo 20,9 16,3 10,6 10,4 11,0 Totaal n Hoe hoger het instroomniveau in het MBO, hoe hoger het opleidingsniveau van de ouders. Het opleidingsniveau van de ouders lijkt over de jaren heen te stijgen, maar dat gaat vrijwel volledig ten koste van de categorie opleiding onbekend, dus dat hoeft geen daadwerkelijke stijging te zijn. Tabel h Instroom in het mbo naar opleidingsniveau ouders, exclusief opleiding ouders onbekend (n 2016/17 =88.859) 2012/ / / / /2017vlp % n % n % n % n % n Max. mbo2 47, , , , , Totaal Mbo , , , , , Hbo ad/ba 11, , , , , Wo ba/ma & hbo ma 4, , , , , Max. mbo2 69, , , , , Niveau 1 Mbo , , , , , Hbo ad/ba 4, , , , ,4 288 Wo ba/ma & hbo ma 2, , , , ,5 132 Max. mbo2 57, , , , , Niveau 2 Mbo , , , , , Hbo ad/ba 7, , , , , Wo ba/ma & hbo ma 2, , , , ,5 504 Max. mbo2 46, , , , , Niveau 3 Mbo , , , , , Hbo ad/ba 11, , , , , Wo ba/ma & hbo ma 3, , , , ,8 712 Pagina 20 van 88

21 Max. mbo2 35, , , , , Niveau 4 Mbo , , , , , Hbo ad/ba 16, , , , , Wo ba/ma & hbo ma 6, , , , , Hoe hoger het instroomniveau in het MBO, hoe hoger het inkomen van de ouders. Tabel i Instroom in het mbo naar inkomen ouders, exclusief inkomen onbekend (n 2016/17 = ) Totaal Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau / / / / /2017vlp % n % n % n % n % n Laagste cat. 10, , , , , de cat. 11, , , , , Middelste cat. 19, , , , , de cat. 27, , , , , Hoogste cat. 31, , , , , Laagste cat. 23, , , , , de cat. 20, , , , , Middelste cat. 23, , , , , de cat. 19, , , , , Hoogste cat. 13, , , , , Laagste cat. 10, , , , , de cat. 13, , , , , Middelste cat. 21, , , , , de cat. 28, , , , , Hoogste cat. 26, , , , , Laagste cat. 8, , , , , de cat. 11, , , , , Middelste cat. 19, , , , , de cat. 29, , , , , Hoogste cat. 31, , , , , Laagste cat. 8, , , , , de cat. 8, , , , , Middelste cat. 16, , , , , de cat. 28, , , , , Hoogste cat. 38, , , , , In onderstaande tabel is de instroom op niveau 1 uitgesplitst naar leerweg en inkomen van ouders. Er zijn relatief iets meer studenten met hoger opgeleide ouders ingeschreven als examendeelnemer dan in BOL voltijd. Bij opleiding ouders zien we een vergelijkbaar beeld, maar minder sterk; in 2016/2017 zijn er relatief meer studenten met hoog opgeleide ouders ingeschreven als examendeelnemer dan in voltijd bol. Pagina 21 van 88

22 Tabel j instroom niveau 1 uitgesplitst naar leerweg en opleiding ouders, exclusief opleiding ouders onbekend (n 2016/17=5.361) 2012/ / / / /2017vlp % n % n % n % n % n BOL Voltijd Max. mbo2 69, , , , , Mbo , , , , , Hbo/wo 6, , , , ,3 294 bbl Max. mbo2 69, , , , ,9 438 Mbo , , , , ,3 240 Hbo/wo 6, , ,1 74 7,2 70 8,9 66 Examendlnr Max. mbo2 68, , , , ,0 325 Mbo , , , , ,8 196 Hbo/wo 8,5 61 6,1 38 8,0 52 6, ,2 59 *cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten **celvulling bol-deeltijd is te laag, dus niet opgenomen in tabel Tabel k instroom niveau 1 uitgesplitst naar leerweg en inkomen ouders, exclusief inkomen ouders onbekend (n 2016/17=7.278) 2012/ / / / /2017vlp % n % n % n % n % n BOL Voltijd Laagste cat. 21, , , , , de cat. 20, , , , , Middelste cat. 23, , , , , de cat. 20, , , , , Hoogste cat. 14, , , , ,7 732 bbl Laagste cat. 14, , , , , de cat. 22, , , , ,6 217 Middelste cat. 22, , , , , de cat. 22, , , , ,5 298 Hoogste cat. 18, , , , ,8 243 Examendlnr Laagste cat. 9, , , , ,0 76 2de cat. 18, , , , ,0 168 Middelste cat. 24, , , , , de cat. 26, , , , ,3 208 Hoogste cat. 22, , , , ,5 141 *cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten **celvulling bol-deeltijd is te laag, dus niet opgenomen in tabel Passende plaatsing De afgelopen jaren worden studenten minder vaak onder het verwachte niveau en vaker op niveau geplaatst. Het aandeel studenten dat boven niveau wordt geplaatst schommelt licht. Studenten met een niet westerse migratieachtergrond van de tweede generatie worden relatief vaak op niveau geplaatst, terwijl studenten met een niet westerse migratieachtergrond van de eerste generatie relatief vaak onder het verwachte niveau worden geplaatst. Pagina 22 van 88

23 Tabel a passende plaatsing naar herkomst (n 2016/17= ) 2012/ / / /2016 op onder boven op onder boven op onder boven op onder boven niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau % % % % % % % % % % % % autocht 60,6 19,7 19,7 63,1 18,8 18,0 68,2 15,2 16,5 68,8 14,2 17,0 west all 58,9 18,3 22,8 61,6 17,4 21,0 66,1 14,1 19,8 67,1 14,1 18,8 nw all, 1e gen 56,6 20,8 22,7 59,3 20,5 20,3 63,8 16,5 19,7 62,7 17,1 20,3 nw all 2e gen 68,4 11,3 20,3 70,7 10,7 18,6 74,4 8,0 17,6 75,4 7,7 16,9 Totaal 61,1 18,7 20,2 63,7 17,8 18,5 68,7 14,2 17,1 69,3 13,4 17,3 Vrouwen werden iets vaker op niveau geplaatst dan mannen. Wel worden vrouwen vaker boven het verwachte niveau geplaatst dan mannen en minder vaak onder niveau. De verschillen zijn met de jaren wel wat kleiner geworden, maar desondanks in 2016/2017 nog steeds significant. Tabel b passende plaatsing naar geslacht ( n 2016/17= ) 2012/ / / /2016 op onder boven op onder boven op onder boven op onder boven niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau % % % % % % % % % % % % vrouw 61,5 15,0 23,5 65,3 14,0 20,7 69,9 10,7 19,4 69,8 10,4 19,9 man 60,8 22,1 17,1 62,3 21,3 16,5 67,6 17,4 15,0 68,8 16,2 15,0 Totaal 61,1 18,7 20,2 63,7 17,8 18,5 68,7 14,2 17,1 69,3 13,4 17,3 Hoe hoger het eindexamencijfer, hoe vaker een student op of boven het verwachte niveau wordt geplaatst. Studenten met een eindexamencijfer dat lager is dan 6,5 worden de afgelopen jaren wel vaker op niveau geplaatst en minder onder niveau. Tabel c passende plaatsing naar gemiddeld eindexamencijfer (n 2016/17= ) 2012/ / / /2016 op onder boven op onder boven op onder boven op onder boven niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau niveau % % % % % % % % % % % % tot 6,5 67,7 20,3 12,0 69,2 19,6 11,2 72,4 16,6 11,0 72,7 16,0 11,3 6,5 tot 7,5 71,3 16,3 12,4 73,4 15,2 11,4 76,5 12,4 11,1 77,6 11,5 10,9 7,5 en hoger 72,2 12,3 15,5 72,8 10,9 16,3 78,7 9,0 12,3 80,7 8,3 11,0 Totaal 69,0 18,7 12,3 70,7 17,8 11,4 74,1 14,8 11,1 75,0 13,9 11,2 * slechts van een deel van de studenten is een examencijfer beschikbaar Instromers met hoger opgeleide ouders worden vaker op niveau geplaatst. Maar als we alleen kijken naar plaatsing boven niveau, dan komt dat bij kinderen van lager opgeleide ouders vaker voor. Tabel d passende plaatsing naar opleidingsniveau ouders (n 2016/17= ) Opleiding onbekend op niveau onder niveau 2012/ / / / /2017vlp % n % n % n % n % n 57, , , , , , , , , , Pagina 23 van 88

24 Max. mbo2 Mbo 3-4 Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma boven niveau op niveau onder niveau boven niveau op niveau onder niveau boven niveau op niveau onder niveau boven niveau op niveau onder niveau boven niveau 23, , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , Bron: Inspectie van het Onderwijs, Directe instroom De percentages in onderstaande tabellen zijn berekend ten opzichte van de totale instroom in het mbo, dus het aandeel van de instromers in het mbo dat een jaar eerder in het voortgezet onderwijs stond ingeschreven. Dat is niet hetzelfde als het aandeel vo-leerlingen dat direct uitstroomt naar het mbo. Het aandeel studenten dat indirect instroomt (categorie overig of onbekend in tabel 3.2.3a) is de afgelopen jaren afgenomen, maar lijkt zich te stabiliseren. De directe instroom vanuit het VO nam tot 2016/2107 toe. Ook het aandeel studenten dat rechtstreeks uit het speciaal onderwijs instroomt is de afgelopen jaren gestegen, maar lijkt zich te stabiliseren. Tabel a directe instroom vanuit verschillende sectoren (n 2017/18= ) 2012/ / / / / /2018vlp direct uit SO 1,8 1,9 2,2 2,3 2,3 2,2 direct uit VO 53,8 57,7 62,5 64,0 64,2 64,0 direct uit PRO 1,6 1,6 1,6 1,7 1,9 1,9 direct uit VAVO 1,2 1,1 1,1 1,1 direct uit NBI MBO 0,3 0,4 0,4 0,4 direct uit NBI VO/VAVO 0,1 0,1 0,1 0,0 0,1 0,0 overig of onbekend 42,8 38,8 32,1 30,4 30,2 30,3 Totaal n *NBI MBO inschrijvingen pas beschikbaar vanaf 2013 **VAVO inschrijvingen pas beschikbaar vanaf 2013 Pagina 24 van 88

25 Tabel 3.2.3b toont het aandeel directe instroom in het mbo vanuit het vo. Dus 66,2 procent van de vrouwelijke studenten die in 2016/2017 instromen in het mbo komt direct uit het voortgezet onderwijs. In 2012/2013 stroomden mannen vaker direct in vanuit het voortgezet onderwijs dan vrouwen, maar in de jaren daarna is die verhouding omgedraaid en stromen vrouwen vaker direct in vanuit het VO. In 2017/2018 is dit weer omgedraaid. Het verschil tussen mannen en vrouwen is niet groot. Tabel b directe instroom vo-mbo naar geslacht (n 2017/18= ) 2012/ / / / / /2018 vlp % n % n % n % n % n % n vrouw 54, , , , , , man 56, , , , , , Totaal 55, , , , , , In eerdere jaren stroomde de tweede generatie studenten met een niet westerse migratieachtergrond vaker direct in vanuit het VO dan studenten met een andere achtergrond. Dat aandeel is de afgelopen jaren gestegen, maar in recente jaren is het verschil met autochtone studenten veel kleiner geworden. Tabel c directe instroom vo-mbo naar herkomst (n 2017/18= ) 2012/ / / / / /2018 vlp % n % n % n % n % n % n autocht 57, , , , , , west all 47, , , , , , nw all, 1e gen 28, , , , , , nw all 2e gen 66, , , , , , Totaal 55, , , , , , De directe instroom op niveau 1 is de afgelopen jaren sterk gestegen, dit hangt mogelijk samen met de invoering van de entreeopleiding en de afbouw van bedrijfsgerelateerde trajecten op dit niveau. Opvallend is de relatief lage directe instroom vanuit het VO naar niveau 3, maar dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat niveau 3 toegankelijk is voor leerlingen met een vmbo-k, vmbo-g of vmbo-t diploma, maar die diploma s kwalificeren ook voor niveau 4. De instroom in niveau 3 zal grotendeels bestaan uit indirecte instroom van studenten vanuit niveau 2. De directe instroom vanuit het VO is het hoogst op niveau 4. Tabel d directe instroom vo-mbo, naar niveau (n 2017/18= ) 2012/ / / / / /2018 vlp % n % n % n % n % n % n niveau 1 36, , , , , , niveau 2 52, , , , , , niveau 3 49, , , , , , niveau 4 67, , , , , , Totaal 55, , , , , , Studenten met een lager gemiddeld eindexamencijfer stromen relatief minder vaak direct door van het VO naar het MBO. Tabel e directe instroom vo-mbo naar eindexamencijfer (n 2017/18= ) 2012/ / / / / /2018 vlp Pagina 25 van 88

26 % n % n % n % n % n % n tot 6,5 79, , , , , , ,5 tot 7,5 82, , , , , , ,5 en hoger 80, , , , , , Totaal 80, , , , , , *slechts van een deel van de studenten is een eindexamencijfer beschikbaar Studenten met een havo of vwo diploma stromen minder vaak direct door vanuit het VO dan studenten met een andere vooropleiding. Dit wijst er op dat zij vaker via een omweg in het MBO terecht komen. Tabel f directe instroom vo-mbo naar vooropleiding (n 2016/17= ) 2012/ / / / /2017 % n % n % n % n % n onbekend, Eng str, Bacc, Eur sch 0, , , , , pro 67, , , , , geen vmbo dip 55, , , , , vmbo BL dip of vm2 of LWT 70, , , , , vmbo KL dip 79, , , , , vmbo GL dip 87, , , , , vmbo TL dip 83, , , , , havo/vwo z dip 82, , , , , havo/vwo m dip 23, , , , , en ouder of vbo 0, , , , , Totaal 55, , , , , Doorstroom en uitval Opstroom (zowel gediplomeerd als ongediplomeerd) van niveau 2 of 3 naar een hoger niveau is ongeveer een kwart. Dit aandeel is de afgelopen jaren licht gestegen. Vrouwen stromen vaker door dan mannen. Verschil nam af, maar is afgelopen jaren weer toegenomen. Studenten van de tweede generatie met een niet westerse achtergrond stromen vaker op, maar de verschillen zijn de afgelopen jaren kleiner geworden. Studenten met hoger opgeleide ouders stromen vaker door. Maar de verschillen worden kleiner. Ook studenten met ouders met een hoger inkomen stromen vaker door, maar hier worden alleen de verschillen tussen de midden- en hogere inkomenscategorieën kleiner. De lagere inkomensklasse blijft achter. Mannen, studenten met een migratieachtergrond en studenten uit apc-gebieden stromen vaker uit zonder diploma. Studenten met ouders met een lager inkomen stromen vaker uit zonder diploma. Voor opleidingsniveau ouders is er geen verband met uitval Opstroom In onderstaande tabellen betreft het zowel gediplomeerde als ongediplomeerde opstroom. In totaal stroomt ruim een kwart van de studenten door van niveau 2 of 3 naar een hoger niveau. Dit aandeel is de afgelopen jaren licht gestegen. Vrouwen stromen vanuit niveau 2 of 3 relatief vaker door naar een hoger niveau dan mannen. Dit verschil nam in eerdere jaren af, maar is in de afgelopen twee jaar weer toegenomen. Pagina 26 van 88

27 Tabel a Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar geslacht (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % N % n % n vrouw 24, , , , , , man 22, , , , , , Totaal 23, , , , , , *aantal studenten niveau 2-3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2-3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten Studenten van de tweede generatie met een niet westerse achtergrond stromen vaker op vanuit niveau 2 en 3 dan studenten met een andere achtergrond. Maar de verschillen zijn de afgelopen jaren minder groot geworden. Tabel b Opstroom vanuit niveau 2 en 3 naar herkomst (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n autocht 23, , , , , , west 22, , , , , all 28, nw all, 22, , , , , e gen 25, nw all 26, , , , , ,0 2e gen Totaal 23, , , , , , *aantal studenten niveau 2-3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2-3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten Het aandeel doorstromers vanuit niveau 2 en 3 is in de sector groen relatief laag, terwijl in deze sector wel opleidingen op alle niveaus worden aangeboden. In de sector techniek stromen studenten relatief vaak door naar een opleiding op een hoger niveau. Tabel c Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar sector (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n zorg & welzijn 23, , , , , , techniek 19, , , , , , economie 27, , , , , , groen 17, , , , , , combinatie 26, , , , , ,7 279 Totaal 23, , , , , , *aantal studenten niveau 2-3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2-3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten In de tabellen hieronder is de opstroom uitgesplitst naar opstroom vanuit niveau 2 naar een hoger niveau (tabel 3.3.1d ) en opstroom vanuit niveau 3 (tabel 3.3.1e). De opstroom vanuit niveau 2 naar een hoger niveau is de afgelopen jaren gestegen van 27 procent naar ruim een derde. De opstroom vanuit niveau 3 is meer stabiel gebleven en ligt al jaren rond procent. De opstroom vanuit niveau 2 is het hoogst in de sectoren zorg & welzijn en economie. De opstroom vanuit niveau 3 laat een vergelijkbaar beeld zien. Tabel d Opstroom vanuit niveau 2, naar sector (n 2015/16=63.263) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n Pagina 27 van 88

