Aan mr. G.J. Dijkman Kruisstraat 307 Utrecht.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Aan mr. G.J. Dijkman Kruisstraat 307 Utrecht."

Transcriptie

1 prof. mr. C.A. Groenendijk Nijmegen, 28 juli Aan mr. G.J. Dijkman Kruisstraat 307 Utrecht. Geachte heer Dijkman, De beschikking van de minister van Buitenlandse Zaken van 15 februari 2010 op het bezwaarschrift van uw cliënt.., uw beroepschrift en het verweerschrift van de minister in die zaak heb ik intussen gelezen. U vroeg mij om opmerkingen over die stukken te maken. Dat doe ik hieronder puntsgewijs. 1. Toetsingskader Zowel uit de bestreden beschikking als uit het verweerschrift blijkt dat de minister de Nederlandse wetgeving (artt. 16 en 17 Vw, art. 3.71a Vb en de Vc B1/ ) en art.8 EVRM als het toetsingskader hanteert. Er wordt immers beslissende betekenis toegekend aan de volgende drie omstandigheden: dat er geen sprake zou zijn van een permanente geestelijke of lichamelijke belemmering waardoor de betrokkene niet in staat is te slagen voor het basisexamen inburgering, dat er geen sprake is van inmenging in het gezinsleven en dat er geen objectieve belemmering is om het gezinsleven in Afghanistan uit te oefenen. De minister verliest echter uit het oog dat het Hof van Justitie in de beide arresten over de EU richtlijn 2003/86 inzake het recht op gezinshereniging heeft uitgemaakt dat die richtlijn aan de leden van het kerngezin een subjectief recht op gezinshereniging toekent dat verder gaat dan art. 8 EVRM. Dat recht brengt overeenkomstige verplichtingen voor de lidstaten tot toelating van de betrokken gezinsleden met zich mee. De leden van het kerngezin kunnen dat recht uitoefenen zonder dat de lidstaten gebruik kunnen maken van hun discretionaire bevoegdheid, zie punt 60 van het arrest Parlement/Raad van 27 juni 2006 (JV 2006/313) en punt 41 van het arrest van 4 maart 2010, Chakroun (JV 2010/177). De richtlijn kent aan de leden van het kerngezin anders dan art. 8 EVRM juist wel een recht op domicilie keuze in Nederland toe, als aan de voorwaarden van de richtlijn is voldaan. Dat betekent dat de aanvraag van de betrokkene om verlening van een mvv in de eerste plaats moet worden getoetst aan de normen die richtlijn 2003/86 stelt, met name aan de artikelen 7, 5(5) en art. 17. Toetsing aan die bepalingen van de richtlijn is noodzakelijk, omdat ze niet of onjuist in de Nederlandse wetgeving zijn omgezet. Vervolgens dient te worden nagegaan of de beslissing in overeenstemming is met het unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. Het arrest Chakroun heeft duidelijk gemaakt dat de minister niet kan volstaan met een afwijzing omdat niet aan de nationale wettelijke en beleidsregels wordt voldaan. 2. De eis van het slagen voor het basisexamen inburgering is strijdig met art. 7 richtlijn 2003/86 Art. 7(2) van richtlijn 2003/86 is onjuist omgezet in de Nederlandse wetgeving. De bepaling laat alleen toe te eisen dat de betrokkene deelneemt aan inburgeringsmaatregelen. Het woord inburgeringsvoorwaarden in die bepaling is een kennelijke vertaalfout. In de andere taalversies is sprake van inburgeringsmaatregelen (integration measures, mésures d integration, Integrationsmassnahmen). Uit de onderhandelingsdocumenten blijkt duidelijk dat de lidstaten een onderscheid hebben gemaakt tussen deze beide begrippen.

