FFT versterkt. M.C.A.E. van der Veldt R.M. Eenshuistra E.E. Campbell

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "FFT versterkt. M.C.A.E. van der Veldt R.M. Eenshuistra E.E. Campbell"

Transcriptie

1 FFT versterkt Een evaluatiestudie naar de implementatie en de effecten van Functional Family Therapy in Nederland M.C.A.E. van der Veldt R.M. Eenshuistra E.E. Campbell

2

3 FFT versterkt Een evaluatiestudie naar de implementatie en de effecten van Functional Family Therapy in Nederland M.C.A.E. van der Veldt R.M. Eenshuistra E.E. Campbell November 2011

4 Colofon Amsterdam, november 2011 Dit rapport is te bestellen bij: PI Research Postbus ZH Duivendrecht Telefoon: Opdrachtgever en financier: Auteurs: Mevr. drs. M.C.A.E. (MarieChristine) van der Veldt en Mevr. drs. R.M. (Rena) Eenshuistra zijn senior onderzoekers bij PI Research te Duivendrecht. Mevr. drs. E. E. (Efua) Campbell is werkzaam als junior onderzoeker bij PI Research. PI Research is een organisatie voor onderzoek, innovatie en opleiding, gericht op de ontwikkeling, opvoeding en behandeling van kinderen en jongeren. PI Research 2011, auteursrecht voorbehouden.

5 Inhoudsopgave Voorwoord v Samenvatting vii 1 Inleiding Inleiding Aanleiding Het programma Systeeminterventies ZonMw Wat is Functionele gezinstherapie? Doelstelling De beoogde doelgroep Structuur en opbouw van FFT Eerder onderzoek FFT in Nederland Erkenning FFT Doel van het evaluatieonderzoek naar FFT en opzet van dit rapport Opzet en uitvoering van het onderzoek Inleiding Deelnemende instellingen Deelnemende FFT therapeuten Opzet en uitvoering van het implementatieonderdeel Onderzoeksvragen Aanpak en uitvoering van het onderzoek Opzet en uitvoering van het effectiviteitsonderdeel Onderzoeksvragen Aanpak en uitvoering van het onderzoek Het instrumentarium De implementatie van FFT binnen vijf instellingen Inleiding De training tot FFTtherapeut De FFT training volgens de richtlijnen De FFT training in de praktijk Het verloop van het implementatietraject Doelstellingen op papier versus de praktijk PI Research 2011 i

6 Inhoudsopgave De start van het implementatietraject van FFT in theorie Het implementatietraject in de praktijk De uitvoering van FFT in de praktijk Kwaliteitsbewakingstraject Supervisie en het borgen van kwaliteit volgens de richtlijnen Supervisie en kwaliteitsborging in de praktijk CSS volgens de richtlijnen CSS in de praktijk op basis van interviewgegevens CSS in de praktijk op basis van bestudering van CSS Ontwikkelingen binnen de instellingen Ontwikkelingen in de periode tussen juni 2010 februari Gewenste ontwikkelingen Meest recente ontwikkelingen FFT in Nederland Samenvatting De onderzoeksgroep Inleiding Achtergrondkenmerken jongeren en ouders Onderzoeksgroep Woon en gezinssituatie Maatschappelijke participatie Probleemgedrag jongere CBCL en YSR SDQ Delinquent gedrag en middelengebruik Ouderkindrelatie Opvoedingsvaardigheden Resultaten COMA, COMP en TOM Uitvallers Samenvatting Resultaten FFT Inleiding Achtergrondkenmerken Duur FFT behandeling Woon en gezinssituatie Maatschappelijke participatie Probleemgedrag jongere CBCL en YSR ii PI Research 2011

7 FFT versterkt SDQ Delinquent gedrag en middelengebruik Ouderkindrelatie Opvoedingsvaardigheden Resultaten COMA, COMP en TOM Followup Woon en gezinssituatie Maatschappelijke participatie Probleemgedrag jongere en gezinsfunctioneren Samenvatting Conclusie en beschouwing Inleiding Beantwoording onderzoeksvragen implementatieonderdeel Beantwoording onderzoeksvragen effectiviteitsonderdeel Slotbeschouwing Summary 121 Bronverwijzing 125 Geraadpleegde literatuur Overige bronnen Websites Bijlage 1 Samenstelling begeleidingscommissie 129 PI Research 2011 iii

8

9 Voorwoord In dit rapport doen we verslag van het evaluatieonderzoek naar Functionele Gezinstherapie (FFT) in Nederland. Dit evaluatieonderzoek bestaat uit twee onderdelen: een implementatieonderdeel en een effectiviteitsonderdeel. In mei 2007 is het onderzoek gestart. Na een periode waarin de nodige voorbereidingen zijn getroffen, is met het verzamelen van gegevens begonnen in het voorjaar van 2008, eind maart 2011 is de dataverzameling gestopt. Het onderzoek is uitgevoerd bij vijf instellingen: Altrecht, de Bascule, Cardea, Entréa en Mondriaan. Een onderzoek als dit was niet mogelijk geweest zonder de steun en medewerking van de uitvoerders van FFT binnen deze vijf instellingen en de gezinnen die gedurende de onderzoeksperiode FFT hebben ontvangen en aan het onderzoek hebben meegedaan. Zodoende willen wij de FFT teams van Altrecht, de Bascule, Cardea, Entréa en Mondriaan heel hartelijk bedanken voor hun inzet en bereidheid om ouders en jongeren te informeren over het onderzoek en er voor te zorgen dat zij de vragenlijsten zouden invullen, om zelf vragenlijsten in te vullen en om mee te werken aan de interviews over de implementatie van FFT binnen hun instellingen. Ook onze contactenpersonen binnen de vijf instellingen willen we bedanken voor hun hulp bij het versturen van vragenlijsten, het bijhouden van overzichten en hun bereidheid om vragen van onze kant te beantwoorden en zaken voor ons uit te zoeken. Ook zijn we dank verschuldigd aan de jongeren en ouders die de vragenlijsten bij aanvang en afsluiting van de behandeling hebben ingevuld, en aan de ouders die enige tijd na afsluiting van FFT bereid zijn geweest mee te werken aan een telefonisch interview. Zonder hun medewerking hadden wij dit onderzoek niet kunnen uitvoeren. Ook willen we Gonny ten Haaft van ZonMw bedanken voor haar betrokkenheid bij dit onderzoek. De leden van de begeleidingscommissie bedanken we voor de tijd en energie die zij in het onderzoek hebben gestoken. Ook het imta dat het kosteneffectiviteitsonderzoek naar FFT uitvoert willen we bedanken voor de prettige samenwerking. Tot slot noemen we enkele (oud) collega s die in de afgelopen jaren voor kortere of langere tijd een bijdrage aan de onderzoeksactiviteiten hebben geleverd: Anke BregVijlbrief, Marc Noom en Mathilde van Houdt. Duivendrecht, november 2011 De auteurs. PI Research 2011 v

10

11 Samenvatting Functional Family Therapy (FFT) is een interventie voor jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar met gedragsproblemen (waaronder crimineel gedrag) en hun gezin van herkomst. Indien het om jongeren gaat met een crimineel verleden ligt het type delicten dat zij hebben gepleegd voornamelijk in de sfeer van vermogens en geweldsdelicten. Het doel van FFT is het positief beïnvloeden van de onderlinge gezinsrelaties en het verminderen van de gedragsproblemen van de jongeren. FFT richt zich primair op (1) het vergroten van het vertrouwen in, de hoop op en motivatie voor verandering, (2) het vergroten van de vaardigheden van de gezinsleden op het gebied van (onderlinge) communicatie, probleemoplossing, conflicthantering en opvoeding en (3) de verbetering van de relatie van de jongere en het gezin met de directe omgeving. FFT is opgezet als een kortdurende therapie. In een tijdsbestek van drie tot zes maanden vinden er gemiddeld 16 tot 24 sessies plaats. In de behandeling worden drie fasen onderscheiden: een verbindings en motiveringsfase (36 sessies), een gedragsveranderingfase (911 sessies) en een generalisatiefase (47 sessies). FFT is in de jaren zeventig ontwikkeld in de Verenigde Staten. In 2003 is FFT in Nederland geïntroduceerd. In september 2006 is FFT opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut (NJi). Daarnaast is FFT in juni 2009 erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. FFT wordt als een theoretisch goed onderbouwde interventie beschouwd. In de periode heeft PI Research een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar FFT. Het onderzoek was enerzijds gericht op het vaststellen hoe FFT in Nederland is geïmplementeerd, anderzijds op het onderzoeken van de effectiviteit van FFT. Aan het onderzoek hebben vijf instellingen deelgenomen: Altrecht, de Bascule, Cardea, Entréa en Mondriaan. Implementatie FFT in Nederland Het onderzoek naar de implementatie van FFT Nederland is gebaseerd op informatie uit verschillende bronnen. Allereerst zijn interviews gehouden op verschillende niveaus (manager FFT, landelijk supervisoren FFT, intern supervisoren instellingen, therapeuten instellingen). Daarnaast zijn verschillende papieren en digitale bronnen geraadpleegd (onderzoeksliteratuur, handleidingen FFT en nieuwsbrieven). Tot slot is het monitorsysteem van FFT, het Client System Services (CSS), uitgebreid bestudeerd. De belangrijkste onderzoeksvragen die in dit deel van het onderzoek beantwoord moesten worden waren: (1) Wat zijn de trainings en opleidingsinspanningen van de betrokken instellingen? Komen deze trainingsinspanningen overeen met de richtlijnen van FFT?, (2) Hoe verloopt de FFT therapie in de praktijk? Komt dit overeen met het verloop van de FFT therapie zoals beschreven in de richtlijnen van FFT?, (3) Wat is het niveau van modelintegriteit van PI Research 2011 vii

12 Samenvatting de FFT therapeuten van de instellingen in Nederland? Komt dit overeen met het niveau van modelintegriteit zoals beschreven in de richtlijnen van FFT?, en (4) Welke aanpassingen zijn nodig in de implementatie van FFT en de training van FFT therapeuten om ervoor te zorgen dat de modelintegriteit van de Nederlandse FFT therapeuten gewaarborgd wordt? Wat betreft de implementatie van FFT in Nederland kan geconcludeerd worden dat FFT binnen de vijf instellingen een duidelijk plek inneemt. De FFT teams zijn goed opgeleid en werken over het algemeen redelijk conform de richtlijnen. Het registreren van gegevens in CSS en het monitoren van FFT behandelingen middels CSS verlopen daarentegen nog onvoldoende volgens de richtlijnen. Hier is de gebruiksonvriendelijkheid van CSS mede debet aan. Het gevolg hiervan is ook dat op basis van CSS geen uitspraken over de modelintegriteit van de therapeuten gedaan kunnen worden. Daarnaast lukt het de FFT therapeuten nog onvoldoende om een behandeling binnen de daarvoor gestelde periode van drie tot zes maanden af te ronden. Inmiddels heeft FFT Nederland een aantal zaken die voor verbetering of verandering vatbaar zijn opgepakt of heeft men het voornemen deze zaken op te pakken. Deze ontwikkelingen zijn veelbelovend te noemen, maar de praktijk zal moet uitwijzen of deze ontwikkelingen ook realiteit worden. Effectiviteit van FFT in Nederland Om zicht te krijgen op de effectiviteit van FFT zijn gegevens verzameld bij jongeren en hun gezinnen die FFT hebben ontvangen bij één van de vijf instellingen in de onderzoeksperiode van maart 2008 tot april Bij de jongeren, hun ouders en de FFT therapeuten zijn bij aanvang en afsluiting van FFT schriftelijke vragenlijsten afgenomen. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat deze gegevens vergeleken zouden worden met de gegevens van een controlegroep. Lopende het onderzoek bleek dat de instroom in de controlegroep sterk stagneerde. Tezamen met de opdrachtgever is vastgesteld dat het niet realistisch zou zijn het onderzoek te vervolgen met de controlegroep. De instroom van nieuwe gezinnen in het huidige onderzoek liep tot februari 2011, de dataverzameling bij afsluiting en followup is eind maart 2011 gestopt. In totaal hebben 209 gezinnen in het onderzoek naar de effectiviteit geparticipeerd. Met behulp van de vragenlijsten is informatie verzameld over een aantal achtergrondgegevens, gedragsproblemen van de aangemelde jongere, de ouderkindrelatie en opvoedingsvaardigheden van de ouders. Bij followup zijn de ouders telefonisch benaderd voor een interview waarin verschillende vragen over het psychosociale functioneren van de jongere zijn gesteld. De focus van het effectiviteitsonderzoek lag op het beantwoorden van de vragen: (1) Hoe ziet de groep die FFT krijgt aangeboden eruit wat betreft de mate en ernst van de door de jongeren gepleegde delicten, de uithuisplaatsingen, het psychosociale functioneren van de jongeren en het functioneren van het gezin? en (2) In welke mate zijn bovenstaande variabelen veranderd na het beëindigen van FFT? De onderzoeksgroep bestaat voor tweederde uit jongens en de gemiddelde leeftijd bedraagt 16 jaar. Het merendeel woont bij de (biologische) ouders of bij de (biologische) moeder, al dan niet met een stiefvader. Over het algemeen is er sprake viii PI Research 2011

