Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds, gevestigd te Joure.

Transcriptie

1 Uitvoeringsovereenkomst Ingangsdatum 1 januari/1 april 2011 Einddatum 31 december 2016

2 PREAMBULE Koninklijke Douwe Egberts BV (Werkgever) en Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds (Fonds) hebben een langdurige contractuele relatie met betrekking tot de uitvoering van de door de Werkgever met haar werknemers aangegane pensioenovereenkomsten. Beide partijen erkennen dat zij een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor robuust gefinancierde pensioenaanspraken op zowel de korte - als de lange termijn. Deze uitvoeringsovereenkomst wordt voor de periode tot en met 2016 overeengekomen. Voor lange termijnprognoses en toetsen zoals voorgeschreven door toezichthouders, wordt verondersteld dat de uitvoeringsovereenkomst, zoals hierna is opgenomen, wordt voortgezet. Artikel 1. Definities en afkortingen Bestuur: Het Bestuur van het Fonds. Deelnemer: Werknemer van de Werkgever die overeenkomstig de bepalingen van de statuten en het pensioenreglement als deelnemer aan het Fonds is opgenomen. Fonds: Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds, gevestigd te Joure. Werkgever: Koninklijke Douwe Egberts BV, haar aangesloten ondernemingen en de door haar aangewezen overige ondernemingen, die zijn opgenomen in de lijst met aangesloten ondernemingen als bedoeld in bijlage 1 bij deze overeenkomst. BPR: DB: DC: FTK: MVEV: PW: Tra: VEV: VPV: Beschikbare premieregeling. Defined Benefit, aanduiding voor de uitkeringsovereenkomsten. Defined Contribution, aanduiding voor de premieovereenkomsten. Wettelijk Financieel Toetsingskader of vergelijkbare opvolgende regelgeving. Minimum Vereist Eigen Vermogen op basis van het FTK. Pensioenwet of vergelijkbare opvolgende wetgeving. Toeslagreserve actieven. Vereist Eigen Vermogen op basis van het FTK. Voorziening Pensioenverplichtingen voor risico van het Fonds. Artikel 2. Aanwijzen en toelating Deelnemers 1. De Werkgever verbindt zich jegens het Fonds alle werknemers die ingevolge het bepaalde in de statuten en een pensioenreglement voor opname als Deelnemer in het Fonds in aanmerking komen, daarvoor aan te wijzen. 1

3 2. Het Fonds verbindt zich jegens de Werkgever om alle werknemers die door de Werkgever voor opname als Deelnemer zijn aangewezen tot het Fonds toe te laten als Deelnemer. Artikel 3. Premiebetaling 1. De Werkgever zal aan het Fonds premie betalen: a. ieder kalenderjaar de DB-pensioenpremie voor pensioenregelingen A, zijnde uitkeringsovereenkomsten voor Ouderdoms-, (tijdelijk) Partner- en Wezenpensioen, en pensioenregeling B, zijnde een uitkeringsovereenkomst voor Vroegpensioen. Nadere regels zijn gesteld in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel; b. iedere maand de DC-pensioenpremie voor de stortingen in de BPR-regeling. Nadere regels zijn gesteld in lid 6 van dit artikel; c. inclusief de eventuele deelnemersbijdrage die door de Werkgever op het salaris van de deelnemer wordt ingehouden. 2. De verschuldigde pensioenpremie a. De door de Werkgever verschuldigde pensioenpremie voor 2011 is gelijk aan de som van de volgende zes onderdelen: 1. Netto actuariële zuivere kostendekkende DB-premie op basis van de ABTN, zoals opgenomen in het waarmerkend actuarieel rapport 2011.Dit betreft de pensioenopbouw in 2011 en (voor zover van toepassing) de inkoop van de onvoorwaardelijke toeslag per voor de actieve Deelnemers; 2. 15% solvabiliteitsopslag over het bedrag in onderdeel 1. Indien en zodra de wet - en regelgeving rondom het FTK wordt aangepast, zal dit percentage dienovereenkomstig opnieuw worden vastgesteld. 3. De wijziging van de VPV als gevolg van mutaties in de status van exit-waoers of onvoorwaardelijke toeslagverlening aan exit-wao-ers; 4. De netto risicopremies uit hoofde van de DC-regeling, zoals opgenomen in het waarmerkend actuarieel rapport over boekjaar 2011; 5. De stortingen uit hoofde van de DC-pensioenpremie, zoals omschreven in artikel 3 lid 6 sub a; 6. Een opslag voor uitvoeringskosten ter grootte van De verschuldigde jaarlijkse pensioenpremie voor de periode 2012 tot en met 2016 wordt voor de hierboven vermelde onderdelen 1, 2 en 6 uitgedrukt in een doorsneepercentage van de som van de pensioengevende jaarinkomens in de DB-regeling. Voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 bedraagt het doorsneepercentage 26%, onverminderd het bepaalde in artikel 20 lid 3, 4 en 5. De bedragen volgend uit de onderdelen 3, 4 en 5 zijn afzonderlijk verschuldigd. Indien en voor zover Deelnemers een onvoorwaardelijke toeslag ontvangen, wordt hiervoor een additionele premie in rekening gebracht, waarbij het gestelde onder de onderdelen 1 en 2 op overeenkomstige wijze van toepassing is. De gegevens uit het waarmerkend actuarieel rapport over het betreffende boekjaar zijn leidend voor de verschuldigde additionele premie. b. De betaalde DB-pensioenpremie (onderdelen 1, 2, 3, 4 en 6 in 2011 respectievelijk de doorsneepremie van 2012 tot en met 2016) wordt door de certificerend actuaris getoetst aan de wettelijke eisen ten aanzien van de kostendekkende premie, zoals bedoeld in artikel 128 van de Pensioenwet. In 2