2 2 In het arrest Chakroun heeft het Hof van Justitie overwogen: Aangezien gezinshereniging de algemene regel is, dient de bevoegdheid in artikel 7, lid 1, aanhef en sub c, van de richtlijn strikt te worden uitgelegd. Bovendien mogen de lidstaten hun handelingsvrijheid niet zo gebruiken dat afbreuk wordt gedaan aan het doel van de richtlijn, namelijk de bevordering van gezinshereniging, en aan het nuttig effect daarvan. Deze overweging geldt niet alleen voor de inkomenseis in art. 7(1) maar evenzeer voor het soort inburgeringsmaatregelen dat van de betrokkene op grond van art. 7(2) mag worden gevergd. De Nederlandse beleidspraktijk om, afgezien van de drie uitzonderingssituaties van art Vb, steeds een mvv te weigeren als de aanvrager het inburgeringsexamen niet heeft gehaald, doet afbreuk aan het doel van de richtlijn (het bevordering van gezinshereniging) en aan het nuttig effect van die richtlijn. 3. Tegenwerpen van niet bezitten van basisexamen strijdig met evenredigheidsbeginsel Ook indien zou worden aangenomen dat art. 7(2) van de richtlijn in beginsel wel toelaat te eisen dat de aanvrager voor toelating slaagt voor een inburgeringstoets, dan nog is de eis van slagen voor het Nederlandse basisexamen in strijd met het unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. Dat is met name het geval gezien de volgende omstandigheden: - In veel herkomstlanden ontbreekt passend onderwijs in de Nederlandse taal; ter vergelijking: onderwijs in de Duitse taal wordt in meer dan honderd landen ter wereld aangeboden. - Nederland eist als enige EU lidstaat dat de aanvrager in het buitenland naast taalkennis ook kennis van de [Nederlandse] samenleving bezit. - De kosten van het examen en de voorbereiding daarop komen geheel voor rekening van de aanvrager; die moet bij elke poging opnieuw 350 euro betalen. - Er wordt geen rekening gehouden met de omstandigheid dat in bepaalde landen geen Nederlandse ambassade functioneert; Nederland verplicht de aanvrager dan zeer lange reizen naar buurlanden te maken; in de Franse wetgeving is een burgeroorlog of een vergelijkbare omstandigheid in een herkomstland juist reden om burgers van dat land vrij te stellen van de test in buitenland. - Nederland biedt geen gelegenheid aan de aanvragers om op een toeristenvisum of met een tijdelijke verblijfsvergunning naar Nederland te komen om hier Nederlands te leren; een reisvisum voor dat doel wordt wegens vestigingsgevaar geweigerd; in Denemarken is een wettelijke regeling in voorbereiding die toelating van gezinsmigranten voor het volgen van een taalcursus Deens gedurende drie of zes maanden in Denemarken voorziet. - Het is moeilijk met art. 8 EU Grondrechtenhandvest en met art. 8 EVRM te rijmen dat Nederland aan arbeidsmigranten en studenten uit landen buiten de EU wel de gelegenheid biedt om na toelating in Nederland de Nederlandse taal te leren, maar dat weigert aan gezinsmigranten uit derde landen. - Uit de in 2009 gepubliceerde officiële evaluatie van de WIB blijkt dat het slagen voor het basisexamen in het buitenland slechts een marginale bijdrage aan de integratie van de gezinsmigranten in Nederland levert. De betrokken onderzoekers constateerden dat het niveau van de taalkennis van de migranten die het basisexamen hadden afgelegd op het moment dat zij aan de inburgeringscursus in Nederland begonnen nauwelijks hoger was dan het niveau van de gezinsmigranten die zonder basisexamen naar Nederland kwamen. Al deze factoren zijn relevant voor de beoordeling van de verenigbaarheid van het eisen van het basisexamen met het evenredigheidsbeginsel en voor de vraag of het basisexamen niet ook met andere (neven)doeleinden, zoals de beperking van gezinsmigratie, is ingevoerd. De

3 3 Europese Commissie heeft in haar rapport van oktober 2008 over de toepassing van richtlijn 2003/86 in de lidstaten duidelijk gemaakt dat dergelijke criteria beslissend zijn voor de verenigbaarheid van een bepaalde integratiemaatregel met art. 7(2) van de richtlijn, zie COM(2008) 610, p Afwijzing van de aanvraag van de betrokkene strijdig met het evenredigheidsbeginsel Los van de vraag of de eis van het slagen voor het basisexamen in het algemeen verenigbaar is met de richtlijn, staat de vraag of die eis in deze zaak in redelijkheid aan de betrokkene kan worden gesteld. Daarbij zijn mijns inziens de volgende omstandigheden relevant. - Het basisexamen kan, gezien de omstandigheden in Afghanistan en Pakistan, in die landen niet worden afgelegd. Van de betrokken vrouw wordt geëist dat zij naar India reist om het examen af te leggen. - De huidige medische toestand van de betrokkene. In de bestreden beslissing wordt ten onrechte alleen aandacht besteed aan de prognose van haar medische toestand op langere termijn. - Alle kinderen van de aanvraagster zijn in Nederland toegelaten en haar man woont al tien jaar legaal in Nederland. In het meergenoemde arrest Chakroun maakt het Hof van Justitie duidelijk dat een aanvraag om gezinshereniging niet categorisch kan worden afgewezen, omdat de aanvraag niet aan een bepaalde (inkomens)eis voldoet. De autoriteiten van de lidstaten zullen steeds een afweging van alle betrokken omstandigheden moeten maken. Uit de bestreden beslissing blijkt niet van een dergelijke afweging. De bestreden beslissing bevat een reeks overwegingen die kennelijk duidelijk moeten maken waarom bepaalde concrete omstandigheden van de aanvrager en haar gezin volgens het Nederlandse recht of beleid juist buiten beschouwing kunnen of moeten blijven. Dat toont aan dat de door het unierecht vereiste individuele toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in deze zaak tot nu toe niet heeft plaats gevonden. 5. Ten onrechte geen toepassing van art. 5(5) van de richtlijn en art. 24 van het EU Grondrechtenhandvest Art. 5(5) van richtlijn 2003/86 luidt: Bij de behandeling van het verzoek zorgen de lidstaten ervoor dat terdege rekening wordt gehouden met de belangen van minderjarige kinderen. Deze bepaling is ten onrechte niet omgezet in de Nederlandse wetgeving. In de bestreden beschikking wordt ten onrechte geen rekening gehouden met art. 5(5) en met art. 24 van het EU Grondrechtenhandvest. Dat Handvest is sinds 1 december 2009 bindend primair unierecht is geworden, zie art. 6(1) Verdrag betreffende de Europese Unie. In art. 24 van het Handvest worden de grondrechten van het kind erkend, zie Pb EG 2010 C 83, p Het Hof van Justitie heeft het belang van art. 24 Handvest voor de uitleg van bepalingen van secondair unierecht duidelijk gemaakt in het arrest Deticek van 23 december 2009, C-403/09 punt en in het arrest Povse van 1 juli 2010, C-211/10, punt 64. In het arrest Deticek overweegt het Hof: Een van die grondrechten van het kind is het in artikel 24, lid 3, van het Handvest vermelde recht om regelmatig persoonlijke betrekkingen en rechtstreekse contacten met zijn beide ouders te onderhouden. De eerbiediging van dat recht is onbetwistbaar een belang van elk kind. (punt 54). Verder overweegt het Hof dat van het grondrecht van het kind om regelmatig persoonlijke betrekkingen en rechtstreekse contacten met zijn beide ouders te onderhouden, kan worden afgeweken indien dit belang in strijd is met een ander belang van het kind. (punt 56). Uit de bestreden beschikking, die dateert van na 1 december 2009 en van na het arrest Deticek, blijkt niet dat de minister rekening heeft gehouden met de unierechtelijke bepalingen inzake de rechten van het kind.