13 FFT versterkt van een stabiele woonsituatie. Iets minder dan een vijfde van de jongeren is in het half jaar voor aanvang van FFT één of meerdere keren uit huis geplaatst. De meeste ouders zijn goed opgeleid (MBO of HBO opleiding) en hebben een betaalde werkkring. De jongeren vertonen bij aanvang ernstige gedragsproblemen (waaronder gewelds en vermogensdelicten). Volgens de ouders is er daarnaast bij een deel van de jongeren sprake van emotionele problemen, hyperactiviteit, problemen met leeftijdsgenoten en weinig prosociaal gedrag. Jongeren beoordelen hun problemen, met uitzondering van delinquent gedrag, over het algemeen als minder ernstig dan hun ouders. De ouderkindrelatie wordt gekenmerkt door de nodige problemen. Er is sprake van (zeer) ernstige problemen wat betreft conflicthantering en van geïrriteerde verhoudingen. De therapeut oordeelt bovendien minder positief over de communicatie in het gezin dan ouders en jongeren zelf doen. Over het algemeen worden de opvoedingsvaardigheden van de ouders als goed beoordeeld. Voor wat betreft toezicht houden door ouders op het doen en laten van hun kind zijn de resultaten niet eenduidig. Samengevat kan geconcludeerd worden dat de onderzoeksgroep voor een deel overeenkomt met de doelgroep van FFT zoals die op papier is beschreven. Een aantal punten springt in het oog. De gezinssituatie van de gezinnen is tamelijk stabiel, ouders zijn relatief hoog opgeleid en ouders vinden zichzelf meer dan gemiddeld competent voor wat betreft hun opvoedingsvaardigheden. Bij afsluiting van FFT is een aantal positieve veranderingen waar te nemen die bovendien ruim na afloop van de FFT behandelingen geconsolideerd lijken te zijn. Het gaat hier voornamelijk om positieve veranderingen in het bij aanvang ernstige probleemgedrag van de jongeren (waaronder ook het door ouders en jongeren gerapporteerde delinquent gedrag) en de kwaliteit van de moederkindrelatie. Ook de gezinscommunicatie lijkt te zijn verbeterd, maar hierover is geen followup informatie beschikbaar. Bij afsluiting van FFT en bij followup is er bovendien sprake van een relatieve verbetering in de stabiliteit van de woonsituatie. Het aantal uithuisplaatsingen is afgenomen van zo n 18 procent naar bijna 6 procent bij afsluiting en 2 procent bij followup. Daarnaast zijn bij afsluiting van FFT op een aantal gebieden verbeteringen opgetreden ten opzichte van de beginmeting die zich ten tijde van de followup niet gecontinueerd hebben, waardoor de situatie weer vergelijkbaar lijkt met de beginmeting. Het gaat hier onder meer om veranderingen op het gebied van het school en werkfunctioneren, waaronder de contacten met klasgenoten, collega s, leraren en leidinggevenden. Op het merendeel van deze gebieden scoorden de jongeren echter al vrij goed bij de beginmeting. Tot slot zijn op enkele gebieden geen veranderingen geconstateerd. Het gaat hier voornamelijk om de opvoedingsvaardigheden van de ouders, zoals opvoedingscompetentie en toezicht houden. Samengevat kan geconcludeerd worden dat bij de onderzoeksgroep de FFT behandeling een aantal positieve veranderingen lijkt te hebben ingezet op de gebieden die FFT beoogt te kunnen beïnvloeden. Tot besluit Om met meer zekerheid te kunnen vaststellen of de bovengenoemde positieve veranderingen daadwerkelijk het gevolg zijn van de FFT behandeling verdient het aanbeveling om effectonderzoek te doen conform de oorspronkelijke opzet, waarbij PI Research 2011 ix

14 Samenvatting naast een experimentele groep ook een controlegroep wordt ingezet. Om inzicht te krijgen in de meer langere termijn effecten van FFT is het eveneens aan te bevelen om een recidiveonderzoek op basis van justitiële gegevens te doen zoals aanvankelijk ook binnen het huidige onderzoek de bedoeling was. 1 Daarnaast is het wenselijk het followup onderzoek uit te breiden met meer followup momenten en een uitgebreider instrumentarium. Uit Amerikaans onderzoek is gebleken dat een modeltrouwe en competente uitvoering van FFT nauw samenhangt met de resultaten die met de behandeling worden bereikt. Daarom wordt binnen FFT veel nadruk gelegd op modelintegriteit. In CSS is hiervoor een instrument opgenomen om dit systematisch en objectief te registreren. Echter voor het huidige onderzoek bood dit instrument onvoldoende handvatten om uitspraken te kunnen doen over de modelintegriteit van de therapeuten. Meer onderzoek naar de modelintegriteit is daarom gewenst. Voor een groot deel van de gezinnen uit de onderzoeksgroep geldt dat deze voornamelijk van Nederlandse afkomst zijn, redelijk goed zijn opgeleid, de ouders een betaalde werkkring hebben en er sprake is van een relatief stabiele gezinssituatie. De vraag is of dit een juiste afspiegeling is van de gezinnen die in Nederland FFT krijgen aangeboden. Aanvullend onderzoek met een bredere doelgroep (allochtone, multiproblem en LVB gezinnen, en gezinnen met een lage sociaal economische status) zou hier meer inzicht in moeten geven. 1 Het WODC adviseert pas sinds kort dat recidive idealiter gemeten wordt gemiddeld twee jaar na afsluiting van een interventie en heeft om die reden de benodigde recidivegegevens niet verstrekt. x PI Research 2011

15 1 Inleiding 1.1 Inleiding In dit rapport doen we verslag van het evaluatieonderzoek naar Functional Family Therapy (FFT). In het voorjaar van 2007 heeft ZonMw aan PI Research de opdracht gegeven dit onderzoek uit te voeren. Het onderzoek is uitgevoerd binnen de kaders van het Programma Systeeminterventies van ZonMw en is enerzijds gericht op het onderzoeken van de effectiviteit van FFT, anderzijds op het vaststellen hoe FFT in Nederland is geïmplementeerd. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de achtergronden van het onderzoek en het kader waarbinnen dit onderzoek is uitgevoerd. Vervolgens wordt een korte schets gegeven van wat FFT inhoudt: wat is de doelstelling van FFT?, voor welke doelgroep is FFT bedoeld? en hoe is de structuur en de opbouw van FFT? Daarna gaan we in op de opbouw van dit rapport. 1.2 Aanleiding 1 In 2005 hebben de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Justitie het plan van aanpak Optimalisering zorgaanbod voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen opgesteld. Aanleiding hiervoor was dat jongeren die behandeling nodig hadden te vaak op civiel rechtelijke titel in (gesloten) justitiële jeugdinrichtingen verbleven, terwijl dit niet wenselijk werd geacht. Het samen plaatsen van jongeren die op civielrechtelijke titel zijn geplaatst met jongeren die op strafrechtelijke titel zijn geplaatst werd als onrechtvaardig gezien. Jongeren die op een civielrechtelijke titel vastzitten zouden ten onrechte vastzitten. Zij hebben immers geen delict gepleegd maar zijn in een gesloten inrichting geplaatst om hun veiligheid te waarborgen en beschermd te worden tegen zichzelf of hun omgeving (ouders, loverboys en verkeerde vrienden). Uit het rapport de Juiste Hulp (Boendermaker, 2005) bleek dat een deel van deze doelgroep wellicht baat zou kunnen hebben bij intensieve (ambulante) gezinsgerichte interventies in plaats van, of ter verkorting van opname in een instelling. Multi System Therapy (MST) en FFT zijn twee van zulke gezinsgerichte interventies die bovendien in de Verenigde Staten en Noorwegen bewezen effectief zijn gebleken. Deze twee behandelmethoden zijn door aanbieders van GGZzorg naar Nederland gehaald. Het idee was dat door deze interventies in te zetten, gesloten plaatsing van jongeren kon worden voorkomen of worden verkort. In het eerder genoemde plan van aanpak Optimalisering Zorgaanbod dat in 2005 aan de Tweede Kamer werd aangeboden werd het voorstel gedaan MST en FFT gefaseerd landelijk uit te rollen. Naast deze gefaseerde uitrol werd er ook een 1 De tekst is grotendeels gebaseerd op de publicatie: ZonMw (2006), Innovatieprogramma Multi System Therapy / Functional Family Therapy fase 1, Den Haag: ZonMw. PI Research

16 Inleiding voorstel gedaan voor begeleidend onderzoek. De gefaseerde uitrol en het begeleidende onderzoek vormen samen het innovatieprogramma MST/FFT. Het innovatieprogramma MST/FFT vormt een onderdeel van het Kennisprogramma Jeugd waarmee het ministerie van VWS een impuls wilde geven aan de ontwikkeling en evaluatie van zorg voor jeugdigen. In 2006 heeft het ministerie van VWS goedkeuring verleend aan de uitvoering van het innovatieprogramma. Het innovatieprogramma bestaat uit twee samenhangende deeltrajecten: het deeltraject Ontwikkeling en Implementatie. Doelstelling van dit traject is het realiseren van een landelijk dekkend netwerk van operationele MST en FFT teams, het ontwikkelen van een Nederlands systeem van opleiding en supervisie en het geschikt maken van de behandelmethoden voor de Nederlandse situatie. Het andere deeltraject betreft een onderzoekstraject. Doelstelling van dit traject is om na te gaan of de positieve resultaten die met MST en FFT zijn geboekt in de Verenigde Staten en Noorwegen ook in Nederland gerealiseerd worden, met andere woorden er wordt getoetst of de behandelmethoden ook in Nederland effectief zijn. Het ministerie van VWS heeft aan ZonMw de opdracht gegeven om een implementatieplan op te stellen voor de landelijke verspreiding van MST en FFT en een voorstel te doen voor begeleidend implementatie en effectonderzoek. Dit plan heeft geresulteerd in het programma SysteemInterventies van ZonMw. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op dit programma. 1.3 Het programma Systeeminterventies ZonMw Het programma Systeeminterventies stimuleert en subsidieert de ontwikkeling (de vertaling en aanpassing van de methode aan de Nederlandse situatie), evaluatie en landelijke implementatie van drie typen systeeminterventies: FFT, MST en Parent Management Training Oregon (PMTO). Onderdeel van dit programma is ook het uitvoeren van evaluatieonderzoeken en kosteneffectiviteitsonderzoeken naar de genoemde systeeminterventies. Het programma Systeeminterventies is in 2007 gestart en loopt tot en met Een systeeminterventie is een interventie die zich niet alleen richt op de jongere maar ook op zijn omgeving, dat wil zeggen het systeem rondom de jongere (bijvoorbeeld ouders/verzorgers, vrienden en school). FFT is een interventie voor jongeren tussen de 12 en 18 jaar met gedragsproblemen (waaronder crimineel gedrag) en hun gezinnen. De therapie wil het functioneren van de jongere en het gezin verbeteren en de kans op herhaling van (crimineel) probleemgedrag verkleinen (in 1.4 wordt nader ingegaan op (de inhoud van) FFT). MST is een intensief behandelprogramma dat is ontwikkeld voor jongeren met ernstige gedragsproblemen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar, die op het punt staan om uit huis geplaatst te worden of dat al zijn. MST richt zich op het voorkomen van uithuisplaatsing van een jongere en competentievergroting van het gezin. De ouders van de jongere worden in staat gesteld de jongere te leren constructief om te gaan met problemen in het gezin, met leeftijdsgenoten, op school en in de buurt. PMTO is een ambulante behandeling voor ouders van kinderen met ernstige gedragsproblemen in de leeftijd van vier tot 12 jaar. In de training komen de volgende onderwerpen aan de orde: aanmoedigen en versterken van gewenst gedrag, stellen van regels en grenzen, houden van toezicht, 2 PI Research 2011

