Tekla Structures Uitwisselbaarheid. maart Trimble Solutions Corporation

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tekla Structures Uitwisselbaarheid. maart Trimble Solutions Corporation"

Transcriptie

1 Tekla Structures 2017 Uitwisselbaarheid maart Trimble Solutions Corporation

2 Inhoudsopgave 1 Wat is uitwisselbaarheid? Industrienormen Compatibele formaten Compatibele software Vanuit Tekla Structures im- en exporteren Conversiebestanden Conversiebestanden voor dubbele profielen Conversiebestanden maken Projectbasispunten voor IFC-export en de referentiemodelimport definiëren Een basispunt definiëren Een referentiemodel met een basispunt invoegen Een IFC-model exporteren met een basispunt Referentiemodellen en compatibele indelingen Een referentiemodel importeren Referentiemodellen weergeven Referentiemodeldetails wijzigen Referentiemodellen vergrendelen Wijzigingen tussen referentiemodelversies detecteren Een vergelijkingsset voor wijzigingsdetectie in referentiemodellen definiëren...59 Een nieuwe vergelijkingsset maken...60 Eigenschappen in een set vergelijkingseigenschappen Referentiemodelinhoud opvragen Referentie modelobjecten Referentiemodelhiërarchie bekijken en referentiemodelobjecten wijzigen Referentie model merken IFC IFC-uitwisselbaarheidsconcepten

3 9.2 IFC importeren IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren De instellingen voor IFC-objectconversie controleren en wijzigen...76 Geselecteerde IFC-objecten in één keer converteren IFC-objecten converteren met conversiewijzigingsbeheer - eerste conversie...79 IFC-objecten converteren met conversiewijzigingsbeheer - bijwerkconversie Macro voor het selecteren van geconverteerde IFC-objecten Klassewaarden Profielconversielogica in IFC-objectconversie Voorbeeld: IFC-objecten in één keer naar Tekla Structures-objecten converteren...86 Beperkingen bij IFC-objectconversie IFC-export Extra eigenschappensets voor IFC-export definiëren Een nieuw configuratiebestand van de eigenschappenset toevoegen Tekla Structures-modelobjecten en overeenkomende IFC-entiteiten Een Tekla Structures-model of geselecteerde modelobjecten naar een IFCbestand exporteren...95 IFC-entiteiten voor Tekla Structures-modelobjecten definiëren Naar IFC exporteren...97 Het geëxporteerde IFC-model controleren IFC-basishoeveelheden in geëxporteerd IFC-model Configuratiebestanden van de eigenschappenset gebruikt in de IFC-export SketchUp Een model naar SketchUp exporteren DWG en DXF Een 2D-, 3D DWG- of DXF-bestand importeren Een model naar een 3D DWG- of DXF-bestand exporteren Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren Layers in geëxporteerde DWG/DXF-tekeningen Layers in DWG/DXF-bestanden maken voor het exporteren van tekeningen Objecten aan layers in de tekeningexport toewijzen Voorbeeld: Een voorwaarde maken voor het exporteren van liggerlabels naar hun eigen layers in tekeningexport Export layerinstellingen kopiëren naar een ander project De aangepaste lijntypetoewijzingen in de tekeningexport definiëren Standaardlijntypen in tekeningen Voorbeeld: Layers en export naar DWG instellen Voorbeeld: Een selectiefilter voor DWG-export maken Voorbeeld: Layers voor DWG-export maken Voorbeeld: Een voorwaarde maken om een tekening naar DWG te exporteren en een layer aan de voorwaarde toe te wijzen Voorbeeld: Een aangepast lijntype voor DWG-export definiëren Voorbeeld: Lijntypen en gewichten voor layers in DWG-export definiëren Voorbeeld: De tekening naar DWG exporteren DGN DGN importeren DGN-objecten die in referentiemodellen worden ondersteund

4 12.3 Naar 3D DGN-bestanden exporteren LandXML PDF Een PDF in een model importeren CAD CAD-import- en exportformaten Een SDNF-model importeren Een Plantview-model importeren Een SteelFab/SCIA-model importeren importinstellingen CAD-model Naar CAD exporteren exportinstellingen CAD-model Een CAD-model opnieuw importeren Importlijsten maken FEM FEM-import- en exportbestandstypen DSTV Een DSTV-model importeren Een STAAD-model importeren Specificaties voor STAAD-tabeltypen Een Stan 3d-model importeren Een Bus-model importeren Naar STAAD exporteren Naar DSTV exporteren Ondersteunde DSTV-entiteiten ASCII Een model in de ASCII-indeling importeren Een model naar de ASCII-indeling exporteren Beschrijving van ASCII-bestand Attribuut importeren Attributen importeren Invoerbestanden bij attribuutimport Voorbeelden van invoerbestanden die bij attribuutimport worden gebruikt Gegevensbestand dat bij attribuutimport worden gebruikt Instellingen attribuutimport CIS en CIMSteel Een CIMSteel-model importeren

5 19.2 Naar een CIMSteel-rekenmodel exporteren Naar een CIMSteel-reken/fabricagemodel exporteren CIMSteel-conversiebestanden MIS Een MIS-lijst exporteren Informatie over MIS-bestandstypen FabTrol XML Een FabTrol XML-bestand importeren PDMS/E3D NC-bestanden DSTV-bestandsbeschrijving NC-bestanden in DSTV-indeling maken NC-bestandsinstellingen Header-gegevens van NC-bestanden aanpassen Centerpunten in NC-bestanden maken Scribing in NC-bestanden maken Fittingen en trimlijnen in NC-bestanden Buis-NC-bestanden maken NC-bestanden in DXF-indeling maken NC-bestanden in DXF-indeling maken met Convert_DSTV2DXF NC-bestanden in de DXF-indeling maken met tekla_dstv2dxf.exe tekla_dstv2dxf_<env>.def-bestandbeschrijving HMS Naar de HMS-indeling exporteren HMS-exportinstellingen ELiPLAN Een ELiPLAN-statusgegevensbestand importeren Een EliPLAN-gegevensbestand exporteren EliPLAN-gebruikersattributen EliPLAN-exportinstellingen Tabblad Parameters Tabblad Plottergegevens Tabblad Data inhoud BVBS Naar de BVBS-indeling exporteren Exportinstellingen Tabblad Parameters Tabblad Geavanceerd

6 Tabblad Controleren Berekening wapeningsstaaflengte in BVBS-export Unitechnik Naar de Unitechnik-indeling exporteren Unitechnik-export: Tabblad Hoofd Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen Unitechnik-export: Tabblad Wapening Unitechnik-export: Tabblad Validatie Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen Unitechnik-export: Tabblad Pallet Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden Layout Manager Een groep in de Layout Manager maken Nummeringsinstellingen voor groepen in de Layout Manager definiëren Een lokaal coördinatensysteem voor een groep in de Layout Manager definiëren Een layout-punt maken Een layout-lijn maken Groepen, layout-punten en layout-lijnen in de Layout Manager weergeven Opmaakgegevens vanuit de Layout Manager exporteren Standaard exportinstellingen definiëren in de Layout Manager De tekeningschaal in de Layout Manager definiëren Opmaakgegevens in de Layout Manager importeren Puntbestandkolommen in de Layout Manager definiëren Gemeten punten in de Layout Manager Tekla Web Viewer Een model als een webpagina publiceren Tooltips in de Web Viewer aanpassen Webtemplates in de Web viewer Web Viewer-modellen verzenden Een benoemd venster in de Web Viewer maken Een model in de Web Viewer weergeven Tekla BIMsight Referentiemodellen uit Tekla BIMsight importeren Aanvullende referentiemodellen uit een Tekla BIMsight-project importeren

7 30.3 Een model naar Tekla BIMsight publiceren Tekla Structural Designer Voorbeeldworkflow van integratie tussen Tekla Structures en Tekla Structural Designer Importeren met de Tekla Structural Designer-integrator Opnieuw importeren met de Tekla Structural Designer-integrator Exporteren met de Tekla Structural Designer-integrator Tekla Warehouse Trimble Connector Downloaden van een referentiemodel naar en uploaden van een referentiemodel van Trimble Connect Koppel een Tekla Structures-model aan een Trimble Connect-project Een referentiemodel van een Trimble Connect-project naar een Tekla Structures-model downloaden Een referentiemodelupdate van een Trimble Connect-project naar een Tekla Structures-model downloaden Een Tekla Structures-referentiemodel naar een Trimble Connectproject uploaden Een Tekla Structures-referentiemodelupdate naar een Trimble Connect-project uploaden Tekla Structures-modelobjecten als een.ifc-referentiemodel naar een Trimble Connect-project exporteren Het basispunt in plaats van uitlijningsoffset gebruiken Taken Berekenings- en toetsingssystemen Rechtstreekse links naar berekening en toetsing Robot SAP STAAD.Pro ISM S-Frame Het proces van het importeren naar en exporteren vanuit S-Frame Vrijwaring

8 8

9 1 Wat is uitwisselbaarheid? Uitwisselbaarheid wordt vaak gezien als de ontbrekende schakel tussen de verschillende softwaresystemen.het stelt 'best-of-breed'-applicaties in staat de meest gebruikte objecten, geometrie en eigenschappen tussen applicaties te delen.uitwisselbaarheid is een proces waarmee uiteenlopende systemen en organisaties samen kunnen werken.hierdoor kunnen 3D-modellen worden gebouwd waarvan de geometrie is gedefinieerd in het ene systeem wordt gebruikt in het andere.een voorbeeld hiervan is een 3D-structuur die vanuit een applicatie waarin deze is gemodelleerd wordt overgebracht en uitgewisseld met een rekenpakket.een ander voorbeeld is een model van een architect dat wordt gebruikt in een structureel modelleersysteem. Wat is uitwisselbaarheid? 9

10 2 Industrienormen Er zijn vele bestandsformaten volgens de industrienorm. De meest voorkomende die worden ondersteund door Tekla Structures zijn IFC, CIS/2, DSTV, SDNF, DGN, DXF, DWG, IGES en STEP. Oudere formaten worden ook ondersteund. Voor een strakkere integratie kunt u naar Tekla Structures koppelen met de Tekla Open API-technologie. Meestal geeft de bestandsextensie aan op welk formaat het is gebaseerd. Als u niet weet welk formaat het is of als het bestand niet kan worden geïmporteerd, moet u het bestand in een teksteditor openen en naar de header-informatie kijken waar meestal staat genoteerd wat het bestandstype is en in welk programma het is gemaakt. Bij CIS/2-bestanden wordt het programma waarin het is gemaakt en het versienummer soms aan het eind van het bestand geschreven. Zie ook Compatibele formaten (pagina 11) Industrienormen 10

11 3 Compatibele formaten U kunt diverse indelingen in Tekla Structures importeren en exporteren. De volgende tabel geeft een groot aantal verschillende software-indelingen weer die u in Tekla Structures kunt gebruiken om gegevens te importeren en exporteren (pagina 31). Raadpleeg voor informatie over aan de indelingen gekoppelde software Compatibele software (pagina 14). Raadpleeg voor meer informatie over de diverse import- en exporttools Vanuit Tekla Structures im- en exporteren (pagina 31). Decimalen Importeren Exporteren asa (.TEK) X Autodesk (.dwg) X X Autodesk (.dxf) X X Bentley ISM X X BIM Collaboration-indeling (.bcf) X X BVBS (.abs) X Cadmatic-modellen (.3dd) X CIS/2 LPM5/LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) X X CIS/2 LPM5/LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) X X CIS/2 LPM6 fabricage (.stp,.p21,.step) X CPIxml X DSTV (.nc,.stp,.mis) X X EJE X Elematic ELiPLAN, ELiPOS (.eli) X X EPC X Fabsuite (.xml) X X FabTrol Kiss File (.kss) X FabTrol MIS Xml (.xml) X X Compatibele formaten 11

12 Decimalen Importeren Exporteren High Level Interface File (.hli) X X HMS (.sot) X IBB Betsy (.fa,.f,.ev) X IFC2x2 (.ifc) ** X IFC2x3 (.ifc) ** X X IFC4 (.ifc) ** X IFCXML 2X3 (.ifcxml) ** X X IFCZIP 2x3 (.ifczip) ** X X Initial Graphics Exchange Specification (IGES) (.iges,.igs) LandXML (.xml) X Microsoft Project (.xml) X X Microstation (.dgn) X X Oracle Primavera P6 (.xml) X X Plant Design Management System (.pdms) X SAP, Oracle, ODBC, enzovoort X * X * Sketchup (.skp) X X Staad ASCII-bestand (.std) X X Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf,.dat) X X Steel12000 X STEP AP203 (.stp,.step) STEP AP214 (.stp,.step) X X StruM.I.S X X Tekla BIMsight-projectbestand (.tbp) X X Tekla Collaboration-bestand (.tczip) X X Tekla-FabTrol Report (.xsr) X Neutraal bestand van Tekla Structural Designer (.cxl) Tekla Structures-vorm (.tsc) X X Trimble-veldkoppeling.tfl X X Trimble LM80 (.txt,.cnx) X X TubeNC (.xml) X Unitechnik (.uni,.cam) X X X X X X Compatibele formaten 12

13 * Tekla OpenAPI gebruikt **Raadpleeg voor een lijst met IFC-applicaties die door buildingsmart internationaal zijn gecertificeerd Gecertificeerde software. Compatibele formaten 13

14 4 Compatibele software De volgende tabel geeft compatibele software van Tekla Structures weer en de indelingen die u vanuit Tekla Structures kunt importeren en exporteren (pagina 31). Veel van de compatibele uitwisselbaarheidsapplicaties, applicatiekoppelingen of de rechtstreekse koppelingen zijn beschikbaar op Tekla Warehouse. Raadpleeg voor informatie over indelingen die met de software zijn verbonden Compatibele indelingen (pagina 11). Raadpleeg voor een lijst met IFC-applicaties die door buildingsmart internationaal zijn gecertificeerd Gecertificeerde software. Raadpleeg voor meer informatie over de diverse import- en exporttools Vanuit Tekla Structures im- en exporteren (pagina 31). Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures 3D+ Trimble Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) 3ds Max Autodesk Autodesk (.dwg) 3ds Max Design/VIZ Autodesk Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) Exporteren vanuit Tekla Structures Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) A+ Software ArmaPlus BVBS (.abs), Soulé (.xml), asa (.TEK) Adapt Adapt Corporatio n Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Compatibele software 14

15 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures Exporteren vanuit Tekla Structures ADConX ADConX Rechtstreekse koppeling Advanced Steel, Advanced Design/ Engineering Autodesk Allplan/Planbar Nemetsch ek CIS/2 LPM5 analytisch (.stp,.p21,.step) IFC2X3 (.ifc) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) CIS/2 LPM5 analytisch (.stp,.p21,.step) IFC2X3 (.ifc) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) ANSYS ANSYS IGES (.iges,.igs) IGES (.iges,.igs) ArchiCAD ArchonCAD Graphisoft / Nemetsch ek ArchonCA D Ltd. Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) IFCXML 2X3 (.xml) IFCZIP (.ifczip) Coordinated view v1 Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) IFCXML 2X3 (.xml) IFCZIP (.ifczip) Coordinated view v1 Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Armaor Ariadis BVBS (.abs) Artube Adige STEP (.stp,.step) asa Rebar ASI Applied Systems Associates Inc Applied Science Internation al LLC AutoCAD Autodesk Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) IFC (.ifc) asa Rebar-bestand (.TEK) Staad ASCII-bestand (.std) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Compatibele software 15

16 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures AutoCAD Architecture AutoCAD Civil 3D Autodesk Autodesk Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) IGES (.iges,.igs) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Microstation (.dgn) LandXML-bestanden (.xml) AutoCAD MEP Autodesk Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) AutoPLANT Bentley Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Exporteren vanuit Tekla Structures Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) AutoVue Oracle Autodesk (.dwg) Aveva E3D AVEVA Microstation (.dgn) AviCAD AxisVM Progress/ EBAWE Inter-CAD Kft. Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf,.dat) Op.ifc gebaseerde Tekla Collaborationbestanden (.tczip) Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) STEP AP214 (.stp,.step) Microstation (.dgn) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf,.dat) Op.ifc gebaseerde Tekla Collaborationbestanden (.tczip) Unitechnik (.cam), BVBS (.abs) Rechtstreekse koppeling IFC2X3 (.ifc) BeamMaster AGT Rechtstreekse koppeling Compatibele software 16

17 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures Bentley Architecture Bentley Building Electrical Systems Bentley Building Mechanical Systems Bentley Inroads Bentley Structural Bentley Bentley Bentley Bentley Bentley Rechtstreekse koppeling (ISM) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) LandXML-bestanden (.xml) Rechtstreekse koppeling (ISM) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) Exporteren vanuit Tekla Structures Rechtstreekse koppeling (ISM) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) STEP AP214 (.stp,.step) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) STEP AP214 (.stp,.step) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) STEP AP214 (.stp,.step) Rechtstreekse koppeling (ISM) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) STEP AP214 (.stp,.step) Compatibele software 17

18 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures Betsy IBB Consultant s & Engineers BIM Collaboration Format BuildingS MART BCF 1.0 (.bcf) BCF 2.0 (.bcf) Cadmatic Cadmatic Autodesk (.dwg) CADmep+ CADPipe MAP Software/ Autodesk AEC Design Group CADWorx Plant Intergraph /Hexagon CAESAR II Intergraph /Hexagon Autodesk (.dxf) Cadmatic-modellen (. 3dd) IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) IFCXML 2X3 (.xml) IFCZip (.ifczip) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) Autodesk (.dwg) CATIA Dassault Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) Exporteren vanuit Tekla Structures Betsy.fa, Betsy.f, Betsy.ev BCF 1.0 (.bcf) BCF 2.0 (.bcf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) IFCXML 2X3 (.xml) IFCZip (.ifczip) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) Autodesk (.dwg) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) STEP AP214 (.stp,.step) Compatibele software 18

19 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures Concrete Pro ConSteel Corobs LAP Laser GmbH ConSteel Solutions Limited Müller Opladen CYPECAD Cype Rechtstreekse koppeling Daystar Software Daystar Software Inc. Autodesk (.dxf) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) Exporteren vanuit Tekla Structures Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Unitechnik (.cam) ASCII TubeNC (.xml) Autodesk (.dxf) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) DDS-CAD DDS IFC2X3 (.ifc) IFC2X3 (.ifc) Diamonds Buildsoft Rechtstreekse koppeling Digital Project DuctDesigner 3D ebos elcocad Gehry Technologi es QuickPen/ Trimble Progress/ EBAWE Hannappel SOFTWAR E GmbH Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) STEP AP214 (.stp,.step) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Unitechnik (.cam) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) ELiPLAN Elematic ELiPLAN (.eli) ELiPLAN (.eli) ELiPOS Elematic ELiPLAN (.eli) EliteCAD Messerli Informatik IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dxf) Compatibele software 19

20 ETABS Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures FabPro Pipe Computers &Structure s, Inc UHP Process Piping Inc. Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Fabsuite Fabsuite Rechtstreekse koppeling KISS (.kss) Exporteren vanuit Tekla Structures Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) STEP AP214 (.stp,.step) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Rechtstreekse koppeling KISS (.kss) FabTrol MRP FabTrol FabTrol MIS XML (.xml) FabTrol MIS XML (.xml) FactoryCAD Siemens Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) FelixCAD SofTec Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) FEM Design StruSoft Rechtstreekse koppeling Floor Pro FormZ Adapt Corporatio n AutoDesSy s, Inc IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) FabTrol KISS File (.kss) Tekla-FabTrol Report (.xsr) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Rechtstreekse koppeling IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) STEP AP214 (.stp,.step) FXTube Mazak STEP (.stp,.step) IGES (.iges,.igs) IFC (.ifc) Compatibele software 20

21 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures GSA Oasys CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) GT Strudl GT Strudl Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) Exporteren vanuit Tekla Structures CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dxf) HMS HMS HMS (.sot) HOOPS Tech Soft 3D Inventor Autodesk Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) IronCAD IronCAD Autodesk (.dwg) itwo RIB Software AG Joints For Tekla Progetto Archimede Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) KeyCreator Kubotek Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) Lantek Lantek Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) STEP AP214 (.stp,.step) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) STEP AP214 (.stp,.step) CPIxml (.xml) Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) STEP AP214 (.stp,.step) Rechtstreekse koppeling LEIT2000 SAA Unitechnik (.cam) LP-System Lennerts & Partner BVBS (.abs) Compatibele software 21

22 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures MagiCAD Progman Autodesk (.dwg) MasterFrame Maxon Cinema 4D MasterSeri es Nemetsch ek IFC2X3 (.ifc) DSTV96 (.nc,.stp,.mis) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Maya Autodesk Autodesk (.dxf) Meridian Prolog Mesh Welding Trimble EVG (Filzmoser) IGES (.iges,.igs) Rechtstreekse koppeling Exporteren vanuit Tekla Structures Autodesk (.dwg) IFC2X3 (.ifc) DSTV96 (.nc,.stp,.mis) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) STEP AP214 (.stp,.step) Autodesk Maya Autodesk (.dxf) Unitechnik (.cam), BVBS (.abs) Mesh Welding A.W.M. Unitechnik (.cam) Mesh Welding Microsoft Office Project Microstran Progress/ EBAWE Unitechnik (.cam) Microsoft Project (.xml) Project (.xml) Engineerin g Systems Pty Limited Autodesk (.dxf) Microstation Bentley Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) Microstation (.dgn) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) Midas Gen MIDAS Rechtstreekse koppeling ModeSt Tecnisoft Rechtstreekse koppeling Multiframe Nastran Daystar Software Inc. MSC Software Autodesk (.dxf) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) Autodesk (.dwg) IGES (.iges,.igs) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) Microstation (.dgn) STEP AP214 (.stp,.step) Rechtstreekse koppeling Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dxf) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) Autodesk (.dwg) IGES (.iges,.igs) Compatibele software 22

23 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures Corporatio n Exporteren vanuit Tekla Structures NavisWorks Autodesk Autodesk (.dwg) NISA Cranes Software Internation al Ltd./CSC Rechtstreekse koppeling NX (Unigraph) Siemens Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) PDMS AVEVA Microstation (.dgn) PDS PEMA WeldControl PipeCAD PipeDesigner 3D Intergraph /Hexagon Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf,.dat) Tekla Collaborationbestanden (.tczip) Microstation (.dgn) Steel Detailing Neutral Format (.dat) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) STEP AP214 (.stp,.step) Microstation (.dgn) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf,.dat) Tekla Collaborationbestanden (.tczip) Microstation (.dgn) Steel Detailing Neutral Format (.dat) Pemamek Rechtstreekse koppeling Mc4 Software QuickPen/ Trimble Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Pipelabo Maruhide Rechtstreekse koppeling Plancal Plancal Ag/ Trimble Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Compatibele software 23

24 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures Plant-4D CEA Technolog y Exporteren vanuit Tekla Structures Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Microstation (.dgn) PowerConnect Buildsoft Work in progress Work in progress PowerFrame Buildsoft Rechtstreekse koppeling Rechtstreekse koppeling PRIAMOS GTSdata CPIxml (.xml), Unitechnik (.cam) Primavera Oracle P6 (.xml) P6 (.xml) ProCAM HGG Rechtstreekse koppeling ProConcrete, ProSteel, ProStructures Bentley Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) Pro/Engineer PTC IGES (.iges,.igs) ProFit Progress/ EBAWE STEP AP203/AP214 (.stp,.step) Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Microstation (.dgn) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) STEP AP214 (.stp,.step) BVBS (.abs) Pro-Fit Zeman Rechtstreekse koppeling Prokon Prokon CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) PythonX Lincoln Electric CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) DSTV Qnect Qnect Rechtstreekse koppeling RAM (CAD Studio) Bentley Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) ISM Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) ISM Compatibele software 24

25 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures Raptor Revit Architecture/M EP Peddingha us Autodesk Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) Revit Structure Autodesk Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) RFEM Dlubal Rechtstreekse koppeling Rhinoceros RinasWeld RISA 3D (Suite) McNeel North America Kranendon k Risa Technolog y CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) Microstation (.dgn) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) Geometry Gym link Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) Exporteren vanuit Tekla Structures Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) Tekla Collaborationbestanden (.tczip) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) IFC2X3 (.ifc) Microstation (.dgn) Tekla Collaborationbestanden (.tczip) Rechtstreekse koppeling CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Microstation (.dgn) STEP AP214 (.stp,.step) Geometry Gym link IFC Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) Compatibele software 25

26 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) RisaConnectio n Robot Millenium Risa Technolog y Autodesk Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) Direct Link (Amerikaanse markt) Rechtstreekse koppeling CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) RSTAB Dlubal Rechtstreekse koppeling SACS SAFE SAM SAP2000 Schnell Software Engineerin g Dynamics Inc. Computers & Structures, Inc Bestech Limited Computers & Structures, Inc Schnell Software CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dxf) Steel Detailing Neutral Format (.sdnf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) IGES (.iges,.igs) Autodesk (.dxf) Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) Exporteren vanuit Tekla Structures Direct Link (Amerikaanse markt) Rechtstreekse koppeling CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) Rechtstreekse koppeling CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) IFC2X3 (.ifc) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) Autodesk (.dxf) Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) BVBS (.abs), Unitechnik (staaf/net) Compatibele software 26

27 SCIA SDS/2 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures S-FRAME Sicam SketchUp Make Nemetsch ek Design Data S-FRAME Software Inc. Controlled Automatio n Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf).ifc Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) Microstation (.dgn) Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dxf) Exporteren vanuit Tekla Structures Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf).ifc Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 fabricage (.stp,.p21,.step) Microstation (.dgn) Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dxf) Rechtstreekse koppeling Trimble SketchUp (.skp) SketchUp (.skp) SketchUp Pro Trimble SketchUp (.skp) Smart 3D (SmartPlant/ SmartMarine) Solibri Model Checker/Model Viewer Intergraph /Hexagon Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) Microstation (.dgn) IFC2X3 (.ifc), with SmartPlant 3D SketchUp (.skp) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) CIS/2 LPM6 ontwerp (.stp,.p21,.step) Microstation (.dgn) Solibri IFC2X3 (.ifc) Compatibele software 27

28 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures SolidEdge Siemens Autodesk (.dxf) Microstation (.dgn) IGES (.iges,.igs) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) SolidWorks Dassault Autodesk (.dwg) Soulé SPACE GASS SpaceClaim Soulé Software Inc. SPACE GASS SpaceClai m Co. Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) IFC2X3 (.ifc) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) STAAD.Pro Bentley Rechtstreekse koppeling Steel Projects PLM Steel Smart System Steel Projects Applied Science Internation al, LLC Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) Steel Detailing Neutral Format (.sdf,.sdnf) ISM Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Exporteren vanuit Tekla Structures Autodesk (.dxf) Microstation (.dgn) STEP AP214 (.stp,.step) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) STEP AP214 (.stp,.step).xml, BVBS (.abs) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) STEP AP214 (.stp,.step) Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) CIS/2 LPM6 analytisch (.stp,.p21,.step) Staad ASCII-bestand (.std) ISM Rechtstreekse koppeling Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Compatibele software 28

29 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures StructureWork s Structure Works LLC. Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IGES (.iges,.igs) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) STRUDS SoftTech Rechtstreekse koppeling StruM.I.S StruM.I.S Rechtstreekse koppeling Tekla BIMsight Trimble Tekla BIMsight Project (.tbp) Exporteren vanuit Tekla Structures STEP AP214 (.stp,.step) Rechtstreekse koppeling.bswx Tekla Field3D Trimble.ifc Tekla Civil Trimble Rechtstreekse koppeling Tekla Collaboration Tekla Structural Designer Trimble Business Centre Trimble Connect Trimbleveldkoppeling Trimble Trimble Trimble Trimble LandXML-bestanden (.xml) Tekla Collaborationbestanden (.tczip) Neutraal XMLbestand.cxl LandXML-bestanden (.xml) Rechtstreekse koppeling.ifc Tekla BIMsight Project (.tbp) * Autodesk (.dwg) Microstation (.dgn) IFC2X3 (.ifc) IFCXML 2x3 (.ifcxml) IFCzip (.ifczip) Rechtstreekse koppeling.ifc Tekla Collaborationbestanden (.tczip) Neutraal XMLbestand.cxl Rechtstreekse koppeling.ifc Trimble.tfl.tfl Trimble-LM80 Trimble Autodesk (.dxf) LM80 (.cnx,.txt) Autodesk (.dxf) LM80 (.cnx,.txt) Compatibele software 29

30 Product Bedrijf Importeren in Tekla Structures Trimble LM80 Desktop TurboCAD Trimble IMSI Design Autodesk (.dxf) LM80 (.cnx,.txt) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Microstation (.dgn) STEP AP203/AP214 (.stp,.step) Exporteren vanuit Tekla Structures Autodesk (.dxf) LM80 (.cnx,.txt) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Microstation (.dgn) STEP AP214 (.stp,.step) UniCAM Unitechnik Unitechnik (.cam,.uni) Unigraphics Siemens PLM Software IGES (.iges,.igs) Vacam Voortman Rechtstreekse koppeling Vernon VectorWorks Lincoln Electric Nemetsch ek IFC2X3 (.ifc) IGES (.iges,.igs) TubeNC (.xml) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) Vico Office Trimble Rechtstreekse koppeling Vico Schedule Planner Trimble IfcXML 2X3 (.xml).xls Rechtstreekse koppeling.xml Volo View Autodesk Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) IFC2X3 (.ifc) IfcXML 2X3 (.xml) Microstation (.dgn).xls Rechtstreekse koppeling.xml Autodesk (.dwg) Autodesk (.dxf) Compatibele software 30

31 5 Vanuit Tekla Structures im- en exporteren Tekla Structures heeft verschillende tools waarmee u fysieke en referentiemodellen en de betreffende gegevens kunt importeren en exporteren. Raadpleeg voor details over compatibele software bij importeren en exporteren Compatibele software (pagina 14). OPMERKING De import- en exportfunctionaliteit is niet in alle Tekla Structuresconfiguraties beschikbaar. Raadpleeg voor meer informatie Tekla Structures configurations. U kunt gegevens in Tekla Structures importeren en exporteren voor verschillende doeleinden: U kunt referentiemodellen in Tekla Structures importeren. U kunt bijvoorbeeld een architectonisch model, een model voor het ontwerp van een fabriek of een model voor verwarming, ventilatie en airconditioning als referentiemodel gebruiken. Referentiemodellen kunnen ook eenvoudige 2D-tekeningen zijn die worden geïmporteerd en vervolgens worden gebruikt als onderlegger waarop het model direct kan worden gebouwd. U kunt 2D- of 3D-modellen importeren die in andere software zijn gemaakt en deze detailleren of de objecten van de structuur aanpassen in Tekla Structures. Nadat het model is voltooid, kunt u het exporteren en ter beoordeling terugsturen naar de architect of ingenieur. U kunt lijsten maken van de geïmporteerde modellen vanuit de meeste formaten. U kunt Tekla Structures-modellen exporteren die u wilt gebruiken voor reken- en ontwerpdoeleinden (diverse formaten). Vervolgens kunt u de reken- en ontwerpresultaten weer importeren in het Tekla Structuresmodel. Er kunnen verschillende modellen worden voltooid voor de engineering- en aannemersfase van het project. Vanuit Tekla Structures im- en exporteren 31

32 U kunt vormen vanuit vele formaten importeren. Vormen worden gebruikt om items te definiëren. U kunt gegevens exporteren voor gebruik in systemen voor fabricagegegevens en tijdens fabricagefase: U kunt CNC-gegevens (Computer Numerical Control) genereren voor het geautomatiseerd snijden, boren en lassen met CNC-apparatuur. U kunt bijvoorbeeld naar MIS exporteren (Manufacturing Information Systems), zodat de fabrikanten de projectvoortgang kunnen volgen. Klik op de onderstaande koppelingen voor meer informatie over de verschillende typen import en export: Referentiemodellen en compatibele indelingen (pagina 44) IFC (pagina 71) SketchUp (pagina 107) DWG en DXF (pagina 108) LandXML (pagina 136) NC-bestanden (pagina 198) PDF (pagina 138) DGN (pagina 131) CAD (pagina 139) FEM (pagina 163) ASCII (pagina 174) Attribuut importeren (pagina 178) CIS en CIMSteel (pagina 185) MIS (pagina 192) FabTrol XML (pagina 195) HMS (pagina 238) ELiPLAN (pagina 243) BVBS (pagina 253) Unitechnik (pagina 263) Layout Manager (pagina 310) Tekla Web Viewer (pagina 326) Tekla BIMsight (pagina 333) Tekla Structural Designer (pagina 336) Vanuit Tekla Structures im- en exporteren 32

33 Trimble Connector (pagina 346) Naast deze ingebouwde import- en exporttools hebt u in Tekla Warehouse een verscheidenheid aan koppelingen naar andere applicaties beschikbaar die u kunt downloaden. Vanuit Tekla Structures im- en exporteren 33

34 6 Conversiebestanden Met conversiebestanden worden de namen van profiel, dubbel profiel en materiaal van Tekla Structures toegewezen aan namen die in andere software worden gebruikt.conversiebestanden zijn eenvoudige tekstbestanden met in de eerste kolom de Tekla Structures-naam en in de tweede kolom de naam die in het andere softwarepakket wordt gebruikt.kolommen worden gescheiden door een spatie.alle parametrische profielen moeten worden ingevoerd in het profielconversiebestand. U kunt hetzelfde conversiebestand gebruiken voor zowel het importeren als het exporteren van modellen en u kunt de locatie van de conversiebestanden in de meeste import- en exporttools specificeren. Als u een naam van een conversiebestand zonder pad invoert, wordt in Tekla Structures in de huidige modelmap naar het bestand gezocht. Als u het vak leeg laat, zoekt Tekla Structures naar het bestand dat door de variabele XS_PROFDB in Bestand --> Instellingen --> Geavanceerde opties --> Bestand locaties wordt aangegeven. Dit is ook het geval als de tool u niet toestaat het pad en het conversiebestand te definiëren. Conversiebestanden 34

35 Tekla Structures heeft verschillende conversiebestanden in de standaardinstallatie, maar u kunt ook uw eigen conversiebestanden maken. Standaardconversiebestanden bevinden zich in de map \environments \<environment>\profil. Alle conversiebestanden hebben de extensie.cnv. Zie ook Conversiebestanden voor dubbele profielen (pagina 35) Conversiebestanden maken (pagina 36) 6.1 Conversiebestanden voor dubbele profielen Tekla Structures bevat aparte conversiebestanden voor dubbele profielen en het leest het conversiebestand voor dubbele profielen vóór het profielconversiebestand, dus u moet de profielen uit het oorspronkelijke model opnemen in de import. Het conversiebestand voor dubbele profielen is een tekstbestand met de profielprefix (alleen tekens) en de afstand tussen de profielen in mm, gescheiden door een spatie. In Tekla Structures worden alle profielen met de opgegeven prefix geconverteerd naar dubbele profielen. Aan het conversiebestand voor dubbele profielen kan de naam twin_profiles.cnv worden gegeven, terwijl dit regels zoals die hieronder kan bevatten: DL 20 De afstand tussen de profielen is hetzelfde voor alle profielen met dezelfde profielprefix. Profielen met de prefix DL hebben bijvoorbeeld altijd dezelfde afstand. Als u verschillende waarden voor de afstand wilt, moet u verschillende profielprefixen gebruiken. U moet ook het dubbele profiel toevoegen aan het profielconversiebestand zodat het DL-profiel wordt geconverteerd naar het L-profiel: L200*20 DL200/20-20 Beperkingen Conversie van dubbele profielen is niet mogelijk voor profielen die beginnen met een cijfer. Dit betekent dat u dubbele hoeken niet kunt definiëren als 2L. In plaats daarvan moet DL gebruiken als prefix voor een dubbel profiel, bijvoorbeeld: DL200/ Conversie van dubbele profielen werkt alleen in de CAD-import, niet in de FEM-import. Conversiebestanden 35 Conversiebestanden voor dubbele profielen

36 Zie ook Conversiebestanden (pagina 34) Conversiebestanden maken (pagina 36) 6.2 Conversiebestanden maken U kunt uw eigen conversiebestanden maken als degene die bij de installatie van Tekla Structures worden geleverd niet aan uw wensen voldoen. 1. Open een bestaand conversiebestand met een standaard teksteditor. De conversiebestanden bevinden zich standaard in...\programdata \Tekla Structures\<versie>\environments\<environment> \profil 2. Sla het bestand op onder een andere naam. Als de export-/importtool u het pad naar het conversiebestand laat definiëren, kunt u het bestand opslaan waar u wilt. Als dat niet het geval is, slaat u het bestand op in een locatie die door de variabele XS_PROFDB in Bestand --> Instellingen --> Geavanceerde opties --> Bestand locaties wordt gedefinieerd. 3. Wijzig het bestand: voer in de eerste kolom profielnamen in die door Tekla Structures worden herkend en in de tweede kolom de bijbehorende naam die door de andere software wordt herkend. Zorg er bij het bewerken voor dat: U geen lege materiaaldefinities hebt (" ", lege aanhalingstekens). U geen spaties in de tekenreeksen van de profielpositie hebt. Voer bijvoorbeeld 'Hand_Rail' in en niet 'Hand Rail'. 4. Sla uw wijzigingen op. OPMERKING Alle drie de bestanden (profiel, dubbel profiel en materiaal) zijn niet nodig als de verschillen in de profielnaam enkel * X- of x- indelingen betreft, omdat deze normaal automatisch worden beschouwd. Als u bijvoorbeeld UC254x254x73 wilde importeren wat UC254*254*73 had moeten zijn, word de kleine letter 'x' automatisch gewijzigd in 'X' zodat de indeling van het UC254*254*73 254X254X73 wordt. Als u problemen bij het importeren van het model hebt, moet u een foutmeldingen in het logbestand van Tekla Structures en de conversiebestanden controleren. Voorbeeld Hieronder ziet u enkele voorbeelden van conversiebestanden: Conversiebestanden 36 Conversiebestanden maken

37 ! Profile name conversion Tekla Structures -> SDNF!! If Converted-name does not exist, it will be the same! as Tekla Structures-name.! Tekla Structures-name Converted-name C10X15.3 C10X15.3 C10X20 C10X20 C10X25 C10X25 C10X30 C10X30 C12X20.7 C12X20.7 C12X25 C12X25 C12X30 C12X30 C15X33.9 C15X33.9 C15X40 C15X40 C15X50 C15X50 C3X4.1 3X4.1! Profile name conversion Tekla Structures -> DSTV!! If Converted-name does not exist, it will be the same! as Tekla Structures-name.! Tekla Structures-name Converted-name C10X15.3 C10X15.3 C10X20 C10X25 C10X30 C10X20 C10X25 C10X30 C12X20.7 C12X20.7 C12X25 C12X25 Daaronder bevindt zich eerst een voorbeeld van een onjuist conversiebestand en vervolgens van een juiste. Fouten zijn gemarkeerd. Conversiebestanden 37 Conversiebestanden maken

38 "brace" "Tread 4" 1 "TREAD4.5" "" "brace" "Tread_4" 1 "TREAD4.5" "A36" Conversiebestanden 38 Conversiebestanden maken

39 7 Projectbasispunten voor IFCexport en de referentiemodelimport definiëren Met de basispunten kunt u een ander coördinatensysteem gebruiken dat nodig is voor uitwisselbaarheid en samenwerking. U kunt een ander coördinatensysteem gebruiken om referentiemodellen in te voegen en IFCmodellen te exporteren. Wanneer u basispunten gebruikt, kunt u de coördinaten klein houden en het model waar nodig vinden. U kunt zoveel basispunten maken als u nodig hebt. Denk aan het volgende: Het referentiemodel mag geen extra lijnen naar de oorsprong hebben. Referentiemodellen mogen geen objecten bevatten die erg ver van elkaar af liggen omdat anders het gebruik van het model moeilijk kan worden. Oorspronkelijke Tekla Structures-objecten die referentiemodellen bevatten mogen niet erg ver van de Tekla Structures-modeloorsprong worden ingevoegd. 7.1 Een basispunt definiëren U kunt basispunten definiëren in Projecteigenschappen. Als u een basispunt wilt maken, moet u de coördinaten kennen van het referentiemodel dat u importeert of de coördinaten die u in een IFC-export wilt gebruiken. 1. Open een Tekla Structures-model waaraan u basispunten wilt toevoegen. 2. Klik op Bestand --> Projecteigenschappen --> Basispunten om het dialoogvenster Basispunt te openen. Projectbasispunten voor IFC-export en de referentiemodelimport definiëren 39 Een basispunt definiëren

40 3. Vul de benodigde gegevens in: Naam, Beschrijving Coördinatensysteem Oostcoördinaat (E) Noordcoördinaat (N) Hoogtemaat Poolgraad,Lengtegraad Voer een naam en een korte beschrijving voor het basispunt in. Voer de naam van het coördinatensysteem in dat u gebruikt. Voer de Oostcoördinaat (E) in wat het corresponderende X-coördinatenpunt in het andere coördinatensysteem vertegenwoordigt. Voer de Noordcoördinaat (N) in wat het corresponderende Y-coördinatenpunt in het andere coördinatensysteem vertegenwoordigt. Voer de Hoogtemaat in die het corresponderende Z-coördinatenpunt in het andere coördinatensysteem vertegenwoordigt. Voer de Breedtegraad en Lengtegraad van het basispunt in dat in de IFC-export moet worden gebruikt. Breedtegraad en Lengtegraad zijn extra gegevens die sommige software kunnen gebruiken. In het IFC-bestand wordt dit naar IFCSITE-gegevens geschreven. Projectbasispunten voor IFC-export en de referentiemodelimport definiëren 40 Een basispunt definiëren

41 Locatie in het model Hoek naar het noorden Als het totale aantal cijfers in Lengtegraad meer dan 15 is, wordt de waarde naar boven afgerond als deze > 99, is. Als u de gegevens van Breedtegraad en Lengtegraad tussen decimale notatie en de notatie graden/minuten/seconden (DMS) wilt converteren, raadpleegt u Breedtegraad/ Lengtegraad naar decimaal converteren. Wijs een locatie voor het basispunt aan of voer deze in het Tekla Structures-model in. Wijs de Hoek naar het noorden aan of voer deze in, wat de hoek tussen Y en het noorden is. De Hoek naar het noorden is 0 als het noorden in het andere coördinatensysteem gelijk is aan Y. Het maximumaantal decimalen voor de hoek is Klik op Wijzigen om het basispunt op te slaan. Er wordt een blauw symbool in het model toegevoegd. Als u later wijzigingen aan het basispunt aanbrengt, wijzigt de locatie van het basispunt in het model volgens de locatie of rotatiewijzigingen die u in het dialoogvenster Basispunt aanbrengt wanneer u op Enter drukt of op een ander invoerveld klikt en het is niet nodig op Wijzigen te klikken. U kunt nu een referentiemodel invoegen of een IFC-model exporteren met het opgegeven basispunt. Projectbasispunten voor IFC-export en de referentiemodelimport definiëren 41 Een basispunt definiëren

42 7.2 Een referentiemodel met een basispunt invoegen Voordat u een referentie aan de basispunten kunt invoegen, moet u een basispunt in uw model maken. Als u het basispunt maakt, moet u de coördinaten weten van het referentiemodel dat u importeert. 1. Open de lijst Referentiemodellen door op de knop Referentiemodellen in het zijvenster te klikken. 2. Klik in de lijst Referentiemodellen op de knop Model toevoegen. 3. Als u in het dialoogvenster Model toevoegen eerder gemaakte bestanden met referentiemodeleigenschappen hebt, laadt u het gewenste bestand door de lijst met eigenschappenbestanden bovenaan te selecteren. 4. Blader naar het referentiemodel door op Bladeren te klikken. 5. Selecteer in Groep een groep voor het referentiemodel of voer een naam voor een nieuwe groep in. Als u geen naam voor de groep invoert, wordt het referentiemodel in de groep Standaard ingevoegd. 6. Selecteer in de Locatie door het basispunt dat u wilt gebruiken. 7. Klik op de knop Model toevoegen. Tekla Structures voegt het referentiemodel relatief ten opzichte van het geselecteerde basispunt in door de waarden van het coördinatensysteem, de hoogtemaat en de hoek in de definitie van het basispunt in het model Projecteigenschappen te gebruiken. Projectbasispunten voor IFC-export en de referentiemodelimport definiëren 42 Een referentiemodel met een basispunt invoegen

43 7.3 Een IFC-model exporteren met een basispunt Voordat u een IFC-bestand kunt exporteren met een basispunt, moet u een basispunt in uw model maken. 1. Klik op Bestand --> Exporteren --> IFC om het dialoogvenster Naar IFC exporteren te openen. 2. Selecteer in Locatie door een basispunt dat u hebt gemaakt. 3. Vul andere benodigde IFC-exportgegevens in. 4. Klik op Exporteren. De basispuntoptie exporteert het IFC-model relatief ten opzichte van het basispunt door de waarden van het coördinatensysteem, hoogtemaat, poolgraad, lengtegraad en hoek van de definitie van het basispunt in het model Projecteigenschappen te gebruiken. Projectbasispunten voor IFC-export en de referentiemodelimport definiëren 43 Een IFC-model exporteren met een basispunt

44 8 Referentiemodellen en compatibele indelingen Een referentiemodel is een bestand waarmee u een Tekla Structures-model kunt bouwen. Een referentiemodel wordt gemaakt in Tekla Structures, andere software of een component en wordt geïmporteerd naar Tekla Structures. Een architectonisch model, een model voor het ontwerp van een fabriek of een model voor verwarming, ventilatie en airconditioning kan bijvoorbeeld worden gebruikt als referentiemodel. Referentiemodellen kunnen ook eenvoudige 2D-tekeningen zijn die worden geïmporteerd en vervolgens worden gebruikt als onderlegger waarop het model direct kan worden gebouwd. U kunt naar de geometrie van het referentiemodel snappen. Tekla Structures laadt referentiemodellen alleen wanneer ze nodig zijn en niet telkens wanneer u een model opent. Tekla Structures slaat het referentiemodel niet op als u het huidige model opslaat, maar slaat de koppeling naar het referentiemodel op. De bestandsextensie van een opgeslagen eigenschappenbestand van een referentiemodel is.rmip.json. De waarden van Code, Titel, Fase en Beschrijving kunnen niet in het eigenschappenbestand standard worden opgeslagen. De volgende bestandstypen worden ondersteund: AutoCAD-bestanden.dxf AutoCAD-bestanden.dwg (ondersteunde versie ACAD2014 en eerder) Cadmatic-bestanden.3dd IFC-bestanden.ifc,.ifczip,.ifcxml IGES-bestanden.igs,.iges LandXML-bestanden.xml MicroStation-bestanden.dgn,.prp PDF-bestanden.pdf Tekla Collaboration-bestanden.tczip Referentiemodellen en compatibele indelingen 44 Een IFC-model exporteren met een basispunt

45 SketchUp-bestanden.skp (ondersteunde versie SketchUp 2016 en eerder) STEP-bestanden.stp,.STEP Sommige referentiemodellen worden automatisch in referentiemodelobjecten onderverdeeld of gesplitst. TIP U kunt het voortzetten van het markeren uitschakelen, wat het zoomen moet versnellen. Referentiemodellen in tekeningen U kunt referentiemodellen in tekeningen weergeven en de zichtbaarheid ervan aanpassen: Show reference models in drawings. Zie ook Een referentiemodel importeren (pagina 45) Referentiemodeldetails wijzigen (pagina 51) Referentiemodellen vergrendelen (pagina 53) Referentiemodellen weergeven (pagina 48) Wijzigingen tussen referentiemodelversies detecteren (pagina 54) Een vergelijkingsset voor wijzigingsdetectie in referentiemodellen definiëren (pagina 59) Referentie modelobjecten (pagina 64) Referentiemodelinhoud opvragen (pagina 63) Referentiemodelhiërarchie bekijken en referentiemodelobjecten wijzigen (pagina 65) 8.1 Een referentiemodel importeren U kunt referentiemodellen in een Tekla Structures-model importeren. U kunt de referentiemodellen gebruiken om modellen van verschillende disciplines met uw eigen model te bedekken. Deze disciplines kunnen architect, fabrieksingenieur, service-ingenieur of andere structurele disciplines zijn. 1. Open een Tekla Structures-model waarin u het referentiemodel wilt invoegen. 2. Open de lijst Referentiemodellen door op de knop Referentiemodellen in het zijvenster te klikken. 3. Klik in de lijst Referentiemodellen op de knop Model toevoegen. Referentiemodellen en compatibele indelingen 45 Een referentiemodel importeren

46 4. Als u in het dialoogvenster Model toevoegen eerder gemaakte bestanden met referentiemodeleigenschappen hebt, laadt u het gewenste bestand door de lijst met eigenschappenbestanden bovenaan te selecteren. 5. Blader in het dialoogvenster Model toevoegen naar het referentiemodel door op Bladeren te klikken. U kunt referentiemodellen ook vanuit Windows Verkenner verslepen en meerdere modellen tegelijk importeren. Raadpleeg voor een lijst met compatibele indelingen Referentiemodellen en compatibele indelingen (pagina 44). 6. Selecteer een groep voor het model of voer de naam van een groep in. Als u geen naam voor de groep invoert, wordt het referentiemodel in de groep Standaard ingevoegd. U kunt modellen ook naar een bestaande groep slepen of later een nieuwe groep maken. 7. Selecteer in Coördinatensysteem een van de volgende opties: Model voegt het model relatief ten opzichte van 0,0,0 in. Werkvlak voegt het model relatief ten opzichte van het huidige werkvlakcoördinatensysteem in. Basispunt:<naam van basispunt> voegt het model relatief ten opzichte van het basispunt in door de waarden van het coördinatensysteem Oost, Noord, Hoogtemaat en Hoek naar het noorden van de definitie van het basispunt (pagina 39) in Projecteigenschappen te gebruiken. 8. Selecteer waar u het referentiemodel wilt plaatsen. U kunt coördinaten in de Oorsprong-vakken invoeren of een positie voor de oorsprong van het referentiemodel aanwijzen. Het maximumaantal decimalen voor de coördinaten is Stel de Schaal van het referentiemodel in als deze afwijkt van degene in het Tekla Structures-model. U moet de schaal voor een DWG- of een DXF-bestand al in AutoCAD instellen. Wanneer u de eenheid voor een DWG- of DXF-bestand definieert en het bestand in AutoCAD opslaat, wordt de eenheid in Tekla Structures herkend en wordt het referentiemodel correct verschaald. Het maximumaantal decimalen voor de schaal is U kunt het model rond de Z-as van het model roteren door een locatie in het model te selecteren of de gewenste waarde in het vak Rotatie in te voeren. Het maximumaantal decimalen voor de rotatiewaarde is Klik op Meer om meer details weer te geven en de Code, Titel, Fase en Omschrijving van het referentiemodel toe te voegen. Referentiemodellen en compatibele indelingen 46 Een referentiemodel importeren

47 De titel is standaard hetzelfde als de naam van het geïmporteerde referentiemodel. Mogelijk wilt u bijvoorbeeld de naam van de discipline of het bedrijf in plaats daarvan gebruiken. De code kan een montagenummer, projectnummer of een nummer voor de boekhouding zijn. Schrijf de omschrijving volgens de bedrijfsafspraken. De fase is de ontwerpfase van het referentiemodel (niet de fase in het Tekla Structuresmodel). Hieronder ziet u een voorbeeld van deze details wanneer u het referentiemodel opvraagt. U kunt alle details ook wijzigen nadat u het model hebt ingevoegd. 12. Klik op Model toevoegen. 13. Als het ingevoegde referentiemodel buiten het werkgebied ligt en daardoor niet geheel of helemaal niet zichtbaar is in het modelvenster, geeft Tekla Structures de waarschuwing "Er staan objecten buiten het werkgebied" weer. Klik op Vergroten om het werkgebied te vergroten zodat het referentiemodel in het modelvenster wordt weergegeven. Het referentiemodel word in de huidige fase van het Tekla Structuresmodel ingevoegd. Voor IFC-referentiemodellen wordt de offsetwaarde van de hoogte niet uit het geïmporteerde referentiemodel gelezen. Als een referentiemodel wordt geïmporteerd of bijgewerkt, worden de referentiemodelgegevens naar de interne gegevensopslag van het Tekla Structures-model in de map <huidig model>\datastorage\ref gekopieerd. Het referentiemodel is zelfs zichtbaar als het oorspronkelijke bestand uit de oorspronkelijke locatie is verwijderd. De referentiemodelgegevens in deze map mogen niet worden aangeraakt. OPMERKING Importeer hetzelfde referentie model niet meerdere keren naar het Tekla Structures-model. Als er dubbele referentie modellen zijn, zijn er ook dubbele GUID's. Als u het referentiemodel wilt bijwerken, moet u het oude referentiemodel niet uit een geopend Tekla Structures-model verwijderen en door een nieuwe vervangen omdat dan het verrichte werk aan het referentieobject in het oude model verloren gaat. Gebruik in plaats daarvan de functionaliteit van de wijzigingsdetectie. Zie ook Referentiemodeldetails wijzigen (pagina 51) Referentiemodellen en compatibele indelingen 47 Een referentiemodel importeren

48 8.2 Referentiemodellen weergeven Er zijn veel manieren waarop u kunt selecteren wat u over de referentiemodellen wilt weergeven en hoe. Taak: Open de lijst Referentiemodellen Referentiemodellen verbergen en weergeven Een groep referentiemodellen verbergen en weergeven Actie: Klik op de knop Referentiemodellen in het zijvenster aan de rechterkant van het Tekla Structures-hoofdvenster. Klik op de oogknop dat u wilt verbergen. naast het model De knop wijzigt in en het referentiemodel wordt in het 3D-venster verborgen. Klik nogmaals op de oogknop om het model weer te geven. Klik op de oogknop naast de groep die u wilt verbergen. Het groepsoogknop en de oogknoppen van het referentiemodel wijzigen alle naar en alle referentiemodellen die in de groep zijn opgenomen worden in het Tekla Structures-model verborgen. Klik nogmaals op de oogknop om alle modellen in de groep weer te geven. Als een groep zowel verborgen als zichtbare modellen bevat, ziet de oogknop voor de groep er als volgt uit Het referentiemodel in het 3Dvenster markeren Referentiemodeldetails weergeven. Als er zich geen referentiemodellen in een groep bevinden, ziet de oogknop zoals dit uit. Klik op het referentiemodel in de lijst Referentiemodellen. Dubbelklik op het referentiemodel in de lijst Referentiemodellen. Referentiemodellen en compatibele indelingen 48 Referentiemodellen weergeven

49 Taak: Details van referentiemodelobjecten weergeven Actie: 1. Dubbelklik op het referentiemodel in de Referentiemodellen. 2. Zorg dat de selectieknop Selecteer merk (voor merken) of Selecteer Roteer het referentiemodel rondom de Z-as van het model. Referentiemodellayers verbergen en weergeven object in merk actief is. (voor onderdelen) 3. Selecteer het referentiemodel, houd Shift ingedrukt en scroll naar het hiërarchische niveau waarop zich het gewenste referentiemodelobject bevindt. 4. Selecteer het object en dubbelklik erop om de details van het referentiemodelobject te openen. Voer de gewenste waarde in het vak Rotatie in. U kunt de rotatie ook aanwijzen. 1. Dubbelklik op het referentiemodel in de lijst Referentiemodellen om de details te openen. 2. Klik op de kleine pijl op de regel Layers om de lijst met layers weer te geven. 3. U kunt afzonderlijke layers of alle layers weergeven en verbergen: Als u alle layers wilt verbergen, klikt u op de Layers- op de oogknop regel. Als u afzonderlijke layers wilt verbergen, klikt u op de oogknoppen van de afzonderlijke layers. Als u meerdere layers wilt verbergen, houdt u Ctrl ingedrukt, klikt u op de gewenste layers en klikt u vervolgens op de oogknop van één van de geselecteerde layers. Als de lijst Layers zowel verborgen als zichtbare layers bevat, ziet de oogknop voor de regel Layers er als volgt uit. Referentiemodellen en compatibele indelingen 49 Referentiemodellen weergeven

50 Taak: Actie: Als u alle layers verbergt, wijzigt de oogknop voor de regel Layers naar Wijzigingen tussen verschillende versies van referentiemodellen detecteren Alle referentiemodellen vernieuwen. Als u afzonderlijke layers verbergt, wijzigt de oogknop voor verborgen layers naar. Raadpleeg voor details over wijzigingsdetectie Wijzigingen tussen referentiemodelversies detecteren (pagina 54). Raadpleeg voor details over vergelijkingssets Een vergelijkingsset voor wijzigingsdetectie in referentiemodellen definiëren (pagina 59). Als de bestandsnaam of het pad niet is gewijzigd, opent u de lijst Referentiemodellen en klikt op de knop Eén enkel referentiemodel vernieuwen Verversen. Alle modellen die niet up-to-date zijn, worden opnieuw geladen. Als een referentiemodel niet wordt gevonden, wordt er een waarschuwingssymbool weergegeven. Als de bestandsnaam of het pad niet is gewijzigd, opent u de referentiemodeldetails, bladert u naar het nieuwe bestand en klikt u op Wijzigen. U kunt ook vergrendelde referentiemodellen vernieuwen als u de variabele XS_REFRESH_ALSO_LOCKED_REFERENCE_MO DELS op TRUE in Bestand --> Instellingen --> Variabelen --> Importeren hebt ingesteld. 1. Dubbelklik op het referentiemodel in de lijst Referentiemodellen om de details te openen. 2. Klik op de knop Verversen. Het model wordt opnieuw geladen. Als het referentiemodel niet wordt gevonden, wordt er een Referentiemodellen en compatibele indelingen 50 Referentiemodellen weergeven

51 Taak: Gebruikersattributen weergeven Actie: waarschuwingssymbool weergegeven. 1. Dubbelklik op het referentiemodel in de lijst Referentiemodellen om de details te openen. 2. Klik op de kleine pijl op de regel Gebruikersattributen om de lijst met gebruikersattributen weer te geven. 3. De gebruikersattributen die voor referentiemodellen in het bestand objects.inp zijn opgegeven, worden in de lijst Gebruikersattributen weergegeven. Voer een waarde uit de lijst in of selecteer deze. Het bestand objects.inp bevindt zich standaard in..\programdata\tekla Structures\<versie> \environments\common\inp. U hebt misschien ook enkele bestanden objects.inp die u wijzigt en in bedrijfsof projectmappen bewaart. Deze bestanden worden in een bepaalde volgorde gelezen. Zie ook Referentiemodeldetails wijzigen (pagina 51) Referentie modelobjecten (pagina 64) Referentiemodelhiërarchie bekijken en referentiemodelobjecten wijzigen (pagina 65) Referentiemodellen vergrendelen (pagina 53) 8.3 Referentiemodeldetails wijzigen Nadat u een referentiemodel hebt ingevoegd, kunt u de details wijzigen. Beperking: De coördinaten die in het gebied Details worden gegeven, zijn altijd relatief ten opzichte van de modelcoördinaten. U kunt het Referentiemodellen en compatibele indelingen 51 Referentiemodeldetails wijzigen