28 zorg & welzijn 33, , , , , , techniek 22, , , , , , economie 28, , , , , , groen 25, , , , , , combinatie 28, , , , , ,2 221 Totaal 27, , , , , , *aantal studenten niveau 2 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten Tabel e Opstroom vanuit niveau 3, naar sector (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n zorg & welzijn 19, , , , , , techniek 14, , , , , , economie 27, , , , , , groen 11, , , , , , combinatie 6,3 96 9, ,5 8 20, ,5 24 5,2 58 Totaal 20, , , , , , *aantal studenten niveau 3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten MBO studenten met hoger opgeleide ouders stromen vaker door naar een hoger niveau. Maar de verschillen worden kleiner. Tabel f Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar opleidingsniveau ouders (n 2014/15 = ) 2010/ / / / /2015 % n % n % n % n % n Opleiding onbekend 22, , , , , Max. mbo2 23, , , , , Mbo , , , , , Hbo ad/ba 28, , , , , Wo ba/ma & hbo ma 30, , , , , *aantal studenten niveau 2/3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2/3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten MBO studenten met ouders met een hoger inkomen stromen vaker door naar een hoger niveau. Hier worden alleen de verschillen tussen de midden- en hogere inkomenscategorieën kleiner. De lagere inkomensklasse blijft achter. Tabel g Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar inkomen ouders (n 2014/15= ) 2010/ / / / /2015 % n % n % n % n % n Inkomen onbekend 18, , , , , Laagste cat. 24, , , , , de cat. 20, , , , , Middelste cat. 22, , , , , de cat. 22, , , , , Hoogste cat. 25, , , , , Pagina 28 van 88

29 *aantal studenten niveau 2/3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2/3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten Uitval In tabel 3.3.2a is een vergelijking gemaakt tussen de kenmerken van de uitstroompopulatie, uitgesplitst naar de uitstromers die geen, danwel wel een diploma hebben behaald. Mannen, studenten met een allochtone achtergrond en studenten uit apc-gebieden stromen vaker uit zonder diploma. De uitstroom zonder diploma is ook hoger in de sectoren techniek, economie en combinatie. BBL-studenten en examendeelnemers stromen minder vaak zonder diploma uit dan studenten in een BOL opleiding. Ook studenten in lagere niveaus stromen vaker uit zonder diploma. Het gemiddeld eindexamencijfer lijkt weinig verschil te maken voor het al dan niet uitstromen zonder diploma. Tabel a Kenmerken mbo uitstroompopulatie uitgesplitst naar geen/wel diploma 2015/16 (n= ) geen diploma wel diploma % % geslacht vrouw 13,6 86,4 man 19,7 80,3 herkomst autocht 14,7 85,3 west all 21,7 78,3 nw all, 1e gen 20,9 79,1 nw all 2e gen 23,2 76,8 apcg geen 15,3 84,7 wel 21,6 78,4 sector zorg & welzijn 13,7 86,3 techniek 17,8 82,2 economie 17,3 82,7 groen 14,7 85,3 combinatie 46,3 53,7 leerweg BOL Voltijd 18,1 81,9 BBL 13,7 86,3 BOL Deeltijd 21,2 78,8 Examendlnr 16,1 83,9 niveau niveau 1 43,3 56,7 niveau 2 25,8 74,2 niveau 3 13,1 86,9 niveau 4 13,4 86,6 gemiddeld tot 6,5 16,4 83,6 eindexamencijfer 6,5 tot 7,5 15,5 84,5 7,5 en hoger 16,5 83,5 Pagina 29 van 88

30 Studenten met ouders met een lager inkomen, stromen vaker uit zonder diploma dan studenten met ouders met een hoger in komen. Voor opleidingsniveau ouders is er geen verband met uitval. Tabel b geen/wel diploma, uitgesplitst naar inkomen ouders 2015/16 (n= ) NB: De subscripts geven de significante afwijkingen weer tussen de kolommen, gebruikmakend van een Bonferroni corr Inkomen ouders in quintielen inschrijvingsjaar Inkomen onbekend Laagste cat. 2de cat. Middelste cat. 4de cat. Hoo % n % n % n % n % n % geen diploma 42,99 a ,85 b ,25 c ,81 d ,06 e ,3 wel diploma 57,01 a ,15 b ,75 c ,19 d ,94 e ,7 De relatie tussen kenmerken van de uitstromers en het wel of niet behalen van een diploma zijn nogmaals getoetst in een logistische regressie. Hieruit blijkt dat mannen, studenten met een migratieachtergrond en studenten uit een apc gebied vaker uitstromen zonder diploma. Hoe lager het niveau van de opleiding, hoe vaker studenten uitstromen zonder diploma. Leerweg blijkt geen significante relatie te hebben met het al dan niet behalen van een diploma. Tabel c logistische regressie kenmerken uitstroompopulatie en geen/wel diploma (alleen op laatste jaar) B S.E. Wald df Sig. Exp(B) Step 1 a geslacht -0,416 0, , ,000 0,660 w_alloch -0,435 0, , ,000 0,647 nw_alloch -0,350 0, , ,000 0, armoedegebied -0,260 0, , ,000 0,771 techniek 0,111 0,027 16, ,000 1,118 economie 0,070 0,023 9, ,002 1,072 groen 0,102 0,044 5, ,020 1,107 combinatie -0,010 0,100 0, ,919 0,990 BBL 0,558 0,398 1, ,161 1,746 BOLdt 0,060 0,398 0, ,881 1,061 Examendlnr 0,389 0,400 0, ,331 1,475 niv2 0,450 0, , ,000 1,569 niv3 1,521 0, , ,000 4,577 niv4 1,816 0, , ,000 6,148 CE alle vakken -0,025 0,014 3, ,065 0,975 Constant 0,619 0,408 2, ,130 1,857 a. Variable(s) entered on step 1: geslacht, w_alloch, nw_alloch, 2011 armoedegebied, techniek, economie, groen, combinatie, BBL, BOLdt, Examendlnr, niv2, niv3, niv4, CE alle vakken. 3.4 Studiekeuze en switchgedrag Aandeel switchers lijkt zich na daling de afgelopen jaren te stabiliseren rond 9 procent. Mannen switchen vaker dan vrouwen, verschil neemt toe. Studenten zonder migratieachtergrond switchen minder dan studenten met een migratieachtergrond. Pagina 30 van 88

31 3.4.1 Switch-gedrag Elk jaar zijn er studenten die overstappen naar een andere opleiding. Dit aandeel is tot 2012/2013 licht gedaald en lijkt zich de afgelopen jaren te stabiliseren rond 9 procent. Mannen switchen vaker dan vrouwen en dit verschil is in de afgelopen jaren toegenomen; vrouwen zijn steeds minder gaan switchen, bij mannen schommelt het aandeel switchers, maar er lijkt eerder sprake van een toename dan een afname. Tabel a Switch, uitgesplitst naar geslacht (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n vrouw 9, , , , , , man 10, , , , , , Totaal 9, , , , , , *aandeel studenten jaar t dat in jaar t+1 op een andere subgroep zit tov studenten die op t+1 nog in dezelfde subgroep zitten (allen zonder behaald diploma in jaar t) Studenten zonder migratieachtergrond switchen minder dan studenten met een migratieachtergrond. Met name studenten van de tweede generatie met een niet westerse achtergrond switchen relatief vaak. In beide groepen is het aandeel switchers de afgelopen jaren wel gedaald. Tabel b Switch, uitgesplitst naar herkomst (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n autocht 8, , , , , , west all 10, , , , , , nw all, 1e gen 10, , , , , , nw all 2e gen 14, , , , , , Totaal 9, , , , , , *aandeel studenten jaar t dat in jaar t+1 op een andere subgroep zit tov studenten die op t+1 nog in dezelfde subgroep zitten (allen zonder behaald diploma in jaar t) In de sector economie wordt veel geswitcht, bij groene opleidingen juist minder. Het beeld van switch in de combinatieopleiding kan wat vertekend zijn door de omvorming van niveau 1 opleidingen tot entreeopleiding. De combinatieopleidingen komen het meest voor op niveau 1/entree en door de omvorming kan een opleiding (en dus student) in een andere subgroep vallen, terwijl hij niet daadwerkelijk (inhoudelijk) geswitcht is. Tabel c Switch, uitgesplitst naar sector (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n zorg & welzijn 9, , , , , , techniek 7, , , , , , economie 12, , , , , , groen 6, , , , , , combinatie 8, , , , , , Totaal 9, , , , , , *aandeel studenten jaar t dat in jaar t+1 op een andere subgroep zit tov studenten die op t+1 nog in dezelfde subgroep zitten (allen zonder behaald diploma in jaar t) Pagina 31 van 88

32 Onderstaande tabel geeft de switch tussen sectoren weer. Het merendeel van de switch naar een andere opleiding (subgroep) is ook een verandering van sector. Tabel d Switch tussen sectoren, totaal (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n 4, , , , , , *aandeel studenten jaar t dat in jaar t+1 op een andere sector zit tov studenten die op t+1 nog in dezelfde sector zitten (allen zonder behaald diploma in jaar t) In tabel 3.4.2e is de gediplomeerde uitstroom gesplitst naar studenten die in de periode zijn geswitcht naar een andere opleiding en studenten die niet zijn geswitcht. Studenten die switchen stromen vaker uit zonder diploma dan studenten die niet geswitcht zijn. Tabel e Gediplomeerde uitstroom, uitgesplitst naar geen/wel switch in de periode (n 2015/16= ) 2014/ /2016 % n % n geen switch 91, , switch 77, , *switch: student die in jaar t+1 in een andere subgroep zit dan in jaar t (zonder behaald diploma in jaar t) ** niet van alle studenten is bekend of ze ooit geswitcht zijn 3.5 Diplomering Diplomarendement is na jaren van stijging in 2015/2016 licht gedaald, met name op niveau 1 en 3. Vrouwen halen vaker een diploma dan mannen, verschil neemt toe. Studenten zonder migratieachtergrond halen vaker een diploma dan studenten met een migratieachtergrond. Studenten waarvan de ouders een hoger inkomen hebben, stromen vaker uit met een diploma. In 2015/2016 lijkt het eindexamencijfer niet meer zoveel uit te maken voor het diplomarendement. Steeds vaker een passend diploma, wel nog steeds een derde met een diploma onder niveau. Vrouwen halen vaker een passend diploma dan mannen, verschil wordt groter. Studenten zonder migratieachtergrond halen vaker een passend diploma dan studenten met een migratieachtergrond. Tweede generatie studenten met een niet westerse migratieachtergrond worden vaker passend geplaatst, maar lijken er niet in te slagen om ook vaker met een passend diploma uit te stromen. Hoe hoger het inkomen en de opleiding van de ouders, hoe vaker een student een passend diploma behaalt. Aandeel studenten dat uitstroomt met meerdere diploma s steeg afgelopen jaren, maar is in 2015/2016 licht gedaald. Mannen halen gemiddeld iets vaker meer diploma s dan vrouwen. Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond behalen vaker meer dan één diploma. Studenten met een hoger gemiddeld eindexamencijfer halen vaker 2 of meer diploma s dan studenten met een lager eindexamencijfer. Pagina 32 van 88

33 Studenten met lager opgeleide ouders stromen vaker uit met meerdere diploma s, voor inkomen ouders is er geen duidelijk verband met het aantal diploma s bij uitstroom. Ruim een kwart van de opleidingen onvoldoende onderwijsresultaten, bijna 10% goed. Bij een derde van de opleidingen onvoldoende examinering en diplomering, met name door onvoldoende kwaliteitsborging van de examinering en diplomering door de examencommissie. Ruim een kwart van de opleidingen onvoldoende onderwijsresultaten, 14% goed. Bij een derde van de opleidingen onvoldoende examinering en diplomering, met name door onvoldoende kwaliteitsborging van de examinering en diplomering door de examencommissie Gediplomeerde uitstroom In het mbo wordt gesproken van een startkwalificatie indien minimaal een diploma op niveau 2 wordt behaald. Het aandeel studenten dat het mbo verlaat zonder startkwalificatie (= geen diploma of een diploma op niveau 1) is de afgelopen jaren gedaald van bijna een derde tot 21,3% in schooljaar 2015/2016. Het aandeel gediplomeerden met een diploma op niveau 1 is in 2014/2015 sterk gedaald. Dit hangt samen met de invoering van de entreeopleiding per 1 augustus 2014 en daarmee veranderde instroom en populatie. Het aandeel met een niveau 4 diploma is de afgelopen 2 jaar juist gestegen. Dit heeft deels te maken met de afname van deelnemers op niveau 1 en 2, waardoor het aandeel gediplomeerden op niveau 4 groter is. Maar ook met een hoger niveau van de vooropleiding; er stromen relatief meer leerlingen uit het VO met een VMBO gt diploma en passende plaatsing. Daarnaast is het aandeel studenten dat een bbl opleiding volgt afgenomen en juist in deze opleidingen wordt er vaak op niveau 2 gestart. Tabel a Verdeling mbo-gediplomeerden naar diplomaniveau (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 ongediplomeerd 25,6 22,9 20,6 18,1 16,5 16,8 mbo niveau 1 6,6 6,1 6,4 6,6 4,6 4,4 mbo niveau 2 19,2 21,1 20,2 19,4 17,9 16,5 mbo niveau 3 17,4 17,8 18,4 19,4 20,8 20,7 mbo niveau 4 31,3 32,1 34,4 36,5 40,0 41,7 Totaal n Het diplomarendement (% gediplomeerde mbo-verlaters) is na een aantal jaren van stijging in 2015/2016 licht gedaald. De stijgende trend in het rendement op niveau 2, 3 en 4 van de afgelopen jaren is in 2015/2016 omgeslagen in een lichte daling. Het diplomarendement op niveau 1 is in 2015/2016 na een daling vorig jaar nog verder gedaald. Dit hangt samen met de invoer van de entreeopleiding die alleen nog toegankelijk is voor deelnemers zonder vo-diploma, waardoor de studentpopulatie die uitstroomt uit niveau 1 anders van samenstelling is dan in eerdere jaren: de gemiddelde leeftijd ligt lager en het aandeel studenten in BBL en BOL deeltijd is sterk gedaald. Tabel b Gediplomeerde uitstroom naar inschrijfniveau (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n niveau 1 56, , , , , , niveau 2 64, , , , , , niveau 3 77, , , , , , Pagina 33 van 88

34 niveau 4 81, , , , , , Totaal 74, , , , , , In eerdere jaren waren de rendementen logischerwijs altijd het hoogst bij de examendeelnemers, omdat zij vaak nog slechts een gedeelte van de opleiding hoeven af te maken om hun diploma te behalen. De afgelopen 2 jaar zijn de rendementen juist het hoogst bij de BBL-ers, maar ook hier is het rendement in het laatste jaar licht gedaald. Het rendement van de grootste groep studenten (BOL voltijd) vertoont nog steeds een stijgende lijn. Tabel c Gediplomeerde uitstroom naar leerweg (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /20 % n % n % n % n % n % BOL Voltijd 74, , , , , ,9 10 BBL 73, , , , , ,3 41 BOL Deeltijd 66, , , , , ,8 1 Examendlnr 78, , , , , ,9 5 Totaal 74, , , , , ,2 15 De stijging in diplomarendement in voorgaande jaren zet in 2015/2016 niet verder door: in de meeste sectoren is sprake van een lichte daling. Het rendement is het laagste bij de combinatie opleidingen, dat komt omdat deze opleidingen overwegend op niveau 1 worden aangeboden en juist daar blijft door de omvorming van niveau 1 tot entreeopleiding nu de zwakkere doelgroep over (omdat alleen studenten zonder diploma vooropleiding nog worden toegelaten). Tabel d Gediplomeerde uitstroom naar sector (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n zorg & welzijn 76, , , , , , techniek 76, , , , , , economie 72, , , , , , groen 78, , , , , , combinatie 55, , , , , , Totaal 74, , , , , , Vrouwen verlaten het MBO vaker met een diploma dan mannen. Dit verschil is de afgelopen jaren groter geworden. Tabel e Gediplomeerde uitstroom naar geslacht (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n vrouw 77, , , , , , man 72, , , , , , Totaal 74, , , , , , Studenten zonder migratieachtergrond verlaten net als in eerdere jaren het MBO vaker met een diploma dan studenten met een migratieachtergrond. Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond zijn bezig met een inhaalslag: het rendement van deze groep is sinds 2010/2011 sterker gestegen dan het rendement bij studenten zonder migratieachtergrond. Tabel f Gediplomeerde uitstroom naar herkomst en generatie (n 2015/16= ) Pagina 34 van 88