4 geval het Fonds een dekkingstekort heeft, wordt tevens getoetst of de betaalde DB-pensioenpremie, verhoogd met een eventuele herstelpremie zoals bedoeld in artikel 6, bijdraagt aan het herstel van het Fonds. Hieronder wordt verstaan dat de totaal ontvangen premie minstens gelijk is aan de som van de bedragen volgend uit onderdeel 1 verhoogd met een opslag voor het MVEV en onderdeel 6. Indien niet aan een of beide punten wordt voldaan, zullen hieruit slechts aanvullende betalingsverplichtingen voortvloeien voor de Werkgever als dat op grond van wet- of regelgeving voorgeschreven is. Deze aanvullende betalingsverplichtingen, zullen worden begrepen in de maximeringen zoals bedoeld in artikel 6, lid 4 sub b (jaarlijkse additionele pensioenpremie) en sub c (totaal van additionele pensioenpremies per herstelplanperiode). Deze zullen uiterlijk binnen 6 maanden na afloop van het kalenderjaar door de Werkgever aan het Fonds worden voldaan. Indien als gevolg van de maximering de situatie als bedoeld in lid 5 sub a van dit artikel van toepassing wordt, zal het in dat lid gestelde worden toegepast. Het hierboven gestelde is schematisch weergegeven in bijlage 3 van deze overeenkomst. c. Onder voorwaarden zoals vermeld in de artikelen 5 en 6 kan tijdelijk worden afgeweken van het onder lid 2 vermelde totaal bedrag door een gehele of gedeeltelijke premieterugstorting of premiebijstorting. 3. Betaling voorschot DB-pensioenpremie a. De Werkgever is verplicht binnen 3 weken na aanvang van het kalenderjaar een voorschot op de door hem verschuldigde DB-pensioenpremie aan het Fonds te betalen. b. Dit voorschot wordt gebaseerd op Deelnemersgegevens gemeten per 31 december van het voorgaande kalenderjaar. De pensioensalarissen worden verhoogd, rekening houdend met een gemiddelde te verwachten jaarlijkse verhoging. Het voorschot is in 2011 respectievelijk de periode 2012 tot en met 2016 gelijk aan 31% respectievelijk 26% van de som van de aldus vastgestelde pensioengevende jaarinkomens. c. De door de Werkgever verschuldigde bedragen worden rentedragend vanaf de dag nadat zij volgens sub a bijgeschreven dienen te zijn. De rentevoet wordt per de eerste dag van ieder kwartaal vastgesteld en is gedurende dat kwartaal gelijk aan de 3-maands Euribor verhoogd met 100 basispunten. 4. Verrekening definitieve DB-pensioenpremie a. De definitieve DB-pensioenpremie dient uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar door de Werkgever aan het Fonds te zijn betaald. b. De definitieve premie wordt gebaseerd op de twaalf maandstanden (primo maand) van de Deelnemersgegevens van het betreffende kalenderjaar. c. Een door de Werkgever te betalen bedrag wordt rentedragend indien dit drie weken na de datum waarop het Fonds dit heeft gefactureerd nog niet is voldaan. De rentevoet wordt per de eerste dag van ieder kwartaal vastgesteld en is gedurende dat kwartaal gelijk aan de 3-maands Euribor verhoogd met 100 basispunten. 5. Mogelijke korting op de toekenning van pensioenaanspraken a. De in enig kalenderjaar volgens de pensioenreglementen toe te kennen pensioenaanspraken kunnen niet uitgaan boven die welke gefinancierd kunnen worden uit de in dat jaar voor inkoop van pensioenaanspraken verschuldigde DB-pensioenpremie, vermeerderd met de door het Fonds voor 3

5 inkoop van pensioenaanspraken bestemde algemene middelen van het Fonds. b. Indien en voor zover de verschuldigde DB-pensioenpremie niet toereikend is voor de in enig kalenderjaar toe te kennen pensioenaanspraken, zal het Fonds dit melden aan de Werkgever. Hierbij zal het Fonds melding maken van een voorgenomen bestuursbesluit ten aanzien van een verlaagd opbouwpercentage en de datum waarop dit voorgenomen bestuursbesluit zal worden behandeld. c. Als de Werkgever niet voor de in lid b bedoelde datum een alternatieve oplossing biedt, zal het Fonds het bedoelde besluit effectueren, het reglement dienovereenkomstig aanpassen en de Deelnemers en de Werkgever schriftelijk informeren over het besluit tot vermindering van de toe te kennen pensioenaanspraken. d. De niet toegekende pensioenaanspraken kunnen, indien in de volgende jaren het vermogen van het Fonds dat naar het uitsluitende oordeel van het Bestuur toelaat, geheel of ten dele alsnog worden toegekend. 6. DC-pensioenpremie a. De voor een BPR-Deelnemer maandelijks door de Werkgever aan het Fonds verschuldigde DC-pensioenpremie is gelijk aan het bedrag waarop de Deelnemer volgens de in het BPR-reglement opgenomen premietabel recht heeft, gedeeld door 12. De uitvoeringskosten van de BPR-regeling zijn begrepen in de in lid 2a sub 6 genoemde uitvoeringskosten. b. Het Fonds draagt zorg voor maandelijkse storting op de individuele beleggingsrekening van de Deelnemer. 7. Deelnemersbijdrage a. De Deelnemer is zijn aandeel in de pensioenpremie verschuldigd aan de Werkgever. b. De Werkgever is verplicht bij elke loonbetaling op het loon een bedrag in te houden, dat de Deelnemer conform de afgesproken bijdrageregeling verschuldigd is met betrekking tot de periode, waarop de loonbetaling betrekking heeft. c. De bijdragen van de deelnemers zijn begrepen in de conform artikel 3 lid 2 berekende DB-pensioenpremie en DC-pensioenpremie. 4