52 coördinatensysteem alleen wijzigen als het modelcoördinatensysteem in het referentiemodel wordt gebruikt. 1. Klik op de knop Referentiemodellen in het zijvenster aan de rechterzijde van het Tekla Structures-hoofdvenster. 2. Dubbelklik in de lijst Referentiemodellen op het referentiemodel dat u wilt wijzigen. 3. Klik op de regel Details op de pijl en wijzig de gewenste details als volgt: Wijzig Code, Titel, Fase en Beschrijving van het referentiemodel. De code kan een montagenummer, projectnummer of een nummer voor de boekhouding zijn. De titel is standaard hetzelfde als de naam van het geïmporteerde referentiemodel. Mogelijk wilt u bijvoorbeeld de naam van de discipline of het bedrijf in plaats daarvan gebruiken. Schrijf de omschrijving volgens de bedrijfsconventies. De fase is de ontwerpfase van het referentiemodel (niet de fase in het Tekla Structures-model). U kunt met het vak Bestand een andere versie van het referentiemodel importeren. In het vak Groep kunt u een nieuwe groep voor het referentiemodel selecteren. U kunt de selectie Locatie door ook wijzigen. Als het referentiemodel is ingevoegd door een startpunt te gebruiken en u de Locatie door wijzigt, zijn de offsetwaarden ten opzichte van het startpunt relatief. Als u op Wijzigen klikt, wordt de modelpositie op basis van de instellingsverschillen Oostcoördinaat, Noordcoördinaat en Verhoging gewijzigd. U kunt de Offset wijzigen door nieuwe coördinaten in te voeren of door een nieuwe offset aan te wijzen. U kunt de Rotatie wijzigen door een nieuwe waarde in te voeren of een nieuwe locatie aan te wijzen. Klik op de pijl op de regel Gebruikersattributen en voer waarden voor de gebruikersattributen in. U kunt reeksen (teksten) invoeren, datums selecteren of numerieke gegevens invoeren afhankelijk van het type van het gebruikersattribuut. De gebruikersattributen van het referentiemodel worden in hun eigen gedeelte in het bestand objects.inp gedefinieerd. Als u meerdere bestanden objects.inp hebt, worden deze in een bepaalde leesvolgorde gelezen. Raadleeg voor meer informatie Customizing user-defined attributes. 4. Klik op Wijzig. De wijzigingen die u hebt gemaakt, worden in het referentiemodel geïmplementeerd. Referentiemodellen en compatibele indelingen 52 Referentiemodeldetails wijzigen

53 Zie ook Een referentiemodel importeren (pagina 45) 8.4 Referentiemodellen vergrendelen U kunt voorkomen dat referentiemodellen worden verplaatst en er detailupdates op worden uitgevoerd door de referentiemodellen te vergrendelen. 1. Klik op de knop Referentiemodellen in het zijvenster aan de rechterzijde van het Tekla Structures-hoofdvenster. 2. Beweeg uw muis over het gewenste referentiemodel in de lijst Referentiemodellen. De knop Vergrendelen wordt weergegeven. 3. Klik op de knop Vergrendelen. Het referentiemodel is nu vergrendeld. U kunt alleen waarden voor gebruikersattributen toevoegen en met layers werken, maar u kunt de details op geen enkele andere manier wijzigen en het model niet verplaatsen. Als u meerdere referentiemodellen wilt vergrendelen, selecteert u de modellen in de lijst en klikt u op de knop Vergrendelen referentiemodellen. van één van Als u het referentiemodel wilt ontgrendelen, klikt u opnieuw op de knop Vergrendelen. Zie ook Referentiemodellen en compatibele indelingen (pagina 44) Referentiemodeldetails wijzigen (pagina 51) Referentiemodellen en compatibele indelingen 53 Referentiemodellen vergrendelen

54 8.5 Wijzigingen tussen referentiemodelversies detecteren U kunt de wijzigingen tussen verschillende IFC-referentiemodelversies in Tekla Structures met wijzigingsdetectie controleren. U kunt wijzigingsdetectie gebruiken om wijzigingen tussen referentiemodellen vanuit andere disciplines zoals engineer of detailtekenaar te detecteren. De wijzigingen worden op objectniveau gedetecteerd. U kunt ook Tekla Structures-modellen vergelijken als u minimaal twee keer een Tekla Structures-model naar IFC-indeling hebt geëxporteerd. Tekla Structures slaat versies van referentiemodellen voor wijzigingsdetectie op. Versiebeheer is ook nodig voor het weergeven van delingswijzigingen en wijzigingsbeheer van objectconversie. Beperkingen Eigenschapsvergelijking werkt alleen voor IFC-referentiemodellen of op IFC gebaseerde referentiemodellen. De volgende indelingen worden ondersteund:.ifc.ifcxml.ifczip.tczip Wijzigingsdetectie U kunt wijzigingen tussen twee opgeslagen referentiemodelversies of tussen een opgeslagen versie en de bekeken versie van het referentiemodel weergeven. In beide gevallen moet u wijzigingsdetectie activeren: 1. Open de lijst Referentiemodellen door op de knop Referentiemodellen in het zijpaneel te klikken. 2. Open een referentiemodel door op het model in de lijst Referentiemodellen te dubbelklikken. 3. Open de lijst Wijzigingsdetectie door op de pijl op de regel Wijzigingsdetectie te klikken. Wijzigingsdetectie tussen opgeslagen versie en bekeken bestandsversie van het model Het vak van het bestandspad bevat automatisch het gehele bestandspad naar het huidige oorspronkelijke bestand van het referentiemodel. Als een bestand van een referentiemodel met dezelfde naam is gewijzigd, kunt u de wijzigingsdetectie uitvoeren en stap 1 en 3 hieronder overslaan. 1. Klik op... en blader naar een eerdere versie van het referentiemodel. Referentiemodellen en compatibele indelingen 54 Wijzigingen tussen referentiemodelversies detecteren

55 2. Schakel het selectievakje Dit model is nieuwer naast het bestandspad in als u wilt definiëren dat het in het vak weergegeven bestand nieuwer is. 3. Zorg ervoor dat u zowel het oorspronkelijke referentiemodel als de bekeken referentiemodelversie zichtbaar hebt door in het gedeelte Wijzigingsdetectie de oogknoppen op actief in te stellen. 4. Als u indien nodig de vergelijkingsset wilt wijzigen, klikt u op de knop en definieert u de set die u wilt gebruiken. Klik vervolgens op Aanzicht bijwerken. De vergelijkingsset bevat de eigenschappen die u in de versievergelijking wilt gebruiken. U kunt het volgende in de wijzigingenlijst en in de lijst met de eigenschapsdetails doen: Klik op een regel van de wijzigingenlijst om de betreffende lijst met eigenschapsdetails in het zijpaneel te openen. De inhoud van de lijst met eigenschapsdetails is afhankelijk van de vergelijkingsvoorwaarden die u gebruikt. De lijst met details geeft ook aan hoe de afzonderlijke eigenschappen in de kolommen Oude waarde en Nieuwe waarde zijn gewijzigd. Als u het object in het model wilt weergeven, schakelt het selectievakje Objecten in het model selecteren in en klikt u vervolgens op een regel in de wijzigingenlijst. U kunt geen verwijderde objecten selecteren. De oudere status van een object wordt in het modelvenster getekend wanneer u het corresponderende object in de wijzigingenlijst selecteert. Referentiemodellen en compatibele indelingen 55 Wijzigingen tussen referentiemodelversies detecteren

56 Als u het object in de wijzigingenlijst wilt markeren, schakelt u het selectievakje Geselecteerde objecten uit het model halen in en klikt u vervolgens op een object in het model. Als u op het geselecteerde object in het model wilt inzoomen, schakelt u het selectievakje Inzoomen op geselecteerde in en klikt u vervolgens op een regel in de wijzigingenlijst. U kunt ook op verwijderde objecten inzoomen. De oudere status van een referentiemodelobject wordt in een oranje kleur in het 3D-aanzicht getekend wanneer u het corresponderende object selecteert. Als u alleen wijzigingen in de lijst met eigenschapsdetails wilt weergeven, schakelt u het selectievakje Alleen wijzigingen weergeven in en klikt u vervolgens op een regel in de wijzigingenlijst. U kunt naar specifieke items zoeken met het zoekvak onderaan. Als de wijzigingenlijst verdwijnt, kunt u deze terugkrijgen door op de knop Wijzigingenlijst in het zijvenster te klikken. Als de detaillijst verdwijnt, kunt u deze terugkrijgen door op de knop Eigenschapsdetails in het zijvenster te klikken. Deze twee knoppen zijn alleen zichtbaar wanneer het commando Wijzigingsdetectie actief is. Referentiemodel bijwerken en wijzigingen tussen versies detecteren U kunt een referentiemodel met een andere versie van het model bijwerken en de wijzigingen tussen deze twee referentiemodelversies detecteren. 1. Open een andere revisie van het referentiemodel door er in het vak Bestand naar te bladeren en op Wijzigen te klikken. Dit werkt het oorspronkelijke referentiemodel bij met de gewijzigde gegevens in de andere referentiemodelversie. U kunt verschillende versies openen, maar u kunt slechts twee versies tegelijk vergelijken. U hoeft geen referentiemodellen naar de modelmap te kopiëren. 2. Klik op de regel Wijzigingsdetectie op de pijl op de regel om de lijst Wijzigingsdetectie te openen. De huidige versie heeft in de lijst Wijzigingsdetectie een vet lettertype. De nieuwste versie staat bovenaan en de oudste onderaan. 3. Zorg ervoor dat beide modellen zichtbaar zijn door de oogknoppen in de lijst Wijzigingsdetectie in te schakelen. De vergelijking is alleen actief wanneer twee oogknoppen actief zijn. U kunt niet meer dan twee oogknoppen tegelijkertijd actief hebben. Als u een derde referentiemodel in de lijst activeert, wordt de oudere versie van Referentiemodellen en compatibele indelingen 56 Wijzigingen tussen referentiemodelversies detecteren

57 een eerder zichtbaar model automatisch als inactief ingesteld en de vergelijking wordt uitgevoerd tussen de twee modellen die het oog actief hebben. 4. Stel in de lijst Wijzigingsdetectie een andere versie dan de huidige versie in door met de rechtermuisknop op de versie in de lijst te klikken en Als huidige instellen te selecteren. 5. Als u de vergelijkingsset wilt wijzigen, klikt u op de knop... en definieert u de set die u wilt gebruiken. Klik vervolgens op Aanzicht bijwerken. De vergelijkingsset bevat de eigenschappen die u in de versievergelijking wilt gebruiken. 6. Als u een versie wilt verwijderen, klikt u met de rechtermuisknop de versie in de lijst Wijzigingsdetectie en selecteert u Verwijderen. De huidige modelversie wordt gewijzigd en deze wijziging wordt in multiuser modus of Tekla Model Sharing gedeeld. U moet vooral op de versie en het bijwerken in een project letten. Als u bijvoorbeeld een versie verwijdert, wordt het huidige model bijgewerkt en kunt u conflicten krijgen. 7. Selecteer één van de of alle selectievakjes voor de volgende opties: Gewijzigd, Niet gewijzigd, Ingevoegd en/of Verwijderd en klik vervolgens op de knop Aanzicht bijwerken die wordt weergegeven als u een optie selecteert. Selecteer bijvoorbeeld Ingevoegd om de objecten die in één van de twee versies zijn ingevoegd met een groene kleur weer te geven. De wijzigingenlijst en de lijst met de details worden weergegeven. De inhoud van de wijzigingenlijst is gebaseerd op de IFC-inhoud en bevat alle fysieke objecttypen. De kleuren zijn hetzelfde als die in de Wijzigingsdetectie. 8. U kunt het volgende in de wijzigingenlijst en in de lijst met de details doen: Klik op een regel van de wijzigingenlijst om de betreffende lijst met eigenschapsdetails in het zijpaneel te openen. De lijst met eigenschapsdetails bevat minstens de naam, de locatie als oorsprong en de eigenschappen van de eigenschappenset. In principe is de inhoud hetzelfde als in de informatielijst van het referentieobject. De Referentiemodellen en compatibele indelingen 57 Wijzigingen tussen referentiemodelversies detecteren

58 lijst met details geeft ook aan hoe de afzonderlijke eigenschappen in de kolommen Oude waarde en Nieuwe waarde zijn gewijzigd. Als u het object in het model wilt markeren, schakelt het selectievakje Objecten in het model selecteren in en klikt u vervolgens op een regel in de wijzigingenlijst. U kunt geen verwijderde objecten selecteren. Als u het modelobject in de wijzigingenlijst wilt markeren, schakelt u het selectievakje Geselecteerde objecten uit het model halen in en klikt u vervolgens op een object in het model. Als u op het geselecteerde object in het model wilt inzoomen, schakelt u het selectievakje Inzoomen op geselecteerde in en klikt u vervolgens op een regel in de wijzigingenlijst. U kunt ook op verwijderde objecten inzoomen. Als u alleen wijzigingen in de lijst met eigenschapsdetails wilt weergeven, schakelt u het selectievakje Alleen wijzigingen weergeven in en klikt u vervolgens op een regel in de wijzigingenlijst. De oudere status van een referentiemodelobject wordt in een oranje kleur in het 3D-aanzicht getekend wanneer u het corresponderende object selecteert. U kunt naar specifieke items zoeken met het zoekvak onderaan. Als de wijzigingenlijst verdwijnt, kunt u deze terugkrijgen door op de knop Wijzigingenlijst in het zijvenster te klikken. Als de detaillijst verdwijnt, kunt u deze terugkrijgen door op de knop Eigenschapsdetails in het zijvenster te klikken. Deze twee knoppen zijn alleen zichtbaar wanneer het commando Wijzigingsdetectie actief is. Vergelijkingsvolgorde wijzigen Schakel het selectievakje Dit model is nieuwer om te definiëren dat het in het bestandspadvak weergegeven bestand nieuwer is dan het andere vergeleken bestand. Als het bestand is bijgewerkt, verschijnt het automatisch in het vak en is het selectievakje ingeschakeld. Referentiemodellen en compatibele indelingen 58 Wijzigingen tussen referentiemodelversies detecteren

59 Het is mogelijk om als nieuwer (standaard) of ouder te vergelijken. Schakel het selectievakje Dit model is nieuwer naast het bestandspadvak in als u wilt definiëren dat het in het vak weergegeven bestand nieuwer is. Macro voor het selecteren van oorspronkelijke objecten van Tekla Structures De macro SelectCorrespondingObjectsBasedOnIfcObjectsSelection is handig voor gevallen waarin u oorspronkelijke objecten naar IFC hebt geëxporteerd, het IFC-model weer in hetzelfde oorspronkelijke model hebt ingevoegd en u vervolgens de corresponderende Tekla Structures-objecten wilt selecteren. U wilt mogelijk de corresponderende objecten selecteren wanneer u bijvoorbeeld uw eigen gebruikersattributen aan alle bijgewerkte en geselecteerde oorspronkelijke objecten wilt toevoegen. Oude referentiemodelversies automatisch verwijderen U kunt oude referentiemodelversies verwijderen met de variabele XS_REFERENCE_MODEL_KEEP_VERSIONS_COUNT. Zie ook Een referentiemodel importeren (pagina 45) IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren (pagina 74) 8.6 Een vergelijkingsset voor wijzigingsdetectie in referentiemodellen definiëren Wijzigingsdetectie in Tekla Structures vergelijkt verschillende versies van het referentiemodel op basis van een vergelijkingsset die u informeert of Tekla Structures een wijziging in een eigenschap als een wijziging beschouwd of niet. U kunt de set standard voor eigenschapsvergelijking gebruiken of een eigen vergelijkingsset definiëren. Referentiemodellen en compatibele indelingen 59 Een vergelijkingsset voor wijzigingsdetectie in referentiemodellen definiëren

60 Wanneer de wijzigingsdetectie is ingeschakeld, geeft de wijzigingenlijst geeft in het referentiemodel alle verwijderde, gewijzigde, nieuwe en niet-gewijzigde objecten weer. De lijst met eigenschapsdetails bevat alleen de eigenschappen die door de huidige vergelijkingsset met voorwaarden moet worden vergeleken. Wanneer u een vergelijkingsbestand opslaat, worden zowel het bestand standard als een aangepast vergelijkingssetbestand naar de map \attributes onder de modelmap opgeslagen. Het bestand standard kan alleen uit de modelmap worden verwijderd als het in een andere locatie bestaat. Als het opslaan of verwijderen van het standaardbestand niet lukt, krijgt u een foutbericht. Een nieuwe vergelijkingsset maken 1. Klik in Wijzigingsdetectie op de knop Vergelijkingssets... om het dialoogvenster Vergelijkingssets te openen. 2. Voer een naam voor de vergelijkingsset in. 3. Voeg een nieuwe vergelijkingsvoorwaarde toe door op de knop Regel toevoegen te klikken en de eigenschapsnaam in te voeren of te kopiëren en plakken. U kunt bij wijzigingsdetectie eigenschapsnamen rechtstreeks uit de lijst met eigenschapsdetails kopiëren en plakken. Als meer eigenschappen binnen één voorwaarde wilt opnemen, gebruik een sterretje (*), bijvoorbeeld: X* (alles wat met X begint) *X (alles wat op X eindigt) Als u slechts één eigenschap van een eigenschappenset wilt vergelijken, schakelt u het selectievakje Eigenschappensets uit en maakt u een aparte voorwaarde voor die eigenschap. Als u alle eigenschappensets en niet één eigenschap wilt vergelijken, schakelt u het selectievakje Eigenschappensets in, maakt u een voorwaarde voor die eigenschap en laat u zijn selectievakje leeg. Vergelijkingsvoorwaarden zijn hoofdlettergevoelig. Alle voorwaarden in vergelijkingsset beïnvloeden de vergelijking als de versie van het referentiemodel een overeenkomstige eigenschap heeft. 4. Voeg op dezelfde manier als in stap 2 en 3 meer voorwaarden toe. Referentiemodellen en compatibele indelingen 60 Een vergelijkingsset voor wijzigingsdetectie in referentiemodellen definiëren

61 5. Als u een voorwaarde wilt verwijderen, selecteert u de voorwaarde en klikt u op de knop Voorwaarde verwijderen. U kunt geen vaste vergelijkingsvoorwaarden zoals Geometrie, Locatie, Rotatie, Materialen, Profielen, Producten, Algemene attributen of Eigenschappensets verwijderen, maar u kunt die van vergelijking uitsluiten door de selectievakjes ernaast leeg te laten. 6. Zorg ervoor dat u het selectievakje hebt ingeschakeld naast alle vergelijkingsvoorwaarden die u in de vergelijkingsset wilt opnemen. Als u geen voorwaarden wilt opnemen, schakel u het selectievakje uit. 7. Klik op de knop Opslaan. 8. Sluit het dialoogvenster van de vergelijkingsset door op de knop Sluiten te klikken. Als u uw wijzigingen niet hebt opgeslagen, wordt u gevraagd of u de wijzigingen wilt bewaren wanneer u het dialoogvenster sluit. 9. Klik op de knop Aanzicht bijwerken. Eigenschappen in een set vergelijkingseigenschappen Een vergelijkingsset kan de volgende typen eigenschappen bevatten: Vrije eigenschappen in een eigenschappenset, zoals BaseQuantities.NetVolume Vaste eigenschappen die altijd in het vergelijkingssetbestand bestaan maar van de vergelijking kunnen worden uitgesloten De vaste eigenschappen worden hieronder weergegeven: Geometrie Eigenschapstype Objectmaatlijnen Beschrijving Referentiemodellen en compatibele indelingen 61 Een vergelijkingsset voor wijzigingsdetectie in referentiemodellen definiëren

62 Eigenschapstype Locatie Rotatie Materiaal Profiel Product Algemene attributen Beschrijving De coördinaten van het object in het model De rotatiecoördinaten van het object Materiaalnaam en -kwaliteit Profielnaam IfcProduct-parameters die per objecttype kunnen variëren. Sommige eigenschappen zijn optioneel. Hieronder ziet u voorbeelden van producteigenschappen voor IfcColumn: Volledige naam applicatie Applicatie-identificeerder Wijzigingshandeling Creatiedatum Beschrijving Familienaam Gegeven naam Is ingesteld als laatste wijzigingsdatum Laatste wijzigingsdatum Tussennamen Naam Objecttype Organisatiebeschrijving Organisatienamen Organisatiestructuur Structuur Status Versie Hieronder ziet u voorbeelden van algemene attributen voor IfcColumn: Extern gebruik Brandwerendheid Momentlasten Referentiemodellen en compatibele indelingen 62 Een vergelijkingsset voor wijzigingsdetectie in referentiemodellen definiëren

63 Eigenschapstype Eigenschappensets Referentie Beschrijving COLUMNTYPE->GUID GUID Wat er aan IFC-eigenschappen is toegevoegd. Hieronder ziet u voorbeelden van eigenschappen van eigenschappensets voor IfcColumn: BaseQuantities.Length [mm] BaseQuantities.NetWeight [kg] BaseQuantities.NetVolume [mm³] BaseQuantities.OuterSurfaceArea [m²] Tekla Common.Bottom elevation Tekla Common.Class Tekla Common.Phase Tekla Common.Preliminary mark Tekla Common.Top elevation Tekla Quantity.Area per tons [m²] Tekla Quantity.Gross footprint area [m²] Tekla Quantity.Height [mm] Tekla Quantity.Length [mm] Tekla Quantity.Net surface area [m²] Tekla Quantity.Weight [kg] Tekla Quantity.Width [mm] Tekla Quantity.Volume [mm³] 8.7 Referentiemodelinhoud opvragen U kunt de inhoud van een referentiemodel opvragen. Dit is iets wat u mogelijk na het importeren van een referentiemodel in Tekla Structures wilt doen. 1. Klik op het lint op Object opvragen. Referentiemodellen en compatibele indelingen 63 Referentiemodelinhoud opvragen

64 2. Klik in uw Tekla Structures-model op het referentiemodel dat u wilt bekijken. De inhoud van het referentie model wordt weergegeven in het dialoogvenster Informatie - Object. Zie ook Een referentiemodel importeren (pagina 45) Referentiemodellen en compatibele indelingen 64 Referentie modelobjecten

65 8.8 Referentie modelobjecten Sommige typen referentiemodellen worden automatisch onderverdeeld in referentiemodelobjecten, die afzonderlijke onderdelen van geïmporteerde referentiemodellen zijn. U kunt voor elk referentiemodelobject apart gebruikersattributen definiëren en deze voor lijsten en de venster- en selectiefilters gebruiken. Ze kunnen ook naar een Tekla Structures-model worden verplaatst waaraan momenteel wordt gewerkt. De gegevens die in een referentiemodelobject zijn opgenomen, kunnen in de modeldatabase worden opgeslagen. De referentie modelobjecten zijn alleen-lezen. Of uw referentiemodel splitsen ondersteunt, hangt af van de bestandsindeling en de -structuur..ifc-modellen worden altijd automatisch onderverdeeld en.dwg-bestanden die één van de volgende objecten bevatten worden ook automatisch onderverdeeld: block table polyface mesh polygon mesh proxy object (bijvoorbeeld ADT); ACIS-objecten (3DSolid, Body, Region). De bestandsindelingen.dgn,.prp,.skp,.step en.iges worden niet onderverdeeld. TIP Als u een benodigd referentieobjectattribuut wilt vermelden, kunt u informatie over een referentieobject in het model opvragen om de eigenschapsnaam te bekijken en vervolgens die eigenschapsnaam in de Template Editor toe te voegen om in een referentieregel* te kunnen worden vermeld. Zie ook Referentiemodellen en compatibele indelingen (pagina 44) 8.9 Referentiemodelhiërarchie bekijken en referentiemodelobjecten wijzigen U kunt de referentiemodelhiërarchie weergeven en het hiërarchieniveau van verschillende objecten controleren. U kunt ook gebruikersattributen aan de referentiemodelobjecten toevoegen. De toegevoegde attributen kunnen bijvoorbeeld voor het filteren worden gebruikt. Daarnaast kunt u de oorspronkelijke referentieobjectattributen en -eigenschappen weergeven. Referentiemodellen en compatibele indelingen 65 Referentiemodelhiërarchie bekijken en referentiemodelobjecten wijzigen

66 1. Zorg ervoor dat de selectieknop Selecteer merk (voor merken) of de selectieknop Selecteer object in merk (voor onderdelen) actief is. 2. Wijs het referentiemodel aan, houd Shift ingedrukt en blader met de middelste muisknop naar het hiërarchische niveau waar zich het referentieobject bevindt.als de cursor te dicht bij een stramien komt, wordt de hiërarchie niet geschoven. 3. U kunt het volgende doen: Als u de oorspronkelijke referentieobjecteigenschappen en de attributen wilt opvragen, klikt u met de rechtermuisknop op het object en selecteert u Informatie. Als u de gebruikersattributen van een referentieobject wilt weergeven of wijzigen, dubbelklikt u op het object om de objectdetails van het referentiemodel te openen. TIP Er zijn nog veel meer commando's voor de geselecteerde referentiemodelobjecten beschikbaar. Bekijk de rest van de commando's in het contextmenu. Hieronder ziet u een voorbeeld van een referentiemodel dat een sanitairsysteem weergeeft. Als u door de hiërarchie wilt scrollen, moet de selectieknop Selecteer merk of Selecteer object in merk zijn ingeschakeld. Het IfcProject op 0-niveau in het voorbeeld is het hoogste niveau. Referentiemodellen en compatibele indelingen 66 Referentiemodelhiërarchie bekijken en referentiemodelobjecten wijzigen

67 Hieronder ziet u een van de referentieobjecten op 3-niveau (IfcBuildingStorey) van hetzelfde referentiemodel. Het laatst niveau (niveau 4) geeft de individuele onderdelen weer. Referentiemodellen en compatibele indelingen 67 Referentiemodelhiërarchie bekijken en referentiemodelobjecten wijzigen

68 In het onderstaande voorbeeld is één van de referentieobjecten op het laagste niveau opgevraagd. Referentiemodellen en compatibele indelingen 68 Referentiemodelhiërarchie bekijken en referentiemodelobjecten wijzigen

69 8.10 Referentie model merken Geïmporteerde IFC-referentie modellen kunnen merken bevatten. U kunt in het modelvenster merken in referentie modellen selecteren en informatie over het merkniveau weergeven in Tekla Structures. U kunt gebruikersattributen toevoegen aan referentie model merken. Referentiemodellen en compatibele indelingen 69 Referentie model merken

70 U kunt het commando Informatie gebruiken om informatie over merken in referentie modellen weer te geven. U kunt bijvoorbeeld GUID's van childobjecten weergeven. U kunt lijsten maken om informatie over merken in referentie modellen weer te geven. Zie ook Select reference models, reference model objects and assemblies Inquire object properties Create a report REFERENCE_ASSEMBLY Referentiemodellen en compatibele indelingen 70 Referentie model merken

71 9 IFC IFC staat voor Industry Foundation Classes, de set internationaal gestandaardiseerde objectdefinities voor gebruik in de bouwwereld. IFC is door buildingsmart ontwikkeld als een open standaard. IFC biedt een gemeenschappelijk platform op hoog niveau voor het delen van intelligente objecten, zoals gebouwelementen, tussen disciplines gedurende de levenscyclus van een gebouw. Het voornaamste voordeel van IFC's is de beschrijving van objecten. Niet alleen bewaart het IFC-protocol de volledige geometrische beschrijving in 3D, maar beschrijft het ook de locatie en de relaties, zowel als alle eigenschappen (of parameters) van ieder object. Zie ook IFC importeren (pagina 74) IFC-uitwisselbaarheidsconcepten (pagina 71) IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren (pagina 74) IFC-export (pagina 90) 9.1 IFC-uitwisselbaarheidsconcepten Enkele algemene termen en concepten die bij IFC-import, -export en - conversie worden gebruikt worden hieronder uitgelegd. B-rep B-rep of grensweergave is een methode om vormen weer te geven die de grenzen gebruiken. Een solid wordt weergegeven als verzameling van verbonden oppervlakelementen, die de grens tussen solid en niet-solid weergeven. CSG CSG or Constructive Solid Geometry is een techniek die bij solid modelleren wordt gebruikt. Met CSG kan een modelleerder een complex oppervlak of IFC 71 IFC-uitwisselbaarheidsconcepten

72 object maken door Booleaanse bewerkingen te gebruiken om eenvoudiger objecten te combineren. Booleaanse bewerkingen op sets Verbinding: Snijpunt: IFC 72 IFC-uitwisselbaarheidsconcepten

73 Verschil: Extrusie Met opschonen kan een tweedimensionale vlakdoorsnede de ruimte opschonen. Geroteerde extrusie Een geroteerde extrusie of een solid van een omwenteling is een solid die door een vlakdoorsnede rond een rechte lijn (de as) die in hetzelfde vlak ligt wordt verkregen. Willekeurige profielen Behalve geparametriseerde profielen is er een vrij profielvormtype met de naam willekeurige profielen. Deze profielen worden gedefinieerd door een ifccurve die lineaire en gebogen segmenten kan hebben. Dunne wandprofielen kunnen door een hartlijn en een dikte worden gedefinieerd. Andere profielen worden gedefinieerd door een gesloten vorm. De gesloten vorm van profielen kan wel of geen binnenste werkelijke gaten hebben. IFC 73 IFC-uitwisselbaarheidsconcepten

74 Geparametriseerde profielen Er zijn verschillende de geparametriseerde profielen beschikbaar in de IFCspecificatie. Die bevatten standaard warm gewalst staal, I, L, T, U, en Z- profielen, koude gevormde C-profielen, en algemene rechthoekige en ronde profielen met of zonder een holte. Deze profielen zijn gedefinieerd met hun parameters zoals breedte, hoogte, lijfdikte en flensdikte. 9.2 IFC importeren U kunt IFC-modellen als referentiemodellen in Tekla Structures importeren en eventueel de geïmporteerde IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren door de IFC-objectconverter of geselecteerde IFC-referentieobjecten via conversiewijzigingsbeheer te gebruiken. U kunt geïmporteerde IFC-referentiemodellen bijvoorbeeld voor clash checks, lijsten en plannen gebruiken. Tekla Structures ondersteunt de volgende IFC-schema's: IFC2X3 (aanbevolen) IFC4 De IFC-certificering is door de IFC-importfunctionaliteit door buildingsmart internationaal verleend. Raadpleeg voor een lijst met IFC-gecertificeerde applicaties Gecertificeerde software. Raadpleeg voor een lijst met applicaties/utilities die door hun ontwikkelaars bedoeld zijn om IFC-importfunctionaliteit en/of -exportfunctionaliteit te bieden Lijst met alle IFC-applicaties. De IFC-referentiemodelimport (pagina 45) in Tekla Structures ondersteunt alle subobjecten van de klasse IfcBuildingElement en subobjecten van de klasse IfcProduct, waaronder: Architectonische entiteiten Structurele entiteiten Bouwservice-entiteiten IFC- (.ifc) en ifcxml-indelingen (.ifcxml) worden ondersteund. U kunt gecomprimeerde (.ifczip) of niet-gecomprimeerde importbestanden gebruiken. IFC4 ondersteunt geen ifcxml. Zie ook IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren (pagina 74) IFC 74 IFC importeren

75 9.3 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structuresobjecten converteren U kunt de meeste lineaire IFC-referentieobjecten zoals liggers, kolommen, windverbanden, platen, funderingen en wanden naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren. De conversie ondersteunt ook polyprofielen die gebogen doorsneden hebben, oorspronkelijk vanuit Tekla Structures zijn geëxporteerd en gebruikersattributen met een tekenreeks, geheel getal en een dubbel type hebben. Het doel van het converteren van IFC-objecten in Tekla Structures is om te helpen bij het maken van het structurele model en in een vroeg modelleerstadium herbewerking te voorkomen. Bij IFC-objectconversie worden de IFC-objecten als items of als extrusie geconverteerd. Een conversie als item betekent dat een IFC-object als een Tekla Structures-item wordt geconverteerd, waarbij de 3D-vorm de geometrie van het item definieert. Een conversie als extrusie (pagina 71) betekent dat een IFC-object wordt geconverteerd als een onderdeel (kolom, ligger, plaat, enzovoort) dat een profiel geëxtrudeerd heeft om de lengte van het onderdeel te maken. Bij IFC-objectconversie moet u het volgende doen: 1. Controleer vóór het converteren of de profielen en eenheden in het IFCreferentiemodel compatibel met uw omgeving zijn. 2. Controleer de objectconversie-instellingen in het dialoogvenster Instellingen IFC-objectconversie en wijzig deze indien nodig. 3. Converteer de IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structuresobjecten. Er zijn twee alternatieve manieren in objectconversie beschikbaar: Met de knop IFC-objecten converteren op het tabblad Beheren worden alle geselecteerde referentiemodelobjecten in één keer geconverteerd. Converteren met het wijzigingsbeheer van de IFC-objectconversie. U kunt met het wijzigingsbeheer ook een bijwerkconversie met een nieuwe referentiemodelrevisie uitvoeren. Is de objectconversie altijd noodzakelijk? In Tekla Structures kunnen referentiemodelobjecten op een vergelijkbare manier als de oorspronkelijke objecten worden gebruikt, bijvoorbeeld bij clash-detectie, lijsten en planning. U hoeft niet alles als oorspronkelijk te hebben omdat de referentiemodelobjecten ook op vele manieren kunnen worden gebruikt. Referentiemodelobjecten kunnen bijvoorbeeld in tekeningen en lijsten worden weergegeven. De referentiebestanden hebben in vergelijking tot de gekopieerde bestanden het voordeel dat de inhoud van de bestanden automatisch door de ontwerper van die ontwerpdiscipline wordt bijgewerkt. IFC 75 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

76 De instellingen voor IFC-objectconversie controleren en wijzigen Controleer voordat u met converteren begint de conversie-instellingen en wijzig deze indien nodig. 1. Klik op het tabblad Bestand op Instellingen --> Instellingen IFCobjectconverter. 2. Controleer en wijzig in het dialoogvenster Instellingen IFCobjectconversie de conversie-instellingen: Lijst maken na conversie Brep-object converteren Handles op bovenflens instellen Toewijzing primair profiel Tolerantie Niet meer gebruikt. De wijzigingenlijst vervangt de lijst. Converteer B-rep-objecten naar Tekla Structuresobjecten. Na de conversie zijn B-rep-objecten naar items geconverteerd en de items zijn aan de vormendatabase toegevoegd. De items behoren tot klasse 996. Stel de referentielijnen van liggers in op de bovenflens. Als Handles op bovenflens instellen niet is geselecteerd, bevinden de referentielijnen van liggers zich in het midden van de liggers. Profielnaam: Wijs profielen primair toe door de profielnamen tussen het IFC-model en profielendatabase van Tekla Structures te vergelijken. : Wijs profielen primair toe door de objectmaatlijnen te vergelijken. Maatlijnen Als de IFC-objectconverter geen profielen kan toewijzen met de primaire methode die u selecteert, wordt de secundaire (nietgeselecteerde) methode toegepast. Voer waarden in voor de maatlijnvergelijking. De meeteenheid is gebaseerd op de omgeving. De waarde r in Tolerantie is alleen van invloed op rechthoekige kokerprofielen. Het wordt gebruikt om warm gewalste profielen van koud gewalste profielen te onderscheiden. 3. Kopieer eigenschappen van de eigenschappensets voor IFC-objecten die als gebruikersattributen van geconverteerde Tekla Structures-objecten moeten worden gebruikt: IFC 76 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

77 a. Klik op Toevoegen om een regel toe te voegen en de naam van de IFC-eigenschap in het vak Eigenschap in te voeren. b. Voer de naam van het gebruikersattribuut in het vak UDA in. De maximale lengte van de gebruikersattribuutnaam is 20 tekens. Het gebruikersattribuut dat u hier toevoegt, moet ook in het bestand objects.inp worden opgenomen. Zorg ervoor dat de attribuutnaam uniek is. Voer de oorspronkelijke naam van het gebruikersattribuut in, niet de vertaling. c. Klik op Type om de indeling van het attribuut te selecteren. De mogelijke indelingen zijn string, integer of double. 4. Voordat u IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteert, moet u de profielen en materialen controleren om er zeker van te zijn dat de conversie zal slagen en wijst u de profielen of het materiaal op de volgende manier handmatig toe: a. Klik op de knop Controleer. Tekla Structures geeft ontbrekende profielen of materialen op de tabbladen Profielen ontbreken en Materiaal ontbreekt van het dialoogvenster Toewijzing ontbreekt weer. b. Selecteer een geschikte optie in de lijsten met Tekla Structuresprofielen en Tekla Structures-materialen om een toewijzing te definiëren voor de ontbrekende profielen of materialen. Het toewijzen van profielen werkt bij IFC-gegevens die een profielnaam hebben, maar bevat onvoldoende gegevens voor conversie. U kunt uw toewijzing indien nodig later wijzigen. De toewijzingen worden alleen bij de conversie gebruikt als de profielen niet in de Tekla Structures databases worden gevonden. De profielconversie volgt een bepaalde logica (pagina 84). c. Klik op Toewijzingsdatabases bijwerken en sluiten. U kunt de databasebestanden ook in een teksteditor openen en wijzigen. Hiervoor klikt u op de knop Databases. Als u klaar bent, opent u de instellingen voor IFC-objectconversie als u de nieuwe instellingen in gebruik wilt nemen. De bestanden bevinden zich in de map \attributes onder de modelmap: TeklaStructuresCatalogMaterials.txt bevat alle materialen TeklaStructuresCatalogProfiles.txt bevat alle profielen MappedMaterials-default.txt wijst het materiaal toe MappedProfiles-default.txt wijst de profielen toe 5. Klik in het dialoogvenster Instellingen IFC-objectconversie op OK. U kunt de IFC-objecten nu op een van de beschikbare twee manieren converteren. IFC 77 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

78 Geselecteerde IFC-objecten in één keer converteren U kunt alle geïmporteerde IFC-objecten met de huidige objectconversieinstellingen in één keer converteren. U moet minimaal twee of meer revisies van hetzelfde model hebben. 1. Open de lijst Referentiemodellen door op de knop Referentiemodellen in het zijvenster te klikken. 2. Klik op de knop Model toevoegen, blader naar het model in het dialoogvenster Model toevoegen en klik op Model toevoegen. 3. Selecteer in het model de objecten die u wilt converteren. 4. Ga naar het lint en klik op het tabblad Beheren op IFC-objecten converteren. De geselecteerde objecten worden op basis van de IFCconversie-instellingen geconverteerd. De conversie wordt automatisch uitgevoerd voor objecten die niet eerder zijn geconverteerd. Geconverteerde IFC-objecten worden in de wijzigingenlijst aan de onderzijde weergegeven. Elk object bevindt op een eigen regel en de uitsnijdingen worden onder het gerelateerde object hiërarchisch weergegeven. Als u objecten in het model wilt selecteren, schakelt u het selectievakje Objecten in het model selecteren in en klikt u vervolgens op een objectregel. Dit selecteert ook het gerelateerde oorspronkelijke object. IFC 78 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

79 Als u het modelobject in de wijzigingenlijst wilt markeren en de details wilt weergeven, schakelt u het selectievakje Geselecteerde objecten uit het model halen in en klikt u vervolgens op een object in het model. Als u op het geselecteerde object in het model wilt inzoomen, schakelt u het selectievakje Inzoomen op geselecteerde in en klikt u vervolgens op een regel in de wijzigingenlijst. Het selectievakje Inzoomen op geselecteerde is uitgeschakeld als Objecten in het model selecteren niet is ingeschakeld. Als u alleen wijzigingen in de lijst met eigenschapsdetails wilt weergeven, schakelt u het selectievakje Alleen wijzigingen weergeven in en klikt u vervolgens op een regel in de wijzigingenlijst. De status van een object kan Nieuw (groen), Gewijzigd (geel), Verwijderd (rood) of Up-to-date (wit) zijn. Als er enkele problemen met conversie waren, is de regelkleur paars. De kolom Conversiestatus geeft de resulterende conversiestatus weer. De eigenschappen van een geconverteerd object worden weergegeven in de lijst met eigenschapsdetails die in het zijvenster verschijnt wanneer u op een object in de wijzigingenlijst klikt. 5. U kunt een object in de lijst bijwerken door zijn conversiestatus naar Conversie te wijzigen en op Wijzigingen toepassen te klikken. 6. Als de lijsten verdwijnen, klikt u op de volgende knoppen die alleen zichtbaar zijn wanneer de lijst met conversiewijzigingen is ingeschakeld: De knop Wijzigingenlijst brengt de wijzigingenlijst terug. De knop Eigenschapsdetails brengt de lijst met eigenschapsdetails terug. IFC-objecten converteren met conversiewijzigingsbeheer - eerste conversie Het wijzigingsbeheer van de objectconversie biedt wijzigingsdetectie en wijzigingsbeheer op objectniveau. Het conversiewijzigingsbeheer is nodig in het eerste gegevenswijzigingsbeheer om de uitdagingen in bouwprojecten te verminderen. Objecten worden niet automatisch geconverteerd maar u moet de objecten converteren via de lijst met conversiewijzigingen. 1. Open de lijst Referentiemodellen door op de knop Referentiemodellen te klikken. 2. Klik op Model toevoegen, blader naar het model in het dialoogvenster Model toevoegen en klik op Model toevoegen. IFC 79 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

80 3. Dubbelklik op het model in de lijst Referentiemodellen om deze te openen en klik vervolgens op de knop Wijzigingsbeheer IFCobjectconversie starten. De huidige conversiestatus wordt in de wijzigingenlijst weergegeven en conversiebeheer wordt geactiveerd. De status is gebaseerd op fysieke wijzigingen van het referentiemodelobject en IFC-conversie-instellingen. De eigenschappen van een referentieobject worden weergegeven in de lijst met eigenschapsdetails die voor elk object apart verschijnt wanneer u op een object in de wijzigingenlijst klikt. Gebruik de selectievakjes Objecten in het modelvenster selecteren, Geselecteerde objecten uit het model halen en Inzoomen op geselecteerde om het model, de wijzigingen en de detaillijsten te controleren. De referentieobjectstatus en de logica van de conversiestatus en kleuren: Referentieobjectstatus Conversiestatus Kleur Nieuw Geen conversie Groen Gewijzigd Conversie als item of Conversie als extrusie Geel IFC 80 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

81 Verwijderd Up-to-date Conversie als item of Conversie als extrusie Conversie als item of Conversie als extrusie Rood Wit 4. Converteer objecten door de gewenste objectregels te selecteren, Conversie in de kolom Conversiestatus te selecteren en op Wijzigingen toepassen te klikken. De conversie is gebaseerd op conversie-instellingen. U kunt meerdere objecten selecteren. Na de conversie is de conversiestatus Conversie als item of Conversie als extrusie afhankelijk van resultaat van de conversie. B-rep's (pagina 71) worden weergegeven als Oppervlaktegeometrie, parametrische (pagina 71) profielen als Parametrisch en willekeurige (pagina 71) vormen als Willekeurig. Een merk is ook Willekeurig en de referentieobjecten die met de selectieknoppen Selecteer object in merk of Selecteer object worden geselecteerd, zijn dat ook. Als B-rep-conversie (Oppervlaktegeometrie in de kolom Type) wordt geselecteerd, wordt de conversie als een item gedaan, als het geen fout is. Als het object een extrusie (pagina 71) is (Willekeurig of Parametrisch in de kolom Type), wordt het als extrusie geconverteerd. U kunt afdwingen dat een conversie een item is door Conversie als item te selecteren. In dat geval wordt een extrusieobject ook als item geconverteerd. De conversie controleert niet of dezelfde vorm al beschikbaar is, wat betekent dat een nieuwe vorm altijd wordt gemaakt. U kunt afdwingen dat een conversie een extrusie is door Conversie als extrusie te selecteren. In dat geval wordt B-rep ook als extrusie geconverteerd, profiel is door toewijzing of door omtrek als er geen toewijzing is. Dit conversieresultaat heeft niet altijd de voorkeur. Als de conversie mislukt, wordt het resultaat naar de kolom Conversiestatus geschreven en is de regelkleur paars. 5. Als de lijsten verdwijnen, klikt u op de volgende knoppen die alleen zichtbaar zijn wanneer het conversiebeheer is ingeschakeld: De knop Wijzigingenlijst brengt de wijzigingenlijst terug. IFC 81 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

82 De knop Eigenschapsdetails brengt de lijst met eigenschapsdetails terug. Raadpleeg voor informatie over het oplossen van problemen met IFCobjectconversie ondersteuningsartikel Problemen met fouten bij "IFC-objecten converteren..." oplossen in Tekla User Assistance. IFC-objecten converteren met conversiewijzigingsbeheer - bijwerkconversie Als een eerder geconverteerd referentieobject in een nieuwere referentiemodelrevisie is gewijzigd, moet u de oudere en nieuwere revisies van het referentiemodel vergelijken en de conversie bijwerken. 1. Open de lijst Referentiemodellen door op de knop Referentiemodellen in het zijvenster te klikken. 2. Open de oudere referentiemodelrevisie door er in de lijst Referentiemodellen op te dubbelklikken. 3. Werk het referentiemodel met een nieuwe revisie van het referentiemodel bij door een nieuw revisiebestand in de lijst Bestand in het gedeelte Details te selecteren en op Wijzig te klikken. 4. Klik op de knop Start IFC-conversie wijzigingsbeheer. 5. Doorloop de wijzigingen: Schakel de selectievakjes Objecten in het modelvenster selecteren en Inzoomen op selectie in om de gewijzigde objecten in het model duidelijk te kunnen zien. Klik op de gewijzigde regel om gedetailleerde wijzigingen in eigenschapsdetails in het zijvenster te zien. 6. U kunt eerder geconverteerde objecten gedeeltelijk bijwerken door het selectievakje Bijwerken naast een bepaalde eigenschap in het eigenschapsdetailvenster in te schakelen. Als u bijvoorbeeld alleen de profielgegevens wilt bijwerken, schakelt u alleen het selectievakje Bijwerken naast de regel Profiel in het eigenschapsdetailvenster in. 7. Als u alle objecten met gewijzigde conversiestatus wilt converteren, selecteer alle regels, wijzigt u de Conversiestatus naar Conversie en klikt u op Wijzigingen toepassen. De objecten die een gewijzigde conversiestatus hebben, worden geconverteerd op basis van de huidige instellingen voor IFCobjectconversie. U kunt eerder geconverteerde oorspronkelijke modelobjecten bijwerken op basis van vorige conversietypen en -instellingen door IFC 82 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

83 Conversie in de kolom Conversiestatus te selecteren. U kunt het type niet van extrusie naar item wijzigen. In dat geval moet u de oorspronkelijke objecten verwijderen en een conversie forceren. Als de referentieobjectstatus Verwijderd is, selecteert u Conversie en klikt u op Wijzigingen toepassen. Hierdoor wordt het oorspronkelijke object en de koppeling naar de verwijderde referentieobjecten verwijderd. Macro voor het selecteren van geconverteerde IFC-objecten De macro SelectConvertedObjectsBasedOnIfcObjectsSelection selecteert de objecten die naar oorspronkelijke Tekla Structures- objecten zijn geconverteerd. U moet de geconverteerde objecten mogelijk selecteren om bijvoorbeeld de eigenschappen van de oorspronkelijke Tekla Structuresobjecten te controleren. Deze macro bevindt zich in het gedeelte Applicaties van de database Applicaties en componenten. Klassewaarden De status van het geconverteerde object wordt vermeld in de wijzigingenlijst in de kolom Klasse. Soms zijn de invoergegevens in het IFC-model niet goed genoeg om het geconverteerde object met succes te maken. De volgende tabel legt uit wat de klassewaarden betekenen. Klassewaarde IFC-objectgegevens 990 Parametrisch profiel met een naam 991 Parametrisch profiel zonder naam 992 Arbitrair profiel met een naam Beschrijving van het geconverteerde object Er zijn voldoende gegevens in het IFC-model om het object met succes te converteren. Tekla Structures bepaalt de naam van het object op basis van het profiel van het object. Het profiel van het geconverteerde object kan onjuist worden geroteerd omdat het IFC-model geen parametrische profielgegevens bevat. 993 Arbitrair profiel zonder naam Het profiel van het geconverteerde object kan onjuist worden geroteerd omdat het IFC-model geen IFC 83 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

84 Klassewaarde IFC-objectgegevens Beschrijving van het geconverteerde object parametrische profielgegevens bevat. De profielnaam wordt ingesteld op UNKNOWN. 994 B-rep-stuk met een naam Het profiel kan een extremenvenster zijn doordat het IFC-model geen profielgegevens bevat. 995 B-rep-stuk zonder naam Het profiel kan een extremenvenster zijn doordat het IFC-model geen profielgegevens bevat. De profielnaam wordt ingesteld op UNKNOWN. 996 B-rep-onderdeel Het object wordt geconverteerd met de objectoptie Converteer B-rep in de converteerinstellingen. Het geconverteerde is B-repobject is een item of een betonnen item en wordt aan de vormendatabase toegevoegd. Profielconversielogica in IFC-objectconversie Tekla Structures gebruikt een bepaalde logica bij het converteren van profielen in IFC-objectconversie. Een parametrisch profiel dat in een IFC-model I-, L-, U-, C-, T-, Z- wordt gebruikt, rechthoekige en cirkelvormige profieltypen kunnen parametrisch worden gedefinieerd: 1. Als het IFC-bestand met Tekla Structures is gemaakt, wordt de oorspronkelijke profielnaam gebruikt. 2. Als er in de Profielendatabase van Tekla Structures een profiel met dezelfde naam wordt gevonden, wordt deze gebruikt. 3. Anders controleert Tekla Structures de parameterwaarden om een overeenkomend profiel te vinden. Indien er één is gevonden, wordt dat gebruikt. 4. Anders wordt een standaard parametrisch profiel gebruikt. IFC 84 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

85 Een arbitrair profiel dat in een IFC-model wordt gebruikt, de profielvorm wordt met een polygoon gedefinieerd: 1. Als het IFC-bestand met Tekla Structures is gemaakt, wordt de oorspronkelijke profielnaam gebruikt. 2. Als de vorm is gedetecteerd en in de Tekla Structures-database wordt gevonden, wordt dat profiel gebruikt. De vormdetectie ondersteunt de standaardtypen van warm gewalste profielen. 3. Anders wordt een nieuw profiel gemaakt op basis de beschrijving van het arbitraire profiel. Een B-rep-geometrie die in een IFC-model wordt gebruikt, het object wordt met oppervlakken gedefinieerd en profielgeometriegegevens zijn niet beschikbaar: 1. Als er een corresponderend item in een Tekla Structures-model bestaat, wordt het gebruikt. 2. Anders wordt een nieuw item gemaakt en gebruikt. Als Conversie als item voor extrusietype van een onderdeel wordt gebruikt, wordt het nieuwe item altijd gemaakt. Zie ook IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren (pagina 74) IFC 85 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

86 Voorbeeld: IFC-objecten in één keer naar Tekla Structuresobjecten converteren In dit voorbeeld gebruikt u een IFC-model als basis voor uw structurele model. U moet liggers en kolommen naar werkelijke Tekla Structures-objecten converteren. 1. Verberg irrelevante IFC-layers: a. Klik op de knop Referentiemodellen. b. Dubbelklik in de lijst Referentiemodellen op het referentiemodel om de details te openen. c. Open de lijst Layers door op de pijl omlaag aan de rechterkant te klikken. d. Verberg de onnodige layers door op de oogknop naast de layer te klikken. IFC 86 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

87 2. Selecteer alle zichtbare IFC-objecten. 3. Klik op het tabblad Beheren op IFC-objecten converteren. Tekla Structures converteert de referentieobjecten. 4. Controleer de profielen en het materiaal van de IFC-objecten en wijs het ontbrekende materiaal toe: a. Klik in het menu Bestand op Instellingen --> Instellingen IFCobjectconversie. b. Klik op Controleer. Tekla Structures geeft de ontbrekende profielen en materialen weer. c. Geef tabbladen Profielen ontbreken en Materiaal ontbreekt weer. Tekla Structures geeft ontbrekend materiaal voor een referentieonderdeel Betonblok weer. d. Selecteer CONCRETE_UNDEFINED in de lijst. IFC 87 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

88 e. Klik op Toewijzingsdatabases bijwerken en sluiten. f. Schakel het selectievakje Lijst maken na conversie in. g. Klik in het dialoogvenster Instellingen IFC-objecten converteren op OK. 5. Klik op het tabblad Beheren nogmaals op IFC-objecten converteren. Tekla Structures converteert de objecten. De Klasse voor alle geconverteerde objecten is 992. Dat betekent dat het profiel van het geconverteerde object onjuist kan worden geroteerd omdat het IFC-model geen parametrische profielgegevens bevat. 6. Controleer de lijst met conversiewijzigingen: Selecteer objecten in de wijzigingenlijst om deze in het model te markeren: gebruik de knoppen Objecten in het modelvenster selecteren en Inzoomen op selectie. Vergelijk de geconverteerde objecten met de IFC-objecten. Gebruik de knop Informatie objecten op het lint om gedetailleerde gegevens over objecten weer te geven. IFC 88 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

89 Hieronder ziet u een afbeelding van geconverteerde liggers en kolommen. Zie ook IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren (pagina 74) Beperkingen bij IFC-objectconversie Tekla Structures is afhankelijk van de kwaliteit van het IFC-model, omdat informatie wordt gebruikt die bij het converteren van objecten in het model beschikbaar is. Tekla Structures converteert de meeste lineaire IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten. De volgende beperkingen bestaan bij IFC-objectconversie: Als het IFC-model niet aan een standaard voldoet, wordt het mogelijk niet geconverteerd zoals verwacht. Bouten, wapening en lassen kunnen niet naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten worden geconverteerd. De momenteel ondersteunde fysieke elementen: IfcBeam, ifccolumn, ifcmember, ifcpile, ifcfooting, ifcplate, ifcdiscreteaccessory, ifcslab, ifcwall, ifcwallstandardcase, ifcrailing en ifcbuildingelementpart. IFC 89 IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren

90 Alleen SweptSolid, Brep-, CSG- en Clipping-weergaven worden ondersteund. Meerdere weergaven voor één object worden niet ondersteund. Profieloffset wordt niet ondersteund. Profielen met meer dan 99 polygoonpunten worden niet correct geconverteerd. Soms kunnen afwerkingen onjuist worden geconverteerd. Zie ook IFC-objecten naar oorspronkelijke Tekla Structures-objecten converteren (pagina 74) 9.4 IFC-export U kunt Tekla Structures-modellen als IFC-modellen exporteren. U kunt alle basisonderdelen in het Tekla Structures-model exporteren zoals liggers, kolommen, staven, platen, wanden, wapeningsstaven en bouten met moeren en ringen. Tekla Structures exporteert de modelobjecten op basis van de exportinstellingen die u inclusief de eigenschappensets definieert. De IFC-exportfunctionaliteit in Tekla Structures ondersteunt het IFC2X3- schema: De IFC-export is door de IFC-importfunctionaliteit door buildingsmart internationaal Gecertificeerde software verleend. IFC- (.ifc) en ifcxml-formaten (.ifcxml) worden ondersteund. U kunt gecomprimeerde (.ifczip) of niet-gecomprimeerde importbestanden gebruiken. IFC 90 IFC-export

91 Taak Definieer de resulterende IFCentiteiten voor de geëxporteerde Tekla Structuresmodelobjecten en de IFC-exportinstellingen en exporteer vervolgens het Tekla Structures-model of een deel ervan het naar een IFC-bestand Het referentiemodel na het maken testen Controleren welke basishoeveelheidgegeve ns in Quantity takeoff add-on view wordt opgenomen De configuratiebestanden van de eigenschappenset bekijken Extra eigenschappensets maken van templateattributen en gebruikersattributen, definities van eigenschappen voor de attributen opgeven en de sets met eigenschappen aan IFCentiteiten koppelen die bij IFC-export moeten worden gebruikt Klik voor meer informatie op onderstaande koppelingen Een Tekla Structures-model of geselecteerde modelobjecten naar een IFC-bestand exporteren (pagina 95) Het geëxporteerde IFC-model controleren (pagina 101) IFC-basishoeveelheden in geëxporteerd IFC-model (pagina 102) Configuratiebestanden van de eigenschappenset gebruikt in de IFC-export (pagina 102) Extra eigenschappensets voor IFC-export definiëren (pagina 91) Extra eigenschappensets voor IFC-export definiëren U kunt extra eigenschappensets van templateattributen en gebruikersattributen maken, eigenschappen voor de attributen definiëren en de Tekla Structures-eigenschappensets aan IFC-entiteiten voor de IFC-export koppelen. Tekla Structures slaat de extra eigenschappensets in configuratiebestanden op. U kunt meerdere configuratiebestanden op IFC 91 IFC-export

92 meerdere locaties bewaren. Wanneer Tekla Structures een IFC-bestand exporteert, worden de vooraf gedefinieerde eigenschappensets en de extra eigenschappensets ingelezen. Een nieuw configuratiebestand van de eigenschappenset toevoegen 1. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> IFC. 2. Selecteer <nieuw> in de lijst Extra eigenschapsets en klik op Bewerken. Als u een van de vooraf gedefinieerde configuratiebestanden naar de modelmap hebt gekopieerd, opent u die. 3. Voer voor een nieuw configuratiebestand in het dialoogvenster Definities eigenschappenset een naam voor het configuratiebestand in het vak Naam in. 4. Voer naast de knop Nieuw een naam voor de eigenschappenset in en klik op Nieuw. U kunt ook een van eigenschappensets in de lijst Eigenschappensets selecteren. U kunt verschillende eigenschappensets in één configuratiebestand maken. U kunt bijvoorbeeld zwaartepunten en start- en eindpunten op het onderdeelniveau en planningsgegevens op het merkniveau toevoegen. 5. Voer voor een nieuwe eigenschappenset een beschrijving voor de eigenschappenset in het lege vak in. 6. Selecteer een entiteittype in de lijst Entiteittypen selecteren door het selectievakje in te schakelen. Als u dit doet, geeft de lijst Attributen selecteren de attributen weer die voor het geselecteerde entiteittype beschikbaar zijn. 7. Voeg de gewenste attributen in de lijst Attributen selecteren toe door de selectievakjes naast de attribuutnamen in te schakelen. Het attribuut wordt aan de rechterzijde aan de lijst Lijst met alle geselecteerde eigenschappen toegevoegd. Deze lijst geeft weer welke attributen worden geëxporteerd en in welke indeling. U kunt nieuwe attributen toevoegen door een attribuutnaam in het vak Attribuut in het gebied Eigenschap maken/wijzigen in te voeren en op de knop Toevoegen te klikken. U kunt attributen in de lijst wijzigen en verwijderen door de attributen in de lijst te selecteren en op Wijzigen of Verwijderen te klikken. 8. Definieer onder Eigenschap maken/wijzigen de attribuuteigenschappen: IFC 92 IFC-export

93 Selecteer Eigenschapstype voor het geselecteerde attribuut. Selecteer hier altijd Template-attribuut voor die gebruikersattributen waarvan de naam meer dan 19 tekens bevat. Selecteer bijvoorbeeld Template-attribuut voor ASSEMBLY.USERDEFINED.PLANS_STATUS. Voer de naam van het geselecteerde attribuut in het naamvak Naam of wijzig deze. Selecteer het Type van het attribuut. Het Type kan een van de volgende zijn: Tekstregel (reeks van tekens), Booleaans (niet waar of waar), Geheel getal (cijfers zonder een breuk), Meting, Werkelijk (cijfers met decimalen) of Tijdstempel. Als het type van het gebruikersattribuut Meting is, geldt het volgende: U kunt het Meettype selecteren: Lengte, Gebied, Volume, Massa, Positieve lengte of Telling. U kunt de factor Conversie en Nauwkeurigheid selecteren. Met door de gebruiker gedefinieerde nauwkeurigheid kunt u de IFC-bestandsgrootte beter optimaliseren. 9. Klik op Opslaan om uw wijzigingen op te slaan. IFC 93 IFC-export