35 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n autocht 77, , , , , , west all 68, , , , , , nw all, 1e gen 68, , , , , , nw all 2e gen 66, , , , , , Totaal 74, , , , , , De hoogste rendementen worden gehaald door MBO-verlaters in de oudere leeftijdscategorieën. Bijna 90 procent van de 20 tot 30 jarigen verlaat het MBO met een diploma. De laagste rendementen worden gehaald door studenten in de leeftijdscategorie jonger dan 20. Dit is wel de enige groep waar het rendement in 2015/2016 nog licht is gestegen. Tabel g Gediplomeerde uitstroom naar leeftijd op 1 okt (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n <20 68, , , , , , tot 23 85, , , , , , tot 30 77, , , , , , of ouder 70, , , , , , Totaal 74, , , , , , In eerdere jaren was het diplomarendement hoger bij studenten met een hoger gemiddeld eindexamencijfer, maar de verschillen tussen de eindexamencijfercategorieën zijn steeds kleiner geworden. In 2015/2016 lijkt het eindexamencijfer niet meer zoveel uit te maken voor het diplomarendement. Tabel h Gediplomeerde uitstroom naar eindexamencijfer (n 2015/16= ) 2012/ / / /2016 % n % n % n % n tot 6,5 80, , , , ,5 tot 7,5 82, , , , ,5 en hoger 86, , , , Totaal 81, , , , Studenten met een vmbo-g, vmbo-t of praktijkonderwijsdiploma en studenten van 27 of ouder behalen de hoogste rendementen. Studenten zonder vmbo diploma of studenten met een vooropleiding havo/vwo verlaten het MBO het vaakst zonder diploma. Tabel i Gediplomeerde uitstroom naar hoogste vooropleiding voor instroom mbo (n 2015/16= ) 2013/ / /2016 % n % n % n onbekend, Eng str, Bacc, Eur sch 71, , , pro 83, , , geen vmbo dip 73, , , vmbo BL dip of vm2 of LWT 81, , , vmbo KL dip 82, , , vmbo GL dip 89, , , vmbo TL dip 84, , , havo/vwo z dip 77, , , Pagina 35 van 88

36 havo/vwo m dip 80, , , en ouder of vbo 82, , , Totaal 81, , , Bij studenten waarvan het inkomen van de ouders bekend is, is het diplomarendement hoger naarmate het inkomen van de ouders hoger is. Dit geldt voor alle jaren op alle niveaus. Tabel j aandeel gediplomeerden uitgesplitst naar niveau en inkomen ouders (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n onbekend 59, , , , , , Laagste cat. 53, , , , , ,3 868 niveau 1 2de cat. 57, , , , , , Middelste cat. 58, , , , , , de cat. 59, , , , , ,2 910 Hoogste cat. 63, , , , , ,3 574 onbekend 67, , , , , , Laagste cat. 60, , , , , , niveau 2 2de cat. 61, , , , , , Middelste cat. 62, , , , , , de cat. 64, , , , , , Hoogste cat. 69, , , , , , onbekend 70, , , , , , Laagste cat. 70, , , , , , niveau 3 2de cat. 73, , , , , , Middelste cat. 75, , , , , , de cat. 78, , , , , , Hoogste cat. 84, , , , , , onbekend 71, , , , , , Laagste cat. 74, , , , , , niveau 4 2de cat. 75, , , , , , Middelste cat. 77, , , , , , de cat. 82, , , , , , Hoogste cat. 86, , , , , , onbekend 68, , , , , , Laagste cat. 66, , , , , , Totaal 2de cat. 68, , , , , , Middelste cat. 71, , , , , , de cat. 75, , , , , , Hoogste cat. 82, , , , , , *cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten Bij het opleidingsniveau van de ouders is het beeld wat minder duidelijk. Tabel k aandeel gediplomeerden uitgesplitst naar niveau en opleiding ouders (n 2015/16= ) niveau / / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n onbekend 62, , , , , , Max. mbo2 50, , , , , , Pagina 36 van 88

37 Mbo , , , , , ,3 739 Hbo ad/ba 58, , , , , ,8 123 Wo ba/ma & hbo ma 52, , , , , ,1 62 onbekend 69, , , , , , Max. mbo2 59, , , , , , niveau 2 Mbo , , , , , , Hbo ad/ba 64, , , , , , Wo ba/ma & hbo ma 64, , , , , ,4 399 onbekend 77, , , , , , Max. mbo2 78, , , , , , niveau 3 Mbo , , , , , , Hbo ad/ba 75, , , , , , Wo ba/ma & hbo ma 74, , , , , ,6 695 onbekend 81, , , , , , Max. mbo2 81, , , , , , niveau 4 Mbo , , , , , , Hbo ad/ba 81, , , , , , Wo ba/ma & hbo ma 78, , , , , , onbekend 75, , , , , , Max. mbo2 71, , , , , , Totaal Mbo , , , , , , Hbo ad/ba 77, , , , , , Wo ba/ma & hbo ma 75, , , , , , *cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten Passend diploma Het behalen van een passend diploma hangt sterk samen met het al dan niet passend geplaatst worden. Zie paragraaf Studenten verlaten het MBO steeds vaker met een passend diploma; het aandeel met een diploma onder het verwachte niveau gezien de vooropleiding is de afgelopen jaren met bijna 10 procentpunten gedaald van ruim 44 procent tot bijna 35 procent. Tabel a Passend diploma (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 onder 44,1 41,5 39,5 37,4 34,7 34,7 op 40,1 42,6 44,1 46,2 49,1 50,4 boven 15,9 15,9 16,4 16,4 16,3 14,9 Totaal n Pagina 37 van 88

38 Vrouwen halen vaker een diploma op het niveau dat past bij hun vooropleiding dan mannen. De afgelopen jaren is het verschil tussen mannen en vrouwen groter geworden. Alleen bij het aandeel dat uitstroomt met een diploma boven niveau wordt het verschil tussen mannen en vrouwen kleiner. De verschillen worden mogelijk deels verklaard doordat vrouwen ook vaker passend geplaatst worden. Tabel b Passend diploma naar geslacht (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man onder 39,3 48,4 36,6 45,9 33,9 44,7 31,3 42,8 28,3 40,5 28,0 40,7 op 41,7 38,6 44,2 41,2 46,7 41,8 49,6 43,3 52,7 45,8 54,4 46,8 boven 19,0 13,0 19,2 12,9 19,4 13,6 19,1 14,0 19,0 13,7 17,6 12,5 Totaal n Studenten zonder migratieachtergrond stromen vaker uit met een passend diploma dan studenten met een migratieachtergrond. Tabel c Passend diploma naar herkomst (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2 west of west west west west autocht nietwesweswesweswest of niet- of niet- of niet- of niet- autocht autocht autocht autocht autocht allocht allocht allocht allocht allocht onder 40,7 52,9 38,6 49,5 36,6 47,6 34,1 45,8 31,4 43,2 31,2 op 43,0 32,2 45,5 34,7 47,0 36,3 49,3 38,3 51,9 41,6 53,8 boven 16,2 14,9 15,9 15,8 16,4 16,2 16,6 15,9 16,7 15,2 15,0 Totaal n Tweede generatie studenten met een niet westerse migratieachtergrond worden vaker passend geplaatst, maar lijken er niet in te slagen om ook vaker met een passend diploma uit te stromen. Studenten met een niet westerse migratieachtergrond van de eerste generatie stromen vaker uit met een diploma onder het niveau dat wordt verwacht op basis van hun vooropleiding, maar zij worden ook minder vaak passend geplaatst. Pagina 38 van 88

39 Grafiek 3.6.2a Passend diploma naar herkomst, 2010/ % 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% autocht west all nw all, 1e gen nw all 2e gen boven op onder 2010/2011 Grafiek 3.6.2b Passend diploma naar herkomst, 2015/ % 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% autocht west all nw all, 1e gen nw all 2e gen boven op onder 2015/2016 Studenten met een hoger gemiddeld eindexamencijfer verlaten het MBO vaker met een hoger diploma dan wordt verwacht op basis van hun vooropleiding dan studenten met een lager eindexamencijfer. Dit weerspiegelt ook het beeld bij passende plaatsing. Pagina 39 van 88

40 Tabel d Passend diploma naar eindexamencijfer (n 2015/16= ) tot 6,5 2012/ / / /2016 6,5 tot 7,5 7,5 en hoger tot 6,5 6,5 tot 7,5 7,5 en hoger tot 6,5 6,5 tot 7,5 7,5 en hoger tot 6,5 6,5 tot 7,5 7,5 en hoger onder 38,9 32,9 29,5 36,2 32,6 29,4 34,8 32,2 28,3 34,4 30,6 30,2 op 52,5 54,8 52,0 55,6 55,5 53,5 57,5 56,6 56,4 58,3 58,9 55,2 boven 8,6 12,3 18,5 8,2 11,9 17,1 7,8 11,2 15,4 7,4 10,5 14,6 Totaal n Hoe hoger het opleidingsniveau van de ouders, hoe vaker een student een passend diploma behaalt. Tabel e passend diploma naar opleidingsniveau ouders (n 2015/16= ) Opleiding onbekend Max. mbo2 Mbo 3-4 Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma 2010/ / / / /2015 % n % n % n % n % n onder 42,12 a ,85 b ,48 c ,93 d ,85 e 2396 op 39,18 a ,53 b ,98 c ,58 d ,42 e 3642 boven 18,70 a ,62 a ,54 b ,49 b ,74 b 1484 onder 49,18 a ,12 b ,89 c ,79 d ,22 e 1596 op 37,53 a ,43 b ,14 c ,17 d ,04 e 1744 boven 13,28 a ,46 a,b ,97 b ,03 b,c ,75 a,b 532 onder 42,37 a ,60 b ,39 c ,11 d ,58 e 119 op 45,10 a ,75 b ,49 c ,54 d ,66 e 1813 boven 12,53 a,c ,65 a,b,c ,12 a,b ,35 b ,76 a,b,c 439 onder 38,01 a ,38 a,b ,56 b ,51 c ,94 c,d 321 op 48,74 a ,55 a ,19 b ,17 b,c ,17 c,d 582 boven 13,24 a,b ,08 a ,25 a,b ,32 a,b ,90 a,b 133 onder 39,25 a ,03 a,b ,62 a,b ,67 b,d ,27 c 127 op 49,00 a ,90 a ,10 a ,84 a,b ,53 b,c 216 boven 11,75 a,b ,07 a ,28 a,b ,49 a ,20 a 523 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2017 NB: De subscripts geven de significante afwijkingen weer tussen de kolommen, gebruikmakend van een Bonferroni corre Hoe hoger het inkomen van de ouders, hoe vaker een student een passend diploma behaalt. Tabel f passend diploma naar inkomensniveau ouders (n 2015/16= ) Inkomen onbekend 2010/ / / / /2015 % n % n % n % n % n onder 70,22 a ,60 a ,62 a ,49 a ,07 a 89 op 19,36 a ,48 a ,72 a ,15 a ,46 a 31 boven 10,41 a ,92 a ,66 a ,36 a ,47 a 14 Laagste cat. onder 53,91 a ,77 a ,61 b ,91 c ,27 d 98 Pagina 40 van 88

41 2de cat. Middelste cat. 4de cat. Hoogste cat. op 33,36 a ,62 b ,73 c ,64 d ,31 e 88 boven 12,73 a ,60 a ,65 a ,45 a ,41 a 26 onder 53,05 a ,79 b ,06 c ,04 c,e ,82 d 72 op 30,81 a ,55 b ,33 c ,17 c ,26 d 66 boven 16,15 a ,66 a,b ,62 b,c ,79 c ,92 c,d 30 onder 47,49 a ,12 b ,10 c ,48 d ,93 e 105 op 35,92 a ,04 b ,84 c ,33 d ,06 e 125 boven 16,59 a ,84 a ,07 a ,19 a ,01 a 47 onder 40,57 a ,08 b ,84 c ,01 d ,84 e 125 op 40,11 a ,73 b ,82 c ,75 d ,75 e 197 boven 19,32 a ,19 a ,33 b ,24 b ,40 b 82 onder 35,85 a ,66 b ,75 c ,23 d ,81 e 151 op 49,69 a ,98 b ,57 c ,19 d ,32 e 318 boven 14,46 a,b ,36 a,b ,68 a ,57 a ,86 b 75 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2017 NB: De subscripts geven de significante afwijkingen weer tussen de kolommen, gebruikmakend van een Bonferroni corre Meerdere diploma s In het mbo komt het relatief vaak voor dat studenten meer dan 1 diploma behalen (onderbroken schoolloopbanen tellen ook mee). Zowel het stapelen van diploma s (diploma s van oplopende niveaus) als het verbreden (meerdere diploma s van gelijk niveau) komt voor. In de onderstaande tabellen is van de uitstromers weergegeven hoeveel diploma s zij op het moment van uitstroom hebben behaald. Er is geen onderscheid gemaakt naar stapelen of verbreden. Het merendeel van de studenten die het mbo verlaten, haalt tijdens de schoolloopbaan op het mbo één diploma. Dit aandeel is na jarenlange daling in 2015/2016 voor het eerst weer iets gestegen. Bijna een derde van de studenten haalt meerdere diploma s op het mbo, waarvan 6,8 procent zelfs drie diploma s of meer. Tabel a Aantal behaalde diploma s in het mbo van de stelselverlaters (exclusief ongediplomeerden) (n 2015/16= ) 2010/ / / / / /2016 % n % n % n % n % n % n 1 73, , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,0 25 0,0 47 0,0 57 0,1 93 0, , ,0 1 0,0 4 0,0 2 0,0 10 0,0 10 0, ,0 0 0,0 0 0,0 0 0,0 0 0,0 1 0,0 1 Totaal 100, , , , , , In de groep gediplomeerde stelselverlaters halen mannen vaker meerdere diploma s dan vrouwen. Pagina 41 van 88

42 Tabel b Aantal behaalde diploma s in het mbo van de gediplomeerde stelselverlaters 2015/2016, uitgesplitst naar geslacht (n= ) 1 diploma 2 diploma's 3 of meer diploma's Totaal % n % n % n % n vrouw 69, , , , man 67, , , , Totaal 68, , , , Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond van de tweede generatie behalen vaker meer dan één diploma. Tabel c Aantal behaalde diploma s in het mbo van de gediplomeerde stelselverlaters 2015/2016, uitgesplitst naar herkomst (n= ) 1 diploma 2 diploma's 3 of meer diploma's Totaal % n % n % n % n autocht 68, , , , west all 72, , , , nw all, 1e gen 62, , , , nw all 2e gen 67, , , , Totaal 68, , , , Studenten met een hoger gemiddeld eindexamencijfer verlaten het MBO vaker met 2 of meer diploma s dan studenten met een lager eindexamencijfer. Tabel d Aantal behaalde diploma s in het mbo van de gediplomeerde stelselverlaters 2015/2016vlp, uitgesplitst naar gemiddeld eindexamencijfer (n=90.977) 1 diploma 2 diploma's 3 of meer diploma's To % n % n % n % tot 6,5 71, , , ,0 6,5 tot 7,5 70, , , ,0 7,5 en hoger 64, , , ,0 Totaal 70, , , ,0 Studenten met lager opgeleide ouders stromen vaker uit met meerdere diploma s dan studenten met hoger opgeleide ouders. Dit is waarschijnlijk deels te verklaren doordat studenten met hoger opgeleide ouders ook vaker passend geplaatst worden. Voor inkomen ouders is er geen duidelijk verband met het aantal diploma s bij uitstroom. Pagina 42 van 88