4 4 In het arrest Parlement/Raad van 27 juni 2006 (JV 2006/313) wijst het Hof van Justitie er op vijf plaatsen op dat in die gevallen waar richtlijn 2003/86 de lidstaat nog wel enige beleidsvrijheid laat, de autoriteiten van de lidstaat bij hun besluitvorming in individuele zaken steeds met art. 5(5) en art. 17 van de richtlijn rekening moeten houden; zie de punten 63, 64, 66, 87, 100 en 101 van dat arrest. De overweging in de bestreden beschikking dat uit de vaste Nederlandse jurisprudentie noch uit tekst en wordingsgeschiedenis van het IVRK valt af te leiden dat de bepalingen van dat verdrag verder gaan dan wat in de Nederlandse vreemdelingenwetgeving en beleid is vastgelegd, is in casu irrelevant. Tegenwoordig zijn er immers unierechtelijke normen die onder meer eisen dat bij elke beslissing op een aanvraag om gezinshereniging ter degene met de belangen van de betrokken minderjarige kinderen rekening wordt gehouden en dat er zwaarwegende gronden moeten zijn om minderjarige kinderen het contact met hun ouders te onthouden. Uit de beslissing blijkt ook niet welke belangen volgens de minister zwaarder hebben gewogen dan het onmiskenbare en in het EU Grondrechtenhandvest gegarandeerde belang van de minderjarige kinderen om met hun moeder samen te wonen. De overweging van de minister dat het gemis van hun moeder door de kinderen niet aangemerkt kan worden als een bijzondere individuele omstandigheid die tot toelating moet leiden, geeft opnieuw blijk van toepassing van een onjuist Nederlands toetsingskader en van miskenning van de unierechtelijke normen op dit punt. De richtlijn gaat er immers vanuit dat de leden van het kerngezin, de echtgenoot en de minderjarige kinderen, steeds recht hebben op gezinshereniging (preambule nr. 9). De lidstaat zal dus moeten aangeven welke zwaarwegende gronden er zijn om in dit geval van deze algemene regel (aldus het Hof van Justitie in de overweging hierboven geciteerd in punt 2) af te wijken. De stelling van de minister dat de scheiding tussen betrokkene en haar kinderen voor rekening en risico van eiseres en haar gezin komen (punt 3.20 verweerschrift) kan toch moeilijk gelden als een vorm van terdege rekening houden met de belangen van minderjarige kinderen zoals de richtlijn vereist. Eerder vormt het een aanwijzing dat die belangen met een standaardoverweging zijn gediskwalificeerd en verder buiten beschouwing worden gelaten. Hetzelfde geldt voor de verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling uit 2007 volgens welke andere belangen zwaarder kunnen wegen dat de belangen van het kind (punt 3.24 van het verweerschrift). Zolang de minister niet aangeeft welke belangen zwaarder hebben gewogen, is hier sprake van een abstracte stelling die aangeeft dat de door art. 5(5) van de richtlijn en door het Hof van Justitie in beide arresten over richtlijn 2003/86 vereiste geïndividualiseerde afweging van de concrete belangen van de betrokken minderjarigen in deze zaak achterwege is gebleven. 6. Ten onrechte geen toepassing van art. 17 richtlijn Art. 17 van richtlijn 2003/86 is onvolledig omgezet in de Nederlandse wetgeving. In art. 3.77, lid 4 en art. 3.86, lid 9 Vb 2000 is de omzetting van art. 17 ten onrechte beperkt tot beslissingen tot weigering van een aanvraag op openbare orde gronden. Art. 17 is echter van toepassing op alle beslissingen tot weigering van een aanvraag voor gezinshereniging. Noch uit de bestreden beschikking noch uit het verweerschrift blijkt dat de in art. 17 van de richtlijn voor alle besluiten over gezinshereniging voorgeschreven toetsing aan de in die bepaling genoemde omstandigheden door de minister heeft plaats gevonden. Nergens blijkt dat de minister zich rekeningschap heeft gegeven van de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkenen of van de duur van zijn verblijf in de lidstaat. De echtgenoot van betrokkene verblijft al sinds 2000 rechtmatig in Nederland.