94 1) De entiteitsgroepen waar Tekla Structures-attributen naar het geëxporteerde IFC-bestand worden geschreven 2) De templateattributen of de gebruikersattributen die u voor de geselecteerde entiteit wilt exporteren 3) Lijst die de geselecteerde attributen weergeeft 4) De eigenschappen die u voor de attributen kunt definiëren Tekla Structures-modelobjecten en overeenkomende IFC-entiteiten Tekla Structures-object Ligger Kolom Polyprofiel IFC-entiteit IfcBeam (IfcMember) IfcColumn, (IfcPile), (IfcMember) IfcBeam, (IfcMember) IFC 94 IFC-export

95 Tekla Structures-object Getoogde ligger Betonblok, betonstrook Plaat Wand Contourplaat Bouten, moeren en ringen Boutgat Verticale windverbanden Leuning: ligger, kolom Merk, betonelement Tekla Structures-project Subonderdeelmerk Staaf, draad, streng, net, pees en andere in beton geplaatste componenten Wapening Stortobject, stortnaad Oppervlakte Las IFC-entiteit IfcBeam, (IfcMember) IfcFooting IfcSlab IfcWall of IfcWallStandardCase IfcPlate of IfcDiscreteAccessory IfcMechanicalFastener IfcOpeningElement IfcMember IfcBeam, IfcColumn, (IfcRailing) IfcElementAssembly, (IfcRailing), (IfcRamp), (IfcRoof), (IfcStair), (IfcWall) IfcProject IfcDiscreteAccessory (IfcReinforcingElement) IfcReinforcingBar IfcBuildingElementProxy IfcCovering IfcFastener OPMERKING Als de entiteit in de bovenstaande tabel niet tussen haakjes staat, wordt het object automatisch naar dit entiteittype geëxporteerd. Als een entiteit tussen haakjes staat, wordt het object niet automatisch naar dit entiteittype geëxporteerd, maar kunt u de entiteit voor het object op het tabblad IFC-export selecteren. De entiteiten IfcBuildingElementPart en IfcBuildingElement kunnen ook worden gebruikt. IfcBuildingElement komt overeen met liggers, kolommen enzovoort maar niet met merken. Polyprofielen worden altijd als B-rep (pagina 71) geëxporteerd. Een Tekla Structures-model of geselecteerde modelobjecten naar een IFC-bestand exporteren U kunt een Tekla Structures-model of een onderdeel van het model naar een IFC-bestand exporteren. Voordat u de export start: Definieer de IFC-entiteiten voor Tekla Structures-modelobjecten. Definieer de benodigde eigenschappensets (pagina 91). IFC 95 IFC-export

96 Definieer het basispunt (pagina 39) als u het IFC-bestand met het basispunt exporteert. Als u betonnen onderdelen met succes wilt exporteren, moet u ervoor zorgen dat de variabele XS_ENABLE_POUR_MANAGEMENT op FALSE is ingesteld. Als u stortobjecten in plaats van de betonnen onderdelen wilt exporteren, stelt u de variabele XS_ENABLE_POUR_MANAGEMENT op TRUE in en schakelt u het selectievakje Stortobjecten op het tabblad Uitgebreid van het dialoogvenster Naar IFC exporteren in. IFC-entiteiten voor Tekla Structures-modelobjecten definiëren Voordat u Tekla Structures-modelobjecten naar IFC exporteert, kunt u de resulterende IFC-entiteiten definiëren voor de geëxporteerde modelobjecten in de gebruikersattributen van de objecten definiëren. 1. Dubbelklik op een object (bijvoorbeeld een kolom) om het dialoogvenster met onderdeeleigenschappen te openen en klik op de knop Gebruikersattributen. 2. Stel op het tabblad Parameters Momentlasten in op Ja als u het gebruikersattribuut LOAD_BEARING voor het geëxporteerde object wilt definiëren. Stel deze optie voor alle niet-momentlastobjecten in op Nee. Ja is de standaardwaarde. 3. Selecteer op het tabblad IFC export een optie in de lijst IFC entiteit om de IFC-entiteit voor het geëxporteerde modelobject te definiëren. Hieronder staat een lijst met entiteiten die voor verschillende typen Tekla Structures-objecten beschikbaar zijn: Tekla Structures-object Ligger Kolom Polyprofiel Getoogde ligger Betonblok, betonstrook Plaat Wand Contourplaat Bouten, moeren en ringen Boutgat Verticale windverbanden Leuning: ligger, kolom IFC-entiteit IfcBeam (IfcMember) IfcColumn, (IfcPile), (IfcMember) IfcBeam, (IfcMember) IfcBeam, (IfcMember) IfcFooting IfcSlab IfcWall of IfcWallStandardCase IfcPlate of IfcDiscreteAccessory IfcMechanicalFastener IfcOpeningElement IfcMember IfcBeam, IfcColumn, (IfcRailing) IFC 96 IFC-export

97 Tekla Structures-object Merk, betonelement Tekla Structures-project Subonderdeelmerk Staaf, draad, streng, net, pees en andere in beton geplaatste componenten Wapening Stortobject, stortnaad Oppervlakte Las IFC-entiteit IfcElementAssembly, (IfcRailing), (IfcRamp), (IfcRoof), (IfcStair), (IfcWall) IfcProject IfcDiscreteAccessory (IfcReinforcingElement) IfcReinforcingBar IfcBuildingElementProxy IfcCovering IfcFastener OPMERKING Als de entiteit in de bovenstaande tabel niet tussen haakjes staat, wordt het object automatisch naar dit entiteittype geëxporteerd. Als een entiteit tussen haakjes staat, wordt het object niet automatisch naar dit entiteittype geëxporteerd, maar kunt u de entiteit voor het object op het tabblad IFC-export selecteren. De entiteiten IfcBuildingElementPart en IfcBuildingElement kunnen ook worden gebruikt. IfcBuildingElement komt overeen met liggers, kolommen enzovoort maar niet met merken. Polyprofielen worden altijd als B-rep (pagina 71) geëxporteerd. 4. Selecteer in de lijst IFC-exporttype Auto of Brep: De optie Auto selecteert automatisch welk soort Swept Solid IFCobject een Tekla-object in de IFC wordt. Als Auto om de een of andere reden mislukt (zoals bij een deformatie), wordt de export automatisch naar Brep teruggezet en wordt er een op een net gebaseerd IFC-object met minder intelligentie gemaakt. Deze objecten zijn zware gegevens maar geometrisch nog correct. Brep forceert het IFC-object om altijd op een net gebaseerd te zijn. 5. Klik in het dialoogvenster met gebruikersattributen op OK. 6. Klik op OK in het dialoogvenster met tekeningeigenschappen. Naar IFC exporteren 1. Selecteer de te exporteren modelobjecten. Als u alle modelobjecten wilt exporteren, hoeft u niets te selecteren. IFC 97 IFC-export

98 2. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> IFC. 3. Blader naar de locatie van het Uitvoerbestand en vervang de naam out door de gewenste bestandsnaam. De IFC-bestanden worden standaard naar de map \IFC onder de modelmap geëxporteerd. De lengte van het bestandspad is beperkt tot 80 tekens. U hoeft geen bestandsextensie in te voeren. Deze wordt automatisch toegevoegd op basis van de geselecteerde Bestandsindeling. 4. Definieer de exportinstellingen: Optie Tabblad Parameters Bestandsindeling Exporttype Beschrijving De opties zijn IFC, IFC-XML, gezipte IFC en gezipte IFC-XML. Oppervlaktegeometrie is ideaal wanneer het nodig is het model zonder enige noodzaak voor hergebruik of bewerking weer te geven: Wapeningsstaven worden als B-rep (pagina 71) geëxporteerd. De export ondersteunt geen CSG (pagina 71) (Constructive Solid Geometry). Gebogen elementen worden als B-rep geëxporteerd. Bouten worden als B-rep geëxporteerd. Er wordt aangeraden de gecertificeerde Volledige weergave 2.0 te gebruiken wanneer de geometrie in de ontvangende applicatie moet worden bewerkt en gewijzigd: Worden wapeningsstaven als extrusies (pagina 71) geëxporteerd. De export gebruikt CSG (Constructive Solid Geometry) om uitsnijdingen en werkelijke gaten weer te geven. Worden gebogen elementen als extrusies geëxporteerd. Bouten worden als B-rep geëxporteerd. Staalfabricagevenster wordt aanbevolen voor het exporteren van gedetailleerde gegevens over staalobjecten voor staalfabricage: Exporteert de merkweergave en specifieke eigenschappensets. IFC 98 IFC-export

99 Optie Beschrijving Boutgaten worden als werkelijke gaten geëxporteerd. Het modelvensterconfiguratiebestand voor eigenschappensets en eigenschappen van de staalproductie (IfcPropertySetConfigurations_AISC.xm l) wordt standaard in de installatie opgenomen. Er wordt aangeraden Volledige weergave 1.0 in plaats van Volledige weergave 2.0 te gebruiken wanneer u werkelijke gaten en openingen moet laten weergeven door openingselementen te gebruiken: Wapeningsstaven worden als extrusies geëxporteerd. Werkelijke gaten en openingen worden als openingelementen (ifcopeningelements) geëxporteerd. Worden gebogen elementen als extrusies geëxporteerd. Bouten worden als B-rep geëxporteerd. Welk exporttype moet worden geselecteerd? De gecertificeerde Volledige weergave 2.0 moet uw standaard zijn. Als het model alleen voor het weergeven of als een referentiemodel is bedoeld, is Oppervlaktegeometrie uw keuze. Volledige weergave 1.0 is voor degenen die openingen als aparte objecten moeten exporteren. Staalfabricagevenster is voor de fabricageworkflow en moet voor fabricage worden geleverd. Extra eigenschapsets Als u een nieuwe eigenschappenset wilt definiëren (pagina 91), selecteert u <nieuw> en klikt u op Bewerken. Als u een eerder extra gemaakte eigenschappenset wilt gebruiken, selecteert u de eigenschappenset in de lijst Extra eigenschapsets. IFC 99 IFC-export

100 Optie Locatie door Tabblad Geavanceerd Objecttypen Eigenschappensets Overig Beschrijving Modeloorsprong exporteert het model relatief ten opzichte van 0,0,0. Werkvlak exporteert het model relatief ten opzichte van het huidige werkvlakcoördinatensysteem. Basispunt: <naam van basispunt> exporteert het model relatief ten opzichte van het basispunt door de waarden van het coördinatensysteem Oost, Noord, Hoogtemaat, Hoek naar het noorden en Breedtegraad/Lengtegraad van de definitie van het basispunt (pagina 39) in Projecteigenschappen te gebruiken. Selecteer de te exporteren objecttypen. Als u Stortobjecten selecteert, worden de insitubetonnen onderdelen als stortobjecten geëxporteerd. Als u Merken selecteert, kunt u losse onderdeelmerken uitsluiten door Onderdeelmerken uitsluiten in het gebied Andere te selecteren. De optie Basishoeveelheden bevat het geëxporteerde IFC-bestand, een Quantity takeoff add-on view bevat extra gegevens over de entiteiten in het geëxporteerde IFC-model. Raadpleeg voor meer informatie over de basishoeveelheden IFC-basishoeveelheden in geëxporteerd IFC-model (pagina 102). Eigenschappensets: Standaard exporteert de standaardset met eigenschappen. Eigenschappensets: Minimum exporteert de minimumset met eigenschappen die door de IFCstandaard buildingsmart is vereist. Als u de eigenschappensets wilt weergeven, klikt u op Aanzicht. Layer-namen als onderdeelnamen gebruikt onderdeelnamen zoals KOLOM en LIGGER als layer-namen voor geëxporteerde objecten. Platte en brede liggers als platen exporteren exporteert platte en brede liggers als platen. Selecteer deze optie als u platen als liggers of kolommen met platte profielen hebt gemodelleerd. Sommige systeem componenten IFC 100 IFC-export

101 Optie Beschrijving gebruiken bijvoorbeeld liggers of kolommen in plaats van platen. Met Huidige weergavekleuren gebruiken exporteert u de objecten met de kleuren die in de objectweergave zijn gedefinieerd, niet met de klassekleuren. Het exporteren van instellingen voor objectdoorzichtigheid wordt niet ondersteund. Selecteer Onderdeelmerken uitsluiten wanneer u merken exporteert. Locaties van organisator gebruikt de ruimtelijke hiërarchie die in de Organisator in de export wordt gemaakt. U doet het volgende: a. Selecteer Locaties van organisator. b. Maak een projecthiërarchie in de Organisator. c. Klik in de Organisator met de rechtermuisknop op het project en selecteer Voor rapportage gebruiken. d. Synchroniseer of schrijf vóór de IFC-export de Organisator-gegevens in het Tekla Structuresmodel door met de rechtermuisknop op het project in de Organisator te klikken en Naar model schrijven voor rapportage te selecteren. 5. Selecteer Geselecteerde objecten of Alle objecten om de objectselectie voor de export te definiëren. 6. Klik op Exporteren. Het geëxporteerde IFC-model controleren We raden u aan het referentiemodel na het maken te testen. Als u het geëxporteerde IFC-model (pagina 95) wilt controleren, voegt u het model als een referentiemodel in het oorspronkelijke Tekla Structures-model in. Controleer het volgende: Controleer het IFC-model visueel. Gebruik verschillende kleuren voor het IFC-model en het oorspronkelijke model. Gebruik kijkvlakken om het model zorgvuldig te controleren. IFC 101 IFC-export

102 Vergelijk het aantal objecten. Als er verschillen zijn, controleert u het exportlogbestand. Controleer het modelleren van niet succesvol geëxporteerde objecten. Overbodige uitsnijdingen kunnen bijvoorbeeld tot een niet succesvolle export leiden. Overweeg het opnieuw modelleren van de onjuiste objecten of stel IFC export type voor de objecten in op Brep. TIP U kunt Trimble Connector (pagina 346) ook gebruiken voor het weergeven en controleren van het IFC-model. IFC-basishoeveelheden in geëxporteerd IFC-model De basishoeveelheden zijn hoeveelheidsdefinities die onafhankelijk zijn van een bepaalde methode van meting en daarom internationaal toepasselijk. Basishoeveelheden worden gedefinieerd als bruto en netto waarden en door meting met de juiste geometrische vormweergave van het element geleverd. Aanvullende Quantity takeoff add-on view wordt opgenomen in het geëxporteerde IFC-model als u Basishoeveelheden instelt op Ja in het dialoogvenster Tekla Structures IFC-export. De Quantity takeoff add-on view bevat de volgende basishoeveelheidgegevens over de entiteiten in het geëxporteerde IFC-model: Ligger Kolom Plaat Wand Breedte X X Hoogte Lengte X X X Netto oppervlakte Oppervlakte buitenzijde X X Bruto-oppervlakte Nettovolume X X X X Nettogewicht X X X X X X X OPMERKING Als u de basishoeveelheden in een gepubliceerd Tekla BIMsight-model wilt opnemen, schakelt u in het dialoogvenster Publiceren naar TeklaBIMsight het selectievakje Basishoeveelheden in. IFC 102 IFC-export

103 Configuratiebestanden van de eigenschappenset gebruikt in de IFC-export Tekla Structures gebruikt configuratiebestanden voor het definiëren welke gebruikersattributen en templateattributen als eigenschappensets naar IFCmodellen worden geëxporteerd. Wanneer u naar IFC exporteert, selecteert u één vooraf gedefinieerd configuratiebestand als Export type dat u als hoofdeigenschappenset gebruikt. Daarnaast kunt u uw eigen eigenschappenset definiëren om extra gegevens aan geëxporteerde IFCmodellen toe te voegen. Vooraf gedefinieerde configuratiebestanden van de eigenschappenset De vooraf gedefinieerd configuratiebestanden zijn alleen-lezen en bevinden zich in..\programdata\tekla Structures\<version>\Environments \Common\inp. IfcPropertySetConfigurations_CV2.xml (eigenschappensets Standaard)/IfcPropertySetConfigurations_CV2_1.xml (eigenschappensets Minimum) bevatten de eigenschappensets voor Export type Volledige weergave 2.0. IfcPropertySetConfigurations_SG.xml (eigenschappensets Standaard)/IfcPropertySetConfigurations_CV2_1.xml (eigenschappensets Minimum) bevat de eigenschappensets voor Export type Oppervlaktegeometrie. IfcPropertySetConfigurations_AISC.xml (eigenschappensets Standaard)/IfcPropertySetConfigurations_AISC_1.xml (eigenschappensets Minimum) bevat de eigenschappensets voor Export type Staalfabricagevenster. Het bestand IfcPropertySetConfigurations_CV1.xsd in dezelfde map is een schemabestand waarin de structuur van het XML-bestand wordt beschreven en dat wordt gebruikt om het XML-bestand te valideren. Dit bestand wordt gelezen wanneer de software wordt gestart. Extra configuratiebestanden van de eigenschappenset Wanneer u eigenschappensets voor IFC-export wilt configureren in XMLindeling, hebt u twee bestanden nodig: IfcPropertySetConfigurations.xsd is een schemabestand waarin de structuur van het XML-bestand wordt beschreven en dat wordt gebruikt om het XML-bestand te valideren. Dit bestand wordt gelezen wanneer de software wordt gestart. IfcPropertySetConfigurations.xml is het werkelijke configuratiebestand van de eigenschappenset. We raden u aan om de extra eigenschappensets (pagina 91) in het dialoogvenster Definities eigenschappenset te definiëren om ervoor te zorgen dat de XML-configuratiebestanden geldig zijn. De extra eigenschappensets die u maakt, worden standaard in de map IFC 103 IFC-export

104 \AdditionalPSets onder de modelmap opgeslagen. U kunt ook extra eigenschappensets uit de volgende mappen lezen: XS_SYSTEM XS_PROJECT XS_FIRM Als u de bovenstaande mappen gebruikt, moet u de bestanden in een map met de naam \AdditionalPSets onder de systeem-, project- of bedrijfsmap opslaan. Inhoud van het configuratiebestand van de eigenschappenset Een configuratiebestand bevat de structuur van eigenschappensets en de gegevensdefinities voor de eigenschappen in de eigenschappensets: Templateattribuut of UDA-naam. Templateattributen worden uit content_attributes_global.lst gelezen en de gebruikersattributen uit de omgevingsdatabase. Gegevenstype zoals String, Integer, Float, Timestamp, Boolean, Logical of planeanglemeasure. Type eenheid, zoals lengte, gebied, volume of massa. Verschaling van eenheidswaarden van UDA-waarden zonder eenheid. Conversiefactor wordt toegevoegd zodat waarden zonder eenheid kunnen worden geconverteerd om met de globale eenheden in de IFCbestanden te corresponderen. Gebieds- en volume-eenheden hebben deze factoren nodig. Mogelijkheid om standaardwaarden te gebruiken. Mogelijkheid om de set die moet worden geëxporteerd te negeren als templateattributen of UDA geen waarde hebben. Een configuratiebestand bevat eigenschappensets die voorwaarden aan IFC-entiteiten koppelt: Hiërarchietype voor koppeling met IFC-entiteiten met niet alleen ondersteuning voor gebouwelementen, maar ook voor bouten, wapeningsstaven en merken. De mogelijkheid om beperkende regels te gebruiken, zoals Equal, NotEqual, LessThan, GreaterThan, LessThanOrEqual en GreaterThanOrEqual voor getallen en Equal en NotEqual voor tekst. U moet uw configuratiebestand met de extra eigenschappenset met een geschikte editor wijzigen als u deze beperkende regels wilt toevoegen. Er kan een willekeurig aantal koppelingsregels voor een eigenschappenset bestaan, maar slechts één eigenschappensetdefinitie voor elk ReferenceId. IFC 104 IFC-export

105 U kunt verschillende eigenschappensets koppelen aan verschillende typen IFC-entiteiten. Een plaat kan bijvoorbeeld een andere set met eigenschappen hebben dan een ligger. Als er geen waarde wordt gevonden voor een eigenschap in export, wordt de eigenschappenset in de export helemaal niet geschreven. Als u dit wilt voorkomen, voegt u optional=true voor die eigenschap in de eigenschappenset toe. Hieronder ziet u een voorbeeld van de inhoud van het bestand IfcPropertySetConfigurations_CV2.xml. Hieronder ziet u een voorbeeld van de inhoud van het bestand IfcPropertySetConfigurations.xml. IFC 105 IFC-export

106 IFC 106 IFC-export

107 10 SketchUp Trimble SketchUp is modelleersoftware die bijvoorbeeld wordt gebruikt in architectuur, constructie, engineering en landschapsarchitectuur. 3D Warehouse bevat veel SketchUp-modellen die u als referentiemodellen naar Tekla Structures kunt importeren. U kunt Sketchup-bestanden als referentiemodellen in Tekla Structures importeren. Tekla Structures ondersteunt Sketchup-versie 2016 en eerder bij het importeren. U kunt Tekla Structures-modellen als.skp-bestanden exporteren om in SketchUp te gebruiken. Zie ook Een referentiemodel importeren (pagina 45) Een model naar SketchUp exporteren (pagina 107) 10.1 Een model naar SketchUp exporteren U kunt een Tekla Structures-model in de.skp-indeling naar SketchUp exporteren. 1. Selecteer de te exporteren modelobjecten. Selecteer niets als u alles wilt exporteren. We raden aan om grote modellen in delen te exporteren. 2. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> SketchUp. 3. Blader naar de locatie van het uitvoerbestand en voer de bestandsnaam in. 4. Selecteer op het tabblad Geavanceerd de objecten die u wilt exporteren. 5. Klik op Maak geselecteerde. Klik op Maak alle als u alles wilt exporteren. SketchUp 107 Een model naar SketchUp exporteren

108 11 DWG en DXF DWG is het oorspronkelijke bestandsformaat van AutoCAD en het standaardbestandsformaat voor Autodesk-producten. DWG wordt gebruikt voor 2D en 3D CAD-gegevens dat wordt ondersteund door Tekla Structures. DXF (Drawing exchange Format) is ontwikkeld door Autodesk voor het mogelijk maken van de uitwisselbaarheid van data tussen AutoCAD en andere programma's. Omdat de bestandsindeling geen enkele vorm van een onderdeel-id bevat, is het niet mogelijk om wijzigingen, die in verschillende versies van een bestand zitten, van de verschillende fysieke objecten bij te houden. Er is in Tekla Structures geen clash check met een DXF-bestand mogelijk. De DWG-/DXF-bestanden die met de DWG/DXF-tool zijn geïmporteerd, geven niet de oppervlakken van de geïmporteerde objecten weer, alleen de constructielijnen of de naar onderdeelprofielen geconverteerde lijnen die kunnen worden gebruikt om een model te maken. Als u oppervlakken van de objecten wilt weergeven, importeert u DWG- en DXF-bestanden als referentiemodellen (pagina 45). In de DWG-/DXF-import ondersteunt Tekla Structures ACAD2012 of eerder. Als u de AutoCAD-versie van het DWG-bestand wilt bepalen, opent u het bestand in een teksteditor. U kunt de versiecode in de eerste zes bytes vinden: AC1027 = 2013 AC1024 = 2010, 2011, 2012 AC1021 = 2007, 2008, 2009 AC1018 = 2004, 2005, 2006 AC1015 = 2002, 2000i, 2000 AC1014 = 14 AC1012 = 13 AC1009 = 12, 11 AC1006 = 10 DWG en DXF 108 Een model naar SketchUp exporteren

109 AC1004 = 9 AC1002 = 2 Klik voor meer informatie op onderstaande links: Een 2D-, 3D DWG- of DXF-bestand importeren (pagina 109) Een model naar een 3D DWG- of DXF-bestand exporteren (pagina 110) Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren (pagina 112) DWG-bestanden in tekeningen importeren U kunt ook koppelingen aan DWG-bestanden in tekeningen toevoegen via de 2D-bibliotheek of door een lintcommando te gebruiken: 2D Library in drawings Add links to DWG and DXF files in drawings 11.1 Een 2D-, 3D DWG- of DXF-bestand importeren De DWG/DXF-importtool importeert 2D- en 3D-modellen die een DXF- of DWGindeling hebben. U kunt het bestand als onderdelen of referentielijnen importeren. 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> DWG/DXF. 2. Voer de naam van het importbestand in. Klik op Bladeren om naar het bestand te bladeren. 3. Voer de offset vanaf X, Y en Z in. 4. Voer de schaal in. 5. Selecteer hoe de geïmporteerde onderdelen moeten worden weergegeven: Met Referentielijnen worden onderdelen in het model weergegeven met behulp van hun referentielijnen in het oorspronkelijke model. Met Onderdelen wordt het volledige profiel van onderdelen in het oorspronkelijke model weergegeven op basis van de profielgrootten die in de vakken Ligger profiel en Plaat profiel zijn gedefinieerd. U kunt alleen metrische profielen gebruiken met deze optie. 6. Selecteer Gebruik 2D import als u een tweedimensionale weergave van het oorspronkelijke model wilt importeren. Dit is handig wanneer u de optie Referentielijn hebt geselecteerd. Selecteer Gebruik 2D import niet als u het model in 3D wilt importeren. DWG en DXF 109 Een 2D-, 3D DWG- of DXF-bestand importeren

110 7. Klik op Importeren. Tekla Structures importeert het bestand dat u hebt opgegeven. Als u de geïmporteerde onderdelen of referentielijnen moet verwijderen, selecteert u de onderdelen of de lijnen en drukt u op Verwijderen. Beperkingen Houd rekening met het volgende als u DWG-profielen importeert: Het profiel moet het enige object in het DWG-bestand zijn. Het bestand mag geen titels, blokken of andere afbeeldingen bevatten. Het profiel moet een gesloten POLYLIJN zijn. Het genereren van de polylijnen vanuit een ADSK 3D-model vereist een aantal stappen om het profiel op te schonen. Het profiel moet worden vergroot. De DWG-/DXF-bestanden die met de DWG/DXF-tool zijn geïmporteerd, tonen niet de oppervlakken van de geïmporteerde objecten, alleen de constructielijnen of de naar onderdeelprofielen geconverteerde lijnen die kunnen worden gebruikt om een model te maken. Als u oppervlakken van de objecten wilt weergeven, importeert u DWG- en DXF-bestanden als referentiemodellen (pagina 45). De importfunctionaliteit is niet in alle Tekla Structures-configuraties beschikbaar. Raadpleeg voor meer informatie Tekla Structuresconfiguraties Een model naar een 3D DWG- of DXF-bestand exporteren U kunt het hele model of modelonderdelen naar de bestandstypen 3D DWG of 3D DXF exporteren. Tekla Structures maakt standaard het bestand model.dwg in de huidige modelmap. U kunt onderdelen, items en bouten naar 3D DWG/DXF exporteren. Beperkingen De export heeft de volgende beperkingen: Boutgaten worden niet geëxporteerd. Gebogen liggers en polyliggers worden als enkelvoudige, doorgaande liggers geëxporteerd. Het aantal segmenten in de gebogen liggers is zoals gedefinieerd voor de desbetreffende gebogen ligger. Wapeningsstaven worden niet geëxporteerd. Stramienen worden niet geëxporteerd. DWG en DXF 110 Een model naar een 3D DWG- of DXF-bestand exporteren

111 TIP U kunt kleur- en doorzichtigheidsinstellingen definiëren voor onderdelen en andere modelobjecten. Op deze manier kunt u de kleur die de objecten in de geëxporteerde DWG/DXF-bestanden hebben beïnvloeden. 1. Open een Tekla Structures-model. 2. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> 3D DWG/DXF. 3. Accepteer in het dialoogvenster 3D DWG/DXF exporteren de standaard exportbestandsnaam of voer een andere in. Als u een al bestaand exportbestand wilt vervangen, klikt u op de knop... en bladert u naar het bestand. 4. Selecteer of u de gegevens wilt exporteren als DWG of DXF. 5. Selecteer in Exporteren als de weergave van de geëxporteerde objecten: Met Oppervlakten worden onderdelen als oppervlakten geëxporteerd. Als u 3D DWG- of DXF-bestanden exporteert als Oppervlakten, wordt meer geheugen gebruikt en kan het langer duren. Het eindresultaat is echter beter. Met Lijnen worden onderdelen geëxporteerd als lijnen die zich in het midden van de profieldoorsnede bevinden. Dit is zeer geschikt voor het exporteren naar rekenprogramma's. Met Hartlijnen worden onderdelen als hartlijnen van een onderdeel geëxporteerd. Met Referentielijnen worden onderdelen als referentielijnen geëxporteerd, die tussen de referentiepunten zijn getekend. Dit is zeer geschikt voor het exporteren naar rekenprogramma's. Als het model groot is of als u minder geheugen ter beschikking hebt, is de optie Referentielijnen sneller en krijgt u met deze optie een kleiner bestand. 6. Selecteer de Onderdeelnauwkeurigheid: De opties zijn Hoog en Normaal. Met Hoog worden ook afrondingen van profieldoorsneden geëxporteerd. 7. Selecteer de Boutnauwkeurigheid: Met Hoog worden hele boutsamenstellingen inclusief ringen geëxporteerd. Met Normaal wordt alleen de bout en de moer geëxporteerd. Met Geen bouten worden geen bouten geëxporteerd. 8. Selecteer of Zaagsnedes in de export moeten worden opgenomen. Ja de exporteert uitsnijdingen. DWG en DXF 111 Een model naar een 3D DWG- of DXF-bestand exporteren

112 9. Selecteer of Binnencontouren moeten worden opgenomen: Ja is inclusief de binnencontouren. 10. Selecteer in de lijst Exporteren wat er geëxporteerd moet worden: Met Alle objecten wordt het gehele model geëxporteerd. Met Geselecteerde objecten worden geselecteerde onderdelen van het model geëxporteerd. Als u alleen onderdelen wilt selecteren die u in de export wilt opnemen, activeert u de selectieknoppen Onderdelen selecteren en Selecteer object. U kunt ook een selectiefilter maken dat alle onderdelen en objecten exporteert die u wilt. Componenten kunnen niet zomaar worden geïmporteerd, maar u moet de objecten in componenten selecteren om de opgenomen onderdelen te exporteren. 11. Klik op Maak. Tekla Structures maakt het exportbestand in de huidige modelmap. De id van elk onderdeel wordt als een attribuut geëxporteerd en voor elk onderdeel in het exportbestand geschreven. Zie ook Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren (pagina 112) 11.3 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren U kunt tekeningen naar de 2D DWG- of DXF-indeling exporteren. 1. Klik op het tabblad Tekeningen & Lijsten op Tekeningenlijst. 2. Selecteer in de lijst de tekeningen die u wilt exporteren. 3. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Exporteer. 4. Voer in het dialoogvenster Exporteer tekeningen op het tabblad Exporteer bestand de naam van het exportbestand in. Als u verschillende tekeningen exporteert, laat u het bestandsnaamvak leeg. De tekeningen worden standaard naar de map \PlotFiles in de huidige modelmap geëxporteerd. Als u een andere map wilt gebruiken, voert u het volledige pad in. Tekla Structures gebruikt een van de volgende variabelen om de namen voor de exportbestanden te definiëren. De variabele die wordt gebruikt, is afhankelijk van het type tekening: XS_DRAWING_PLOT_FILE_NAME_A XS_DRAWING_PLOT_FILE_NAME_C DWG en DXF 112 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

113 XS_DRAWING_PLOT_FILE_NAME_G XS_DRAWING_PLOT_FILE_NAME_W XS_DRAWING_PLOT_FILE_NAME_M. 5. Selecteer het bestandstype: DXF of DWG. 6. Selecteer Inclusief revisiemerk in bestandsnaam als u een revisielabel in de bestandsnaam wilt opnemen. 7. Stel de layer-opties op het tabblad Layer opties in: Selecteer het bestand met layervoorwaarden. Klik op Setup om layers toe te voegen of te wijzigen en objectgroepen aan verschillende layers toe te kennen. Selecteer Gebruik geavanceerde lijntype en layer conversie als u een geavanceerde conversie wilt gebruiken bij het converteren van het type, kleur en dikte van lijnen en layers. Voer in het vak Conversie bestand de naam van het bestand in, dat in de conversie moet worden gebruikt. Tekla Structures gebruikt standaard het bestand LineTypeMapping.xml in de map..\tekla Structures \<version>\environments\common\inp. Als u uw eigen lijntypetoewijzingen moet definiëren, kunt u het bestand LineTypeMapping.xml als template gebruiken, wanneer u voor uzelf een conversiebestand maakt. Selecteer Inclusief lege layers als u lege layers in de export wilt opnemen. Selecteer Kleur object volgens layer als u verschillende kleuren voor verschillende layers wilt. 8. Stel de overige tekeningexportopties op het tabblad Opties in: Stel Schaal tekening en Lijntype schaal in. Als u de tekeningen wilt exporteren, zodat de DWG/DXF-inhoud wordt gegroepeerd op object, selecteert u Exporteer objecten als groep. Wanneer u dit doet, maakt Tekla Structures een nieuwe groep voor elk object (onderdeel, label, maatlijn enzovoort.). Selecteer Onderbreek lijnen met tekst als u geen doorgaande lijnen in geëxporteerde tekeningen wilt weergeven, bijvoorbeeld om de lijn door tekst of labels in tekeningen te laten lopen. Selecteer Gebruikerslijnen als gesplitste lijnen exporteren om ervoor te zorgen dat gebruikerslijntypen er hetzelfde uitzien in de software waarnaar u exporteert en wanneer ze worden afgedrukt. Als Gebruikerslijnen als gesplitste lijnen exporteren wordt geselecteerd, worden gebruikerslijntypen geëxporteerd als ononderbroken lijnen die zijn gesplitst in meerdere korte lijnen. Als DWG en DXF 113 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

114 Gebruikerslijnen als gesplitste lijnen exporteren niet wordt geselecteerd, worden gebruikerslijntypen geëxporteerd zoals gedefinieerd in TeklaStructures.lin. Selecteer Papierruimte gebruiken om naar zowel modelspace als paperspace te exporteren. De niet-verschaalde inhoud van de tekeningaanzichten wordt geëxporteerd naar modelspace. De tekeningopmaak wordt naar paperspace geëxporteerd. De opmaak bevat verschaalde viewports waarin een geschikte modelspace worden weergegeven. Zorg er bij het exporteren naar paperspace voor dat alle objecten in het aanzicht zich binnen het kader van het aanzicht bevinden. Objecten die zich gedeeltelijk buiten het kader van het tekeningaanzicht bevinden, worden niet geëxporteerd. 9. Klik op Exporteren. Zie ook Standaardlijntypen in tekeningen (pagina 122) De aangepaste lijntypetoewijzingen in de tekeningexport definiëren (pagina 119) Voorbeeld: Layers en export naar DWG instellen (pagina 123) Layers in geëxporteerde DWG/DXF-tekeningen (pagina 114) Layers in DWG/DXF-bestanden maken voor het exporteren van tekeningen (pagina 115) Objecten aan layers in de tekeningexport toewijzen (pagina 116) Export layerinstellingen kopiëren naar een ander project (pagina 118) Layers in geëxporteerde DWG/DXF-tekeningen In DWG-/DXF-exporttekeningen kunt u de layers definiëren waartoe verschillende tekeningobjecten behoren. Het voordeel van het gebruik van layers in export is dat als u een bepaalde layer niet wilt weergeven in de tekening, u deze kunt uitschakelen. U kunt de verschillende layers definiëren met Tekla Structures-selectiefilters. U kunt het bestand LineTypeMapping.xml gebruiken om het lijntype, de lijnvorm en de lijnkleur van objecten op verschillende layers te definiëren. U kunt ook gebruikerslijntypen in het bestand TeklaStructures.lin toevoegen en deze gebruiken bij het toewijzen van Tekla Structures lijntypen aan de lijntypen in de geëxporteerde DWG- en DXF-bestanden. DWG en DXF 114 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

115 U kunt alle objecttypen die in het dialoogvenster Tekening export layers worden weergegeven, exporteren naar eigen layers. De volgende objecten kunnen niet aan layers worden toegewezen in de export omdat deze niet kunnen worden geïdentificeerd als aparte objecten in selectiefilters: wolken, arceringen, aansluitende onderdelen, symbolen in tekeningen, labels van doorsneden, teksten van stramienlabels, maatlijnlabels, laslabels, aanhaallijnen van boutlabels en aanhaallijnen van onderdeellabels. Arceringen worden bijvoorbeeld geëxporteerd naar dezelfde layer als het onderdeel waar de arcering toe behoort. Zie ook Voorbeeld: Layers en export naar DWG instellen (pagina 123) Layers in DWG/DXF-bestanden maken voor het exporteren van tekeningen U moet de layers definiëren die in de geëxporteerde DWG- en DXF-bestanden worden opgenomen. OPMERKING Als u wilt bijhouden welke layers u hebt, maak dan in één keer alle layers die u nodig hebt voor de definitieve DWG-/DXFtekeningen. 1. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> Tekeningen. 2. Ga in het dialoogvenster Exporteer tekeningen naar het tabblad Layer opties en klik op Setup naast het vak Layer voorwaarden. 3. Klik in het dialoogvenster Tekening export layers op Wijzig layers. 4. Klik op Toevoegen om een layer toe te voegen. U kunt zo veel layers toevoegen als nodig is. 5. Klik op de rij van de nieuwe layer in de kolom Naam en voer de naam voor de layer in. 6. Klik op de regel van de nieuwe layer in de kolom Kleur en selecteer een kleur voor de nieuwe layer. DWG en DXF 115 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

116 7. Klik op OK. Vervolgens kunt u objecten aan de nieuwe layer toewijzen. Zie ook Objecten aan layers in de tekeningexport toewijzen (pagina 116) Voorbeeld: Layers en export naar DWG instellen (pagina 123) Objecten aan layers in de tekeningexport toewijzen U moet definiëren welke objecten u naar een bepaalde layer in het geëxporteerde DWG-/DXF-bestand wilt exporteren. U kunt dat doen met een selectiefilter voor het identificeren van de gewenste objecten tussen alle objecten en door een voorwaarde te maken om deze objecten naar een bepaalde layer te exporteren. U moet eerst het selectiefilter maken voordat u de voorwaarde maakt. 1. Maak een selectiefilter. 2. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> Tekeningen. 3. Ga in het dialoogvenster Exporteer tekeningen naar het tabblad Layer opties en klik op Setup. 4. Open een objectgroep door op het plusteken naast de groepsnaam te klikken. Klik bijvoorbeeld op het plusteken naast Model object. 5. Klik met de rechtermuisknop op een voorwaarde in de lijst en selecteer Voorwaarde toevoegen niveau dieper. Klik bijvoorbeeld met de rechtermuisknop op Onderdeel. 6. Voer een naam voor de voorwaarde in en selecteer het selectiefilter dat u hebt gemaakt. DWG en DXF 116 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

117 7. Klik op OK. 8. Dubbelklik op de rij onder de zojuist gemaakte voorwaarde en selecteer hier de gewenste layer voor in het dialoogvenster Selecteer layer. 9. Klik op OK. In Tekla Structures wordt de geselecteerde layer aan de voorwaarde toegewezen. 10. Sla de gemaakte layervoorwaarde-instellingen voor later gebruik op door naast de knop Opslaan als een naam in te voeren en op Opslaan als te klikken. OPMERKING De volgorde van voorwaarden is belangrijk. Deel de voorwaarden in door met de rechtermuisknop op de voorwaarde te klikken en Verplaats omhoog of Verplaats omlaag te gebruiken. De objecten worden naar de eerste overeenkomende layer geëxporteerd. Als er geen overeenkomende layer is, worden de objecten als Overige objecten geëxporteerd. Voorbeeld: Een voorwaarde maken voor het exporteren van liggerlabels naar hun eigen layers in tekeningexport U kunt alle soorten tekeningobjecten naar hun eigen layers exporteren. Dit voorbeeld geeft weer hoe u dat voor liggerlabels kunt doen. Alle soorten labels kunnen afzonderlijk naar hun eigen layers worden geëxporteerd: boutlabels, onderdeellabels, verbindingslabels, aansluitende onderdeellabels, wapeningslabels en componentlabels. U moet u eerst een selectiefilter maken die de liggers selecteert en vervolgens kunt u de layervoorwaarde definiëren. Noem het liggerselectiefilter Liggers. 1. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> Tekeningen. 2. Ga naar het tabblad Layer opties van het dialoogvenster Exporteer tekeningen en klik op Setup naast het vak Layer voorwaarden. 3. Selecteer onder Label in het dialoogvenster Tekening export layers de layer-voorwaarde van het label dat u voor de eigen layer wilt definiëren DWG en DXF 117 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

118 (onderdeel-, bout-, verbinding-, aansluitend-onderdeel- of wapeningslabel). Selecteer Onderdeel label. 4. Klik met de rechtermuisknop op Onderdeellabel en selecteer Voorwaarde toevoegen niveau dieper in het contextmenu. Het dialoogvenster Layer manager voorwaarden wordt geopend. 5. Voer een voorwaardenaam in (bijvoorbeeld LiggerLabel) en selecteer een filter dat u hebt gemaakt (Ligger). 6. Klik op OK. Zie ook Tekla Structures maakt een nieuwe voorwaarde Liggerlabel. Nu kunt u de nieuwe voorwaarde verbinden met een ligger die u voor liggerlabels hebt gemaakt en deze gebruiken bij het exporteren van tekeningen. Objecten aan layers in de tekeningexport toewijzen (pagina 116) Export layerinstellingen kopiëren naar een ander project Als u wilt dat uw layerinstellingen ook in andere projecten beschikbaar zijn, kunt u ze naar een bedrijfs- of projectmap kopiëren. 1. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> Tekeningen. 2. Ga naar het tabblad Layer opties en klik op Setup. 3. Definieer de vereiste voorwaarde- en layerinstellingen. 4. Voer een naam in van het instellingenbestand voor de layervoorwaarde naast de knop Opslaan als en klik op Opslaan als. 5. Kopieer het bestand <your_layer_rule>.ldb uit de map \attributes onder de huidige modelmap naar de bedrijfs- of projectmap. Zie ook Objecten aan layers in de tekeningexport toewijzen (pagina 116) Layers in DWG/DXF-bestanden maken voor het exporteren van tekeningen (pagina 115) DWG en DXF 118 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

119 De aangepaste lijntypetoewijzingen in de tekeningexport definiëren U kunt geavanceerde conversie gebruiken om het type, de kleur en het gewicht van lijnen en layers te gebruiken. Op deze manier krijgt u de lijntypen die u in bijvoorbeeld AutoCAD wilt gebruiken. Standaard gebruikt Tekla Structures het bestand LineTypeMapping.xml in de map..\tekla Structures\<version>\environments\common\inp voor de conversie. Als u uw eigen lijntypetoewijzingen moet definiëren, kunt u het bestand LineTypeMapping.xml als template gebruiken. OPMERKING Als u het lijntypetoewijzingsbestand moet wijzigen, moet u een editor te gebruiken die XML kan valideren, zodat een geldige documentstructuur kan worden behouden. Ga op een van de volgende manieren te werk om uw eigen lijntypetoewijzingen te definiëren: Taak Toewijzen alleen in overeenstemming met lijntypen Toewijzen in overeenstemming met lijntypen en layers Actie 1. Open het toewijzingsbestand in een XML-editor. 2. Voer alleen de informatie over het lijntype in. Alle lijnen in alle layers met lijntype XKITLINE01 worden bijvoorbeeld geëxporteerd naar DASHED. 3. Sla het toewijzingsbestand in de modelmap op. 1. Open het toewijzingsbestand in een XML-editor. 2. Voer het lijntype en de layernaam in. Definieer de layers waarop de toewijzing van toepassing is in het attribuut LayerName. Als u het attribuut LayerName weglaat, wordt in Tekla Structures de lijntypetoewijzing voor elke layer gebruikt. Als u het attribuut LayerName opneemt, wordt in Tekla Structures de DWG en DXF 119 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

120 Taak Actie lijntypetoewijzing alleen voor die layer gebruikt. Alle lijnen in de layer BEAM met lijntype XKITLINE01 worden bijvoorbeeld geëxporteerd naar DASHED. Tekla Structures zoekt standaard eerst naar deze soorten toewijzingen. 3. Definieer de kleur van de lijn in het attribuut Color. Voer de kleurwaarden in ACI-codes in (AutoCAD Color Index) (nummers 0 tot 255). 4. Definieer de dikte van de lijn in het attribuut Weight. Voer de waarden in honderden van millimeters in. 5. Sla het toewijzingsbestand in de modelmap op. DWG en DXF 120 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

121 Het bestand LineTypeMapping.xml is als volgt samengesteld: 1. De eerste paragraaf bestaat uit een XML- en documenttypedefinitie. Wijzig of verwijder deze paragraaf niet. 2. De toewijzingen die beschikbaar zijn, zijn hier gedefinieerd. U kunt deze toewijzingen als een template voor uw eigen toewijzingen gebruiken. DWG en DXF 121 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

122 Voorbeelden In het eerste voorbeeld wordt een nieuw Mapping-element toegevoegd, waarin XKITLINE00-lijnen in de Beam-layer worden geconverteerd naar lijntype BORDER, kleur wordt geconverteerd naar 10 en de dikte wordt geconverteerd naar 1.00 mm: In het tweede voorbeeld wordt een nieuw Mapping-element toegevoegd, waarin XKITLINE02-lijnen in de Part-layer worden geconverteerd naar lijntype HIDDEN2, de layernaam wordt geconverteerd naar Part_Hidden, de kleur wordt geconverteerd naar 8 en de dikte wordt geconverteerd naar 1.00 mm. U kunt het bestand LineTypeMapping.xml gebruiken om verborgen lijnen naar aparte layers te exporteren. De verborgen lijnen moeten vervolgens worden gedefinieerd in hun eigen layers (hier Part_Hidden). OPMERKING De export kan alleen slagen als de layer (hier Part_Hidden) bestaat in de lijst met beschikbare layers in het dialoogvenster Wijzig layers. Zie ook Standaardlijntypen in tekeningen (pagina 122) Standaardlijntypen in tekeningen Er zijn standaard lijntypen beschikbaar in Tekla Structures-tekeningen. U kunt standaard lijntypen toewijzen aan aangepaste lijntypen die in TeklaStructures.lin worden gedefinieerd en verder naar DWG/DXFbestanden geëxporteerd. De tabel hieronder geeft de standaard lijntypen weer en hoe deze eruitzien. Lijntypenaam XKITLINE00 XKITLINE01 XKITLINE02 XKITLINE03 XKITLINE04 Lijntype-uiterlijk DWG en DXF 122 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

123 XKITLINE05 Lijntypenaam Lijntype-uiterlijk XKITLINE06 Zie ook De aangepaste lijntypetoewijzingen in de tekeningexport definiëren (pagina 119) Voorbeeld: Layers en export naar DWG instellen In dit voorbeeld wordt getoond hoe u layers kunt definiëren en lijntypen in een bepaalde layer naar hun eigen sublayers in DWG-export kunt exporteren. De workflow bestaat uit zes taken: 1. Voorbeeld: Een selectiefilter voor DWG-export maken (pagina 123) 2. Voorbeeld: Layers voor DWG-export maken (pagina 124) 3. Voorbeeld: Een voorwaarde maken om een tekening naar DWG te exporteren en een layer aan de voorwaarde toe te wijzen (pagina 124) 4. Voorbeeld: Een aangepast lijntype voor DWG-export definiëren (pagina 126) 5. Voorbeeld: Lijntypen en gewichten voor layers in DWG-export definiëren (pagina 126) 6. Voorbeeld: De tekening naar DWG exporteren (pagina 127) Voorbeeld: Een selectiefilter voor DWG-export maken Begin met het maken van een selectiefilter. Deze taak is fase 1 in de workflow Voorbeeld: Layers en export naar DWG instellen (pagina 123). U maakt als volgt een selectiefilter: 1. Klik in het model op de knop Selectiefilter. 2. Klik in het dialoogvenster Object groep - selectiefilter op Nieuw filter. 3. Voeg nieuwe filtervoorwaarden toe. a. Maak een filtervoorwaarde die onderdelen selecteert volgens de naam LIGGER. b. Maak een filtervoorwaarde die onderdelen selecteert volgens de materiaal S* (zoals in staal). 4. Sla het filter op als staal-ligger. DWG en DXF 123 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

124 Voorbeeld: Layers voor DWG-export maken Na het maken van een selectiefilter kunt u doorgaan door layers te maken die u in de geëxporteerde DWG wilt hebben. Deze taak is fase 2 in de workflow Voorbeeld: Layers en export naar DWG instellen (pagina 123). U maakt de gewenste layers in de geëxporteerde DWG als volgt: 1. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> Tekeningen. 2. Ga naar het tabblad Layer opties. 3. Klik op Instellingen en klik vervolgens op Wijzig layers. 4. Klik op Toevoegen om een nieuwe layer toe te voegen. Maak aparte layers voor ononderbroken lijnen (staal-ligger-layer) en verborgen lijnen (staal-ligger-layer-h) in stalen liggers. 5. Stel de kleur voor de layers in. Stel de ononderbroken lijnen op rood in en verborgen lijnen op blauw. 6. Klik op OK om de wijzigingen te accepteren. DWG en DXF 124 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

125 Voorbeeld: Een voorwaarde maken om een tekening naar DWG te exporteren en een layer aan de voorwaarde toe te wijzen Na het maken van layers kunt u doorgaan door een voorwaarde te maken om een objectgroep naar een layer te exporteren en de layer aan de gemaakte voorwaarde toe te wijzen. Deze taak is fase 3 in de workflow Voorbeeld: Layers en export naar DWG instellen (pagina 123). U maakt als volgt een voorwaarde om een objectgroep naar een layer te exporteren en de layer toe te wijzen aan de gemaakte voorwaarde: 1. Klik met de rechtermuisknop op een onderdeelvoorwaarde van een modelobject en selecteer Voorwaarde toevoegen niveau dieper. 2. Voer een naam voor de voorwaarde in (steel-beam-rule) en selecteer het selectiefilter dat u voor stalen liggers hebt gemaakt (steel-beam). 3. Klik op OK. 4. Als u een layer aan een voorwaarde wilt toewijzen, dubbelklikt u op de rij onder de staal-ligger-voorwaarde en selecteert u een layer, in dit geval staal-ligger-layer. 5. Klik op OK. 6. Sla de layer voorwaarde-instellingen onder de naam voorbeeld1 met Bewaar als op. 7. Sluit het dialoogvenster door op OK te klikken. DWG en DXF 125 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

126 Voorbeeld: Een aangepast lijntype voor DWG-export definiëren Na het maken van een voorwaarde kunt u doorgaan door een aangepast lijntype voor doorlopende lijnen in de geëxporteerde DWG te definiëren. In dit voorbeeld voegt u enkele lijntypedefinities toe. Dit is fase 4 in de workflow Voorbeeld: Layers en export naar DWG instellen (pagina 123). U definieert een aangepast lijntype als volgt: 1. Open het bestand TeklaStructures.lin in een teksteditor (.. \ProgramData\Tekla Structures\<versie>\environments \common\inp ). 2. Voeg de volgende lijntype definitie in het bestand toe: 3. Sla het bestand op. Zorg ervoor dat de bestandsextensie niet wijzigt. Voorbeeld: Lijntypen en gewichten voor layers in DWG-export definiëren Nadat u een aangepast lijntype hebt gedefinieerd, kun u doorgaan met het wijzigen van het bestand LineTypeMapping.xml en het definiëren van de lijntypen en gewichten.deze taak is fase 5 in de workflow Voorbeeld: Layers en export naar DWG instellen (pagina 123). U definieert lijntypen en gewichten als volgt: 1. Open het bestand LineTypeMapping.xml (..\ProgramData\Tekla Structures\<versie>\environments\common\inp ) in een teksteditor. 2. Voeg de lijntypetoewijzingen voor de layers toe, zoals wordt weergegeven binnen het onderste blauwe kader in de onderstaande afbeelding. Raak de lijnen in het bovenste rode kader niet aan. 3. Sla het bestand op. Zorg ervoor dat de bestandsextensie niet wijzigt. DWG en DXF 126 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

127 1. De lijnen bevinden zich in de layer staal-ligger-layer. 2. De lijnen worden getekend met XKITLINE00 (ononderbroken lijnen). 3. De lijnen worden geëxporteerd naar CONTINUOUS lijnen in DWG. De lijnkleur in DWG is al gedefinieerd in de layereigenschappen (rood). Het lijngewicht in DWG is De lijnen bevinden zich in de layer staal-ligger-layer. 5. De lijnen worden getekend met XKITLINE02 (verborgen lijnen). 6. De lijnen worden geëxporteerd als DASHED lijnen naar een aparte layer met de naam steel-beam-layer-h in DWG. De lijnkleur in DWG is al gedefinieerd in de layereigenschappen (blauw). Het lijngewicht in DWG is 35. DWG en DXF 127 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

128 Voorbeeld: De tekening naar DWG exporteren Nadat u alle layer-instellingen hebt gedefinieerd, kunt u doorgaan door de tekening te exporteren. Zorg er voordat u de tekening naar DWG exporteert voor dat alle tekeningeigenschappen zijn zoals u wenst. Deze taak is fase 6 in de workflow Voorbeeld: Layers en export naar DWG instellen (pagina 123). U exporteert de tekening als volgt: 1. Open de tekening die u wilt exporteren. 2. Klik in het menu Bestand op Exporteer tekeningen. 3. Voer een naam voor het exportbestand in. 4. Stel het Type op DWG in. 5. Ga naar het tabblad Layer opties en laad de layervoorwaarde-instellingen die u eerder onder de naam voorbeeld1 hebt opgeslagen. 6. Schakel de volgende selectievakjes in: Gebruik het geavanceerde lijntype en de layerconversie, Inclusief lege layers en Kleur object volgens layer. 7. Blader naar het bestand LineTypeMapping.xml. 8. Ga naar het tabblad Opties, stel de schaal voor de export in en schakel desgewenst het selectievakje Exporteer objecten als groep in om de optie Onderbreek lijnen met tekst en Gebruikerslijnen als gesplitste lijnen exporteren uit te voeren. 9. Klik op Exporteren. Open de geëxporteerde DWG met toepasselijke DWG-viewersoftware. U kunt zien dat de ononderbroken lijnen van de stalen ligger zich in één layer bevinden en de verborgen lijnen in een andere layer. Ook kunt u zien dat kolommen niet overeenkomen met de layervoorwaarden die u hebt DWG en DXF 128 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

129 gedefinieerd. Deze worden dus in overeenstemming met andere voorwaarden verwerkt. Zie hieronder voorbeelden over hoe het wel of niet selecteren van de optie Onderbreek lijnen met tekst het resultaat beïnvloed. In het volgende voorbeeld is de optie Onderbreek lijnen met tekst geselecteerd. In het volgende voorbeeld is de optie Onderbreek lijnen met tekst niet geselecteerd. DWG en DXF 129 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

130 DWG en DXF 130 Een tekening naar 2D DWG- of DXF exporteren

131 12 DGN Het DGN-formaat is speciaal gebruikt voor de gegevensoverdracht tussen programma's die worden gebruikt voor het ontwerpen van fabrieken. Het is ontwikkeld door MicroStation. Het is vergelijkbaar met DWG wat alleen een grafisch gegevensformaat is. Het bevat unieke onderdeel-id s in het opgegeven model. Het is mogelijk om de clashes tussen het Tekla Structures-model en een DGN-referentiemodel te controleren. Dit formaat heeft de volgende beperkingen: GUID wordt niet ondersteund. Change management is niet mogelijk met een DGN-bestand. Zie ook Referentiemodellen en compatibele indelingen (pagina 44) Een referentiemodel importeren (pagina 45) Naar 3D DGN-bestanden exporteren (pagina 135) 12.1 DGN importeren U kunt DGN-modellen als referentiemodellen in Tekla Structures importeren. U kunt DGN-modelobjecten op verschillende referentiemodel-layers volgens de niveau-instellingen in het DGN-bestand weergeven. U kunt DGN-modellen voor de clash check gebruiken. Het importeren van referentiemodellen in Tekla Structures ondersteunt de DGN-indelingen V7 en V8. Een DGN-bestand kan een of meer DGN-modellen bevatten. Een DGN-model kan een van de volgende drie typen zijn: een rekenmodel, een extrusiemodel of een sheetmodel. Rekenmodellen zijn erg handig in Tekla Structures omdat deze de geschikte structurele gegevens bevatten. Als er in een DGN-bestand veel modeltypen beschikbaar zijn, selecteert Tekla Structures het geïmporteerde modeltype in deze volgorde: 1. Een actief model wordt geïmporteerd als het een rekenmodel is. 2. Een standaardmodel wordt geïmporteerd als het een rekenmodel is. DGN 131 DGN importeren

132 3. Als DGN-bestanden rekenmodellen bevatten, wordt de eerste geïmporteerd. 4. Als er zich geen rekenmodellen in het DGN-bestand bevinden, wordt het eerste model ongeacht het modeltype geïmporteerd. U kunt een logbestand over de DGN-import op het tabblad Log bestand in Meldingsscherm weergeven. Als u het Meldingsscherm wilt openen, gaat u naar Snel starten, voert u Meldingsscherm in en selecteert u het commando Meldingsscherm in de weergegeven lijst. Zie ook Een referentiemodel importeren (pagina 45) DGN-objecten die in referentiemodellen worden ondersteund (pagina 132) 12.2 DGN-objecten die in referentiemodellen worden ondersteund In Tekla Structures kunnen de volgende DGN-objecten in referentie modellen worden weergegeven: Object Typenr. Beschrijving Cel 2 Een verzameling gegroepeerde entiteiten met een gemeenschappelijk(e) invoegpunt/oorsprong, schaal en oriëntatie in 2D/3D-ruimte. Lijn 3 Lijnenreeks 4 Een reeks onderling verbonden lijnen. Vorm 6 Zoals een lijnenreeks maar gesloten (eerste punt = laatste punt). Tekstknooppunt 7 Een paragraaf/tekstblok met meerdere lijnen. Bocht 11 Een parametrische spline curve. Complexe keten 12 Een ketenverzameling van andere entiteiten (lijnen, lijnenreeksen, bogen, curven of b-spline curven). Complexe vorm 14 Zoals een complexe keten maar gesloten (eerste punt = laatste punt). Ellips 15 DGN 132 DGN-objecten die in referentiemodellen worden ondersteund