6 Artikel 4. Niet-nakoming van betalingsverplichtingen van de Werkgever 1. Conform artikel 25 lid 1 sub d van de Pensioenwet zijn de volgende procedures afgesproken die gelden bij het niet nakomen van premiebetalingsverplichtingen door de Werkgever. 2. Voorschot DB-pensioenpremie a. Indien het voorschot als bedoeld in artikel 3 lid 3 niet binnen 3 weken na aanvang van het kalenderjaar is voldaan, zal het Fonds een rappel aan de Werkgever sturen waarin verzocht wordt binnen 2 weken alsnog tot betaling over te gaan. Dit wordt daarna indien nodig nog eenmaal herhaald. b. Indien het voorschot niet uiterlijk 3 maanden na aanvang van het kalenderjaar is voldaan, zal het Fonds haar Deelnemers hierover schriftelijk informeren via een Nieuwsbrief en tevens een melding maken op haar website. c. Indien het voorschot 6 maanden na aanvang van het kalenderjaar nog niet is voldaan, zal het Fonds dit schriftelijk melden bij De Nederlandsche Bank en een onderzoek opstarten naar de oorzaken en gevolgen. De Werkgever dient zorg te dragen voor een adequate oplossing, welke in goed overleg met het Fonds tot uitvoering zal worden gebracht.. 3. Definitieve DB-pensioenpremie, nabetaling van Werkgever aan Fonds: a. Indien het afrekenbedrag niet binnen 6 maanden na afloop van het kalenderjaar door de Werkgever aan het Fonds is voldaan, zal het Fonds een rappel aan de Werkgever sturen waarin verzocht wordt binnen 2 weken alsnog tot betaling over te gaan. Dit wordt daarna indien nodig nog eenmaal herhaald. b. Indien de afrekening niet uiterlijk binnen 9 maanden na afloop van het kalenderjaar is voldaan, zal het Fonds haar Deelnemers hierover schriftelijk informeren via een Nieuwsbrief en tevens een melding maken op haar website. c. Indien de afrekening 12 maanden na afloop van het kalenderjaar nog niet is voldaan, zal het Fonds dit schriftelijk melden bij De Nederlandsche Bank. Het Fonds zal onderzoek doen naar de oorzaken en de gevolgen. De Werkgever dient zorg te dragen voor een adequate oplossing, welke in goed overleg met het Fonds tot uitvoering zal worden gebracht. 4. Definitieve DB-pensioenpremie, terugbetaling van Fonds aan Werkgever: a. Indien het betaalde voorschot hoger was dan de definitieve afrekening als bedoeld in artikel 3 lid 4, dan is geen sprake van premieterugstorting als bedoeld in artikel 5 en hoeft derhalve niet aan de bepalingen van dat artikel te worden voldaan. b. Indien de afrekening niet binnen 6 maanden na afloop van het kalenderjaar door het Fonds aan de Werkgever is voldaan, zal de Werkgever een rappel aan het Fonds sturen waarin verzocht wordt binnen 2 weken alsnog tot betaling over te gaan. Dit wordt daarna indien nodig nog eenmaal herhaald. c. Indien de afrekening nog niet is voldaan voordat een voorschot voor een nieuw kalenderjaar is verschuldigd, is de Werkgever gerechtigd de afrekening in mindering te brengen op het nieuwe voorschot. 5. DC-pensioenpremie: De financiële gevolgen van onjuiste of ontijdige stortingen voor de BPR-regeling zoals bedoeld in artikel 3 lid 6 zijn voor rekening van de Werkgever. Deze financiële gevolgen zijn voor de Werkgever voor zover sprake is van toerekenbare tekortkoming in de nakoming door de Werkgever. 5

7 Artikel 5. Premieterugstorting 1. Het Fonds en de Werkgever hebben afspraken gemaakt over de mogelijkheid van gehele of gedeeltelijke premieterugstorting. Conform artikel 25 lid 2 sub b van de Pensioenwet dienen deze afspraken in de uitvoeringsovereenkomst te worden opgenomen. 2. Indien de gerapporteerde nominale dekkingsgraad van het Fonds per 31 december van enig kalenderjaar hoger is dan 150%, dan zal het Bestuur een onderzoek doen naar een mogelijke premieterugstorting aan de Werkgever in het daarop volgende kalenderjaar en dit melden aan de Werkgever. Onderzoek en rapportage aan de Werkgever worden uiterlijk 3 maanden nadat het jaarverslag is vastgesteld afgerond. 3. Voorwaarden waaronder sprake kan zijn van premieterugstorting: a. Premieterugstorting is alleen mogelijk voor de DB-pensioenpremie van het voorgaande kalenderjaar. b. Het Fonds heeft volgens het actuarieel rapport betreffende het voorgaande kalenderjaar toereikende technische voorzieningen en beschikt over het VEV; c. De technische voorzieningen en de aan het Fonds verstrekte leningen worden volledig door waarden gedekt; d. De eventuele toegepaste kortingen op pensioenaanspraken en ingegane pensioenen zoals bedoeld in artikel 18 van de statuten in de laatste 10 jaar zijn volledig hersteld. e. De som van door het Fonds verleende toeslagpercentages inactieven in de laatste 10 jaar moet minstens gelijk zijn aan de som van de stijgingen van de consumentenprijzen (CPI). De CPI is gelijk aan het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens over de referteperiode 1 oktober van het voorafgaande jaar en 1 oktober van het daaraan voorafgaande jaar; f. De som van door het Fonds verleende toeslagpercentages actieven in de laatste 10 jaar (gerekend vanaf 1 januari 2012) moet minstens gelijk zijn aan de som van de stijgingen van de maatstaf voor de toeslagverlening actieven. Deze maatstaf is de loonindex zoals omschreven in het pensioenreglement; g. Ten aanzien van de verwachting over de toeslagen die in de toekomst verleend kunnen worden dient het Fonds door middel van een actuele continuïteitsanalyse aan te tonen dat aan de wettelijke vereisten voor premiekorting is voldaan. Deze analyse dient uit te gaan van effectuering van de beoogde premieterugstorting. h. De adviserend actuaris van het Fonds wordt gehoord en dient geen zwaarwegende bezwaren te hebben tegen een voorgenomen premieterugstorting. 4. Hoogte van de premieterugstorting: a. Indien aan de voorwaarden als vermeld in de leden 2 en 3 van dit artikel is voldaan, worden door de adviserend actuaris de volgende bedragen per van het voorgaande kalenderjaar (de Peildatum ) vastgesteld: X = Fondsvermogen op de Peildatum exclusief BPR (ofwel de middelen voor risico deelnemers ) en exclusief Tra, zoals gerapporteerd in het jaarverslag; Y = Idem, bij een fictieve nominale dekkingsgraad van 150%; b. De hoogte van de premieterugstorting bedraagt (X Y)/3 en wordt gemaximeerd op de definitieve DB-pensioenpremie die voor het voorgaande kalenderjaar is vastgesteld. De terugstorting vindt plaats in het kalenderjaar direct volgend op de Peildatum. 6