43 Tabel e Aantal behaalde mbo diploma-s (excl ongedipl) (n 2015/16= ) 2010/ / / / / % n % n % n % n % n % Opleiding onbekend Max. mbo2 1 diploma 74,79 a ,17 a ,81 b ,13 c ,22 d ,48 d 2 diploma's 21,00 a ,15 a ,94 b ,25 c ,06 d ,83 d 3 of meer diploma's 4,21 a ,68 b ,25 c ,62 d ,73 e ,69 e 1 diploma 69,74 a ,00 a ,84 b ,18 c ,57 d ,78 d 2 diploma's 24,94 a ,22 a ,85 a,b ,80 b,c ,70 c ,36 c 3 of meer diploma's 5,32 a ,78 a,b ,31 b ,01 c ,74 d ,86 d 1 diploma 71,58 a ,76 a,b ,38 b ,69 c ,41 c ,96 c Mbo diploma's 23,88 a ,97 a,b ,25 a,b ,03 b ,98 a,b ,46 a 3 of meer diploma's 4,53 a ,27 b ,37 b ,29 c ,61 c ,58 c 1 diploma 75,72 a ,84 a ,85 a,b ,77 b ,60 b,c ,63 a Hbo ad/ba Wo ba/ma & hbo ma 2 diploma's 20,28 a ,63 a,b ,97 a,b ,24 b ,34 b,c ,43 a 3 of meer diploma's 4,00 a 279 4,54 a,b 334 5,18 b 400 4,99 a,b 414 5,05 b,c 438 4,94 a,b 1 diploma 77,51 a ,02 a ,44 a ,04 a ,07 a ,45 a 2 diploma's 19,70 a ,12 a ,35 a ,58 a ,70 a ,13 a 3 of meer diploma's 2,79 a 67 3,86 a,b 101 4,21 a,b 117 4,38 b 131 5,23 b,c 167 4,42 b,d Van de uitstromers met meerdere diploma s is per opvolgend diploma bekeken of dat een stapeling (niveau hoger), verbreding (zelfde niveau) of lager niveau is. Als een student meer dan 2 diploma s heeft gehaald, kan een combinatie van deze 3 varianten voorkomen. In tabel 3.6.3f is te zien dat ruim 80 procent van de uitgestroomde studenten met meer dan 1 diploma in schooljaar een traditionele stapelaar is met opeenvolgende diploma s op een hoger niveau. Ruim een 14 procent van de uitgestroomde studenten met meer dan 1 diploma in schooljaar heeft diploma s in verschillende sectoren gehaald, maar dat zegt niet zoveel over (de mate van) verbreding, want ook binnen een sector kan een student hele verschillende studies volgen (zo vallen kok en boekhouder bijvoorbeeld beide in de sector economie). Dit beeld is vergelijkbaar met het beeld van de varianten van stapelen in Tabel f Varianten van stapelen door de stelselverlaters met meer dan 1 diploma (alleen laatste jaar) (n=39.508) % n lager niveau 2, verbreding 8, verbreding en lager niveau 0,1 31 stapelen 80, Technisch rapport sectorhoofdstuk middelbaar beroepsonderwijs: De staat van het onderwijs - Inspectie van het Onderwijs, april 2017 Pagina 43 van 88

44 stapelen en lager niveau 2,5 993 stapelen en verbreden 5, stapelen, verbreden en lager niveau 0,1 52 Totaal 100, Studieduur bij uitstroom Hoe hoger het niveau, hoe langer een student er over doet om een diploma te behalen, wat logisch is gezien de opleidingsduur. Op niveau 1, 2 en 3 doen studenten er de laatste jaren langer over om een diploma te halen. Voor niveau 1 wordt dit mede verklaard door de invoering van de entreeopleiding, waardoor de zwakkere studentpopulatie overblijft. Een tweede verklaring ligt in de afname van bedrijfsgerelateerde trajecten, waardoor ook een zwakkere populatie overblijft op niveau 1 en 2. Tabel a Studieduur diploma MBO - bij 1 MBO diploma, naar niveau diploma (n 2015/16=86.044) 2010/ / / / / / gem n gem n gem n gem n gem n gem mbo niveau 1 2, , , , , ,2 mbo niveau 2 2, , , , , ,1 mbo niveau 3 3, , , , , ,5 mbo niveau 4 3, , , , , ,6 Totaal 3, , , , , , Inspectieoordelen onderwijsresultaten Bij ruim een kwart van de bezochte opleidingen zijn de onderwijsresultaten onvoldoende. Daarentegen zijn de onderwijsresultaten bij bijna 14 procent van de opleidingen beoordeeld als goed. Tabel a scores op kwaliteitsgebied onderwijsresultaten Oordeel onderwijsresultaten 2017 % ongewogen n onvoldoende 26,1 17 voldoende 60,4 58 goed 13,5 11 *bij entreeopleidingen zijn onderwijsresultaten niet beoordeeld Drie kwart van de steekproefopleidingen behaalde voldoende onderwijsresultaten. In het oude kader varieerde dit de afgelopen jaren van 80 tot 86 procent. Het vervolgsucces (bestemming van studenten na de opleiding is bekend en voldoet tenminste aan de verwachtingen van de opleiding) is dit jaar nog niet beoordeeld. Tabel b aandeel voldoende onderwijsresultaten Pagina 44 van 88

45 2017 % ongewogen n Oordeel onderwijsresultaten studiesucces vervolgsucces - - *vervolgsucces is nog niet beoordeeld **bij entreeopleidingen zijn onderwijsresultaten helemaal niet beoordeeld Inspectieoordelen examinering en diplomering Bij bijna 64 procent van de opleidingen is de examinering en diplomering voldoende, een derde heeft de examinering en diplomering niet op orde. Bij een aantal opleidingen is de examinering en diplomering als goed beoordeeld. Tabel a scores op kwaliteitsgebied examinering en diplomering Oordeel examinering en diplomering 2017 % ongewogen n onvoldoende 33,6 34 voldoende 63,6 54 goed 2,8 2 De examinering en diplomering is bij twee derde van de opleidingen voldoende. In eerdere jaren, waarin nog werd beoordeeld aan de hand van het oude kader, schommelde dit tussen 53 en 71 procent. Waar de examinering en diplomering niet op orde is, zit het probleem, net als in eerdere jaren, met name in de kwaliteitsborging van de examinering en diplomering door de examencommissie. Ook de inrichting en uitvoering van het examenproces (afname en beoordeling) is nog niet altijd deugdelijk. Tabel b aandeel voldoende examinering en diplomering Oordeel examinering en diplomering kwaliteitsborging examinering en diplomering 2017 % ongewogen n exameninstrumentarium afname en beoordeling Uit tabel 3.6.6b blijkt dat het exameninstrumentarium bij de meeste opleidingen voldoende is. Een ruime meerderheid van de opleidingen koopt de examens volledig in, ongeveer een kwart gebruikt alleen eigen exameninstrumenten en een klein deel gebruikt zowel ingekocht als eigen materiaal. Pagina 45 van 88

46 Tabel c Inkoop examens 2017 % n volledig deels 9 8 n.v.t Regioverschillen opbrengsten In een regressieanalyse is gekeken of er regionale verschillen bestaan in opbrengsten. Regio (noord, oost, zuid, west), opleidingsniveau (niveau 1 is buiten beschouwing gelaten), g4, sector en type instelling (vakinstelling, ROC, AOC) zijn opgenomen als onafhankelijke variabelen. Er zijn modellen gemaakt met 3 verschillende uitkomstvariabelen: driejarig jaarrendement, driejarig diplomarendement en het driejarig startersrendement. Het model met driejarig jaarrendement is significant (p<0.001) en de verklaarde variantie is 5,6%. Wanneer wordt gecorrigeerd voor g4, niveau, type instelling en sector, blijkt het jaarrendement in de regio midden significant lager te zijn ten opzichte van regio zuid. Voor noord en oost is er geen significante samenhang. Hetzelfde geldt voor het driejarig diplomarendement (model significant, p<0.001, R 2 =10,3%). Tabel a Regressieanalyse driejarig jaarrendement ( ) Standardized Unstandardized Coefficients Coefficients Model B Std. Error Beta t Sig. 1 (Constant) 76,770 0, ,408 0,000 g4_dum -2,994 0,709-0,083-4,222 0,000 noord -1,334 0,732-0,032-1,823 0,068 oost -0,253 0,620-0,008-0,408 0,683 midden -4,044 0,643-0,141-6,292 0,000 vak 4,998 1,159 0,069 4,312 0,000 aoc -3,512 3,676-0,053-0,955 0,339 niv_2-1,384 0,547-0,045-2,528 0,011 niv_3 0,844 0,513 0,029 1,646 0,100 techniek -0,187 0,655-0,007-0,286 0,775 combinatie -6,414 1,041-0,109-6,162 0,000 economie -2,650 0,685-0,086-3,870 0,000 groen 3,702 3,732 0,055 0,992 0,321 Pagina 46 van 88

47 Tabel b Regressieanalyse driejarig diplomarendement ( ) Standardized Unstandardized Coefficients Coefficients Model B Std. Error Beta t Sig. 1 (Constant) 77,700 0, ,326 0,000 g4_dum -2,441 0,766-0,061-3,185 0,001 noord -1,218 0,799-0,026-1,524 0,128 oost -0,246 0,675-0,007-0,365 0,715 midden -3,374 0,697-0,106-4,843 0,000 vak 1,825 1,264 0,023 1,444 0,149 aoc 1,827 3,975 0,025 0,460 0,646 niv_2-8,732 0,594-0,255-14,712 0,000 niv_3 1,395 0,558 0,043 2,501 0,012 techniek 3,328 0,710 0,107 4,688 0,000 combinatie -1,413 1,130-0,022-1,250 0,211 economie -0,372 0,739-0,011-0,503 0,615 groen 0,495 4,036 0,007 0,123 0,902 Voor het driejarig startersresultaat ziet het er iets anders uit: de verschillen tussen de regio s zijn kleiner, maar opleidingen in de regio midden hebben een significant lager startersresultaat dan in de regio zuid, terwijl opleidingen in noord en oost Nederland gemiddeld een iets hoger startersresultaat hebben. Tabel c Regressieanalyse driejarig startersresultaat ( ) Standardized Unstandardized Coefficients Coefficients Model B Std. Error Beta t Sig. 1 (Constant) 86,554 0, ,847 0,000 g4_dum -1,761 0,480-0,076-3,668 0,000 noord 1,512 0,507 0,056 2,984 0,003 oost 0,974 0,424 0,046 2,297 0,022 midden -1,674 0,440-0,091-3,803 0,000 vak 1,545 0,838 0,031 1,843 0,065 aoc -4,811 2,664-0,116-1,806 0,071 niv_2-2,256 0,366-0,116-6,166 0,000 niv_3-1,166 0,355-0,060-3,288 0,001 techniek 0,433 0,441 0,024 0,981 0,327 combinatie -1,600 0,690-0,043-2,320 0,020 economie -2,002 0,452-0,103-4,427 0,000 groen 4,134 2,680 0,100 1,543 0,123 Pagina 47 van 88

48 3.6 VSV VSV percentage bij BBL hoger dan in BOL, verschil wordt wel kleiner VSV Het landelijke aandeel VSV ers in het MBO is de afgelopen jaren gedaald naar 4,9 procent. Tabel a vsv percentage MBO landelijk 2013/ / /2016vlp % n deelnemers % n deelnemers % n deelnemers 5, , , Het aandeel VSV ers neemt af naarmate het niveau hoger wordt. Op niveau 3 en 4 is het VSV percentage het afgelopen jaar licht toegenomen, op de andere niveaus is het percentage de afgelopen jaren juist gedaald. Dit lijkt tegenstrijdig met het dalende diplomarendement op niveau 1 (tabel 3.5.2b), maar het betreft hier 2 verschillende doelgroepen. Het diplomarendement gaat over alle uitstromers, dus ook de oudere deelnemers. Het rendement op niveau 1 neemt af omdat juist de (oudere) bbl deelnemers verdwijnen en een moeilijkere doelgroep zonder eerdere kwalificaties/diploma s overblijft op niveau 1. Bij VSV gaat het over studenten die op 1-10-t nog geen 22 jaar zijn, dat is dus een andere definitie. De streefnorm 2015/2016 is op niveau 2 gehaald, op de andere niveaus ligt het VSV percentage boven de gestelde norm. Tabel b vsv percentage stelsel, uitgesplitst naar niveau (n 2015/16= ) 2013/ / /2016vlp % n deelnemers % n deelnemers % n deelnemers assistentenopleiding 32, , , basisberoepsopleiding 10, , , vakopleiding 3, , , middenkader-,specialistenopleiding 3, , , Onder BBL studenten ligt het VSV percentage hoger dan onder BOL studenten. Dit verschil is de afgelopen jaren wel kleiner geworden. Tabel c vsv percentage stelsel, uitgesplitst naar leerweg (n 2015/16= ) 2013/ / /2016vlp % n deelnemers % n deelnemers % n deelnemers BOL 5, , , BBL 7, , , Het VSV percentage ligt het hoogste bij de Entreeopleiding. Bij Zorg en Welzijn is het VSV percentage relatief laag, dit komt mede doordat binnen dit domein voornamelijk opleidingen op niveau 3 en 4 worden aangeboden. Tabel d vsv percentage stelsel, uitgesplitst naar domein (n 2015/16= ) 2013/ / /2016vlp % n deelnemers % n deelnemers % n deelnemers Afbouw, hout en onderhoud 5, , , Ambacht, laboratorium en 3, , , gezondheidstechniek Bouw en infra 3, , , Economie en administratie 5, , , Pagina 48 van 88

49 Entree 32, , , Handel en ondernemerschap 7, , , Horeca en bakkerij 6, , , Informatie en communicatietechnologie 5, , , Media en vormgeving 3, , , Mobiliteit en voertuigen 7, , , Techniek en procesindustrie 4, , , Toerisme en recreatie 3, , , Transport, scheepvaart en logistiek 6, , , Uiterlijke verzorging 5, , , Veiligheid en sport 5, , , Voedsel, natuur en leefomgeving 6, , , Zorg en welzijn 2, , , Stages Kleine 60 procent van de studenten tevreden over stage, met name de voorbereiding en begeleiding door de school Studenttevredenheid stages (JOB monitor) Een kleine 60 procent van de studenten is positief over de stage in de BOL opleiding, 17 procent is ontevreden en een kwart van de studenten is neutraal. Bron: rapportage JOB-monitor, 2016 BBL studenten zijn vaker tevreden over de werkplek dan BOL studenten en daarnaast zijn ze ook minder vaak ontevreden over de begeleiding. De aansluiting van wat de student leert op school en wat hij moet kunnen op de werkplek kan beter. Pagina 49 van 88

50 Bron: rapportage JOB-monitor, 2016 Een groot deel van de studenten vindt dat ze voldoende leren tijdens de stage en ook over de begeleiding door het leerbedrijf is ruim twee derde van de studenten tevreden. Maar de voorbereiding en begeleiding door de school wordt minder vaak positief beoordeeld. Bron: rapportage JOB-monitor, 2016 Bron: rapportage JOB-monitor, 2016 Pagina 50 van 88

51 3.8 Overgang vervolgonderwijs/arbeidsmarkt Schoolverlaters met een niveau 2 opleiding zijn 1,5 jaar na afstuderen vaker werkloos, met name in gezondheidszorg. Studenten hebben 1,5 jaar na afstuderen vaak een flexibele aanstelling, met name BOL. Ruim een derde van de schoolverlaters met een baan zou meer uren willen werken. BBL gediplomeerden werken 1,5 jaar na afstuderen vaker in een baan die qua niveau en richting past bij hun opleiding (64%) dan gediplomeerden van mbo-bol (55%) Overgang MBO-HBO Grafiek 3.9.1a Percentage directe doorstroom MBO4-HBO van 2011/ /2015 Bron: Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2015 bouwsteen studiesucces, Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen Tabel 3.9.1a Percentage directe doorstroom MBO4-HBO Bron: Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2015 bouwsteen studiesucces, Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen ROA rapport Mbo-4 gediplomeerden kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding in het HBO. Vanuit mbo-bol maakt 27% de overstap naar het HBO, vanuit mbo-bbl ligt dit percentage met 4% een stuk lager. 6 6 Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 ROA, september 2017 Pagina 51 van 88

52 Overgang mbo onderwijsassistent-hbo pabo Mbo studenten met een niveau 4 diploma onderwijsassistent kunnen doorstromen naar het hbo (pabo). In onderstaande tabel is te zien dat het aandeel studenten dat vanuit de mbo opleiding onderwijsassistent instroomt in de pabo de afgelopen jaren is gedaald van bijna een kwart tot 16,3 procent in Ook in absolute aantallen is de instroom in de pabo vanuit het mbo afgenomen, met een opvallend sterke daling van 2014 op Pabo studenten met een afgeronde mbo-opleiding onderwijsassistent stromen vooral in in de voltijdvariant van de opleiding. In 2016 is ruim 80 procent vrouw, maar het aandeel mannen is de afgelopen jaren wel toegenomen. Verder zijn het met name studenten zonder migratieachtergrond en dat aandeel neemt toe van 86,2 procent in 2006 tot 90,8 procent in De overgrote meerderheid van de instroom vanuit mbo onderwijsassistent in de voltijdvariant van de pabo is op het moment van instroom jaar. Tabel a Directe en indirecte instroom pabo naar opleidingsvorm en vooropleiding mbo onderwijsassistent, (n 2016=6.038) voltijd deeltijd instroom vanuit mbo opleiding instroom vanuit mbo opleiding andere achtergrond onderwijsassistent andere achtergrond onderwijsassistent pabo N % N % N % N % bachelor ,9% ,1% ,0% 132 6,0% ,2% ,8% ,0% ,0% ,6% ,4% ,9% ,1% ,8% ,2% ,9% ,1% ,4% ,6% ,9% ,1% ,6% ,4% ,7% ,3% ,3% ,7% ,2% ,8% ,3% ,7% ,3% ,7% ,9% ,1% ,9% 109 9,1% ,9% ,1% ,1% 68 6,9% ,7% ,3% ,6% 70 6,4% Tabel b toont het aandeel uitval uit de pabo opleiding. Uitval is hier gedefinieerd als uitval uit het stelsel. Dit betekent dat een student een jaar na aanvang van de opleiding geen inschrijving meer heeft in het bekostigd HO. Oftewel, de student verlaat na één jaar (tijdelijk) het hoger onderwijs of volgt een niet-bekostigde opleiding. De uitval uit de pabo is hoger onder instromers vanuit de mbo opleiding onderwijsassistent dan onder instromers met een andere achtergrond. In eerdere jaren varieerde het verschil van ruim 4 tot ruim 6 procentpunt, maar in 2015 was er bijna geen verschil meer in uitval van studenten met een vooropleiding onderwijsassistent en studenten met een andere vooropleiding. De komende jaren moet blijken of dit een incident is, of dat het verschil in uitval daadwerkelijk is afgenomen. Pagina 52 van 88