133 Object Typenr. Beschrijving Boog 16 Tekst 17 Ondersteunt TrueTypelettertypen en tekststijlen (vet, onderstreept, cursief, enzovoort). 3D-oppervlakte 18 Zoals een 3D-solid maar niet aan de uiteinden afgedopt. 3D-solid 19 De solid die is gemaakt door uit een grensentiteit te projecteren of te roteren (lijn, lijnenreeks, curve, boog of ellips). Kegel 23 Feitelijk een afgekapte kegel die door twee parallelle cirkels zijn beschreven. Als de radius van beide cirkels hetzelfde is, wordt er een cilinder gemaakt. B-spline oppervlakten 24 Zie de beschrijving van b-spline curven die ook hier van toepassing is. Er worden extra gegevens geleverd door oppervlaktegrensentiteiten (type 25). B-spline curve 27 Kan rationeel/niet-rationeel, uniform/niet-uniform of open/ gesloten zijn. Entiteittype 27 levert header-gegevens en extra gegevens worden geleverd door paalentiteiten (type 21), knoopentiteiten (type 26) en wegingsfactorentiteiten (type 28). Gedeelde-celdefinitie 34 Vergelijkbaar met een DWGblokdefinitie. Definieert in feite een set gegroepeerde entiteiten. Gedeelde-celexemplaar 35 Vergelijkbaar met een DWGblokexemplaar. Er kunnen talloze celexemplaren op/in verschillende locaties, schalen en oriëntaties worden gemaakt op basis van de bepaalde celdefinitie. Meerdere lijnen 36 Een set parallelle lijnen die kunnen worden verbonden (met of zonder zichtbare naden op de verbindingen) en meerdere typen einddoppen (rond, vierkant enzovoort). DGN 133 DGN-objecten die in referentiemodellen worden ondersteund

134 Object Typenr. Beschrijving Net 105 Ondersteunt netten met geïndexeerde 'face loops', vierhoekige lijst, vierhoekig stramien, driehoekig stramien en driehoekige lijst. Smart solid - Smart solids (solids die zijn gemaakt van opgenomen Parasolid/ACIS-gegevens) kunnen in Tekla Structures worden geïmporteerd als draadvensteromtrekken. Beperkingen De volgende objecten hebben specifieke beperkingen: Object Typenr. Beschrijving Puntenreeks 22 Niet ondersteund. (Een puntenreeks is een serie punten met gekoppelde oriëntaties. Puntenreeksen zijn vooral bedoeld voor het definiëren van overzichtspaden). Maatvoering 33 Niet ondersteund. Net 105 Het type 'point cloud'- net wordt momenteel niet ondersteund. Smart solid - Smart solids (solids die zijn gemaakt van opgenomen Parasolid/ ACIS-gegevens) worden momenteel alleen als draadvensteromtrekken ondersteund. Daarom doen smart solids momenteel niet mee bij de clash checkbewerkingen. See also Een referentiemodel importeren (pagina 45) DGN importeren (pagina 131) DGN 134 DGN-objecten die in referentiemodellen worden ondersteund

135 12.3 Naar 3D DGN-bestanden exporteren U kunt geselecteerde onderdelen of over het gehele model naar 3D DGN exporteren. 1. Open een Tekla Structures-model. 2. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> 3D DGN. Het dialoogvenster Exporteer 3D DGN wordt geopend. 3. Voer de naam van het exportbestand in het vak Uitvoerbestand in. Als u een bestaand bestand wilt vervangen, klikt u op de knop... en bladert u naar het bestand. 4. Selecteer in de lijst Exporteren Alle objecten of Geselecteerde objecten en selecteer de te exporteren onderdelen. 5. Klik op Maak. In Tekla Structures wordt het bestand <name>.dgn in de huidige modelmap gemaakt. Als het model buisvormige onderdelen bevat en u de grootte van de DGNbestanden of de complexe weergave in de gerenderde aanzichten wilt verminderen, kunt u dit instellen met de volgende variabelen: XS_CHORD_TOLERANCE_FOR_SMALL_TUBE_SEGMENTS XS_CHORD_TOLERANCE_FOR_TUBE_SEGMENTS U kunt ook de volgende variabelen gebruiken om een DGN-export in te stellen: XS_EXPORT_DGN_COORDINATE_SCALE XS_EXPORT_DGN_FILENAME XS_EXPORT_DGN_INCLUDE_CUTS XS_EXPORT_DGN_INCLUDE_INNER_CONTOUR XS_EXPORT_DGN_USE_CLASS_AS_COLOR DGN 135 Naar 3D DGN-bestanden exporteren

136 13 LandXML U kunt LandXML-referentiemodellen in Tekla Structures importeren. De ondersteunde inhoud van LandXML-bestanden zijn terreinmodellen, lijnuitlijningen van wegen en spoorwegen, en regenwatersystemen. U kunt vanuit applicaties als Bentley InRoads, Autodesk Civil en Trimble Business Center bestanden in.xml-indeling exporteren en de.xmlbestanden in Tekla Structures als referentiemodellen importeren. De LandXML-indeling breidt de capaciteit van Tekla Structures uit om samengevoegde modellen inclusief de inframodellen weer te geven. Tekla Structures ondersteunt LandXML 1.2-schema en de notatie drijvende komma met enkele precisie. Een typisch voorbeeld van een gebouwconstructie waar LandXML kan worden gebruikt, is het oppervlak van het te gebruiken fundament wanneer paallengtes moeten worden beschouwd. LandXML kan ook worden gebruikt bij het ramen van de behoefte aan uitgraving. De LandXML-indeling is ook belangrijk voor ontwerptaken van bruggen en civiele constructies. Een voorbeeld van een geïmporteerd LandXML-referentiemodel: Een voorbeeld van layers in een LandXML-referentiemodel: LandXML 136 Naar 3D DGN-bestanden exporteren

137 Beperkingen De LandXML-functie ondersteunt niet alle mogelijke gegevens in de indeling. Het ondersteunt de subset van de primitieven die in een LandXML 1.2-schema worden gedefinieerd, zoals uitlijningen, terreinmodellen en pijpnetwerken. Oppervlakken worden in tekeningen niet correct weergegeven. Alleen het driehoekstype van oppervlakken wordt ondersteund. Er is geen waarschuwing als het LandXML-bestand niet-ondersteunde gegevens bevat. Zie ook Een referentiemodel importeren (pagina 45) LandXML 137 Naar 3D DGN-bestanden exporteren

138 14 PDF U kunt een PDF als een referentie model in uw model invoegen. Tijdens het invoegen, converteert Tekla Structures de PDF naar het DXF-formaat. Alleen vectorafbeeldingen worden geconverteerd. Zie ook Een PDF in een model importeren (pagina 138) 14.1 Een PDF in een model importeren 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> PDF-document invoegen. Het dialoogvenster PDF-referentiemodel invoegen wordt geopend. 2. Klik op Bladeren. 3. Blader naar de PDF en klik op Openen. 4. Stel de schaal voor het referentie model in. 5. Voer het nummer in van de pagina die u wilt invoegen. 6. Klik op OK. 7. Wijs een punt aan om het referentiemodel te plaatsen. Tekla Structures converteert de PDF naar DXF-formaat. De conversie maakt een DXF-bestand voor iedere geïmporteerde pagina. Tekla Structures slaat de DXF-bestanden op in dezelfde map waar de PDF zich bevindt. Beperkingen Alleen vectorafbeeldingen worden geconverteerd, rasterafbeeldingen niet. PDF 138 Een PDF in een model importeren

139 15 CAD Computer-aided design (CAD) betekent dat u met software een ontwerp kunt maken, wijzigen, analyseren en optimaliseren. CAD-softwareapplicaties zijn beschikbaar voor algemeen ontwerp of gespecialiseerd gebruik, zoals voor een architectonisch ontwerp of het ontwerp van een fabriek. Meer complexere CAD toepassingen zijn solid modelleren en parametrisch modelleren, waarmee objecten met realistische kenmerken kunnen worden gemaakt. In parametrische modellen zijn de objecten aan elkaar gerelateerd. De CAD-importtool ondersteunt in Tekla Structures diverse formaten voor het importeren van modellen en kan maximaal onderdelen importeren. Bij een groter aantal onderdelen wordt in Tekla Structures een waarschuwing weergegeven en wordt het model niet geïmporteerd. Zie ook Conversiebestanden (pagina 34) importinstellingen CAD-model (pagina 146) exportinstellingen CAD-model (pagina 153) 15.1 CAD-import- en exportformaten Met de CAD-importtool kunt u de volgende bestandstypen importeren naar en exporteren van Tekla Structures. Optie Importe ren Exporte ren Importeren vanuit/exporteren naar SDNF X X SDNF (Steel Detailing Neutral File) wordt gebruikt bij het importeren en het exporteren van diverse CAD-systemen. HLI X X HLI (High Level Interface). IEZ AG Speedikon-software CAD 139 CAD-import- en exportformaten

140 Optie Importe ren Exporte ren Importeren vanuit/exporteren naar Plantview X Plantview-ontwerpsysteem SDNF (PDMS) X X Plant Design Management System. Cadcentre 3D-software voor het ontwerpen van fabrieken. De gegevens worden naar PDMS geëxporteerd via een SDNFkoppeling. In Tekla Structures worden de gegevens over de afwerking in het klasseattribuut van het onderdeel geschreven, terwijl in een SDNF-export de klassegegevens worden weggelaten. XML X X ArchiCAD-modelleersysteem. De export is aan enkele beperkingen gebonden: Conversiebestanden worden niet gebruikt. Gaten, bouten en lassen worden niet geëxporteerd. PDMS X Verouderd formaat. We raden u niet aan deze optie te gebruiken. SCIA X SCIA wordt gebruikt voor de SteelFab-interface Een SDNF-model importeren 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> CAD. Het dialoogvenster Importeer modellen wordt geopend. 2. Selecteer CAD Import in de lijst Type. 3. Gebruik de standaardnaam import model of voer een nieuwe naam in. 4. Klik op OK. 5. Selecteer het model in de lijst. 6. Klik op Eigenschappen om een dialoogvenster te openen waarin u de instellingen voor het importbestand kunt definiëren. CAD 140 Een SDNF-model importeren

141 U kunt de standaardparameters voor PDS en PDMS SDNF-bestanden laden met de optie Laad. Voer op het tabblad Conversie de naam van het conversiebestand in of blader naar het conversiebestand. Voer op het tabblad Parameters de naam van het SDNF-bestand dat u wilt importeren in het vak Invoer bestand in of gebruik de standaardnaam. SDNF-bestanden hebben meestal een extensie *.dat. U vindt het versienummer voor SDNF 3.0-bestanden vindt u in de header als u het bestand opent met een teksteditor. Stel op het tabblad Parameters het bestand Type in op SDNF en stel de coördinaten voor de oorsprong in de vakken Oorsprong in als u het bestand op een specifieke locatie wilt. Stel de SDNF-opties in op de pagina SDNF: In het gebied Onderdeel Pos.-nr. een prefix en een startnummer. Dit houdt verband met de instelling Type positie nummer. Selecteer in SDNF versie nummer het SDNF-formaattype (2.0 of 3.0). SDNF 3.0 is meestal het te selecteren formaat. Met StruCAD is het echter beter om SDNF 2.0-bestanden uit te wisselen. Stel Fittingen en zaagsnedes meenemen in op Ja (standaard) om zaagsnedes en fittingen mee te nemen in de import. Deze worden alleen opgenomen als ze zich in het SDNF-bestand bevinden. Stel Offsets meenemen in op Ja om offsets te maken. In de meeste gevallen moet u Ja selecteren. No (standaard) positioneert handles van onderdelen op eindpunten van onderdelen. U kunt een logbestand maken. Als de import mislukt, kunt u in het logbestand de reden onderzoeken. Controleer het logbestand zelfs wanneer de import gelukt lijkt te zijn. In het bestand Maak logbestand kunt u Maken selecteren om een nieuw logbestand te maken en telkens het vorige logbestand te verwijderen wanneer u het model importeert. Als u Toevoegen selecteert (standaard), worden de logbestandsgegevens aan het einde van het bestaande logbestand toegevoegd. U kunt ook selecteren hoe het logbestand wordt weergegeven, waarbij de opties Met een externe viewer (zoals Microsoft Kladblok), Nee en In dialoog zijn. Er wordt een aparte dialoogvensterlijst gemaakt waarin het bestand alleen kan worden weergegeven. Voer de naam van het logbestand in of blader naar een bestaand logbestand. Het SDNF-bestand bevat ID's die kunnen worden opgenomen in gebruikersattributen van onderdelen of worden gebruikt als CAD 141 Een SDNF-model importeren

142 positienummers. In Type positie nummer selecteert u Posnummer als u wilt dat de ID het positienummer van het onderdeel wordt. Gebruik de velden Onderdeel Pos_No met deze optie. Selecteer Universele ID nummers als u wilt dat de ID een gebruikersattribuut voor het onderdeel wordt. In de meeste gevallen selecteert u Universele ID nummers. Als u gebruikersattributen zichtbaar wilt maken, moet u deze toevoegen aan het bestand objects.inp. Voor bestandsimport vanuit PDS of PDMS is Universele ID nummers de gebruikelijke optie. Als u een lijst wilt maken van de import, voert u de gewenste gegevens in op het tabblad Lijst. Op het tabblad Geavanceerd kunt u enkele variabelen instellen. Normaalgesproken hoeft u de standaardwaarden niet te wijzigen. 7. Klik op OK om naar het dialoogvenster Nieuw import model te gaan. 8. Selecteer de importmodelnaam in de lijst en klik op Importeren. U kunt ook op de knoppen Nieuw of Eigenschappen klikken als u enkele wijzigingen wilt uitvoeren. In Tekla Structures wordt het dialoogvenster Importmodel info weergegeven. 9. Selecteer welke versie van onderdelen die u wilt importeren. 10. Klik op Alles accepteren. De optie Alles accepteren wordt meestal gebruikt bij het importeren van een nieuw model over een bestaande heen. Als u het model hebt gewijzigd en het opnieuw wilt importeren, kunt u ook alle wijzigingen weigeren door op Weiger alles te klikken of individuele wijzigingen accepteren of weigeren door op Selecteer individueel... te klikken. 11. Tekla Structures geeft het bericht Wilt u het importmodel voor latere imports opslaan? weer Klik op Ja. CAD 142 Een SDNF-model importeren

143 Het importmodel wordt weergegeven in een modelvenster van Tekla Structures. 12. Klik met de rechtermuisknop op het modelvenster en selecteer Pas werkgebied aan, aan complete model om er zeker van te zijn dat het geïmporteerde model volledig zichtbaar is. 13. Als er onderdelen ontbreken, controleert u de waarden Vensterdiepte Boven en Onder in het dialoogvenster Venster eigenschappen en wijzigt u deze indien nodig. OPMERKING Als u gegevens wilt importeren die in onderdelen van Tekla Structures ontbreken, kunt u de SDNF-verlenglijn in het te importeren SDNFbestand en het gebruikersattribuut REVISION_NUMBER in Tekla Structures gebruiken. Zie ook importinstellingen CAD-model (pagina 146) 15.3 Een Plantview-model importeren 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> CAD. Het dialoogvenster Nieuw import model wordt geopend. 2. Selecteer CAD Import. CAD 143 Een Plantview-model importeren

144 3. Gebruik de standaardnaam import model of voer een nieuwe naam in. 4. Klik op OK. 5. Selecteer het model in de lijst. 6. Klik op Eigenschappen om een dialoogvenster te openen waarin u de instellingen voor het geselecteerde type importbestand kunt definiëren. Voer op het tabblad Conversie de naam van het conversiebestand in of blader naar het conversiebestand. Voer op het tabblad Parameters de naam van het Plantview-bestand dat u wilt importeren in het vak Invoer bestand in of klik op Bladeren om het bestand op te zoeken. Stel het bestandstype in op Plantview in het vak Type en stel de coördinaten voor de oorsprong in de vakken Oorsprong in als u het bestand op een specifieke locatie wilt. Stel de materiaalkwaliteit in het vak Materiaal op het tabblad SDNF in. U kunt ook op... naast het vak klikken en in het dialoogvenster Selecteer materiaal naar de materiaalkwaliteit bladeren. Als u een lijst wilt maken van de import, voert u de gewenste gegevens in op het tabblad Lijst. Als u een model voor het eerst importeert, hoeft u de standaardwaarden op het tabblad Geavanceerd niet te wijzigen. 7. Klik op OK om naar het dialoogvenster Importeer modellen te gaan. 8. Klik op Importeren. In Tekla Structures wordt het dialoogvenster Importmodel info weergegeven. 9. Selecteer welke versie van onderdelen die u wilt importeren. 10. Klik op Alles accepteren. Als u het model hebt gewijzigd en het opnieuw wilt importeren, kunt u ook alle wijzigingen weigeren door op Weiger alles te klikken of individuele wijzigingen te accepteren of te weigeren door op Selecteer individueel te klikken. 11. Tekla Structures geeft het bericht Wilt u het importmodel voor latere imports opslaan? weer. Klik op Ja. Het geïmporteerde model wordt weergegeven in een modelvenster van Tekla Structures. 12. Klik met de rechtermuisknop op het modelvenster en selecteer Pas werkgebied aan, aan complete model om er zeker van te zijn dat het geïmporteerde model volledig zichtbaar is. CAD 144 Een Plantview-model importeren

145 13. Als er onderdelen ontbreken, controleert u de waarden Vensterdiepte Boven en Onder in het dialoogvenster Venster eigenschappen en wijzigt u deze indien nodig. Zie ook importinstellingen CAD-model (pagina 146) 15.4 Een SteelFab/SCIA-model importeren 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> CAD. Het dialoogvenster Importeer modellen wordt geopend. 2. Selecteer SteelFab/SCIA Import in de lijst Type. 3. Gebruik de standaardnaam import model of voer een nieuwe naam in. 4. Klik op OK. 5. Selecteer het model in de lijst. 6. Klik op Eigenschappen om een dialoogvenster te openen waarin u de instellingen voor het importbestand kunt definiëren. Voer de naam van het invoerbestand in. Voer de naam van het conversiebestand in. Stel de coördinaten voor de oorsprong in de vakken Oorsprong in als u het bestand op een specifieke locatie wilt. Stel Importeer lassen in op Ja als u lassen wilt opnemen in het model. Stel Importeer boutgaten in op Ja als u gaten wilt opnemen in het model. 7. Klik op OK. 8. Klik op Importeren. 9. Selecteer welke versie van onderdelen die u wilt importeren. 10. Klik op Alles accepteren. 11. Als u het model hebt gewijzigd en het opnieuw wilt importeren, kunt u ook alle wijzigingen weigeren door op Weiger alles te klikken of individuele wijzigingen te accepteren of te weigeren door op Selecteer individueel te klikken. 12. Tekla Structures geeft het bericht Wilt u het importmodel voor latere imports opslaan? weer. Klik op Ja. Het importmodel wordt weergegeven in een modelvenster van Tekla Structures. CAD 145 Een SteelFab/SCIA-model importeren

146 13. Klik met de rechtermuisknop op het modelvenster en selecteer Pas werkgebied aan, aan complete model om er zeker van te zijn dat het geïmporteerde model volledig zichtbaar is. 14. Als er onderdelen ontbreken, controleert u de waarden Vensterdiepte Boven en Onder in het dialoogvenster Venster eigenschappen en wijzigt u deze indien nodig. Zie ook importinstellingen CAD-model (pagina 146) 15.5 Importinstellingen CAD-model Hieronder worden de instellingen met betrekking tot het importeren van verschillende typen modellen via het dialoogvenster Nieuw import model weergegeven. Niet alle tabbladen en instellingen zijn beschikbaar voor alle importtypen. De importtypen worden naast de instellingen weergegeven, zodat u kunt zien bij welk importtype de instellingen horen. Het dialoogvenster Importeer Model wordt weergegeven als u op Eigenschappen klikt in het dialoogvenster Importeer modellen of Nieuw import model. Tabblad Conversie Optie Beschrijving Importtype Profiel conversie bestand Materiaal conversie bestand Dubbel profiel conversie bestand Tabblad Geavanceerd Actie wanneer objectstatus is (vergeleken met) Stel de conversiebestanden in die u wilt gebruiken. Met conversiebestanden worden profielen materiaalnamen van Tekla Structures toegewezen aan namen die in andere software worden gebruikt. Voor SteelFab/SCIA bevinden deze opties zich op het tabblad Parameters. Vorig plan geeft de objecten in uw model weer, vergeleken met de objecten in het bestand dat moet worden geïmporteerd. Mogelijke toestanden zijn Nieuw, Gewijzigd, Verwijderd of Gelijk. In Tekla Structures wordt de toestand van de geïmporteerde objecten vergeleken met die in uw model. De toestanden CAD FEM CIS-model/ CIMSteel Eureka LMP MicasPlus SteelFab/SCIA CAD FEM MicasPlus Eureka LMP CIS-model/ CIMSteel CAD 146 importinstellingen CAD-model

147 Optie Beschrijving Importtype kunnen Niet in model, Verschillend of Gelijk zijn. Tabblad Onderdelen Gebruik de opties onder Niet in model, Verschillend en Gelijk om de acties op te geven wanneer u gewijzigde objecten importeert. Deze opties zijn Niets doen, Kopieer, Wijzig of Verwijder. Optie Beschrijving Importtype Onderdeel Pos.-nr. Merk Pos.-nr. Tabblad Parameters Voer een prefix en een startnummer in. Voor SDNF bevindt deze optie zich op het tabblad SDNF. FEM Optie Beschrijving Importtype Invoerbestand of ASCIIbestandsnaam Type of Model type CIS-versie Invoer bereik Het bestand dat u wilt importeren. U kunt ook naar het bestand bladeren. U stelt het invoerbestand of modeltype als volgt in: CAD: SDNF, Calma, HLI, Plantview, SDNF (PDMS), XML FEM: DSTV, SACS, Monorail, Staad, Stan 3d, Bus CIS Model/CIMSteel: Design, Analysis, SP3D. Selecteer CIS/1 of CIS/2: Met CIS/1 worden bestanden geïmporteerd die compatibel zijn met de schemadeclaratie CIMsteel LPM4DEP1. Met CIS/2 worden bestanden geïmporteerd die compatibel zijn met de schemadefinitie CIMsteel CIS/2 (STRUCTURAL_FRAME_SCHEMA). Importeer het Complete model of Alleen selectie. Alles CAD FEM CIS-model/ CIMSteel CIS-model/ CIMSteel CIS2-status Onderdeel rotatie Selecteer Voor of Boven. MicasPlus CAD 147 importinstellingen CAD-model

148 Optie Beschrijving Importtype Oorsprong X, Y, Z Standaard vloeigrens limiet Standaardmateriaa l als vloeigrens groter of gelijk is aan limiet Standaardmateriaa l als vloeigrens kleiner is dan limiet Combineer onderdelen Max te combineren lengte Stel de coördinaten voor de oorsprong in om het bestand op een specifieke locatie te plaatsen. De instelling Standaard materiaal als vloeigrens kleiner is dan limiet wordt gebruikt voor het SACS-importbestand. Definieer het materiaal dat moet worden gebruikt als de vloeispanning kleiner is dan de limiet. De instelling Standaard materiaal als vloeigrens groter (of gelijk) is dan limiet wordt gebruikt voor het SACS- of DSTVimportbestanden. Voor SACS wordt met dit veld het materiaal gedefinieerd dat moet worden gebruikt als de vloeigrens groter dan of gelijk is aan de limiet. Voor DSTV kunt u de materiaalkwaliteit hier invoeren, als het niet in het importbestand is opgenomen. Als u diverse elementen in het FEM- of CIS-model wilt combineren tot één onderdeel in Tekla Structures, stelt u Combineer onderdelen in op Ja. Als bijvoorbeeld een ligger in een bestand uit meer dan één element bestaat en u Ja selecteert, worden de elementen gecombineerd tot één ligger in het Tekla Structures-model. Als u de waarde Nee gebruikt, wordt in Tekla Structures een ligger gemaakt voor elk element in het FEM- of CIS-model. Max te combineren lengte wordt alleen toegepast als u Combineer onderdelen instelt op Ja. Gebruik deze instelling om de maximumlengte voor het combineren van onderdelen te definiëren. In Tekla Structures worden elementen alleen tot één onderdeel samengevoegd, als hun gezamenlijke lengte minder is dan de waarde die u hier invoert. CAD FEM CIS-model Eureka LPM MicasPlus SteelFab/SCIA FEM FEM CIS-model/ CIMSteel CAD 148 importinstellingen CAD-model

149 Optie Beschrijving Importtype Negeer offsets Negeer krachten Importeer GUID (rekenmodel) Maak logbestand Logbestand bekijken Importeer lassen De rekenmodellen CIS/1 en CIS/2 kunnen offsets van onderdelen bevatten, wat inhoudt dat knooppunten zich niet precies op de eindpunten van de ligger bevinden. Met de standaardoptie Ja, Tekla Structures worden deze offsets gebruikt om de aanwezige onderdelen te zoeken. Met Nee, Tekla Structures wordt de locatie bepaald met behulp van de locaties van knooppunten. Gebruik deze optie als u wilt definiëren hoe krachten worden geïmporteerd. Met Nee worden in Tekla Structures absolute waarden van maximumkrachten geïmporteerd in de gebruikersattributen Afschuifkracht, Trekkracht en Moment van onderdelen. Met Ja, Tekla Structures worden krachten niet geïmporteerd. De onderdeel-guid wordt nu opgenomen in de import. Selecteer Maken om een nieuw logbestand te schrijven en telkens het vorige logbestand te verwijderen wanneer u het model importeert. Selecteer Toevoegen (standaard) om de logbestandsgegevens aan het einde van het bestaande logbestand toe te voegen. Als u geen logbestand nodig hebt, selecteert u Nee. In SDNF bevindt deze optie zich op het tabblad SDNF. Selecteer Met externe viewer om het logbestand weer te geven in een externe viewer zoals Microsoft Kladblok. Als u het bestand niet wilt weergeven, selecteert u Nee. Selecteer In dialoog om een aparte dialoogvensterlijst te maken waarin het bestand alleen kan worden weergegeven. In SDNF bevindt deze optie zich op het tabblad SDNF. Neem lassen op in het geïmporteerde model. CIS/CIMSteel CIS/CIMSteel CIS/CIMSteel CAD (SDNF) CIS2-status CAD (SDNF) CIS2-status SteelFab/SCIA CAD 149 importinstellingen CAD-model

150 Importeer boutgaten Tabblad Lijst Optie Beschrijving Importtype Neem boutgaten op in het geïmporteerde model. SteelFab/SCIA Optie Beschrijving Importtype Maak lijst Stel in op Ja om een lijst te maken. CAD FEM Lijst bekijken Stel in op Ja om de lijst weer te geven. CAD FEM Lijst template Hiermee selecteert u de lijsttemplate. CAD Lijst naam Tabblad SDNF Voer de naam van het logbestand in of blader naar een lijstbestand. FEM CAD FEM Optie Beschrijving Importtype Onderdeel Pos.-nr. SDNF versie nummer Fittingen en zaagsnedes meenemen Offsets meenemen Naam logbestand Type positie nummer Voer een prefix en een beginpositienummer in. Deze instelling houdt verband met de instelling Type positie nummer. Stel het SDNF-formaattype in op 2.0 of 3.0. Stel in op Ja (standaard) om uitsnijdingen en fittingen in de import mee te nemen. Stel in op Ja om offsets te maken. In de meeste gevallen moet u Ja selecteren. No (standaard) positioneert handles van onderdelen op eindpunten van onderdelen. Voer de naam van het logbestand in of blader naar een bestaand logbestand. Het SDNF-bestand bevat ID's die kunnen worden opgenomen in gebruikersattributen van onderdelen of worden gebruikt als positienummers van onderdelen. Selecteer Posnummer als u wilt dat de ID het positienummer van het onderdeel CAD (SDNF) CAD (SDNF) CAD (SDNF) CAD (SDNF) CAD (SDNF) CAD (SDNF) CAD 150 importinstellingen CAD-model

151 Optie Beschrijving Importtype wordt. Gebruik de optie Pos.-nr. niet met deze optie. Tabblad Plantview Selecteer Universele ID nummers als u wilt dat de ID een gebruikersattribuut voor het onderdeel wordt. Voor bestandsimport vanuit PDS of PDMS is Universele ID nummers de gebruikelijke optie. Als u gebruikersattributen in dialoogvensters zichtbaar wilt maken, moet u deze toevoegen aan het bestand objects.inp. Optie Beschrijving Importtype Materiaal Selecteer de materiaalkwaliteit. CAD (Plantview) Tabblad DSTV FEM (Staad) Optie Beschrijving Importtype Versie Hiermee selecteert u de DSTV-versie. FEM (DSTV) Importeer statische elementen Import overige elementen Stan 3d Schaal Als het te importeren DSTV-bestand een statisch en een CAD-model bevat, kunt u kiezen welke u wilt importeren. Als u Ja antwoordt bij Importeer statische elementen, wordt het statische model geïmporteerd. Als u Ja antwoordt bij Import overige elementen, wordt het CAD-model geïmporteerd. FEM (DSTV) Optie Beschrijving Importtype Geef de schaal van het importmodel in. U kunt Stan 3d importeren zonder de schaal op te geven, zolang het Tekla Structuresmodel en het importmodel in millimeters zijn. Als het Stan 3d-bestand in millimeters is, gebruikt u de schaal van 1. Als het Stan FEM (Stan 3d) CAD 151 importinstellingen CAD-model

152 Materiaal Tabblad Bus Pos.-nr. Materiaal Naam Klasse Optie Beschrijving Importtype 3d-bestand in meters is, gebruikt u de schaal van Voer het materiaal in voor de te importeren onderdelen. FEM (Stan 3d) Optie Beschrijving Importtype Geef de Pos.-nr. aan van de kokers, kolommen, windverbanden en consoles die u importeert. Voer het materiaal in voor de te importeren onderdelen. Voer de naam in van de te importeren onderdelen. Voer de klasse in van de te importeren onderdelen. Balken buiten zicht Met de waarde Ja worden de bovenzijden van alle liggers op vloerniveau uitgelijnd. Tabblad Geavanceerd FEM (Bus) FEM (Bus) FEM (Bus) FEM (Bus) FEM (Bus) Optie Beschrijving Importtype Actie wanneer objectstatus is (vergeleken met) Zie ook Een SDNF-model importeren (pagina 140) Vorig plan geeft de objecten in uw model weer, vergeleken met de objecten in het bestand dat moet worden geïmporteerd. Mogelijke toestanden zijn Nieuw, Gewijzigd, Verwijderd of Gelijk. In Tekla Structures wordt de toestand van de geïmporteerde objecten vergeleken met die in uw model. De toestanden kunnen Niet in model, Verschillend of Gelijk zijn. Gebruik de opties onder Niet in model, Verschillend en Gelijk om de acties op te geven wanneer u gewijzigde objecten importeert. Deze opties zijn Niets doen, Kopieer, Wijzig of Verwijder. Een Plantview-model importeren (pagina 143) Een SteelFab/SCIA-model importeren (pagina 145) CAD FEM MicasPlus Eureka LMP CIS-model/ CIMSteel CAD 152 importinstellingen CAD-model

153 15.6 Naar CAD exporteren U kunt een CAD-model in diverse formaten exporteren. OPMERKING Voordat u een SDNF-export start, moet u controleren of de variabele XS_SDNF_CONVERT_PL_PROFILE_TO_PLATE niet op de pagina Exporteren van het dialoogvenster Geavanceerde opties is ingesteld. 1. Open een Tekla Structures-model. 2. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> CAD. Het dialoogvenster CAD-export wordt geopend. 3. Voer de paden naar de vereiste conversiebestanden in op het tabblad Conversie. 4. Ga naar het tabblad Parameters en geef het exportbestand in het vak Uitvoer bestand een naam. U kunt ook naar het bestand bladeren. 5. Selecteer het exportformaat in de lijst Type. 6. Gebruik de vakken Oorsprong X, Y en Z om de oorsprong van het geëxporteerde model op te geven. 7. Definieer PML-specifieke gegevens in de PML-export op het tabblad PML. 8. Ga in SDNF, SDNF (PDMS)- en PDMS-export naar het tabblad SDNF en definieer de benodigde gegevens. 9. Selecteer in het model de onderdelen die u wilt exporteren. 10. Klik op Toepassen en Maak. Zie ook In Tekla Structures wordt het exportbestand in de huidige modelmap gemaakt. exportinstellingen CAD-model (pagina 153) CAD-import- en exportformaten (pagina 139) 15.7 exportinstellingen CAD-model De instellingen met betrekking tot het exporteren van verschillende typen modellen via het dialoogvenster CAD Export worden hieronder weergegeven. CAD 153 Naar CAD exporteren

154 FEM-exportinstellingen worden ook beschreven. Niet alle tabbladen en instellingen zijn voor alle exporttypen beschikbaar. De exporttypen worden naast de instellingen weergegeven, zodat u kunt zien tot welk exporttype de instelling behoort. Het dialoogvenster CAD Export wordt geopend wanneer u op Bestand --> Exporteren --> CAD klikt. Tabblad Conversie Profiel conversie bestand Optie Beschrijving Export type Materiaal conversie bestand Dubbel profiel conversie bestand Tabblad Parameters Uitvoerbestand Type Oorsprong X, Y, Z Stel de conversiebestanden in die u wilt gebruiken. Met conversiebestanden worden profiel- en materiaalnamen van Tekla Structures toegewezen aan namen die in andere software worden gebruikt. Alle Optie Beschrijving Export type Onderdelen splitsen Combineer gesegmenteerde delen (MicroSAS) De bestandsnaam van het geëxporteerde bestand. U kunt ook naar het bestand bladeren. Hiermee selecteert u het exportformaat. Stel de coördinaten voor de oorsprong in om het geëxporteerde model op een specifieke locatie te plaatsen. Splits in een onderdeel in het Tekla Structuresmodel in verschillende elementen in het STAADof DSTV-model. Hiermee kunt u meerdere onderdelen combineren tot één Alle Alle PML, SDNF, XML FEM FEM (MicroSAS) CAD 154 exportinstellingen CAD-model

155 Tabblad PML Optie Beschrijving Export type onderdeel in het geëxporteerde model. Als u bijvoorbeeld een ligger in diverse elementen hebt verdeeld en de optie Ja hebt geselecteerd, worden in Tekla Structures de elementen samengevoegd zodat ze één ligger in het geëxporteerde model vormen. Met de optie Nee vormt elk element van de ligger in het model een individuele ligger. Optie Beschrijving Export type Eenheden (alleen voor PML) Exporteer negatieve volumes Selecteer de eenheden voor het exportmodel. Hiermee bepaalt u of negatieve volumes in de export worden opgenomen. Ja exporteer negatieve volumes. Als u PML gebruikt, voert u profielnamen van Tekla Structures in het conversiebestand in. Hierdoor worden in de andere software onderdelen als liggers en kolommen beschouwd, niet als platen en wordt het exportbestand kleiner. PML PML CAD 155 exportinstellingen CAD-model

156 Tabblad SDNF Optie Beschrijving Export type SDNF versie nummer Fittingen en zaagsnedes meenemen Type positienummer Selecteer de SDNF-versie die in de export moet worden gebruikt. Gebruik SDNF-versie 2.0. voor StruCAD. Met Ja (standaard) worden uitsnijdingen en fittingen meegenomen in de export. Het SDNF-bestand bevat ID's die kunnen worden opgenomen in gebruikersattributen van onderdelen of worden gebruikt als positienummers. U beschikt over de volgende opties: Posnummer De ID wordt het positienummer van het onderdeel. Gebruik de velden Onderdeel Pos_No met deze optie. Merknummer De ID wordt het positienummer van het merk. Universele ID nummers De ID wordt een gebruikersattribuut voor het onderdeel. Als u gebruikersattributen zichtbaar wilt maken, moet u deze toevoegen aan het bestand objects.inp. SDNF SDNF (PDMS) PDMS SDNF SDNF (PDMS) PDMS SDNF SDNF (PDMS) PDMS CAD 156 exportinstellingen CAD-model

157 Optie Beschrijving Export type Offsets meenemen PDMS fase Engineering firma Klant Structuur ID Als u de offset tijdens de export wilt negeren, selecteert u Nee. Als u wel hiermee rekening wilt houden, selecteert u Ja. Deze instelling is niet van invloed op de werkelijke start- en eindpuntgegevens, alleen op de offset. In Tekla Structures worden het start- en eindpunt geschreven op basis van het werkelijke solide object, niet de referentielijn. Met PDMS fase wordt de beginfase voor geëxporteerde onderdelen gedefinieerd. Als de eerste fase in het Tekla Structures-model bijvoorbeeld 1 is en u 10 invoert voor de beginfase, krijgen de Tekla Structures - onderdelen in andere software de fase vanaf 11 en hoger. Voer de naam in van het bedrijf dat de engineering doet. Voer de naam van de klant in. Voer een unieke ID voor het geëxporteerde model in. SDNF SDNF (PDMS) PDMS SDNF SDNF (PDMS) PDMS SDNF SDNF (PDMS) PDMS SDNF SDNF (PDMS) PDMS SDNF SDNF (PDMS) PDMS CAD 157 exportinstellingen CAD-model

158 Project ID Revisienummer Issue Code Ontwerp code Tabblad XML Eenheden XML structuur ID Optie Beschrijving Export type Voer een unieke ID voor het geëxporteerde project in. Voer een optioneel revisienummer in. In Tekla Structures wordt het revisienummer opgehaald uit het gebruikersattribuut (REVISION_NUMBER) van het model. Als dit veld leeg is, wordt in Tekla Structures een revisienummer gebruikt uit het dialoogvenster CAD export (Revisie Nummer). In Tekla Structures wordt een issuecode in het header-gedeelte van het uitvoerbestand geschreven. Voor PDMS moet deze waarde altijd Tekla Structures zijn. Definieer de ontwerpcode die moet worden gebruikt in het structurele ontwerp. SDNF SDNF (PDMS) PDMS SDNF SDNF (PDMS) PDMS SDNF SDNF (PDMS) PDMS SDNF SDNF (PDMS) PDMS Optie Beschrijving Export type Geef de eenheid voor de conversie op (MM, M, IN, FT). Voor bijvoorbeeld een Tekla Structuresmodel dat is gemaakt met millimeters, selecteert u IN als u alle afmetingen van onderdelen in het uitvoerbestand naar inches wilt converteren. Een unieke ID voor het geëxporteerde model. U XML XML CAD 158 exportinstellingen CAD-model

159 Optie Beschrijving Export type moet altijd het IDnummer invoeren. In Tekla Structures wordt deze waarde gebruikt om het model te identificeren als u dit opnieuw exporteert. XML structuur naam Tabblad Staad Profiel tabel Een unieke naam van het geëxporteerde model. XML Optie Beschrijving Export type Parametrische vormen indien mogelijk Tabblad DSTV Versie Selecteert het profieltype. Wordt gebruikt om te definiëren hoe Tekla Structures de profielen PL, P, D, PD en SPD naar Staad worden geëxporteerd. Met Ja worden de profielen geëxporteerd als parametrische vormen zodat deze juist kunnen worden geïdentificeerd in STAAD. Met Nee worden alle profielen als STAADstandaardvormen geëxporteerd. FEM (STAAD) FEM (STAAD) Optie Beschrijving Exporttype Referentie element met Selecteert de DSTVversie om te exporteren. Selecteert CROSS- SECTION om een statisch model te exporteren of MEMBER_LOCATION om een CAD-model te exporteren. FEM (DSTV) FEM (DSTV) CAD 159 exportinstellingen CAD-model

160 15.8 Een CAD-model opnieuw importeren Soms hebt u al een model geïmporteerd, maar door enkele wijzigingen moet u het opnieuw importeren. De profiel- en materiaalconversiebestanden moeten hetzelfde zijn zoals gebruikt in de oorspronkelijke modelimport. U importeert als volgt een model opnieuw: 1. Open Tekla Structures en een model waarin u al een bestaand CAD-model hebt geïmporteerd. 2. Klik in het menu Bestand op Importeren --> CAD. 3. Selecteer het importtype in de lijst Type. Dit geldt bij CAD-modellen meestal alleen voor bestanden met een SDNFindeling. 4. Voer in het vak Naam een nieuwe naam voor het geïmporteerde model in. De naam van het pad en het bestand kan in totaal niet langer zijn dan 80 tekens. Als de naam van het pad in totaal te lang is, wordt er een melding weergegeven waarin staat "De naam van het bestand en het pad is te lang. Plaats het bestand in een andere map.". Als u dezelfde naam als bij de oorspronkelijke import gebruikt, geeft Tekla Structures de waarschuwing "Ongeldige naam voor importmodel." weer. 5. Klik op de knop Eigenschappen en zorg ervoor dat de bestanden voor het Profiel van de materiaalconversie op het tabblad Conversie dezelfde zijn als die in de oorspronkelijke modelimport. 6. Ga naar het tabblad Geavanceerd en definieer de acties die Tekla Structures bij het importeren van gewijzigde objecten moet ondernemen: De linkerkolom Vorige plan bevat de toestand van de objecten in uw model in vergelijking met de toestand van objecten in het bestand dat moet worden geïmporteerd. Dit kunnen zijn Nieuw, Gewijzigd, Verwijderd of Gelijk. De objecten kunnen Niet in model, Verschillend of Gelijk zijn. Gebruik de keuzelijsten in de rijen onder Niet in model, Verschillend of Gelijk om op te geven welke acties moeten worden uitgevoerd wanneer u gewijzigde objecten importeert. Deze opties zijn Niets doen, Kopieer, Wijzig of Verwijder. U kunt Verwijder alleen selecteren voor objecten die Verwijderd zijn. U kunt Verwijder alleen gebruiken om objecten te verwijderen die uit uw model zijn verwijderd, niet uit het geïmporteerde model. CAD 160 Een CAD-model opnieuw importeren

161 Meestal worden de standaardinstellingen door de meeste gebruikers gebruikt. 7. Klik op OK of Toepassen. 8. Klik op OK in het dialoogvenster Importeer modellen om het bijgewerkte model te importeren. 9. Maak lijsten op het tabblad Lijst om de verschillende imports te kunnen vergelijken. Zie ook importinstellingen CAD-model (pagina 146) Importlijsten maken (pagina 161) 15.9 Importlijsten maken Met sommige importtools kunt u een lijst van de import maken. Standaard worden in Tekla Structures geen lijsten gemaakt wanneer u bestanden importeert. Met deze importlijst kunt u verschillende revisies van vorige imports vergelijken. U kunt bijvoorbeeld de verschillen in profielen, materiaal, onderdeelrotatie, onderdeelpositie, verf, begin van de verbindingscodes, einde van de verbindingscodes en fase weergeven. 1. Open de importtool, bijvoorbeeld CAD ( Bestand --> Importeren --> CAD ). 2. Ga naar het tabblad Lijst van het importdialoogvenster. 3. Selecteer in Maak lijst de optie Ja. 4. Selecteer in Lijst bekijken de optie Ja om het lijstbestand weer te geven. 5. Voer in Template het pad voor de lijsttemplate in of gebruik de bladerknop om hiernaar te zoeken. U kunt ook de templatenaam weglaten waardoor het standaard importtemplate wordt gebruikt. 6. Voer in Lijst naam het pad voor de lijstbestand in of klik op de bladerknop om hiernaar te zoeken. U kunt ook de lijstbestandsnaam weglaten waardoor het standaard importlijstbestand wordt gebruikt. 7. Importeer het model. CAD 161 Importlijsten maken

162 Zie ook Het model wordt geïmporteerd en de lijst wordt op het scherm weergegeven. Als u de lijst geen andere naam hebt gegeven, wordt de lijst met de naam import_revision_report.rpt in de modelmap opgeslagen. importinstellingen CAD-model (pagina 146) CAD 162 Importlijsten maken

163 16 FEM FEM (Finite Element Method) is een analyse- en berekeningsmethode die wordt gebruikt in structurele engineering. In deze elementenmethode wordt de structuur opgedeeld in geschikte eindige elementen die via knopen verbonden zijn. De FEM-import- en exporttool van Tekla Structures ondersteunt diverse formaten en biedt meerdere opties voor het importeren en exporteren van modellen. Zie ook FEM-import- en exportbestandstypen (pagina 163) 16.1 FEM-import- en exportbestandstypen Met de FEM-importtool kunt u de volgende bestandstypen in Tekla Structures importeren. DSTV SACS S-Frame Monorail STAAD Stan 3d Bus Optie Software DSTV-formaatgegevens (Deutsche Stahlbau-Verband). Diverse systemen, bijvoorbeeld RSTAB statische software en Masterseries Analysis & Design-systeem. SACS-modelleer- en analysesoftware Analysesoftware, bijvoorbeeld FASTSOLVE. Monorail-systeem STAAD-formaatgegevens (Structural Analysis And Design). STAAD-modelleer- en analysesysteem. Stan 3d-analysesoftware BUS 2.5-analysesoftware U kunt naar de volgende formaten exporteren: DSTV, MicroSAS en STAAD. FEM 163 FEM-import- en exportbestandstypen

164 Zie ook 16.2 DSTV Het fabricage-formaat DSTV (Deutscher STahlbau-Verband) is het standaardformaat dat wordt gebruikt voor de fabricage van stalen onderdelen op numeriek gestuurde (NC) machines. Het beschikt ook over een Analysis & Design-formaat dat wordt gebruikt voor het overbrengen van Analysis & Design-modellen naar het fysieke 3D-model. Verschillende programma's produceren verschillende DSTV-bestanden. Het DSTV-bestand wat wordt geproduceerd door RSTAB statische software bevat bijvoorbeeld alleen een statisch model. In Tekla Structures wordt het statische model (CROSS_SECTION) of het CAD-model (MEMBER_LOCATION) geëxporteerd. Zie ook Een DSTV-model importeren (pagina 164) 16.3 Een DSTV-model importeren 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> FEM. Het dialoogvenster Nieuw import model wordt geopend. 2. Selecteer FEM Import. 3. Selecteer in de lijst import model (standaard) of voer een nieuwe naam in. 4. Klik op OK. 5. Klik op Eigenschappen om een dialoogvenster te openen waarin u de instellingen voor het importbestand kunt definiëren. Voer op het tabblad Conversie de naam van het conversiebestand in of blader naar het bestand. Voer op het tabblad Onderdelen een prefix en een startnummer voor de geïmporteerde onderdelen in de vakken Onderdeel Pos.-nr. en Merk Pos.-nr. in. Voer op het tabblad Parameters de naam van het DSTV-bestand dat u wilt importeren in het vak Invoer bestand in of gebruik de standaardnaam. Stel op het tabblad Parameters het bestandstype DSTV in het vak Type in en stel de coördinatenvoor de oorsprong in de vakken Oorsprong in als u het bestand op een specifieke locatie wilt. FEM 164 DSTV

165 Als u een lijst wilt maken van de import, voert u de gewenste gegevens in op het tabblad Lijst. Selecteer op het tabblad DSTV de DSTV-versie. Voor Masterseries moet het DSTV99-formaat worden geselecteerd. Stel ook op het tabblad DSTV de optie Importeer statische elementen in op Ja om een statisch model te importeren. Als u Import overige elementen instelt op Ja wordt er een CAD-model geïmporteerd. 6. Klik op OK om naar het dialoogvenster Importeer modellen te gaan. 7. Selecteer het model dat u wilt importeren. 8. Klik op Importeren. In Tekla Structures wordt het dialoogvenster Importmodel info weergegeven. 9. Selecteer welke versie van onderdelen die u wilt importeren. 10. Klik op Alles accepteren. Als u het model hebt gewijzigd en het opnieuw wilt importeren, kunt u ook alle wijzigingen weigeren door op Weiger alles te klikken of individuele wijzigingen te accepteren of te weigeren door op Selecteer individueel te klikken. 11. Tekla Structures geeft het bericht Wilt u het importmodel voor latere imports opslaan? weer. Klik op Ja. Het importmodel wordt weergegeven in een modelvenster van Tekla Structures. 12. Klik met de rechtermuisknop op het modelvenster en selecteer Pas werkgebied aan, aan complete model om er zeker van te zijn dat het geïmporteerde model volledig zichtbaar is. 13. Als er onderdelen ontbreken, controleert u de waarden Vensterdiepte Boven en Onder in het dialoogvenster Venster eigenschappen en wijzigt u deze indien nodig. Zie ook importinstellingen CAD-model (pagina 146) 16.4 Een STAAD-model importeren Met deze FEM-importtool worden stalen structuren geïmporteerd uit het STAAD-modellerings- en analysesysteem. FEM 165 Een STAAD-model importeren

166 OPMERKING FEM-import is een oude manier om STAAD-gegevens te importeren. We raden u aan een rechtstreekse koppeling naar ISM of STAAD.Pro te gebruiken die in Tekla Warehouse beschikbaar zijn. Als Tekla Structures en STAAD.Pro of ISM zich op dezelfde machine bevinden, kunnen de rechtstreekse koppelingen worden gebruikt. OPMERKING Als u een STAAD-invoerbestand maakt dat compatibel is met de STAAD-import van Tekla Structures, gebruikt u de optie Macro coördinatenindeling (Enkel) om het invoerbestand in STAAD op te slaan. Hiermee wordt een regel gemaakt voor elke coördinaat in het invoerbestand. 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> FEM. Het dialoogvenster Nieuw import model wordt geopend. 2. Selecteer FEM Import. 3. Gebruik de standaardnaam import model of voer een naam voor het importmodel in. 4. Klik op OK. 5. Selecteer het model. 6. Klik op Eigenschappen om een dialoogvenster te openen waarin u de instellingen voor het geselecteerde type importbestand kunt definiëren. Voer op het tabblad Conversie de naam van het conversiebestand in of blader naar het conversiebestand. Voer op het tabblad Parameters de naam van het STAAD-bestand dat u wilt importeren in het vak Invoer bestand in. Stel het bestandstype in op STAAD in het vak Type en stel de coördinaten voor de oorsprong in de vakken Oorsprong in als u het bestand op een specifieke locatie wilt. Stel de materiaalkwaliteit in het vak Materiaal op het tabblad Staad in. U kunt ook op... naast het vak klikken en in het dialoogvenster Selecteer materiaal naar de materiaalkwaliteit bladeren. Als u een lijst wilt maken van de import, voert u de gewenste gegevens in op het tabblad Lijst. Als u een model voor het eerst importeert, hoeft u de standaardwaarden op het tabblad Geavanceerd niet te wijzigen. 7. Klik op OK om naar het dialoogvenster Importeer modellen te gaan. FEM 166 Een STAAD-model importeren

167 8. Klik op Importeren. In Tekla Structures wordt het dialoogvenster Importmodel info weergegeven. 9. Selecteer welke versie van onderdelen die u wilt importeren. 10. Klik op Alles accepteren. Als u het model hebt gewijzigd en het opnieuw wilt importeren, kunt u ook alle wijzigingen weigeren door op Weiger alles te klikken of individuele wijzigingen te accepteren of te weigeren door op Selecteer individueel te klikken. 11. Tekla Structures geeft het bericht Wilt u het importmodel voor latere imports opslaan? weer. Klik op Ja. Het importmodel wordt weergegeven in een modelvenster van Tekla Structures. 12. Klik met de rechtermuisknop op het modelvenster en selecteer Pas werkgebied aan, aan complete model om er zeker van te zijn dat het geïmporteerde model volledig zichtbaar is. 13. Als er onderdelen ontbreken, controleert u de waarden Vensterdiepte Boven en Onder in het dialoogvenster Venster eigenschappen en wijzigt u deze indien nodig. Zie ook Specificaties voor STAAD-tabeltypen (pagina 167) importinstellingen CAD-model (pagina 146) Specificaties voor STAAD-tabeltypen In Tekla Structures worden de volgende specificaties voor STAAD-tabeltypen ondersteund: ST (enkel gedeelte van de standaard ingebouwde tabellen) ST PIPE (parametrisch) ST TUBE (parametrisch) RA (enkele hoek met omgekeerde Y_Z-assen) D (dubbel kanaal) LD (lange staaf, dubbele hoek) SD (korte staaf, dubbele hoek) TC (liggers met afdekplaten boven) BC (liggers met afdekplaat onder) FEM 167 Een STAAD-model importeren

168 TB (liggers met afdekplaten boven en onder) U kunt de typen CM en T, door de gebruiker opgegeven typen staaltabellen (UPT) en andere afwijkende profielen importeren als u deze hebt gedefinieerd in het profielconversiebestand. U moet gebruikmaken van het underscoreteken in de STAAD-naam, bijvoorbeeld UPT_1_W10X49. In Tekla Structures worden dubbele profielen automatisch geconverteerd in deze importroutine. Zie ook Een STAAD-model importeren (pagina 165) 16.5 Een Stan 3d-model importeren 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> FEM. Het dialoogvenster Nieuw import model wordt geopend. 2. Selecteer FEM Import. 3. Gebruik de standaard importbestandsnaam importmodel of voer andere naam in. 4. Klik op OK. 5. Selecteer het model dat u wilt importeren. 6. Klik op Eigenschappen om een dialoogvenster te openen waarin u de instellingen voor het geselecteerde type importbestand kunt definiëren. Voer op het tabblad Conversie de naam van het conversiebestand in of blader naar het conversiebestand. Voer op het tabblad Parameters de naam van het bestand dat u wilt importeren in het vak Invoer bestand in. Stel het bestandstype in op Stan 3d in het vak Type en stel de coördinaten voor de oorsprong in de vakken Oorsprong in als u het bestand op een specifieke locatie wilt. Als u een lijst wilt maken van de import, voert u de gewenste gegevens in op het tabblad Lijst. Als u een model voor het eerst importeert, hoeft u de standaardwaarden op het tabblad Geavanceerd niet te wijzigen. 7. Klik op OK om naar het dialoogvenster Importeer modellen te gaan. 8. Klik op Importeren. In Tekla Structures wordt het dialoogvenster Importmodel info weergegeven. 9. Selecteer welke versie van onderdelen die u wilt importeren. FEM 168 Een Stan 3d-model importeren

169 10. Klik op Alles accepteren. Als u het model hebt gewijzigd en het opnieuw wilt importeren, kunt u ook alle wijzigingen weigeren door op Weiger alles te klikken of individuele wijzigingen te accepteren of te weigeren door op Selecteer individueel te klikken. 11. Tekla Structures geeft het bericht Wilt u het importmodel voor latere imports opslaan? weer. Klik op Ja. Het importmodel wordt weergegeven in een modelvenster van Tekla Structures. 12. Klik met de rechtermuisknop op het modelvenster en selecteer Pas werkgebied aan, aan complete model om er zeker van te zijn dat het geïmporteerde model volledig zichtbaar is. 13. Als er onderdelen ontbreken, controleert u de waarden Vensterdiepte Boven en Onder in het dialoogvenster Venster eigenschappen en wijzigt u deze indien nodig. Zie ook importinstellingen CAD-model (pagina 146) 16.6 Een Bus-model importeren Met de Bus-importtool worden stalen basisstructuren uit het invoerbestand van de BUS 2.5-analysesoftware geïmporteerd. 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> FEM. Het dialoogvenster Nieuw import model wordt geopend. 2. Selecteer FEM Import. 3. Gebruik de standaardnaam import model of voer een andere naam in. 4. Klik op OK. 5. Selecteer het model. 6. Klik op Eigenschappen om een dialoogvenster te openen waarin u de instellingen voor het geselecteerde type importbestand kunt definiëren. Voer op het tabblad Conversie de naam van het conversiebestand in of blader naar het conversiebestand. Voer op het tabblad Parameters de naam van het Bus-bestand dat u wilt importeren in het vak Invoer bestand in. Stel het bestandstype in op Bus in het vak Type en stel de coördinaten voor de oorsprong in de vakken Oorsprong in als u het bestand op een specifieke locatie wilt. FEM 169 Een Bus-model importeren

170 Voer op het tabblad Bus het positienummer, het materiaal, de naam en de klasse in voor de onderdelen die u wilt importeren. Gebruik Liggers achter vlak om de positie van kokers en consoles aan te geven. Met de optie Ja worden de bovenzijden van alle liggers op vloerniveau uitgelijnd. Als u een lijst wilt maken van de import, voert u de gewenste gegevens in op het tabblad Lijst. Als u een model voor het eerst importeert, hoeft u de standaardwaarden op het tabblad Geavanceerd niet te wijzigen. 7. Klik op OK om naar het dialoogvenster Importeer model te gaan. 8. Klik op Importeren. In Tekla Structures wordt het dialoogvenster Importmodel info weergegeven. 9. Selecteer welke versie van onderdelen die u wilt importeren. 10. Klik op Alles accepteren. Als u het model hebt gewijzigd en het opnieuw wilt importeren, kunt u ook alle wijzigingen weigeren door op Weiger alles te klikken of individuele wijzigingen te accepteren of te weigeren door op Selecteer individueel te klikken. 11. Tekla Structures geeft het bericht Wilt u het importmodel voor latere imports opslaan? weer. Klik op Ja. Het importmodel wordt weergegeven in een modelvenster van Tekla Structures. 12. Klik met de rechtermuisknop op het modelvenster en selecteer Pas werkgebied aan, aan complete model om er zeker van te zijn dat het geïmporteerde model volledig zichtbaar is. 13. Als er onderdelen ontbreken, controleert u de waarden Vensterdiepte Boven en Onder in het dialoogvenster Venster eigenschappen en wijzigt u deze indien nodig. Zie ook importinstellingen CAD-model (pagina 146) 16.7 Naar STAAD exporteren 1. Open een Tekla Structures-model. 2. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> FEM. Het dialoogvenster FEM-export wordt geopend. FEM 170 Naar STAAD exporteren

171 3. Ga naar het tabblad Conversie en voer de namen van de conversiebestanden in of blader naar de bestanden. 4. Ga naar het tabblad Parameters en voer de naam van het uitvoerbestand in of blader naar het bestand. 5. Selecteer Staad in de lijst Type. 6. Stel Onderdelen splitsen in op Ja om een onderdeel in het Tekla Structures-model in verschillende elementen in het STAAD-model te splitsen. 7. Ga naar het tabblad Staad en selecteer een optie uit de lijst Profiel tabel. 8. Met de instelling Parametrische vormen indien mogelijk definieert u hoe Tekla Structures de profielen PL, P, D, PD en SPD naar Staad exporteert. Met Ja worden de profielen geëxporteerd als parametrische vormen zodat deze juist kunnen worden geïdentificeerd in STAAD. Met Nee worden alle profielen als STAAD-standaardvormen geëxporteerd. In Tekla Structures wordt het exportbestand gemaakt in de huidige modelmap. Voorbeeld Een voorbeeld van een plaat PL10*200 wanneer deze als parametrische vorm wordt geëxporteerd (Ja): 13 PRI YD ZD Een voorbeeld van dezelfde plaat wanneer deze als een standaard vorm wordt geëxporteerd (Nee): 13 TABLE ST PL10*200 OPMERKING FEM-export is één manier om STAAD-gegevens te exporteren. Een rechtstreekse link naar de berekenings- en toetsingsapplicatie STAAD.Pro is een andere, uitgebreidere manier om te exporteren. Zie ook STAAD.Pro (pagina 357) 16.8 Naar DSTV exporteren OPMERKING De FEM DSTV-export is niet hetzelfde als de DSTV-export ( Bestand --> Exporteren --> NC-bestanden ) welke DSTVbestanden produceert die als instructiebestanden voor NC- FEM 171 Naar DSTV exporteren