5 5 In de bestreden beschikking wordt het beroep van de betrokkene op de situatie in Afghanistan buiten beschouwing gelaten, omdat dat die omstandigheid volgens Nederlands recht alleen in een asielprocedure aan de orde kan komen. Richtlijn 2003/86 laat een dergelijke uitsluiting van een zeer relevante omstandigheid voor het beoordelen van de redelijkheid van de beslissing op de aanvraag niet toe. Een dergelijke generieke diskwalificatie van een essentiële omstandigheid verhindert ook een behoorlijke toetsing van de beschikking aan het unierechtelijke evenredigheidsbeginsel. 7. De Wet inburgering buitenland is met strijdig met het VN Verdrag ter uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (CERD), met het EVRM, met artikel 21(2) EU Grondrechtenhandvest en met het unierechtelijke gelijkheidsbeginsel De vrijstelling van het basisexamen van burgers van bepaalde derde landen alleen op grond van hun nationaliteit, dus los van hun mate van of bereidheid tot inburgering in Nederland, is in strijd met art. 2(1) en art. 5(d)(iv) van het VN verdrag. Het VN Committee on the Elimination of Racial Discrimination, dat krachtens het CERD Verdrag is belast met het toezicht op de naleving van dit verdrag door de verdragsstaten heeft op 25 maart 2010 in het verslag van de beoordeling van het 17e en 18e rapport over de naleving van dit verdrag door Nederland geoordeeld dat de Wet inburgering in het buitenland (WIB) discriminatie op grond van nationaliteit, met name tussen burgers van zogenaamde Westerse en niet-westerse landen oplevert. Het CERD Committee doet de aanbeveling aan Nederland om de wetgeving inzake inburgering in het buitenland op dit punt te herzien door de discriminatoire toepassing van het inburgeringsvereiste te beëindigen. Het betreffende onderdeel van het rapport van het CERD Committee (CERD/C/NLD/CO/17-18, p. 2) luidt: 5. The Committee notes that, under the Civic Integration (Preparation Abroad) Act, migrants from certain countries requiring a temporary residence permit to enter the Netherlands for family formation or unification must pass the civic integration examination before entering the country. As this requirement applies only to migrants from certain countries, the Committee is concerned that the application of the Act results in discrimination on the basis of nationality, particularly between so-called Western and non-western state nationals. (arts. 2 and 5) The Committee recommends that the State party review this legislation with a view to abolishing the discriminatory application of the civic integration examination abroad to non-western state nationals. The Committee, furthermore, urges the State party to ensure the systematic review of its immigration laws to ensure compatibility with the Convention. De vrijstelling van burgers van bepaalde derde landen alleen op grond van nationaliteit is verder in strijd met art. 14 juncto art. 8 EVRM en met art. 1 van het XIIe Protocol bij het EVRM. Volgens de rechtspraak van het EVRM kan een verschil in behandeling uitsluitend op grond van nationaliteit alleen door very weighty reasons worden gerechtvaardigd. Dergelijke gronden zijn in het geval van de Wet inburgering in het buitenland niet aanwezig. In het rapport van Human Rights Watch van 13 mei 2008, getiteld The Netherlands: Discrimination in the Name of Integration, wordt uitvoerig gemotiveerd waarom de WIB leidt tot directe discriminatie op grond van nationaliteit en tot indirecte discriminatie op grond van ras, zie De vrijstelling van burgers van bepaalde derde landen alleen op grond van nationaliteit is verder in strijd met art. 21(2) van het EU Grondrechtenhandvest dat elke discriminatie op