17 FFT versterkt samen problemen oplossen en stimuleren van positieve betrokkenheid van ouders bij het kind. Onderzoek Zoals eerder aangegeven is een ander onderdeel van het programma Systeeminterventies het uitvoeren van evaluatieonderzoeken naar het effect en de implementatie van respectievelijk FFT, MST en PMTO. Aan elk evaluatieonderzoek is ook een kosteneffectiviteitsonderzoek gekoppeld. In dit type onderzoek worden de kosten en opbrengsten van elke interventie in kaart gebracht waarbij onder andere gebruik gemaakt wordt van modellen die de kosteneffectiviteit van een interventie op de langere termijn kunnen voorspellen. Voorbeelden van vragen die bij een kosteneffectiviteitsonderzoek worden geprobeerd te beantwoorden zijn: Hoe berekenen we de kosten van ouders die van hun werk moeten verzuimen omdat hun kind gedragsproblemen heeft?, Hoeveel besparen we op de politieinzet als therapeuten er daadwerkelijk in slagen om jongeren op het rechte pad te houden?, en Hoe belemmerend vinden jongeren en ouders de gedragsproblemen zelf eigenlijk? Het evaluatieonderzoek naar FFT wordt uitgevoerd door PI Research, het kosteneffectiviteitsonderzoek naar FFT wordt uitgevoerd door onderzoekers van het institute for Medical Technology Assessment (imta) van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De Universiteit van Utrecht voert het evaluatieonderzoek naar MST uit, het kosteneffectiviteitsonderzoek naar MST wordt uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen. Het evaluatieonderzoek naar PMTO wordt uitgevoerd door de Universiteit Maastricht en het kosteneffectiviteitsonderzoek wordt uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen. De resultaten van het evaluatieonderzoek naar FFT worden gepresenteerd in dit rapport. De resultaten van het evaluatieonderzoek naar MST en PMTO worden verwacht in 2011 en De kosteneffectiviteitsstudies naar FFT, MST en PMTO zijn naar verwachting in 2012 gereed. 1.4 Wat is Functionele gezinstherapie? FFT is oorspronkelijk ontwikkeld voor gezinnen met jongeren met ernstige gedragsproblemen (waaronder delinquent gedrag). FFT is ontwikkeld in de jaren zeventig van de vorige eeuw in de Verenigde Staten. FFT maakt gebruik van principes en technieken uit systeemtheorieën, leertheorieën, communicatietheorieën en cognitieve gedragstherapie. De focus van de behandeling ligt op de relatie en de interacties van jongeren met hun gezin. In 2003 is FFT door de Bascule naar Nederland gehaald, aangepast voor de Nederlandse praktijk en verder verspreid over Nederland. PI Research

18 Inleiding Doelstelling Het doel van FFT is het positief beïnvloeden van de onderlinge gezinsrelaties en het verminderen van de gedragsproblemen van de jongeren. FFT richt zich primair op Vergroten van vertrouwen in, hoop op en motivatie voor verandering; 2. Verandering van communicatiepatronen binnen het gezin, het vergroten van vaardigheden van de gezinsleden met betrekking tot de (onderlinge) communicatie, probleemoplossing, conflicthantering, en opvoeding; 3. Verbetering van de relatie van de jongere en het gezin met de directe omgeving (school, vrienden, buurt) en het versterken van ondersteuning uit de omgeving van het gezin. FFT moet bijdragen aan vermindering van de risicofactoren en versterking van de protectieve factoren die te maken hebben met het probleemgedrag van de jongeren. Het uiteindelijke doel is vermindering van het probleemgedrag en in het geval er sprake is van delinquent gedrag bij de jongere ook op het verminderen van de kans op recidive De beoogde doelgroep 3 De beoogde doelgroep van FFT bestaat uit jongeren (jongens en meisjes) in de leeftijd van 12 tot 18 jaar met gedragsproblemen (waaronder crimineel gedrag) en hun gezin van herkomst. Indien het om jongeren gaat met een crimineel verleden ligt het type delicten dat zij hebben gepleegd voornamelijk in de sfeer van vermogensen geweldsdelicten. Aan het plegen van de delicten moeten gedragsproblemen en gezinsproblemen ten grondslag liggen. Voor jongeren die delicten hebben gepleegd kan FFT worden ingezet als ambulante gedragsinterventie in het kader van de Maatregel Hulp en Steun of de Gedragsbeïnvloedende Maatregel. Ook kan FFT worden opgelegd in het kader van een Scholing en TrainingsProgramma of Proefverlof voor jongeren die in de eindfase van een justitiële jeugdinrichting zitten (FFT Reentry). Bij deze variant ligt de nadruk op het begeleiden van de jongere en het gezin bij de overgang van de jeugdinrichting terug naar het gezin en de samenleving Structuur en opbouw van FFT FFT is opgezet als een kortdurende therapie (drie tot zes maanden), bestaande uit gemiddeld 16 tot 24 sessies. 4 Afhankelijk van de zwaarte van de problematiek van het gezin kan FFT ook korter of juist langer duren. Het is een gefaseerde behandeling die bestaat uit drie fasen: (1) de verbindings en motiveringsfase (36 sessies), (2) de gedragsveranderingfase (911 sessies), (3) de generalisatiefase (47 sessies). In de beginfase van de behandeling is de frequentie van de sessies hoger dan in latere fasen. In de eerste weken kunnen er twee à drie sessies per week plaatsvinden. In de tweede fase is de frequentie gemiddeld één sessie per week. In 2 Bron: Theoretische onderbouwing van Functional Family Therapy in Nederland (Spanjaard & Breuk, 2009) 3 Bron: Managementhandleiding Functional Family Therapy in Nederland. (FFT Nederland, 2009) 4 Bron: Managementhandleiding Functional Family Therapy in Nederland. (FFT Nederland, 2009) 4 PI Research 2011

19 FFT versterkt de laatste fase loopt de frequentie af naar één sessie per twee à drie weken. In de verbindings en motiveringsfase vinden alleen gesprekken met het gezin plaats. In de meeste gevallen zullen individuele of groepsinterventies (zowel voor de jongere als voor de ouders) pas starten in de derde fase van de gezinstherapie, de fase waarin de gezinstherapeut een steeds minder grote rol in de therapie gaat vervullen. Na afsluiting van de therapie kunnen er nog twee tot vier nazorgsessies plaatsvinden. Tussen de therapiesessies door is er regelmatig telefonisch contact met het gezin en de andere instellingen die eventueel betrokken zijn bij het gezin. Fase 1 Het doel van de verbindings en motiveringsfase is het verbinden en motiveren van de jongeren en hun gezin. In deze fase wordt de aandacht gericht op het (probleem)gedrag van de jongere en het gedrag dat dit weer oproept bij de andere gezinsleden. Deze fase heeft de volgende doelen 5 : Opbouwen van een evenwichtige werkrelatie en goede samenwerking tussen de therapeut en alle gezinsleden. Bevorderen van een positieve verbinding tussen de gezinsleden onderling en tussen de therapeut en alle gezinsleden. Versterken van de positieve communicatie en het verminderen van negatieve communicatie (beschuldigingen). Vergroten van de hoop op en verwachting van verandering (geloof in eigen kunnen vergroten) en verminderen van gevoelens van hopeloosheid. Vergroten van de motivatie voor verandering. Bevorderen bereidheid tot deelname en verminderen van uitval. Een belangrijk concept binnen deze fase is reframing, het benoemen en herbenoemen van uitspraken, gedachten en emoties en deze van een andere, positieve lading voorzien. Met behulp van de therapeut wordt de vaak beschuldigende en op het individu gerichte definiëring van het probleemgedrag geleidelijk omgebogen naar een meer gezinsgerichte beschrijving van het probleem, met een positieve lading en een formulering van de bijdrage en uitdagingen voor elk van de gezinsleden. ( We willen beter naar elkaar luisteren en beter met elkaar overleggen.) Deze herdefiniëring van het probleem is het uitgangspunt voor de volgende fase, de gedragsveranderingsfase. De therapeut maakt naast reframing in deze fase gebruik van technieken zoals validation (geven van erkenning), positieve interpretatie, (relationele) bekrachtiging, interacties uitvragen (patronen in gedrag en interacties ontdekken en benoemen), heretiketteren (herlabelen), en het formuleren van (hints voor) thema s. De afsluiting van en overgang naar de volgende fase wordt bepaald op basis van scores op voortgangsrapportages (genaamd Progress Notes) uit het kwaliteitsbewakingssysteem (Client Services System, afgekort CSS). Uit deze rapportages moet blijken dat er naast een herdefiniëring van het probleem naar een meer gezinsgerichte beschrijving van het probleem ook vooruitgang is geboekt in de 5 Bron: Theoretische Onderbouwing van Functional Family Therapy in Nederland (Spanjaard & Breuk, 2009). PI Research

20 Inleiding werkrelatie tussen gezin en therapeut. De hoop op en motivatie voor verandering bij de gezinsleden moet zijn vergroot en daarnaast moet er sprake zijn van een vermindering van het beschuldigen van elkaar en een afname van negativiteit binnen het gezin. Fase 2 Het doel van de gedragsveranderingsfase is het verminderen van het probleemgedrag en het leren van nieuwe vaardigheden. In deze fase staan vaardigheden centraal die gaan over de opvoeding, communicatie, probleemoplossing en conflicthantering. De gedragsveranderingsfase is erop gericht dat gezinsleden zich nieuwe vaardigheden eigen maken, deze uitproberen en ervaren dat het hen iets oplevert. In de gedragsveranderingsfase bedenken de gezinsleden samen met de therapeut individuele plannen voor gedragsverandering. Deze plannen sluiten aan bij de gezinscultuur en zijn toegesneden op de kenmerken en behoeften van de individuele gezinsleden. De gedragsverandering moet aansluiten op de in de eerste fase opgestelde probleemdefiniëring van dat specifieke gezin. Het uitgangspunt hierbij is dat het beter is een beperkt aantal bij het gezin passende gedragsvaardigheden aan te bieden dan een training met veel, maar net niet passende vaardigheden. De therapeut ziet erop toe dat de afspraken die in deze fase worden gemaakt aansluiten bij de wensen en behoeften van alle gezinsleden. De therapeut maakt gebruik van principes uit de leertheorieën zoals bekrachtiging, uitdoving en sociaal leren waarbij hij de specifieke technieken en strategieën afstemt op de kenmerken van individuele gezinsleden. Ook wordt er gebruik gemaakt van technieken zoals structureren (plannen van sessies), modeling, focusing, coaching en oefening. Aan het einde van deze fase beschikken de gezinsleden over meer vaardigheden voor positieve communicatie, probleemoplossing conflicthantering en opvoeding. De afsluiting van deze fase en de overgang naar de generalisatiefase wordt eveneens bepaald op basis van gerealiseerde voorgang ten aanzien van de individuele veranderingsplannen en de scores op de voortgangsrapportages (Progress Notes) uit CSS. Hieruit moet blijken dat het gezin positieve verandering uitprobeert en bereikt en nieuwe vaardigheden thuis oefent. Fase 3 In de generalisatiefase worden de positieve veranderingen in het gezin bestendigd. Er zijn binnen deze fase drie doelen: 1. Generalisatie van de veranderingen die zijn bewerkstelligd naar andere gebieden binnen het gezinssysteem en systemen buiten het gezin zoals school, sociaal netwerk en familie. 2. Bestendiging van de verandering door middel van terugvalpreventie. 3. Versteviging van de gerealiseerde veranderingen door het gezin in contact te brengen met relevante hulpbronnen en het sociale netwerk te versterken. In deze fase neemt de therapeut langzamerhand meer afstand en wordt het gezin minder afhankelijk van de therapeut en leert te vertrouwen op haar eigen mogelijkheden, ook als er sprake is van nieuwe moeilijkheden of een terugval. De 6 PI Research 2011

21 FFT versterkt therapeut probeert bij de gezinsleden een gevoel van competentie te ontwikkelen over de mogelijkheden om toekomstige problemen zelf aan te pakken. Ook probeert hij de gezinsleden te motiveren om hun eigen problemen op te lossen met gebruik van hun sterke kanten en geleerde vaardigheden en helpt het gezin (beter) gebruik te maken van en een betere relatie te onderhouden met hulpbronnen (bijv. het eigen sociale netwerk maar ook voorzieningen zoals opvoedpoli s, Centra voor Jeugd en Gezin of Maatschappelijk Werk). Voor de therapeut is het in deze fase vooral van belang om vast te houden aan de doelen van de FFT behandeling en een open, niet (ver) oordelende opstelling aan te houden. Het besluit om de FFT behandeling af te sluiten vindt in samenspraak met de intern supervisor van een FFT team plaats. Er wordt hierbij wederom gekeken naar de scores uit de voortgangsrapportages uit CSS. Er wordt gekeken naar de mate waarin het gezin in staat is om terugval op te vangen, de mate waarin het gezin in staat is te reageren op nieuwe situaties en hierin nieuw aangeleerde vaardigheden toe te passen en de mate waarin het gelukt is het gezin te verbinden met hulpbronnen die positieve veranderingen in het gezin kunnen ondersteunen. 1.5 Eerder onderzoek Sinds 1971 zijn er (voornamelijk in de Verenigde Staten) verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de doelmatigheid en effectiviteit van FFT bij verschillende cliëntgroepen en onder verschillende uitvoeringscondities. Het meeste onderzoeken waren gericht op de mate waarin FFT leidt tot recidivevermindering en zijn dan ook uitgevoerd bij jongeren die (voorafgaand aan hun FFT behandeling) delinquent gedrag vertoonden. Uit veel van deze onderzoeken is gebleken dat FFT effectief kan zijn in het terugdringen van recidive. FFT is in de VS effectief gebleken in het terugdringen van recidive omdat het een positief effect heeft op de volgende factoren: gezinsfunctioneren, gezinsinteracties, communicatie in het gezin, middelenmisbruik en psychiatrische symptomen bij zowel de jongeren als bij de ouders. 6 Uit onderzoek van Gordon uit 1995 bleek dat de positieve resultaten van FFT stabiel bleven in een periode van vijf jaar. 7 Na een followup onderzoek na tweeënhalf jaar bleek 11 procent van de FFT jongeren gerecidiveerd te zijn tegen 67 procent van de controlegroep. Na nogmaals tweeënhalf jaar waren de recidive percentages respectievelijk 8,7 procent voor de FFT groep en 41 procent voor de controlegroep. Een ander onderzoek betreft een onderzoek naar jongeren die lichte, gemiddelde en zware delicten hebben gepleegd. Jongeren die een FFT behandeling hadden gehad werden vergeleken met jongeren die geen behandeling hebben gekregen en met jongeren die alleen begeleid werden door de jeugdreclassering. Uit dit onderzoek bleek (afhankelijk van de zwaarte van het gepleegde delict) een reductie van de 6 Bron: Theoretische Onderbouwing van Functional Family Therapy in Nederland (Spanjaard & Breuk, 2009). 7 Bron: Theoretische Onderbouwing van Functional Family Therapy in Nederland (Spanjaard & Breuk, 2009). PI Research