53 Tabel b Uitval uit het hbo binnen één jaar na start initiële voltijd bacheloropleiding pabo, naar vooropl onderwijsassistent, directe instroom, (n 2015=3.359) instroom vanuit mbo opleiding andere achtergrond onderwijsassistent uitval1_bi uitval1_bi geen uitval uitval geen uitval uitval pabo N % N % N % N % bachelor ,9% ,1% ,7% ,3% ,1% ,9% ,9% ,1% ,6% ,4% ,9% ,1% ,9% ,1% ,5% ,5% ,2% ,8% ,5% ,5% ,6% ,4% ,0% ,0% ,8% ,2% ,5% ,5% ,6% ,4% ,5% ,5% ,9% ,1% ,7% ,3% ,3% ,7% ,1% 68 10,9% Diploma behaald in het hoger onderwijs per jaar Bij de berekening van het diplomarendement in bachelor voltijd opleidingen zijn studenten die in het eerste jaar zijn uitgevallen of veranderd van opleiding niet meegenomen. Naast het diplomarendement na vijf jaar is ook per jaar gekeken hoeveel studenten een diploma halen in het hoger onderwijs. Dat hoeft niet noodzakelijk aan dezelfde opleiding, instelling of binnen dezelfde soort (hbo of wo) te zijn. Het diplomarendement van studenten met een mbo-diploma onderwijsassistent die doorstromen naar de pabo is de afgelopen jaren sterk gedaald. Het diplomarendement na 5 jaar (nominaal+1) lag tot instroomcohort 2009 hoger voor studenten die instromen vanuit mbo onderwijsassistent dan voor studenten met een andere achtergrond, in de jaren daarna is dit omgekeerd, maar het verschil is niet groot. Wanneer we kijken naar het aandeel studenten dat uiteindelijk na 8 jaar een hbo diploma haalt, ligt dat bij studenten van de mbo opleiding onderwijsassistent beduidend lager dan voor studenten met een andere achtergrond: respectievelijk 62,8 en 68,9 procent voor instroomcohort Verder valt op dat het patroon voor pabostudenten die vanuit mbo onderwijsassistent instromen anders is dan dat van de overige studenten: in eerdere jaren haalden de mboinstromers vaak al een diploma in jaar 3, maar dat aandeel is sterk gedaald. Het patroon is nu vergelijkbaar met studenten met een andere achtergrond. Pagina 53 van 88

54 80% Percentage HO diploma behaald per jaar na aanvang in hbo voltijd bachelor pabo, directe instroom vanuit mbo onderwijsassistent, % 60% 50% 40% 30% 20% 10% 62,8% 47,8% in jaar 8 in jaar 7 in jaar 6 in jaar 5 in jaar 4 in jaar 3 in jaar 2 in jaar 1 na nominaal+1 na acht jaar 0% % 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Percentage HO diploma behaald per jaar na aanvang in hbo voltijd bachelor pabo, directe instroom vanuit andere achtergrond, ,9% 51,3% in jaar 8 in jaar 7 in jaar 6 in jaar 5 in jaar 4 in jaar 3 in jaar 2 in jaar 1 na nominaal+1 na acht jaar Pagina 54 van 88

55 3.8.2 Overgang MBO-arbeidsmarkt ROA rapport 7 Het rapport Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt gaat over de situatie van gediplomeerde mbo schoolverlaters ongeveer 1,5 jaar na het afronden van de opleiding. Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 ROA, september Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 ROA, september 2017 Pagina 55 van 88

56 Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 ROA, september 2017 Intredewerkloosheid is werkloosheid direct na afronding van de opleiding. De intredewerkloosheid van BBL-studenten is lager en korter dan bij studenten aan BOLopleidingen. Dit wordt verklaard door het karakter van de BBL opleiding waarbij een student al veel werkervaring opdoet. Daarnaast valt op dat studenten van hogere niveaus minder vaak en korter te maken hebben met intredewerkloosheid. Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 ROA, september 2017 Pagina 56 van 88

57 De werkloosheid anderhalf jaar na afstuderen volgt de conjunctuur: in onderstaande figuur is te zien dat het werkloosheidspercentage de afgelopen jaren is gedaald. *moment afname enquête is ongeveer 1,5 jaar na schoolverlaten Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 ROA, september 2017 Schoolverlaters met een niveau 2 opleiding zijn vaker werkloos, met name in de sector gezondheidszorg. Opvallend is dat schoolverlaters uit BOL niveau 3 en 4 in de gezondheidszorg juist minder vaak werkloos zijn, terwijl schoolverlaters in de sector economie op deze niveaus vaker geen baan hebben. In de BBL is de werkloosheid op niveau 3 en 4 erg laag. Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 ROA, september 2017 Studenten die wel een baan hebben, hebben anderhalf jaar na schoolverlaten vaak een flexibele aanstelling (uitzend- of oproepkracht, tijdelijke loondienst, leer/werkovereenkomst of gesubsidieerde baan). Met name onder BOL studenten ligt het aandeel met een flexibele Pagina 57 van 88

58 aanstelling met 43 tot 56 procent vrij hoog, in vergelijking met BBL (18 tot 26 procent). Voor beide leerwegen geldt: hoe hoger het niveau, hoe lager het aandeel met flexibel werk. Verder stijgt het aandeel dat in loondienst is met het diplomaniveau, op lager niveaus komen relatief vaak leer/arbeidsovereenkomsten voor. Ruim een derde van de schoolverlaters MBO geeft aan dat ze meer zouden willen werken dan het huidige aantal uren. Het aandeel dat meer wil werken neemt af naarmate het diplomaniveau hoger is en ligt voor BOL opleidingen beduidend hoger dan BBL opleidingen. Er zijn ook grote verschillen tussen sectoren: gediplomeerden in de sector gezondheids- en welzijnszorg werken vaak in deeltijd (84%) en ruim twee derde daarvan zou meer uren willen werken. Ook in de sectoren cultuur, sport en recreatie en overige dienstverlening wordt relatief vaak in deeltijd gewerkt en willen veel deeltijders meer uren werken. In de bouwnijverheid en openbaar bestuur ligt het aandeel deeltijders het laagst. Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 ROA, september 2017 Wat de aansluiting tussen werk en opleiding betreft werken gediplomeerden van mbo-bbl vaker in een baan die qua niveau en richting past bij hun opleiding (64%) dan gediplomeerden van mbo-bol (55%). Voor beide leerwegen geldt dat naarmate het niveau stijgt, ook het aandeel dat in het kerndomein werkt stijgt. In het algemeen komen horizontale mismatches vaker voor dan verticale mismatches, wat er op wijst dat gediplomeerden vaker hun algemene vaardigheden hebben aangesproken dan hun specifieke beroepsgerichte vaardigheden. In de sectoren landbouw en economie werkt iets minder dan de helft in het kerndomein, in de techniek ligt dit aandeel met 59% (mbo-bol) en 64% (mbo-bbl) hoger. Pagina 58 van 88

59 *kerndomein: juiste niveau en richting, horizontale mismatch: juiste niveau, andere richting, verticale mismatch: juiste niveau, andere richting, dubbele mismatch: onder niveau en andere richting Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 ROA, september 2017 Pagina 59 van 88

60 4 Onderwijsproces 4.1 Leskwaliteit Bij 93% van de opleidingen is het onderwijsproces voldoende. Bij 86% van de lessen is het totaaloordeel voldoende, 6 procent is sterk, 9 procent onvoldoende. Vakgerichte lessen worden beter beoordeeld dan generieke lessen. Ruim de helft van de MBO studenten is tevreden over de lessen als geheel Inspectieoordelen onderwijsproces Bij het merendeel van de opleidingen is het onderwijsproces voldoende. Bij 7 procent van de opleidingen zijn nog verbeteringen in het onderwijsproces mogelijk. Dit lijkt op het beeld van het onderwijsproces op basis van het oude kader, waar het aandeel voldoende de afgelopen jaren schommelde rond 90 procent. Bij geen van de opleidingen is het onderwijsproces als goed beoordeeld. Tabel a scores op de kwaliteitsgebied onderwijsproces 2017 % ongewogen n Oordeel onderwijsproces onvoldoende 7,2 9 voldoende 92,8 81 goed 0,0 0 Tabel b aandeel voldoende onderwijsproces 2017 % ongewogen n Oordeel onderwijsproces onderwijsprogramma ontwikkeling en begeleiding - - didactisch handelen beroepspraktijkvorming *ontwikkeling en begeleiding is nog niet beoordeeld Lesobservaties In de lesobservaties zijn verschillende indicatoren gescoord, deze zijn weergegeven in tabel 4.1.2a. De volgende indicatoren zijn het vaakst voldoende: - materiële voorzieningen (90%); - positief schoolklimaat (89%); Pagina 60 van 88

61 - de leeractiviteiten beginnen of eindigen op de geplande tijd en/of er wordt geen tijd vermorst (85%) - de geplande tijd voor leeractiviteiten wordt zinvol benut (85%) Indicatoren met de hoogste percentages onvoldoende: - Maatwerk: differentiatie op niveau van de groep en eventueel individueel (13%) - studenten worden gestimuleerd/begeleid tot werkelijk leren (8%) Let hierbij op de categorie niet beoordeeld ( N in onderstaande tabel), deze is bij een aantal indicatoren erg hoog, waardoor de percentages voldoende en onvoldoende op die indicatoren lager uitvallen. De inspecteurs geven over iedere geobserveerde les ook een totaal-oordeel. Bij 86 procent van de lessen is het totaaloordeel voldoende en 6 procent van de lessen is zelfs sterk. Bij 9 procent van de lessen is de kwaliteit van de les daarentegen onvoldoende. Tabel a resultaten indicatoren lesobservaties mbo jaar n % n % n % n % Voor studenten is het doel, nut (en de samenhang met voorgaande lessen) van de onderwijsactiviteit duidelijk De interactie tussen de docent en de studenten en tussen de studenten onderling is effectief Studenten worden tijdens het verwerken/oefenen adequaat begeleid en ondersteund Studenten worden gestimuleerd/begeleid tot werkelijk leren De student krijgt feedback op resultaat en/of proces Maatwerk: differentiatie op niveau van de groep en eventueel individueel De leeractiviteiten beginnen of eindigen op de geplande tijd en/of er wordt geen tijd vermorst De geplande tijd voor leeractiviteiten wordt zinvol benut O 25 a 8 10 b 3 15 a,b 6 14 a,b 5 V 267 a a a b 78 N 5 a 2 10 a 3 3 a 1 48 b 17 O 31 a a 7 24 a 9 19 a 7 V 233 a a a,b b 68 N 16 a 6 31 a,b b c 25 O 21 a 8 19 a 6 23 a 9 13 a 5 V 195 a b,c a,b c 50 N 56 a b,c a,b c 45 O 38 a a a a 8 V 235 a a a,b b 65 N 14 a 5 44 b b c 27 O 23 a 8 18 a 6 24 a 9 12 a 4 V 193 a b a,b b 51 N 69 a b,c a,b c 45 O 30 a b a,b a 13 V 97 a a,c b b,c 48 N 150 a b b b 39 O 27 a a 9 24 a 9 21 a 7 V 252 a a a a 85 N 5 a 2 10 a 3 9 a,b 3 23 b 8 O 35 a a 9 28 a a 6 V 248 a a a a 85 N a 3 8 a 3 26 b 9 Pagina 61 van 88

62 Schoolklimaat: er heerst een positieve sfeer in de klas / leerruimte De materiële voorzieningen Totaal oordeel geregistreerde leersituatie O 4 a 1 7 a 2 10 a 4 9 a 3 V 277 a a a,b b 89 N 2 a 1 7 a 2 6 a 2 21 b 7 O 6 a 2 7 a 2 6 a 2 5 a 2 V 275 a a,b a,b b 90 N 1 a 0 9 a 3 7 a 3 24 b 8 O 32 a a 8 27 a a 9 V 224 a a a a 86 S 23 a 8 26 a 8 30 a a 6 NB: De subscripts geven de significante afwijkingen weer tussen de kolommen, gebruikmakend van een Bonferroni correctie. Generieke lessen worden significant vaker met een onvoldoende beoordeeld en zijn minder vaak sterk dan vakgerichte lessen. Tabel b totaal oordeel van de les naar leeractiviteit over de laatste 3 jaar O V S n % n % n % Vakgericht 36 6, ,4 52 9,8 Generiek 36 13, ,2 13 5,0 Totaal 72 9, ,6 65 8, Studenttevredenheid onderwijs (JOB monitor) Ruim de helft van de MBO studenten geeft aan tevreden te zijn over de lessen als geheel. Bron: rapportage JOB-monitor, procent van de studenten vindt de docenten goed. BBL studenten en studenten van lagere niveaus zijn vaker tevreden over hun docenten. Pagina 62 van 88

63 Bron: rapportage JOB-monitor, Docentenvaardigheden Bijna een kwart van de MBO docenten heeft meer dan 20 jaar leservaring. Het totaaloordeel verschilt niet significant naar geslacht, opleidingsniveau docent, docent of omvang dienstverband. Lessen van onbevoegde docenten en docenten met weinig (0-3 jaar) of veel (>30 jaar) leservaring worden vaker als onvoldoende beoordeeld Vaardigheden leraren (lesobservaties) Docentkenmerken en oordelen indicatoren Hieronder wordt gekeken naar de relatie tussen docentkenmerken en afzonderlijke indicatoren. Er is geen significant verband gevonden tussen: bevoegdheid en differentiatie/interactie/feedback. De groep onbevoegde leraren is ook erg klein om significante resultaten te vinden (verdeling bevoegd-niet bevoegd in de lesobservaties van 2015 t/m 2017 samen is 520 vs 28). leeftijd en differentie. omvang dienstverband en differentiatie/interactie/feedback. aantal jaren leservaring en differentiatie/maatwerk. geslacht en differentiatie/interactie/feedback. De interactie in lessen van docenten van 55 jaar of ouder wordt vaker als onvoldoende beoordeeld dan de interactie in lessen van docenten die jonger zijn. Ook de feedback in de lessen van docenten van 55 jaar of ouder is vaker niet op orde. Pagina 63 van 88

64 Tabel a Differentiatie, interactie en feedback naar leeftijd <35 jaar jaar jaar 55 jaar of ouder Maatwerk: differentiatie op niveau van de groep en eventueel individueel De interactie tussen de docent en de studenten en tussen de studenten onderling is effectief De student krijgt feedback op resultaat en/of proces % n % n % n % n O V O V O V De interactie in de lessen van docenten met meer dan 30 jaar leservaring minder is vaak voldoende. Let op: het gaat om kleine aantallen. Tabel b Differentiatie, interactie en feedback naar leservaring 0-3 jaar 3-10 jaar jaar jaar > 30 jaar % n % n % n % n % n Maatwerk: differentiatie op niveau van de groep en eventueel individueel De interactie tussen de docent en de studenten en tussen de studenten onderling is effectief De student krijgt feedback op resultaat en/of proces O V O V O V Logistische regressie De docentkenmerken geslacht, leeftijd, omvang dienstverband, leservaring, opleidingsniveau en bevoegdheid zijn opgenomen in een logistische regressieanalyse met maatwerk als afhankelijke variabele. Leeftijd is hierin opgenomen als continue variabele en heeft een significante relatie met maatwerk: hoe jonger de docent, hoe minder vaak maatwerk voldoende is, maar dit effect is niet heel sterk. Dezelfde regressie is uitgevoerd met interactie als afhankelijke variabele. Ook hier zien we een klein significant effect van leeftijd op interactie; in lessen van jongere docenten wordt de interactie minder vaak als voldoende beoordeeld. Dit geeft een iets ander beeld dan in tabel 4.2.3d, dat komt omdat leeftijd in de regressie als continue variabele opgenomen is en niet in categorieën. Ook voor feedback is een logistische regressie uitgevoerd met docentkenmerken als onafhankelijke variabelen. Lessen van docenten met 3-10 jaar leservaring zijn significant vaker voldoende dan de lessen van docenten die minder dan 3 jaar voor de klas staan. Pagina 64 van 88