6 6 grond van nationaliteit binnen de werkingssfeer van de verdragen verbiedt. Het gaat in dit geval niet om een verschil in behandeling tussen Unieburgers en derdelanders, maar om een verschil in behandeling tussen categorieën derdelanders onderling alleen op grond van hun nationaliteit. Ten slotte is de vrijstelling van burgers van bepaalde derde landen alleen op grond van nationaliteit in strijd met het unierechtelijke gelijkheidsbeginsel. Enkele jaren geleden oordeelde het Hof van Justitie dat de bepaling in de Kieswet die Nederlandse burgers van Antilliaanse herkomst uitsloot van het kiesrecht voor het Europese Parlement, strijdig was met het unierechtelijke gelijkheidsbeginsel, zie het arrest Eman en Sevinger van 12 september 2006, C-300/04. Het is dus al eerder voorgekomen dat het Hof een Nederlandse wettelijke regeling die in feite onderscheid maakte tussen personen op grond van hun herkomst, als strijdig met dit unierechtelijke (toen nog: gemeenschapsrechtelijke) rechtsbeginsel heeft aangemerkt. 8. De minister dient uit eigen beweging het unierecht toe te passen Aangezien Nederland verplicht is het unierecht te goeder trouw toe te passen, is de minister gehouden om elke aanvraag voor een mvv voor gezinsherening uit eigen beweging te toetsen aan de art. 5(5) en art. 17 van richtlijn 2003/86, ook als de betrokkene zelf niet expliciet om die toetsing heeft gevraagd. De ABRS heeft zulks geoordeeld met betrekking tot de unierechtelijke regels op grond van de Associatie EEG-Turkije, zie ABRS 22 april 2010, JV 2010/224. Maar hetzelfde geldt evenzeer voor de toepassing van de EU migratierichtlijnen. Het geldt ook voor de toetsing aan de algemene beginselen van unierecht, zie Hof van Justitie Parlement/Raad, JV 2006/313, punt 105. De beleidsregel in B1/ dat de betrokkene zelf moet aantonen dat zij in aanmerking komt voor een ontheffing van het inburgeringsvereiste (zie verweerschrift punt 3.8) is in strijd met art. 17 van de richtlijn, omdat dat artikel de verplichting tot toetsing bij de lidstaat legt en omdat de in art. 17 voorgeschreven toetsing en de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel niet kunnen worden beperkt tot het al dan niet in aanmerking komen voor de ontheffing op de drie in art. 3.71a genoemde gronden. 9. Ex tunc of ex nunc toetsing? De minister stelt in punt 3.10 van het verweerschrift dat de Rechtbank de bestreden beslissing ex tunc moet toetsen. Het is echter zeer de vraag of art. 18 van de richtlijn en art. 47 van het EU Grondrechtenhandvest toelaten dat met een ex tunc toetsing wordt volstaan. Art. 47 van het Handvest garandeert Eenieder wiens door het recht van de Unie gegarandeerde rechten en vrijheden zijn geschonden ( ) recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Het Hof van Justitie heeft al voor de inwerkingtreding van het Handvest met betrekking tot EU burgers, Turkse werknemers en hun gezinsleden aangenomen dat het unierecht vereist dat een toetsing van de feiten op het moment van de behandeling van de zaak door de rechter dient plaats te vinden, zie het arrest Orfanopoulos (JV 2004/227) en het arrest Cetinkaya (JV 2005/1). De overweging in punt 65 van het meergenoemde arrest Chakroun vormt een aanwijzing dat het Hof van Justitie de situatie op het moment van de terechtzitting van het Hof relevant acht. Dat moet dus ook gelden voor de zitting van de nationale rechter. 10. Toetsing aan art. 8 EVRM komt eerst meer subsidiair aan de orde De stellingen in het verweerschrift: - dat de bestreden beslissing er niet toe strekt om aan de betrokkene een verblijfstitel te ontnemen die haar in staat stelde gezinsleven in Nederland uit te oefenen (punt 3.13),

7 7 - dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die leiden tot een positieve verplichtingen om de betrokkene in Nederland verblijf te verlenen (punt 3.14), en - dat er geen sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen (punt 3.15) zijn irrelevant omdat betrokkene als echtgenote van een legaal in Nederland verblijvende derdelander aan richtlijn 2003/86 een subjectief recht op eerste toelating ontleent. De toetsing aan art. 8 EVRM komt pas aan de orde nadat de in de voorafgaande punten van dit advies genoemde toetsing aan de bepalingen van de richtlijn, aan het EU Grondrechtenhandvest en aan de algemene beginselen van unierecht, met name het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel hebben plaats gevonden. 11. Prejudiciële vragen Indien bij de Rechtbank vragen rijzen over de uitleg van art. 5(5), art. 7(2) of art. 17 van richtlijn 2003/86 of van art. 24 en art. 47 van het EU Grondrechtenhandvest, is de Rechtbank bevoegd die vragen voor te leggen aan het Hof van Justitie. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn alle nationale rechters bevoegd om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie voor te leggen. Meer dan driekwart van alle prejudiciële vragen worden aan het Hof voorgelegd door andere dan de hoogste nationale rechters. De Rechtbank kan het Hof verzoeken om de vraag in een spoedprocedure of een versnelde procedure te behandelen opdat de scheiding tussen de betrokkene en haar kinderen niet veel langer voortduurt. De twee bovengenoemde arresten Deticek en Posve wees het Hof binnen drie respectievelijk twee maanden in de spoedprocedure bedoeld in art. 104ter van het Reglement van het Hof. Het arrest Metock (JV 2008/291) werd door het Hof van Justitie binnen drie maanden gewezen in de versnelde procedure van art. 104ter Reglement van het Hof. In alle drie zaken had de nationale rechter het Hof gemotiveerd om een spoedige afdoening verzocht. Met het bovenstaande hoop ik aan uw verzoek om advies gevolg te hebben gegeven. Voor u en uw cliënt zijn aan dit advies geen kosten verbonden. Met vriendelijke groeten C.A. Groenendijk

ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140

ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140 ECLI:NL:CRVB:2009:BK9140 Instantie Datum uitspraak 15-12-2009 Datum publicatie 14-01-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-6222 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Kamer L 324 Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Kamer L 324 Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Kamer L 324 Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Advies ACVZ motie Dittrich c.s. Zeer geachte Mevrouw Verdonk, Op 2 september 2004

Nadere informatie

Op grond van artikel 17, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 voorgestelde wijzigingen van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000:

Op grond van artikel 17, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 voorgestelde wijzigingen van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000: Op grond van artikel 17, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 voorgestelde wijzigingen van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000: Artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000 wordt gewijzigd als volgt: Artikel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 ECLI:NL:RBAMS:2015:9685 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 29-12-2015 Datum publicatie 27-01-2016 Zaaknummer AMS 13/6214 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie

Zaak C-540/03. Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Zaak C-540/03 Europees Parlement tegen Raad van de Europese Unie Immigratiebeleid - Recht van minderjarige kinderen van onderdanen van derde landen op gezinshereniging - Richtlijn 2003/86/EG - Bescherming

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstatc 201105933/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:19292