22 Inleiding recidive van tussen 26 en 73 procent na van de FFT behandeling (Alexander, Pugh, Parsons & Sexton, 2000; Sexton, Alexander & Mease, 2003). Uit onderzoek van Sexton en Alexander (2002) bleek FFT een effectieve gezinsbehandeling te zijn voor jongeren met gedragsproblemen en jongeren die tenminste één delict hebben gepleegd. Niet alleen veranderde door de FFT behandeling de manier waarop gezinnen met elkaar communiceerden, maar bleek ook de recidive met de helft te verminderen in vergelijking met een controlegroep die alleen begeleid werd door de reclassering. Ook het Washington State Insitute for Public Policy heeft onderzoek uitgevoerd naar FFT. Hieruit bleek dat (mits uitgevoerd door competente therapeuten) FFT een reductie van de recidive van 38 procent (van 27% naar 17%) opleverde bij nietgewelddadige misdrijven in vergelijking met een treatment as usual (TAU) groep. Bij gewelddadige misdrijven ging het zelfs om een significante reductie van de recidive van 50 procent (van 6% naar 3%) (Barnoski, 2004). Ook is door het Washington State Institute een kosteneffectiviteitsonderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat de FFT behandeling een besparing (van de kosten van criminaliteit) oplevert. Resumerend betekent dit dat uit het onderzoek dat in de Verenigde Staten is uitgevoerd naar FFT is gebleken dat er sterke aanwijzingen zijn dat FFT een effectieve behandeling is voor de vermindering van recidive. Onderzoek in Nederland Ook in Nederland is er vooral onderzoek uitgevoerd bij jongeren die een FFT behandeling hebben gevolgd vanwege hun delinquente gedrag en de vermindering van dat delinquente gedrag als gevolg van de FFT behandeling. Het in Nederland uitgevoerde onderzoek naar FFT betreft vooral onderzoek dat is uitgevoerd binnen één instelling. Zo is er door Van der Put (2007) een onderzoek uitgevoerd naar interventieeffecten in een forensischpsychiatrische setting. Er is onder meer gekeken naar moderatoren in interventies die de recidive kunnen voorspellen. Eén van de moderatoren die gevonden is, is de combinatie duur van de behandeling en soort behandeling. Zo bleek dat de recidivekans het hoogst was indien er langer dan twee jaar behandeld was met FFT. Van Leeuwen en Van der Veldt (2007) hebben een onderzoek uitgevoerd naar de implementatie van FFT binnen het Cluster forensische jeugdpsychiatrie van de Bascule (2007). Een onderdeel van dit onderzoek was een eenmalige recidivemeting bij jongeren die een FFT behandeling hebben gehad. In de recidivemeting werden jongeren die de FFT behandeling hadden afgerond vergeleken met jongeren die waren gestart met de behandeling maar deze niet hebben afgerond en met jongeren die op het moment van de recidivemeting nog in behandeling waren. In het onderzoek konden geen harde conclusies worden getrokken worden met betrekking tot de effectiviteit van FFT maar wel bleek uit het onderzoek dat jongeren die de FFT behandeling hadden afgerond minder vaak leken te recidiveren dan jongeren die voortijdig waren gestopt met de behandeling. Door Breuk (2008) is een onderzoek naar FFT uitgevoerd waarin hij delinquente jongeren die tijdens hun dagbehandeling deelnamen aan gezinstherapie (in dit geval 8 PI Research 2011

23 FFT versterkt FFT 8 vergeleek met delinquente jongeren die detentie kregen zonder verdere psychiatrische behandeling of jongeren die gedetineerd zaten en daarna een behandeling (care as usual) kregen in een gesloten jeugdinrichting. Uit dit onderzoek bleek onder andere dat delinquente jongeren die hadden deelgenomen aan FFT hun leven beter op de rails kregen, minder geweldsdelicten pleegden, erin slaagden geschikte huisvesting te vinden (bij hun ouders of zelfstandig wonend) en betere familieverhoudingen hadden dan jongeren uit de controlegroep. Loef, Tong Sang, Breuk en Slot (2008) hebben een effectonderzoek gedaan naar FFT waarbij de effectiviteit van FFT werd onderzocht door een groep FFT jongeren te vergelijken met twee controlegroepen (een groep die deelnam aan een ouder en gezinscursus en een groep die werd begeleid door de jeugdreclassering). Uit dit onderzoek bleek dat er een significante afname was van individuele problemen (externaliserend gedrag, hyperactiviteit), en gezinsproblemen bij de FFT groep in vergelijking met de andere groepen. Ook is er gekeken naar de recidive binnen 12 maanden na beëindiging van de behandeling. Bij de FFT groep was er sprake van een recidive van 10 procent in vergelijking met een recidive van 29 procent bij de controlegroepen. In de totale recidive werden geen verschillen gevonden tussen de FFT groep en de andere groepen. Uit dit onderzoek kwam ook naar voren dat jongeren na een FFT behandeling (of een ouder en gezinscursus) relatief vaker thuis woonden bij hun ouders dan jongeren uit de controlegroep die relatief vaker in een instelling verbleven of bij andere familie of vrienden woonden. 1.6 FFT in Nederland 9 De positieve effecten en successen die in de Verenigde Staten zijn behaald met FFT waren voor de Bascule de aanleiding om de methodiek in 2003 naar Nederland te halen en te starten met het aanbieden van FFT. Inmiddels zijn er binnen Nederland dertien organisaties die FFT inzetten voor gezinnen met jongeren met ernstige gedragsproblematiek. Deze organisaties verschillen onderling in doelgroep, doelstelling, structuur, werkwijze en financiering. Het betreft zowel organisaties op het gebied van jeugdhulpverlening (JHV), geestelijke gezondheidszorg (GGZ), en licht verstandelijk gehandicapten (LVG) die FFT ambulant inzetten, als residentiële instellingen en de JJI en die FFT inzetten bij de overgang van jongeren met ernstige gedragsproblematiek vanuit de residentiële instelling of JJI terug naar huis. Naast de Bascule zijn de andere instellingen die FFT momenteel aanbieden: Accare, Altrecht, Cardea, De Koppeling, De Viersprong, Entréa, GGZ Eindhoven, Jong Groot Batelaar, InZicht, Mondriaan, Parlan/Triversum en Rentray. 1.7 Erkenning FFT In september 2006 is FFT opgenomen in de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut (NJi). 10 Deze databank bevat beschrijvingen van 8 De dagbehandeling bestond in zijn totaliteit uit gezinstherapie en een individuele behandeling. Bron: 9 Tekst grotendeels overgenomen van de website van FFT Nederland PI Research

24 Inleiding interventies, methodieken en programma s die zijn ontwikkeld om problemen bij het opgroeien en opvoeden van kinderen te voorkomen of te verhelpen en die door de Erkenningscommissie Interventies zijn erkend. Deze Erkenningscommissie Interventies is een onafhankelijk landelijke commissie die de interventies beoordeelt op kwaliteit en effectiviteit. FFT is erkend op niveau I (theoretisch goed onderbouwd). Dat houdt in dat de interventie voldoende is beschreven en is onderbouwd met wetenschappelijke theorie en/of kennis, waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de interventie werkt en het gewenste doel met de interventie wordt bereikt. Om op niveau II ( waarschijnlijk effectief ) te komen is het nodig dat er voldoende gepubliceerde studies zijn (bijvoorbeeld minimaal een Nederlandse studie met eventueel aanvullende buitenlandse studies met een sterke bewijskracht) die voorlopige aanwijzingen geven voor de effectiviteit. Ook moet het onderzoek ten minste een matige bewijskracht hebben, dat wil zeggen dat er sprake moet zijn van een onderzoek met een voor en een nameting dat met betrouwbare en valide instrumenten is uitgevoerd en repliceerbaar is, waarvan de resultaten zijn vergeleken met ander onderzoek naar de effecten van gebruikelijke zorg (care as usual). Om het stempel bewezen effectief (niveau III) te krijgen is het een voorwaarde dat er voldoende gepubliceerde studies zijn die overtuigende aanwijzingen geven voor de effectiviteit. Er moet in ieder geval voldaan zijn aan de criteria die van toepassing zijn op niveau I. Daarnaast is vereist dat er (1) voldoende onderzoeken zijn (bijvoorbeeld minimaal een sterke Nederlandse studie, met aanvullende sterke buitenlandse studies) die overtuigende aanwijzingen geven voor de effectiviteit (2) het onderzoek tenminste een 'sterke bewijskracht' heeft wat inhoudt dat er een onderzoek is uitgevoerd met een (quasi)experimentele en een controlegroep of een herhaald N=1 onderzoek of een ander, vergelijkbaar design dat in de praktijk is uitgevoerd en dat een followup na minimaal zes maanden heeft. Naast opname in de databank Effectieve Jeugdinterventies is FFT in juni 2009 erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie. 11 De officiële definitie van een gedragsinterventie luidt: Een (justitiële) gedragsinterventie is een programmatisch en gestructureerd geheel van methodische handelingen gericht op het beïnvloeden van iemands gedrag of omstandigheden, met als doel het voorkomen van recidive. Van interventies die zijn erkend door de Erkenningscommissie is de verwachting dat zij recidive verminderen of voorkomen. De Erkenningscommissie toetst gedragsinterventies aan de hand van bepaalde kwaliteitscriteria, zoals (1) de mate waarin de interventie theoretisch onderbouwd is, (2) de mate waarin de interventie zich richt op het beïnvloeden van risicofactoren en protectieve factoren die samenhangen met het criminele gedrag, (3) de mate waarin de interventie zich richt op het leren van praktische, sociale en probleemoplossende 11 De tekst is grotendeels overgenomen van de website 10 PI Research 2011

25 FFT versterkt vaardigheden en (4) de mate waarin de betrokkenheid van de deelnemer bij de interventie en de motivatie voor deelname worden bevorderd en gestimuleerd. 12 Ten behoeve van de erkenning door de Erkenningcommissie Gedragsinterventies Justitie zijn een theoretische handleiding, een managementhandleiding en een managementsamenvatting, een programmahandleiding, een opleidingshandleiding voor therapeuten en supervisoren en een beoordelings en evaluatiehandleiding geschreven. 1.8 Doel van het evaluatieonderzoek naar FFT en opzet van dit rapport Het tot nu toe uitgevoerde onderzoek naar FFT in Nederland betreft voornamelijk onderzoek dat is uitgevoerd binnen één instelling. In het voorjaar van 2007 is PI Research in opdracht van ZonMw gestart met een evaluatieonderzoek bij vijf instellingen die FFT aanbieden. Het evaluatieonderzoek naar FFT bestaat uit een effectiviteitsonderdeel en een implementatieonderdeel. Het hoofddoel van het effectiviteitsonderdeel is te kijken hoe effectief FFT in Nederland is. Het doel van het implementatieonderzoek is om na te gaan of FFT in Nederland is geïmplementeerd volgens de richtlijnen. Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de opzet en uitvoering van het evaluatieonderzoek. In Hoofdstuk 3 worden de resultaten van het implementatieonderzoek gepresenteerd. Er wordt onder andere ingegaan op het verloop van de implementatie in de praktijk binnen de vijf instellingen die hebben meegedaan met het evaluatieonderzoek, het opleidingstraject tot FFT therapeut en het kwaliteitsbewakingstraject van FFT. In Hoofdstuk 4 wordt een beeld geschetst van de onderzoeksgroep. Hoofdstuk 5 bevat de resultaten en uitkomsten van het onderzoek naar de effectiviteit van FFT. Het rapport wordt afgesloten met de conclusies in Hoofdstuk PI Research