65 Voor al deze analyses geldt dat het aantal onvoldoendes erg klein is, waardoor de resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden kenmerken docenten (lesobservaties) In de beschrijvingen en tabellen in deze paragraaf zijn de gegevens van 2015, 2016 en 2017 bij elkaar genomen. Iets meer dan de helft van de docenten is man (51,8%) en iets minder dan de helft vrouw (48,2%). De leeftijd varieert van 20 tot en met 74 met een gemiddelde van 46 jaar (n=2464). De omvang van de aanstelling loopt van 0 fte (bij oproepkrachten) tot en met 1,13 fte, de gemiddelde omvang van de aanstelling is 0,78 fte (n=2458). Ruim 61 procent van de MBO docenten heeft een lerarenopleiding afgerond. Iets minder dan één op de vijf docenten beschikt alleen over een pedagogisch didactische aantekening. Het percentage onbevoegde docenten is 4,7%. Bijna 9 procent van de docenten heeft een andere achtergrond. Tabel a Bevoegdheden van de docent n % 1e graads lerarenopleiding hbo 219 8,8 2e graads lerarenopleiding hbo ,3 1e graads lerarenopleiding wo 62 2,5 Pedagogisch didactische aantekening ,9 Nog in opleiding (lerarenopleiding) 146 5,9 Geen lerarenopleiding én geen pedagogisch didactische aantekening 117 4,7 Anders 223 9,0 Totaal ,0 Ruim 4 op de 5 docenten heeft een opleiding op hbo niveau afgerond. Ruim 8 procent is universitair opgeleid en 9 procent komt van het mbo. Dit wijkt iets af van de percentages uit het onderzoek Onderwijs werkt! waarin 3,7% van de respondenten een MBO opleiding heeft afgerond, 72,6% een HBO opleiding, 11,5% WO en 2,1% een andere opleiding heeft gevolgd. 8 Dat verschil wordt mogelijk verklaard doordat van een deel van de bezochte opleidingen uit de steekproef geen teamformulieren beschikbaar zij. Tabel b opleidingsniveau van de docent n % mbo 223 9,0 hbo ,7 8 Onderwijs werkt! Rapportage van een enquête onder onderwijspersoneel uit het PO, VO, MBO en HBO, meting 2014 Regioplan, 2014 Pagina 65 van 88

66 wo 207 8,3 anders 49 2,0 Totaal ,0 Ruim een kwart van de MBO docenten staat al meer dan 20 jaar voor de klas. Ruim een kwart geeft 10 tot 20 jaar les en bijna een derde heeft 3 tot 10 jaar leservaring. Een klein deel van de docenten heeft minder dan een jaar leservaring (5,4%). Tabel c leservaring van de docent n % < 1 jaar 133 5,4 1-3 jaar , jaar , jaar , jaar ,0 > 30 jaar ,4 Totaal , Relatie onderwijsproces en docentkenmerken Docentkenmerken en totaal oordeel Er is geen significant verschil in het totaaloordeel over lessen van mannen of vrouwen, naar opleidingsniveau van de docent, leeftijd van de docent of omvang dienstverband. In onderstaande tabel is een onderscheid gemaakt naar docenten die een lerarenopleiding hebben afgerond en docenten die dat niet hebben gedaan. Docenten die nog een lerarenopleiding volgen en docenten waarvan is aangegeven dat ze de bevoegdheid anders is, worden buiten beschouwing gelaten. Er is een significant verschil in het totaaloordeel over de lessen van bevoegde docenten ten opzichte van onbevoegde docenten. Het aantal onbevoegde docenten is erg klein (n=27). Tabel a totaal oordeel van de les naar bevoegdheden van de docenten in het mbo niet bevoegd op basis van diploma lerarenopleiding onvoldoende voldoende sterk N % N % N % bevoegd op basis van diploma lerarenopleiding Totaal De lessen van docenten met weinig (0-3 jaar) of veel (>30 jaar) leservaring worden vaker als onvoldoende beoordeeld. Let op: het totaal aantal onvoldoende lessen is klein (n=62). Tabel b totaal oordeel van de les naar leservaring van de docenten in het mbo onvoldoende voldoende sterk Pagina 66 van 88

67 N % N % N % 0-3 jaar jaar jaar jaar > 30 jaar Totaal Logistische regressie De docentkenmerken geslacht, leeftijd, omvang dienstverband, leservaring, opleidingsniveau en bevoegdheid zijn opgenomen in een logistische regressieanalyse met totaaloordeel sterk als afhankelijke variabele. Daaruit blijkt dat alleen leeftijd van docenten en leservaring significant samenhangen met het totaaloordeel sterk: hoe jonger de docent, hoe vaker het totaaloordeel sterk en bij docenten met meer dan 20 jaar leservaring zijn de lessen vaker sterk. Daarnaast is gekeken naar de relatie tussen eerdergenoemde docentkenmerken en het totaaloordeel onvoldoende. Daarbij zijn de leservaring en bevoegdheid significant: lessen van onbevoegde docenten zijn vaker onvoldoende en lessen van docenten met meer dan 10 jaar leservaring zijn minder vaak onvoldoende dan lessen van docenten die minder dan 10 jaar voor de klas staan. Voor deze analyses geldt dat het aantal onvoldoendes erg klein is, waardoor de resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Docentkenmerken en leeractiviteit In de lesobservaties wordt onderscheid gemaakt tussen vakgerichte en generieke lessen. Er is geen significant verschil in bevoegdheid of omvang dienstverband van docenten die generieke of vakgerichte lessen geven. Generieke lessen worden vaker gegeven door docenten met hbo opleidingsniveau, terwijl vakgerichte lessen iets vaker worden gegeven door docenten met een mbo opleiding. Tabel c leeractiviteit naar opleidingsniveau mbo hbo wo anders n % n % n % n % Vakgericht Generiek Totaal Generieke vakken worden vaker gegeven door docenten met meer dan 30 jaar leservaring, terwijl vakgerichte lessen vaker worden gegeven door docenten met jaar leservaring. Tabel d leeractiviteit naar leservaring 0-3 jaar 3-10 jaar jaar jaar > 30 jaar n % n % n % n % n % Vakgericht Pagina 67 van 88

68 Generiek Totaal Generieke lessen worden vaker gegeven door docenten van 55 jaar of ouder, terwijl vakgerichte lessen juist vaker worden gegeven door docenten van jaar oud. Tabel e leeractiviteit naar leeftijd <35 jaar jaar jaar 55 jaar of ouder n % n % n % n % Vakgericht Generiek Totaal Pagina 68 van 88

69 5 Schoolklimaat 5.1 Sociale veiligheid Bijna twee derde van de MBO studenten is positief over de sfeer en veiligheid op school. 6 procent voelt zich niet veilig op school Merendeel studenten vindt dat de school er voldoende aan doet om studenten zich veilig te laten voelen en ook de sfeer binnen de school wordt in het algemeen als positief beoordeeld Meldingen aan vertrouwensinspecteurs De helft van de meldingen die bij de vertrouwensinspecteurs binnenkwamen, gaat over psychisch geweld. Vaak gaat het dan om pesten. Ook meldingen rond seksueel misbruik en seksuele intimidatie komen voor, waarbij de beschuldigde soms een met taken belast persoon gaat. Meldingen over seksuele intimidatie in stagebedrijven komen nauwelijks voor. Tabel a Aantal meldingen bij vertrouwensinspecteurs voor het mbo in 2016/2017 Meldingen Seksueel Seksuele Psychisch Fysiek Discriminatie Radicalisering overig Totaal misbruik intimidatie geweld geweld Schooljaar 2016/ Bron: Inspectie van het Onderwijs, Veiligheidsbeleving (JOB monitor) Bijna twee derde van de MBO studenten is positief over de sfeer en veiligheid op school. *in 2016 is er een nieuwe vraag over veiligheid toegevoegd die meeweegt in het totaaloordeel. Hierdoor is een vergelijking met eerdere jaren niet goed mogelijk Bron: Rapportage JOB-monitor, 2016 Pagina 69 van 88

70 Meer dan driekwart van de MBO studenten voelt zicht veilig op school, maar 6 procent voelt zich niet veilig. Bron: Rapportage JOB-monitor, 2016 Een meerderheid van de studenten is wel van mening dat de school er voldoende aan doet om studenten zich veilig te laten voelen en ook de sfeer binnen de school wordt in het algemeen als positief beoordeeld. Bron: Rapportage JOB-monitor, 2016 Pagina 70 van 88

71 6 Sturing/Bestuur 6.1 Financiële aspecten Stijgende personeelslasten Het budget van de sector bedroeg 5,1 miljard euro in Dat budget bestond voor bijna 90 procent uit rijksbijdragen. Instellingen in het mbo hebben daarnaast een substantiële bron van inkomsten uit werk in opdracht van derden. Die inkomstenbron is jarenlang afgenomen, maar in 2016 weer gegroeid. Het budget gaat voor ongeveer 72 procent op aan personeelslasten. Dat is een duidelijke stijging ten opzichte van het voorgaande jaar. Omdat mbo-instellingen zelf volledig voor hun huisvesting verantwoordelijk zijn, vormen huisvestingslasten en afschrijvingen (op huisvesting) een andere belangrijke budgettaire component. Financiële ontwikkelingen zetten door De financiële ontwikkelingen van vorige jaren zetten door in De rentabiliteit van de sector is positief, maar met 1,59 procent ruim gehalveerd ten opzichte van 2015 (figuur x). De solvabiliteit ontwikkelt zich positief en ook de liquiditeit van de sector is gestegen in 2016, met tien procent. De meeste mbo-instellingen hebben een goede financiële positie. Ondanks de verdere verbetering van de gemiddelde financiële positie, is het aantal instellingen onder verscherpt financieel toezicht niet afgenomen. Op 1 augustus 2017 stonden 3 instellingen onder verscherpt financieel toezicht. Figuur x Ontwikkeling financiële kengetallen in het middelbaar beroepsonderwijs in de periode ,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0-0,5-1, Rentabiliteit % 0,0 2,3 0,8 3,7 1,6-0,7 0,7 0,9 Solvabiliteit 0,53 0,54 0,55 0,58 0,59 0,59 0,59 0,60 Liquiditeit 0,92 1,10 1,10 1,19 1,31 1,08 1,01 1,08 Huisvestingsratio 0,11 0,11 0,11 0,10 0,10 Weerstandsvermogen 0,49 0,50 0,50 0,51 0,51 0,55 0,56 0,52 Bron: DUO, 2017 Zwakkere financiële positie AOC s De aoc s presteren financieel wat zwakker dan de overige soorten instellingen. In 2016 en 2017 zitten aoc s in de rode cijfers. Voor 2018 en 2019 wordt een rentabiliteit net boven nul verwacht. Op de financiële positie op langere termijn is dat verschil in rentabiliteit echter nauwelijks van invloed. De solvabiliteit wijkt nauwelijks af van die van roc s. Alleen vakinstellingen laten een wat hogere solvabiliteit zien. De liquiditeit van de aoc s is iets lager dan bij roc s en vakinstellingen. Dit betekent niet dat aoc s er nu slecht voorstaan. Pagina 71 van 88

72 Toename flexibele schil Sinds 2012 steeg het aantal personeelsleden van fte naar in Ongeveer fte heeft lesgevende taken. Het aandeel personeel in tijdelijke dienst nam in deze periode toe van 10,6 naar 15,4 procent. Daarnaast zien we een toenemende inzet van flexibel personeel. Op basis van de jaarrekeningen van besturen stijgt dit aandeel naar 8,4% Inspectieoordeel financieel beheer In het nieuwe onderzoekskader is ook het oordeel over financieel beheer opgenomen. Het financieel beheer is bij de bezochte besturen waar een volledig vierjaarlijks onderzoek is uitgevoerd op orde. Let op: onderstaande tabel gaat over slechts 7 besturen, dus op basis hiervan kunnen geen representatieve uitspraken worden gedaan. Tabel a oordelen financieel beheer bestuur Oordeel financieel beheer onvoldoende 0 voldoende 7 Totaal 7 continuïteit onvoldoende 0 voldoende 7 Totaal 7 doelmatigheid onvoldoende 0 voldoende 0 Totaal 0 rechtmatigheid onvoldoende 0 voldoende 7 Totaal 7 *doelmatigheid wordt nog niet beoordeeld 2017 n 6.2 Kwaliteitszorg Kwaliteitszorg en ambitie is nog niet bij alle besturen op orde. Problemen zitten met name in de kwaliteitszorg en cultuur. Kwaliteitszorg en ambitie is bij bijna driekwart van de opleidingen voldoende, bij 22% onvoldoende en bij een aantal opleidingen goed. Naleving overige wettelijke vereisten is bij 89% van de opleidingen voldoende Inspectieoordelen kwaliteitszorg en ambitie op bestuursniveau In 2017 is bij 7 MBO besturen een vierjaarlijks onderzoek afgenomen, daarbij zijn de kwaliteitszorg en ambitie en financieel beheer beoordeeld. Let op: onderstaande tabellen gaan dus over een zeer beperkt aantal besturen, dus op basis hiervan kunnen geen representatieve uitspraken worden gedaan. Bij 5 besturen is de kwaliteitszorg en ambitie voldoende, bij 1 bestuur onvoldoende en bij 1 bestuur goed. Pagina 72 van 88

73 Tabel a oordeel kwaliteitszorg en ambitie bestuur Oordeel kwaliteitszorg en ambitie onvoldoende 1 voldoende 5 goed 1 Totaal n Bij een onvoldoende voor kwaliteitszorg en ambitie bij besturen, zit het probleem in de kwaliteitszorg en de kwaliteitscultuur. Anderzijds is het juist ook de kwaliteitscultuur die het verschil maakt tussen voldoende en goed bij het bestuur met goed als eindoordeel. De verantwoording en dialoog is bij alle besturen op orde. Tabel b oordelen standaarden kwaliteitszorg en ambitie bestuur kwaliteitszorg onvoldoende 1 voldoende 6 goed 0 Totaal 7 kwaliteitscultuur onvoldoende 1 voldoende 5 goed 1 Totaal 7 verantwoording en dialoog onvoldoende 0 voldoende 7 goed 0 Totaal n Inspectieoordelen kwaliteitszorg en ambitie op opleidingsniveau Bij bijna 22% van de bezochte opleidingen is de kwaliteitszorg en ambitie niet op orde. Bij het merendeel van de opleidingen is de kwaliteitszorg wel voldoende en bij een aantal opleidingen zelfs goed. Tabel a scores op de kwaliteitsgebied kwaliteitszorg en ambitie Oordeel kwaliteitszorg en ambitie 2017 % ongewogen n onvoldoende 21,7 23 voldoende 72,6 63 goed 5,7 4 Pagina 73 van 88

74 Bij ruim driekwart van de bezochte opleidingen is de kwaliteitszorg en ambitie voldoende. In 2017 is dit voor de eerste keer aan de hand van het nieuwe kader beoordeeld. In eerdere jaren werd altijd een oordeel op kwaliteitsborging gegeven, door de kaderwisseling kan dit niet goed meer vergeleken worden met de oordelen op het nieuwe kader, maar in het oude kader lag het aandeel opleidingen met voldoende kwaliteitsborging in de afgelopen jaren rond 50 tot 60 procent. In de kwaliteitszorg en cultuur zijn bij een aantal opleidingen nog verbetering mogelijk, maar de verantwoording en dialoog is bij vrijwel alle opleidingen voldoende. Tabel b aandeel voldoende kwaliteitszorg en ambitie 2017 % ongewogen n Oordeel kwaliteitszorg en ambitie kwaliteitszorg kwaliteitscultuur verantwoording en dialoog Inspectieoordelen naleving overige wettelijke vereisten Het waarderingskader omvat niet alle deugdelijkheidseisen zoals die in de sectorwet(ten) en andere onderwijswetten zijn opgenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Verklaring omtrent gedrag (VOG), de schoolkosten en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten (vsv). De deugdelijkheidseisen die niet aan een standaard in het waarderingskader zijn verbonden, vatten we samen onder de noemer overige wettelijke vereisten. 9 Bijna 90 procent van de opleidingen heeft de overige wettelijke vereisten op orde. In het oude onderzoekskader schommelde dit de afgelopen jaren tussen 85 en 91 procent. Niet alle standaarden van de wettelijke vereisten zijn in alle onderzoeken beoordeeld. Aan de vereisten met betrekking tot schoolkosten/wettelijke bijdrage voldoet 7 procent van de opleidingen niet en ook bij de vereisten mbt verzuim en vsv zijn nog verbeteringen mogelijk. Tabel a Aandeel voldoende wettelijke vereisten 2017 % ongewogen n Oordeel naleving overige wettelijke vereisten onderwijstijd schoolkosten/wettelijke bijdrage ongeoorloofd verzuim en vsv andere wettelijke vereisten *niet alle standaarden mbt wettelijke vereisten zijn in alle onderzoeken beoordeeld 9 Onderzoekskader 2017 voor het toezicht op het middelbaar onderwijs Inspectie van het onderwijs, 1 juni 2017 Pagina 74 van 88