172 machines worden gebruikt. De FEM DSTV-export is bedoeld om het model in de DSTV-indeling over te brengen. Het DSTVbestand (*.stp) slaat de gegevenselementen (eindpunten, materialen, doorsneden, referenties) als een standaard DSTVbestand op voor het importeren en exporteren van modellen. Raadpleeg voor meer informatie over het maken van NCbestanden in een DSTV-indeling NC-bestanden in DSTVindeling maken (pagina 202). 1. Open een Tekla Structures-model. 2. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> FEM. Het dialoogvenster FEM-export wordt geopend. 3. Ga naar het tabblad Conversie en voer de namen van de conversiebestanden in of blader naar de bestanden. 4. Ga naar het tabblad Parameters en voer de naam van het uitvoerbestand in of blader naar het bestand. 5. Selecteer DSTV in de lijst Type. 6. Stel Onderdelen splitsen in op Ja om een onderdeel in het Tekla Structures-model in verschillende elementen in het DSTV-model te splitsen. 7. Ga naar het tabblad DSTV en selecteer de DSTV-versie uit de lijst Versie. 8. Selecteer in Referentie element met of u naar een statische model CROSS_SECTION wilt exporteren of naar een CAD-model MEMBER_LOCATION. Zie ook Ondersteunde DSTV-entiteiten (pagina 172) Ondersteunde DSTV-entiteiten De DSTV-entiteiten worden hieronder weergegeven. Tekla Structures ondersteunt degene met een asterisk (*) is gemarkeerd. Zie de DSTVstandaard "Stahlbau - Teil 1. März 2000" voor meer informatie. Statistische gegevens: hoekpunt (*) polylijn substructuur (*) punt (*) element (*) FEM 172 Naar DSTV exporteren

173 elementexcentriciteit (*) raster omkaderingvoorwaarde elastische ondersteuning puntreactie elementreactie Algemene gegevens: materiaal (*) doorsnede (*) CAD-gegevens: onderdeel (*) onderdeellocatie (*) constructiegegevens uitsnijding gat Zie ook Naar DSTV exporteren (pagina 171) FEM 173 Naar DSTV exporteren

174 17 ASCII ASCII staat voor American Standard Code for Information Interchange. In sommige systemen voor het ontwerpen van fabrieken worden ASCIIbestanden geëxporteerd, bijvoorbeeld ModelDraft, PDS en PDMS. U kunt profielen en platen die met de ASCII-indeling als liggers zijn gemaakt importeren en exporteren. Contourplaten kunnen niet worden geïmporteerd. Zie ook Een model in de ASCII-indeling importeren (pagina 174) Een model naar de ASCII-indeling exporteren (pagina 174) Beschrijving van ASCII-bestand (pagina 175) 17.1 Een model in de ASCII-indeling importeren 1. Maak een nieuw model in Tekla Structures. 2. Maak een nieuw 3D-venster. 3. Kopieer het ASCII-bestand naar de modelmap. 4. Wijs de naam import.asc toe aan het bestand. 5. Klik in het menu Bestand op Importeren --> ASCII. Zie ook In Tekla Structures worden de hoofdonderdelen weergegeven die op basis van het ASCII-bestand in het model zijn gemaakt. ASCII (pagina 174) Een model naar de ASCII-indeling exporteren (pagina 174) Beschrijving van ASCII-bestand (pagina 175) ASCII 174 Een model in de ASCII-indeling importeren

175 17.2 Een model naar de ASCII-indeling exporteren 1. Open het Tekla Structures-model dat u wilt exporteren. 2. Selecteer de onderdelen in het model die u wilt exporteren. 3. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> ASCII. Zie ook In Tekla Structures wordt een bestand model.asc in de huidige modelmap gemaakt. ASCII (pagina 174) Een model in de ASCII-indeling importeren (pagina 174) Beschrijving van ASCII-bestand (pagina 175) 17.3 Beschrijving van ASCII-bestand In een import.asc-bestand wordt ieder onderdeel door 8 regels beschreven. Deze regels worden herhaald voor ieder onderdeel dat wordt overgebracht. De eenheden zijn altijd in millimeters en spaties worden gebruikt als scheidingstekens. Hieronder ziet u een voorbeeld van een beschrijving van een ligger: Lijn Regel HEA300 1 = ID profieltype ID 4169: uniek ID (integer) Beschrijving PROFILE HEA300: profielnaam (string). TYPE 1: profieltype (integer) De beschikbare profieltypen zijn: 0 = vrije doorsnede (kan worden gebruikt voor speciale profielen die zich niet in de database bevinden) 1 = I-profielen ASCII 175 Beschrijving van ASCII-bestand

176 Lijn Regel 2 Beschrijving 2 = gelaste kokerprofielen (HK, HQ) 3 = U-profielen 4 = L-profielen 5 = ronde staven 6 = ronde buizen 7 = rechthoekige kokerdoorsneden (RHS, P) 8 = T-profielen 9 = rechthoekige staven (FL, PL) 10 = Z-profielen 11 = C-profielen 12 = Omega-profielen 13 = SIGMA-profielen 14 = railprofiel 16 = wapeningsstaven (DH) De inhoud van regel 2 hangt af van het profiel van het onderdeel. Polygoonplaten: N_POINTS COORDINATES N_POINTS: Voor profielen van type 0. COORDINATES: het aantal hoekpunten (integer). De X- en Y-coördinaten van de hoeken van platen (zwevend). De rotatierichting is met de klok mee. De coördinaten volgen het globale coördinatensysteem. De Z-coördinaten worden genomen vanaf de hartlijn in de richting van de plaatdikte. Let erop dat regel 2 kan worden verdeeld in meerdere regels in het bestand. Profielen: Voor de profieltypen 1-16 bevat de regel de fysieke afmeting van de doorsnede. HEIGHT S W1 T1 W2 T2: HEIGHT : hoogte van de doorsnede S : lijfdikte. W : breedte van de bovenflens. T : dikte van de bovenflens. ASCII 176 Beschrijving van ASCII-bestand

177 Lijn Regel 3 Regel 4 Regel 5 Regel 6 Regel 7 Regel 8 Beschrijving W : breedte van de onderflens. T : dikte van de onderflens. A/6 BEAM = merknaam MARK A/6: het merklabel van het onderdeel (string). NAME BEAM: onderdeelnaam (string) S235JR S235JR = materiaal materiaal van het onderdeel (string) = rotatie de rotatiehoek (in graden) rond de lokale x-as van de ligger = X1 Y1 Z1 Coördinaten van het startpunt van de ligger. Z-coördinaten zijn hartlijncoördinaten = X2 Y2 Z2 Coördinaten van het eindpunt van de ligger. Z-coördinaten zijn hartlijncoördinaten = X3 Y3 Z3 richtingvector die richting van de lokale z-as weergeeft. Zie ook ASCII (pagina 174) Een model in de ASCII-indeling importeren (pagina 174) Een model naar de ASCII-indeling exporteren (pagina 174) ASCII 177 Beschrijving van ASCII-bestand

178 18 Attribuut importeren U kunt waarden van een gebruikersattribuut (UDA) vanuit een tekstbestand in een model importeren. U kunt bijvoorbeeld een lijst van gefabriceerde of gecontroleerde merken importeren. U kunt de attribuutwaarden in Tekla Structures-modelobjecten, tekeningen of sommige referentie modelobjecten importeren door een gebied in het model of het hele model te selecteren. Het geïmporteerde bestand kan het volgende zijn: Geëxporteerd uit andere software. Handmatig gemaakt in een willekeurige standaard teksteditor, bijvoorbeeld Microsoft Kladblok. Een eenvoudige Tekla Structures-lijst met de onderdeel-guid's en gebruikersattributen. Zie ook Attributen importeren (pagina 178) Invoerbestanden bij attribuutimport (pagina 179) Voorbeelden van invoerbestanden die bij attribuutimport worden gebruikt (pagina 181) Gegevensbestand dat bij attribuutimport worden gebruikt (pagina 182) Instellingen attribuutimport (pagina 183) 18.1 Attributen importeren U kunt gebruikersattribuutwaarden (UDA) uit een tekstbestand importeren. 1. Kopieer het tekstbestand dat u wilt importeren naar de huidige modelmap. Attribuut importeren 178 Attributen importeren

179 2. Als u alleen gebruikersattributen naar een geselecteerd gebied in het Tekla Structures-model wilt importeren, selecteert u een gebied in het model. 3. Klik in het menu Bestand op Importeren --> Attributen. Het dialoogvenster Importeer attribuut wordt geopend. 4. Klik op de knop... naast het vak Invoer bestand om naar het te importeren bestand te bladeren. 5. Selecteer het scheidingsteken dat in het tekstbestand wordt gebruikt. 6. Selecteer een optie in de vakken Invoer bereik, Maak logbestand en Logbestand bekijken. 7. Klik op Maak om het bestand te importeren. Zie ook Invoerbestanden bij attribuutimport (pagina 179) Voorbeelden van invoerbestanden die bij attribuutimport worden gebruikt (pagina 181) Gegevensbestand dat bij attribuutimport worden gebruikt (pagina 182) Instellingen attribuutimport (pagina 183) 18.2 Invoerbestanden bij attribuutimport Invoerbestanden die bij de import van gebruikersattribuutwaarden (UDA) worden gebruikt, zijn tekstbestanden waarin informatie wordt gescheiden door een komma, tab, puntkomma, spatie of een door de gebruiker gedefinieerd scheidingsteken. De invoerbestanden bevatten de namen en waarden van de gebruikersattributen die in het Tekla Structures-model moeten worden geïmporteerd. In het invoerbestand moeten de koppen van de kolommen de namen van eigenschappen en gebruikersattributen in modelobjecten en tekeningen bevatten. De resterende regels bevatten de waarden van de eigenschappen en gebruikersattributen. U moet minimaal één sleutelveld opnemen als kolomkop. Sleutelvelden zijn tekening- of modelobjecteigenschappen. In Tekla Structures wordt op basis van de sleutelvelden bepaald aan welke modelobjecten of tekeningen de gebruikersattributen worden toegewezen. De sleutelvelden voor modelobjecten zijn: Sleutelveld Voorbeeld Actie GUID ID4FEAFC In Tekla Structures worden de gebruikersattributen op deze regel in het Attribuut importeren 179 Invoerbestanden bij attribuutimport

180 Sleutelveld Voorbeeld Actie invoerbestand toegewezen aan het modelobject met een GUID-waarde ID4FEAFC ASSEMBLY_PO S of MARK A3 In Tekla Structures worden de gebruikersattributen op deze regel in het invoerbestand toegewezen aan het merk met een ASSEMBLY_POS-waarde A3. Herhaal deze regel voor ieder merk dat u wilt opnemen. PHASE 2 In Tekla Structures worden de gebruikersattributen op deze regel in het invoerbestand toegewezen aan het merk met een PHASE-waarde 2. De sleutelvelden voor tekeningobjecten zijn: Sleutelveld Voorbeel d U moet ook ASSEMBLY_POS als sleutelveld bij deze optie gebruiken. Actie TYPE NAME A D4 In Tekla Structures worden de gebruikersattributen op deze regel in het invoerbestand toegewezen aan de tekening met een TYPE-waarde A en een MARK-waarde D4. Gebruik beide sleutelvelden in het invoerbestand. ID 134 Tekla Structures wijst de gebruikersattributen in deze regel in het invoerbestand toe aan het tekeningobject met een ID-waarde 134. Als u gebruikersattributen van andere waardetypen dan de tekenreeks in het invoerbestand wilt gebruiken, moet u deze definiëren in het bestand import_macro_data_types.dat dat zich in de map..\tekla Structures \<version>\environments\common\system bevindt. TIP Als u het invoerbestand met Microsoft Excel maakt, slaat u het bestand op met het commando Opslaan als naar Tekst (door tabs gescheiden) (*.txt)-formaat. Zie ook Attribuut importeren (pagina 178) Attributen importeren (pagina 178) Attribuut importeren 180 Invoerbestanden bij attribuutimport

181 Voorbeelden van invoerbestanden die bij attribuutimport worden gebruikt (pagina 181) Gegevensbestand dat bij attribuutimport worden gebruikt (pagina 182) Instellingen attribuutimport (pagina 183) Voorbeelden van invoerbestanden die bij attribuutimport worden gebruikt Voorbeeld van invoerbestanden voor onderdelen ASSEMBLY_POS en PHASE zijn de sleutelvelden. In Tekla Structures worden verschillende gebruikersattributen toegevoegd aan merken met waarden die overeenkomen met de waarden in de kolommen ASSEMBLY_POS en PHASE. Voor een merk met ASSEMBLY_POS (merknummer) van B5 in fase 1 worden bijvoorbeeld de volgende gebruikersattributen opgehaald: STATUS: 3 USER_PHASE: 6 USER_ISSUE: 3/25/2012 Het invoerbestand bevat meerdere items voor B1. In dit geval wordt in Tekla Structures het bericht Dubbel item in invoerbestand geschreven in het logbestand en worden de gebruikersattributen, die eerder werden weergegeven, niet overschreven door attributen die later worden weergegeven. Aan het einde van de import van attributen heeft B1 de volgende gebruikersattributen: STATUS: 7 USER_PHASE: 3 USER_ISSUE: 3/25/2012 In dit invoerbestand wordt informatie door tabs gescheiden. U kunt ook een komma, puntkomma, spatie of een door de gebruiker gedefinieerd scheidingsteken gebruiken. Attribuut importeren 181 Invoerbestanden bij attribuutimport

182 Voorbeeld van invoerbestanden voor tekeningen TYPE en NAME zijn de sleutelvelden. In Tekla Structures voegt een waarde voor het gebruikersattribuut User field 4 toe voor tekeningen met waarden die overeenkomen met de waarden in de kolommen TYPE en NAME. Voor een tekening met TYPE A (merktekening) en NAME B.2 krijgt bijvoorbeeld de waarde 4 in het veld User field 4. Zie ook Attribuut importeren (pagina 178) Attributen importeren (pagina 178) Invoerbestanden bij attribuutimport (pagina 179) Gegevensbestand dat bij attribuutimport worden gebruikt (pagina 182) Instellingen attribuutimport (pagina 183) Gegevensbestand dat bij attribuutimport worden gebruikt Als u behalve gebruikersattributen van andere waardetypen de tekenreeks ook in het invoerbestand bij attribuutimport wilt gebruiken, moet u deze definiëren in het bestand import_macro_data_types.dat dat zich in de map..\tekla Structures\<version>\environments\common\system bevindt. Het bestand import_macro_data_types.dat is een eenvoudig tekstbestand met de gebruikersattributen die u kunt opnemen in een invoerbestand. U kunt het bestand bewerken in elke standaard teksteditor, bijvoorbeeld Microsoft Kladblok. U kunt: Willekeurige gebruikersattributen wijzigen die geen sleutelvelden zijn. Gebruikersattributen als waardetypen INT, STRING, FLOAT of DATE toevoegen. Het bestand bevat de volgende kolommen: VARIABLE_NAME, VARIABLE_TYPE, CONVERSION_FACTOR, COMMENT Attribuut importeren 182 Invoerbestanden bij attribuutimport

183 OPMERKING In Tekla Structures wordt CONVERSION_FACTOR gebruikt om Engelse waarden te converteren naar metrische waarden. In Tekla Structures wordt deze waarde alleen gebruikt in omgevingen met Engelse eenheden. Het wordt aanbevolen de FLOAT-waarden te controleren om fouten in conversiefactoren te voorkomen. In Tekla Structures worden regels die beginnen met twee slashes // als commentaar gezien en worden ze genegeerd bij het inlezen van het bestand. Zie ook Attribuut importeren (pagina 178) Attributen importeren (pagina 178) Invoerbestanden bij attribuutimport (pagina 179) Voorbeelden van invoerbestanden die bij attribuutimport worden gebruikt (pagina 181) Instellingen attribuutimport (pagina 183) 18.3 Instellingen attribuutimport Gebruik de opties in het dialoogvenster Importeer attribuut om het invoerbereik en de eigenschappen van het logbestand te definiëren wanneer waarden van gebruikersattributen (UDA) vanuit een tekstbestand in een model worden geïmporteerd. Optie Scheidingsteke ns inputbestand Beschrijving Selecteer het scheidingsteken dat in het invoerbestand wordt gebruikt. Invoer bereik Standaard, Gehele model In Tekla Structures worden de gebruikersattribuutwaarden van objecten in het invoerbestand toegewezen aan overeenkomende objecten in het model. Alleen selectie In Tekla Structures worden alleen de gebruikersattribuutwaarden van objecten in het invoerbestand toegewezen aan overeenkomende objecten in het geselecteerde gebied van het model. Gebruik deze optie om gebruikersattributen in modellen te importeren. Gebruik het niet voor tekeningen. Attribuut importeren 183 Instellingen attribuutimport

184 Optie Maak log file Creëer Log file bekijken Zie ook Beschrijving Referentie modellen Tekla Structures wijst de gebruikersattribuutwaarden van objecten in het invoerbestand aan overeenkomende objecten in referentie modellen toe. Hiermee wordt telkens in de huidige modelmap een nieuw logbestand met de naam attribute_import.log gemaakt wanneer u de gebruikersattributen importeert. Voorgaande logbestanden van attribuutimports worden overschreven. Toevoegen Hiermee worden telkens in de huidige modelmap loggegevens toegevoegd aan het bestand attribute_import.log wanneer u de gebruikersattributen importeert. Als het logbestand niet bestaat, wordt dit in Tekla Structures gemaakt. Nee Er wordt geen logbestand gemaakt. Nee Het logbestand wordt niet weergegeven. In dialoog Attribuut importeren (pagina 178) Attributen importeren (pagina 178) Tekla Structures geeft het logboekbestand in een apart venster weer. Klik op een object-guid in het logboekbestand om het onderdeel in het model te markeren. Invoerbestanden bij attribuutimport (pagina 179) Voorbeelden van invoerbestanden die bij attribuutimport worden gebruikt (pagina 181) Gegevensbestand dat bij attribuutimport worden gebruikt (pagina 182) Attribuut importeren 184 Instellingen attribuutimport

185 19 CIS en CIMSteel Het CIS (CIMsteel Integration Standards) is een van de resultaten van het Eureka CIMsteel-project. De huidige versie CIS/2 is een uitgebreide en verbeterde tweede generatie release van de CIS. Het is ontwikkeld om een meer geïntegreerde werkmethode mogelijk te maken via het delen en beheren van gegevens binnen en tussen bedrijven die betrokken zijn bij planning, ontwerp, analyse en constructie van gebouwen en structuren. Er is één beperking: objecten met meerdere materialen kunnen niet worden gedefinieerd, omdat de standaard zich beperkt tot stalen objecten. Zie ook importinstellingen CAD-model (pagina 146) 19.1 Een CIMSteel-model importeren 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> CIMSteel. Het dialoogvenster Importeer Model wordt geopend. 2. Selecteer CIS-importmodel in de lijst Type. 3. Gebruik de standaardnaam import model of voer een nieuwe naam in. 4. Klik op OK. 5. Selecteer het model in de lijst. 6. Klik op Eigenschappen om een dialoogvenster te openen waarin u de instellingen voor het geselecteerde type importbestand kunt definiëren. 7. Voer op het tabblad Parameters de volgende gegevens in: Selecteer het Model type wat Analysis, Design of SP3D kan zijn. Selecteer CIS/1 of CIS/2 in de lijst CIS versie. Voer de naam van het modelbestand in het vak Invoer bestand in. U kunt ook naar het bestand bladeren. CIS en CIMSteel 185 Een CIMSteel-model importeren

186 Stel de coördinaten voor de oorsprong in om het bestand op een specifieke locatie te plaatsen. Als u diverse elementen in het CIS-model wilt combineren tot één onderdeel in Tekla Structures, stelt u Combineer onderdelen in op Ja. Gebruik Max te combineren lengte om de maximumlengte voor het combineren van onderdelen te definiëren (de maximumlengte van de gecombineerde onderdelen samen). Stel Negeer offset in op Ja als u wilt dat Tekla Structures offsets van onderdelen gebruikt om fysieke onderdelen te lokaliseren. Geef in Negeer krachten aan hoe krachten worden geïmporteerd. Als u ook onderdeel-guid's wilt importeren, stelt u Importeer GUID (reken model) in op Ja. 8. Voer op het tabblad Conversie de naam van het conversiebestand in of blader naar het conversiebestand. 9. Klik op OK om naar het dialoogvenster Importeer model te gaan. 10. Klik op Importeren. In Tekla Structures wordt het dialoogvenster Importmodel info weergegeven. 11. Selecteer welke versie van onderdelen die u wilt importeren. 12. Klik op Alles accepteren. Als u het model hebt gewijzigd en het opnieuw wilt importeren, kunt u ook alle wijzigingen weigeren door op Weiger alles te klikken of individuele wijzigingen te accepteren of te weigeren door op Selecteer individueel te klikken. 13. Tekla Structures geeft het bericht Wilt u het importmodel voor latere imports opslaan? weer. Klik op Ja. Het importmodel wordt weergegeven in een modelvenster van Tekla Structures. 14. Klik met de rechtermuisknop op het modelvenster en selecteer Pas werkgebied aan, aan complete model om er zeker van te zijn dat het geïmporteerde model volledig zichtbaar is. 15. Als er onderdelen ontbreken, controleert u de waarden Vensterdiepte Boven en Onder in het dialoogvenster Venster eigenschappen en wijzigt u deze indien nodig. Zie ook importinstellingen CAD-model (pagina 146) CIS en CIMSteel 186 Naar een CIMSteel-rekenmodel exporteren

187 19.2 Naar een CIMSteel-rekenmodel exporteren 1. Open een Tekla Structures-model wat u wilt exporteren. 2. Selecteer de te exporteren objecten door de juiste selectieknoppen of - filters te gebruiken. 3. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> CIMSteel: Rekenmodel. 4. Selecteer de CIS-versie in de lijst CIS versie. Met CIS/1 wordt een bestand gegenereerd dat compatibel is met de schemadefinitie CIMsteel LPM4DEP1. Met CIS/2 wordt een bestand gegenereerd dat compatibel is met de schemadefinitie CIMSteel CIS/2 (STRUCTURAL_FRAME_SCHEMA). 5. Voer in het vak Trede bestand de naam voor het exportbestand in of accepteer de standaard. U kunt het pad invoeren of ernaartoe bladeren. Als u geen pad invoert, wordt in Tekla Structures het exportbestand gemaakt in de huidige modelmap. 6. Voer indien nodig een naam en organisatie in om te identificeren wie het exportbestand heeft gemaakt. 7. Selecteer in de lijst Voorkeur een van de volgende standaarden die u wilt toepassen op de export: UK, EUROPEAN of US. 8. Stel eenheden in op metrisch of engels in het vak Lineaire eenheden (alleen CIS/2). Imperial is alleen beschikbaar voor CIS/2. CIS/1 wordt altijd geëxporteerd in metrische eenheden. 9. Voer de coördinaatwaarden in de vakken Oorsprong X, Y en Z in als u het model naar een bepaalde locatie wilt exporteren. De oorsprong is afkomstig uit de oorsprong in Tekla Structures. 10. Als u een onderdeel in het Tekla Structures-model in diverse elementen in een CIMsteel-model wilt splitsen, stelt u Onderdelen splitsen in op Ja. Drie kolommen zijn bijvoorbeeld mogelijk verbonden met een ligger in een model, zodat één kolom zich in het midden bevindt en de andere twee aan het uiteinde van de ligger. Met de optie Ja wordt de ligger gesplitst in twee gelijke elementen in het CIMsteel-model. Met de optie Nee bevat het CIMsteel-model één ligger, één lineair element en twee knooppunten (een knooppunt aan beide einden). 11. Klik op Toepassen en Maak. In Tekla Structures wordt het CIMSteel-rekenmodel naar de huidige modelmap geëxporteerd of naar een andere gedefinieerde map met de naam die u hebt opgegeven. CIS en CIMSteel 187 Naar een CIMSteel-rekenmodel exporteren

188 Zie ook CIS en CIMSteel (pagina 185) 19.3 Naar een CIMSteel-reken/fabricagemodel exporteren 1. Open een Tekla Structures-model wat u wilt exporteren. 2. Selecteer de onderdelen die u wilt exporteren. 3. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> CIMSteel: Ontwerp/ Fabricagemodel. 4. Ga naar het tabblad Parameters en geef de vereiste gegevens op: Selecteer de LPM versie: LPM5 of LPM6. Voer in het vak Uitvoerbestand een naam voor het exportbestand in of accepteer de standaard. U kunt het pad invoeren of ernaartoe bladeren. Als u geen pad invoert, wordt in Tekla Structures het exportbestand gemaakt in de huidige modelmap. Selecteer het modeltype in de lijst CIS/2-modeltype. De opties zijn Fabricage, Ontwerp en SP3D. Stel in het vak Lineaire eenheden (alleen CIS/2) de eenheden in op Metrisch of Engels. Tekla Structures schrijft alle aanduiding voor moeren, bouten en ringen in breuken van inches. Voer een naam in voor de structuur in het veld Naam model. Voer het pad naar de profiel- en materiaalconversiebestanden in of blader ernaartoe. Als u de paden naar het profiel- en materiaalconversiebestand leeg laat, worden in Tekla Structures de conversiebestanden in de huidige profielmap gebruikt voor de conversie. Als u globale unieke ID's in plaats van interne ID-nummers wilt gebruiken, stelt u Exporteer Globally Unique ID's in op Ja. Als u betonnen onderdelen wilt exporteren, stelt u Beton exporteren in op Ja. 5. Ga naar het tabblad Standaarden en voer het juiste profiel, het materiaal en de boutnormorganisatie, de naam en het jaar in. Tekla Structures vult het exportbestand met de gegevens die u hier invoert. Als u de normorganisatie of de naam niet invoert, plaatst Tekla Structures een lege vermelding ("") in het exportbestand. Als u het jaar niet opgeeft, gebruikt Tekla Structures 1999 als standaardwaarde. CIS en CIMSteel 188 Naar een CIMSteel-reken/fabricagemodel exporteren

189 6. Als u naar een fabricagemodel exporteert, gaat u naar het tabblad Fabricage en geeft u de vereiste gegevens op: Stel Inclusief NC bestanden in op Ja om gegevens over NC-bestanden in de export op te nemen. Geef in NC bestanden map een pad (ten opzichte van de huidige modelmap) op naar de map waar de NC-bestanden zich bevinden. 7. Als u naar een ontwerpmodel exporteert, gaat u naar het tabblad Ontwerpmodel en stelt u Exporteer ontwerpverbindingen in op Ja om de ontwerpverbindingen te exporteren. 8. Klik op Toepassen en Maak. Zie ook In Tekla Structures wordt het CIMSteel-ontwerp- of fabricagemodel naar de huidige modelmap geëxporteerd of naar een andere gedefinieerde map met de naam die u hebt opgegeven. CIMSteel-conversiebestanden (pagina 189) CIMSteel-conversiebestanden Hier volgen voorbeelden van de inhoud van conversiebestanden die in een CIMSteel-conversie worden gebruikt. Voorbeeld 1 In dit voorbeeld ziet u een deel van het profielconversiebestand prfexp_cis.cnv:! US Imperial Flavor! Profile name conversion Tekla Structures -> CIS!! If Converted-name does not exist, it will be! the same as Tekla Structures-name.! Tekla Structures-name Converted-name!!American Sections - Imperial!W - Wide Flange Beams W44X335 S\SECT\US\W44X335\ASTM_A6\1994 W44X290 S\SECT\US\W44X290\ASTM_A6\1994 W44X262 S\SECT\US\W44X262\ASTM_A6\1994 CIS en CIMSteel 189 Naar een CIMSteel-reken/fabricagemodel exporteren

190 Geconverteerde-naam bevat de volgende gegevens en items worden gescheiden door een backslash (\): S (vaste waarde) SECT (vaste waarde) Naam van de standaardisatie-organisatie Standaardnaam van de profielvorm Naam van de standaard Jaar van de standaard Als het conversiebestand niet het relevante profieltype bevat, wordt de Tekla Structures-naam van het profiel gebruikt. In Tekla Structures worden ook de standaardisatie-organisatie, de standaardnaam en het jaar van de standaard gebruikt, die op het tabblad Standaard zijn opgegeven. Voorbeeld 2 In dit voorbeeld ziet u een deel van het materiaalconversiebestand matexp_cis.cnv:! US Imperial Flavor! Material name conversion Tekla Structures -> CIS!! If Converted-name does not exist, it will be! the same as Tekla Structures-name.! Tekla Structures-name Converted-name # Carbon Structural Steel (ASTM_A36\1994) GRADE32 S\MAT\US\GRADE32\ASTM_A36-94\1994 GRADE36 S\MAT\US\GRADE36\ASTM_A36-94\1994 #High Strength Carbon Manganese Steel (ASTM_A529\1994 GRADE42 S\MAT\US\GRADE42\ASTM_A529-94A\1994) Geconverteerde-naam bevat de volgende gegevens en items worden gescheiden door een backslash (\): S (vaste waarde) MAT (vaste waarde) Naam van de standaardisatie-organisatie Standaardnaam van het materiaal Naam van de standaard Jaar van de standaard CIS en CIMSteel 190 Naar een CIMSteel-reken/fabricagemodel exporteren

191 Geconverteerde-naam bevat de volgende gegevens over bouten, moeren en ringen, gescheiden door twee dubbelepunten (::): Naam van de standaardenorganisatie Naam van de standaard Jaar van de standaard Standaardnaam van de bout, ring of schroef Tekla Structures-namen voor bouten, ringen en moeren worden samengesteld op basis van hun bevestigingsstandaard, bevestigingstype en grootte. Als het conversiebestand geen equivalente profielnaam bevat, wordt in Tekla Structures de naam van het materiaal gebruikt. Zie ook Naar een CIMSteel-reken/fabricagemodel exporteren (pagina 188) Conversiebestanden (pagina 34) CIS en CIMSteel 191 Naar een CIMSteel-reken/fabricagemodel exporteren

192 20 MIS U kunt modelgegevens naar Manufacturing Information Systems (MIS) exporteren. De MIS-export ondersteunt de volgende formaten: DSTV FabTrol/KISS EJE EPC Steel 2000 OPMERKING We raden uw aan de FabTrol-lijsten in plaats van de MIS-export voor het exporteren van FabTrol-gegevens te gebruiken. De FabTrol-lijsten zijn beschikbaar voor de Steel Detailing-rol in US de imperial en US metric omgevingen. Als u geen geschikte omgeving gebruikt, kunt u ook met uw lokale ondersteuning contact opnemen voor de FabTrolbestanden. Zie ook Een MIS-lijst exporteren (pagina 192) Informatie over MIS-bestandstypen (pagina 193) 20.1 Een MIS-lijst exporteren U kunt een MIS-lijst naar een bestand exporteren. 1. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> MIS. Het dialoogvenster Export MIS wordt geopend. 2. Selecteer het bestandstype in de lijst MIS type. 3. Als u Fabtrol/KISS of Steel 2000 hebt geselecteerd, definieert u de extra opties: MIS 192 Een MIS-lijst exporteren

193 Fabtrol/KISS Voer de klantnaam in het vak Klantnaam in. Schakel het selectievakje Complete materiaallijst in om werkgerelateerde informatie aan de lijst toe te voegen (bijvoorbeeld gaten, lassen, afwerkingen en voorlopige nummers). Steel 2000 Schakel het selectievakje Export alleen werkplaatsbouten in om alleen werkplaatsbouten in het lijstbestand op te nemen. 4. Voer een naam voor het lijstbestand in het vak MIS list bestand in. Het lijstbestand wordt standaard in de modelmap opgeslagen. U kunt de map selecteren waar u het lijstbestand wilt opslaan door op Bladeren te klikken. 5. Zorg dat de selectieknop Selecteer object hebt ingeschakeld. Als u de knop Selecteer merk hebt ingeschakeld, maakt Tekla Structures lege bestanden. 6. Klik op Maak alle of Maak geselecteerde om het MIS-lijstbestand te exporteren. Zie ook Informatie over MIS-bestandstypen (pagina 193) 20.2 Informatie over MIS-bestandstypen Zie hieronder voor informatie over MIS-bestandstypen. DSTV Het geëxporteerde bestand bevat de MIS-informatie die in het DSTVformaat is geschreven. EJE Alleen in de US Imperial-versie. Structural Material Manager slaat intern alle maatlijnen in zestienden op. Het External Data Interface schrijft alle maatlijnen, zoals breedtes en lengtes, behalve voor ligger- en kanaalbeschrijvingen in zestienden van een inch. De lengte 12'-8 7/8 is bijvoorbeeld equivalent aan 2446 zestienden, wat wordt berekend als (voet * 192) + (inches * 16) + (achtsten * 2) = (12 * * *2). MIS 193 Informatie over MIS-bestandstypen

194 EPC Voor de EPC-module (Estimating and Production Control) van SDS/2 moet multinummering actief zijn. MIS 194 Informatie over MIS-bestandstypen

195 21 FabTrol XML U kunt de gegevens over de fabricagestatus voor onderdelen in een Tekla Structures-model importeren vanuit een XML-bestand dat door FabTrol is geschreven. FabTrol is een Material Resource and Planning (MRP)-systeem dat over het algemeen door staalfabrikanten wordt gebruikt voor de calculatie, de voorraad en de productie te beheren. De gegevens kunnen via een export met een KISSindeling of rechtstreeks via de op tekst gebaseerde lijsten van Tekla Structures naar FabTrol worden geschreven voor het bekijken van de merkstatus via de projectlevenscyclus. De volggegevens die in FabTrol worden ingevoerd kunnen dan weer in Tekla Structures via de FabTrol XML-import voor inkleuring van het model worden geïmporteerd. Dit wordt uitgevoerd door de gegevens in een vooraf ingestelde verzameling van gebruikersattributen (UDA s) op te slaan. Importeren van de FabTrol XML is in alle configuraties van Tekla Structures mogelijk (inclusief Projectviewer) maar de gegevens kunnen alleen in de UDA s in modelleer- of beheerconfiguraties worden opgeslagen. Het bestand XMLTrans.trn moet zich in de map..\programdata\tekla Structures\<versie>\environments\<environment>\system bevinden. Dit bestand wijst de namen van FabTrol XML aan de UDA-namen van Tekla Structures toe. Zie ook Een FabTrol XML-bestand importeren (pagina 195) 21.1 Een FabTrol XML-bestand importeren 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> FabTrol XML. 2. Klik op de knop... naast het vak Invoer bestand om naar het XMLbestand te bladeren. 3. Selecteer een geschikte optie in de lijst Maak log file. FabTrol XML 195 Een FabTrol XML-bestand importeren

196 Selecteer Maken om een nieuw logbestand te schrijven en telkens het vorige logbestand te verwijderen wanneer u het XML-bestand importeert. Selecteer Toevoegen om de logbestandgegevens aan het einde van het bestaande logbestand toe te voegen. Als u geen logbestand nodig hebt, selecteert u Nee. 4. Selecteer een geschikte optie in de lijst Toon Logbestand. Als u het logbestand niet wilt weergeven, selecteert u Nee. Als u het logbestand wilt weergeven, selecteert u Aan in het dialoogvenster. 5. Klik op Maak om de statusgegevens te importeren. Zie ook FabTrol XML (pagina 195) FabTrol XML 196 Een FabTrol XML-bestand importeren

197 22 PDMS/E3D U hebt voor downloaden in Tekla Warehouse de volgende tools beschikbaar: PDMS/E3D en Tekla Structures Interoperability:Naar PDMS/E3D exporteren PDMS/E3D en Tekla Structures Interoperability:PDMS/E3D-extensie BIM Publisher Tekla User Assistance bevat de volgende artikelen over PDMS/E3D: PDMS/E3D en Tekla Structures Interoperability:Q&A, collected 06 May 2016 AVEVA PDMS/E3D en Tekla Structures Interoperability:PDMS/E3D-extensie PDMS PDMS/E3D 197 Een FabTrol XML-bestand importeren

198 23 NC-bestanden NC (Numerical Control) verwijst naar een methode waarbij machinale bewerkingen met een computer worden uitgevoerd.de NC-gegevens bedienen de bewegingen van CNC-machines (computer numerical control).tijdens het fabricageproces boort, snijdt, stanst of vervormt een machine of een bewerkingscentrum het stuk materiaal. Nadat u het detailleren van een Tekla Structures-model hebt voltooid, kunt u de NC-gegevens als NC-bestanden vanuit Tekla Structures exporteren om door de CNC-machine te worden gebruikt. In Tekla Structures worden de onderdeellengte, posities van de gaten, afschuining, ravelingen en uitsnijdingen getransformeerd naar reeksen coördinaten die de machine kan gebruiken om het onderdeel in een werkplaats te maken. Behalve voor de CNC-machines kunnen de NC-bestanden ook worden gebruikt door de software-oplossingen MIS en ERP. De gegevens voor de NC-bestanden zijn afkomstig uit het Tekla Structuresmodel. We raden u aan de detaillering te voltooien en tekeningen te maken voordat u de NC-bestanden produceert. Tekla Structures produceert NC-bestanden in DSTV-indeling (Deutscher Stahlbau-Verband). Tekla Structures kan ook NC-bestanden in DXF-indeling produceren door DSTV-bestanden naar DXF-bestanden te converteren. DSTV is een standaardinterface voor geometrische beschrijving van staalstructuuronderdelen voor de post-processors met numerieke controle. Het hoofddoel van de interface is dat deze neutraal moet zijn, wat betekent dat u met slechts één standaardbeschrijving verschillende NC-machines kunt beheren. De interface standaardiseert de koppeling tussen een CADprogramma of een grafisch systeem via een CAM-bestand voor de NCmachines. De geometrie van het onderdeel wordt volledig neutraal geïntroduceerd en nadat de parameters van de NC-machine bekend zijn, kan de post-processor deze neutrale taal vertalen naar de taal van de NC-machine. Ga voor meer informatie naar NC-bestanden 198 Een FabTrol XML-bestand importeren

199 Taak Produceer NCbestanden in de DSTVindeling. U kunt de gegevens selecteren die in NC-bestanden en NCbestandsheaders moet worden opgenomen en de gewenste centerpunten scribing-instellingen definiëren. Controleer de DSTVbestandbeschrijving. Een DSTV-bestand is een tekstbestand in de ASCIIindeling. In de meeste gevallen heeft elk onderdeel zijn eigen DSTV-bestand. Definieer instellingen voor NC-bestanden, maplocaties, onderdeelselectie, SIblokken, gaten en uitsnijdingen, radiustekens van een AK- en IK-blokcurve, en curvedetectie. Pas de volgorde waarin de gegevens in een NCbestand wordt weergegeven aan en voeg extra gegevens over individuele onderdelen aan de header van het NCbestand toe. Definieer en genereer centerpunten in NCbestanden. Centerpunten zijn kleine gaten waarmee de bouwplaats afzonderlijke onderdelen kan samenstellen om een merk te vormen. Klik voor meer informatie op onderstaande koppelingen NC-bestanden in DSTV-indeling maken (pagina 202) DSTV-bestandsbeschrijving (pagina 200) NC-bestandsinstellingen (pagina 203) Header-gegevens van NC-bestanden aanpassen (pagina 214) Centerpunten in NC-bestanden maken (pagina 215) NC-bestanden 199 Een FabTrol XML-bestand importeren

200 Taak Definieer en genereer scribing in NCbestanden. Gegevens over de layout en de onderdelen die aan elkaar zijn gelast, kunnen aan NCbestanden worden toegevoegd en aan de machine worden doorgegeven. Maakt NC-bestanden in DXF-indeling door DSTVbestanden naar DXFbestanden te converteren. Selecteer een juiste methode om het uiteinde van de liggers te snijden. Maak NC-bestanden voor buisvormige holle doorsneden. U moet eerst specifieke buiscomponenten gebruiken om de verbindingen te maken. Klik voor meer informatie op onderstaande koppelingen Scribing in NC-bestanden maken (pagina 221) NC-bestanden in DXF-indeling maken (pagina 225) Fittingen en trimlijnen in NC-bestanden (pagina 223) Buis-NC-bestanden maken (pagina 224) 23.1 DSTV-bestandsbeschrijving Tekla Structures produceert NC-bestanden in de DSTV-indeling. De DSTVindeling is een industrienorm die is gedefinieerd door de German Steel Construction Association (Deutsche Stahlbau-Verband). Een DSTV-bestand is een tekstbestand in de ASCII-indeling. In de meeste gevallen heeft elk onderdeel zijn eigen DSTV-bestand. Raadpleeg voor meer informatie over de DTSV-syntaxis Standaardbeschrijving voor onderdelen van de staalstructuren voor de numerieke besturing. Blokken Het DSTV-bestand wordt verdeeld in blokken die de inhoud van het bestand beschrijven. NC-bestanden 200 DSTV-bestandsbeschrijving

201 ST EN BO SI AK IK PU KO KA DSTV-blok Beschrijving Begin van het bestand Einde van het bestand Gat SI-blok Buitencontour Binnencontour Poederen Label Buiging Profieltypen Op basis van de DSTV-standaard wordt een naam aan profieltypen toegewezen. I U L M RO RU B CC T SO DSTV-profieltype I-profielen U- en C-profielen L-profielen Kokerprofielen Ronde staven Ronde buizen Plaatprofielen CC-profielen T-profielen Beschrijving Z-profielen en alle andere typen profielen Onderdeel vlakken De onderdeelvlakken worden in het DSTV-bestand door één enkele letter beschreven. v o u h Letter voor boven onder achter Onderdeelvlak Zie ook NC-bestanden in DSTV-indeling maken (pagina 202) NC-bestanden 201 DSTV-bestandsbeschrijving

202 23.2 NC-bestanden in DSTV-indeling maken Tekla Structures produceert NC-bestanden in de DSTV-indeling. U kunt de gegevens selecteren die in NC-bestanden en NC-bestandsheaders moet worden opgenomen en de gewenste centerpunt- en scribing-instellingen definiëren. U kunt ook MIS-lijstbestanden (Manufacturing Information System [systemen voor fabricagegegevens]) volgens de DSTV-standaard produceren. Tekla Structures maakt standaard de NC-bestanden in de huidige modelmap.in de meeste gevallen heeft ieder onderdeel een eigen NC-bestand. Beperkingen: De DSTV-standaard ondersteunt geen getoogde liggers waardoor Tekla Structures geen NC-bestanden van getoogde liggers maakt. Gebruik polyprofielen in plaats van getoogde liggers. DSTV voor gezette platen ondersteunt geen KA-blok. 1. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> NC bestanden. 2. Als u enkele vooraf gedefinieerde instellingen hebt die u wilt gebruiken, selecteert u de instellingen van bestandslijst aan de bovenzijde en klikt u op Laden. 3. Schakel in het dialoogvenster NC bestanden het selectievakje in de kolom Maken naast DSTV voor platen en/of DSTV voor profielen in. 4. Als u de instellingen van het NC-bestand wilt wijzigen (pagina 203), selecteert u een NC-bestandsinstellingenregel en klikt u op Bewerk. Als u nieuwe NC-bestandsinstellingen wilt toevoegen, klikt u op Toevoegen. Hiermee wordt een nieuwe regel in de lijst NC bestand instellingen toegevoegd en het dialoogvenster NC bestand instellingen wordt weergegeven, waarin u de nieuwe instellingen een naam kunt geven. 5. Wijzig in het dialoogvenster NC bestand instellingen de instellingen op de tabbladen Bestand en onderdeel selectie, Gaten en sparingen, Merknummer en Geavanceerde opties. U kunt selecteren of u alleen DSTV-bestanden, MIS-bestanden of beide wilt maken of DSTV-bestanden ingesloten in MIS-bestanden. SI blokken kunnen voor zowel het hoofdonderdeel als de aansluitende onderdelen worden gemaakt. Tekla Structures maakt standaard alleen SI blokken voor het hoofdonderdeel. Als u ook SI blokken voor aansluitende onderdelen wilt maken, stelt u de variabele XS_SECONDARY_PART_HARDSTAMP in op TRUE. 6. U kunt met Opslaan als een unieke naam voor de instellingen invoeren. Tekla Structures slaat de instellingen in de map..\attributes op onder de huidige modelmap. NC-bestanden 202 NC-bestanden in DSTV-indeling maken

203 7. Klik op OK om uw NC-bestandsinstellingen op te slaan en het dialoogvenster NC bestand instellingen te sluiten. 8. Als u de gegevens wilt selecteren die in de header van het NC-bestand (pagina 214) moeten worden opgenomen, klikt u op Header, wijzigt u de gegevens en klikt u op OK. 9. Als u de centerpuntinstellingen (pagina 215) wilt wijzigen, klikt u op Centerpunten, wijzigt u de instellingen en klikt u op OK. 10. Als u de scribing-instellingen (pagina 221) wilt wijzigen, klikt u op Scribing, wijzigt u de instellingen en klikt u op OK. 11. Als u de instellingen die u met een andere naam voor later gebruik hebt gewijzigd wilt opslaan, voert u een nieuwe naam naast Opslaan als in en klikt u op Opslaan als. 12. Gebruik in het dialoogvenster NC bestanden de opties Alle onderdelen of Geselecteerde onderdelen om te selecteren of de NC-bestanden voor alle onderdelen of alleen voor de geselecteerde onderdelen moeten worden gemaakt. Als u de optie Geselecteerde onderdelen gebruikt, moet u de onderdelen in het model selecteren. 13. Klik op Maak. Tekla Structures maakt.nc1-bestanden voor de onderdelen met de gedefinieerde NC-bestandsinstellingen. De NC-bestanden worden standaard in de huidige modelmap gemaakt. De bestandsnaam bestaat uit een positienummer en de extensie.nc Klik op NC-logboek weergeven om het logbestand dstv_nc.log te maken en weer te geven dat de geëxporteerde onderdelen en nietgeëxporteerde onderdelen weergeeft. Als niet alle verwachte onderdelen worden geëxporteerd, controleert u of de niet-geëxporteerde onderdelen alle profieltype, formaat-, gat- en andere limieten doorgeven die in de NC-bestandsinstellingen zijn ingesteld. Raadpleeg voor meer informatie over scribing het Helpdesk-artikel Hoe scribing voor stalen liggers moet worden gemaakt NC-bestandsinstellingen U kunt het dialoogvenster NC bestand instellingen openen door in het dialoogvenster NC bestanden op Toevoegen of Bewerken te klikken. Hier kunt u instellingen voor NC-bestanden, maplocaties, onderdeelselectie, SI blokken, gaten en uitsnijdingen, radiustekens van een AK- en IK-blokcurves definiëren. NC-bestanden 203 NC-bestandsinstellingen

204 Tabblad Bestand en onderdeel selectie Optie Bestandsindeling Bestand locatie Bestandsextensie Inclusief revisie bestandsnaam Wat maken Beschrijving DSTV is de enige beschikbare waarde. De standaardmap is \DSTV_Profielen of DSTV_Platen onder de huidige modelmap. U kunt op één van de volgende manieren een andere doelmap voor NC-bestanden definiëren: U kunt het mappad in het vak Bestand locatie invoeren. U kunt ook naar het pad bladeren. Voer bijvoorbeeld C:\NC in. Als u het vak leeg laat, worden de NCbestanden in de huidige modelmap gemaakt. Als u het NC-bestand in een specifieke map onder de huidige modelmap wilt maken, voert u.\<mapnaam> in. Voer bijvoorbeeld.\mijnncbestanden in. U kunt de modelspecifieke variabele XS_MIS_FILE_DIRECTORY gebruiken om de doelmap voor NC- en MIS-bestanden te definiëren. Ga naar de categorie NC-bestanden in het dialoogvenster Geavanceerde opties en voer het gewenste mappad voor de variabele XS_MIS_FILE_DIRECTORY in. De NCbestanden worden in de opgegeven map gemaakt onder een map die de naam van het huidige model heeft. Als u bijvoorbeeld C:\NC definieert en de naam van het huidige model MijnModel is, worden de NC-bestanden in de map C:\NC\MijnModel gemaakt..nc1 is de standaardwaarde. Voeg een revisielabel aan de NC-bestandsnaam toe. De bestandsnaam bevat dan een nummer dat de revisie van het bestand aangeeft, P176.nc1 wordt bijvoorbeeld P176_1.nc1. Selecteer het te maken type bestanden: NC-bestanden maakt alleen DSTV-bestanden. Onderdeellijst maakt alleen een MIS-bestandlijst (.xsr). NC-bestanden 204 NC-bestandsinstellingen

205 Optie Maximum grootte Profiel type Beschrijving Als u een MIS-lijstbestand maakt, voert u een naam voor de lijst in het vak Onderdeellijst bestands naam in. U moet ook op de knop Bladeren naast het vak Onderdeel lijst bestand locatie klikken en naar de locatie bladeren waar u de lijst wilt opslaan. NC bestanden en lijst maakt zowel de DSTVbestanden als een MIS-lijstbestand. Combineer NC bestanden en onderdelen lijst sluit DSTV-bestanden in een MIS-lijstbestand (.xsr) in. De opties definiëren de maximumlengte, -breedte en -hoogte van de onderdelen die de machine kan verwerken. Grotere onderdelen worden naar andere machines verzonden. Alle profielen die in de lijst Profiel type op Ja zijn ingesteld, worden door de machine worden verwerkt. Op basis van de DSTV-standaard wordt een naam aan profieltypen toegewezen. I: I-profielen U: U- en C-profielen L: L-profielen M: Kokers R: Ronde staven en buizen B: Plaatprofielen CC: CC-profielen T: T-profielen SO: Z-profielen en alle andere typen profielen Ronde buizen worden in Tekla Structures standaard uitgeslagen als plaatprofielen en wordt het plaatprofieltype B in de headergegevens van het NC-bestand gebruikt. Gebruik de variabele XS_TUBE_UNWRAP_USE_PLATE_PROFILE_TYPE_IN_ NC om dit te wijzigen. Maximum gatdiameter De optie Maximum gatdiameter definieert hoe groot de machine gaten kan boren. Het NCbestand wordt niet gemaakt als een onderdeel grotere gaten bevat of het materiaal dikker is dan de waarden die zijn opgegeven. De gatdiameter NC-bestanden 205 NC-bestandsinstellingen

206 Optie Beschrijving wordt verbonden met de materiaaldikte of plaatdikte. Elke rij bevat de maximale gatdiameter en de materiaaldikte. Aan beide voorwaarden moet worden voldaan voordat het NC-bestand kan worden gemaakt. Een rij met de waarden houdt bijvoorbeeld in dat wanneer de materiaaldikte 45 mm of kleiner en de gatdiameter 60 mm of kleiner is, het NC-bestand wordt gemaakt. U kunt zo veel rijen toevoegen als nodig is. In het volgende voorbeeld ziet u hoe Maximum gatdiameter kan worden gedefinieerd. In dit voorbeeld hebben we de volgende situatie: Drie platen met een verschillende dikte. Twee boutgroepen met gelijke groottes en één boutgroep met een groter formaat. Maximum gatdiameter wordt als volgt gedefinieerd: Test1 maakt een map onder de modelmap voor de platen die aan de volgende criteria voldoen: Gatdiameter: 22 Plaatdikte: 10 Test2 maakt een map onder de modelmap voor de platen die aan de volgende criteria voldoen: Gatdiameter: 22 Plaatdikte: 20 Wanneer u NC-bestanden voor de platen maakt, bevat de map Test1 de plaat PL350*10 en de map Test2 de plaat PL350*20. De plaat PL350*15 is in geen enkele map opgenomen, NC-bestanden 206 NC-bestandsinstellingen

207 Optie Beschrijving omdat niet aan het criterium van de gatdiameter is voldaan. De volgorde waarin u de criteria invoert, is van belang: voer de meest uitsluitende criteria eerst in. Als u de criteria in een andere volgorde definieert, zijn de resultaten ook verschillend. Tabblad Gaten en sparingen Optie Vorm inwendige hoeken Beschrijving De optie Vorm inwendige hoeken definieert de vorm van bijvoorbeeld lijfravelingen of flensuitsnijdingen aan het liggeruiteinde. De optie Vorm inwendige hoeken is ook van invloed op uitsnijdingen op de flens: De optie Vorm inwendige hoeken is niet van toepassing op rechthoekige openingen die zich in het midden van een onderdeel bevinden: De optie Vorm inwendige hoeken is niet van toepassing op binnencontouren die al in het model zijn afgerond. De modelwaarden blijven intact. NC-bestanden 207 NC-bestandsinstellingen

208 Optie Beschrijving De onderstaande voorbeelden geven aan hoe de verschillende opties voor de vorm van de inwendige hoek van invloed zijn op het onderdeel in het NC-bestand. Het oorspronkelijke onderdeel in het model heeft volledig uitgesneden flenzen en het lijf wordt geraveld. Optie 0: Radius De vorm van de inwendige hoeken lijkt op gaten met een bepaalde radius. Er wordt geen apart BOblok naar het NC-bestand geschreven. Optie 1: Tangentieel De inwendige hoek wordt afgerond op basis van de waarde in het vak Radius. Optie 2: Recht De hoek is zoals in het model. Optie 3: Geboord gat NC-bestanden 208 NC-bestandsinstellingen

209 Optie Beschrijving Er wordt een geboord gat aan de inwendige hoek toegevoegd. De gatradius is hetzelfde als de waarde in het vak Radius. Gaten worden als een apart BO-blok naar het NC-bestand geschreven. Optie 4: Tangentieel geboord gat Benodigde ruimte voor gereedschap Er wordt een geboord gat tangentieel aan de inwendige hoek toegevoegd. De gatradius is hetzelfde als de waarde in het vak Radius. Gaten worden als een apart BO-blok naar het NC-bestand geschreven. De optie Benodigde ruimte voor gereedschap definieert de hoogte van het spelingsgebied van de flens. De controle op speling is alleen van invloed op de typen DSTV-profielen I, U, C en L. Als een uitsnijding in een onderdeel zich dichter bij de flens bevindt dan de speling in het model, worden de snijpunten in die speling verplaatst naar de rand van het spelingsgebied wanneer het NC-bestand wordt geschreven. Het onderdeel hoe het is gemodelleerd. De uitsnijding komt dichter bij de bovenflens dan de gedefinieerde speling voor de flens in de instellingen van het NC-bestand: NC-bestanden 209 NC-bestandsinstellingen

210 Optie Beschrijving Het onderdeel hoe het in de NC-bestanden wordt geschreven. De maatlijn geeft de speling weer. Het bovenste deel van de originele uitsnijding wordt verplaatst zodat het spelingsgebied vrij wordt gehouden. Het onderste deel van de uitsnijding wordt niet verplaatst. Maak slobgaten als Maximum te boren gatdiameter Maximumdiameter voor te boren cirkelvormige uitsnijdingen De optie Maak slobgaten als definieert hoe de slobgaten worden gemaakt: Negeer slobgaten: Slobgaten worden niet in het NC-bestand gemaakt. Eén enkel gat in het hart van het slobgat: Boort één enkel gat in het hart van het slobgat. Coördinaten gaten is hart buitenste cirkels: Boort vier kleinere gaten, één in elke hoek. Binnencontouren: Hiermee worden de slobgaten uitgesneden als binnencontouren. Slobgaten: Hiermee blijven slobgaten ongewijzigd. De optie Maximum te boren gatdiameter definieert de maximale gatdiameter. Gaten en de slobgaten die groter dan de maximale gatdiameter zijn, worden als binnencontouren gemaakt. Met Maximumdiameter voor te boren cirkelvormige uitsnijdingen definieert u de maximale cirkelvormige onderdeeluitsnijdingen. Ze worden als gaten geschreven als de diameter van de uitsnijdingen minder is dan de waarde die voor NC-bestanden 210 NC-bestandsinstellingen

211 Optie Beschrijving de instelling wordt gedefinieerd. Kleinere interne cirkelvormige uitsnijdingen worden geconverteerd naar gaten. Tabblad Merknummer Maak SI blok SI blok bevat Optie Beschrijving Wanneer dit is geselecteerd, worden SI-blokken gemaakt. De lijst Elementen definieert welke elementen in SI blokken worden opgenomen en de volgorde waarin de elementen in het SI blok worden weergegeven. U kunt ook de Teksthoogte en Initialen definiëren. Projectnummer: Voegt het projectnummer aan het SI-blok toe. Vrachtnummer: Voegt het vrachtnummer aan het SI-blok toe. Fase: Voegt het fasenummer aan het SI-blok toe. Posnummer: Prefix en positienummer van het onderdeel. Merknummer: Prefix en positienummer van het merk. Materiaal: Het materiaal van het onderdeel. Afwerking: Het type afwerking. Gebruikersattribuut: Voegt een gebruikersattribuut (gebruikersvelden 1-4) aan het label toe. Tekst: Opent een dialoogvenster waarin u gebruikersteksten aan het SI-blok kunt toevoegen. Het opnemen van een positienummer en/of merkpositie in het SI-blok, is van invloed op de NC-bestandsnaam: Posnummer: P1.nc1, P2.nc1 Merknummmer: A1.nc1, A2.nc1 Merk- en posnummer: A1- P1.nc1, A2-P2.nc1 NC-bestanden 211 NC-bestandsinstellingen

212 Optie Beschrijving Het volgende voorbeeld geeft een SIblok weer dat de elementen Fase, Posnummer, Materiaal en Tekst bevat. SI blok plaatsing Als u de optie Op oriëntatiesymbool op Ja instelt, wordt de standaardzijde voor L-profielen, kokers en ronde staven gewijzigd van onder (u) naar boven (o). De optie Zijde definieert de zijde van het onderdeel waarop de het SI blok wordt geplaatst. De opties Positie van het onderdeel en Positie in diepte van onderdeel definiëren de positie van SI blokken op onderdelen. Met deze opties kan het SI-blok op dezelfde zijde als waar het is gemaakt worden verplaatst, maar kan het niet naar een andere zijde worden verplaatst. Als de zijde bijvoorbeeld de onderflens is, kunt u het blok naar een andere plek op de onderflens verplaatsen, maar niet naar de bovenflens. Standaardzijden voor verschillende profielen: I-profiel: Onderflens (u) U- en C-profielen: Achterzijde van lijf (h) L-profielen: Achter (h) of Onder (u) Kokers: Onderflens (u) Ronde staven: Onderflens (u) Ronde buizen: Voor (v) T-profielen: Achterzijde van lijf (h) Plaatprofielen: Voor (v) NC-bestanden 212 NC-bestandsinstellingen

213 Tabblad Geavanceerde opties Aantal decimalen Optie Het radiusteken van de buitencontour (AK-blok) wijzigen Beschrijving Definieer het aantal decimalen dat in NC-bestanden worden weergegeven. Wijzig de radiustekens van de AKblokcurve op boven- (o) en achtervlakken (h). Deze wijziging is alleen van invloed op boven- (o) en achterzijden (h). Hieronder ziet u een voorbeeld waarbij Het radiusteken van de buitencontour (AK-blok) wijzigen niet is ingeschakeld. Hieronder ziet u een voorbeeld waarbij Het radiusteken van de buitencontour (AK-blok) wijzigen is ingeschakeld. Het radiusteken van de binnencontour (IK-blok) wijzigen Curvedetectie Koordetolerantie Wijzig de radiustekens van de IKblokcurve voor boven- (o) en achtervlakken (h). Deze wijziging is alleen van invloed op boven- (o) en achterzijden (h). Curvedetectie bepaalt of drie punten in plaats van twee rechte lijnen als een curve moeten worden gelezen. Als Curvedetectie op Ja is ingesteld, controleert Tekla Structures de NC-bestanden 213 NC-bestandsinstellingen