8 5. De communicatie over en bestemming van de premieterugstorting: a. Het Fonds stelt de Werkgever op de hoogte van de premieterugstorting door middel van een notitie van de adviserend actuaris, waarin de hoogte van de premieterugstorting is onderbouwd; b. Het Bestuur draagt zorg voor communicatie aan De Nederlandsche Bank en (via een Nieuwsbrief) de Deelnemers en pensioengerechtigden. Daarbij wordt tevens informatie gegeven over de in lid 3 sub c, d, e en f genoemde onderdelen en de hoogte van premieterugstorting. c. De bestemming van de premieterugstorting wordt schriftelijk aangegeven door de Werkgever. Artikel 6. Bijstortingsverplichting van Werkgever 1. Het Fonds en de Werkgever hebben afspraken gemaakt over de bijstortingsverplichting van de Werkgever. De bijstortingsverplichting is een instrument ten behoeve van een adequate herstelcapaciteit en solvabiliteit van het Fonds. Conform artikel 25 lid 2 sub c van de Pensioenwet dienen deze afspraken in de uitvoeringsovereenkomst te worden opgenomen. Partijen hebben de volgende afspraken gemaakt. 2. Meldingen van het Fonds aan de Werkgever: a. Maandelijks de nominale dekkingsgraad ultimo van de maand, door middel van een bericht welke uiterlijk binnen 1 maand wordt verzonden aan een door de Werkgever opgegeven verzendlijst; b. De bijstortingsverplichting is gerelateerd aan het MVEV van het Fonds per 31 december van enig boekjaar (hierna: Peildatum), zoals opgenomen in het waarmerkend actuarieel rapport over het betreffende boekjaar. Indien het Fondsvermogen in het jaarverslag lager is dan de VPV verhoogd met het MVEV, dan zal het Bestuur dit schriftelijk melden bij de Werkgever en daarbij de gegevens vermelden ten behoeve van de uitvoering van lid 4 van dit artikel. 3. Werkingssfeer bijstortingsverplichting: De bijstortingsverplichting is alleen van toepassing op de uitkeringsovereenkomsten (reglementen A en B). Voor de premieovereenkomst (BPR-reglement) geldt geen bijstortingsverplichting. 4. De hoogte van de bijstortingsverplichting: a. Door de adviserend actuaris worden de volgende bedragen per Peildatum vastgesteld: X = de VPV verhoogd met het MVEV; Y = Fondsvermogen (excl. BPR en excl. Tra), zoals gerapporteerd in het jaarverslag; Indien een crisisplan zoals bedoeld in artikel 15 lid 3 van kracht is, zal in het kader van de vaststelling van de hoogte van de bijstortingsverplichting het Fondsvermogen exclusief de Tra worden vastgesteld. b. De hoogte van de bijstortingsverplichting bedraagt (X Y)/3 en wordt gemaximeerd op de onder artikel 3 lid 2 bedoelde DB-pensioenpremie die voor het voorgaande kalenderjaar is vastgesteld. De bijstorting wordt per Peildatum vastgesteld en is verschuldigd in het kalenderjaar direct volgend op de Peildatum. 7

9 c. Vanaf 1 januari 2012 is de totale bijstortingsverplichting per (langetermijn)herstelplanperiode aan een maximum gebonden. Het overeengekomen maximum bedrag is 75 miljoen, zijnde ongeveer 2,5 maal de DB-pensioenpremie van 2010 van 30 miljoen. Hierbij worden bijstortingen op basis van de financiële positie van het Fonds tot en met 31 december 2011 niet meegeteld. Een herstelplan wordt geacht te zijn beëindigd nadat de nominale dekkingsgraad van het Fonds, zoals deze ieder kwartaal wordt gerapporteerd in de FTKrapportages aan De Nederlandsche Bank, gedurende 3 aaneengesloten kwartalen boven het VEV ligt. Wanneer het Fonds een nieuw herstelplan (voor een nieuwe periode) opstelt, zoals beschreven in artikel 15 lid 2 of lid 4, en dit herstelplan indient bij DNB, dan zal het maximum bijstortingsbedrag voor dit nieuwe herstelplan weer volledig van toepassing worden. Dit geldt echter alleen indien De Nederlandsche Bank een nieuw herstelplan voorschrijft en niet (tevens) de mogelijkheid biedt om het eerder beëindigde herstelplan ongewijzigd te laten herleven. De bijstortingsverplichting wordt vastgesteld direct volgend op de vaststelling van de jaarrekening door het bestuur. De bijstortingsverplichting wordt berekend op basis van de gegevens per 31 december van de meest recent vastgestelde jaarrekening. 5. De communicatie over de bijstortingsverplichting: a. Het Fonds stelt de Werkgever op de hoogte van de bij te storten premie door middel van een notitie van de adviserend actuaris, waarin de hoogte van de bijstortingsverplichting is onderbouwd; b. Het Bestuur draagt zorg voor communicatie aan De Nederlandsche Bank en (via een Nieuwsbrief) de Deelnemers en pensioengerechtigden. 6. De Werkgever dient de bij te storten premie uiterlijk binnen 1 maand na ontvangst van de op de vastgestelde jaarrekening gebaseerde notitie te voldoen. Artikel 7. Voorbehoud van de Werkgever 1. De Werkgever kan de betaling van de premie als bedoeld in artikel 3 verminderen of geheel staken, indien naar zijn redelijk oordeel het voortbestaan van de vennootschap en haar verbonden ondernemingen dit noodzakelijk maakt als gevolg van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Wordt van dit recht gebruik gemaakt, dan zal de Werkgever de pensioenregeling (tijdelijk) aanpassen en zullen de toe te kennen pensioenaanspraken respectievelijk de te storten DC-premies aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast. 2. Indien de Werkgever tot het in lid 1 vermelde wenst over te gaan, stelt hij de Deelnemers en het Fonds hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis en zal de Werkgever in overleg met het Fonds een zorgvuldig en transparant plan van aanpak opstellen en (laten) uitvoeren. De op grond van al gedane betalingen verworven pensioenaanspraken zullen echter niet worden aangetast. 8