ECLI:NL:RBDHA:2013:19292 ECLI:NL:RBDHA:2013:19292 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 24-12-2013 Datum publicatie 15-04-2014 Zaaknummer AWB 13-2852 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201104354/1/V2. Datum uitspraak: 27 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-hertogenbosch, van 23 november 2012 in zaak nr. 12/9408 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-hertogenbosch, van 23 november 2012 in zaak nr. 12/9408 in het geding tussen: 201211916/3/V2. Datum uitspraak: 19 november 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de minister van Buitenlandse Zaken, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank Den

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op: Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 juni 2002 (26.06) (OR. fr) PUBLIC 9893/02 Interinstitutioneel dossier: 2001/0111 (COD) LIMITE 211 MI 108 JAI 133 SOC 309 CODEC 752 BIJDRAGE VAN DE IDISCHE

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Datum van inontvangstneming : 23/07/2013 Vertaling C-338/13-1 Zaak C-338/13 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 20 juni 2013 Verwijzende rechter: Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk)

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

ECLI:NL:CRVB:2014:3478 ECLI:NL:CRVB:2014:3478 Uitspraak 14/5824 WWB-VV 27 oktober 2014 Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening Partijen: [Verzoekster]te [woonplaats] (verzoekster)

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 Instantie Datum uitspraak 07-03-2013 Datum publicatie 18-04-2013 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB 12/26575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110635/1/V1. Datum uitspraak: 15 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK7090

ECLI:NL:RBSGR:2009:BK7090 ECLI:NL:RBSGR:2009:BK7090 Instantie Datum uitspraak 25-09-2009 Datum publicatie 18-12-2009 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 08/36062 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201109405/1 /V4. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal. Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 11/2308 WWB uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde mr. W.G. Fischer,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 29.9.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 1240/2013, ingediend door Rodica Ionela Bazgan (Roemeense nationaliteit), over vrijheid

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201203791/1/V1. Datum uitspraak: 24 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Geachte Voorzitter, De Eerste Kamer der Staten-Generaal Interne postcode 295 Postbus EA Den Haag

Geachte Voorzitter, De Eerste Kamer der Staten-Generaal Interne postcode 295 Postbus EA Den Haag VROM verandert! Kijk voor meer informatie op www.vrom.nl Directoraat-Generaal Wonen, Wijken en Integratie Directie Inburgering en Integratie Rijnstraat 8 Postbus 30941 2500 GX Den Haag De Eerste Kamer

Nadere informatie

Gezinnen gezien? Onderzoek naar Nederlandse regelgeving en uitvoeringspraktijk in het licht van de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn

Gezinnen gezien? Onderzoek naar Nederlandse regelgeving en uitvoeringspraktijk in het licht van de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn Gezinnen gezien? Onderzoek naar Nederlandse regelgeving en uitvoeringspraktijk in het licht van de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn september 2014 4 College voor de Rechten van de Mens Inleiding 4 1

Nadere informatie

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL ONDERNEMINGEN EN INDUSTRIE Leidraad 1 Brussel, 1.2.2010 - De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Nadere informatie

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat

BIJLAGEN. bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat EUROPESE COMMISSIE Straatsburg, 11.3.2014 COM(2014) 158 final ANNEXES 1 to 2 BIJLAGEN bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Datum van inontvangstneming : 25/07/2014 Vertaling C-304/14-1 Datum van indiening: 24 juni 2014 Verwijzende rechter: Zaak C-304/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Upper Tribunal (Immigration and

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326

ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 ECLI:NL:RBDHA:2014:10326 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 20-08-2014 Zaaknummer 14/6302 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

Uitspraak /1/A2 en /1/A2 Uitspraak 201707806/1/A2 en 201802043/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3603

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Datum van inontvangstneming : 02/02/2016 Vertaling C-690/15-1 Zaak C-690/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 21 december 2015 Verwijzende rechter: Cour administrative d appel

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate Migratie Web ve 14000068 201200442/1 A/1. Datum uitspraak: 10 januari 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 079 Voorstel van wet van het lid Voortman houdende vastlegging in de Vreemdelingenwet 2000 van rechten die vreemdelingen ontlenen aan de Overeenkomst

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200907796/1/V2. Datum uitspraak: 7 juli 2010 Raad van State AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Datum van inontvangstneming : 06/03/2017 Vertaling C-45/17-1 Zaak C-45/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 januari 2017 Verwijzende rechter: Conseil d État (Frankrijk) Datum

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstate 201106641/1/V2. Datum uitspraak: 18 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van X XX 2017, nr. WJZ/XXXXX (XXX), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van X XX 2017, nr. WJZ/XXXXX (XXX), directie Wetgeving en Juridische Zaken; Besluit van tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 houdende criteria voor het aantonen van een band met Nederland voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering hoger onderwijs Op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK ,, Raad van State 201604740/1/V1. Datum uitspraak: 26 april 2017 ( AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: (hierna: vreemdeling 1 ) en de vreemdelingen), appellanten, hierna gezamenlijk:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG uitspraak VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG Bestuursrecht zaaknummer: AWB 13/19825 en 13/19823 (gemachtigde: mr. drs. T. Neijzen), en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

Nadere informatie

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : EU/EER nationaliteit gelijkheidsbeginsel