214 Optie Beschrijving randen van een solid met een virtuele curve die door de randen wordt beschreven om te zien of de randen gebogen of recht zijn op basis van de waarde van Koordetolerantie. Voer de waarde van Koordetolerantie in millimeters in. Curvedetectie is standaard ingeschakeld. De onderstaande afbeelding beschrijft de koordetolerantie. Zie ook NC-bestanden in DSTV-indeling maken (pagina 202) 23.4 Header-gegevens van NC-bestanden aanpassen U kunt de volgorde waarin de informatie in een NC-bestand wordt weergegeven aanpassen en aanvullende informatie over individuele onderdelen toevoegen in de header van het NC-bestand. 1. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> NC bestanden. 2. Klik op de knop Header in het dialoogvenster NC bestanden. 3. Neem in het dialoogvenster Headerinformatie NC-bestand in de lijst Geselecteerde onderdelen de header-gegevensopties die u wilt op en rangschik de opties in de gewenste volgorde door de optie te selecteren en de knoppen Verplaats omhoog en Verplaats omlaag te gebruiken. 4. Voeg indien nodig extra gegevens aan individuele onderdelen toe. U kunt tekst invoeren in de vensters Tekstinfo over onderdeel 1-4 en gewenste template-attributen zoals bijvoorbeeld <<WEIGHT>> tussen NC-bestanden 214 Header-gegevens van NC-bestanden aanpassen

215 dubbele punthaken invoeren om het gewicht van het onderdeel weer te geven. 5. Klik op OK. 6. Als u de standaard header-informatie van het bestand wilt herstellen, klikt u op de knop Default in het dialoogvenster Headerinformatie NCbestand. 7. Maak de NC-bestanden (pagina 202) Centerpunten in NC-bestanden maken Centerpunten zijn kleine gaten waarmee de werkplaats afzonderlijke onderdelen kan samenstellen om een merk te vormen. Tekla Structures kan de centerpuntgegevens in NC-bestanden schrijven zodat onderdelen die handmatig aan het hoofdonderdeel van het merk worden gelast, kunnen worden gepositioneerd. Centerpunten worden meestal gemaakt met een boormachine die een klein gaatje in het oppervlak van het materiaal boort. NC-bestanden 215 Centerpunten in NC-bestanden maken

216 Beperking: Tekla Structures-centerpunten werken niet bij polyprofielen. Tekla Structures maakt alleen centerpunten voor onderdelen waarvoor u centerpuntinstellingen hebt gedefinieerd. U kunt de centerpuntinstellingen in een.ncp-bestand opslaan, dat Tekla Structures standaard in de map.. \attributes onder de huidige modelmap opslaat. OPMERKING Centerpunten zijn van invloed op de nummering. Als twee onderdelen bijvoorbeeld verschillende centerpunten hebben of als het ene onderdeel centerpunten bevat en het andere niet, geeft Tekla Structures de onderdelen verschillende nummers. 1. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> NC bestanden. 2. In het dialoogvenster NC Bestanden selecteert u de onderdelen waarvoor u de centerpunten wilt maken door de overeenkomstige selectievakjes in de kolom Centerpunten te selecteren. 3. Klik op de knop Centerpunten. 4. Klik in de Instelling centerpunten op Toevoegen om een nieuwe rij toe te voegen. 5. Als u wilt definiëren welke onderdelen centerpunten hebben en waar de centerpunten worden gemaakt, voert u voor elk item op een rij gegevens in of selecteert u deze. De volgorde van de regels in het dialoogvenster Instelling centerpunten is belangrijk. Voer de meest belangrijke definitie als eerste in en de meest algemene als laatste. Definieer eerst de centerpuntinstellingen op het tabblad Onderdelen om te centeren: Optie Hoofdonderdeel profiel type Naam hoofdonderdeel Beschrijving Selecteer het profieltype van het hoofdonderdeel dat centerpunten heeft. De lijst bevat profielen volgens de DSTVstandaard. Voer de namen van de hoofdonderdeelprofiele n in. U kunt verschillende onderdeelnamen invoeren die door een komma worden gescheiden, bijvoorbeeld KOLOM, LIGGER. NC-bestanden 216 Centerpunten in NC-bestanden maken

217 Optie Aangelast onderd. profiel type Naam aangelaste onderdelen Centerpunten locatie Beschrijving U kunt wildcards (*? gebruiken. [ ] ). HE* komt bijvoorbeeld overeen met alle onderdelen die een profielnaam hebben die begint met de tekens HE. De onderdeelnaam kan meerdere door een komma gescheiden namen bevatten. Selecteer het profieltype van het aangelaste onderdeel. Voer de namen van de profielen van het aangelaste onderdeel in. U kunt verschillende onderdeelnamen, gescheiden door komma's, invoeren. U kunt wildcards (*? gebruiken. [ ] ). De onderdeelnaam kan meerdere door een komma gescheiden namen bevatten Selecteer hoe het aansluitende onderdeel op het hoofdonderdeel wordt geprojecteerd. Linkerzijde: De linkerzijde van het aangelaste onderdeel wordt gemarkeerd op het hoofdonderdeel. De linkerzijde is de zijde van het aangelaste onderdeel dat zich het dichtst bij het beginpunt van het hoofdonderdeel bevindt. NC-bestanden 217 Centerpunten in NC-bestanden maken

218 Verplaats naar flens Optie Beschrijving Rechterzijde: de rechterzijde van het aangelaste onderdeel wordt gemarkeerd op het hoofdonderdeel. Beide zijden: hiermee worden Linkerzijde en Rechterzijde gecombineerd. Midden: het midden van het aangelaste onderdeel. Gaten linkerzijde: Hiermee wordt het hoofdonderdeel voorzien van centerpunten op de posities van gaten aan de linkerzijde van het aangelaste onderdeel. Gaten rechterzijde: Hiermee wordt het hoofdonderdeel voorzien van centerpunten op de posities van gaten aan de rechterzijde van het aangelaste onderdeel. Gaten beide zijden: hiermee worden Gaten linkerzijde en Gaten rechterzijde gecombineerd. Hartlijn: hiermee worden twee punten op de hartlijn van de X-as van het aangelaste onderdeel gemarkeerd. Selecteer naar welk onderdeel van de hoofdonderdeelflens de NC-bestanden 218 Centerpunten in NC-bestanden maken

219 Randafstand Optie Centerpunten aangelaste onderdelen Centerpunten aan op de bouwplaats gelaste onderdelen toevoegen Beschrijving centerpunten worden verplaatst. De opties zijn Geen, Beide flenzen, Bovenflens en Onderflens. Voer de minimale afstand vanaf een centerpunt naar de rand van het hoofdonderdeel in. Tekla Structures maakt geen centerpunten binnen deze afstand. Als een centerpunt zich binnen de gedefinieerde randafstand bevindt, wordt deze in Tekla Structures verwijderd, tenzij u Centerpunten locatie hebt ingesteld op Midden. Selecteer of er centerpunten aan de aangelaste onderdelen worden gemaakt. Selecteer of er voor onderdelen die op de montageplaats worden gelast, centerpunten worden gemaakt. Definieer vervolgens de centerpuntinstellingen op het tabblad Centerpunt opties: Optie Onderdeel roteren wanneer er centerpunten of alleen andere items aan de achterzijde zijn Onderdeel roteren en door centerpunten aan de achterkant boren als er alleen items of meer centerpunten aan de achterkant zijn Door de centerpunten aan de achterzijde boren als er geen Beschrijving Schakel eerst het selectievakje Centerpunten aan de achterzijde in en vervolgens een van de opties. Stel ook de Gatdiameter in. NC-bestanden 219 Centerpunten in NC-bestanden maken

220 Optie andere items aan de achterzijde zijn Geen centerpunten op overlappende gaten Centerpunt aan hart van deuvels toevoegen Toon centerpunten in het model Nul diametergaten als centerpunten beschouwen Beschrijving Selecteer als u geen centerpunten op overlappende gaten wilt hebben. Selecteer om centerpunten in het midden van de deuvels te hebben. Selecteer om centerpunten in het model weer te geven. Schrijf nul diameterboutgaten als centerpunten. 6. Klik op OK. 7. Selecteer de onderdelen in het model. 8. Maak NC-bestanden (pagina 202). Centerpunten worden in het BO-blok van het DSTV-bestand als gaten van 0 mm diameter geschreven. Centerpunten kunnen ook indien nodig in tekeningen worden weergegeven. Schakel in tekeningen het selectievakje aan/uit in de onderdeeleigenschappen in om de centerpunten weer te geven. Tekla Structures geeft dikke rode lijnen voor elke combinatie van centerpunten weer in het modelvenster dat het laatst is bijgewerkt. Voorbeelden In Tekla Structures wordt het middenpunt van alle ronde aangelaste profielen voor een hoofdonderdeel gemarkeerd en er worden geen centerpunten dichter dan 10 mm bij de rand van het hoofdonderdeel gemaakt. NC-bestanden 220 Centerpunten in NC-bestanden maken

221 In Tekla Structures wordt de positie van de gaten in de aangelaste platen op het hoofdonderdeel geprojecteerd Scribing in NC-bestanden maken Tekla Structures kan scribing in NC-bestanden genereren. Dit betekent dat gegevens over de opmaak en de onderdelen die aan elkaar zijn gelast of gebout, aan NC-bestanden kunnen worden toegevoegd en aan de machines kunnen worden doorgegeven. Beperking: Tekla Structures scribing op polyprofielen werkt niet in alle gevallen. De visuele plaatsing van scribing op polyprofielen is verbeterd. Tekla Structures maakt slechts scribing voor onderdelen waarvoor u scribinginstellingen hebt gedefinieerd. U kunt de scribing-instellingen in een.ncsbestand opslaan, dat Tekla Structures standaard in de map..\attributes onder de huidige modelmap opslaat. U kunt scribing aan zowel de hoofd- als de aangelaste onderdelen toevoegen. OPMERKING Scribing is van invloed op de nummering. Als twee onderdelen bijvoorbeeld verschillende scribing hebben of als het ene onderdeel scribing bevat en het andere niet, geeft Tekla Structures de onderdelen verschillende nummers. 1. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> NC bestanden. 2. In het dialoogvenster NC bestanden selecteert u de onderdelen waarvoor u de scribing wilt maken door de corresponderende selectievakjes in de kolom Scribing in te schakelen. 3. Klik op de knop Scribing in het dialoogvenster NC bestanden. 4. Klik in het dialoogvenster Scribing instellingen op Toevoegen om een nieuwe rij toe te voegen. 5. Als u wilt definiëren op welke onderdelen scribing wordt toegepast en hoe dat gebeurt, voert u voor elk item op een rij gegevens in of selecteert u deze: Optie Hoofdonderdeel profiel type Beschrijving Selecteer het profieltype van het hoofdonderdeel waarop scribing NC-bestanden 221 Scribing in NC-bestanden maken

222 Optie Naam hoofdonderdeel Aangelast onderd. profiel type Naam aangelaste onderdelen Scribing van aansluitende onderdelen Stansen of poederen SI-blok Op locatie gelaste onderdelen markeren Randafstand Beschrijving wordt toegepast. De lijst bevat profielen volgens de DSTV-standaard. Voer de naam voor het profiel van het hoofdonderdeel in. U kunt verschillende onderdeelnamen invoeren die door een komma worden gescheiden, bijvoorbeeld KOLOM, LIGGER. U kunt wildcards (*? gebruiken. [ ] ). HE* komt bijvoorbeeld overeen met alle onderdelen die een profielnaam hebben die begint met de tekens HE. De onderdeelnaam kan meerdere door een komma gescheiden namen bevatten. Selecteer het profieltype van het aangelaste onderdeel. De lijst bevat profielen volgens de DSTV-standaard. Voer de naam voor de profielen van het aangelaste onderdeel in. U kunt verschillende onderdeelnamen, gescheiden door komma's, invoeren. U kunt wildcards (*? gebruiken. [ ] ). De onderdeelnaam kan meerdere door een komma gescheiden namen bevatten. Selecteer of op de aangelaste onderdelen scribing wordt toegepast. Selecteer in de lijst hoe scribing op het onderdeel wordt toegepast: Stansen: het onderdeel wordt gestanst. Poederen: het onderdeel wordt met poeder gemarkeerd. Beide: beide methoden worden gebruikt. Selecteer of er SI-blokken worden gemaakt. Selecteer of u onderdelen wilt labelen die op de montageplaats zijn gelast. Definieer de minimale afstand vanaf een scribing naar de rand van het NC-bestanden 222 Scribing in NC-bestanden maken

223 Optie Beschrijving hoofdonderdeel in. Tekla Structures past geen scribing toe binnen deze afstand. 6. Klik op OK. 7. Maak NC-bestanden (pagina 202). Scribing wordt in de PU- en KO-blokken van het DSTV-bestand geschreven. Tekla Structures geeft scribing als dikke magenta lijnen in het modelvenster weer Fittingen en trimlijnen in NC-bestanden Bij het maken van NC-bestanden in de DSTV-indeling is de methode die u gebruikt om het uiteinde van de ligger te snijden van invloed op de liggerlengte in het NC-bestand. Fittingen beïnvloeden de lengte van de ligger in het NC-bestand. Trimlijnen beïnvloeden de lengte van de ligger in het NC-bestand niet. Als u een ligger inkort, moet u fitten gebruiken om er zeker van te zijn dat de lengte van de ligger in het NC-bestand juist is. De algehele lengte van een ligger is de gefitte nettolengte van de ligger. Dit betekent dat in Tekla Structures altijd rekening wordt gehouden met de fitting wanneer de lengte van de ligger wordt berekend. NC-bestanden 223 Fittingen en trimlijnen in NC-bestanden

224 Voor lijnen, polygonen of onderdeeluitsnijdingen is de snede niet van invloed op de lengte van de ligger, maar de totale lengte in het NC-bestand is de brutolengte (oorspronkelijk gemodelleerd) van de ligger. 1. Fitten 2. Trimlijn 3. Polygoon of trimlijn 4. Fitten Kortste lengte Als u de kortst mogelijke lengte in een NC-bestand wilt gebruiken, gebruikt u de variabele XS_DSTV_NET_LENGTH. Netto- en brutolengte Als u zowel de netto- als de brutolengte in de header van het NC-bestand wilt opnemen, stelt u de variabele XS_DSTV_PRINT_NET_AND_GROSS_LENGTH in. Zie ook NC-bestanden in DSTV-indeling maken (pagina 202) 23.8 Buis-NC-bestanden maken U kunt NC-bestanden voor buizen maken. U moet eerst specifieke buiscomponenten gebruiken om de verbindingen te maken. Maak de volgende verbindingen van buis met buis en van buis met plaat: Tube-Chamfer Tube-CrossingSaddle Tube-MitreSaddle+Hole NC-bestanden 224 Buis-NC-bestanden maken

225 Tube-Saddle+Hole Tube-SlottedHole Nadat u de componenten hebt gebruikt, kunt u een NC-bestand voor gegevensexport maken. Als een NC-bestand van een buis is gemaakt, resulteert dat in een XML-bestand dat de modelgegevens bevat. Beperkingen: Als u de juiste exportresultaten van het NC-bestand van de buis wilt verkrijgen, moet u op de volgende beperkingen letten: Fit- en trimlijnen, die handmatig of door andere componenten zijn gemaakt, worden geëxporteerd als eenvoudige afwerkingen. Gaten die door bouten worden gemaakt, worden niet ondersteund en worden niet geëxporteerd. Getoogde liggers worden niet ondersteund. 1. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> Buis-NC-bestanden. 2. Voer in het dialoogvenster Buis-NC-bestanden maken een naam voor het exportbestand in en blader naar de locatie waar u het bestand wilt opslaan. Het bestand wordt standaard in de modelmap opgeslagen. 3. Geef aan of u het bestand wilt maken voor geselecteerde onderdelen of voor alle onderdelen. 4. Klik op Maken. In Tekla Structures worden een XML-bestand en een logbestand gemaakt op de locatie die u hebt opgegeven NC-bestanden in DXF-indeling maken U kunt NC-bestanden in de DXF-indeling maken door DSTV-bestanden naar DXF-bestanden te converteren. Voordat u een DXF-conversie uitvoert, moet u eerst de NC-bestanden in DSTV-indeling maken. NC-bestanden in DXF-indeling maken met Convert_DSTV2DXF U kunt de gemaakte NC-bestanden naar DXF-indeling converteren door de macro Convert_DSTV2DXF te gebruiken Beperking: De macro is gemaakt voor eenvoudige platen. Het is daarom mogelijk dat deze geen correcte conversieresultaten geeft voor liggers, kolommen en gebogen polyprofielen. 1. Maak de NC-bestanden in de DSTV-indeling. NC-bestanden 225 NC-bestanden in DXF-indeling maken

226 2. Klik in het zijvenster op de knop Applicaties en componenten om de database Applicaties en componenten te openen. 3. Klik op de pijl naast Applicaties om de lijst met applicaties te openen. 4. Als Convert_DSTV2DXF niet in de lijst Applicaties zichtbaar is, schakelt u het selectievakje Verborgen items weergeven onder aan de database Applicaties en componenten in. 5. Dubbelklik op Convert_DSTV2DXF om het dialoogvenster Convert DSTV files to DXF te openen. 6. Blader naar de map die de naar DXF-bestanden te converteren NCbestanden bevat. 7. Selecteer de NC-bestanden en klik op Openen. Tekla Structures maakt automatisch een map NC_dxf in de modelmap en de DXF-bestanden worden daar gemaakt. NC-bestanden in de DXF-indeling maken met tekla_dstv2dxf.exe U kunt een apart Tekla Structures-programma tekla_dstv2dxf.exe gebruiken om de DSTV-bestanden naar DXF-indeling te converteren. Slechts één zijde van een onderdeel (voor, boven, achter of onder) wordt naar het bestand geschreven, waardoor is deze exportindeling het meest geschikt is voor platen. Het programma bevindt zich in de map..\tekla Structures\<versie> \nt\dstv2dxf. 1. Maak een map voor de NC-bestanden, bijvoorbeeld c:\dstv2dxf. Gebruik geen spaties in het pad van de map. U moet de bestanden bijvoorbeeld niet in de Tekla Structures-map onder de map \Program Files opslaan, omdat het pad van de map spaties bevat. 2. Kopieer alle bestanden uit C:\Program Files\Tekla Structures \<versie>\nt\dstv2dxf naar de door u gemaakte map (C: \dstv2dxf). 3. Maak DSTV-bestanden en sla de bestanden in de door u gemaakte map (C:\dstv2dxf) op. 4. Dubbelklik op een geschikt bestand dstv2dxf_conversion.bat. NC-bestanden 226 NC-bestanden in DXF-indeling maken

227 Het programma converteert de bestanden in dezelfde map naar DXFindeling. Als u de conversie-instellingen (pagina 227) moet aanpassen, wijzigt u de instellingen in een juiste bestand tekla_dstv2dxf_<env>.def en start u de conversie opnieuw. De PDF-bestanden die de beschrijving van het conversiebestand bevatten, kunt u in dezelfde map vinden als het programma tekla_dstv2dxf.exe. tekla_dstv2dxf_<env>.def-bestandbeschrijving Het bestand tekla_dstv2dxf_<env>.def wordt gebruikt bij het converteren van het DSTV-bestand naar de PDF-indeling via tekla_dstv2dxf.exe. Het bevat alle benodigde conversie-instellingen. Het.def-bestand bevindt zich in de map..\tekla Structures\<versie>\nt\dstv2dxf. De conversie-instellingen van DSTV naar DXF (pagina 225) worden hieronder beschreven. Omgevingsinstellingen [ENVIRONMENT] INCLUDE_SHOP_DATA_SECTION=FALSE Geef op of er een gedeelte met speciale gegevens in het DXF-bestand moet worden opgenomen om het DXF-bestand beter in de door Shop Data Systems geschreven CNC-software te laten importeren. Door het opnemen van deze speciale gegevens wordt de sectie in het DXF-bestand door AutoCAD onleesbaar. Opties: TRUE, FALSE NO_INFILE_EXT_IN_OUTFILE=TRUE Hiermee wordt de invoerbestandsextensie aan het uitvoerbestand toegevoegd. Opties: TRUE: p1001.dxf FALSE: p1001.nc1.dxf DRAW_CROSSHAIRS=HOLES Hiermee tekent u een dradenkruis voor gaten en slobgaten. Opties: HOLES, LONG_HOLES, BOTH, NONE HOLES: NC-bestanden 227 NC-bestanden in DXF-indeling maken

228 LONG_HOLES: BOTH: NONE: SIDE_TO_CONVERT=FRONT Hiermee definieert u welke zijde van het onderdeel moet worden geconverteerd. Opties: FRONT, TOP, BACK, BELOW Hiermee definieert u welk onderdeelvlak in het DXF-bestand wordt weergegeven. Deze instelling is oorspronkelijk ontworpen voor platen. FRONT is de meest kenmerkende optie. Soms heeft u mogelijk een andere rotatie voor een plaat nodig en dan kunt u proberen of het wijzigen van deze instelling naar BACK helpt. Naast de instelling SIDE_TO_CONVERT is het nodig dat de NC-bestanden met de variabele XS_DSTV_WRITE_BEHIND_FACE_FOR_PLATE ingesteld op TRUE worden gemaakt, zodat de gegevens van de achterzijde van een plaat in het NCbestand wordt opgenomen. OUTPUT_CONTOURS_AS=POLYLINES Hiermee converteert u contouren als polylijnen of lijnen en bogen. NC-bestanden 228 NC-bestanden in DXF-indeling maken

229 Opties: POLYLINES, LINES_ARCS OPMERKING Als u OUTPUT_CONTOURS_AS=LINES_ARCS instelt: Kunnen slobgaten soms een opening/offset tussen een rechte lijn en een boog hebben. Wordt een 3D DXF in plaats van een 2D DXF gegenereerd. Als u OUTPUT_CONTOURS_AS=POLYLINES instelt, is het DXFbestand mogelijk niet correct als de NC met de instelling Inwendige hoek=0 wordt gemaakt. CONTOUR_DIRECTION=REVERSE Definieer de contourrichting. Deze variabele wijzigt de coördinaten van de hoekpunten en de volgorde waarin ze worden geschreven. U kunt het verschil zien als u het DXF-bestand in een teksteditor opent: 'reverse' is met de klok mee en 'forward' is tegen de kok in. Opties: REVERSE, FORWARD CONTOUR_DIRECTION werkt alleen als u OUTPUT_CONTOURS_AS=POLYLINES hebt ingesteld. Als u deze hebt ingesteld om LINES_ARCS te gebruiken, is de uitvoer altijd FORWARD (tegen de kok in). CONVERT_HOLES_TO_POLYLINES=TRUE Converteer gaten naar polylijnen. Opties: TRUE, FALSE MAX_HOLE_DIAMETER_TO_POINTS=10.0 Converteer kleine gaten naar punten in het DXF-bestand. Als u MAX_HOLE_DIAMETER_TO_POINTS op een waarde instelt, volgen de gaten met een diameter kleiner dan deze waarde de instellingen van HOLE_POINT_SIZE en HOLE_POINT_STYLE. Met dit soort puntweergave, geven de gatsymbolen niet langer weer of een gat groter of kleiner dan de ander is, maar hebben ze allemaal dezelfde grootte. HOLE_POINT_STYLE=33 and HOLE_POINT_SIZE=5 Puntstijl en grootte voor gaten. NC-bestanden 229 NC-bestanden in DXF-indeling maken

230 1 is een cirkel, maar deze instelling wordt niet gebruikt 2 is + 3 is X 4 is een korte lijn 33 is een cirkel 34 is een cirkel met + 35 is een cirkel met X 36 is een cirkel met een korte lijn SCALE_DSTV_BY= Gebruik 0,03937 om naar Engelse eenheden te verschalen. Gebruik 1,0 om naar metrische eenheden te verschalen. ADD_OUTER_CONTOUR_ROUNDINGS=FALSE Voeg gaten aan afrondingen toe. Dit beïnvloedt alleen afrondingen die met de instelling Vorm inwendige hoeken = 1 in het dialoogvenster NC bestand instellingen op het tabblad Gaten en sparingen worden gemaakt. De gegevens van de gatdiameter komt in het DSTV-bestand vanuit de waarde Radius in het dialoogvenster NC bestand instellingen en kunt de gatdiameter niet in de dstv2dxf-converter aanpassen. NC-bestanden 230 NC-bestanden in DXF-indeling maken

231 Opties: TRUE, FALSE ADD_OUTER_CONTOUR_ROUNDINGS=FALSE: ADD_OUTER_CONTOUR_ROUNDINGS=TRUE: MIN_MATL_BETWEEN_HOLES=2.0 Hiermee definieert u hoe dicht bij elkaar de gaten in de slobgatconversie mogen zijn. INPUT_FILE_DIR= and OUTPUT_FILE_DIR= Mappen voor invoer- en uitvoerbestanden. DEBUG=FALSE Geef gegevensverwerking in het DOS-venster weer. Opties: TRUE of FALSE Tekstspecificaties [TEXT_SPECS] TEXT_OPTIONS=PQDG Hiermee definieert u de tekstopties die u in het DXF-bestand wilt gebruiken: S voegt een zijdelabel toe (zijde: v) P voegt een onderdeellabel toe (onderdeel: P/1) B voegt een onderdeellabel en zijdelabel toe (onderdeel: P/1 zijde: v) Q voegt het aantal toe (aantal: 5) NC-bestanden 231 NC-bestanden in DXF-indeling maken

232 G voegt de staalkwaliteit toe (materiaal: A36) T voegt de dikte toe (dikte: 3) D voegt de profielbeschrijving toe (beschr: FL5/8X7) TEXT_POSITION_X=30.0 and TEXT_POSITION_Y=30.0 De X/Y-locatie van de linkerbenedenhoek van de eerste regel met tekst vanaf de oorsprong van het <0,0> van het DXF-bestand. TEXT_HEIGHT=0.0 TEXT_HEIGHT wordt niet gebruikt. De teksthoogte is altijd 10,0, ook in tekstlayers. Prefixen voor het tekstitem U kunt meerdere verschillende prefixen voor tekstitems definiëren. De prefix wordt alleen in het bestand geschreven als de optie CONCATENATE_TEXT op 0 is ingesteld. U kunt de volgende prefixdefinities gebruiken: PART_MARK_PREFIX=Part: SIDE_MARK_PREFIX=Side: STEEL_QUALITY_PREFIX=Material: QUANTITY_PREFIX=Quantity: THICKNESS_PREFIX=Thickness: DESCRIPTION_PREFIX=Desc: CONCATENATE_TEXT=1 Combineer tekstitems (onderdeellabel, aantal, profiel, kwaliteit) in één of twee regels. Opties: 0: De tekstregels worden niet gecombineerd. Prefixen werken alleen met deze optie. 1: De tekst van het onderdeellabel op één regel, andere teksten gecombineerd op een andere regel. 2: Alle tekst op één regel. CONCATENATE_CHAR=+ Definieer een scheidingsteken van maximaal 19 tekens voor de tekstitems. Voorbeelden van verschillende tekstspecificaties De volgende instellingen worden in het onderstaande voorbeeld gebruikt: TEXT_OPTIONS=PQDG TEXT_POSITION_X=30.0 TEXT_POSITION_Y=30.0 NC-bestanden 232 NC-bestanden in DXF-indeling maken

233 TEXT_HEIGHT=0.0 PART_MARK_PREFIX=Part: SIDE_MARK_PREFIX=Side: STEEL_QUALITY_PREFIX=Material: QUANTITY_PREFIX=Quantity: THICKNESS_PREFIX=Thickness: DESCRIPTION_PREFIX=Desc: CONCATENATE_TEXT=1 CONCATENATE_CHAR=+ De volgende instellingen worden voor het onderstaande voorbeeld gebruikt: TEXT_OPTIONS=B, CONCATENATE_TEXT=0: Diversen layers [MISC_LAYERS] Entiteit Layernaam Kle ur Teksthoogte TEXT TEXT 7 Wordt niet gebruikt, altijd hetzelfde als de algemene teksthoogtedef initie 10,0. OUTER_CONTOUR CUT 7 INNER_CONTOUR CUTOUT 4 Uitvoer als NC-bestanden 233 NC-bestanden in DXF-indeling maken

234 Entiteit Layernaam Kle ur Teksthoogte PART_MARK SCRIBE 3 Stel voor deze variabele geen waarde in. Als u er één instelt, wordt het DXFbestand niet gemaakt. PHANTOM LAYOUT 4 NS_POP_PMARK FS_POP_PMARK Kleurtabel 1 = rood 2 = geel 3 = groen 4 = cyaan 5 = blauw 6 = magenta 7 = wit 8 = donkergrijs 9 = lichtgrijs NS_POP_MAR K FS_POP_MAR K Uitvoer als 5 POP_CIRCLE 2.0 (POP_CIRCLE of POP_POINT gevolgd door grootte) Deze 1.0 is de diameter van het gat dat voor de andere kant van de centerpunten wordt gebruikt. Het moet overeenkomen met de waarde in de optie doorboren in het bestand machinex.ini. POP_CIRCLE 2.0 (POP_CIRCLE of POP_POINT gevolgd door grootte) NC-bestanden 234 NC-bestanden in DXF-indeling maken

235 Gatlayers [HOLE_LAYERS] Layernaam Min. diameter Max. diameter Kleur P P P Sleuflayers [SLOT_LAYERS] Het type en de kleur zijn van invloed op het symbool, maar de kleur van de sleufomtrek of -pijl (phantom) wordt gedefinieerd door de layerdefinitie PHANTOM in de definitie MISC_LAYERS. Layernaam Min. diam eter 13_16x _16x1-7_ Max. diam eter Min. b Max. b Min. h Max. h Typ e Kleu r Phantom PHANTOM_O UTLINE PHANTOM_O UTLINE Hieronder ziet u drie voorbeelden met verschillende phantom-typen. De andere gebruikte instellingen zijn Slot type=1, HOLE_POINT_STYLE=33 en HOLE_POINT_SIZE=1. PHANTOM_ARROW: PHANTOM_BOTH: PHANTOM_OUTLINE: PHANTOM_NONE: NC-bestanden 235 NC-bestanden in DXF-indeling maken

236 Raadpleeg onderstaande afbeelding voor uitleg over de maatlijnen 'b' en 'h': Voorbeelden van sleuftypen De volgende voorbeelden gebruiken verschillende sleuftypen, maar de andere instelling zijn hetzelfde: De sleuflayerkleur is 3 (groen). De gatlayerkleur is 6 (magenta). De phantom-layerkleur is 1 (rood). Het phantom-type van de sleuflayer: PHANTOM_OUTLINE De instellingen van het gatpunt: HOLE_POINT_STYLE=35, HOLE_POINT_SIZE=10 Sleuftype SLOT_TYPE_1 Omschrijving Eén gatsymbool voor het midden van de sleuf. Het gatsymbool volgt de instellingen HOLE_POINT_STYLE en HOLE_POINT_SIZE. Het sleufsymbool wordt gemaakt volgens de geselecteerde phantom-instelling (in dit voorbeeld PHANTOM_OUTLINE). De cirkelkleur volgt de sleuflayerkleur en de sleufkleur volgt de phantomlayerkleur. NC-bestanden 236 NC-bestanden in DXF-indeling maken

237 Sleuftype SLOT_TYPE_2 SLOT_TYPE_3 SLOT_TYPE_4 SLOT_TYPE_5 SLOT_TYPE_6 SLOT_TYPE_7 Omschrijving Twee gatsymbolen voor de sleuf. Het gatsymbool volgt de instellingen HOLE_POINT_STYLE en HOLE_POINT_SIZE. Het sleufsymbool wordt gemaakt volgens de geselecteerde phantom-instelling (in dit voorbeeld PHANTOM_OUTLINE). De kleur van het gatsymbool volgt de gatlayerkleur en de sleufkleur volgt de phantomlayerkleur. Eén cirkel voor het midden van de sleuf. De grootte van de cirkel komt overeen met de werkelijke gatgrootte. De cirkelkleur volgt de sleuflayerkleur en de sleufkleur volgt de phantom-layerkleur. Het sleufsymbool wordt gemaakt volgens de geselecteerde phantom-instelling (in dit voorbeeld PHANTOM_OUTLINE). Twee cirkels voor de sleuf. De grootte van de cirkel komt overeen met de werkelijke gatgrootte. Als de cirkels elkaar zouden raken, wordt er slechts één cirkel in het midden van de sleuf gemaakt. Het sleufsymbool wordt gemaakt volgens de geselecteerde phantom-instelling (in dit voorbeeld PHANTOM_OUTLINE). De cirkelkleur volgt de gatlayerkleur en de sleufkleur volgt de phantomlayerkleur. Een gatsymbool voor het eerste sleufmiddelpunt. Het gatsymbool volgt de instellingen HOLE_POINT_STYLE en HOLE_POINT_SIZE. Het sleufsymbool wordt gemaakt volgens de geselecteerde phantom-instelling (in dit voorbeeld PHANTOM_OUTLINE). De kleur van het gatsymbool volgt de gatlayerkleur en de symboolkleur volgt de phantom-layer. Eén cirkel voor het eerste sleufmiddelpunt. Het sleufsymbool wordt gemaakt volgens de geselecteerde phantom-instelling (in dit voorbeeld PHANTOM_OUTLINE). De cirkelkleur volgt de gatlayerkleur en de symboolkleur van de sleuf volgt de phantom-layerkleur. Er wordt geen gatsymbool gemaakt. Het sleufsymbool wordt gemaakt volgens de geselecteerde phantominstelling (in dit voorbeeld PHANTOM_OUTLINE). De sleufkleur volgt de sleuflayerkleur. NC-bestanden 237 NC-bestanden in DXF-indeling maken

238 24 HMS HMS staat voor Hollowcore Manufacturing System en is in Nederland ontwikkeld. U kunt gegevens van kanaalplaten vanuit Tekla Structures naar HMS exporteren. HMS gebruikt de gegevens in fabricageprocessen. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Naar de HMS-indeling exporteren (pagina 238) HMS-exportinstellingen (pagina 239) 24.1 Naar de HMS-indeling exporteren U kunt modelgegevens van kanaalplaten exporteren naar een HMS-formaat. Het resultaat is een.sot-bestand. 1. Selecteer de modelobjecten die u in de export wilt opnemen. 2. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> HMS. Het dialoogvenster HMS Export wordt geopend. 3. Definieer de exporteigenschappen (pagina 239) indien nodig. 4. Klik op de knop... om naar de map te bladeren waarin u het bestand wilt opslaan. De map \HMS onder de modelmap is de standaard. 5. Voer een naam voor het bestand in. De bestandsextensie is.sot. 6. Klik op Opslaan. 7. Schakel het selectievakje Voeg revisie aan bestandsnaam toe in en selecteer indien nodig het revisienummer. Het revisienummer wordt als volgt aan het exportbestand toegevoegd: hms_export_file<revisie>.sot HMS 238 Naar de HMS-indeling exporteren

239 8. Schakel het selectievakje Logbestand openen na exporteren in als u het logbestand na het exporteren wilt zien. In HMS Export wordt het logbestand in de exportmap van het bestand gemaakt. 9. Klik op Exporteer om het HMS-bestand te maken. Zie ook HMS-exportinstellingen (pagina 239) 24.2 HMS-exportinstellingen U kunt de projectgegevens, de plaatgegevens en de gegevens van het stalen onderdeel in de HMS-export opnemen. Tabblad Projectgegevens Optie Klantnaam Klantnummer Naam van de aannemer Montageadres Montagestad Naam sectie Projectstatus Opmerking 1 Opmerking 2 Opmerking 3 Exportbestanden Beschrijving U kunt projectgegevens, zoals klantnaam en siteadres, in het HMSexportbestand opnemen. De vakken beschikken over de volgende waarden: Leeg Het item wordt niet opgenomen in het HMS-exportbestand. Tekst Typ de tekst in het vak naast het item. Project-UDA De gegevens zijn afkomstig uit de gebruikersattributen van het project. Projectobject, Projectadres, Projectinfo 1-2 De gegevens zijn afkomstig uit de projectinformatie. Definieer een naam en locatie voor het exportbestand. De bestandsextensie is.sot. Het exportbestand gaat standaard naar de map \HMS onder de modelmap. HMS 239 HMS-exportinstellingen

240 Optie Beschrijving Voeg revisie aan bestandsnaam toe Voeg het revisienummer aan het HMS-exportbestand toe: hms_export_file<revisie>.sot. Logbestand openen na exporteren Tabblad Plaatgegevens Open het logbestand na het exporteren. HMS-export maakt het logbestand in de map van het exportbestand. Optie Positienummer Plaatopmerkingen Elementtype Eindlabel Plaatnaam Plaatlabel Beschrijving Toegewezen controlenummer (ACN) is de enige optie. De opties zijn: Leeg Het item wordt niet opgenomen in het HMS-exportbestand. Tekst Typ de tekst in het vak naast het item. UDA De gegevens zijn afkomstig uit de gebruikersattributen van het project. De opties zijn: Profiel Selecteer om de gehele profielnaam te exporteren. Dikte Selecteer om alleen de profielhoogte te exporteren. De opties zijn: Merkpositie Selecteer om de volledige betonelementpositie te exporteren. HMS 240 HMS-exportinstellingen

241 Optie Gewichtseenheden plaat Veranderlijk/eigen gewicht Beschrijving Merkserienummer Selecteer om alleen serienummer van het betonelement te exporteren. Selecteer de gewichtseenheid. Voer de te exporteren standaard veranderlijk/eigen gewicht in. Voor de berekening van de kanaalplaat kunt u een veranderlijke belasting/statische belasting (KN/m2) voor platen definiëren. Als u deze gegevens niet hier definieert, moet u later de standaardwaarde voor elke plaat in HMS-software invoeren. Tabblad Bereik betonplaat Optie Onderdelen uitsluiten Haakpunten Elektriciteitsdozen Lasplaat Massieve vulling Gevulde gebied Beschrijving Voer de klasse van het modelobject, de naam, een tekst, een UDA of een template in het vak in om de gegevens uit te sluiten. Leeg Het item wordt niet opgenomen in het HMS-exportbestand. Naam Selecteer om de naam op te nemen. Tekst Typ de tekst in het vak naast het item. Klasse Voer de klasse van het modelobject in het vak in om de gegevens op te nemen. UDA De gegevens zijn afkomstig uit de gebruikersattributen. HMS 241 HMS-exportinstellingen

242 Naam haakpunt Naam lasplaat Optie Beschrijving Template De gegevens komen uit een template. Selecteer om de haakpuntnaam in de export op te nemen. Selecteer om de naam van de lasplaat in de export op te nemen. Tabblad Opties Optie Haakprofiel exporteren HP-naam exporteren Binnenkernen exporteren Inclusief volledige uitsnijding naar contour Sluit strengen van export uit Strengcode exporteren Beschrijving Selecteer deze optie om haakgegevens op te nemen. Selecteer om haakpuntnamen te exporteren. Als u deze optie niet selecteert, worden alleen de XYcoördinaten geëxporteerd. Selecteer deze optie om gedetailleerde gegevens over kanaalplaten in de export op te nemen. Selecteer om in de export de volledige uitsnijding in het contourblok (CO) op te nemen. Als u dit niet hebt geselecteerd, wordt de volledige uitsnijding als een afzonderlijke uitsnijding geschreven (SP). Selecteer om strengen van de export uit te sluiten. Selecteer om strengcode in de export op te nemen. Zie ook Naar de HMS-indeling exporteren (pagina 238) HMS 242 HMS-exportinstellingen

243 25 ELiPLAN Elematic ELiPLAN is software voor resourceplanning, planning en beheer van fabrikanten van prefab-beton. Met de ELiPLAN-import en -export worden de gegevens tussen Tekla Structures en ELiPLAN geautomatiseerd. De gegevensoverdracht bestaat uit vier delen: 1. ELiPLAN-gegevensbestand exporteren uit Tekla Structures. 2. ELiPLAN-gegevensbestand importeren in ELiPLAN. 3. ELiPLAN-statusgegevensbestand exporteren uit ELiPLAN. 4. ELiPLAN-statusgegevensbestand importeren in Tekla Structures. Het importeren van een ELiPLAN-gegevensbestand in ELiPLAN ondersteunt de incrementele werkwijze. Dit betekent dat met ELiPLAN onderdelen in de database kunnen worden gemaakt, bijgewerkt en verwijderd. Dit betekent dat detailhandelaren van prefab-beton de meest recente gegevensbestanden kunnen exporteren zodra het Tekla Structures-model is gewijzigd. Soortgelijke incrementele ondersteuning is opgenomen in de import van een ELiPLAN-statusgegevensbestand naar Tekla Structures. Als u de status- en schemagegevens in een Tekla Structures-model up-to-date wilt houden, raden we u aan de statusgegevens regelmatig bij te werken. OPMERKING Het formaat en inhoud van het ELiPLAN-statusgegevensbestand dat in Tekla Structures wordt geïmporteerd, verschilt van het gegevensbestand dat vanuit Tekla Structures naar ELiPLAN wordt geëxporteerd. Zie ook Een ELiPLAN-statusgegevensbestand importeren (pagina 243) Een EliPLAN-gegevensbestand exporteren (pagina 244) ELiPLAN 243 Een ELiPLAN-statusgegevensbestand importeren

244 25.1 Een ELiPLAN-statusgegevensbestand importeren Als u een statusgegevensbestand hebt dat in ELiPLAN is gemaakt, kunt u de status- en planningsgegevens in uw Tekla Structures-model importeren. 1. Klik in het menu Bestand op Importeren --> EliPlan. Het dialoogvenster Import Eliplan status data wordt geopend. 2. Klik op de knop... naast het vak Import bestandsnaam om naar het te importeren bestand te bladeren. 3. Klik op Maak. Tekla Structures werkt de status en de planningsgegevens voor de onderdelen in het Tekla Structures-model bij. Wanneer de gegevens worden gelezen, wordt een logbestand weergegeven. Het logbestand geeft de onderdelen weer, waarvan de gegevens correct zijn bijgewerkt. Het biedt ook informatie over mogelijke problemen die zijn opgetreden. Als u een rij in het logbestand selecteert, wordt in Tekla Structures automatisch het bijbehorende onderdeel in het model geselecteerd. De totale statusinformatie wordt aan het einde van het logbestand weergegeven. Tekla Structures slaat de werkelijke statusgegevens in de gebruikersattributen van de onderdelen op. Als u de gegevens wilt weergeven, opent u het dialoogvenster met onderdeeleigenschappen, klikt u op de knop Gebruikersattributen en gaat u naar het tabblad EliPlan. Zie ook ELiPLAN (pagina 243) Een EliPLAN-gegevensbestand exporteren (pagina 244) 25.2 Een EliPLAN-gegevensbestand exporteren 1. Voeg indien nodig EliPLAN-gegevens aan de EliPLAN-gebruikersattributen van de onderdelen toe. 2. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> EliPlan. Het dialoogvenster Export EliPlan file wordt geopend. 3. Definieer de ELiPLAN-exporteigenschappen op de tabbladen Parameters, Plottergegevens en Data inhoud. 4. Stel Scope of export in op Alle. 5. Klik op Maak. Er wordt standaard een bestand eliplan.eli in de huidige modelmap in een submap.\ep_files gemaakt. ELiPLAN 244 Een EliPLAN-gegevensbestand exporteren

245 Zie ook EliPLAN-gebruikersattributen (pagina 245) EliPLAN-exportinstellingen (pagina 247) 25.3 EliPLAN-gebruikersattributen Behalve normale modelgegevens kunt u aanvullende informatie in de gebruikersattributen van de onderdelen toevoegen. De aanvullende informatie kan vanuit Tekla Structures worden overgebracht en in ELiPLAN worden gebruikt. Product type Het producttype beïnvloedt hoe ELiPLAN de lengte, lengte2, deltal, breedte, hoogte en dikte voor onderdeelafmetingen enigszins bekijkt. Selecteer een geschikte optie voor het producttype in de lijst om het producttype in te stellen. U kunt indien nodig de waarde voor het producttype in het dialoogvenster als volgt wijzigen: U kunt een waarde voor het gebruikersattribuut EP_TYPE invoeren in het bestand objects.inp. U kunt een waarde voor het gebruikersattribuut EP_TYPE invoeren in de Profielendatabase. In de Profielendatabase wordt de attribuutwaarde als een getal opgegeven. De waarden zijn als volgt: Plaat = 1 Ligger = 2 ELiPLAN 245 EliPLAN-gebruikersattributen

246 Kolom = 3 Wand = 4 Sandwichpaneel = 5 Trap = 6 Product code U hebt alternatieve manieren om de productcode op te geven. Met de ELiPLAN-export wordt getracht de productcode in de volgende volgorde te definiëren: 1. U kunt een waarde voor de productcode invoeren in het dialoogvenster met gebruikersattributen voor ELiPLAN. 2. U kunt een waarde voor het gebruikersattribuut EP_CODE van het hoofdonderdeel van het betonelement in het bestand objects.inp invoeren. 3. U kunt een waarde voor het gebruikersattribuut EP_CODE in de Profielendatabase invoeren. 4. U kunt het dataconversiebestand gebruiken om parametrische profielnamen naar een productcode te converteren. 5. U kunt de hoofdonderdeelnaam als een productcode gebruiken. Montage volgorde Prefab-onderdelen worden in een bepaalde volgorde gemonteerd. Gebruik de volgorde bij het plannen van de productie in ELiPLAN. U kunt de geschatte montagevolgorde opgeven door het volgnummer van onderdelen op te geven. Klaar voor productie Stel deze optie in op Ja wanneer de ontwerper of de detailtekenaar het onderdeel heeft voltooid en het klaar is voor productie. De standaard is Nee, wat betekent dat de gegevens alleen voor een voorlopige planning naar ELiPLAN worden overgebracht en het onderdeel niet naar productie wordt gezonden voordat het attribuut op Ja is ingesteld en er een nieuw bestand naar ELiPLAN wordt overgebracht. Eliplan-statusgegevens De Eliplan-statusgegevens behoren alleen-lezeninformatie te zijn en te worden gebuikt om de gegevens in een Tekla Structures-model te visualiseren. Uw gebruikersattributen in het model of de profielendatabase instellen voor het toewijzen van objecttypen, profielen en materialen Raadpleeg voor meer informatie over hoe u uw gebruikersattributen in het model of de profielendatabase kunt instellen voor het toewijzen van objecttypen, profielen en materialen om bij de EliPLAN-export te passen Exporthandleiding van EliPLAN/ELiPOS. ELiPLAN 246 EliPLAN-gebruikersattributen

247 Zie ook Een EliPLAN-gegevensbestand exporteren (pagina 244) EliPLAN-exportinstellingen (pagina 247) 25.4 EliPLAN-exportinstellingen Met het dialoogvenster Export ELiPLAN file kunt u de EliPLANexporteigenschappen definiëren. Raadpleeg voor instructies over hoe u het EliPLAN-gegevensbestand moet exporteren Een EliPLAN-gegevensbestand exporteren (pagina 244). Tabblad Parameters Scope of export Instelling Nummering moet up-to-date zijn om te exporteren Exportversienummer Beschrijving Selecteer of alle onderdelen of alleen geselecteerde onderdelen worden geëxporteerd. Vanwege de incrementele import van EliPLAN moet u dezelfde onderdelen en indien nodig bepaalde extra onderdelen bij de volgende export nogmaals selecteren. Anders wordt er in EliPLAN vanuit gegaan dat de onderdelen die in het volgende bestand ontbreken in het Tekla Structures-model zijn verwijderd. Het wordt aangeraden de optie Alles altijd te gebruiken. Gebruik de optie Geselecteerde alleen in speciale gevallen of wanneer u onderdelen voor de eerste keer exporteert. Stel deze instelling in op Ja om het exporteren te voorkomen wanneer de nummering niet up-to-date is. Selecteer of id's of GUID's in de export worden gebruikt. Het gebruik van een GUID is afhankelijk van de EliPLAN-versie. U moet met Elematic controleren of de laatste versie van EliPLAN in gebruik is om van de GUID- ELiPLAN 247 EliPLAN-exportinstellingen

248 Instelling Uitvoernaam bestand Data conversie bestand Beschrijving overdrachtsmogelijkheden te kunnen profiteren. De standaard is ID. Alle versies van EliPLAN ondersteunen het gebruik van ID. De naam en locatie van het gemaakte exportbestand. De standaardnaam is eliplan.eli. U kunt dit bestand in EliPLAN importeren. Het bestand eliplan.eli bevat onder andere materiaalgegevens. De 'accessory code' die materiaalbeschrijving is, bevindt zich in het gedeelte #Materials. De 'accessory code' is als volgt op het materiaaltype gebaseerd: Voor betonmateriaal is de standaard 'accessory code' hetzelfde als de materiaalnaam. Voor netten, wapeningsstaven of strengen is de standaard 'accessory code' kwaliteit grootte. Voor instortvoorzieningsmateriaal is de standaard 'accessory code' naam grootte materiaal. Met dit bestand kunt u de namen van parametrische profielen converteren naar de EliPLAN-productcodes en de materiaalbeschrijvingen naar de accessory codes van EliPLAN. De standaard bestandsnaam is eliplan_export.dat en dit bestand kan zich in uw model-, XS_FIRM- of XS_PROJECT-map bevinden. Het dataconversiebestand eliplan_export.dat bevat tekenreeksparen die door een of meer tabs worden gescheiden. De tekenreeks aan de linkerzijde is de profielnaam of Tekla Structuresmateriaalbeschrijving en de tekenreeks aan de rechterzijde ELiPLAN 248 EliPLAN-exportinstellingen

249 Instelling Lijst met te negeren klassen Lijst met te negeren klassen (materiaal) Lijst met te negeren klassen (Beton) Maak log file Naam logbestand Beschrijving bestaat uit de overeenkomstige EliPLAN-gegevens. De EliPLAN-codes zijn afhankelijk van de fabrikant en de codes die geldig zijn voor de ene fabrikant, zijn waarschijnlijk niet geldig voor andere fabrikanten. Raadpleeg voor een voorbeeld van de bestandsinhoud van de gegevensconversie het voorbeeld eliplan_export.dat. Een lijst met klassen die van de export moeten worden uitgesloten. Deze lijst bevat de klassenummers die worden gebruikt voor betonnen onderdelen. Scheid de klassen met een spatie. Een lijst met klassen die van de export moeten worden uitgesloten. Deze lijst bevat de klassenummers die voor materialen worden gebruikt. Scheid de klassen met een spatie. Een lijst met klassen die van de export moeten worden uitgesloten. Deze lijst bevat de klassenummers die worden gebruikt voor aansluitende betonnen onderdelen. Scheid de klassen met een spatie. Selecteer of een logbestand wordt gemaakt. De naam en locatie van het gemaakte logbestand. Tabblad Plottergegevens Optie Exporteren van gegevens van uitsparingen Beschrijving Selecteer hoe uitsparingsgegevens moeten worden geëxporteerd. De opties zijn: Alles: Hiermee worden alle gegevens geëxporteerd. Alleen uitsparingen die zijn gemaakt over de volledige ELiPLAN 249 EliPLAN-exportinstellingen

250 Optie Exporteren van gegevens van instortvoorzieningen Sluit onderbrekingen uit op basis van Beschrijving diepte: Hiermee worden alleen gegevens geëxporteerd over de uitsparingen die door het hele onderdeel gaan. Geen: Hiermee worden geen uitsparingsgegevens geëxporteerd. Overlappende uitsparingen worden in het exportbestand gecombineerd. Selecteer hoe gegevens van instortvoorzieningen moeten worden geëxporteerd. De opties zijn: Ja: hiermee worden gegevens over instortvoorzieningen geëxporteerd. Nee: hiermee worden geen gegevens over instortvoorzieningen geëxporteerd. Gebruik om onderbrekingen uit te sluiten voor de export op basis van de eigenschappen van onderbrekingen. U kunt één of meerdere waarden definiëren voor de geselecteerde eigenschap. Tabblad Data inhoud Optie Export material data Beschrijving Selecteer of u de gedetailleerde materiaalgegevens (ontvangst) van onderdelen moet opnemen of uitsluiten. Als u materiaalgegevens niet in EliPLAN kunt gebruiken (u hebt geen module voor materiaalverwerking in EliPLAN), selecteert u Nee om de gegevens van het bestand uit te sluiten en de bestandsgrootte te reduceren. Zodra u het bestand met de materiaalgegevens hebt overgebracht ELiPLAN 250 EliPLAN-exportinstellingen

251 Optie Export rebar bending data Z-positie instortvoorziening exporteren Eenheid voor staaflengte Aantal cijfers achter de komma Tag voor hijsogen Prefix voor ID Opmerkingen Beschrijving (Ja), moet u de export van materiaalgegevens in volgende exporten nooit uitschakelen (Nee). Als u dat doet, wordt de ontvangst ook in de EliPLAN-database gewist en gaan alle wijzigingen verloren. Selecteer of u de gedetailleerde buiggegevens van de staaf wilt opnemen of uitsluiten. Als u deze gegevens niet in EliPLAN nodig hebt, selecteert u Nee om de gegevens van het bestand uit te sluiten en om de bestandsgrootte te reduceren. Zodra u het bestand met de materiaalgegevens hebt overgebracht (Ja), moet u de export van buiggegevens van staven in volgende exporten nooit uitschakelen (Nee). Selecteer of u het Z-niveau van instortvoorzieningen wilt opnemen of uitsluiten. Selecteer de eenheid voor de lengte van wapeningsstaven. Selecteer het aantal cijfers achter de komma. De standaard is 2 cijfers achter de komma. Hiermee identificeert u hijslussen op basis van naam. Voer de naam van de hijslus in. Wanneer hijslussen worden geïdentificeerd, wordt het plotterinstructietype gewijzigd van WPL naar LL. Voer een prefix (letter) voor gebruik met het id-nummer in. Selecteer welk type opmerkingen u wilt exporteren: Een UDA, een templateattribuut of uw eigen tekst. Voer vervolgens het UDA, het templateattribuut of de tekst in. ELiPLAN 251 EliPLAN-exportinstellingen

252 Optie Type positienummer Verwijder nummeringsscheidingsteken Speciale elementen voor tags Beschrijving Selecteer of u het positienummer van het betonelement, het toegewezen controlenummer (ACN) of het positienummer van het betonelement en het ACN wilt exporteren. Selecteer of een scheidingsteken voor het positienummer bij het nummeren wordt gebruikt. De standaardinstelling is Nee. Stel deze optie in op Ja om een speciale tag voor elementen met ravelinguitsnijdingen in te stellen. ELiPLAN 252 EliPLAN-exportinstellingen

253 26 BVBS U kunt wapeningsgeometrie naar BVBS-formaat (Bundesvereinigung Bausoftware) exporteren.het resultaat is een tekstbestand in ASCII-formaat.De ondersteunde versie van de BVBS-formaat is 2.0, jaar U kunt gebogen wapeningsstaven, wapeningsstaafgroepen en wapeningsnetten exporteren die rechthoekig, polygonaal, niet-gebogen of gebogen zijn en uitsnijdingen kunnen bevatten. Het exporteren van haken wordt ook ondersteund. Wapeningsstaven die buigingen met twee of meer variabele radiuswaarden hebben, worden volledig conform de BVBS-specificatie geëxporteerd zodat van het radiuselement en de beenelementen apart worden weggeschreven. Als dit compatibiliteitsproblemen veroorzaakt in uw eigen omgeving en andere tools die de BVBS-bestanden gebruiken, kunt u nog terug naar de oudere manier van exporteren door de variabele XS_BVBS_EXPORT_ARC_COMPATIBLE_TO_OLDER_METHOD op TRUE in te stellen in een.ini-bestand, bijvoorbeeld in user.ini. Klik voor meer informatie op onderstaande links: Naar de BVBS-indeling exporteren (pagina 253) Berekening wapeningsstaaflengte in BVBS-export (pagina 261) 26.1 Naar de BVBS-indeling exporteren U kunt de wapeningsgeometrie naar de BVBS-indeling exporteren. Het resultaat is een ASCII-bestand met een bestandsextensie.abs. 1. Zorg dat de nummering up-to-date is. 2. Selecteer de betonelementen met de gewenste wapeningsinhoud of selecteer de wapening. 3. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> BVBS. Het dialoogvenster BVBS-export wordt weergegeven. BVBS 253 Naar de BVBS-indeling exporteren

254 4. Definieer de BVBS-exportinstellingen: a. Selecteer op het tabblad Parameters welke wapening moet worden geëxporteerd, hoe tekeninggegevens moeten worden geëxporteerd, hoe en waar het BVBS-bestand of de BVBS-bestanden moeten worden geëxporteerd en welke BVBS-elementen moeten worden geëxporteerd. U kunt de opgeslagen selectiefilters gebruiken om wapeningsstaven of netten die met het geselecteerde filter overeenkomen uit te sluiten. b. Op het tabblad Geavanceerd selecteert u of u netten uit staven wilt maken, selecteert u of de gedetailleerde gegevens van netstaven in de geëxporteerde gegevens van het net worden opgenomen, definieert u de volgorde van de items in het uitvoerbestand, selecteert u of het persoonlijk gegevensblok wordt geëxporteerd en selecteert u de gegevensitems voor dit extra blok. c. Selecteer op het tabblad Controleren of u de vereiste minimale en maximale snijlengte van de wapeningsstaven wilt invoeren. 5. Klik op Exporteren. Het BVBS-bestand of de BVBS-bestanden in.abs-indeling worden naar de map geëxporteerd die in het gebied Uitvoerbestand wordt opgegeven. U kunt de exportlijst controleren door op de lijstkoppeling te klikken die aan de onderzijde van het dialoogvenster verschijnt Exportinstellingen Met het dialoogvenster BVBS-export kunt u de BVBS-exportinstellingen bepalen. Raadpleeg voor instructies over hoe u naar BVBS-indeling exporteert Naar de BVBS-indeling exporteren (pagina 253). Tabblad Parameters Optie Te exporteren modelobjecten Beschrijving Selecteer welke wapeningsstaven of -netten worden geëxporteerd. Wapening van alle betonelementen in het model Exporteert wapeningsstaven of -netten naar alle betonelementen in het model. Als er betonelementen zijn die geen wapeningsstaven BVBS 254 Exportinstellingen

255 Optie Wapening op basis van filter uitsluiten Bron tekeningnaam Beschrijving of -netten hebben, worden geen lege bestanden gemaakt. Wapening van geselecteerde betonelementen Exporteert wapeningsstaven of -netten naar de betonelementen die u in het model hebt geselecteerd. Alleen geselecteerde wapening Exporteert de wapeningsstaven of -netten die u in het model hebt geselecteerd. Wanneer u deze optie selecteert, kunt u slechts naar één bestand exporteren. Wapening van alle betonelementen in het model (totalen van alle posities) Exporteert wapeningsstaven of -netten naar alle betonelementen die dezelfde betonelementpositie als u een van de geselecteerde betonelementposities hebben. Als een betonelement bijvoorbeeld met de betonelementpositie W-120 wordt geselecteerd, worden de wapeningsstaven of - netten in alle betonelementen met positie W-120 geëxporteerd hoewel ze niet allemaal zijn geselecteerd. Sluit wapeningsstaven of -netten uit door een van de selectiefilters te selecteren. De wapeningsstaven of -netten die met het filter overeenkomen, worden uitgesloten. In een BVBS-bestand heeft elke rij/staaf een gegevensveld voor het Tekeningnummer van de betreffende tekening (tekeningnaam) en de Index van de betreffende tekening (tekeningrevisie). Met de optie Bron tekeningnaam kunt u bepalen hoe de waarden voor deze gegevensvelden worden ingesteld. Cast_unit_position Tekeningnaam Tekeninglabel Tekeningtitel1 Tekeningtitel2 Tekeningtitel3 BVBS 255 Exportinstellingen