10 Artikel 8. Informatieverstrekking door de Werkgever 1. De Werkgever is verplicht aan het Fonds gegevens te verstrekken, respectievelijk bescheiden aan te leggen, die voor een goede administratieve uitvoering van de statuten en de pensioenreglementen door het Fonds nodig worden geacht. Dit moet geschieden binnen de door het Fonds gestelde termijn. 2. De Werkgever en het Fonds zullen in onderling overleg vaststellen op welke wijze en tijdstippen de gegevens zullen worden verstrekt, welke naar het oordeel van het Fonds nodig zijn voor het berekenen van de verschuldigde premie en het te vorderen voorschot. Indien de Werkgever naar het oordeel van het Fonds niet juist of niet volledig aan deze verplichting voldoet, is het Fonds bevoegd de verschuldigde premie naar beste weten in redelijkheid vast te stellen. Artikel 9. Rekening Courant 1. Tussen het Fonds en de Werkgever bestaat een rekening-courantverhouding. 2. Bedragen die het Fonds namens de Werkgever uitkeert respectievelijk inhoudt worden geboekt in de rekening-courant. 3. Bedragen die de Werkgever namens het Fonds uitkeert worden geboekt in de rekening-courant. 4. De rentevoet wordt per de eerste dag van ieder kwartaal vastgesteld en is gedurende dat kwartaal gelijk aan de 3-maands Euribor verhoogd met 100 basispunten. Artikel 10. Collectieve waardeoverdrachten 1. In geval van inkomende en uitgaande collectieve waardeoverdrachten van de pensioenaanspraken zal vooraf overleg plaatsvinden tussen het Fonds en Werkgever over de condities. 2. Het Fonds streeft bij zowel inkomende als uitgaande waardeoverdrachten naar waardering op basis van de grondslagen van het Fonds, inclusief de conform wettelijke regels benodigde solvabiliteitsopslag. Artikel 11. Opstellen en wijzigen van de pensioenreglementen 1. Het Fonds en de Werkgever hebben afspraken gemaakt over de procedures die gelden bij het opstellen en wijzigen van de pensioenreglementen. Conform artikel 25 lid 1 sub e van de Pensioenwet dienen deze afspraken in de uitvoeringsovereenkomst te worden opgenomen. 2. Bij het opstellen en wijzigen van de pensioenreglementen gelden de volgende uitgangspunten ten aanzien van de afstemming tussen het Fonds en de Werkgever: a. De Werkgever informeert het Fonds schriftelijk over (iedere wijziging in) de pensioenovereenkomsten (pensioenregelingen) van de Werkgever. b. Het Fonds stelt vervolgens uiterlijk binnen drie maanden na het van kracht worden van de (gewijzigde) pensioenovereenkomsten de (gewijzigde) pensioenreglementen op. Dit geschiedt op basis van een besluit van het Bestuur. De procedure voor de vaststelling van pensioenreglementen door het Bestuur is vastgelegd in de statuten van het Fonds. 9

11 c. Een wijziging van de pensioenreglementen treedt in werking per het moment waarop de wijziging van de pensioenovereenkomsten van kracht is geworden. De door het Fonds vast te stellen pensioenreglementen dienen in overeenstemming te zijn met de (wijziging van de) pensioenovereenkomsten van de Werkgever en met deze uitvoeringsovereenkomst. 3. Het Fonds stelt de startbrieven op. De Werkgever beoordeelt of de startbrieven in overeenstemming zijn met de pensioenovereenkomsten. 4. Het Fonds is verantwoordelijk voor de tijdige verzending van de startbrieven en voor de inhoud en tijdige verzending van alle overige correspondentie met de Deelnemers. Artikel 12. Voorwaardelijke toeslagverlening inactieve Deelnemers 1. Voor de inactieve Deelnemers geldt een voorwaardelijke toeslagverlening. 2. Indien en voor zover de middelen van het Fonds naar het oordeel van het Bestuur, gehoord de adviserend actuaris, dit toelaten, kan het Bestuur per 1 januari een toeslag aan inactieve Deelnemers verlenen op de pensioenrechten van pensioengerechtigden respectievelijk de pensioenaanspraken van gewezen Deelnemers, met inachtneming van het in de volgende leden bepaalde. 3. De toeslag op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en pensioenaanspraken van gewezen Deelnemers als hiervoor bedoeld bedraagt maximaal de prijsindex zoals omschreven in het pensioenreglement. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten van pensioengerechtigden en pensioenaanspraken van gewezen Deelnemers worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit de algemene middelen van het Fonds gefinancierd. 4. Het Bestuur is bevoegd verwachtingen betreffende de kostenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in haar beoordeling mee te wegen. Dit houdt in dat het Bestuur te allen tijde bevoegd is haar besluit over de mate waarin de toeslag verleend kan worden voor de bedoelde groepen aan de omstandigheden aan te passen. Bij een dergelijke aanpassing zal het Bestuur zorgdragen voor adequate onderbouwing en documentatie. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op een toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. 5. Maatstaf voor de toeslagverlening is de prijsindex zoals omschreven in de pensioenreglementen. De verwachte realisatie van toekomstige toeslagverlening voor inactieve Deelnemers ten opzichte van de in lid 3 genoemde maatstaf wordt eens per 3 jaar (voor het eerst in 2008) vastgesteld. 6. Indien de cumulatieve toeslagverlening lager ligt dan de cumulatieve prijsindex en de financiële positie van het Fonds voldoet aan de situatie zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 sub b tot en met g, dan kan het Bestuur besluiten een hogere toeslag dan de prijsindex zoals omschreven in het pensioenreglement toe te kennen. Verleende toeslagen uit het verleden worden echter niet op individuele basis met terugwerkende kracht verhoogd. 7. Het Bestuur toetst minstens 1 keer per 3 jaar of er sprake is van consistentie tussen de naar buiten gebrachte verwachte realisatie, de financiering en de feitelijke realisatie van de toeslagen voor inactieve Deelnemers (voor het eerst in 2008). 10