75 6.3 Medezeggenschap Minder dan de helft van de studenten vindt dat de school belang hecht aan hun mening. Actief meedenken over beleid of verbeteringen op school leeft weinig onder de MBO studenten Studenttevredenheid inspraak (JOB monitor) Een groot deel van de MBO studenten geeft aan niet te weten of er een studentenraad of deelnemersraad op school is, met name bij ROC s en AOC s ligt dit percentage hoog. Bron: rapport JOB-monitor, 2016 Minder dan de helft van de MBO studenten is van mening dat de school hun mening belangrijk vindt. Dit aandeel is wel gestegen ten opzichte van eerdere jaren. Studenten van vakinstellingen, entreeopleidingen en eerstejaars studenten vinden vaker dat school belang hecht aan hun mening. Bron: rapport JOB-monitor, 2016 Het actief meedenken over beleid of verbeteringen op school leeft weinig onder de MBO studenten; slechts een vijfde van de studenten wil actief meedenken en bijna de helft geeft aan dat ze dat niet willen. De bereidheid om mee te denken ligt hoger bij studenten van vakinstellingen en bij Bol- en entreeopleidingen. Pagina 75 van 88

76 *meting 2008 t/m 2014: meedenken over beleid, meting 2016: meedenken over verbetering op school en opleiding Bron: rapport JOB-monitor, 2016 Studenten in de studentenraad zijn vaak van niveau 4, maar daarmee is het geen representatieve afspiegeling van de gehele studentenpopulatie. Pagina 76 van 88

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO STAAT VAN HET ONDERWIJS 2019

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO STAAT VAN HET ONDERWIJS 2019 TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO STAAT VAN HET ONDERWIJS 2019 April 2019 INHOUD Inleiding 4 1 Databronnen en definities 5 1.1 Databronnen 5 1.1.1 Leerlinggegevens (BRON) 5 1.1.2 CBS-microdata 6 1.1.3

Nadere informatie

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS. De Staat van het Onderwijs 2015/2016. April 2017

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS. De Staat van het Onderwijs 2015/2016. April 2017 TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS De Staat van het Onderwijs 2015/2016 April 2017 Inhoudsopgave Inleiding 4 Sectorspread middelbaar beroepsonderwijs 5 1 Steekproef MBO SVI bekostigde

Nadere informatie

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO. Onderwijsverslag 2013/2014

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO. Onderwijsverslag 2013/2014 TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO Onderwijsverslag 2013/2014 April 2015 INHOUD Inleiding 4 1 Steekproef mbo Staat van de Instelling bekostigde instellingen 2014 5 1.1 Betrouwbaarheid van de steekproef

Nadere informatie

Technische toelichting Onderwijsresultaten Bekostigd MBO (en VAVO)

Technische toelichting Onderwijsresultaten Bekostigd MBO (en VAVO) Technische toelichting Onderwijsresultaten Bekostigd MBO (en VAVO) Deze toelichting hoort bij de standaard Onderwijsresultaten voor het Bekostigd MBO zoals beschreven in het Onderzoekskader mbo 2017, bijlage

Nadere informatie

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS. De Staat van het Onderwijs 2014/2015. April 2016

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS. De Staat van het Onderwijs 2014/2015. April 2016 TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MIDDELBAAR BEROEPSONDERWIJS De Staat van het Onderwijs 2014/2015 April 2016 INHOUD Inleiding 3 Belangrijkste bevindingen en aandachtspunten 4 1 Steekproef mbo SVI bekostigde

Nadere informatie

Studenten aan lerarenopleidingen

Studenten aan lerarenopleidingen Studenten aan lerarenopleidingen Factsheet januari 219 In de afgelopen vijf jaar is het aantal Amsterdamse studenten dat een lerarenopleiding volgt met ruim 9% afgenomen. Deze daling is het sterkst voor

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Voortijdig Schoolverlaters 2005 Toelichting bij de tabellen

Voortijdig Schoolverlaters 2005 Toelichting bij de tabellen Voortijdig Schoolverlaters 2005 Toelichting bij de tabellen Definitie: Voortijdig schoolverlaters zijn gedefinieerd als leerlingen die het (bekostigd) onderwijs verlaten zonder dat zij een startkwalificatie

Nadere informatie

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 1999- ROA Colofon Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Niets uit deze uitgave mag op enige manier worden verveelvoudigd zonder voorafgaande

Nadere informatie

Werkwijze en verantwoording De Staat van het Onderwijs 2014/2015

Werkwijze en verantwoording De Staat van het Onderwijs 2014/2015 Werkwijze en verantwoording De Staat van het Onderwijs 2014/2015 Inleiding In dit document treft u een algemene verantwoording aan. Aan de orde komen de werkwijze en gebruikte gegevensbronnen. Algemene

Nadere informatie

Opleidingsniveau stijgt

Opleidingsniveau stijgt Opleidingsniveau stijgt Grote doorstroom naar hogere niveaus Meer leerlingen vanuit vmbo naar havo Grote groep mbo ers naar het hbo 10 Jongens groeien gedurende hun onderwijsloopbaan Jongens na een diploma

Nadere informatie

De studieloopbaan van mbo-deelnemers

De studieloopbaan van mbo-deelnemers Paper Symposium, Het belang van het onderwijsnummer voor beleidsinformatie ORD 2012 De studieloopbaan van mbo-deelnemers De verblijfsduur in relatie met het behaalde op het mbo. DUO/INP 1 juni 2012 Jaap-Jan

Nadere informatie

De kenmerken van schoolverlaters en hun arbeidspositie vijf jaar later

De kenmerken van schoolverlaters en hun arbeidspositie vijf jaar later De kenmerken van schoolverlaters en hun arbeidspositie vijf jaar later Presentatie Onderwijs Research Dagen, Heerlen, 26-28 juni 2019 Astrid Pleijers en Marijke Hartgers, Centraal Bureau voor de Statistiek

Nadere informatie

Stromen door het onderwijs

Stromen door het onderwijs Stromen door het onderwijs Vanuit het derde leerjaar van het vo 2003/2004 Erik Fleur DUO/IP Juni 2013 1. Inleiding In schooljaar 2003/2004 zaten bijna 200 duizend leerlingen in het derde leerjaar van het

Nadere informatie

Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen

Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen De hoofdlijnen Na een jarenlange daling stabiliseert de totale doorstroom vanuit

Nadere informatie

HBO/WO TABBLAD OMSCHRIJVING INHOUD HBO en WO 100_n_opl en n_inst_2015 Aantal bekostigde en niet bekostigde opleidingen en instellingen HBO en WO

HBO/WO TABBLAD OMSCHRIJVING INHOUD HBO en WO 100_n_opl en n_inst_2015 Aantal bekostigde en niet bekostigde opleidingen en instellingen HBO en WO HBO/WO TABBLAD OMSCHRIJVING INHOUD HBO en WO 100_n_opl en n_inst_ Aantal bekostigde en niet bekostigde opleidingen en instellingen HBO en WO 200_ofdinschrijvingen Hoofdinschrijvingen HBO 301 instroom_ba

Nadere informatie

a. Instellingsgegevens; b. Indicator Percentage Nieuwe VSV ers van de studiejaren 2010/2011, 2011/2012, 2012/2013 en 2013/2014

a. Instellingsgegevens; b. Indicator Percentage Nieuwe VSV ers van de studiejaren 2010/2011, 2011/2012, 2012/2013 en 2013/2014 Toelichting Indicatoren GJ MBO 2015 Algemene toelichting Volgens de regeling Jaarverslaggeving Onderwijs, die per 1 januari 2008 in werking is getreden, moeten bekostigde onderwijsinstellingen aan het

Nadere informatie

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK HO. Onderwijsverslag 2013/2014

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK HO. Onderwijsverslag 2013/2014 TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK HO Onderwijsverslag 2013/2014 April 2015 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Databronnen en definities... 4 3. Aantal bekostigde en niet bekostigde opleidingen per 1 oktober 2013...

Nadere informatie

Instroom en inschrijvingen

Instroom en inschrijvingen Instroom en inschrijvingen Minder studenten beginnen aan opleidingen in de sector Onderwijs... 2 Instroom pabo keldert in 2015 maar herstelt zich deels in 2016... 3 Minder mbo ers naar sector Onderwijs...

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007 Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 2e kwartaal 2007 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien

Nadere informatie

Factsheets. Voortijdig Schoolverlaten

Factsheets. Voortijdig Schoolverlaten Factsheets Voortijdig Schoolverlaten Februari 2007 Inleiding Deze factsheets behoren bij de brief kenmerk BVE/INI/2007/3891 en presenteren een weergave van de nu bekende feiten en getallen over de groep

Nadere informatie

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Noordoost-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Noordoost-Brabant Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Noordoost-Brabant In mei 2019 verscheen de Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs. In die publicatie leest u over de actuele trends en ontwikkelingen in het zorg- en welzijnsonderwijs

Nadere informatie

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt : een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt Harry Bierings en Robert de Vries Direct nadat zij school hadden verlaten, maar ook nog vier jaar daarna, hebben voortijdig naar verhouding vaak geen baan. Als

Nadere informatie

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort 08 Voortijdig schoolverlaters 0c olverlaters verdacht van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort Toelichting bij geleverde everde maatwerktabellen De maatwerktabel bevat gegevens

Nadere informatie

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs West-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs West-Brabant Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs West-Brabant In mei 2019 verscheen de Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs. In die publicatie leest u over de actuele trends en ontwikkelingen in het zorg- en welzijnsonderwijs

Nadere informatie

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Zuidoost-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Zuidoost-Brabant Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Zuidoost-Brabant In mei 2019 verscheen de Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs. In die publicatie leest u over de actuele trends en ontwikkelingen in het zorg- en welzijnsonderwijs

Nadere informatie

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Midden-Brabant

Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Midden-Brabant Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs Midden-Brabant In mei 2019 verscheen de Arbeidsmarkt in Beeld: Onderwijs. In die publicatie leest u over de actuele trends en ontwikkelingen in het zorg- en welzijnsonderwijs

Nadere informatie

Toelichting Indicatoren GJ MBO 2017

Toelichting Indicatoren GJ MBO 2017 Toelichting Indicatoren GJ MBO 2017 Algemene toelichting Volgens de regeling Jaarverslaggeving Onderwijs, die per 1 januari 2008 in werking is getreden, moeten bekostigde onderwijsinstellingen aan het

Nadere informatie

Uitwerking berekening prestatieanalyse (voortgezet) speciaal onderwijs 2017

Uitwerking berekening prestatieanalyse (voortgezet) speciaal onderwijs 2017 Uitwerking berekening prestatieanalyse (voortgezet) speciaal onderwijs 2017 INHOUD 1. Inleiding... 1 2. Data... 1 3. Uitgangspunten bij de prestatieanalyse... 1 3.1 Bepaling van groepen binnen het so en

Nadere informatie

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs Leer- en Innovatiecentrum Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg NOTITIE ons kenmerk IR24052017 contactpersoon Daniël Rijckborst telefoon 0610359505 onderwerp Factsheet Vereniging Hogescholen e-mail d.rijckborst@avans.nl

Nadere informatie

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs Leer- en Innovatiecentrum Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg NOTITIE ons kenmerk IR06062016 contactpersoon Daniël Rijckborst datum 06-06-2016 telefoon 0610359505 onderwerp Factsheet Vereniging Hogescholen

Nadere informatie

Toelichting bij _Arbeidsmarktaanbod_studierichting_onderwijssoort_regio.csv

Toelichting bij _Arbeidsmarktaanbod_studierichting_onderwijssoort_regio.csv Migratieachtergrond van uitgestroomde studenten naar regio, onderwijssoort en studierichting Uitstroom na studiejaar 2016/ 17 pilot Barometer culturele diversiteit CBS Januari 2019 Vragen over deze publicatie

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Benchmark middelbaar beroepsonderwijs Bouwsteen studiesucces. Sectorrapportage

Benchmark middelbaar beroepsonderwijs Bouwsteen studiesucces. Sectorrapportage Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2017 Bouwsteen studiesucces Sectorrapportage Foto omslag: Can Stock Photo / dotshock 2018 KBA Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde

Nadere informatie

Uitleg en verdieping CBS data infographic Participatie zonder Startkwalificatie

Uitleg en verdieping CBS data infographic Participatie zonder Startkwalificatie Uitleg en verdieping CBS data infographic Participatie zonder Startkwalificatie DOOR- EN UITSTROOM UIT PRAKTIJKONDERWIJS, VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS EN ENTREE-OPLEIDINGEN (COHORT 2013/14, 2014/15 EN

Nadere informatie

Veranderen van opleiding

Veranderen van opleiding Totale switch na stijging weer op 20 procent... 3 Switchers pabo oorzaak stijging in 2012 en 2013... 4 Meer switch van mbo ers in sector Onderwijs in 2013... 5 Bij tweedegraads lerarenopleidingen meer

Nadere informatie

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs, Studenten sector Onderwijs vallen vaker uit... 2 Veel uitval bij 2 e graads hbo... 3 Meer uitval van pabo studenten met mbo-achtergrond... 5 Steeds meer mannen vallen uit bij pabo... 7 Studenten met niet-westerse

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Centraal Bureau voor de Statistiek Erratum 13 december 2007 Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, is een aantal zaken niet juist vermeld. Onze

Nadere informatie

Interne doorstroom Walewyc-mavo

Interne doorstroom Walewyc-mavo Interne doorstroom 2015-2016 Walewyc-mavo Dit rapport over de interne doorstroom toont informatie over de leerlingenstromen binnen de school. De informatie geeft u inzicht in de snelheid van doorstroom

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013 Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs

Nadere informatie

TECHNISCH RAPPORT GROEN ONDERWIJS. Onderwijsverslag 2013/2014

TECHNISCH RAPPORT GROEN ONDERWIJS. Onderwijsverslag 2013/2014 TECHNISCH RAPPORT GROEN ONDERWIJS Onderwijsverslag 2013/2014 April 2015 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Groen vmbo... 4 3. Groen mbo... 14 4. Groen hoger onderwijs... 20 2 1. Inleiding Dit is het technisch

Nadere informatie

Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2016

Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2016 Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2016 Bouwsteen studiesucces Sectorrapportage juli 2017 2017 Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912

Nadere informatie

VSV-cijfers. Aanval op schooluitval. RMC regio 13 Achterhoek. Convenantjaar Voorlopige cijfers

VSV-cijfers.  Aanval op schooluitval. RMC regio 13 Achterhoek. Convenantjaar Voorlopige cijfers olle 3,5 ) 54 ( 2,1 ) Twenterand 66 ( 2,3 ) Tubberge 24 ( 1,1 Olst-Wijhe 25 ( 1,6 ) Raalte 82 ( 2,3 ) Hellendoorn 61 ( 2,0 ) Wierden 53 ( 2,4 ) Almelo 207 ( 3,6 ) 1 Deventer 311 ( 4,2 ) Rijssen-Holten

Nadere informatie

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK VOORTGEZET ONDERWIJS DE STAAT VAN HET ONDERWIJS 2016/2017

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK VOORTGEZET ONDERWIJS DE STAAT VAN HET ONDERWIJS 2016/2017 TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK VOORTGEZET ONDERWIJS DE STAAT VAN HET ONDERWIJS 2016/2017 April 2018 INHOUD Inleiding 3 1 Databronnen en definities 4 1.1 Databronnen 4 1.1.1 Leerlingtellingen (DUO-BRON)

Nadere informatie

Weging Gezondheidsenquête, vanaf 2010

Weging Gezondheidsenquête, vanaf 2010 Weging Gezondheidsenquête, vanaf 2010 Jan-Willem Bruggink en Marieke van Herten Inleiding 2010 is het eerste jaar na het Herontwerp van de Gezondheidsenquête (GE). Na het herontwerp is de GE een mixed

Nadere informatie

Interne doorstroom !mpulse Leeuwarden, school van OSG Piter Jelles

Interne doorstroom !mpulse Leeuwarden, school van OSG Piter Jelles Interne doorstroom 205-206!mpulse Leeuwarden, school van OSG Piter Jelles Dit rapport over de interne doorstroom toont informatie over de leerlingenstromen binnen de school. De informatie geeft u inzicht

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 Noordoost-Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Noordoost-Brabant Onderwijs in Kaart 2018 Noordoost-Brabant Cijfermatige ontwikkelingen in Noordoost-Brabant Transvorm Tilburg, mei 2018 Spoorlaan 171 04 5038 CB Tilburg Postbus 4275 5004 JG Tilburg T 088 144 40 00 F 088