26

27 2 Opzet en uitvoering van het onderzoek 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk komen de opzet en de uitvoering van het onderzoek aan de orde. Het evaluatieonderzoek naar FFT is opgesplitst in twee delen. Het eerste deel betreft het implementatieonderdeel, het tweede deel het effectiviteitsonderdeel. De indeling van dit hoofdstuk is als volgt. In Paragraaf 2.2 worden de instellingen die aan het onderzoek hebben deelgenomen kort besproken. In Paragraaf 2.3 wordt een aantal achtergrondkenmerken van de in het onderzoek participerende therapeuten beschreven. Paragraaf 2.4 betreft de opzet en de uitvoering van het implementatieonderdeel. In Paragraaf 2.5 wordt aandacht besteed aan de opzet van het effectiviteitsonderdeel. 2.2 Deelnemende instellingen Het evaluatieonderzoek is uitgevoerd bij de volgende vijf instellingen: (1) Altrecht, (2) de Bascule, (3) Cardea, (4) Entréa en (5) Mondriaan. 1. Altrecht is een tweedelijns GGZ instelling in Utrecht. Altrecht Jeugd biedt hulp aan kinderen en jongeren met psychiatrische of ernstige psychische problemen. 1. FFT wordt aangeboden binnen het zorgdomein A&G, dat is bedoeld voor kinderen en jongeren in de leeftijd van 4 tot 18 jaar met complexe gedragsstoornissen en ADHD. 2. De Bascule is een academisch centrum voor kinder en jeugdpsychiatrie gericht op het verlenen van psychiatrische zorg aan kinderen, jongeren en gezinnen in Amsterdam en omstreken Cardea Jeugdzorg is een jeugdzorgorganisatie in de regio ZuidHolland Noord. De organisatie biedt ambulante hulp, daghulp, 24 uurshulp of combinaties hiervan aan kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar met ontwikkelings, gedrags, en gezinsproblemen Entréa richt zich op het bieden van hulp en ondersteuning (bij onderwijs, opvoedings en opgroeivragen) aan kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar (soms tot 23 jaar) en hun ouders of opvoeders. Het werkgebied van deze instelling is Nijmegen en omstreken, GelderlandZuid, en Rivierenland Mondriaan is een instelling voor geestelijke gezondheidszorg in Limburg, die zorg biedt aan kinderen, jeugdigen, volwassenen en ouderen met psychische of PI Research

28 Opzet en uitvoering van het onderzoek psychiatrische klachten en voor mensen met verslavingsproblematiek. Daarnaast biedt Mondriaan ook forensische psychiatrie. 5 Binnen de polikliniek voor orthopsychiatrische en ambulante forensische jeugdpsychiatrie in Maastricht wordt gebruik gemaakt van FFT. De Bascule is als eerste van de vijf instellingen gestart met het aanbieden van FFT in 2003, gevolgd door Mondriaan in 2005, Altrecht en Cardea in 2006 en Entréa in Deelnemende FFT therapeuten Om zicht te krijgen op een aantal achtergrondgegevens van de FFT therapeuten en op de werkervaring die zij hebben, is de therapeuten van de vijf instellingen in 2010 gevraagd een korte vragenlijst in te vullen. In totaal hebben 30 FFT therapeuten 6 de vragenlijst ingevuld. Van de 30 therapeuten werken er vier bij Altrecht (13,3%), 11 bij de Bascule (36,7%), vier bij Cardea (13,3%), zes bij Entréa (20%) en vijf bij Mondriaan (16,7%). In Tabel 2.1 staan enkele gegevens over de therapeuten die in het onderzoek hebben geparticipeerd. Het merendeel van de therapeuten (ruim 80%) is van het vrouwelijk geslacht. De gemiddelde leeftijd van de therapeuten bedraagt 43,8 jaar (de jongste therapeut is 26 jaar en de oudste therapeut is 64 jaar). Het overgrote deel is geboren in Nederland. Zoals beschreven in het Opleidingsreglement FFT opleidingen gelden sinds september 2009 de volgende vooropleidingseisen om toegelaten te worden tot de opleiding voor FFT therapeut: (a) het voltooid hebben van een universitaire opleiding in de sociale gezondheidswetenschappen, ofwel het met goed gevolg afgelegd hebben van een artsexamen, of (b) het voltooid hebben van een Hogere Agogische Beroepsopleiding: maatschappelijk werk (HBOMW), maatschappelijke gezondheidszorg (HBOMGZ), inrichtingswerk (HBOIW), creatieve therapie (HBO). Daarna is het nog nodig een VO opleiding te hebben gevolgd (bijv. VO maatschappelijk werk), of een andere opleiding (bijv. een PostHBO Opleiding Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling). 7 Driekwart van de therapeuten geeft aan een HBO of WO opleiding te hebben gevolgd. Een vijfde deel zegt een andere opleiding te hebben genoten. De meest genoemde relevante opleidingen zijn pedagogiek of psychologie (WO) of een SPH of Ten tijde van het schrijven van dit eindrapport (september 2011) zijn niet alle therapeuten die de vragenlijst hebben ingevuld nog werkzaam als FFT therapeut; bij sommige instellingen zijn ook nieuwe therapeuten werkzaam. Op 1 augustus 2011 bestond het FFT team van Altrecht uit vier therapeuten, de FFT teams van de Bascule in totaal uit 13 therapeuten, het FFT team van Cardea uit zes FFT therapeuten (twee nieuwe therapeuten erbij gekomen), het FFT team van Entréa uit zeven therapeuten (twee nieuwe therapeuten erbij gekomen) en het FFT team van Mondriaan uit acht therapeuten (drie nieuwe therapeuten erbij gekomen). 7 In het Opleidingsreglement FFT opleidingen (september 2009) staat beschreven om welke opleidingen het precies gaat. 14 PI Research 2011

29 FFT versterkt SPV opleiding (HBO). Een enkele keer gaat het om opleidingen als de opleiding tot familietherapeut, contextuele therapie, de Pabo en directieve thuisbegeleiding. Tabel 2.1 Achtergrondgegevens FFT therapeuten (N=30) Gegeven N % Geslacht Man 5 16,7 Vrouw 25 83,3 Leeftijd , , ,3 > ,3 Geboorteland Nederland 27 90,0 Suriname 1 3,3 Overig 2 6,7 Opleiding HBO 16 53,3 WO 8 26,7 Anders 6 20,0 Aan de therapeuten is gevraagd hoeveel jaren zij al betrokken zijn bij FFT en hoeveel jaren ze ervaring hebben met het geven van therapie in het algemeen en met gezinstherapie in het bijzonder. Tabel 2.2 laat zien dat ten tijde van het invullen van de vragenlijst iets meer dan de helft van de therapeuten meer dan drie jaar ervaring heeft met FFT. Gemiddeld zijn therapeuten 3,4 jaar betrokken bij FFT. Tabel 2.2 Aantal jaar betrokken bij FFT Aantal jaren betrokken bij FFT N % 01 jaar 4 13,3 23 jaar 9 30,0 > 3 jaar 17 56,7 Totaal ,0 In Tabel 2.3 is weergegeven hoeveel jaren ervaring de therapeuten hebben met het geven van therapie en met gezinstherapie. De gemiddelde totale ervaring met het geven van therapie bedraagt 6,9 jaar en de specifieke ervaring met het geven van gezinstherapie bedraagt 3,4 jaar. PI Research

30 Opzet en uitvoering van het onderzoek Tabel 2.3 Aantal jaar ervaring met het geven van therapie en met gezinstherapie Aantal jaren Ervaring met geven therapie Ervaring met geven gezinstherapie N % N % 05 jaar 15 50, ,3 610 jaar 7 23,3 3 10,0 > 10 jaar 6 20,0 3 10,0 Onbekend 2 6,7 2 6,7 Totaal , ,0 2.4 Opzet en uitvoering van het implementatieonderdeel Onderzoeksvragen Het doel van het implementatieonderdeel van het evaluatieonderzoek naar FFT is om na te gaan of FFT in Nederland is geïmplementeerd volgens de richtlijnen. Deze onderzoeksvraag is onderverdeeld in de volgende subvragen: 1. Wat zijn de trainings en opleidingsinspanningen van de betrokken instellingen? Komen deze trainingsinspanningen overeen met de richtlijnen van FFT? 2. Hoe verloopt de FFT therapie in de praktijk? Komt dit overeen met het verloop van de FFT therapie zoals beschreven in de richtlijnen van FFT? 3. Wat is het niveau van modelintegriteit van de FFT therapeuten van de instellingen in Nederland? Komt dit overeen met het niveau van modelintegriteit zoals beschreven in de richtlijnen van FFT? 4. Welke aanpassingen zijn nodig in de implementatie van FFT en de training van FFT therapeuten om ervoor te zorgen dat de modelintegriteit van de Nederlandse FFT therapeuten gewaarborgd wordt? Aanpak en uitvoering van het onderzoek Om antwoord te krijgen op bovenstaande vragen is op verschillende manieren informatie verzameld. Om de oorspronkelijke doelstellingen en richtlijnen van FFT te achterhalen, is relevante literatuur en documentatie bestudeerd, waaronder de Blueprints for violence prevention Functional Family Therapy en verschillende FFT handleidingen. Daarnaast is ook gepoogd de gegevens over onder meer behandelintegriteit, modeltrouw en het functioneren van de therapeut uit CSS 8 te analyseren. Op verschillende momenten is CSS hiervoor geraadpleegd (maart 2010, juni 2010, december 2010, februari 2011 en november 2011). De betreffende gegevens bleken echter niet altijd beschikbaar en/of moeilijk analyseerbaar. Daarom kon in het huidige onderzoek niet gebruik worden gemaakt van CSS. Wel wordt in het huidige rapport ingegaan op de beperkingen van CSS. Om inzicht te krijgen in het implementatieproces, de mate waarin het opleidingstraject aansluit bij de praktijk, en in hoeverre de behandeling uitgevoerd 8 In de beginperiode van het onderzoek werden deze gegevens geregistreerd in het Qsysteem van Prof. Dr. T. Sexton, één van de ontwikkelaars van FFT in Amerika. Nadat de samenwerking met hem is beëindigd eind 2008 moeten FFT medewerkers deze gegevens registreren in CSS. 16 PI Research 2011

31 FFT versterkt kan worden zoals beoogd, zijn bovendien interviews gehouden met een aantal sleutelfiguren. De eerste interviewronde heeft plaatsgevonden in de periode april 2010 tot en met juni Daartoe zijn zowel medewerkers van de FFT teams benaderd als medewerkers van FFT Nederland. Tijdens de interviews met de medewerkers van FFT Nederland zijn verschillende onderwerpen behandeld, zoals het verloop van de landelijke implementatie van FFT, de opzet en vormgeving van de trainingen, de doelstellingen van de implementatie, de verschillen tussen de Nederlandse en de Amerikaanse versie van FFT, of belangrijke projectdoelen zoals de duur van de behandeling worden behaald en welke knelpunten zich voordoen bij de uitvoering van FFT in de praktijk. Aan de medewerkers van de FFT teams is onder andere gevraagd naar het verloop van de implementatie van FFT binnen de eigen instelling, de vormgeving van de trainingen en hun mening daarover, het opleidingtraject voor FFT therapeuten, het verloop van het supervisietraject, de uitvoering van FFT in de praktijk en belemmerende en bevorderende factoren daarbij, en naar gewenste aanpassingen. Aan de therapeuten is specifiek gevraagd hoe zij de implementatie van FFT binnen de instelling en de training hebben ervaren, en naar het gebruik van CSS en het behalen van behandeldoelen. In februari 2011 is opnieuw een interviewronde gehouden. Tijdens deze interviewronde is gesproken met één van de landelijk supervisoren van FFT Nederland en met de intern supervisoren van de vijf instellingen. 9 In deze interviewronde is hoofdzakelijk aandacht besteed aan onderwerpen die betrekking hebben op het kwaliteitsbewakingstraject, zoals het supervisietraject, de organisatie van evaluatiebijeenkomsten, het certificeringtraject en het gebruik van CSS door de intern supervisoren zelf en door de therapeuten van hun team. Tenslotte heeft in augustus 2011 een gesprek plaatsgevonden met de interim manager van FFT Nederland. Tijdens dit gesprek zijn de laatste ontwikkelingen met betrekking tot FFT in Nederland aan de orde geweest. 2.5 Opzet en uitvoering van het effectiviteitsonderdeel Onderzoeksvragen Het hoofddoel van het effectiviteitsonderdeel van het evaluatieonderzoek naar FFT is te kijken hoe effectief FFT in Nederland is. Om dit doel te onderzoeken zijn de volgende subvragen geformuleerd: 1. Hoe ziet de groep die FFT krijgt aangeboden eruit wat betreft de mate en ernst van veroordeelde delicten, de uithuisplaatsingen, het psychosociale functioneren van de jongeren en het functioneren van het gezin? 2. In welke mate zijn bovenstaande variabelen veranderd na het beëindigen van FFT? 3. In welke mate zijn deze bevindingen vergelijkbaar met bevindingen in Amerika? 9 Bij de Bascule zijn twee intern supervisoren geïnterviewd. PI Research