12 Artikel 13. Voorwaardelijke toeslagverlening actieve Deelnemers 1. Voor de actieve Deelnemers geldt een voorwaardelijke toeslagverlening. 2. Deze toeslagverlening bestaat uit de volgende twee onderdelen: a. een Basistoeslag, welke gefinancierd wordt uit de algemene middelen van het Fonds en b. een Aanvullende toeslag, welke gefinancierd wordt uit een Tra, indien en zolang een Tra beschikbaar is. Voor de Basistoeslag zijn nadere regels gesteld in lid 3 van dit artikel. Voor de Aanvullende toeslag zijn nadere regels gesteld in leden 4 tot en met 6 van dit artikel. In de leden 7 tot en met 9 van dit artikel zijn algemene regels ten aanzien van de voorwaardelijke toeslagverlening voor actieve Deelnemers opgenomen. 3. Indien en voor zover de middelen van het Fonds naar het oordeel van het Bestuur, gehoord de adviserend actuaris, dit toelaten, kan het Bestuur per 1 januari een Basistoeslag op de pensioenaanspraken van actieve Deelnemers verlenen. Deze Basistoeslag als hiervoor bedoeld bedraagt maximaal de loonindex zoals omschreven in het pensioenreglement. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken van actieve Deelnemers worden aangepast. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening van de Basistoeslag is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit de algemene middelen van het Fonds gefinancierd. 4. Het Fonds houdt op haar balans (voor het eerst ultimo 2011) een Tra aan. Dit is een bestemde reserve, bedoeld voor de financiering van een Aanvullende toeslag op de pensioenaanspraken van de actieve Deelnemers. De beleggingen van de Tra worden niet meegeteld bij de dekkingsgraad van het Fonds, onverminderd het bepaalde in artikel 15 lid 3. De resultaten van de beleggingen van de Tra worden toegevoegd aan de Tra. 5. De som van de Basistoeslag en Aanvullende toeslag bedraagt maximaal de loonindex zoals omschreven in het pensioenreglement. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken van actieve Deelnemers worden aangepast. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening van de Aanvullende toeslag wordt geen premie betaald. 6. De Aanvullende toeslagverlening wordt uit de Tra gefinancierd. Het Fonds financiert toegekende Aanvullende toeslagen op overeenkomstige wijze als beschreven in artikel 3 lid 2 sub a: Netto actuariële zuivere kostendekkende premie voor de inkoop (punt 1) en solvabiliteitsopslag (punt 3). In een situatie van dekkingstekort zal het Bestuur zorgvuldig onderzoek doen naar de mogelijkheid om een Aanvullende toeslag te kunnen verlenen. 7. Het Bestuur is bevoegd verwachtingen betreffende de kostenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in haar beoordeling mee te wegen. Dit houdt in dat het Bestuur te allen tijde bevoegd is haar besluit over de mate waarin de toeslag verleend kan worden voor de bedoelde groepen aan de omstandigheden aan te passen. Bij een dergelijke aanpassing zal het Bestuur zorgdragen voor adequate onderbouwing en documentatie. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op een toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. 11

13 8. Indien de cumulatieve toeslagverlening lager ligt dan de cumulatieve loonindex en de financiële positie van het Fonds voldoet aan de situatie zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 sub b tot en met g, dan kan het Bestuur besluiten een hogere toeslag dan de loonindex zoals omschreven in het pensioenreglement toe te kennen. Verleende toeslagen uit het verleden worden echter niet op individuele basis met terugwerkende kracht verhoogd. 9. Het Bestuur toetst minstens 1 keer per 3 jaar of er sprake is van consistentie tussen de naar buiten gebrachte verwachte realisatie, de financiering en de feitelijke realisatie van de toeslagen voor actieve Deelnemers (voor het eerst in 2011). Artikel 14. Wijzigen van de bestemming van de Tra 1. Het Fonds en de Werkgever hebben afspraken gemaakt over de procedures die gelden bij het wijzigen van de bestemming van de Tra, onverminderd het bepaalde in artikel 15 lid 3. Deze afspraken zijn opgenomen in de leden 2 en 3 van dit artikel. 2. Bij het wijzigen van de bestemming van de Tra geldt de volgende procedure: a. De Werkgever informeert het Fonds schriftelijk over iedere voorgenomen wijziging in de bestemming van de Tra. b. Het Fonds beoordeelt de voorgenomen wijziging en informeert vervolgens de Werkgever uiterlijk binnen drie maanden over het resultaat hiervan. c. Aanpassing van de bestemming geschiedt op basis van een besluit van het Bestuur en wordt verwerkt in de relevante fondsdocumenten. d. Een wijziging van de bestemming van de Tra treedt in werking per het moment waarop het bestuursbesluit hierin voorziet. De door het Fonds vast te stellen fondsdocumenten dienen in overeenstemming te zijn met de afgesproken wijziging van de bestemming van de Tra. 3. Het Fonds is verantwoordelijk voor de correspondentie met de Deelnemers over de gevolgen van het wijzigen van de bestemming van de Tra. Artikel 15. Vermogenstekorten en vermogensoverschotten 1. Het Fonds en de Werkgever hebben afspraken gemaakt over de uitgangspunten en procedures die gelden ten aanzien van de besluitvorming over vermogenstekorten en vermogensoverschotten. Conform artikel 25 lid 1 sub g van de Pensioenwet dienen deze afspraken in de uitvoeringsovereenkomst te worden opgenomen. 2. Indien het Fonds een dekkingstekort heeft, dan is artikel 6 van toepassing. Het Fonds stelt een kortetermijnherstelplan op. 3. Indien de financiële positie van het Fonds niet binnen de wettelijke termijn kan herstellen, stelt het Fonds een crisisplan op. Het Fonds is in dit kader bevoegd de Tra geheel of gedeeltelijk niet langer als bestemde reserve op de Balans op te nemen en kan besluiten deze geheel of gedeeltelijk onderdeel te laten uitmaken van het eigen vermogen van het Fonds. De Werkgever erkent deze bevoegdheid van het Fonds. In die situatie worden de beleggingen uit hoofde van de Tra geheel of gedeeltelijk meegeteld bij de vaststelling van de dekkingsgraad. Het Fonds zal een voorgenomen besluit hiertoe uiterlijk 1 maand voor de effectuering schriftelijk bij de Werkgever melden. De Tra blijft in deze situatie afzonderlijk geadministreerd en belegd. Het bestuur besluit na beëindiging van het crisisplan over de functie van de Tra, waarbij 12