Nadere informatie

Minder jongeren zonder startkwalificatie van school

Minder jongeren zonder startkwalificatie van school Minder jongeren zonder startkwalificatie van school 09 Aantal voortijdig schoolverlaters gedaald Lissabondoelstelling om voortijdig schoolverlaten terug te dringen bijna gehaald Meer mannen dan vrouwen

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant Onderwijs in Kaart 2018 Zuidoost-Brabant Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Zuidoost-Brabant Transvorm Tilburg, mei 2018 Spoorlaan 171 04 5038 CB Tilburg Postbus 4275 5004 JG Tilburg T 088 144 40

Nadere informatie

Subsector geografie. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs,

Subsector geografie. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs, Samenvatting... 2 Minst aantal opleidingen... 2 Minst aantal studenten... 3 Instroom neemt af... 3 Laagste uitval... 3 Lager diplomarendement... 3 Daling in switch... 3 Twee nieuwe opleidingen... 4 Weinig

Nadere informatie

VSV-cijfers. Aanval op schooluitval. RMC regio 1 Oost-Groningen. Convenantjaar Voorlopige cijfers

VSV-cijfers.  Aanval op schooluitval. RMC regio 1 Oost-Groningen. Convenantjaar Voorlopige cijfers g ) Eemsmond 46 ( 3,1 ) ) Ten Boer 22 ( 3,1 ) Loppersum 21 ( 2,1 ) Appingedam 35 ( 3,8 ) Delfzijl 71 ( 3,1 ) Haren 2 ( 1,9 ) 3 Slochteren 28 ( 2,1 ) Hoogezand-Sappemeer 94 ( 3,5 ) Menterwolde 29 ( 2,7

Nadere informatie

Brug of kloof? De ervaringen van HAVO- en VWO-schoolverlaters over de aansluiting tussen VO en HO vóór en ná de invoering tweede fase VO

Brug of kloof? De ervaringen van HAVO- en VWO-schoolverlaters over de aansluiting tussen VO en HO vóór en ná de invoering tweede fase VO Brug of kloof? De ervaringen van HAVO- en VWO-schoolverlaters over de aansluiting tussen VO en HO vóór en ná de invoering tweede fase VO ROA-R-2005/8 Robert de Vries Rolf van der Velden Researchcentrum

Nadere informatie

Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie

Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie Samenvatting Op basis van de geactualiseerde gegevens van het CBS zien de samenwerkende inspecties binnen Toezicht Sociaal Domein

Nadere informatie

Leerlingen en studenten naar onderwijssoort per 1-10 en woongemeente Lingewaard

Leerlingen en studenten naar onderwijssoort per 1-10 en woongemeente Lingewaard Leerlingen en studenten naar onderwijssoort per 1-10 en woongemeente Lingewaard 2010/'11 2011/'12* Onderwijssoorten Leeftijd Lingewaard Lingewaard Totaal voortgezet onderwijs Leeftijd totaal 2751 2853

Nadere informatie

Voortijdige Schoolverlaters Zoetermeer. Schooljaar 2014-2015

Voortijdige Schoolverlaters Zoetermeer. Schooljaar 2014-2015 Voortijdige Schoolverlaters Zoetermeer Schooljaar 2014-2015 Juridische Aangelegenheden en Bestuursondersteuning / Onderzoek en Statistiek Voortijdige schoolverlaters Zoetermeer Schooljaar 2014-2015 Januari

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant Onderwijs in Kaart 2018 West- Brabant Cijfermatige ontwikkelingen in West- Brabant Transvorm Tilburg, mei 2018 Spoorlaan 171 04 5038 CB Tilburg Postbus 4275 5004 JG Tilburg T 088 144 40 00 F 088 144 40

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Nieuw-West

Jeugdwerkloosheid Nieuw-West 1 Jeugdwerkloosheid Factsheet september 2014 Er zijn in ruim 26.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2014). Veel jongeren volgen een opleiding of hebben een baan. De laatste jaren zijn

Nadere informatie

Aanval op schooluitval

Aanval op schooluitval 28AZ Windesheim Aanval op schooluitval Convenantjaar 2011-2012 Nieuwe voortijdige schoolverlaters Voorlopige cijfers 28AZ - Windesheim Dit document bevat gedetailleerde cijferinformatie over Windesheim.

Nadere informatie

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012 SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/2008-2011/2012 Utrecht, januari 2013 INHOUD Samenvatting 4 Inleiding 6 1 Trends en wetenswaardigheden 8 1.1 Inleiding 8 1.2 Trends 8 1.3 Wetenswaardigheden 11 2 Wet-

Nadere informatie

Ontwikkeling leerlingaantallen

Ontwikkeling leerlingaantallen Ontwikkeling leerlingaantallen Elk jaar wordt op 1 oktober het leerlingaantal van elke basisschool geregistreerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (). Op basis van deze leerlingtelling wordt de bekostiging

Nadere informatie

RENDEMENTEN EN DIPLOMA S

RENDEMENTEN EN DIPLOMA S 2. ONDERWIJSOPBRENGSTEN EN DEELNEMERSONTWIKKELING RENDEMENTEN EN DIPLOMA S DIPLOMA S VMBO 2-24 De rendementen vmbo zijn gebaseerd op de opbrengsten oordelen van de onderwijsinspectie. Als een leerling

Nadere informatie

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 1999-4Middelbaar BeroepsOnderwijs ROA De cijfers in deze publicatie zijn gebaseerd op de jaarlijkse schoolverlatersonderzoeken van het Researchcentrum voor

Nadere informatie

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers Feiten en cijfers Afgestudeerden en uitvallers April 2017 Inhoud 1 Het algemene beeld 2 2 Start van de studie: uitvallers 4 3 Start van de studie: wisselaars 5 4 Afsluiting van de studie: studiesucces

Nadere informatie

Voortijdig schoolverlaters en Citotoets-gegevens,

Voortijdig schoolverlaters en Citotoets-gegevens, , Toelichting bij geleverde maatwerktabellen 2006/2007 en 2007/2008* Levering: 17 februari 2010 De maatwerktabel over voortijdig schoolverlaters 2006/2007 bevat gegevens over het voortgezet onderwijs (vo)

Nadere informatie

UITWERKING BEREKENING PRESTATIEANALYSE SECTOR SPECIAAL ONDERWIJS 2016

UITWERKING BEREKENING PRESTATIEANALYSE SECTOR SPECIAAL ONDERWIJS 2016 UITWERKING BEREKENING PRESTATIEANALYSE SECTOR SPECIAAL ONDERWIJS 2016 INHOUD 1 Inleiding 3 2 Data 4 3 Uitgangspunten bij de prestatieanalyse 5 3.1 Bepaling van groepen binnen het so en vso 5 3.2 Scores

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO

Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO Onderwijs in Kaart 2018 Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Noord-Brabant HBO 1 - Onderwijs in Kaart 2018-hbo.docx - 16-6-2017 Transvorm Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Hbo Gezondheidszorg en Sociale Studies

Nadere informatie

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO Vrouwen in de bètatechniek Traditioneel kiezen veel meer mannen dan vrouwen voor een bètatechnische opleiding. Toch lijkt hier de afgelopen jaren langzaam verandering in te komen. Deze factsheet geeft

Nadere informatie

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in e088 Voortijdig schoolverlaten 0c olverlaten vanuit het voortgezet et onderwijs in Nederland en 21 gemeenten naar herkomstgroepering en geslacht Antilianen- Toelichting bij geleverde everde maatwerktabellen

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 drs. W. van Ooij MarktMonitor Januari 2015 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 . Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK HOGER ONDERWIJS. De Staat van het Onderwijs 2014/2015. April 2016

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK HOGER ONDERWIJS. De Staat van het Onderwijs 2014/2015. April 2016 TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK HOGER ONDERWIJS De Staat van het Onderwijs 2014/2015 April 2016 INHOUD Inleiding 3 Belangrijkste bevindingen en aandachtspunten 4 1 Databronnen en definities 5 1.1 Databronnen

Nadere informatie

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden Groei bij gezondheidszorg, aantal studenten in het hbo stabiliseert, aandeel allochtonen blijft groeien, 5% groei in diploma s, aantal Ad-studenten

Nadere informatie

Toelichting instellingsprofiel mbo 2014

Toelichting instellingsprofiel mbo 2014 Toelichting instellingsprofiel mbo 2014 Inspectie van het Onderwijs Inhoudsopgave 1 DEEL 1. ALGEMEEN 3 1.1 Voor welke instellingen wordt een profiel gemaakt? 3 1.2 Herkomst van de gegevens 3 1.3 Vergelijking

Nadere informatie

Onderwijs in Kaart 2018 Midden-Brabant

Onderwijs in Kaart 2018 Midden-Brabant Onderwijs in Kaart 2018 Midden-Brabant Cijfermatige onderwijsontwikkelingen in Midden-Brabant Transvorm Tilburg, mei 2018 Spoorlaan 171 04 5038 CB Tilburg Postbus 4275 5004 JG Tilburg T 088 144 40 00 F

Nadere informatie

Factsheet voortijdig schoolverlaten Regio Zuid-Holland Noord Schooljaar

Factsheet voortijdig schoolverlaten Regio Zuid-Holland Noord Schooljaar Factsheet voortijdig schoolverlaten Regio Zuid-Holland Noord Schooljaar 2015-2016 INHOUDSOPGAVE Samenvatting van de cijfers... 2 1 Inleiding... 3 2 Ontwikkeling aantal VSV ers... 4 2.1 VSV per onderwijsniveau...

Nadere informatie

Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs in het schooljaar

Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs in het schooljaar Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs in het schooljaar 2006-2007 Technisch Rapport Versie 0.1-7 maart 2007 Interne notitie Inspectie van het onderwijs Afdeling Kennis

Nadere informatie

Interne doorstroom Dr. Mollercollege - Waalwijk

Interne doorstroom Dr. Mollercollege - Waalwijk Interne doorstroom 06-07 Dr. Mollercollege - Waalwijk Inleiding Het rapport Interne doorstroom geeft inzicht in de onderbouwsnelheid en het bovenbouwsucces van uw school. Daarnaast wordt ook het Hinkelpad

Nadere informatie

Subsector politicologie en bestuurskundige opleidingen

Subsector politicologie en bestuurskundige opleidingen Subsector politicologie en bestuurskundige Samenvatting... 2 Weinig deeltijd... 2 Wo-instroom... 3 Weinig uitval iets toegenomen... 3 Veel switch... 3 Vier in herstel... 3 Veel studenten raden opleiding

Nadere informatie

Bijstelling per 1 mei De wijzigingen/aanvullingen ten opzichte van de vorige versie zijn in blauw aangegeven.

Bijstelling per 1 mei De wijzigingen/aanvullingen ten opzichte van de vorige versie zijn in blauw aangegeven. Addendum Toezichtkader bve 2012 Beoordeling opbrengsten bekostigd en niet bekostigd mboonderwijs per 1 januari 2012 Bijstelling per 1 mei 2014. De wijzigingen/aanvullingen ten opzichte van de vorige versie

Nadere informatie

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Uitstroommonitor praktijkonderwijs Uitstroommonitor praktijkonderwijs 2016-2017 Samenvatting van de monitor 2016-2017 en de volgmodules najaar 2017 Sectorraad Praktijkonderwijs december 2017 Versie definitief 1 Vooraf In de periode 1 september

Nadere informatie

Factsheet Schorsingen en Verwijderingen Trends, analyses en wetenswaardigheden

Factsheet Schorsingen en Verwijderingen Trends, analyses en wetenswaardigheden Factsheet Schorsingen en Verwijderingen 2008-2013 Trends, analyses en wetenswaardigheden Scholen voor voortgezet onderwijs zijn verplicht aan de inspectie te melden als zij een leerling langer dan één

Nadere informatie

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Uitstroommonitor praktijkonderwijs Uitstroommonitor praktijkonderwijs 2015-2016 Samenvatting van de monitor 2015-2016 en de volgmodules najaar 2016 Platform Praktijkonderwijs december 2016 Definitieve versie 161208 1 Vooraf In de periode

Nadere informatie

Factsheet. Samenvatting

Factsheet. Samenvatting Afgestudeerden en uitvallers 2017 In deze factsheet staan de belangrijkste kengetallen en ontwikkelingen met betrekking tot uitval, studiewissel en studiesucces. Alle cijfers betreffen voltijd hbo-bachelorstudenten

Nadere informatie

Gestruikeld voor de start

Gestruikeld voor de start Bijlagen Gestruikeld voor de start De school verlaten zonder startkwalificatie Lex Herweijer Bijlage A... 2 Bijlage bij hoofdstuk 4... 3 Bijlage bij hoofdstuk 5... 4 Sociaal en Cultureel Planbureau Den

Nadere informatie

RENDEMENTEN EN DIPLOMA S

RENDEMENTEN EN DIPLOMA S 2. ONDERWIJSOPBRENGSTEN EN DEELNEMERSONTWIKKELING RENDEMENTEN EN DIPLOMA S De rendementen vmbo zijn gebaseerd op de opbrengsten oordelen van de onderwijsinspectie. Als een leerling in leerjaar drie op

Nadere informatie

Welke routes doorlopen leerlingen in het onderwijs?

Welke routes doorlopen leerlingen in het onderwijs? Welke routes doorlopen leerlingen in het onderwijs? Wendy Jenje-Heijdel Na het examen in het voortgezet onderwijs staan leerlingen voor de keuze voor vervolgonderwijs. De meest gangbare routes lopen van

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

socio-demografie 2.597.232 jongeren geslacht leeftijd woonplaats 4 grote steden en per provincie afkomst opleiding religie

socio-demografie 2.597.232 jongeren geslacht leeftijd woonplaats 4 grote steden en per provincie afkomst opleiding religie FACTSHEET: socio-demografie Hoeveel jongeren zijn er eigenlijk in Nederland? Wonen er meer jongeren in Limburg of in Zeeland? Wat zijn de cijfers rondom geslacht, afkomst, opleidingsniveau en religie?

Nadere informatie

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Notitie a Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd Juli 2014 Nelet Kuipers, team Onderwijs SQS 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Subsector overig. Subsector overig

Subsector overig. Subsector overig Subsector overig Samenvatting... Grote subsector... 2 Veel switchende studenten... 3 Hoge uitval onder mbo ers... 4 Hoog wo-diplomarendement... 4 Minste studenten van hbo naar wo... 4 8 accreditaties na

Nadere informatie

jeugdwerkloosheid Zuid Definities Fact sheet augustus 2014

jeugdwerkloosheid Zuid Definities Fact sheet augustus 2014 1 Jeugdwerkloosheid Fact sheet augustus 2014 In wonen 21.500 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2014). Veel jongeren volgen een opleiding of hebben een baan, maar de laatste jaren zijn

Nadere informatie

kwalificatieniveau en -status in mbo

kwalificatieniveau en -status in mbo factsheet kwalificatieniveau en -status in mbo regio Haaglanden analyse per maart 2011 op basis van peiling januari 2011 door De Loos Monitoring, op verzoek van Spirit4You inleiding Op verzoek van Spirit4You

Nadere informatie

Werkwijze en verantwoording De Staat van het Onderwijs 2013/2014

Werkwijze en verantwoording De Staat van het Onderwijs 2013/2014 Werkwijze en verantwoording De Staat van het Onderwijs 2013/2014 Inleiding De inspectie doet jaarlijks verslag van de staat van het onderwijs in het Onderwijsverslag. Hierin staan ontwikkelingen in de

Nadere informatie

Factsheet Passend Onderwijs

Factsheet Passend Onderwijs Factsheet Passend Onderwijs November 2010 Inleiding Deze factsheet geeft feiten en cijfers over het passend onderwijs in Nederland. De factsheet is een vervolg op de Factsheet Passend onderwijs van januari

Nadere informatie

Onderwijs. Kerncijfers

Onderwijs. Kerncijfers Kerncijfers 205 Onderwijs. Kerncijfers.2 Voor- en vroegschoolse educatie.3 Primair onderwijs.4 Speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs.5 Voortgezet onderwijs. Middelbaar beroepsonderwijs.7 Verzuim,

Nadere informatie

Uitwerking berekening Risicomodel sector SO 2015

Uitwerking berekening Risicomodel sector SO 2015 Uitwerking berekening Risicomodel sector SO 2015 INHOUD 1. Inleiding... 1 2. Data... 1 3. Uitgangspunten bij het risicomodel... 1 3.1 Bepaling van groepen binnen het so en vso... 1 3.2 Scores op de indicatoren...

Nadere informatie

Subsector psychologie

Subsector psychologie Samenvatting... 2 Gemiddeld qua aantallen opleidingen... 2 Groot aantal studenten... 3 Grotendeels wo-subsector... 3 Weinig mbo-instroom in hbo-bachelor... 3 Weinig uitval... 3 Minste switch... 3 Diplomarendement

Nadere informatie