256 Optie Vaste tekeningnaam Rev Eén bestand Eén bestand per betonelement Beschrijving Vaste tekst: Als u dit selecteert, moet u de tekst in Vaste tekeningnaam invoeren. Door de optie Vaste tekst te selecteren, kunt u de waarden in het dialoogvenster invoeren en dezelfde ('vaste') waarden worden voor elke geëxporteerde staaf geschreven. Als een van de andere opties wordt geselecteerd, worden de tekeningnaam en -revisie van het betonelement of de betontekening van de staaf gebruikt. Het hangt van het ontvangende systeem van het BVBS-bestand af hoe belangrijk en voor welk doel deze gegevens zijn. Vanuit het Tekla Structuresperspectief is het gebruik van dit gegevensveld niet verplicht. Voer een tekstregel in die voor de tekening in de export moet worden gebruikt. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u de optie Vaste tekst hebt geselecteerd in Bron tekeningnaam. Tekeningrevisie (index). Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u de optie Vaste tekst hebt geselecteerd in Bron tekeningnaam. Exporteer alle BVBS-gegevens naar één.absbestand. Voer de bestandsnaam in het vak in of klik op de knop... om naar het bestand te bladeren. Als u geen pad invoert, wordt het bestand in de modelmap opgeslagen. Exporteer elke wapeningsinhoud van een betonelement naar zijn eigen bestand. De bestanden worden gemaakt onder de map die u in het vak Mapnaam definieert of u kunt met de knop... naar de map bladeren. In de lijst Template voor naamgeving bestand kunt u selecteren hoe de gemaakte bestanden automatisch een naam krijgen. U kunt de revisie in de bestandsnaam opnemen door het selectievakje Inclusief revisie bestandsnaam in te schakelen. BVBS 256 Exportinstellingen

257 Optie Te exporteren BVBSelementen Beschrijving Selecteer welke itemtypen worden geëxporteerd. De opties zijn: 2D-wapeningsstaven (BF2D) 3D-wapeningsstaven (BF3D) Spiraalwapening op spoelen (BFWE) Wapeningsnetten (BFMA) Tralieliggers (BFGT) Als u Tralieliggers (BFGT) selecteert, voert u de klassenummers in die in het model worden gebruikt voor de tralieliggers in het vak Klassenummers voor ligger. De tralieligger kan twee of drie koordestaven en een of twee diagonale zigzagstaven bevatten. De lengte van de tralieligger en andere attributen wordt overgenomen van de belangrijkste regel (doorgaans bovenregel). Tabblad Geavanceerd Optie Probeer netten van staven te maken UDA-naam voor groeperen Beschrijving Selecteer of de export probeert automatisch netten van een enkelvoudige wapeningsstaaf of van een groep wapeningsstaven te vormen en deze als een net in plaats van aparte 2D-staven te exporteren. De opties zijn: Ja, groepeer staven op klasse Ja, groepeer staven op naam Ja, groepeer staven op kwaliteit Ja, groepeer staven op UDA Als u een net wilt vormen, moeten de wapeningsstaven tot hetzelfde onderdeel behoren, recht zijn, zich op hetzelfde vlak bevinden en dezelfde filterattribuutwaarden hebben. Als u de waarde Ja, groepeer staven op UDA voor Probeer netten van staven te maken hebt geselecteerd, BVBS 257 Exportinstellingen

258 Optie Exporteren van gegevens vlechtstaaf Getrapte staven exporteren als afzonderlijke items Beschrijving voert u de gebruikersattribuutnaam voor het groeperen in. Met deze optie kunt u definiëren of de gedetailleerde gegevens over vlechtstaven in geëxporteerde gegevens van het net worden opgenomen. De juiste optie is afhankelijk van de behoeften en mogelijkheden van het ontvangende systeem. De gegevens zijn nodig als deze bijvoorbeeld voor de fabricage van netten worden gebruikt. Alleen zelfdefinieerbare en uitgesneden netten uit de database Gedetailleerde staafgegevens worden alleen opgenomen voor zelfdefinieerbare en uitgesneden netten die aanvullende uitsnijdingen, openingen of schuine randen hebben. Alle netten Gedetailleerde staafgegevens worden voor alle netten geschreven. Geen netten Gedetailleerde staafgegevens worden niet voor netten geschreven. De getrapte groep wordt standaard geëxporteerd als één enkele tekenreeks waarbij de traplengte in een bepaald gegevensblok wordt gedefinieerd. Als u de waarde Ja voor Exporteren van gegevens vlechtstaaf (@X..@Y..) selecteert, worden alle tapstoelopende wapeningsstaafgroepen als meerdere afzonderlijke wapeningsstaafitems geëxporteerd, zelfs als ze een regelmatige afstand hebben en ook als één enkel getrapt BVBS 258 Exportinstellingen

259 Items sorteren Optie Persoonlijk gegevensblok Beschrijving wapeningsstaafitem kan worden geëxporteerd. Gebruik deze optie om de volgorde van de items in de uitvoerbestanden te definiëren. De opties zijn: Geen sortering Op diameter, kleinere maat eerst Op diameter, grotere maat eerst Op positienummer Bij Persoonlijk gegevensblok kunt u definiëren of het persoonlijk gegevensblok wordt geëxporteerd (Persoonlijk gegevensblok exporteren) en de gegevensitems voor dit extra blok selecteren. Gegevensvelden kunnen rapporteigenschappen, gebruikersattributen of objecteigenschappen zijn. Klik op de knop Nieuw om nieuwe vooraf gedefinieerde persoonlijk e gegevensvelden aan de lijst toe te voegen. Voer gegevens over het gegevensitem in. Naam in lijst De tekst die in de lijst Persoonlijk gegevensblok wordt weergegeven. Veldidentificeerder De veldcode die de afzonderlijke gegevensvelden in het persoonlijk gegevensblok scheidt. Dit kan elke kleine letter zijn. Het is meestal handig om voor elk gegevensitem een andere waarde te gebruiken, maar dit is niet verplicht. Het ontvangende systeem kan mogelijk ook alleen bepaalde gegevensvelden lezen. Naam eigenschap of UDA De waarde definieert welke gegevens uit het wapeningsobject BVBS 259 Exportinstellingen

260 Optie Beschrijving worden opgevraagd. Let erop dat een niet-bestaande eigenschap niet wordt geëxporteerd. Gegevenstype eigenschap De waarde moet met de werkelijke geselecteerde eigenschap overeenkomen. De opties zijn: Lijsteigenschap - Integer/Float/ Tekst Gebruikersattribuut - Integer/ Float/Tekst Open API-objecteigenschap Tabblad Controleren Optie Controleer snijlengte Beschrijving Selecteer of een extra controle voor de Minimale snijlengte en Maximale snijlengte van de wapeningsstaven wilt uitvoeren. Als u het selectievakje Controleer snijlengte inschakelt en de snijlengte van de geëxporteerde wapeningsstaaf minder dan de minimale snijlengte of groter dan de maximaal snijlengte is, wordt een waarschuwing naar het exportlogbestand geschreven. De vermelding in het logboekbestand bevat de id van de wapeningsstaaf. U kunt de wapeningsstaaf in het model vinden door de juiste regel in het logboekbestand te selecteren. De wapeningsstaaf wordt toch normaal geëxporteerd en alleen de extra waarschuwing wordt gegeven. Wanneer controle van de minimale/ maximale uitsnijlengte wordt geactiveerd, wordt de lengte van tralieligger ook gecontroleerd. Er wordt een waarschuwing in het logbestand toegevoegd als de controle mislukt. De lengte van de BVBS 260 Exportinstellingen

261 Optie Beschrijving belangrijkste regel definieert de geëxporteerde lengte van de tralieligger Berekening wapeningsstaaflengte in BVBS-export De lengte van de wapeningsstaaf wordt berekend volgens de BVBSspecificatie. De lengte hangt ook af van de buighoek. De lengtes L1 en L2 worden geëxporteerd. Als u de variabele XS_USE_USER_DEFINED_REBAR_LENGTH_AND_WEIGHT op TRUE hebt ingesteld, wordt de door de gebruiker gedefinieerde lengtewaarde als totale lengte van de wapeningsstaaf geëxporteerd. Let erop dat in de specificatie van het BVBS-formaat is gedefinieerd dat de totale lengte van de staaf wordt genegeerd als de gegevens werkelijke geometrische gegevens bevatten. Sommige andere softwareapplicaties kunnen de waarden voor de totale lengte in het BVBS-bestand nog gebruiken voor het berekenen van hoeveelheden. De geëxporteerde totale lengte in Tekla Structures is nu dezelfde lengte als in lijsten wordt weergegeven. BVBS 261 Berekening wapeningsstaaflengte in BVBS-export

262 Zie ook BVBS (pagina 253) Naar de BVBS-indeling exporteren (pagina 253) BVBS 262 Berekening wapeningsstaaflengte in BVBS-export

263 27 Unitechnik U kunt de 3D-geometrie van de betonelementen naar de Unitechnik-indeling exporteren. Het resultaat is een tekstbestand in ASCII-indeling. Ondersteunde versies van de Unitechnik-indeling zijn: b c U kunt betonelementen exporteren die bestaan uit beton, staal en oppervlakten. Het exporteren van (gebogen en niet-gebogen) wapeningsstaven, wapeningsstaafgroepen en matten met haken wordt ook ondersteund. U kunt ook supportliggers, massieve wanden, sandwichpanelen en dubbele wanden exporteren. Voorbeeld Geëxporteerd betonelement: Unitechnik 263 Berekening wapeningsstaaflengte in BVBS-export

264 1. Gat 2. Stalen instortvoorziening 3. Wapeningsstaven 4. Isolatieplaat (groen) Raadpleeg voor details over het exporteren naar Unitechnik Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265). Klik voor details over Unitechnik-exportinstellingen op de volgende koppelingen: Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik-export: Tabblad Validatie (pagina 295) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik 264 Berekening wapeningsstaaflengte in BVBS-export

265 Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) 27.1 Naar de Unitechnik-indeling exporteren U kunt de 3D-geometrie van de betonelementen naar de Unitechnik-indeling exporteren. Het resultaat is een tekstbestand in een ASCII-indeling met een bestandsextensie.uni. Beperking: Betonelementen met stortmethode insitu worden niet geëxporteerd. 1. Ga naar de eigenschappen van de onderdelen die u van plan bent te exporteren en wijzig indien nodig de gebruikersattributen op het tabblad Unitechnik. De gebruikersattributen zijn omgevingsspecifiek, zodat u niet alle onderstaande instellingen beschikbaar hebt: Producttype: Het product type is van belang voor het identificeren van het objecttype in CAM-software. Een niet-gedefinieerd producttype resulteert tijdens het importeren van het productiegegevensbestand in een foutmelding. U kunt het producttype definiëren door één van de opties te selecteren of door een gebruikerstekst te definiëren. Door gebruiker gedefinieerd producttype: Optioneel veld voor producttype. Producttoevoeging: Dit attribuut wordt met Unitechnik-export (79) naar het SLABDATE-blok van het object geëxporteerd en vertegenwoordigt het nummer De beschikbare opties zijn Standaard element, Balkon, Dak en Gestuct element. Verdieping: Een optioneel veld dat voor de planning van het transport en voor de montage wordt gebruikt. Eenheidsnummer transport en Reeksnummer transport: Optionele velden die voor de planning van het transport en voor de montage worden gebruikt. Deze kunnen in de exportinstellingen worden gedefinieerd om als onderdeel van een SLABDATE-blok te worden opgenomen. Betonidentificatie (LOT-blok): U kunt Geen speciale behandeling of Schopbeton selecteren of het veld leeg laten. Splitsdikten lagen: Definieer de layers handmatig met namen en diktes. Niet te exporteren layer: Geef de layer op die u niet wilt exporteren. 2. Werk de nummering bij. Export Unitechnik leest en exporteert gegevens van de nummerreeks van onderdelen. Het is belangrijk dat alle geëxporteerde onderdelen Unitechnik 265 Naar de Unitechnik-indeling exporteren

266 correct genummerd zijn. Foutief genummerde onderdelen worden niet geëxporteerd. 3. Klik in het menu Bestand op Exporteren --> Unitechnik. Het dialoogvenster Export Unitechnik wordt weergegeven. 4. Definieer de Unitechnik-exporteigenschappen op de tabbladen: Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik-export: Tabblad Validatie (pagina 295) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) 5. Klik op Maak. De.uni-uitvoerbestanden worden standaard in de map \UT_Files onder de huidige modelmap gemaakt. Het aantal uitvoerbestanden hangt af van de opties die in de lijst Maken van op het tabblad Hoofd zijn geselecteerd en van het totale aantal geselecteerde onderdelen, betonelementen of merken Unitechnik-export: Tabblad Hoofd Met het tabblad Onderdelen kunt u de Unitechnik-exporteigenschappen instellen. Optie Unitechnik-versie Maken van Beschrijving Hiermee selecteert u de Unitechnik-versie. Selecteer welke onderdelen of betonelementen worden geëxporteerd. Geselecteerde betonelementen Alleen betonelementen, waarvan één of meer onderdelen in het model zijn geselecteerd, worden geëxporteerd. Elk betonelement heeft één uitvoerbestand. Unitechnik 266 Unitechnik-export: Tabblad Hoofd

267 Optie Onderdelen uitgesloten van export (klassen) Pad naar map Bestandsnaam Beschrijving Alle betonelementen Alle betonelementen worden geëxporteerd. Elk betonelement heeft één uitvoerbestand. Geselecteerde onderdelen (afzonderlijk) Alleen de geselecteerde betonnen onderdelen (ook instortvoorzieningen en isolatie die bij het geselecteerde onderdeel horen) worden geëxporteerd. Elk onderdeel heeft één uitvoerbestand. Geselecteerde betonelementen verenigd Geselecteerde onderdelen die tot één betonelement behoren, worden samen in één uitvoerbestand gegroepeerd en geëxporteerd. Geselecteerde elementen Alle geselecteerde elementen worden geëxporteerd. Eén element is gelijk aan één betonelement en heeft één uitvoerbestand. Selectie van submerken is ook toegestaan. Betonelementen in de lijst Selecteer de te exporteren betonelementen in Betonelementposities in de lijst die u invoert. Op basis van ID Elk betonelement heeft een eigen uitvoerbestand. Op basis van pos-nummer Identieke betonelementen delen een uitvoerbestand. Als u sommige onderdelen niet wilt exporteren, voert u de klassen van de onderdelen in. Onderdelen met klassen in deze lijst worden niet geëxporteerd. Definieer waar de exportbestanden worden opgeslagen. De standaardmap is.\ut_files in de huidige modelmap. Selecteer de naam van het uitvoerbestand en de bestandsextensie in de lijsten. Proj.nr. is het nummer van het project. Proj.naam is de naam van het project. Unitechnik 267 Unitechnik-export: Tabblad Hoofd

268 Extensie Optie Bestandsindeling Map openen na export Structuur uitvoerbestand Beschrijving CU-nr. is het merkpositienummer van het hoofdonderdeel van het betonelement. Fase is de huidige fase. CU-pos. is de merkpositie van het hoofdonderdeel van het betonelement. ACN is het merkcontrolenummer. Als u merkcontrolenummers wilt genereren, gaat u naar het tabblad Tekeningen & Lijsten en klikt u op Nummering --> Controlenummers toewijzen. Onderdeel-ID is het ID-nummer dat tien tekens lang is. Als het ID-nummer geen tien tekens lang is, worden nullen vóór het ID-nummer geplaatst zodat het tien tekens lang is. IDnummer wordt bijvoorbeeld Counter is het aantal tekens dat de eigenschap kan bevatten. (5) betekent bijvoorbeeld dat de eigenschap slechts 5 tekens kan bevatten. Als er minder dan 5 tekens zijn, worden er nullen vóór de eigenschap toegevoegd. Als er meer dan 5 tekens zijn, worden de tekens aan het begin van de nummerreeks verwijderd. Andere opties zijn Datum, Tijd, Datum-Tijd, UDA, Tekst, Template en Project-UDA. De bestandsextensie. Standaard is het Tekst en uni. U kunt een andere optie in de lijst selecteren. Hiermee wordt het formaat (lengte) van de naam en extensie van het uitvoerbestand opgegeven. Nummers geven de lengte van de uitvoertekst aan. Als de naam langer is dan de geselecteerde optie, wordt deze afgebroken. Hiermee selecteert u of de map, waarin het uitvoerbestand is opgeslagen, na de export wordt geopend. Hiermee wordt de structuur van het geëxporteerde bestand (plaatdatum en laagonderdeel) gedefinieerd. Meerdere lagen Eén SLABDATE-blok met N layers. Elk betonelement heeft een eigen LAYER-blok. Instortvoorzieningen, wapening en isolatie horen bij één betonnen onderdeel en worden Unitechnik 268 Unitechnik-export: Tabblad Hoofd

269 Optie Beschrijving geëxporteerd naar het gerelateerde LAYERblok. Enkele layer, 1 slabdate, 1 onderdeel Elk betonelement heeft een eigen SLABDATEblok, geen LAYER-blokken. Enkele layer, n slabdate, n onderdelen Betonelementen met een gelijke geometrie worden verzameld in één SLABDATE-blok. Er worden geen LAYER- of LOT-blokken gedefinieerd. Instortvoorzieningen, wapening en isolatie die bij een betonnen onderdeel met dezelfde geometrie horen, worden verzameld en in één SLABDATE-blok geëxporteerd. Unitechnik 269 Unitechnik-export: Tabblad Hoofd

270 Optie Eerste geëxporteerde laag Rekening houden met splitsdikte laag Leeg symbool in geëxporteerd bestand Beschrijving Enkele layer, 1 slabdate, n onderdelen Alle gelijksoortige sandwichpanelen worden gedefinieerd binnen één SLABDATE-blok in plaats van te worden gedefinieerd in een apart SLABDATE-blok per sandwichpaneel. De optie is handig wanneer u speciale instortvoorzieningen exporteert. Gecombineerd, n slabdate, 1 onderdeel Een gecombineerde export kan meer dan één betonelement bevatten. Hiermee selecteert u welk onderdeel in de eerste LAYER wordt geëxporteerd. Met deze optie kunt u definiëren welke wandschaal het eerst op de pallet wordt geplaatst. De opties zijn: Hoofdonderdeel (van betonelement) Grootste onderdeel Zwaarste onderdeel Hiermee selecteert u hoe de lagen van het betonelement worden geëxporteerd. Deze opties zijn beschikbaar wanneer u Structuur uitvoerbestand hebt ingesteld op Meerdere lagen. Nee Ja Het betonelement wordt als één volume geëxporteerd. Er wordt rekening gehouden met de verschillende lagen die in de Unitechnikgebruikersattributen van een onderdeel zijn ingesteld en het betonelement wordt in twee of drie lagen geëxporteerd. Hiermee selecteert u het scheidingsteken dat in het uitvoerbestand moet worden gebruikt. Een voorbeeld met een "_"-symbool: Unitechnik 270 Unitechnik-export: Tabblad Hoofd

271 Optie Beschrijving Een voorbeeld met een " "-symbool: Zie ook Unitechnik (pagina 263) Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) 27.3 Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie Met het tabblad TS configuratie kunt u de Unitechnik-exporteigenschappen te bepalen. Unitechnik 271 Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie

272 Rotatie Optie Beschrijving Hiermee selecteer u de scanrichting. Unitechnikexport gebruikt scanlagen om de geometrie van alle onderdelen in een betonelement te verkrijgen. De scanrichting is afhankelijk van het vlak van het hoofdonderdeel van het betonelement. Een vloerpaneel wordt van beneden naar boven gescand. Een muurpaneel en een kolom worden van de ene naar de andere zijde gescand. De positie en richting van een basisvorm van het geëxporteerde betonelement zijn afhankelijk van de rotatie. Nee Vloer: Onder naar boven Wand: Voor- naar achterzijde Kolom: Zijde naar zijde 180 Vloer: Boven naar onder Wand: Achter- naar voorzijde Kolom: Van de ene zijde naar de tegenoverliggende zijde +90 rondom X Vloer: Van links naar rechts Wand: Van boven naar beneden Unitechnik 272 Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie

273 Optie Beschrijving Kolom: Van de ene naar de andere zijde -90 rondom X Vloer: Rechter- naar linkerzijde Wand: Onder naar boven Kolom: Van de ene zijde naar de tegenoverliggende zijde -90 rondom Y Vloer: Achter- naar voorzijde Wand: Rechter- naar linkerzijde Kolom: Boven naar onder Unitechnik 273 Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie

274 Optie Voorbeelden van rotatie: Beschrijving Verkeerd scanvlak (van de linkerzijde naar de rechterzijde): Unitechnik 274 Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie

275 Optie Beschrijving Juiste scanvlak (van achteren naar voren): Extra rotatie Hiermee selecteert u de rotatie rond de z- coördinaat. De z-coördinaat heeft dezelfde richting, maar de x- en y-richtingen zijn gewijzigd. Stel Teken palletas in op Ja op het tabblad Pallet om het werkelijke coördinatensysteem weer te geven. Nee Geen extra rotatie. X Y omdraaien De x- en y-as omdraaien. X=max(X_dim,Y_dim) hoofdonderdeel De X-as gaat door de langere zijde van het hoofdonderdeel. X=min(X_dim,Y_dim) hoofdonderdeel De X-as gaat door de kortere zijde van het hoofdonderdeel. Unitechnik 275 Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie

276 Optie Beschrijving X=max(X_dim,Y_dim) betonelement De X-as gaat door de langere zijde van het betonelement. X=min(X_dim,Y_dim) betonelement De X-as gaat door de kortere zijde van het betonelement. +90 rondom Z Roteert de x- en y-as rondom de z-as met 90 graden rondom Z Roteert de x- en y-as rondom de z-as met -90 graden. 180 rondom Z Roteert de x- en y-as rondom de z-as met 180 graden. Het volgende voorbeeld geeft het coördinatensysteem zonder rotatie en zonder extra rotatie-instellingen weer. Bij plaat 1 is de z-as parallel aan de kortere zijde ingesteld. Dit is niet correct in het Unitechnik-formaat, dus moet het coördinatensysteem worden geroteerd. Plaat 2 toont een rotatie van 90 graden rondom de z-as. Roteer 90 o als palletbreedte is overschreden Scan positie Selecteer in dubbele wanden of de tweede schil ook moet worden geroteerd wanneer de palletbreedte wordt overschreden. Het aantal scanlagen is afhankelijk van de geselecteerde scanpositie. Elk object van het betonelement wordt in één richting gescand. Hiermee selecteert u de positie waarin alle onderdelen worden gescand. Elk onderdeel wordt Unitechnik 276 Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie

277 Optie Beschrijving apart gescand. Het scanvlak is parallel aan het vlak van de basisvorm. Boven en onder Twee scanvlakken aan het begin en eind van de omtrek van het scanonderdeel. Alleen onderkant Eén scanvlak aan het begin van de omtrek van het scanonderdeel. Alleen bovenkant Eén scanvlak aan het eind van de omtrek van het scanonderdeel. Unitechnik 277 Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie

278 Optie Beschrijving Alleen midden Voeg CONTOUR-layers samen Eén scanvlak in het midden van de omtrek van het scanonderdeel. Als u de positie van het exacte scanvlak wilt verplaatsen, gebruikt u hieronder de vakken Offset scanpositie om de begin- en eindoffset te definiëren. U kunt slechts één scanlaag exporteren. Met twee gescande layers moeten ze opnieuw worden samengevoegd tot één layer. Snijpunt Hiermee maakt u polygoonsnijpunten van twee contourgeometrieën. 1. Eerste gescand layer 2. Tweede gescand layer 3. Layer Union Hiermee maakt u polygoonverbindingen van twee contourgeometrieën. Voeg CUTOUT-layers samen Breid contour uit en voeg bekisting toe Hetzelfde als Exporteer contour, maar alleen voor gaten. Hiermee selecteert u of de contour met instortvoorzieningen, die zich buiten het element bevindt, moet worden uitgebreid. Unitechnik 278 Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie

279 Optie Naam voor aanvullende bekisting (instortvoorziening) Exporteer geometrie Beschrijving Hiermee definieert u een naam voor de instortvoorziening. Hiermee selecteert u of de geometrie van het geëxporteerde onderdeel wordt weergegeven als polygonen of lijnen. Polygonen geëxporteerd: Unitechnik 279 Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie

280 Optie Lijnen geëxporteerd: Beschrijving Ronde gaten als cirkel exporteren (K) Dubbele wand gedraaid Selecteer of u ronde gaten als cirkel (K) of polygonen/lijnen wilt exporteren. Selecteer of de eerste schil van een dubbele wand op de pallet wordt gedraaid. De opties zijn: Nee: Geëxporteerd als in het model, schil1 vooraan, schil2 in de achtergrond. Ja, draai schil1: Geëxporteerd volgens UT-norm. Ja, draai schil1 - vaste rand omhoog: Dit is bedoeld voor speciale machines. Zie ook Unitechnik (pagina 263) Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265) Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik 280 Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie

281 Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) 27.4 Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen Met het tabblad Instortvoorzieningen kunt u de Unitechnikexporteigenschappen te bepalen. Optie Normale instortvoorzieningen Beschrijving Hiermee selecteert u welke onderdelen als instortvoorzieningen worden beschouwd. Instortvoorzieningen worden in het MOUNPART-blok geëxporteerd. Wanneer het blok met instortvoorzieningen uit verschillende onderdelen bestaat, is het nuttig om alle instortvoorzieningen in één blok te lassen en vervolgens het gemaakte blok met een betononderdeel aan een betonelement te koppelen. Submerken worden ook ondersteund. Geselecteerde + staal Hiermee worden alle klassen die in het vak Klasse instortvoorzieningen worden weergegeven, beschouwd als instortvoorzieningen. Alle stalen onderdelen worden ook als instortvoorzieningen beschouwd. Geselecteerd Hiermee worden klassen die in het vak Klasse instortvoorzieningen worden weergegeven, alleen beschouwd als instortvoorzieningen. Geen export Hiermee wordt het vak Klasse instortvoorzieningen genegeerd en worden alle stalen onderdelen als standaardonderdelen geëxporteerd. Unitechnik 281 Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen

282 Optie Klasse instortvoorzieningen Exporteer elementen Beschrijving Hiermee worden de klassen voor instortvoorzieningen ingevoerd. Hiermee selecteert u hoe instortvoorzieningen en stalen blokken worden geëxporteerd. Instortvoorzieningen worden als onderdelen geëxporteerd. Alle lassen in instortvoorzieningen en relaties tussen elementen worden genegeerd. Gelaste instortvoorzieningen en het elementblok worden als één onderdeel geëxporteerd. Alleen het hoofdonderdeel van het instortvoorzieningsblok of het instortvoorzieningselement wordt geëxporteerd. Het hoofdonderdeel van het instortvoorzieningsblok wordt geëxporteerd, terwijl het is verlengd in de x-richting zodat alle onderdelen van het instortvoorzieningsblok worden opgenomen. Unitechnik 282 Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen

283 Optie Beschrijving Def-exportcode Alleen de omtrek van het vak rondom het hoofdonderdeel van het instortvoorzieningsblok of het instortvoorzieningselement wordt geëxporteerd. Hiermee wordt gedefinieerd hoe het invoegpunt en de richting voor instortvoorzieningen wordt berekend. Mogelijke waarden zijn 1, 2, 3, 11, 12, 21, 22, 23, 31 en 32. Snijd buitenste merken Hiermee selecteert u hoe de instortvoorzieningen, die zich buiten het betonelement bevinden, worden geëxporteerd. Hiermee worden alle onderdelen in de instortvoorziening geëxporteerd. Hiermee worden alleen de instortvoorzieningen geëxporteerd die zich binnen het betonelement bevinden. Instortvoorzieningen die zich buiten het betonelement bevinden, worden genegeerd. Als een instortvoorziening zich gedeeltelijk binnen een betonelement bevindt, wordt de geëxporteerde geometrie van de instortvoorziening gewijzigd om te snijden. Snijd alleen buitenste klassen Hetzelfde als de vorige optie, maar alleen instortvoorzieningen waarvan de klasse is gedefinieerd in Snijd alleen buitenste klassen worden meegenomen. Hiermee worden de klassen van onderdelen ingevoerd, waarvan de geometrie is gewijzigd om te snijden als u de laatste optie in de lijst Snijd buitenste merken hebt geselecteerd. Unitechnik 283 Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen

284 Optie Exporteer speciale elementen/ Bestandsnaam exporteer speciale elementen Beschrijving Deze opties zijn van invloed op de geëxporteerde geometrie van de instortvoorzieningen. De werkelijke geometrie wordt vervangen door de geometrie die is gedefinieerd in tekstbestanden. De standaardnaam van het tekstbestand is spec_assemblies_def.txt en wordt gezocht in de modelmap. Gebruik Bestandsnaam exporteer speciale elementen om de naam en de locaties van het tekstbestand te definiëren. De vereiste structuur van het tekstbestand is: Name(text) Number_of_lines_defined(number) S(representing single line) Start_coors(number number) End_coors(number number) S(representing single line) Start_coors(number number) End_coors(number number) Een voorbeeld van het bestand: De geometrie van alle instortvoorzieningen (vanuit het voorbeeld met de namen Quicky, QuickyS, E- Doze) wordt vervangen door geometrie die in het tekstbestand is gedefinieerd. In het volgende voorbeeld werd het onderdeelnummer 1 (de naam is Ligger) niet in het tekstbestand gevonden, dus de geometrie is exact. Aan de tegenoverliggende zijde werd het onderdeelnummer 2 (de naam is Quicky) wel gevonden, dus de geometrie is vervangen. Unitechnik 284 Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen

285 Optie Beschrijving Z-positie instortvoorziening Selecteer de z-positie van de instortvoorziening. De opties zijn Minimum tot pallet of Beginpunt. U kunt ook het bestand spec_assemblies_def.txt gebruiken om de positie van de instortvoorzieningen in te instellen. Bijvoorbeeld: Klasse isolatie Klassen elektrische buizen Openen instortvoorzieningklas sen Openen sparingklassen Hiermee definieert u de isolatieklasse. Onderdelen met klassen in deze lijst worden als isolatieonderdelen geëxporteerd. Alle onderdelen die als isolatie worden beschouwd, worden in het MOUNPART-blok geëxporteerd. Hiermee definieert u de klassen van de elektrische buizen. Onderdelen met klassen in deze lijst worden geëxporteerd als MOUNPART-geometrie met lijnen. Definieer de openen instortvoorzieningklassen. Onderdelen met klassen in deze lijst worden als normale instortvoorzieningen naar het MOUNPARTblok geëxporteerd. De geometrie wordt in de blokken CONTOUR en CUTOUT van het betonnen onderdeel niet in aanmerking genomen. Hiermee definieert Openen sparingklassen. Onderdelen met klassen in deze lijst worden alleen geëxporteerd met betrekking tot de geometrie ervan in het CUTOUT-blok van het betonnen onderdeel. Ze worden niet in het MOUNPART-blok geëxporteerd. Unitechnik 285 Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen

286 Optie Exporteer isolatie Exporteer oppervlak Installeer identificatie Beschrijving Hiermee selecteer u of isolatie in het MOUNPARTblok als instortvoorzieningen of in het SLABDATEblok als betonwanden worden geëxporteerd. Hiermee selecteer u of oppervlakken in het MOUNPART-blok als instortvoorzieningen of in het SLABDATE-blok als betonwanden worden geëxporteerd. Selecteer de identificatie van de installatie voor het blok MOUNPART. De opties zijn Geïnstalleerd (0), Alleen geplot (1), Alleen geïnstalleerd (2), Niet geïnstalleerd, niet geplot (3), Geïnstalleerd in wapening (4), Automatisch geïnstalleerd (5). Zie ook Unitechnik (pagina 263) Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265) Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik-export: Tabblad Validatie (pagina 295) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) 27.5 Unitechnik-export: Tabblad Wapening Met het tabblad Wapening kunt u de Unitechnik-exporteigenschappen te bepalen. U kunt enkelvoudige wapeningsstaven, groepen van rechte en gebogen wapeningsstaven en rechthoekige, polygone of gebogen netten exporteren. De wapeningsstaafgroep, of het rechthoekige of polygone net is verdeeld in Unitechnik 286 Unitechnik-export: Tabblad Wapening

287 verschillende enkelvoudige wapeningsstaven. Alle wapeningsstaven worden in het RODSTOCK-blok geëxporteerd. Optie Staven exporteren Exporteer netten Gebogen wapening als niet uitgeslagen Netten als instortvoorzieningen exporteren Klasses supportliggers Exporttype wapening Beschrijving Wanneer op Ja is ingesteld, worden rechte wapeningsstaven geëxporteerd. Haken worden ondersteund. U kunt de instelling afzonderlijk voor rechte of gebogen staven definiëren. Wanneer op Ja is ingesteld, worden polygonale of rechthoekige netten geëxporteerd. Haken worden ondersteund. U kunt de instelling afzonderlijk voor rechte of gebogen netten definiëren. U kunt ook selecteren of u langs de langste lijn of parallel aan een pallet wilt uitslaan. Wanneer deze optie op Ja is ingesteld, wordt gebogen wapening als niet-uitgeslagen geëxporteerd. Haken worden ook voor uitgeslagen wapening ondersteund en u kunt Ja, met eindhaken selecteren. De haakvormen 0, 2 en 5 zijn gevonden. U kunt uit twee wapeningsbeginpunten selecteren: Oorsprong in uitgeslagen staaf of Oorsprong in begin staafpunt. De optie is ook van invloed op het z-niveau van de wapening in het resulterende Unitechnik-bestand. Wanneer deze optie op Ja is ingesteld, worden netten als instortvoorzieningen geëxporteerd. Hiermee voert u de klasse van wapeningenstaven, stalen staven of profielen die supportliggers vertegenwoordigen in. De waarde betekent bijvoorbeeld dat onderdelen met klasse 15, 17 of 5 als supportliggers worden beschouwd. Wanneer de vakken Exporteer supportligger en Klasses supportliggers niet worden gebruikt, worden de supportliggers onjuist geëxporteerd als wapeningen of instortvoorzieningen. Hiermee wordt de structuur van het geëxporteerde bestand voor wapening gedefinieerd. Plant with lying robot only Alle instortvoorzieningen worden zonder wijzigingen geëxporteerd. Unitechnik 287 Unitechnik-export: Tabblad Wapening

288 Optie Beschrijving Fabricage van gelaste staven Als Exporttype op Fabricage van gelaste staven is ingesteld, wordt een enkele wapeningsstaaf in één STEELMAT-blok geëxporteerd, worden alle wapeningsstaven van één groep samen in één STEELMAT-blok geëxporteerd en worden alle wapeningsstaven van één net ook samen in één STEELMAT-blok geëxporteerd. De structuur van het uitvoerbestand (er wordt slechts één SLABDATE weergegeven) is als volgt: Verzamel wapening De structuur van het uitvoerbestand is dezelfde als voor Fabricage van gelaste staven. Met deze optie kunt u netten, enkelvoudige wapeningsstaven en wapeningsstaafgroepen verzamelen in groepen die in één STEELMAT-blok worden geëxporteerd. De groepen worden verzameld op basis van het veld Verzamel op basis van. U kunt ook netten verzamelen die bij verschillende betonelementen horen. Unitechnik 288 Unitechnik-export: Tabblad Wapening

289 Optie Beschrijving Verzamel op basis van 1 (oranje kleur): Het net hoort bij de onderkant van het paneel van het betonelement, de naam van het net is MESH1. 2 (blauwe kleur): Twee enkele staven, de naam is MESH1. 3 (groene kleur): Eén wapeningsstaafgroep hoort bij de bovenkant van het paneel, de naam is MESH1. Als Exporttype wapening op Verzamel wapening en Verzamel op basis van op Naam is ingesteld, worden alle drie verschillende wapeningstypes verzameld in één net dat in één STEELMAT-blok wordt geëxporteerd. Netten als MOUNPART Netten worden in het MOUNPART-blok geëxporteerd. Hiermee selecteer u hoe de netten worden verzameld. Netten met één staaf worden als een enkelvoudige wapeningsstaaf geëxporteerd. Naam Netten, enkelvoudige wapeningsstaven en wapeningsstaafgroepen met dezelfde naam Unitechnik 289 Unitechnik-export: Tabblad Wapening

290 Optie Verzamelen indien afstand minder is dan Beschrijving worden in netten verzameld. Netten, enkelvoudige wapeningsstaven en wapeningsstaafgroepen met dezelfde naam zijn gelijk aan één net in het geëxporteerde bestand. Klasse Netten, enkelvoudige wapeningsstaven en wapeningsstaafgroepen met hetzelfde klassenummer worden in netten verzameld. Netten, enkelvoudige wapeningsstaven en wapeningsstaafgroepen met één klassenummer zijn gelijk aan één net in het geëxporteerde bestand. Kwaliteit Netten, enkelvoudige wapeningsstaven en wapeningsstaafgroepen met dezelfde kwaliteit worden in netten verzameld. UDA Netten, enkelvoudige wapeningsstaven en wapeningsstaafgroepen met hetzelfde gebruikersattribuut worden in netten verzameld. De waarde die u in het vak naast deze optie invoert, is de UDA-waarde. Bepaal de maximumafstand tussen de te verzamelen netten. Unitechnik 290 Unitechnik-export: Tabblad Wapening

291 Optie Lengte wapeningsstaven Beschrijving Hiermee selecteert u hoe de lengte van de wapeningsstaaf wordt berekend. Lijnen in het midden Unitechnik 291 Unitechnik-export: Tabblad Wapening

292 Optie Lijnen aan de rand Beschrijving Unitechnik 292 Unitechnik-export: Tabblad Wapening

293 Optie GetValue(Length) Beschrijving Diameter stekken Hoeklimiet wapeningsrichting Hiermee selecteert u hoe de diameter van de wapeningsstaaf wordt geëxporteerd. Deze selectie heeft invloed op de resultaten van de optie Staaflengte. HIermee selecteert u of de wapeningsstaven op basis van de richting van de hoek worden gesorteerd. Nee de wapeningsstaven worden niet gesorteerd. Van 0 tot 180 De wapeningsstaven worden geëxporteerd wanneer ze uit Tekla Structures worden gelezen en op basis van hun x- en y-positie worden gesorteerd. Van 0 tot 180 geordend De wapeningsstaven worden op basis van de richting van de hoek van de wapeningsstaaf Unitechnik 293 Unitechnik-export: Tabblad Wapening

294 Optie Wapeningstypen Klassen voor losse staven van type 8 Klassen voor nietgeautomatiseerde staven Verstevigingsstaven net toevoegen Max. h.o.h.-maat verstevigingsstaven Sortering netten Offset netten Beschrijving gesorteerd, de wapeningsstaven met lagere hoeken zijn eerst. Van 180 tot 0 geordend De wapeningsstaven worden op basis van de richting van de hoek van de wapeningsstaaf gesorteerd, de wapeningsstaven met hogere hoeken zijn eerst. Hiermee selecteer u het type van de wapeningsstaaf in een net die moet worden geëxporteerd. De waarden 1 en 2 zijn voor de staven in de onderlaag. De waarden 5 en 6 zijn voor de staven in de bovenlaag. De waarde 4 is voor andere hellende staven. De waarde 8 is voor losse staven. Hiermee voert u de klassen in van de losse wapeningsstaven die moeten worden verzameld. De staven maken onderdeel uit van een net en worden geëxporteerd als een wapeningsstaaf van type 8. Voer de klassen van te verzamelen nietautomatische wapeningsstaven in. Hiermee selecteert u of er staven aan het wapeningsnet moeten worden toegevoegd om het net te verstevigen. Gebruik dit voor netten met grote openingen. Hier voert u een waarde in waarmee de maximale h.o.h.-maat voor de verstevigingsstaven van het wapeningsnet worden gedefinieerd. Hiermee selecteer u of de netten worden gesorteerd. Hiermee selecteert u of het net een offset heeft in het blok STEELMAT. Als de optie op Ja is ingesteld, wordt de waarde voor de X- en Y-richting ingesteld op nul. Als de optie op Nee is ingesteld, worden de waarden geëxporteerd volgens de gemodelleerde situatie. Unitechnik 294 Unitechnik-export: Tabblad Wapening

295 Zie ook Unitechnik (pagina 263) Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265) Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Validatie (pagina 295) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) 27.6 Unitechnik-export: Tabblad Validatie Op het tabblad Validatie kunt u de Unitechnik-exporteigenschappen definiëren. Optie Teken gescande geometrie Beschrijving De geëxporteerde geometrie kan worden weergegeven met Teken gescande geometrie. Met deze eigenschap worden de binnenste lijnen van de geëxporteerde wapeningsstaven weergegeven. Selecteer of u wilt controleren of de geometrie van de geëxporteerde onderdelen correct is. Het geeft de lijnen weer die de geëxporteerde rechthoek van de basisvorm, de geëxporteerde geometrie van onderdelen, uitsnijdingen, instortvoorzieningen en wapening vertegenwoordigen. Instortvoorzieningen worden op het vlak van de basisvorm geprojecteerd. De wapeningslijnen worden binnen elke wapeningsstaaf geplaatst. Unitechnik 295 Unitechnik-export: Tabblad Validatie

296 Optie Beschrijving Teken palletas Controle wand naar pallet Palletbreedte Palletlengte Max. dikte betonelement 1. Basisvorm 2. Geometrie van het hoofdelement 3. Uitsparingsgeometrie 4. Instortvoorzieningsgeometrie Selecteer of het coördinatensysteem moet worden weergegeven. De assen worden met gestippelde lijnen weergegeven. Selecteer of de export de wandgrootte met de palletgrootte vergelijkt. Als u de optie Ja, exporteer niet indien overschreden selecteert, mogen de opties Palletbreedte, Palletlengte en Max. dikte betonelement niet leeg zijn. Definieer de palletbreedte. Met behulp van de palletbreedte en -lengte kan de optie Controle wand naar pallet controleren of een wandelement te groot is en niet op een pallet past. Als het wandelement niet op een pallet past, wordt het wandelement gedraaid. Definieer de palletlengte. Definieer de maximale betonelementdikte. Als u wilt voorkomen dat de droogkamer wordt geraakt, moet de maximale dikte van een betonelement kleiner zijn dan het maximale opening van de droogkamer. Unitechnik 296 Unitechnik-export: Tabblad Validatie

297 Optie Beperking staafdiameter Beperking staaflengte Beperking staaflengte (lengterichting) Beperking staaflengte (dwars) Andere exporteren Beschrijving Minimum- en maximumdiameter voor de te exporteren wapeningsstaven. Minimum- en maximumlengte van de te exporteren wapeningsstaven. Minimum- en maximumdiameter voor de in de lengterichting te exporteren wapeningsstaven. Minimum- en maximumlengte van de te exporteren dwarse wapeningsstaven. Selecteer of de wapeningsstaven die niet aan de bovenstaande beperkingen voldoen wel worden geëxporteerd (Nee), zoals losse wapeningsstaven van type 4 of 8 of selecteer of de diameter- en lengtebeperkingen worden genegeerd. Zie ook Unitechnik (pagina 263) Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265) Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) 27.7 Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening Op het tabblad Dataspecificatie wapening kunt u de Unitechnikexporteigenschappen definiëren. Unitechnik 297 Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening

298 Optie Staven: artikelnummer staaf Staven: Artikelnummer net Netten: artikelnummer staaf Netten: Artikelnummer net Netten: Aanduiding netten Netten: Text info 1 (UT 6.0) Netten: Text info 2 (UT 6.0) Strengen (UT 6.0): Trekkracht (KN) Beschrijving Selecteer welke eigenschap u als wapeningsstaafartikelnummer voor staven wilt exporteren. De opties zijn Leeg, Naam, Klasse, Staaf-ID, UDA, Fase, Door gebruiker gedefinieerde tekst, Door gebruiker gedefinieerde tekst + klasse en Template. Selecteer welke eigenschap u als netartikelnummer voor staven wilt exporteren. De opties zijn Leeg, Naam, Klasse, Net-ID, UDA, Fase, Door gebruiker gedefinieerde tekst, Door gebruiker gedefinieerde tekst + klasse en Template. Selecteer welke eigenschap u als wapeningsstaafartikelnummer voor netten wilt exporteren. De opties zijn Leeg, Naam, Klasse, Staaf-ID, UDA, Fase, Door gebruiker gedefinieerde tekst, Door gebruiker gedefinieerde tekst + klasse en Template. Selecteer welke eigenschap u als netartikelnummer voor netten wilt exporteren. De opties zijn Leeg, Naam, Klasse, Net-ID, UDA, Fase, Door gebruiker gedefinieerde tekst, Door gebruiker gedefinieerde tekst + klasse en Template. Selecteer welke gegevens u over de netten wilt exporteren. Het informatieveld wordt gevuld met de geselecteerde gegevens. Het informatieveld wordt gevuld met de geselecteerde gegevens. U kunt nu hoofdonderdeel-uda (UDA (hoofdonderdeel)) of staaf-uda (UDA (staaf)) gebruiken om de voorspankrachtgegevens in de Unitechnik-export op te nemen. Door Leeg te selecteren, worden de voorspankrachtgegevens niet geëxporteerd. Deze instelling werkt alleen voor staven die in het vak Unitechnik-wapeningstype op het tabblad Unitechnik in de gebruikersattributen van staven op 9 worden ingesteld. Unitechnik 298 Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening

299 Optie BRGIRDER-blok: Type supportligger CAGE-BLOK: Kooiduiding CAGE-BLOK: Basiskooivorm CAGE-BLOK: Text info 1 CAGE-BLOK: Text info 2 Beschrijving Selecteer de stringwaarde van het liggertypeveld in het blok BRGIRDER in het geëxporteerde bestand. Leeg er wordt geen string geëxporteerd. Naam de naam van het type supportligger wordt geëxporteerd. Als de naam van het bovenste deel van een supportligger leeg is, worden de namen van de stangen gecontroleerd. UDA U kunt de gebruikersattribuutwaarden voor een supportliggertype (type), het artikelnummer van de supportligger (art_number), de fabrikantnaam van de supportliggers (fabricator) exporteren. De gebruikersattributen kunnen aan de supportligger worden toegevoegd als de onderdelen met de systeemcomponent Supportligger (88) of Supportligger (89) zijn gemaakt en u de benodigde waarden op de dialoogvensters van de componenten hebt ingevoerd. Gebruikergedefinieerde tekst de waarde die u in het vak naast deze optie invoert, wordt geëxporteerd. Selecteer welke gegevens u over de kooi in CAGEblok (UT 6.1) wilt exporteren. Selecteer de gegevens die u als basiskooivorm wilt weergeven. De opties zijn Leeg, Naam, Klasse, Kwaliteit, Net-ID, Netpositie, UDA, Fase, Gebruiker gedefinieerde tekst, Gebruiker gedefinieerde tekst [TplEd]#Counter, Onderdeel-UDA, Gebruikersattribuut hoofdonderdeel en Template. Het informatieveld wordt gevuld met de geselecteerde gegevens. Het informatieveld wordt gevuld met de geselecteerde gegevens. Zie ook Unitechnik (pagina 263) Unitechnik 299 Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening

300 Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265) Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik-export: Tabblad Validatie (pagina 295) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) 27.8 Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie Met het tabblad Data specificatie kunt u de Unitechnik-exporteigenschappen te bepalen. Optie Naam volgorde Naam component Tekeningnummer Tekeningrevisie Product code Project, tekst lijn3 Project, tekst lijn4 Bestandsmaker (UT 6.0) Beschrijving Hier worden de volgordevelden in het HEADER-blok met de geselecteerde gegevens gevuld. Hier worden de componentvelden in het HEADERblok met de geselecteerde gegevens gevuld. Hier worden de tekeningnummervelden in het HEADER-blok met de geselecteerde gegevens gevuld. Hier worden tekeningrevisievelden in het blok HEADER gevuld met de geselecteerde gegevens en het tekeningrevisielabel wordt geëxporteerd. Hier worden de productcodevelden in het HEADERblok met de geselecteerde gegevens gevuld. Hier worden de projectinformatievelden (derde regel) in het HEADER-blok met de geselecteerde gegevens gevuld. Hier worden de projectinformatievelden (vierde regel) in het HEADER-blok met de geselecteerde gegevens gevuld. U kunt selecteren of u de versie-informatie, gebruikersnaam of gebruikerstekst van Tekla Structures in het blok HEADER wilt exporteren. Unitechnik 300 Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie

301 Optie Vrij veld (UT 5.2) Plaatnummer Eenheidsnummer transport, Reeksnummer transport Productiedikte Productiegewicht Kwaliteit van layer Infotekst 1 (60) - Infotekst 4 (60) Projectcoördinaten exporteren Beschrijving Alleen voor Unitechnik 5.2. U kunt selecteren of u de volgende gegevens naar het blok HEADER wilt exporteren: gebruikersnaam, gebruikerstekst, bestandsnaam met extensie, bestandsnaam zonder extensie of modelnaam. Hier worden het plaatnummerveld in de SLABDATE-blokken met de geselecteerde gegevens gevuld. Hiermee wordt een waarde voor het eenheids- en het reeksnummer van het transport in de SLABDATE-blokken gedefinieerd. Berekent de productiedikte in blok SLABDATE op basis van de breedte van een betonelement of een betonnen onderdeel. Stel het type van het SLABDATE-gewicht in. De opties zijn Gewicht onderdeel en Gewicht eenheid. Stel de kwaliteit van slabdate in. De opties zijn Materiaal en UDA. De informatievelden (1-4) in de blokken SLABDATE en MOUNPART worden met deze geselecteerde gegevens gevuld. Selecteer of u X- en Y-as van de geëxporteerde projectcoördinaten wilt verwisselen. Zie ook Unitechnik (pagina 263) Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265) Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik-export: Tabblad Validatie (pagina 295) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) Unitechnik 301 Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie

302 27.9 Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens Op het tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens kunt u de Unitechnik-exporteigenschappen definiëren. Optie Type instortvoorziening Referentienummer Naam instortvoorziening Text info 1 (UT 6.0) Text info 2 (UT 6.0) Beschrijving U kunt het type instortvoorziening in het blok MOUNTPART met een gebruikersattribuut definiëren. U kunt het referentienummer van een instortvoorziening in het blok MOUNTPART met een gebruikersattribuut definiëren. Voer de naam MOUNTPART in. Het informatieveld wordt gevuld met de geselecteerde gegevens. Het informatieveld wordt gevuld met de geselecteerde gegevens. Zie ook Unitechnik (pagina 263) Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265) Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik-export: Tabblad Validatie (pagina 295) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen Met het tabblad Lijnattributen kunt u de Unitechnik-exporteigenschappen te bepalen. Soms zijn de lijnattribuutwaarden die in de Unitechnik-bestanden Unitechnik 302 Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens

303 worden geëxporteerd niet geschikt voor die bepaalde situatie. Om bijvoorbeeld helderheid in het model te behouden hebt u wellicht minder afschuiningen in het model dan er in de werkelijke structuur zijn. Om deze reden kunt u bepaalde lijnattributen in de export overschrijven zodat het model licht blijft, maar de geëxporteerde Unitechnik-bestanden correct zijn. U kunt dit doen met de opties op het tabblad Lijnattributen. Optie Exporteer lijnen voor contour Beschrijving Hiermee selecteer u of in de export de lijnattribuutwaarden worden gebruikt voor contouren (Exporteer lijnen voor contour) of voor gaten (Exporteer lijnen voor sparingen). Geen Er worden geen lijnattribuutwaarden gebruikt. Alle lijnen Lijnattribuutwaarden worden voor alle lijnen gebruikt. Alleen buitenste lijnen Lijnattribuutwaarden worden alleen gebruikt voor de buitenste lijnen in het onderdeel: Overschrijven van randlijnen Deze optie is alleen beschikbaar voor contouren. U kunt maximaal zes overschrijvingen voor randlijnwijzigingen in de lijnattribuutexport invoeren. Er worden geen randlijnen overschreven. De verticale buitenste randlijnen aan het begin worden overschreven. Unitechnik 303 Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen

304 Optie Beschrijving De horizontale buitenste randlijnen onderaan worden overschreven. De verticale buitenste randlijnen aan het einde worden overschreven. De horizontale buitenste randlijnen bovenaan worden overschreven. De verticale buitenste randlijnen worden overschreven. De horizontale buitenste randlijnen worden overschreven. De horizontale en verticale buitenste randlijnen worden overschreven. Unitechnik 304 Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen

305 Optie Beschrijving Alle hellende buitenste randlijnen worden overschreven. Alle buitenste randlijnen worden overschreven. Alle verticale randlijnen, behalve de buitenste randlijnen, worden overschreven. Alle horizontale randlijnen, behalve de buitenste randlijnen, worden overschreven. Alle verticale en horizontale randlijnen, behalve de buitenste randlijnen, worden overschreven. Alle randlijnen, behalve de buitenste randlijnen, worden overschreven. Unitechnik 305 Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen

306 Optie Beschrijving Alle randlijnen, behalve de verticale en horizontale buitenste randlijnen, worden overschreven. Orig. attr., Nieuw attr. Alle randlijnen worden overschreven. Definieer het originele attribuut (Orig. attr.) en het attribuut dat in de export wordt gebruikt (Nieuw attr.). In het onderstaande voorbeeld zou de horizontale buitenste randlijn bovenaan oorspronkelijk de lijnattribuutwaarde 0033 krijgen, maar de waarde wordt overschreven en de lijnattribuutwaarde in het Unitechnik-bestand wordt Exporteer lijnen voor sparingen De hoek van eerste en laatste verticale rand exporteren Selecteer of alle lijnattributen voor gaten worden geëxporteerd. Selecteer of u de zaaghoek van de eerste en laatste verticale rand wilt exporteren. Zie ook Unitechnik (pagina 263) Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265) Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik 306 Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen

307 Unitechnik-export: Tabblad Validatie (pagina 295) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) Unitechnik-export: Tabblad Pallet Met het tabblad Pallet kunt u de Unitechnik-exporteigenschappen te bepalen. Optie Op pallet plaatsen Offset aan begin of einde Speling tussen betonelementen Dezelfde betonelementdikte nodig Beschrijving Selecteer of het plaatsen aan het begin of einde van de pallet wordt gecontroleerd. Definieer de offset aan begin of einde van de pallet die bij het controleren wordt gebruikt. Definieer de speling tussen de betonelementen die bij het controleren worden gebruikt. Selecteer of de betonelementdikte wordt gecontroleerd. Zie ook Unitechnik (pagina 263) Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265) Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik-export: Tabblad Validatie (pagina 295) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden (pagina 308) Unitechnik 307 Unitechnik-export: Tabblad Pallet

308 27.12 Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden Met het tabblad Logbestanden kunt u de Unitechnik-exporteigenschappen te bepalen. Optie Padnaam logbestand Beschrijving Hiermee bepaalt u het pad voor een logbestand. Als de pad leeg is, wordt het logbestand op dezelfde locatie als de exportbestanden opgeslagen. Maak hoofdlogbestand Hiermee selecteert u of er één hoofdlogbestand moet worden gemaakt. Maak logbestand voor elk bestand Geschiedenis naar logbestand en UDA schrijven Toon foutmeldingen Hiermee selecteert u of er voor ieder exportbestand apart een logbestand wordt gemaakt. Maak een logbestand dat de historie van de geëxporteerde onderdelen bevat. De gegevens worden ook naar de UDA UT_export_history van het hoofdonderdeel geschreven. De volgende gegevens worden verzameld: exporttijd, onderdeelgegevens, exportpad en -bestand, en wie de export heeft uitgevoerd. Hiermee selecteert u of een foutmelding wordt weergegeven wanneer geëxporteerde onderdelen niet juist worden genummerd of als de instortvoorzieningen geen bovenliggende onderdelen hebben. Zie ook Unitechnik (pagina 263) Naar de Unitechnik-indeling exporteren (pagina 265) Unitechnik-export: Tabblad Hoofd (pagina 266) Unitechnik-export: Tabblad TS-configuratie (pagina 271) Unitechnik-export: Tabblad Instortvoorzieningen (pagina 281) Unitechnik-export: Tabblad Wapening (pagina 286) Unitechnik-export: Tabblad Validatie (pagina 295) Unitechnik-export: Tabblad Dataspecificatie wapening (pagina 297) Unitechnik-export: Tabblad Data specificatie (pagina 300) Unitechnik-export: Tabblad Specificatie instortvoorzieningsgegevens (pagina 302) Unitechnik 308 Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden

309 Unitechnik-export: Tabblad Lijnattributen (pagina 302) Unitechnik-export: Tabblad Pallet (pagina 307) Unitechnik 309 Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden

310 28 Layout Manager Gebruik de Layout Manager om opmaakgegevens tussen Tekla Structures en een veldmeetinstrument te importeren en exporteren. Met de Layout Manager kunt u nauwkeurige modelgegevens op de bouwplaats gebruiken. De onderstaande afbeelding toont de fases in de veldopmaakworkflow. Definieer eerst layout-punten en layout-lijnen in uw model en organiseer ze in geschikte groepen in de Layout Manager. We raden u aan om eerst de groepen in de Layout Manager in te stellen en vervolgens de punten en lijnen, en deze te organiseren in de groepen. De punten en lijnen worden in een meetinstrument op de bouwplaats gebruikt om de onderdelen correct te positioneren. Als u de opmaakgegevens eenmaal hebt gedefinieerd, kunt u de gegevens uit de Layout Manager naar een veldmeetinstrument exporteren in drie verschillende exportformaten: puntbestand (.txt), taakbestand (.cnx) en veldkoppelingsbestand (.tfl). Layout Manager 310 Unitechnik-export: Tabblad Logbestanden

311 U kunt de posities van de geëxporteerde layoutpunten (ontwerppunten) op de bouwplaats controleren en meten met een veldmeetinstrument. Met het meetinstrument kunt u de onderdelen op de bouwplaats correct positioneren, omdat de punten langs de onderdeelgrenzen op de juiste locaties kunnen worden geplaatst. Als u de onderdeelgrenzen correct wilt plaatsen, moet u de 'as built'-posities van de onderdelen op de bouwplaats meten en gemeten punten langs de onderdeelgrenzen maken. Als u de 'as built'-posities hebt gemeten en gemeten punten hebt gemaakt, kunt u de punten in Tekla Structures importeren. U kunt eerst een voorbeeld van de punten bekijken in de Layout Manager. Ten slotte kunt u de gemeten punten weergeven in het model. Als u rechtstreeks met een mobiel handapparaat zoals de Trimble LM80 wilt importeren en exporteren, moet u uw computer op het apparaat aansluiten. Uw computer moet over software beschikken om met een mobiel apparaat te kunnen communiceren. Raadpleeg de instructies op de website van Trimble voor informatie over hoe u uw computer met Trimble-meetinstrumenten kunt verbinden. Zie ook Een groep in de Layout Manager maken (pagina 311) Een layout-punt maken (pagina 314) Een layout-lijn maken (pagina 315) Groepen, layout-punten en layout-lijnen in de Layout Manager weergeven (pagina 316) Opmaakgegevens vanuit de Layout Manager exporteren (pagina 316) Opmaakgegevens in de Layout Manager importeren (pagina 320) 28.1 Een groep in de Layout Manager maken U kunt groepen maken in de Layout Manager om layout-punten en -lijnen op een geschikte manier te organiseren. 1. Klik op het tabblad Beheren op Layout Manager. Layout Manager 311 Een groep in de Layout Manager maken