14 de beoogde bestemming, zoals omschreven in artikel 14 lid 4 tot en met 6, zal worden gehandhaafd. Na een besluit hiertoe zal het Fonds de Werkgever hiervan schriftelijk op de hoogte brengen. 4. Indien het Fonds geen dekkingstekort heeft, maar de nominale dekkingsgraad van het Fonds wel lager is dan het VEV, dan stelt het Fonds een langetermijnherstelplan op. 5. Bij de verlenging dan wel beëindiging van deze overeenkomst wordt rekening gehouden met een eventueel op dat moment van toepassing zijnde korte- en/of langetermijnherstelplan. 6. Er gelden geen andere afspraken ten aanzien van vermogensoverschotten respectievelijk vermogenstekorten dan vermeld in artikel 5 respectievelijk artikel 6 van deze overeenkomst. Artikel 16. Vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling 1. Indien de verplichte deelneming eindigt anders dan door overlijden of het ingaan van het ouderdomspensioen, is het Fonds bevoegd in daarvoor naar zijn oordeel in aanmerking komende gevallen toe te staan, met inachtneming van de wettelijke bepalingen en na schriftelijke toestemming van de Werkgever, dat de betrokkene de deelneming voor eigen rekening voortzet. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: - de deelneming moet tot het einde van de verplichte deelneming ten minste drie jaren hebben geduurd; - de pensioenregeling wordt in beginsel ongewijzigd voortgezet; - de voortzetting voor eigen rekening is niet mogelijk indien de gewezen Deelnemer gebruik maakt van een andere fiscaal gefaciliteerde oudedagsvoorziening; en - de voortzetting voor eigen rekening mag niet aanvangen in de periode van drie jaren voorafgaande aan de pensioenrichtdatum, tenzij betrokkene aannemelijk maakt dat hij om medische redenen de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. Een dergelijk verzoek moet door de betrokkene worden gedaan binnen drie maanden na het einde van de deelneming. 2. Onverminderd het hierna bepaalde kan het Bestuur aan een verzoek als bedoeld in het vorige lid nadere voorwaarden verbinden. 3. Het verzoek wordt toegestaan voor een door het Bestuur te bepalen periode die maximaal tot drie jaar na de beëindiging van de deelneming duurt. Het Bestuur kan het verzoek voor een langere periode toestaan: - indien en zolang na ontslag de gewezen Deelnemer een uitkering ontvangt ter vervanging van in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gederfde inkomsten op grond van een tussen één of meer Werkgevers en één of meer werknemers afgesproken regeling; of - indien het ontslag wordt veroorzaakt door de arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer tot ten hoogste de duur van de arbeidsongeschiktheid. 4. De Deelnemer kan op verzoek en na goedkeuring door het Fonds voor een periode die maximaal tot drie jaar na de beëindiging van de deelneming duurt op vrijwillige basis deelnemen aan de pensioenregeling, indien de gewezen Deelnemer aansluitend aan de beëindiging van de dienstbetrekking, gedurende die periode winst uit onderneming geniet. 13

15 5. Indien de Werkgever de premie niet aan het Fonds blijft afdragen, is de Deelnemer voor de voortgezette deelneming een premie verschuldigd ter hoogte van de premie zoals deze geldt voor degenen die verplicht deelnemen aan de pensioenregeling van het Fonds, eventueel verhoogd met een opslag wegens extra administratiekosten of herstelpremies. Het in aanmerking te nemen pensioensalaris wordt, zolang de voortzetting van de deelneming voortduurt, op de eerste januari van elk kalenderjaar opnieuw vastgesteld door deze aan te passen aan de ontwikkeling van de loonindex. 6. Het Bestuur bepaalt op welke wijze, in welke termijnen en op welke tijdstippen de ter zake van de voortgezette deelneming verschuldigde premie aan het Fonds moet worden voldaan. 7. De bepalingen van het pensioenreglement zijn op de voortgezette deelneming zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. 8. De vrijwillige voortzetting van de deelneming eindigt: - door het verstrijken van die periode als bedoeld in lid 3 of lid 4; - door opzegging door de Deelnemer of het Bestuur bij aangetekend schrijven met een opzegtermijn van drie maanden; - indien de verschuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan: met ingang van een door het Bestuur te bepalen tijdstip; - zodra de Deelnemer komt te behoren tot de kring van personen, die hetzij krachtens de wet, hetzij krachtens enige bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst of hetzij anderszins krachtens arbeidsvoorwaarden, verplicht zijn tot deelneming in het Fonds of in een andere pensioenregeling; - door het overlijden van de Deelnemer. Artikel 17. Onvoorziene omstandigheden Indien zich na het sluiten van deze overeenkomst onvoorziene omstandigheden voordoen die ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet voorzienbaar waren en nakoming van de overeenkomst substantieel beïnvloeden, zullen partijen in gezamenlijk overleg en naar redelijkheid en billijkheid een oplossing proberen te vinden, die recht doet aan de belangen van beide partijen in het kader van deze overeenkomst. Artikel 18. Beslechting van geschillen Alle geschillen die tussen het Fonds en de Werkgever mochten ontstaan naar aanleiding van deze overeenkomst of van nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg mochten zijn, zullen worden beslecht overeenkomstig het Arbitrage Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut. Artikel 19. Verbod op verpanding 1. Het is de Werkgever verboden om de uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten te verpanden dan wel anderszins te bezwaren. 2. Tevens is het de Werkgever verboden om handelingen te verrichten waardoor aan anderen dan de aanspraak- of pensioengerechtigden rechten worden verleend. Verpanding of handelingen van dien aard zijn van rechtswege nietig. 14

16 Artikel 20. Duur van de overeenkomst en procedure bij aanpassingen 1. Deze overeenkomst is een voortzetting en aanpassing van de eenjarige overeenkomst d.d. 29 november 2010, die was aangegaan voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december De aanpassingen hebben een ingangsdatum met terugwerkende kracht tot 1 april Deze overeenkomst is aangegaan voor een periode eindigend 31 december 2016, onverminderd het bepaalde in de leden 3 tot en met 5 van dit artikel. Deze uitvoeringsovereenkomst wordt steeds voor een tijdvak van 5 jaar verlengd, tenzij deze door een van beide partijen minstens 6 maanden voor de einddatum wordt opgezegd. De Werkgever en het Fonds beogen ook voor de periode na 31 december 2016 een evenwichtig en robuust financieringsbeleid te behouden, voor zover dat van de bij de financiering betrokken partijen onder de dan geldende omstandigheden in redelijkheid verwacht mag worden. 3. Indien en voor zover wet- en regelgeving dit noodzakelijk maken zullen Werkgever en Fonds in overleg treden om deze uitvoeringsovereenkomst aan te passen. 4. Indien CAO-partijen gedurende de looptijd van deze overeenkomst de pensioenovereenkomst(en) aanpassen, zullen Werkgever en Fonds in overleg treden om deze uitvoeringsovereenkomst, indien nodig, aan te passen. 5. Indien het Fonds de pensioenovereenkomst(en) niet langer kan uitvoeren op basis van de in deze overeenkomst overeengekomen voorwaarden, zullen Werkgever en Fonds in overleg treden over benodigde wijzigingen. 6. Mocht de uitvoeringsovereenkomst niet worden verlengd, dan vindt overleg plaats tussen het Bestuur van het Fonds en de Werkgever. Dit overleg is gericht op een adequate invulling van de gezamenlijke verantwoordelijkheid ten aanzien van het op zorgvuldige wijze waarborgen van het nakomen van de verplichtingen van het Fonds. De bijstortingsverplichtingen van de Werkgever die voortvloeien uit een reeds vóór de datum van beëindiging van kracht geworden kortetermijnherstelplan blijven zo veel mogelijk van kracht. 7. Alle eurobedragen in deze overeenkomst zijn gebaseerd op het peiljaar Aldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend, Utrecht, 3 oktober 2012 Utrecht, 3 oktober 2012 Stichting Douwe Egberts Pensioenfonds Koninklijke Douwe Egberts BV C.T.M. van Mierlo A. Kuks R. Burema 15