Nadere informatie

Adviescommissie voor. Vreemdelingenzaken. 1. Inhoud van het voorstel. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Adviescommissie voor. Vreemdelingenzaken. 1. Inhoud van het voorstel. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. bezoekadres Postadres 2500 EA Den Haag aan Postbus 20018 De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het associatierecht EEG-Turkije ACVZ/ADV/20 16/010 datum 7juni 2016 06-4684 0910 Mr. D.J.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 19 637 Vluchtelingenbeleid Nr. 636 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015 Datum van inontvangstneming : 27/10/2015 Vertaling C-513/15-1 Zaak C-513/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 25 september 2015 Verwijzende rechter: Lietuvos vyriausiasis administracinis

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050 ECLI:NL:RBDHA:2015:16050 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 17-02-2015 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB 15/15988 en AWB 15/15989 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 201012059/1/V1. Datum uitspraak: 25 januari 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201108965/1 /VI. Datum uitspraak: 20 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2005:AT4996

ECLI:NL:RBROT:2005:AT4996 ECLI:NL:RBROT:2005:AT4996 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 25-04-2005 Datum publicatie 03-05-2005 Zaaknummer 04/2882 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Datum van inontvangstneming : 16/05/2014 Vertaling C-165/14-1 Zaak C-165/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 7 april 2014 Verwijzende rechter: Tribunal Supremo (Spanje) Datum

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN

EUROPEES PARLEMENT. Commissie verzoekschriften MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2004 Commissie verzoekschriften 2009 29.03.2011 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift 1609/2008, ingediend door D. A. L. (Britse nationaliteit), over vermeende discriminatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 20Ï1Ö6836/1/V2. Datum uitspraak: 6 februari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 201206551/1/V3. Datum uitspraak: 5 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0176/9. Amendement. Morten Messerschmidt namens de EFD-Fractie

NL In verscheidenheid verenigd NL A7-0176/9. Amendement. Morten Messerschmidt namens de EFD-Fractie 1.6.2011 A7-0176/9 9 Overweging E E. Het Verdrag van Lissabon heeft het mandaat van de leden van het Europees Parlement gewijzigd, door ze rechtstreekse vertegenwoordigers van de burgers van de Unie te

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:16286

ECLI:NL:RBDHA:2015:16286 ECLI:NL:RBDHA:2015:16286 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 12-11-2015 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer AWB 15/12707 en AWB 15/12708 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering

Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering Wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 met het oog op het wijzigen van de criteria voor de toekenning van meeneembare studiefinanciering Voorstel van wet Allen, die deze zullen zien of horen lezen,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2004:AR3556

ECLI:NL:RBSGR:2004:AR3556 ECLI:NL:RBSGR:2004:AR3556 Instantie Datum uitspraak 01-06-2004 Datum publicatie 15-10-2004 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 03/27040, 03/27041 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 12 april 2018 *

Jurisprudentie. ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 12 april 2018 * Jurisprudentie ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 12 april 2018 * Prejudiciële verwijzing Recht op gezinshereniging Richtlijn 2003/86/EG Artikel 2, aanhef en onder f) Begrip alleenstaande minderjarige Artikel

Nadere informatie

Hof van Justitie verklaart de richtlijn betreffende gegevensbewaring ongeldig

Hof van Justitie verklaart de richtlijn betreffende gegevensbewaring ongeldig Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 54/14 Luxemburg, 8 april 2014 Pers en Voorlichting Arrest in gevoegde de zaken C-293/12 en C-594/12 Digital Rights Ireland en Seitlinger e.a. Hof

Nadere informatie

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE Het Hof van Justitie van de Europese Unie is een van de zeven instellingen van de EU. Zij omvat drie rechtscolleges: het Hof van Justitie, het Gerecht en het Gerecht

Nadere informatie

van Marokkaanse nationaliteit, eiseres, gemachtigde: mr. W.P.C, de Vries. advocaat te Amsterdam,

van Marokkaanse nationaliteit, eiseres, gemachtigde: mr. W.P.C, de Vries. advocaat te Amsterdam, beslissing RECHTBANK 's-gaavenhage Sector Bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummer: A'WE 11/1410 V -nr: 272.092.5179 beslissing tot heropening van de enkelvoudige kamer VOQJ:" vreemdelingenzaken

Nadere informatie

Voortgezet verblijf secundaire migranten

Voortgezet verblijf secundaire migranten Voortgezet verblijf secundaire migranten B2 Voortgezet verblijf secundaire migranten 1 Inleiding 2 Wettelijke bepalingen 2.1 Afhankelijke verblijfstitels 2.1.1 De afhankelijke vergunning tot verblijf

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:14647

ECLI:NL:RBDHA:2016:14647 ECLI:NL:RBDHA:2016:14647 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 12-12-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 12032 Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht Bijzondere kenmerken Bodemzaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1318

ECLI:NL:RVS:2017:1318 ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403

ECLI:NL:RBGEL:2017:3403 ECLI:NL:RBGEL:2017:3403 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 30-06-2017 Datum publicatie 27-07-2017 Zaaknummer AWB - 15 _ 7758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK 201403327/1/A2. Datum uitspraak: 24 april 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: en de vereniging Vrouwen Partij, gevestigd te Den Haag, appellante, het centraal stembureau voor

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3127

ECLI:NL:RVS:2014:3127 ECLI:NL:RVS:2014:3127 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-08-2014 Datum publicatie 20-08-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201304293/1/V4 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1204