312 2. Klik met de rechtermuisknop op Layout Manager objectgroep en selecteer Groep toevoegen. U wilt mogelijk meerdere groepen instellen zodat u de punten en lijnen in groepen kunt organiseren wanneer ze worden gemodelleerd. 3. Klik indien nodig op de groep om de naam te wijzigen. Een groepsnaam kan 18 tekens bevatten. OPMERKING De Layout Manager geeft mogelijk een Niet toegewezen groep in de boomstructuur aan. De Niet toegewezen groep geeft layout-punten en layout-lijnen weer die onvoldoende groepsinformatie hebben. Zulke punten en lijnen zijn meestal gemaakt in een eerdere versie van de Layout Manager. Zie ook Nummeringsinstellingen voor groepen in de Layout Manager definiëren (pagina 312) Een lokaal coördinatensysteem voor een groep in de Layout Manager definiëren (pagina 313) Nummeringsinstellingen voor groepen in de Layout Manager definiëren U kunt definiëren dat alle groepen in de Layout Manager dezelfde nummeringsinstellingen hebben. Als u de instelling wijzigt, worden de gewijzigde instellingen gebruikt in alle groepen die u na de wijziging maakt. De instellingen in de bestaande groepen worden niet gewijzigd. 1. Klik op het tabblad Beheren op Layout Manager. 2. Klik op Instellingen > Groep. 3. Definieer de nummeringsinstellingen. a. Voer de prefix in het vak Prefix in. b. Voer in het vak Startnummer het startnummer in. c. Voer de maximumlengte van het nummer in het vak Max. lengte nummer in. d. Voer in het vak Scheidingsteken een scheidingsteken in om de prefix en het nummer te scheiden: een verbindingsstreepje of een lege ruimte. e. Selecteer in de lijst Voorloopspaties vullen of een voorloopspatie vóór het nummer wordt opgevuld met nullen of niet, bijvoorbeeld PFX of PFX Klik op OK. Layout Manager 312 Een groep in de Layout Manager maken

313 5. Als u de nummeringsinstellingen wilt toepassen op de punten en lijnen in een groep, klikt u met de rechtermuisknop op de groep en selecteert u Automatisch benoemen. OPMERKING U kunt de nummeringsinstellingen van een afzonderlijke groep wijzigen, als u de standaardinstellingen niet wilt gebruiken. Selecteer de groep en wijzig de instellingen. Klik op Resetten als u de standaardinstellingen wilt herstellen. Zie ook Een groep in de Layout Manager maken (pagina 311) Een lokaal coördinatensysteem voor een groep in de Layout Manager definiëren U kunt voor elke groep in de Layout Manager een lokaal coördinatensysteem definiëren. Lokale coördinatensystemen kunnen relatief zijn ten opzichte van een stedelijk monument of het nulpunt van de lokale bouwplaats. In veel gevallen zijn modellen mogelijk al correct geplaatst zodat er geen lokaal coördinatensysteem hoeft te worden gedefinieerd. 1. Klik op het tabblad Beheren op Layout Manager. 2. Selecteer een groep. 3. Definieer de coördinaten met de opties Lokaal coördinatensysteem groeperen: a. Klik op de knop Wijs aan naast het vak Locatie en wijs de oorsprong in het model aan. b. Klik op de knop Wijs aan naast het vak X-as en stel de x-richting in het model in. c. Klik op de knop Wijs aan naast het vak Y-as en stel de y-richting in het model in. 4. Klik op Instellen. OPMERKING U kunt het werkvlak instellen met een geschikt commando Werkvlak op het tabblad Venster. Als u het werkvlak hebt ingesteld, selecteert u een groep in de Layout Manager. Klik op de knop Aanwijz naast de optie Huidige werkvlak gebruiken onder Lokaal coördinatensysteem groeperen en klik op Instellen. Zie ook Een groep in de Layout Manager maken (pagina 311) Layout Manager 313 Een groep in de Layout Manager maken

314 28.2 Een layout-punt maken Gebruik de tool Layout Punt in de database Applicaties en componenten om layout-punten te maken. De layout-punten die u in het model maakt, zijn ontwerppunten die u kunt exporteren naar een meetinstrument. Zorg dat de selectieknop Selecteer componenten u begint. is geactiveerd voordat 1. Dubbelklik op de tool Layout Punt in de componentenlijst in de database Applicaties en componenten. 2. Definieer de layout-punteigenschappen op het tabblad Parameters: a. Voer een naam en een korte beschrijving voor het layout-punt in. U kunt de volgende speciale tekens in layout-puntnamen gebruiken: _~ # &. = + - en spatie. De maximumlengte van de naam 16 tekens is als u opmaakgegevens in.cnx- en.tfl-formaat exporteert.als u naar een tekstbestand exporteert, is er geen beperking aan het aantal tekens in de naam.de maximumlengte van de beschrijving is 24 tekens. b. Voer de diameter van het layout-punt in het vak Grootte in. De Layout Manager gebruikt de variabele XS_IMPERIAL om de eenheden te bepalen. Stel XS_IMPERIAL in op TRUE om inches weer te geven. c. Selecteer of het punt een referentiepunt is of niet. Een referentiepunt is een punt dat verwijst naar een ander coördinatensysteem zoals een geospatiaal coördinatensysteem of een stedelijk monument. d. Selecteer een kleur voor het layout-punt. e. Selecteer een vorm voor het layout-punt. f. Selecteer een groep in de lijst of maak een nieuwe groep door een naam in te voeren. 3. Selecteer een locatie voor de layout-punten in het model. Het layout-punt wordt gemaakt wanneer u de locatie selecteert. 4. Klik op het tabblad Beheren op Layout Manager. 5. Klik op Verversen om het toegevoegde punt weer te geven. OPMERKING U kunt in de Layout Manager ook een layout-punt aan een groep toevoegen. Selecteer eerst een groep en selecteer vervolgens het punt in het model. Klik met de rechtermuisknop op de groep en selecteer Layout Manager 314 Een layout-punt maken

315 Selectie toevoegen in het contextmenu. Klik op Verversen punt weer te geven. om het Zie ook Een groep in de Layout Manager maken (pagina 311) Gemeten punten in de Layout Manager (pagina 323) 28.3 Een layout-lijn maken Gebruik de tool Layout Lijn in de database Applicaties en componenten om layout-lijnen te maken. De layout-lijnen worden tussen layout-punten gemaakt. Zorg dat de selectieknop Selecteer component begint. Maak layout-punten in uw model. geactiveerd is voordat u 1. Dubbelklik op de tool Layout Lijn in de componentenlijst in de database Applicaties en componenten. 2. Definieer de eigenschappen van de layout-lijn: a. Voer een naam en een omschrijving voor de layout-lijn in. b. Voer de diameter van de layout-lijn in het vak Grootte in. De Layout Manager gebruikt de variabele XS_IMPERIAL om de eenheden te bepalen. Stel XS_IMPERIAL in op TRUE om inches weer te geven. c. Selecteer een kleur voor de layout-lijn. d. Selecteer een groep in de lijst of maak een nieuwe groep door een naam in te voeren. 3. Wijs het eerste layout-punt aan. 4. Wijs het tweede layout-punt aan. Het begin- en eindpunt kunnen zich niet op dezelfde locatie bevinden. De opmaaklijn wordt gemaakt. 5. Klik op het tabblad Beheren op Layout Manager. 6. Klik op Verversen om de toegevoegde lijn weer te geven. OPMERKING U kunt in de Layout Manager ook een layout-lijn aan een groep toevoegen. Selecteer eerst een groep en selecteer vervolgens de lijn in het model. Klik met de rechtermuisknop op de groep en selecteer Layout Manager 315 Een layout-lijn maken

316 Selectie toevoegen in het contextmenu. Klik op Verversen lijn weer te geven. om de Zie ook Een groep in de Layout Manager maken (pagina 311) Een layout-punt maken (pagina 314) 28.4 Groepen, layout-punten en layout-lijnen in de Layout Manager weergeven U kunt de eigenschappen van groepen, layout-punten en layout-lijnen in de Layout Manager weergeven. U kunt zoomen naar geselecteerde layoutpunten en layout-lijnen en deze markeren in het model en in de Layout Manager. Klik op het tabblad Beheren op Layout manager en doe het volgende: Aan De eigenschappen van groepen, layout-punten en layout-lijnen in de Layout Manager zichtbaar maken of verbergen Inzoomen op een punt of een lijn in het model Een punt of een lijn in de Layout Manager markeren Actie Klik op Toon eigenschappenpaneel in de Layout Manager. Het eigenschappenpaneel is standaard zichtbaar. 1. Klik met de rechtermuisknop op een punt of een lijn in de Layout Manager. 2. Selecteer Zoom selectie in het contextmenu. 1. Selecteer een punt of een lijn in het model. 2. Klik op in de Layout Manager. 3. Selecteer Geselecteerd modelpunt laten oplichten. Selecteer Regenereer om de markering te verwijderen. Zie ook Layout Manager (pagina 310) Layout Manager 316 Groepen, layout-punten en layout-lijnen in de Layout Manager weergeven

317 28.5 Opmaakgegevens vanuit de Layout Manager exporteren U kunt de Layout Manager gebruiken om opmaakgegevens vanuit uw model naar een meetinstrument te exporteren. U hebt bij het exporteren twee opties: Exporteer de opmaakgegevens vanuit de Layout Manager naar een bestand en verplaats het bestand later naar het meetinstrument. Exporteer een bestand rechtstreeks naar een meetinstrument. U kunt dit doen als u het meetinstrument via USB op uw computer aansluit of door een Bluetooth-verbinding te maken. Voordat u exporteert, kunt u de standaard exportinstellingen definiëren in Layout Manager Instellingen installeren, zie Standaard exportinstellingen definiëren in de Layout Manager (pagina 318). 1. Klik op het tabblad Beheren op Layout Manager. 2. Klik op Instellingen om te controleren of u de benodigde exportinstellingen hebt gedefinieerd. 3. Sluit Instellingen. 4. Selecteer de groep die u wilt exporteren. Als u een lokaal coördinatensysteem voor een groep hebt gedefinieerd, worden de punten in zo'n groep geëxporteerd volgens het lokale coördinatensysteem. De lokale coördinaten van de punten worden weergegeven in het exportdialoogvenster. De tijdelijke werkvlaklocatie is niet van invloed op de coördinaten van de geëxporteerde punten. Als u meer dan één groep selecteert, moet u ervoor zorgen dat de groepen hetzelfde lokale coördinatensysteem hebben. Als de groepen verschillende lokale coördinatensystemen hebben, wordt er een waarschuwing weergegeven en kunt u niet doorgaan met het exporteren. 5. Klik op Exporteer. 6. Selecteer een exportoptie: Met Puntbestand (.txt) exporteren exporteert u layout-punten. Met Taakbestand (.cnx) exporteren exporteert u alle opmaakgegevens in het model naar Trimble LM80. Met Veldkoppelingsbestand (.tfl) exporteren exporteert u alle opmaakgegevens in het model naar een meetinstrument. Naast de Trimble-apparaten kunnen ook andere meetinstrumenten de bestandstypen.txt en.cnx inlezen. Layout Manager 317 Opmaakgegevens vanuit de Layout Manager exporteren

318 OPMERKING De layout-punten die u in het model maakt, zijn ontwerppunten die u kunt exporteren naar een meetinstrument. De maximumlengte van de layout-puntnaam is 16 tekens als u de layoutgegevens naar.cnx- en.tfl-indelingen exporteert. Wanneer u naar een tekstbestand exporteert, is er geen beperking aan het aantal tekens in de naam. De maximale lengte van de omschrijving is 24 tekens. 7. Klik op Selecteer om een naam voor het exportbestand in te voeren. 8. Selecteer de doelmap. 9. Klik op Opslaan. 10. Selecteer indien nodig een tekening in het Toewijzingsbestand. U kunt een opmaaktekening toevoegen bij het exporteren van een taakbestand (.cnx) en een veldkoppelingsbestand (.tfl). U kunt de opmaaktekening gebruiken met de layout-puntgegevens in het meetinstrument. 11. Klik op OK. Zie ook Layout Manager (pagina 310) De tekeningschaal in de Layout Manager definiëren (pagina 319) Standaard exportinstellingen definiëren in de Layout Manager U kunt de standaard exportinstellingen voor elk exportbestandstype definiëren: puntbestand (.txt), Trimble LM80-taakbestand (.cnx) en Trimbleveldkoppeling (.tfl). De eenheden hangen af van de instellingen in Bestand --> Instellingen --> Opties --> Eenheden en decimalen. 1. Klik op het tabblad Beheren op Layout Manager. 2. Klik op Instellingen. 3. Klik op Puntbestand om de exportinstellingen voor puntbestanden (.txt) te definiëren: a. Selecteer de eenheid. b. Selecteer het scheidingsteken. c. Definieer de volgorde van kolomkoppen in puntbestanden. Klik met de rechtermuisknop op een header in de lijst en selecteer Omhoog verplaatsen of Omlaag verplaatsen. Layout Manager 318 Opmaakgegevens vanuit de Layout Manager exporteren

319 4. Klik op Trimble-LM80 om de exportinstellingen voor Trimble LM80- taakbestanden (.cnx) te definiëren: a. Selecteer de Standaardmap. b. Selecteer de standaard Lengte-eenheid. U kunt selecteren of u wilt exporteren in meters, feet-inches of survey feet. c. Selecteer het vlak Hoekeenheid. De standaardhoekeenheid is Graden. d. Selecteer de Versie van het Trimble LM80-apparaat. De standaardversie is V4. Zorg ervoor dat de instelling overeenkomt met de versie van uw meetinstrument. 5. Klik op Trimble-veldkoppeling om de standaardmap van het Trimbleveldkoppelingsbestand voor veldkoppelingsbestanden (.tfl) te definiëren. 6. Klik op OK. Zie ook Opmaakgegevens vanuit de Layout Manager exporteren (pagina 316) De tekeningschaal in de Layout Manager definiëren U kunt een tekening opnemen wanneer u alle opmaakgegevens in een taakbestand of een veldkoppelingsbestand vanuit de Layout Manager exporteert. De tekening wordt in de indeling.dxf of.dwg geëxporteerd. U moet de tekeningschaal definiëren om er zeker van te zijn dat de tekening correct is geëxporteerd. 1. Maak een overzichttekening van uw model. We raden u aan de tekening zo eenvoudig mogelijk te maken en alleen onderdelen en stramienen op te nemen om de tekening correct in een meetinstrument weer te geven. U kunt bijvoorbeeld een tekeningtemplate maken om te gebruiken voor een export vanuit de Layout Manager. 2. Open de tekening 3. Dubbelklik op het kader van het tekeningaanzicht om het dialoogvenster Aanzichteigenschappen te openen. 4. Kopieer de tekeningschaal. 5. Klik op het tabblad Beheren op Layout Manager. 6. Klik op Tekeningschaalcalculator. 7. Plak de tekeningschaal in het vak Scale Denominator. Layout Manager 319 Opmaakgegevens vanuit de Layout Manager exporteren

320 8. Klik op Berekenen. De tekeningschaal wordt weergegeven in het vak Schaal. 9. Kopieer de tekeningschaal uit het vak Schaal en sluit het dialoogvenster Tekeningschaalcalculator. 10. Klik in het menu Bestand op Exporteer tekeningen. 11. Definieer de naam van het exportbestand op het tabblad Exporteer bestand. 12. Ga naar het tabblad Opties. 13. Plak de gekopieerde tekeningschaal in het vak Schaal tekening. 14. Klik op Exporteren. U kunt nu het taakbestand of het veldkoppelingsbestand en de tekening vanuit de Layout Manager exporteren. Zie ook Opmaakgegevens vanuit de Layout Manager exporteren (pagina 316) 28.6 Opmaakgegevens in de Layout Manager importeren U kunt met de Layout Manager opmaakgegevens van een meetinstrument in uw model importeren om de 'as-built'-condities te controleren. U hebt bij het importeren twee opties: Kopieer het bestand dat de opmaakgegevens bevat vanaf het meetinstrument naar uw computer en importeer het bestand later naar de Layout Manager. Importeer het bestand rechtstreeks naar de Layout Manager. U kunt dit doen als u het meetinstrument via USB op uw computer aansluit of door een Bluetooth-verbinding te maken. 1. Klik op het tabblad Beheren op Layout Manager. 2. Klik op het tabblad Venster op Werkvlak om het werkvlak in te stellen op de modeloorsprong of op de locatie die u als oorsprong bij het importeren van punten en lijnen wilt gebruiken. 3. Klik op in de Layout Manager op Importeren. 4. Selecteer een importoptie: Met Puntbestand (.txt) importeren importeert u layout-punten. Puntbestanden (.txt) worden altijd geïmporteerd naar het tabblad Ontwerppunten, ongeacht of ze op de locatie zijn gemeten of niet. Layout Manager 320 Opmaakgegevens in de Layout Manager importeren

321 Met Taakbestand (.cnx) importeren importeert u alle opmaakgegevens in een Trimble LM80-taakbestand. Taakbestanden (.cnx) worden geïmporteerd naar het tabblad Gemeten punten. Met Veldkoppelingsbestand (.tfl) importeren importeert u alle opmaakgegevens in een veldkoppelingsbestand. Veldkoppelingsbestanden (.tfl) importeren ontwerppunten die oorspronkelijk uit Tekla Structures zijn geëxporteerd en gemeten punten die op de locatie zijn gemeten. In het importdialoogvenster wordt een ontwerppunt gemarkeerd als de puntnaam en daarom het punt al bestaat. Het wordt niet aangeraden een bestaand ontwerppunt te importeren. Schakel het selectievakje naast de markering uit om een bestaand punt van de import uit te sluiten. 5. Klik op Selecteer om het te importeren bestand te selecteren. 6. Klik op Laden om de inhoud van het bestand weer te geven. 7. Definieer indien nodig de puntbestandkolommen in het dialoogvenster Tekstbestand - Toewijzing kolomkoppen. 8. Definieer de importlocatie in uw model met de opties Coördinatensysteem invoegen. U kunt de optie Invoegen in standaardcoördinatensysteem selecteren of de locatie definiëren. U definieert de locatie als volgt: Klik op de knop Wijs aan naast het vak Locatie en wijs de oorsprong in het model aan. Klik op de knop Wijs aan naast het vak X-as en stel de x-richting in het model in. Klik op de knop Wijs aan naast het vak Y-as en stel de y-richting in het model in. Klik op Instellen. 9. Selecteer de groep waarin de opmaakgegevens worden geïmporteerd. Als u geen bestaande groep selecteert of nieuwe groep maakt, worden de layout-punten met hun bestaande Trimble-layer-categorieën geïmporteerd. 10. Klik op OK. OPMERKING Ontwerppunten zijn layout-punten die in het Tekla Structures-model zijn gemaakt. Gemeten punten zijn layout-punten die op de bouwplaats gemeten zijn. Zie ook Puntbestandkolommen in de Layout Manager definiëren (pagina 322) Layout Manager 321 Opmaakgegevens in de Layout Manager importeren

322 Gemeten punten in de Layout Manager (pagina 323) Puntbestandkolommen in de Layout Manager definiëren U kunt layout-punten in uw model importeren in een puntbestand dat de opmaakpuntnamen en de puntcoördinaten weergeeft. Als het puntbestand geen header heeft of als de Layout Manager de header niet herkent, wordt het Tekstbestand - Toewijzing kolomkoppen weergegeven wanneer u op Laden klikt om de bestandsinhoud in het importdialoogvenster weer te geven. Voorbeeld van een puntbestand zonder een header: In het dialoogvenster Tekstbestand - Toewijzing kolomkoppen wordt de inhoud van het puntbestand aan de onderzijde weergegeven en de kolomkoppen worden aan de bovenzijde weergegeven. 1. Controleer of de inhoud van het puntbestand onder de juiste kolomkoppen wordt weergegeven: Kolomnaam geeft de layout-puntnaam weer. X-kolom geeft de x-coördinaten weer. Y-kolom geeft de y-coördinaten weer. Z-kolom geeft de z-coördinaten weer. Layout Manager 322 Opmaakgegevens in de Layout Manager importeren

323 2. Wijzig indien nodig de kolommen boven aan het dialoogvenster door de juiste kolom in de lijst te selecteren. 3. Selecteer een maateenheid. 4. Selecteer in de optie Eerste lijn verwerken of de eerste lijn in het puntbestand een header is of niet. Ja betekent dat de eerste regel layout-puntgegevens bevat en dat het geen regel van de header is. Nee betekent dat de eerste regel een regel van de header is. 5. Klik op OK. Zie ook Opmaakgegevens in de Layout Manager importeren (pagina 320) Gemeten punten in de Layout Manager Gemeten punten zijn punten die op de bouwplaats met een meetinstrument worden gemeten en naar Tekla Structures worden geïmporteerd. U kunt de eigenschappen van de gemeten punten in de Layout Manager of in het dialoogvenster van de tool Layout Punt weergeven. Naast de algemene punteigenschappen zoals naam, diameter en vorm hebben gemeten punten eigenschappen voor gemeten punten die in Tekla Structures niet kunnen worden gewijzigd. Layout Manager 323 Opmaakgegevens in de Layout Manager importeren

Tekla Structures 2017i. Uitwisselbaarheid. september Trimble Solutions Corporation

Tekla Structures 2017i. Uitwisselbaarheid. september Trimble Solutions Corporation Tekla Structures 2017i Uitwisselbaarheid september 2017 2017 Trimble Solutions Corporation Inhoudsopgave 1 Wat is uitwisselbaarheid?...9 2 Industrienormen... 10 3 Compatibele formaten...11 4 Compatibele

Nadere informatie

Tekla Structures 2016i. Uitwisselbaarheid. september Trimble Solutions Corporation

Tekla Structures 2016i. Uitwisselbaarheid. september Trimble Solutions Corporation Tekla Structures 2016i Uitwisselbaarheid september 2016 2016 Trimble Solutions Corporation Inhoudsopgave 1 Wat is uitwisselbaarheid?...9 2 Industrienormen... 10 3 Compatibele formaten...11 4 Compatibele

Nadere informatie

Tekla Structures 2016. Uitwisselbaarheid. april 2016. 2016 Trimble Solutions Corporation

Tekla Structures 2016. Uitwisselbaarheid. april 2016. 2016 Trimble Solutions Corporation Tekla Structures 2016 Uitwisselbaarheid april 2016 2016 Trimble Solutions Corporation Inhoudsopgave 1 Wat is uitwisselbaarheid?...9 2 Industrienormen... 10 3 Compatibele formaten...11 4 Compatibele software...13

Nadere informatie

Tekla Structures Handleiding Uitwisselbaarheid. Productversie 21.1 augustus 2015. 2015 Tekla Corporation

Tekla Structures Handleiding Uitwisselbaarheid. Productversie 21.1 augustus 2015. 2015 Tekla Corporation Tekla Structures Handleiding Uitwisselbaarheid Productversie 21.1 augustus 2015 2015 Tekla Corporation Inhoudsopgave 1 Wat is uitwisselbaarheid?... 9 2 Industrienormen...10 3 Compatibele formaten...11

Nadere informatie

Tekla Structures Handleiding Uitwisselbaarheid. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation

Tekla Structures Handleiding Uitwisselbaarheid. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation Tekla Structures Handleiding Uitwisselbaarheid Productversie 21.0 maart 2015 2015 Tekla Corporation Inhoudsopgave 1 Wat is uitwisselbaarheid?...9 2 Industrienormen...10 3 Compatibele formaten... 11 4 Compatibele

Nadere informatie

Tekla Structures Modellen en bestanden delen. april Trimble Solutions Corporation

Tekla Structures Modellen en bestanden delen. april Trimble Solutions Corporation Tekla Structures 2019 Modellen en bestanden delen april 2019 2019 Trimble Solutions Corporation Inhoudsopgave 1 Samenwerken binnen een Tekla Structures-model... 9 1.1 Wat is Tekla Model Sharing... 10 Vereisten

Nadere informatie

Tekla Structures Modellen en bestanden delen. april Trimble Solutions Corporation

Tekla Structures Modellen en bestanden delen. april Trimble Solutions Corporation Tekla Structures 2019 Modellen en bestanden delen april 2019 2019 Trimble Solutions Corporation Inhoudsopgave 1 Samenwerken binnen een Tekla Structures-model... 9 1.1 Wat is Tekla Model Sharing... 10 Vereisten

Nadere informatie

Tekla Structures Modellen en bestanden delen. april Trimble Solutions Corporation

Tekla Structures Modellen en bestanden delen. april Trimble Solutions Corporation Tekla Structures 2018 Modellen en bestanden delen april 2018 2018 Trimble Solutions Corporation Inhoudsopgave 1 Samenwerken binnen een Tekla Structures-model... 9 1.1 Wat is Tekla Model Sharing... 10 Vereisten

Nadere informatie

Memo gebruik BCF t.b.v. "Communicatie BIM

Memo gebruik BCF t.b.v. Communicatie BIM Memo gebruik BCF t.b.v. "Communicatie BIM Toelichting openbim samenwerking In ieder BIM project is het van groot belang om de werkvoorbereiding en uitvoering gezamenlijk af te stemmen. Calduran, Dycore

Nadere informatie

I N H O U D S O P G A V E

I N H O U D S O P G A V E Rev 02 I N H O U D S O P G A V E 1 INLEIDING... 1 2 INSTELLINGEN DEFINIËREN... 1 2.1 Instellingen voor de export definiëren... 1 2.2 Instellingen voor de import definieren... 2 2.3 Layers toekennen...

Nadere informatie

Serienummer en Productkey

Serienummer en Productkey Serienummer en Productkey Cadac Group Nieuw Eyckholt 282 6419DJ Heerlen Nederland Tel. +31 88 9322301 Fax +31 45 4001001 Create, manage & share digital design information. Inhoudsopgave 1 Serienummer zoeken...

Nadere informatie

Handleiding uitwisseling Tekla Structures RFEM versie: Dlubal RFEM 5.02 - Tekla Structures 19.1

Handleiding uitwisseling Tekla Structures RFEM versie: Dlubal RFEM 5.02 - Tekla Structures 19.1 Handleiding uitwisseling Tekla Structures RFEM versie: Dlubal RFEM 5.02 - Tekla Structures 19.1 1 Inhoudsopgave: 1 Rekenmodel maken... 3 2 Import in RFEM... 10 3 Export naar Tekla Structures... 15 2 Rekenmodel

Nadere informatie

BIM modelleer richtlijn, deel 3

BIM modelleer richtlijn, deel 3 1 / 34 BIM modelleer richtlijn, deel 3 Verificatie van het IFC model 2 / 34 Inhoudsopgave: Inhoudsopgave:... 2 Indeling BIM modelleer richtlijn... 4 Verificatie van geometrische modelgegevens... 5 1. Tekla

Nadere informatie

MADASTER PLATFORM. IFC export in BIM software. Archicad 21 & Revit 2019

MADASTER PLATFORM. IFC export in BIM software. Archicad 21 & Revit 2019 MADASTER PLATFORM IFC export in BIM software Archicad 21 & Revit 2019 Juni 2018 Inleiding Deze handleiding dient ter ondersteuning van het importeren van uw gebouw naar het Madaster platform. Om u bestand

Nadere informatie

Calculatie tool. Handleiding. Datum Versie applicatie 01 Versie document

Calculatie tool. Handleiding. Datum Versie applicatie 01 Versie document Calculatie tool Handleiding Auteur Bas Meijerink Datum 01-09-2016 Versie applicatie 01 Versie document 03D00 Inhoudsopgave 1. Een calculatie maken - 3-1.1 Start een nieuwe calculatie... - 3-1.2 Algemene

Nadere informatie

Gebruikershandleiding People Inc. en Microloon

Gebruikershandleiding People Inc. en Microloon Gebruikershandleiding People Inc. en Microloon I Gebruikershandleiding People Inc. en Microloon Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 People Inc.& Microloon 2... 2 1.1 Inleiding... 2 1.2 Exporteren vanuit People Inc....

Nadere informatie

Information mobility - BGT/BOR data in het civiele ontwerpproces

Information mobility - BGT/BOR data in het civiele ontwerpproces 2014 Bentley Systems, Incorporated Information mobility - BGT/BOR data in het civiele ontwerpproces Ernst van Baar & Marc Rietman, Application Engineers Bentley Systems Agenda Information mobility Gebruikte

Nadere informatie

5FLFOJOH BBO[JDIUFO EFmOJÑSFO

5FLFOJOH BBO[JDIUFO EFmOJÑSFO 5FLFOJOH BBO[JDIUFO EFmOJÑSFO WWW.CONSTRUSOFT.COM Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Aan de weergave van de afbeeldingen kunnen geen conclusies worden verbonden met betrekking

Nadere informatie

Tips & Trucs KUBUS Spexx 001: Koppeling van BIM model naar KUBUS Spexx

Tips & Trucs KUBUS Spexx 001: Koppeling van BIM model naar KUBUS Spexx Tips & Trucs KUBUS Spexx 001: Koppeling van BIM model naar KUBUS Spexx Verschillende BIM-pakketten zoals Solibri Model Checker, ArchiCAD en REVIT, zijn in staat een export bestand te genereren, waarin

Nadere informatie

SMART DESIGN OF SUSTAINABLE BUILDINGS WITH BIM

SMART DESIGN OF SUSTAINABLE BUILDINGS WITH BIM SMART DESIGN OF SUSTAINABLE BUILDINGS WITH BIM 06/07/2018 Pedro Pattijn Ingenium experts in sustainable buildings INGENIUM GROUP Experts in sustainable buildings Experts in sustainable industry Experts

Nadere informatie

Tekla Structures Naslaggids FlexNetlicentiëring. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation

Tekla Structures Naslaggids FlexNetlicentiëring. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation Tekla Structures Naslaggids FlexNetlicentiëring Productversie 21.0 maart 2015 2015 Tekla Corporation Inhoudsopgave 1 FlexNet-licentiesysteem...3 2 De licentieserver in gebruik nemen... 5 2.1 De licentieserver

Nadere informatie

Tips & Trucs KUBUS Spexx 001: Koppeling van BIM model naar KUBUS Spexx

Tips & Trucs KUBUS Spexx 001: Koppeling van BIM model naar KUBUS Spexx Tips & Trucs KUBUS Spexx 001: Koppeling van BIM model naar KUBUS Spexx Verschillende BIM-pakketten zoals Solibri Model Checker, ArchiCAD en REVIT, zijn in staat een export bestand te genereren, waarin

Nadere informatie

5FLFOJOH BBO[JDIUFO EFmOJÑSFO

5FLFOJOH BBO[JDIUFO EFmOJÑSFO 5FLFOJOH BBO[JDIUFO EFmOJÑSFO WWW.CONSTRUSOFT.COM Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Aan de weergave van de afbeeldingen kunnen geen conclusies worden verbonden met betrekking

Nadere informatie

Introductie Rekensoftware RFEM

Introductie Rekensoftware RFEM KOPPELING Integratie TUSSEN Rekenen RFEM en EN Tekenen AUTOCAD Introductie Rekensoftware RFEM RFEM Nederland, verdeler van Dlubal Software GmbH Ing. Emiel Peltenburg MSEng, RC Een van de grootste leveranciers

Nadere informatie

Tekla Corporation HQ Tekla Office Tekla Partner / Reseller

Tekla Corporation HQ Tekla Office Tekla Partner / Reseller ViBo 24/05/2007 Wie is en? Tekla Wereldwijd Ontwikkelaar van Tekla Structures Opgericht als software-leverancier voor ingenieursbureaus in1966 Hoofdkantoor in Espoo bij Helsinki, Finland Heeft 350 medewerkers

Nadere informatie

Algemene wijzigingen in de functies van DesignCAD 3D Max 25:

Algemene wijzigingen in de functies van DesignCAD 3D Max 25: Algemene wijzigingen in de functies van DesignCAD 3D Max 25: Huidige lijst van ondersteunde bestandsformaten: JPG, BMP, TGA, TIF, PCX, PNG, en GIF. Huidige lijst van ondersteunde export formaten: DWG,

Nadere informatie

Deutsche Bank Global Transaction Banking. Internet Bankieren. Beheren. www.deutschebank.nl

Deutsche Bank Global Transaction Banking. Internet Bankieren. Beheren. www.deutschebank.nl Deutsche Bank Global Transaction Banking Internet Bankieren Beheren www.deutschebank.nl Internet Bankieren Beheren 2 Beheren U heeft toegang tot Beheren via het menu links op het scherm. Via Beheren beheert

Nadere informatie

Tekla Structures Handleiding Detailleren. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation

Tekla Structures Handleiding Detailleren. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation Tekla Structures Handleiding Detailleren Productversie 21.0 maart 2015 2015 Tekla Corporation Inhoudsopgave 1 Componenten... 5 1.1 Componentconcepten...6 1.2 Componentendatabase... 8 1.3 Componenteigenschappen...9

Nadere informatie

Artikel / Parametrisch ontwerpen en rekenen. Een hype of de toekomst?

Artikel / Parametrisch ontwerpen en rekenen. Een hype of de toekomst? Artikel / Parametrisch ontwerpen en rekenen Een hype of de toekomst? De manier waarop gebouwen ontworpen worden is in de basis al heel lang hetzelfde. Veranderingen in de werkwijze van constructeurs gaan

Nadere informatie

Excel 2013 Snelstartgids

Excel 2013 Snelstartgids Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versies. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Pagina 1 van 6 Aan de slag

Nadere informatie

Workshop Van vlakgerichte BGT en BRK uit PDOK naar een lijngericht CAD-bestand in MicroStation

Workshop Van vlakgerichte BGT en BRK uit PDOK naar een lijngericht CAD-bestand in MicroStation Workshop Van vlakgerichte BGT en BRK uit PDOK naar een lijngericht CAD-bestand in MicroStation Rico van Driel Rico@giskit.nl Downloaden van BGT bestand van PDOK BGT bestanden van heel Nederland kunnen

Nadere informatie

Choose a building block. Kleos Knowledge Center 06/06/2019. Kleos 6.6 (Juni 2019) Release Guide

Choose a building block. Kleos Knowledge Center 06/06/2019. Kleos 6.6 (Juni 2019) Release Guide Choose a building block. Kleos Knowledge Center 06/06/2019 Kleos 6.6 (Juni 2019) Release Guide 1 EMAILS : verbeteringen aan Kleos voor Outlook 3 2 EMAIL : verbeteringen bij het gebruik van Outlook als

Nadere informatie

MEEST GESTELDE VRAGEN

MEEST GESTELDE VRAGEN MEEST GESTELDE VRAGEN MC Next software Versie 9.00 September 2015 Kantoor MOUS Software b.v. De Zaale 11 5612 AJ Eindhoven Tel: +31 (0) 40 2851888 www.moussoftware.com Meest Gestelde Vragen 2 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Ontwerp en analyse van industriële constructies

Ontwerp en analyse van industriële constructies 19-09-2017 Ontwerp en analyse van industriële constructies Simulatie Webinar series deel 2 Daniël Schaefers Technical Expert Manufacturing GoToWebinar info Agenda Future of Making Things Inventor Frame

Nadere informatie

Bijlage Inlezen nieuwe tarieven per verzekeraar

Bijlage Inlezen nieuwe tarieven per verzekeraar ! Bijlage inlezen nieuwe tarieven (vanaf 3.2) Bijlage Inlezen nieuwe tarieven per verzekeraar Scipio 3.303 biedt ondersteuning om gebruikers alle tarieven van de verschillende verzekeraars in één keer

Nadere informatie

DWG/DXF bestanden gebruiken

DWG/DXF bestanden gebruiken DWG/DXF bestanden gebruiken WWW.CONSTRUSOFT.COM Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Aan de weergave van de afbeeldingen kunnen geen conclusies worden verbonden met betrekking

Nadere informatie

SketchUp L. 5.2 Scenes en Animaties

SketchUp L. 5.2 Scenes en Animaties 5.2 Scenes en Animaties Uw SketchUp-bestand kan één of meer scènes bevatten. Een scène bestaat uit uw model en een reeks scènespecifieke instellingen, zoals specifieke gezichtspunten, schaduwen, weergave-instellingen

Nadere informatie

MEEST GESTELDE VRAGEN

MEEST GESTELDE VRAGEN MEEST GESTELDE VRAGEN MC Start software Versie 13.0 Juni 2019 Kantoor MOUS Software B.V. Postbus 42 7040 AA s-heerenberg Tel: 0314 665385 www.moussoftware.com Meest Gestelde Vragen 2 Inhoudsopgave Meest

Nadere informatie

Aanmelden op het Office 365 portaal

Aanmelden op het Office 365 portaal Aanmelden op het Office 365 portaal Met bovenstaande accountgegevens kan je je aanmelden op het Office 365 portaal op http://portal.office.com In het bovenste tekstveld vul je jouw gebruikersnaam in. Vergeet

Nadere informatie

Construsoft Optimize Installation Tool (COIT)

Construsoft Optimize Installation Tool (COIT) Construsoft Optimize Installation Tool (COIT) WWW.CONSTRUSOFT.COM Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Aan de weergave van de afbeeldingen kunnen geen conclusies worden verbonden

Nadere informatie

A TRIMBLE COMPANY. Tekla BIMsight

A TRIMBLE COMPANY. Tekla BIMsight A TRIMBLE COMPANY Tekla BIMsight Download Combine Check Communicate Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Aan de weergave van de afbeeldingen kunnen geen conclusies worden

Nadere informatie

A Davilex Online Import Sjabloon downloaden

A Davilex Online Import Sjabloon downloaden Support Note Rekeningschema importeren in Davilex Online In deze Support Note leest u hoe u een rekeningschema importeert in Davilex Online en wordt toegelicht welke voorwaarden bij de import gelden. Davilex

Nadere informatie

Tekla Structures Handboek Licenties lenen. Productversie 21.1 augustus 2015. 2015 Tekla Corporation

Tekla Structures Handboek Licenties lenen. Productversie 21.1 augustus 2015. 2015 Tekla Corporation Tekla Structures Handboek Licenties lenen Productversie 21.1 augustus 2015 2015 Tekla Corporation Inhoudsopgave 1 Tekla Structures-licenties lenen voor offline gebruik... 3 2 Stel de Tekla Structures License

Nadere informatie

Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan.

Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan. Een mailing verzorgen Met een mailing of massaverzending kunt u een groot aantal documenten verzenden naar gebruikelijke adressen, die in een gegevensbestand staan. Voor deze techniek zijn twee bestanden

Nadere informatie

Novell Vibe-invoegtoepassing

Novell Vibe-invoegtoepassing Novell Vibe-invoegtoepassing 5 juni 2012 Novell Snel aan de slag Met behulp van de Novell Vibe-invoegtoepassing voor Microsoft Office kunt u werken met documenten op de Vibe-site zonder dat u Microsoft

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding Training MANUAL DE USUARIO NAC SPORT ELITE Version 1.3.400 Nacsport Training wwww.nacsport.com 1 Index 1- AFBEELDINGEN 2- OEFENINGEN 3- TRAINING 4- KALENDER Nacsport Training wwww.nacsport.com

Nadere informatie

BIM modelleer richtlijn, deel 2A

BIM modelleer richtlijn, deel 2A 1 / 35 BIM modelleer richtlijn, deel 2A Advanced export IFC instellingen in Tekla Structures en Revit 2 / 35 Inhoudsopgave: Inhoudsopgave:... 2 Indeling BIM modelleer richtlijn... 3 Tekla Structures...

Nadere informatie

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten.

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten. Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versies. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Opdrachten toevoegen aan

Nadere informatie

Captain Reader. E-captain help E-captain help http://help.e-captain.nl

Captain Reader. E-captain help E-captain help http://help.e-captain.nl 1 / 7 Captain Reader De e-captain reader is een applicatie om een automatische koppeling tussen Microsoft Word en e-captain tot stand te brengen. Zo kunt u op een eenvoudige manier uw gegevens uit e-captain

Nadere informatie

Deze zelfstudie maakt gebruik van de module Profielen en Ontwerpen. Opmerking: Deze zelfstudie kan niet worden uitgevoerd met LISCAD Lite.

Deze zelfstudie maakt gebruik van de module Profielen en Ontwerpen. Opmerking: Deze zelfstudie kan niet worden uitgevoerd met LISCAD Lite. # $ + K Een Lengteprofiel CAD bestand Aanmaken Deze zelfstudie maakt gebruik van de module Profielen en Ontwerpen. Opmerking: Deze zelfstudie kan niet worden uitgevoerd met LISCAD Lite. Doelstelling Het

Nadere informatie

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten.

De knoppen op het lint verkennen Elk tabblad op het lint bevat groepen en elke groep bevat een reeks gerelateerde opdrachten. Beknopte handleiding Microsoft Excel 2013 ziet er anders uit dan de vorige versis. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u sneller vertrouwd raakt met het programma. Opdrachten toevoegen aan

Nadere informatie

Handleiding Importeren/ Exporteren Brouwvisie (& pro)

Handleiding Importeren/ Exporteren Brouwvisie (& pro) Handleiding Importeren/ Exporteren Brouwvisie (& pro) Document : Handleiding Importeren/Exporteren Brouwvisie (& Pro) Versie : 1.0 Datum : Dinsdag 16 April 2019 Auteur : Oscar Moerman 1 Inhoud 1. Inleiding...

Nadere informatie

Gebruik van het Brother SmartUI Control Center op basis van Windows voor PaperPort 8.0 en Windows XP

Gebruik van het Brother SmartUI Control Center op basis van Windows voor PaperPort 8.0 en Windows XP Gebruik van het Brother SmartUI Control Center op basis van Windows voor PaperPort 8.0 en Windows XP Brother SmartUI Control Center Het Control Center van Brother is een hulpprogramma waarmee u gemakkelijk

Nadere informatie

PC Software Point Creator for AutoCAD

PC Software Point Creator for AutoCAD PC Software Point Creator for AutoCAD Korte handleiding Introductie in de Hilti Point Creator voor AutoCAD De Hilti Point Creator wordt gebruikt om puntcoördinaten uit 2D of 3D BIM/CAD tekeningen te extraheren.

Nadere informatie

Open Specificaties Formaat

Open Specificaties Formaat Open Specificaties Formaat 11-11-2015 Erik Pijnenburg directeur @kubusbv Open Specificaties Formaat Voorstellen BIM voor fabrikanten OPEN standaarden Open Specificaties Formaat Korte demonstratie Vragen

Nadere informatie

9. Doorsturen naar CAM

9. Doorsturen naar CAM 9. Doorsturen naar CAM 1 : Wat? De in Solid Edge getekende tekeningen kan men doorsturen naar eender welk CAM pakket (Alpha CAM; NX CAM, Keller, ). Het CAM pakket zal de geometrische informatie omzetten

Nadere informatie

- Om te beginnen dient u de data uit uw Excelbestand te configureren om deze in Beeple te importeren.

- Om te beginnen dient u de data uit uw Excelbestand te configureren om deze in Beeple te importeren. 1 In Beeple kan u de medewerkers één voor één toevoegen door hun gegevens in te geven en toe te voegen. Indien u deze gegevens reeds in een Excelbestand bezit, kan u deze aan het systeem toevoegen met

Nadere informatie

Handleiding Opgavenportaal

Handleiding Opgavenportaal Handleiding Opgavenportaal Inhoudsopgave Inloggen Opgavenportaal 2 Voorwaarden Opgavenportaal 3 Vragen Nationaal (W)EEE Register 4 Mijn Merken 4 Voor de eerste keer opgave doen 5 Nieuwe opgave 6 Een nieuw

Nadere informatie

Tekla Structures Tekla Structures 21.1 Release Notes voor de beheerder. Productversie 21.1 augustus 2015. 2015 Tekla Corporation

Tekla Structures Tekla Structures 21.1 Release Notes voor de beheerder. Productversie 21.1 augustus 2015. 2015 Tekla Corporation Tekla Structures Tekla Structures 21.1 Release Notes voor de beheerder Productversie 21.1 augustus 2015 2015 Tekla Corporation Inhoudsopgave 1 Tekla Structures Release Notes voor de beheerder...3 1.1 Beheerdershandleiding:

Nadere informatie

NaviControlCenter Document versie Juni 2011

NaviControlCenter Document versie Juni 2011 Document versie Juni 2011 INHOUDSOPGAVE 0. Algemeen...3 0.1 Functie beschrijving...3 0.2 Product versie...3 0.3 Updates en informatie...3 0.4 Aansprakelijkheid...3 1. Instellingen...4 1.1 Verbinding...4

Nadere informatie

Nummerblokken tool. Gebruikershandleiding. Openbare informatie. Datum 17 maart Auteur Arjen Knibbe. Telefoon Versie 1.

Nummerblokken tool. Gebruikershandleiding. Openbare informatie. Datum 17 maart Auteur Arjen Knibbe. Telefoon Versie 1. Auteur Arjen Knibbe Telefoon 0800-0220606 Nummerblokken tool Gebruikershandleiding Openbare informatie Inhoudsopgave 1. Voorwoord 2 1.1. Nummerblokkentool 2 1.2. Ondersteunde browsers 2 2. Werken met de

Nadere informatie

Rabo CORPORATE CONNECT. Certificaatvernieuwing

Rabo CORPORATE CONNECT. Certificaatvernieuwing Rabo CORPORATE CONNECT Certificaatvernieuwing Inhoud 1 INLEIDING... 3 2 SYSTEEMVEREISTEN... 4 3 CERTIFICAAT VERNIEUWEN... 6 4 TROUBLESHOOTING... 8 5 ONDERSTEUNING EN SERVICE... 9 BIJLAGE 1 INSTALLATIE

Nadere informatie

Handleiding OVM 2.0. Beheerder. Versie 2.0.0.22 1 oktober 2012

Handleiding OVM 2.0. Beheerder. Versie 2.0.0.22 1 oktober 2012 Handleiding OVM 2.0 Beheerder Versie 2.0.0.22 1 oktober 2012 Inhoudsopgave Legenda... 4 1 Voorbereidingen... 5 1.1 Downloaden... 5 1.2 Starten en inloggen... 6 1.3 Nieuws... 6 2 Beheerportal... 8 2.1 Inloggen...

Nadere informatie

Snel aan de slag met Cisco Unity Connection Postvak IN Web (versie 9.x)

Snel aan de slag met Cisco Unity Connection Postvak IN Web (versie 9.x) Snel aan de slag Snel aan de slag met Cisco Unity Connection Postvak IN Web (versie 9.x) Cisco Unity Connection Postvak IN Web (versie 9.x) 2 Cisco Unity Connection Postvak IN Web 2 Opties in Postvak IN

Nadere informatie

Selenium IDE Webdriver. Introductie

Selenium IDE Webdriver. Introductie Selenium IDE Webdriver Het Wielsem 10, 5231 BW s- Hertogenbosch, telefoon 073-6409311 e- mail info@testwork.nl internet http://www.testwork.nl 1 Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave... 2 2 Selenium IDE... 3 3

Nadere informatie

naar een SQL-server Rev 00

naar een SQL-server Rev 00 De EPLAN-artikeldatabank overzetten naar een SQL-server Rev 00 I N H O U D S O P G A V E 1 VEREISTEN... 1 2 VRIJGAVE VOOR DE INSTALLATIE VAN DE SQL-SERVER... 1 3 INLOGGEN ALS EEN SQL-ADMINISTRATOR... 1

Nadere informatie

www.cadac.com Gebruikershandleiding CBZ Add-in AutoCAD

www.cadac.com Gebruikershandleiding CBZ Add-in AutoCAD www.cadac.com Gebruikershandleiding CBZ Add-in AutoCAD Versie: 2.0.0 Datum: 11-10-2007 www.cadac.com Inhoudsopgave 1 Methodiek... 3 2 Tekening openen... 3 3 Ruimteboek openen... 4 3.1 Nieuw ruimteboek

Nadere informatie

Het maken, plaatsen en beheren van symbolen (blocks) In deze beschrijving zijn de afbeeldingen uit de windows versie van AutoCad 2013

Het maken, plaatsen en beheren van symbolen (blocks) In deze beschrijving zijn de afbeeldingen uit de windows versie van AutoCad 2013 Symbolen in AutoCad Het maken, plaatsen en beheren van symbolen (blocks) In deze beschrijving zijn de afbeeldingen uit de windows versie van AutoCad 2013 Introductie In AutoCad is het mogelijk om veelgebruikte

Nadere informatie

I N H O U D S O P G A V E

I N H O U D S O P G A V E Rev 02 I N H O U D S O P G A V E 1 INLEIDING... 1 2 EEN TIJDELIJKE AANDUIDING-OBJECT GENEREREN... 2 3 EEN MACRO EEN MET TIJDELIJKE AANDUIDING-OBJECT INVOEGEN... 7 4 EEN TIJDELIJKE AANDUIDING-OBJECT BEWERKEN...

Nadere informatie

Toelichting Revit "IFC Export UI instellingen

Toelichting Revit IFC Export UI instellingen Toelichting Revit "IFC Export UI instellingen Nut/Noodzaak Versie Revit & opensource IFC exporter Het blijkt essentieel te zijn, dat een juiste combinatie van Revit built (update) en de Ifc exporter worden

Nadere informatie

Opstarten van de GRATIS facturatiemodule

Opstarten van de GRATIS facturatiemodule Opstarten van de GRATIS facturatiemodule 1 Welkom in het gratis facturatieprogramma van WinBooks on Web Het gratis facturatieprogramma is ontworpen om u kennis te laten maken met de interessante functionaliteiten

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Revit Architecture 2013 Basis Training

Inhoudsopgave. Revit Architecture 2013 Basis Training Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Inleiding... 5 Na deze cursus kunt u... 5 De cursus is bestemd voor de personen die nog niet met Revit Architecture gewerkt hebben... 5 Hoofdstuk 1: Revit Architecture

Nadere informatie

Fasen

Fasen Fasen WWW.CONSTRUSOFT.COM Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Aan de weergave van de afbeeldingen kunnen geen conclusies worden verbonden met betrekking tot de besturingssystemen

Nadere informatie

In revit 2013 een slim knopje (building story) ingebouwd om een onderscheid te maken tussen vloerniveaus en overige zaken. Deze knop is te vinden

In revit 2013 een slim knopje (building story) ingebouwd om een onderscheid te maken tussen vloerniveaus en overige zaken. Deze knop is te vinden IFC uitwisseling De 3D CAD software van vandaag en morgen vereisen een standaard bestandsformaat die door elke partij gebruikt kan worden. De standaardisatie ontwikkeling gaat vooral de laatste tijd erg

Nadere informatie

In de tabel hieronder vindt u een beschrijving van de verschillende velden die kunnen voorkomen in uw import-bestand.

In de tabel hieronder vindt u een beschrijving van de verschillende velden die kunnen voorkomen in uw import-bestand. Algemeen Met behulp van deze handleiding zal u leren hoe u een bestand in het juiste formaat kan aanmaken en importeren naar uw winkelwagen. U zal merken dat dit zeer weinig moeite vergt en u op die manier

Nadere informatie

Tips & Trucs ARCHICAD : Bestaande ARCHICAD 21 projecten omzetten naar ARCHICAD 22

Tips & Trucs ARCHICAD : Bestaande ARCHICAD 21 projecten omzetten naar ARCHICAD 22 Tips & Trucs ARCHICAD 22 001: Bestaande ARCHICAD 21 projecten omzetten naar ARCHICAD 22 In deze Tip & Truc wordt beschreven hoe ARCHICAD 21 projecten omgezet kunnen worden naar ARCHICAD 22. Maak eerst

Nadere informatie

naar een SQL-server Rev 01

naar een SQL-server Rev 01 De EPLAN-artikeldatabank overzetten naar een SQL-server Rev 01 I N H O U D S O P G A V E 1 VEREISTEN EN VRIJGAVE... 1 2 INLOGGEN ALS EEN SQL-ADMINISTRATOR... 1 3 DE DATABANK VOOR EPLAN OPZETTEN... 2 3.1

Nadere informatie

Uw adresboek en Word. In dit venster in de Wizard Enveloppen en etiketten kunt u kiezen voor het gebruiken van het adresboek:

Uw adresboek en Word. In dit venster in de Wizard Enveloppen en etiketten kunt u kiezen voor het gebruiken van het adresboek: Uw adresboek en Word In Word kunt u bij de optie Afdruk samenvoegen en bij verschillende Wizards waarmee u brieven, etiketten of enveloppen maakt, kiezen voor het invoegen van adressen uit het adresboek

Nadere informatie

Google Agenda: Plannen, uitnodigingen, bijlagen en afdrukken

Google Agenda: Plannen, uitnodigingen, bijlagen en afdrukken Ziet Google Agenda er bij u anders uit dan zoals hier weergegeven? U lost dit op door over te schakelen op de nieuwe stijl! Google Agenda: Plannen, uitnodigingen, bijlagen en afdrukken De agendaweergave

Nadere informatie

Tekla Structures Handleiding Licenties lenen. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation

Tekla Structures Handleiding Licenties lenen. Productversie 21.0 maart 2015. 2015 Tekla Corporation Tekla Structures Handleiding Licenties lenen Productversie 21.0 maart 2015 2015 Tekla Corporation Inhoudsopgave 1 Over deze handleiding... 3 2 Licenties lenen... 4 2.1 De Tekla Structures License Borrow

Nadere informatie

Ingeborg Hoogenberg The People Group

Ingeborg Hoogenberg The People Group Ingeborg Hoogenberg The People Group Inhoud Printen of plotten? Printen vanuit je designmodel Printen vanuit een sheetmodel Printen met de tools van Optimize NLCS Printen of plotten? Printer/plotter PDF

Nadere informatie

Q1005 Artikelbeheer Pro: artikelen importeren

Q1005 Artikelbeheer Pro: artikelen importeren Q1005 Artikelbeheer Pro: artikelen importeren Inhoud Het CSV bestand... Een nieuw Excel werkblad aanmaken en een bestaand werkblad wijzigen... 2 Kolommen opmaken... 4 Opslaan als CSV bestand... 6 Het CSV

Nadere informatie

Klantenhandleiding TNT MyPost

Klantenhandleiding TNT MyPost Klantenhandleiding TNT MyPost Stap 1: inloggen in de admin van de shop. Login in de admin van de webshop. Stap 2: Het retouradres instellen. Je bent nu ingelogd in de admin van de webshop. Klik in het

Nadere informatie

Een licentiebestand creëren

Een licentiebestand creëren Een licentiebestand creëren In dit document worden instructies gegeven voor het creëren van het licentiebestand dat nodig is om de TI-Nspire computersoftware in een netwerk te implementeren. Orderbevestigings-e-mail

Nadere informatie

Handleiding ADC archiefservice

Handleiding ADC archiefservice Handleiding ADC archiefservice Om u het archiveren van de documenten van uw kerk of classes te vergemakkelijken, heeft het ADC besloten om een e-depot in te richten voor het veilig opslaan van digitale

Nadere informatie

Handleiding inlezen Obsurv WFS / WMS in QGIS

Handleiding inlezen Obsurv WFS / WMS in QGIS Handleiding inlezen Obsurv WFS / WMS in QGIS Definitief Grontmij Nederland B.V. De Bilt, 20 oktober 2015 Verantwoording Titel : Handleiding inlezen Obsurv WFS / WMS in QGIS Subtitel : Projectnummer : Referentienummer

Nadere informatie

9. Doorsturen naar CAM

9. Doorsturen naar CAM 9. Doorsturen naar CAM 1 : Inleiding 1.1 Wat? De in Solid Edge getekende tekeningen kan men doorsturen naar eender welk CAM pakket (Alpha CAM; NX CAM, Keller, ). Het CAM pakket zal de geometrische informatie

Nadere informatie

Handleiding Afdrukken samenvoegen

Handleiding Afdrukken samenvoegen Handleiding Afdrukken samenvoegen Versie: 1.0 Afdrukken Samenvoegen Datum: 17-07-2013 Brieven afdrukken met afdruk samenvoegen U gebruikt Afdruk samenvoegen wanneer u een reeks documenten maakt, bijvoorbeeld

Nadere informatie

Hoofdstuk 16: Grafieken en diagrammen: hoe

Hoofdstuk 16: Grafieken en diagrammen: hoe Hoofdstuk 16: Grafieken en diagrammen: hoe 16.0 Inleiding Wanneer je de betekenis van een serie nummers in een presentatie wilt weergeven, zal je ondervinden dat een diagram de meest effectieve manier

Nadere informatie

Taken automatiseren met Visual Basicmacro's

Taken automatiseren met Visual Basicmacro's Taken automatiseren met Visual Basicmacro's Als u niet bekend bent met macro's, moet u zich niet hierdoor laten afschrikken. Een macro is een opgenomen set toetsaanslagen en instructies waarmee u een taak

Nadere informatie

AFO 133 - Invoer /output profielen

AFO 133 - Invoer /output profielen AFO 133 - Invoer /output profielen Het startpunt voor alle conversies is AFO 133. In deze AFO dient u aan te geven wat de structuur is van het bestand dat u wenst in te lezen of uit te schrijven. Hiervoor

Nadere informatie

OneNote 2013 Snelstartgids

OneNote 2013 Snelstartgids Aan de slag Microsoft OneNote 2013 ziet er anders uit dan eerdere versies. Daarom hebben we deze handleiding samengesteld om de leercurve zo kort mogelijk te maken. Uw notities in de cloud houden Als u

Nadere informatie

Migreren naar Access 2010

Migreren naar Access 2010 In deze handleiding Het uiterlijk van Microsoft Access 2010 verschilt aanzienlijk van Access 2003. Daarom hebben we deze handleiding gemaakt, zodat u niet te veel tijd hoeft te besteden aan het leren werken

Nadere informatie

Handleiding MIJN SCIENCE-web (voor de hoofdgebruiker)

Handleiding MIJN SCIENCE-web (voor de hoofdgebruiker) Handleiding MIJN SCIENCE-web (voor de hoofdgebruiker) 1 Inhoud Handleiding voor schooladministratoren... 3 Het begin... 3 Kwaliteit van het systeem... 4 Eigen gegevens wijzigen... 5 Klassenbeheer... 6

Nadere informatie

CONSTRUSOFT TEKLA & TRIMBLE

CONSTRUSOFT TEKLA & TRIMBLE Het enige echte Open BIM event 24-6- 2014 De komende 25 minuten uitwerking door constructeur en (onder)aannemer Wie is: Construsoft, Tekla en Trimble Wat is: de software van Trimble Uitwerking van de constructeur

Nadere informatie

Module QGIS Overstromingsrisico

Module QGIS Overstromingsrisico Module QGIS Overstromingsrisico Doel van de module In het Maasdal bij Venlo is de Maas onbedijkt. Dit houdt in dat er geen dijken zijn die het land beschermen tegen overstromingen door de Maas. Rijkswaterstaat

Nadere informatie

Handleiding People Inc. - Maetis link

Handleiding People Inc. - Maetis link Handleiding People Inc. - Maetis link I Handleiding Installatie en Gebruik Maetis link voor People Inc. Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 People Inc. - Maetis link 1.1 Inleiding... 1. Werking... van de link 1.3

Nadere informatie

Voorbereiding BINK import

Voorbereiding BINK import Voorbereiding BINK import Inhoud 1 Inleiding... 1 2 Bouwkundig model openen... 1 3 Kolommen aanpassen... 2 4 Plafonds aanpassen... 3 5 Bouwkundig model opslaan... 3 6 Constructions.xml plaatsen... 3 7

Nadere informatie

Overzicht Revit cursussen 2013

Overzicht Revit cursussen 2013 Overzicht Revit cursussen 2013 Auteur: Ing. Martijn de Riet MdR Advies De Papiermaker 222 5283 ZS Boxtel Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 1. Basiscursus Revit Architecture / Structure...

Nadere informatie