32 Opzet en uitvoering van het onderzoek 4. In welke mate is de modelintegriteit van de therapeut van invloed op de uitkomsten van FFT? 5. Zijn er aanpassingen in FFT noodzakelijk om deze interventie zo goed mogelijk te laten aansluiten op de Nederlandse cultuur? Wanneer blijkt dat een aantal etnische groeperingen is te onderscheiden met voldoende casussen per groep, zal ook worden nagegaan of deze groepen van elkaar verschillen voor wat betreft de mate waarin en de wijze waarop zij het programma afronden Aanpak en uitvoering van het onderzoek Design Om zicht te krijgen op de effectiviteit van FFT in de vijf instellingen is het effectiviteitsonderdeel uitgevoerd aan de hand van een pretestposttest design, ook wel veranderingsonderzoek genoemd. Deze vorm van effectmeting houdt in dat er tenminste aan het begin en aan het einde van de hulp metingen plaatsvinden waarbij één of meerdere vragenlijsten worden afgenomen (Van Yperen & Veerman, 2008). In eerste instantie was gekozen voor een quasiexperimenteel onderzoeksdesign, waarbij naast de experimentele groep (FFT) een controlegroep zou worden onderscheiden. De controlegroep zou bestaan uit jongeren in dezelfde leeftijd en met dezelfde problematiek als de FFT groep. Deze jongeren zouden een alternatieve TAU (treatment as usual) behandeling krijgen binnen dezelfde instellingen als de FFT groep. Vanwege problemen met de instroom van gezinnen in de controlegroep is in overleg met en op verzoek van ZonMw begin 2010 uiteindelijk besloten het onderzoek voort te zetten zonder de controlegroep. In het onderzoek is op drie meetmomenten informatie verzameld: (1) bij aanvang van de behandeling, (2) bij afsluiting van de behandeling en (3) gemiddeld negen maanden na afloop van de behandeling. De instroom van nieuwe gezinnen in het onderzoek liep tot 1 februari 2010, de dataverzameling bij afsluiting van de behandeling is gestopt op 18 april In april 2011 is tevens het laatste followup interview gehouden. Deelnemers In het onderzoek naar de effectiviteit van FFT hebben 209 gezinnen geparticipeerd. Hiervan hebben 36 gezinnen (17,2%) FFT gevolgd bij Altrecht, 130 gezinnen (62,2%) bij de Bascule, 10 gezinnen (4,8%) bij Cardea, 25 gezinnen (12,0%) bij Entréa, en acht gezinnen (3,8%) bij Mondriaan. Het valt op dat de meeste gezinnen die aan het onderzoek hebben deelgenomen afkomstig zijn van de Bascule. Een reden hiervoor is dat de Bascule al in het voorjaar van 2008 met het verzamelen van gegevens is begonnen, terwijl de andere instellingen pas eind 2008 of begin 2009 hiermee zijn gestart. Een andere reden is dat binnen de Bascule vier FFT teams opereren en in de andere instellingen is er maximaal één FFT team. Tabel 2.4 geeft een overzicht van het aantal vragenlijsten bij de aanvangs en afsluitingsmeting (T1 en T2) per respondent en het aantal followup interviews (T3). 18 PI Research 2011

33 Tabel 2.4 FFT versterkt Overzicht van het aantal vragenlijsten per meetmoment en per respondent Jongere Moeder Vader Ouders a Therapeut Aanvang (T1) Afsluiting (T2) Followup (T3) 49 a In paragraaf 5.7 wordt nader aangegeven met wie de followup interviews zijn gehouden. Er is ook sprake van een groep jongeren en hun gezinnen die zijn uitgevallen uit het onderzoek. Redenen hiervoor zijn onder meer dat FFT officieel niet is gestart of dat FFT voortijdig is beëindigd, maar ook dat het niet gelukt is om de vragenlijsten te laten invullen. Er is nagegaan of deze uitvallers op een aantal algemene kenmerken verschillen van de groep jongeren en gezinnen die wel in het onderzoek hebben geparticipeerd. In Hoofdstuk 4 wordt een beeld geschetst van de groep uitvallers. Statistische analyses De gegevens uit de vragenlijsten zijn op verschillende manieren geanalyseerd. De dataanalyse heeft zich voor een deel van de gegevens beperkt tot de beschrijvende statistiek (beschrijving van gemiddelden en frequenties). Waar mogelijk is gebruik gemaakt van univariate (between subjects) analyses (op ruwe scores, deviatiescores en gemiddelden). Procedure Bij de start van het onderzoek zijn de deelnemende FFT teams bezocht. Deze bijeenkomsten hadden als doel om toelichting te geven op het onderzoek en vragen te beantwoorden, om instructies te geven met betrekking tot de dataverzameling, maar ook om draagvlak voor het onderzoek te creëren binnen de deelnemende teams. De gegevensverzameling bij aanvang en bij afsluiting van de behandeling is door medewerkers van de vijf instellingen zelf gedaan. Ten behoeve van een goed verloop van de dataverzameling is een onderzoeksprotocol opgesteld waarin per meetmoment is beschreven welke stappen moeten worden gezet en wie daarvoor verantwoordelijk is. Ouders hebben schriftelijk toestemming gegeven voor deelname aan het onderzoek. Om de respons bij afsluiting van de FFT behandeling te verhogen is lopende het onderzoek (februari 2010) besloten om jongeren en ouders een beloning te geven wanneer ze de vragenlijst bij afsluiting van FFT volledig zouden invullen. Jongeren hebben een cadeaubon van 15 euro gekregen en ouders (geldt slechts voor één ouder) een van tien euro. Bij aanvang en bij afsluiting van de FFT behandeling is zowel aan de jongeren als aan de ouders gevraagd een vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst is opgebouwd uit meerdere onderdelen en gaat in het algemeen over het psychosociaal functioneren van de jongere en over het functioneren van het gezin. In Paragraaf wordt nader ingegaan op het gebruikte instrumentarium. Naast de onderdelen die in het kader van het effectiviteitsonderdeel zijn opgenomen, bevatten de vragenlijsten voor jongeren en ouders ook vragen die in het kader van het kosteneffectiviteitsonderzoek, dat is uitgevoerd door het imta, zijn gesteld. Het gaat hierbij onder andere om vragen met betrekking tot de gezondheid, het zorggebruik, PI Research

34 Opzet en uitvoering van het onderzoek ziekte en werk. Om de dataverzameling zo efficiënt en voor de respondenten zo gemakkelijk mogelijk uit te voeren is ervoor gekozen de vragenlijsten van beide onderzoeken te combineren in één lijst. De ingevulde vragenlijsten werden door de instellingen gekopieerd en naar PI Research opgestuurd en vervolgens door de onderzoekers ingevoerd in SPSS. Ook de therapeuten hebben bij aanvang en afsluiting van de FFT behandeling een vragenlijst ingevuld over het verloop van de behandeling. Bij aanvang hebben ze bovendien eenmalig een aantal gegevens over zichzelf (o.a. over opleiding, werkervaring en achtergrond) ingevuld. Ongeveer negen maanden na afloop van de behandeling werden de ouders telefonisch benaderd voor een followup interview. Deze interviews werden door een onderzoeker van PI Research uitgevoerd. Wanneer een FFT behandeling werd afgesloten, gaven de instellingen de contactgegevens van de betreffende gezinnen door aan de onderzoekers. Ouders ontvingen een cadeaubon van 15 euro voor deelname aan het telefonisch interview. Daarna zijn deze ouders ook nog benaderd door een onderzoeker van het imta. Het monitoren van de gegevensverzameling werd gedaan door de onderzoekers en door contactpersonen in de instellingen. Deze contactpersonen waren primair verantwoordelijk voor de dataverzameling binnen de eigen instelling, zij coördineerden de instroom van vragenlijsten. De onderzoekers hielden overzichten bij van de instroom en uitstroom van cliënten en van de ingevulde lijsten. Ongeveer een keer per twee à vier weken hadden de onderzoekers contact met de instellingen. Ze stuurden updates van de stand van zaken met betrekking tot de dataverzameling naar de contactpersonen en belden aansluitend na om te vragen hoe de dataverzameling liep, om te bespreken welke ontwikkelingen er speelden, maar ook om het belang van de vragenlijsten nogmaals te benadrukken. De onderzoekers hebben daarnaast meerdere keren teamvergaderingen bijgewoond om de FFT teams te informeren over de stand van zaken met betrekking tot het onderzoek, maar ook om hen te stimuleren de vragenlijsten in te vullen. Ten behoeve van de monitoring van de dataverzameling is bovendien een protocol opgesteld, waarin is beschreven wat de taken van de FFT therapeut in het kader van het onderzoek naar FFT zijn, wat verwacht wordt van de administratie van de instelling en welke stappen de onderzoeker zet Het instrumentarium Bij het samenstellen van de vragenlijsten die bij aanvang en afsluiting van de behandeling zijn ingevuld is gebruik gemaakt van bestaande instrumenten of delen daarvan. In Tabel 2.5 is een overzicht opgenomen van alle schalen en vragenlijsten die gebruikt zijn om de gekozen concepten te meten. Ook is te zien welke schalen bij welke respondenten zijn afgenomen en op welke tijdstippen. 20 PI Research 2011

35 FFT versterkt Functioneren van de jongere Om zicht te krijgen op het functioneren van de jeugdige is gebruik gemaakt van de Strenghts and Dificulties Questionnaire (SDQ), van de schaal Grensoverschrijdend gedrag van de Child Behavior Checklist (CBCL) en de Youth Self Report (YSR), de Jongeren Informatie Lijst (JIL) en de vragenlijst Zelfrapportage Delinquent Gedrag (ZDG). De SDQ is van oorsprong een Engelse vragenlijst die in 1997 is ontwikkeld door Goodman. In 2000 is de vragenlijst naar het Nederlands vertaald (Goedhart, Treffers & Van Widenfelt, 2003). De SDQ meet de aanwezigheid van psychosociale problemen bij de jeugdige, sterke kanten van de jeugdige en de invloed van psychosociale problemen op het dagelijks functioneren van de jeugdige. De SDQ is opgebouwd uit vijf schalen: (1) emotionele symptomen, (2) gedragsproblemen, (3) hyperactiviteit/aandachtstekort, (4) problemen met leeftijdgenoten en (5) prosociaal gedrag. Elke schaal bestaat uit vijf vragen. De eerste vier schalen vormen samen de totale probleemscore. De 25 vragen zijn geformuleerd aan de hand van stellingen (bijv. Mijn kind houdt rekening met gevoelens van anderen ) en hebben betrekking op de afgelopen zes maanden. De antwoordcategorieën variëren van niet waar, een beetje waar tot zeker waar. In het onderzoek is gebruik gemaakt van de versie voor jongeren in de leeftijd van 11 tot en met 16 jaar en van de versie voor ouders. De CBCL is een van oorsprong Amerikaanse vragenlijst om emotionele en gedragsproblemen en vaardigheden van een kind of jongere, zoals gerapporteerd door ouders in kaart te brengen (Verhulst, Van der Ende & Koot, 1996). Naast de CBCL zijn vergelijkbare lijsten ontwikkeld voor jongeren zelf (YSR) en voor leerkrachten (Teacher s Report Form, de TRF). De items van de CBCL hebben betrekking op verschillende gedragingen. Sommige van deze gedragingen zijn aan elkaar verwant of worden vaak in combinatie met elkaar gezien. De vragen over gedrag vormen de acht probleemschalen Angstig/Depressief, Teruggetrokken, Lichamelijke Klachten, Sociale Problemen, Denkproblemen, Aandachtsproblemen, Grensoverschrijdend Gedrag en Agressief Gedrag. Ten behoeve van het onderzoek is gebruik gemaakt van de probleemschaal Grensoverschrijdend Gedrag (11 items). Het betreft gedragingen zoals gaat om met jongens/meisjes in moeilijkheden, liegt of bedriegt, steelt van huis, steelt buitenshuis, loopt weg van huis, sticht brandjes en gebruikt alcohol en drugs. Per item kan door de ouder, respectievelijk de jeugdige zelf, worden aangegeven in hoeverre dit gedrag bij de jeugdige aanwezig is ( helemaal niet, een beetje of soms of duidelijk of vaak ) of is geweest in de afgelopen zes maanden. Met de JIL 10 wordt informatie verzameld over de psychosociale situatie van de jongere. Onderwerpen die in deze lijst aan bod komen zijn onder meer: omgangsvaardigheden van de jongere, schoolfunctioneren, werkfunctioneren, politiecontacten en drugs en alcoholgebruik. 10 De JIL is oorspronkelijk ontwikkeld door Jagers. J.D. & Slot, N.W. (1985) van het voormalig Paedologisch Instituut te Amsterdam (nu PI Research). PI Research