17 Bijlage 1 bij uitvoeringsovereenkomst Lijst met aangesloten ondernemingen als bedoeld in artikel 1: Koninklijke Douwe Egberts B.V. (= contract partij) The Coffee Company B.V. (ex-medewerkers DE K&K) Douwe Egberts Coffee Systems Nederland B.V. Douwe Egberts Nederland B.V. Douwe Egberts Coffee Treatment & Supply B.V. Douwe Egberts Coffee Systems International B.V. Douwe Egberts Coffee Systems Global Network B.V. Sara Lee International B.V. DEMB Holding B.V. D.E MASTER BLENDERS 1753 N.V. Deze uitvoeringsovereenkomst betreft alleen medewerkers van de aangesloten ondernemingen die onder de Pensioenregeling Coffee & Tea of de Pensioenregeling Household & Body Care vallen. De per 1 april 2011 doorgevoerde aanpassingen in de pensioenregeling zijn voor een per 1 april 2011 gesloten groep van Deelnemers (gedeeltelijk) niet van toepassing. De gegevens van deze groep en de behandeling hiervan zijn vastgelegd in een met de Werkgever afgestemd Standenregister. Voor Deelnemers die per 31 december 2011 aan de Pensioenregeling Household en Body Care deelnamen, is het Standenregister, na afstemming met de Werkgever, per 1 januari 2012 aangepast. Zie bijlage 2 voor meer informatie over het Standenregister. Bij de uitvoering van de regelingen zal met deze informatie rekening worden gehouden, zowel ten aanzien van de pensioenopbouw als bij vaststelling van de premie. Vrijwillige voortzettingen (met goedkeuring door Werkgever en Fonds cf artikel 16): Ex-medewerkers die via Randstad een outplacementtraject hebben, gedurende de bemiddelingsperiode van de Sociale Begeleidingsregeling Reorganisaties; Ex-medewerkers die op basis van een sociale begeleidingsregeling of individuele vertrekregeling nog deel blijven nemen aan de pensioenregeling; Ex-medewerkers die op basis van een Transitional Services Agreement (TSA) tussen de Werkgever en een overnemende partij gedurende een TSA-periode pensioen bij het Fonds blijven opbouwen. Ex-medewerkers Bodycare en European Detergents Business in Nederland (verkocht aan Unilever) of Sanex Nederland B.V. (doorverkocht aan Colgate Palmolive), die op basis van aanvullende afspraken een tijdelijke periode pensioen bij het Fonds blijven opbouwen: In dienstverband onder de situatie bij de nieuwe eigenaar: uiterlijk tot 1 september 2012 Na een dergelijk dienstverband, met aansluitend via Randstad een outplacementtraject: gedurende de bemiddelingsperiode van de Sociale Begeleidingsregeling Reorganisaties. 16

18 Bijlage 2: Standenregister 17

19 Aantal Uitzondering op de standaard pensioenregeling * Nieuw maximum salaris Voorwaardelijke indexatie (post)-actieven Nieuwe eigen bijdrage inclusief ingroeiregeling Aanpassing standenregister per 1 januari 2012 i.v.m Harmonisatie groep A-ii Kenmerken van de geharmoniseerde pensioenregeling: identiek aan nieuwe C&T-regeling Groep A-ii zoals vermeld in standenregister per 1 april 2011 komt per 1 januari 2012 te vervallen en wordt als volgt vervangen: Harmonisatie A-ii per 1 januari 2012 Omschrijving H&BC uitzonderingsgroep VP met salaris < C Nee Ja Ja * Groepsaanduiding zoals vastgelegd in de ABTN Lokatie bestand op deelnemersniveau: N:\Pensioen\3005_Algemeen\Formele stukken\uitvoeringsovereenkomst Voor akkoord: A. Kuks Koninklijke Douwe Egberts vrijdag 13 april

20 Bijlage 3: overzicht artikel 3 lid 2 sub b en artikel 6 Op grond van deze Uitvoeringsovereenkomst kunnen situaties ontstaan waarin de reguliere doorsneepremie voor de middelloonregeling door de onderneming zal worden aangevuld. Deze zijn beschreven in artikel 3 lid 2 sub b en in artikel 6. Zo kunnen er, naast de reguliere jaarpremie, 2 soorten extra premie voorkomen: een herstelpremie in geval van een korte termijn herstelplan en/of een aanvullende premie in geval een wettelijke plicht bestaat om, bij de reglementaire opbouw, de premie te verhogen. Ter voorkoming van verschil in interpretatie bij mogelijke toepassing van deze bepalingen, wordt de beoogde werking van deze bepalingen weergegeven in onderstaande tabel: Premie voldoet aan wettelijke eisen Ja Nee Fonds heeft geen korte termijn herstelplan Geen aanvullende premies In enig jaar kan de feitelijke premie lager zijn dan de (gedempte) kostendekkende premie, zonder dat er een aanvullende premie geëist kan worden door het Fonds. De opbouw wordt dan mede gefinancierd uit de algemene reserve. Als er echter een wettelijke plicht bestaat tot het voldoen van een aanvullende premie om de reglementaire opbouw in stand te houden, dan zal deze door de werkgever betaald worden. Deze aanvulling is echter gemaximeerd op de jaarpremie. Gedurende korte termijn herstelplan Herstelpremie o.b.v. formule in artikel 6: maximaal dubbele doorsneepremie De herstelpremie telt mee bij de jaartoets. Herstelpremie en aanvullende premie samen gemaximeerd op de jaarpremie. In deze situatie is een reductie van de opbouw mogelijk. Het maximum bedrag van 75 miljoen geldt voor het totaal van herstelpremies en aanvullende premies, die binnen één herstelplanperiode worden gedaan. 19