ECLI:NL:RVS:2014:1204 ECLI:NL:RVS:2014:1204 Instantie Raad van State Datum uitspraak 01-04-2014 Datum publicatie 09-04-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201211916/1/V2 en 201300404/1/V2 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201208267/2/V1. Datum uitspraak: 9 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van het

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 juli 2015 (*)

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 juli 2015 (*) ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 9 juli 2015 (*) Prejudiciële verwijzing Richtlijn 2003/86/EG Artikel 7, lid 2 Gezinshereniging Integratievoorwaarden Nationale regeling op grond waarvan gezinsleden van

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201107998/1/V2. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2015:13446

ECLI:NL:RBDHA:2015:13446 ECLI:NL:RBDHA:2015:13446 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-10-2015 Datum publicatie 26-11-2015 Zaaknummer AWB 14/22398 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201112173/1/V1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201200899/1 /V1. Datum uitspraak: 20 december 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802 NOTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap het Comité van permanente vertegenwoordigers Initiatief

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE Het Hof van Justitie van de Europese Unie is een van de zeven instellingen van de EU. Zij omvat twee rechtscolleges: het Hof van Justitie en het Gerecht. Het Hof

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 16.12.2014 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0171/2012, ingediend door Klaus Träger (Duitse nationaliteit), over verschillende

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201101639/1/V1. Datum uitspraak: 20 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:16922

ECLI:NL:RBDHA:2016:16922 ECLI:NL:RBDHA:2016:16922 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 05-08-2016 Datum publicatie 17-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 16/15687 en AWB 16/5690(vovo)

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851 ECLI:NL:RVS:2013:BY8851 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-01-2013 Datum publicatie 18-01-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201112376/1/V1 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:2279

ECLI:NL:RVS:2016:2279 ECLI:NL:RVS:2016:2279 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602806/1/V3 Eerste

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Vertaling C-569/16-1 Zaak C-569/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 november 2016 Verwijzende rechter: Bundesarbeitsgericht (Duitsland)

Nadere informatie

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Mw. mr. F.G Schoe 070 381 1413 27 april 2004 ACVZ/VZL/04/016 Advies wijziging Vb2000 i.v.m.

Nadere informatie

Staatssecretaris van Justitie Mevrouw mr. N. Albayrak Postbus EH 'S-GRAVENHAGE

Staatssecretaris van Justitie Mevrouw mr. N. Albayrak Postbus EH 'S-GRAVENHAGE Staatssecretaris van Justitie Mevrouw mr. N. Albayrak Postbus 20301 2500 EH 'S-GRAVENHAGE Mr. J. de Poorte 070 370 8007 4 december 2008 ACVZ/ADV/08/016 Advies inzake wijziging Vreemdelingenbesluit 2000

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen

Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn betreffende bescherming rechten op aanvullend pensioen Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:9200

ECLI:NL:RBDHA:2014:9200 ECLI:NL:RBDHA:2014:9200 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 28-07-2014 Datum publicatie 30-07-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie VK-14_11741 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:4181

ECLI:NL:CRVB:2014:4181 pagina 1 van 5 ECLI:NL:CRVB:2014:4181 Instantie Datum uitspraak 12-12-2014 Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Centrale Raad van Beroep 14-1024 AKW Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A

9317/17 pro/gra/sl 1 D 2A Raad van de Europese Unie Brussel, 19 mei 2017 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2016/0190 (CNS) 9317/17 JUSTCIV 113 NOTA van: aan: het voorzitterschap nr. vorig doc.: WK 5263/17 Nr. Comdoc.: 10767/16

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/05/2016

Datum van inontvangstneming : 02/05/2016 Datum van inontvangstneming : 02/05/2016 Vertaling C-181/16-1 Zaak C-181/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 31 maart 2016 Verwijzende rechter: Raad van State (België) Datum

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015

Datum van inontvangstneming : 07/09/2015 Datum van inontvangstneming : 07/09/2015 Vertaling C-429/15-1 Zaak C-429/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 5 augustus 2015 Verwijzende rechter: Court of Appeal (Ierland) Datum

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: \ Raad vanstate 2012Ö1424/1/V1. Datum uitspraak: 26 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544

ECLI:NL:RBDHA:2016:4544 ECLI:NL:RBDHA:2016:4544 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 28-04-2016 Datum publicatie 02-05-2016 Zaaknummer 15/22319 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Bodemzaak

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201109329/1/V1. Datum uitspraak: 17 augustus 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht {hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:16806

ECLI:NL:RBDHA:2013:16806 ECLI:NL:RBDHA:2013:16806 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-10-2013 Datum publicatie 10-12-2013 Zaaknummer SGR 13/5417 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Date de réception : 18/10/2011

Date de réception : 18/10/2011 Date de réception : 18/10/2011 Resumé C-463/11-1 Zaak C-463/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 008 009 Aanhangsel van de Handelingen Vragen door de leden der Kamer gesteld overeenkomstig artikel 40 van het Reglement van Orde, en de daarop door de regering

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014 Datum van inontvangstneming : 26/05/2014 Vertaling C-189/14-1 Zaak C-189/14 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 16 april 2014 Verwijzende rechter: Eparchiako Dikastirio Lefkosias

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/142577

Nadere informatie