36 Opzet en uitvoering van het onderzoek Om zicht te krijgen op het delictgedrag van de jongeren is gebruik gemaakt van de vragenlijst Zelfrapportage Delinquent Gedrag (ZDG) (Loeber, Slot & Sergeant, 2001; WODC). De lijst bestaat uit 30 items op basis waarvan schalen zijn vast te stellen voor vermogens en geweldscriminaliteit, wapenbezit en voor vandalisme. Voorbeeldvragen zijn: Hoe vaak heb je het afgelopen jaar ergens ingebroken omdat je iets wilde stelen of Hoe vaak heb je het afgelopen half jaar iemand bedreigd om die persoon bang te maken of iets te laten doen. De antwoorden worden door de jongeren op een vijfpuntsschaal gescoord. De antwoordcategorieën zijn: nooit, 1 keer, 2 keer, 310 keer en meer dan 10 keer. Functioneren van het gezin Om een beeld te krijgen van het gezinsfunctioneren zijn de volgende instrumenten ingezet: de Ouder Kind Interactie Vragenlijst Revised (OKIVR), Network of Relationship Inventory (NRI), Parent Adolescent Communication Scale (PACS) en de Vragenlijst Toezicht Houden (VTH). Om na te gaan in welke mate de ouders zich competent voelen in de opvoeding van hun kind is bovendien de competentieschaal van de Nijmeegse Ouderlijke Stress Index (NOSI) voorgelegd. De OKIVR is een vragenlijst waarmee de verhoudingen tussen ouders en kinderen in de leeftijd van acht tot 18 jaar in kaart gebracht kunnen worden (Lange, 2001). Met behulp van de OKIVR wordt onderzocht hoe de ouder de opvoedingsrelatie met het kind beoordeelt en omgekeerd. Deze beoordeling heeft betrekking op concrete onderlinge gedragingen en gevoelens. In de OKIVR worden twee dimensies onderscheiden: (1) conflicthantering en (2) acceptatie. De kindversie van de OKIVR bestaat uit 25 vragen, de ouderversie uit 21 vragen. De vragen worden door de ouder(s) en het kind op een vijfpuntsschaal gescoord ( helemaal niet waar voor mij, niet waar voor mij, er tussen in, waar voor mij, helemaal waar voor mij ). De NOSI is een bewerkte Nederlandstalige versie van een Amerikaans meetinstrument (de Parenting Stress Index; Brock, Vermulst, Gerris & Abadin (1992) om de stressbeleving van ouders bij de opvoeding van hun kinderen te meten. De NOSI is onderverdeeld in twee hoofddomeinen; een ouderdomein en een kinddomein. Het ouderdomein geeft aan in hoeverre de ouder zich (niet) berekend voelt op de opvoedingstaak en zich daarbij inadequaat en gespannen voelt. Ten behoeve van het onderzoek is gebruik gemaakt van een van de schalen uit het ouderdomein, te weten: de Competentieschaal. Deze schaal geeft aan in welke mate de ouder het gevoel heeft onvoldoende vaardigheden en handigheid te hebben in de omgang met de jeugdige. De schaal bestaat uit 15 vragen, de antwoorden worden gegeven op een zespuntsschaal, die loopt van 'helemaal mee oneens' tot 'helemaal mee eens'. Hoe hoger de score, des te competenter de ouder zich voelt. De NRI is een korte vragenlijst waarmee zicht wordt verkregen op de mate van conflicten, irritaties en antagonisme in de ouderkindrelatie. De lijst bestaat uit zes items, waarvan er drie betrekking hebben op conflicten en drie op antagonisme (Furman & Buhrmeister, 1985; 1992). Er zijn vijf antwoordcategorieën: 1 weinig of niet, 2 een beetje, 3 veel, 4 heel erg veel en 5 meer kan niet. Een hoge score betekent dat er sprake is van veel conflicten en antagonismen. 22 PI Research 2011

37 FFT versterkt De PACS is een korte vragenlijst bestaande uit negen items waarmee inzicht verkregen wordt in de mate van openheid in de communicatie in het gezin en de mate van problemen die in de communicatie tussen gezinsleden voorkomen (Barnes & Olson, 1982; Gerris et al, 1998). Bijvoorbeeld Er zijn onderwerpen waar ik niet met mijn kind over praat of Ik toon mijn kind openlijk mijn genegenheid voor hem/haar. De schaal van de PACS loopt van 1 (helemaal niet van toepassing) tot 6 (precies van toepassing). Een hoge score op de PACS betekent dat er weinig problemen ervaren worden in de gezinscommunicatie. De VTH is een vragenlijst bestaande uit zes items (Brown, Mounts, Lamborn & Steinberg, 1993). Aan de hand van de antwoorden op deze items wordt een beeld verkregen van de mate waarin de ouders toezicht houden op het doen en laten van hun kind. Een voorbeelditem is Weet u waar uw kind zijn/haar geld aan uitgeeft?. Op een vierpuntsschaal kunnen de ouders en de jongere aangeven in welke mate het item van toepassing is. De antwoordmogelijkheden variëren van (1) ik weet daar niets van, (2) ik weet daar weinig van, (3) ik weet daar veel van en (4) ik weet daar alles van. Resultaten van FFT Om na te gaan of met FFT de beoogde resultaten zijn behaald zijn de Client Outcome Measure voor jongeren en ouders (COMA en COMP) en de Therapist Outcome Measure (TOM) gebruikt. De COM en de TOM worden normaal gesproken in het kader van FFT alleen bij afronding van de behandeling ingevuld. Ten behoeve van het onderzoek zijn beide lijsten zodanig aangepast dat ze zowel bij aanvang van de behandeling als bij afsluiting konden worden afgenomen. De (pre)com en de (pre)tom bestaan uit zes vragen. Met deze vragenlijsten wordt aan de jeugdige, de ouders en de therapeut gevraagd een oordeel te geven over de gezinssituatie in het algemeen, de communicatieve vaardigheden in het gezin, het gedrag van de jongere, de opvoedingsvaardigheden (waaronder toezicht houden) en conflicten in het gezin. Voor de bewerkte COM en TOM die bij aanvang en afsluiting van FFT zijn afgenomen, geldt dat de antwoordcategorieën variëren van 1 erg slecht tot 5 goed In de originele COM en TOM die alleen bij afsluiting van FFT worden afgenomen, worden zes antwoordcategorieën onderscheiden die variëren 0 slechter tot 5 heel veel beter. PI Research

38 Functioneren jeugdige Achtergrondkenmerken Opzet en uitvoering van het onderzoek Tabel 2.5 Algemeen concept Overzicht van concepten en instrumenten, bron en meetmoment Specifiek concept Instrument Bron* Tijdstip afname Jongere: leeftijd, geslacht, geboorteland, opleidingsniveau, woonsituatie. J, M en V T1 Ouder: leeftijd, geslacht, geboorteland, opleidingsniveau en woonsituatie M en V T1 Gedragsproblemen, emotionele problemen, hyperactiviteit / aandachtstekort, problemen met leeftijdgenoten en prosociaal gedrag SDQ (Strengths and Difficulties Questionnaire) J M en V T1 en T2 T1 en T2 Agressief gedrag YSR J T1 en T2 (Youth Self Report) Delinquency scale ** CBCL M en V T 1 en T2 (Child behavior Checklist) Delinquency scale ** Delictgedrag ZDG J T1 en T2 (Zelfrapportage Delinquent Gedrag) Functioneren op school en werk, drug en alcoholgebruik, omgangsvaardigheden JIL (Jongeren Informatie Lijst; aangepaste versie) M en V T1, T2 en T3 vervolg tabel op volgende pagina 24 PI Research 2011

39 Behandeling: context, organisatie Funcitoneren gezin FFT versterkt Tabel 2.5 (vervolg) Overzicht van concepten en instrumenten, bron en meetmoment Acceptatie, conflictmanagement OKIVR (Ouder Kind Interactie Vragenlijst) J M en V T1 en T2 T1 en T2 Conflicten NRI J T1 en T2 (Network of Relationships Inventory) ** M en V T1 en T2 Communicatie PACS J T1 en T2 (Parent Adolescent Communication Scale) ** M en V T1 en T2 Toezicht houden VTH J T1 en T2 (Vragenlijst Toezicht Houden) ** M en V T1 en T2 Competentie NOSI M en V T1 en T2 (Parenting Stress Index) ** COM (A en P) J T1 en T2 (Client Outcome Measure) M en V T1 en T2 TOM T T1 en T2 (Therapist Outcome Measure) Type organisatie (ggz, jeugdzorg, et cetera); Psychiatrische setting (ja/nee; Type T (per gezin) * J = jeugdige, M = moeder, V = vader en T = therapeut ** Alle instrumenten met een ** worden ook in het MSTonderzoek afgenomen. PI Research

40

41 3 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen 3.1 Inleiding Het implementatieonderdeel betreft een onderzoek naar de invoering van FFT binnen de vijf instellingen die ook aan het effectiviteitsonderdeel deelnemen, te weten Altrecht, de Bascule, Cardea, Entréa en Mondriaan. Het doel van dit onderdeel is om te achterhalen of de implementatie van FFT in Nederland in de praktijk overeenkomt met de implementatie zoals beoogd. In dit hoofdstuk wordt de implementatie van FFT in de vijf instellingen beschreven. Aan de hand van interviews, registratiegegevens die zijn verkregen van FFT Nederland en schriftelijk materiaal, wordt een beeld geschetst van het opleidingstraject van FFT, bestaande uit de FFT training supervisie en kwaliteitsborging, en wordt ingegaan op de feitelijke implementatie en de uitvoering van FFT in de praktijk. Tenslotte wordt gekeken naar huidige en toekomstige ontwikkelingen van FFT in Nederland. Om te bepalen of FFT is geïmplementeerd volgens de richtlijnen, is het belangrijk om een beeld te krijgen van deze richtlijnen. Hiertoe zijn diverse handleidingen waaronder trainingshandleidingen, beoordelings en evaluatiehandleidingen die gebruikt worden door supervisoren, en managementhandleidingen die gebruikt worden bij de implementatie van FFT in een instelling, opgevraagd bij FFT Nederland. De richtlijnen zoals die in theorie zijn opgesteld, zijn vervolgens vergeleken met de uitvoering van de implementatie in de praktijk. Om een beeld te krijgen van de uitvoering van FFT in de praktijk zijn twee interviewrondes gehouden. In de eerste interviewronde (periode april juni 2010) is gesproken met enkele vertegenwoordigers van FFT Nederland, te weten een landelijk supervisor en twee managers bedrijfsvoering. Daarnaast zijn enkele medewerkers van de vijf instellingen geïnterviewd. 1 In de tweede interviewronde die is gehouden in februari 2011 is gesproken met een landelijk supervisor en met de intern supervisoren van de vijf instellingen. 2 Tijdens de interviews is aandacht besteed aan onderwerpen als de doelstellingen voor de implementatie van FFT in Nederland en de mate waarin deze doelstellingen zijn gerealiseerd, het verloop van de implementatie van FFT in de vijf instellingen, het trainings en opleidingstraject, supervisie en kwaliteitsborging en de uitvoering van FFT in de praktijk. In augustus 2011 heeft bovendien een gesprek plaatsgevonden met de interim manager van FFT Nederland. In dit gesprek heeft zij de nodige informatie verstrekt met betrekking tot 1 In totaal zijn zeven FFT therapeuten geïnterviewd, waarvan drie tevens intern supervisor zijn, en vier FFT teamleiders. 2 Van een instelling zijn twee intern supervisoren geïnterviewd. PI Research

42 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen ontwikkelingen die sinds de tweede interviewronde door FFT Nederland in gang zijn gezet. Het FFT model vereist dat er gewerkt wordt met CSS. Dit is een webbased programma dat gebruikt moet worden door alle praktiserende FFT therapeuten om cliëntinformatie, cliënt en interventieontwikkelingen, en eigen therapeutische handelingen vast te leggen en te volgen. Het systeem voorziet therapeuten en supervisoren van directe en actuele feedback met betrekking tot modeltrouw en resultaten van FFT. In het kader van het implementatieonderzoek is CSS op vijf momenten (maart 2010, juni 2010, december 2010, februari 2011 en november 2011) uitgebreid bestudeerd en geëvalueerd. Allereerst is onderzocht of met behulp van de informatie uit CSS de modeltrouw afgeleid kon worden. Daarnaast is onderzocht hoe het voor Nederland aangepaste CSS programma functioneert. Hierbij is vooral gekeken welke informatie beschikbaar is binnen CSS, of deze informatie overeenkomt met de informatie die volgens de handleiding in CSS zouden moeten zitten en hoe (goed) CSS ingevuld wordt door de therapeuten. Voor de evaluatie van het voor Nederland aangepaste CSS programma bleek de expertise die beschikbaar was binnen FFT Nederland onvoldoende. Daarom is ook gebruik gemaakt van de expertise van FFT medewerkers uit de Verenigde Staten. In Paragraaf 3.2 wordt aandacht besteed aan de training tot FFT therapeut. In Paragraaf 3.3 komt het implementatietraject aan de orde en wordt ingegaan op de uitvoering van FFT in de vijf instellingen. Paragraaf 3.4 heeft betrekking op het kwaliteitsbewakingstraject. Achtereenvolgens wordt stilgestaan bij het supervisietraject, de evaluatiebijeenkomsten en het certificeringsysteem. Tot slot van deze paragraaf wordt aandacht besteed aan CSS. In Paragraaf 3.5 wordt onder meer beschreven welke ontwikkelingen zich binnen de instellingen in de periode voorafgaande aan de tweede interviewronde hebben voorgedaan en welke wensen er zijn. Aansluitend wordt in Paragraaf 3.6 stil gestaan bij de ontwikkelingen en plannen van FFT Nederland met betrekking tot het FFT model. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting ( 3.7). 3.2 De training tot FFTtherapeut De FFT training volgens de richtlijnen Tot september 2009 bestond de training tot FFT therapeut uit twaalf trainingsdagen verspreid over een periode van drie jaar. De training werd gegeven door FFT Inc. in samenwerking met FFT Nederland. Tijdens de training werd gebruik gemaakt van de handleiding Functional Family Therapy Clinical Training Manual (2004). Officiële documenten of handleidingen waarin beschreven staat wat er precies tijdens de trainingsdagen aan de orde kwam, waren aanvankelijk niet beschikbaar, deze zijn in een later stadium opgesteld. In de eerste drie trainingsblokken kwam het FFT model 3 In deze paragraaf wordt alleen de opleiding tot FFT therapeut besproken, de opleiding tot supervisor is buiten beschouwing gelaten omdat in de interviews alleen is ingegaan op de opleiding tot FFT therapeut. 28 PI Research 2011

43 FFT versterkt aan de orde. Zo stond het eerste trainingsblok in het teken van de verbindings en motiveringsfase (fase 1), werd in het tweede trainingsblok de gedragsveranderingsfase (fase 2) behandeld en kwam tijdens de laatste twee dagen van het eerste opleidingsjaar de generalisatiefase (fase 3) aan bod. In de daarop volgende trainingsdagen werd aan de hand van PowerPoint presentaties en Dvd s van één van de ontwikkelaars van FFT, dieper op bepaalde onderwerpen ingegaan en werden sommige onderwerpen herhaald. De trainers bepaalden per trainingsdag welk thema aan bod zou komen. Tabel 3.1 Opbouw driejarige training Training Aantal dagen Jaar 1 I 2 dagen II III 2 dagen 2 dagen Jaar 2 Vervolgtraining I 2 dagen Vervolgtraining II Eén keer per twee maanden supervisie op locatie 2 dagen halve dag Jaar 3 Vervolgtraining I 1 dag Vervolgtraining II Vier keer supervisiebijeenkomst met de supervisor op locatie 1 dag halve dag In de praktijk kwam het regelmatig voor dat een therapeut in opleiding met zijn of haar gezin al toe was aan een volgende fase in de behandeling, terwijl deze fase in de training nog niet aan bod was gekomen. Mede naar aanleiding hiervan is besloten het driejarig trainingstraject in te korten tot anderhalf jaar en in de eerste drie maanden van de nieuwe training het gehele FFT model de revue te laten passeren. Voor teams die reeds met een driejarig trainingstraject waren begonnen, is een overgangsregeling getroffen, waardoor zij niet het risico zouden lopen achterop de nieuwe teams (teams die een traject van anderhalf jaar doorlopen) te raken. De nieuwe training tot FFT therapeut, zoals die wordt gegeven vanaf september 2009, bestaat uit tien trainingsdagen, die verspreid over een periode van 18 maanden worden gegeven. In Tabel 3.2 is weergegeven hoe deze training is opgebouwd. In de trainingen I tot en met III ligt de nadruk op het leren werken met het FFT model (modeltrouw). Het FFT model, de attitude en vaardigheden van de FFT therapeut, hulpmiddelen bij de uitvoering van FFT en het kwaliteitsbewakingssysteem CSS komen tijdens de trainingen aan de orde. De trainingen IV tot en met VI zijn verdiepingstrainingen. Deze trainingen zijn gericht op een herhaling van de kernelementen van het model en een verdieping en verbreding van de competentie van de therapeuten. De inhoud van deze trainingen wordt zoveel mogelijk afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de therapeuten in het team en de eventuele problemen waarmee zij in de uitvoering van FFT geconfronteerd worden. De structuur en inhoud van de trainingsdagen ligt vast, er is geen ruimte om te schuiven en daardoor is het ook niet mogelijk om langer over de training te doen. Bij PI Research

44 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen uitval (bijvoorbeeld door ziekte) is het mogelijk om de training op een later moment in te halen. Eventueel kunnen intern supervisoren deze persoon intern extra begeleiden. Therapeuten krijgen na afronding van de gehele opleiding een certificaat. Om dit certificaat te krijgen moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan 4 : alle opleidingsdagen hebben gevolgd; voldoende gezinnen hebben behandeld tijdens het opleidingstraject (het eerste half jaar minimaal zeven per week, daarna minimaal vijf per week); wekelijks supervisie gevolgd (minimaal 80% aanwezigheid); bijhouden van het webbased kwaliteitsbewakingssysteem CSS, dat wil zeggen het invullen van de voortgangsrapportages (Progress Notes) na elke therapiesessie en het invoeren van een aantal vragenlijsten; gemiddeld voldoende of hoger scoren op modeltrouw (TAMscores). Tabel 3.2 Opbouw nieuwe training 5 Training Aantal dagen Aantal maanden na start Inhoud I 3 0 Start, verbinding en motivatie II 2 1 Gedragsverandering III 2 3 Generalisatie IV 1 8 Competente uitvoering van verbinding en motivatie V 1 9 Competente uitvoering van gedragsverandering en generalisatie VI 1 10 Consolidatie van modeltrouw en competentie In principe doorloopt een team van een instelling gezamenlijk het opleidingstraject van 18 maanden. In de praktijk komt het echter voor dat nieuwe therapeuten aan een team worden toegevoegd. Zij kunnen een zogenaamde replacementtraining volgen. In 2009 zijn de voorwaarden om deel te kunnen nemen aan dit nieuw aanbod op papier gezet. Het betreft de volgende voorwaarden: Het team moet minimaal 16 maanden in opleiding zijn zodat de therapeuten die al werkzaam zijn voldoende ervaren zijn om een ondersteunende rol op zich te kunnen nemen. De uitbreiding van het team mag niet groter zijn dan 50 procent van het bestaande team, om de balans in de groep te bewaren zodat het leerproces van alle therapeuten in het team op een kwalitatief verantwoorde wijze verloopt. De teamgrootte van het team binnen de instelling mag niet groter zijn dan acht personen, inclusief de interne supervisor. 4 De voorwaarden zijn overgenomen uit de documenten Managementsamenvatting FFT Nederland (2009) en Opleiding Functional Family in Nederland (FFT Nederland, 2009). 5 Tabel 3.2 is overgenomen uit het document Opleidingstraject FFT Nederland (FFT Nederland, 2009). 30 PI Research 2011

45 FFT versterkt De nieuwe therapeut volgt de zeven trainingsdagen (training I tot en met III) volgens het schema en sluit daarna meteen aan bij het team. Hij of zij volgt met het team alle (eventueel) resterende trainingsdagen en sluit de opleiding op hetzelfde moment af als de rest van het team. De beperking van de zeven trainingsdagen wordt opgevangen door een intensief inwerkprogramma dat wordt opgesteld door de intern supervisor van de instelling en FFT Nederland. Het trainingsschema wordt in Tabel 3.3 weergegeven. Tabel 3.3 Trainingschema replacementtraining FFT Training Aantal dagen Aantal maanden na start Inhoud I 3 0 Start, verbinding en motivatie II 2 1 Gedragsverandering III 2 4 Generalisatie De FFT training in de praktijk In de beginfase van FFT in Nederland heeft het opleiden van de FFT teams zo n drie à vier maanden vertraging opgelopen. De reden hiervoor was dat één van de FFT trainers wegens ziekte een aantal maanden was uitgeschakeld en er op dat moment geen vervanger beschikbaar was. Deelname training Uit een overzicht van FFT Nederland is gebleken dat ten tijde van de eerste interviewronde 30 therapeuten werkzaam waren bij de vijf instellingen die in het onderzoek participeren. Het merendeel van deze therapeuten (n=27) heeft de driejarige training tot FFT therapeut gevolgd. De meesten hebben alle trainingsdagen gevolgd. In het tweede jaar heeft slechts één therapeut een trainingsdag gemist en in het derde trainingsjaar hebben vier therapeuten één of meerdere dagen van de training gemist (o.a. vanwege zwangerschap en vakantie). Uit de verstrekte gegevens is niet te achterhalen of de gemiste trainingsdagen later zijn ingehaald door de betreffende therapeuten. Van de drie therapeuten die de nieuwe training hebben gevolgd, hebben twee therapeuten alle trainingsdagen van het eerste trainingsjaar gevolgd. Ten tijde van de interviewronde had één therapeut de training nog niet afgerond. Over het laatste half jaar van de anderhalf jaar durende training waren ten tijde van de dataverzameling bij ons geen gegevens bekend. Volgens de geïnterviewde managers bedrijfsvoering van FFT Nederland doorliepen de meeste therapeuten de training zonder problemen en hebben deze met succes afgerond. Tevredenheid over training De therapeuten, teamleiders en intern supervisoren die zijn geïnterviewd hebben allen de driejarige training gevolgd (met uitzondering van één teamleider die zich in FFT heeft verdiept door middel van gesprekken met een FFT supervisor). Over het algemeen is men positief over de trainers die de driejarige training gaven, zij waren zeer bevlogen en inspirerend. De trainers die de nieuwe training van 18 maanden verzorgen vindt men wat minder bevlogen. Volgens de geïnterviewden is het voor hen moeilijk het niveau van de oude trainers te evenaren. PI Research

46 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen Op een aantal punten hebben de geïnterviewden tijdens de eerste interviewronde kritische geluiden laten horen. Zo vond men de perioden tussen de verschillende trainingsblokken van de driejarige training te lang. Zoals eerder al aangegeven kwam het soms voor dat een gezin dat in behandeling was, gereed was om naar een volgende fase in de behandeling te gaan terwijl de FFT therapeut nog niet getraind was in die volgende fase. Twee respondenten beschreven het feit dat zij al aan de slag moesten gaan met een gezin terwijl ze de training nog niet hadden afgerond daarom als een sprong in het diepe. De driejarige training is door sommigen als tamelijk rigide ervaren, er werd strak volgens de regels gewerkt. Volgens een aantal geïnterviewde therapeuten heeft dit weliswaar geleid tot therapeuten die modeltrouwer zijn opgeleid, tegelijkertijd gaven ze aan dat de nieuwe training flexibeler is en dat therapeuten die de nieuwe training hebben gevolgd iets meer ruimte kregen voor eigen creativiteit. De nieuwe training is korter en intensiever en de trainingsdagen volgen elkaar sneller op. Volgens een aantal therapeuten is de training hierdoor veel zakelijker geworden. De terugbetalingsregeling van vijf jaar werd ten tijde van de eerste interviewronde als belemmerend ervaren door de geïnterviewde therapeuten. Deze regeling houdt in dat een therapeut die binnen vijf jaar stopt als FFT therapeut de opleiding moet terug betalen. Aangezien de opleiding erg duur is, zal een therapeut niet zo snel stoppen (alhoewel sommige therapeuten soms twijfelen of FFT wel bij hen past). Tegelijkertijd gaven enkele therapeuten aan dat ze over een paar jaar misschien wel toe zijn aan een andere uitdaging in hun carrière. Therapeuten en intern supervisoren zullen niet altijd blijven en volgens een geïnterviewde intern supervisor heeft FFT Nederland hier geen oplossing voor. Een nieuwe therapeut inwerken kost daarbij veel tijd en geld. Een geïnterviewde vond de theoretische onderbouwing van de driejarige training te beperkt, waardoor het gevaar bestaat dat het model verkeerd geïnterpreteerd en uitgevoerd zou kunnen worden. Een aantal therapeuten gaf eveneens aan het moeilijk te vinden om de theorie in de praktijk toe te passen. Voor therapeuten die een replacementtraining volgen, geldt dat zij binnen hun eigen instelling een intensief inwerkprogramma behoren te krijgen. In de praktijk blijkt dat alle vijf de instellingen een inwerkprogramma hanteren, maar dat de invulling daarvan enigszins varieert. Zo krijgt een nieuwe therapeut bij één van de vijf instellingen standaard uitleg over CSS, wordt wekelijks individuele supervisie gegeven (naast de teamsupervisie) en loopt de therapeut gedurende een bepaalde periode mee met een ervaren collega. Bij de andere instellingen bestaat het inwerkprogramma of uit het geven van individuele supervisie of uit het meelopen met een ervaren therapeut of uit het meekijken van een ervaren therapeut met een beginnende therapeut. De tijd die wordt ingeruimd voor nieuwe therapeuten om bijvoorbeeld mee te lopen met een ervaren FFT therapeut wisselt eveneens sterk per instelling, aldus de geïnterviewde landelijke supervisor. Over het algemeen is men tevreden over het verloop van de inwerkprogramma s. In de praktijk blijkt het soms wel moeilijk te zijn om het meelopen van een nieuwe therapeut met een ervaren collega in te plannen. 32 PI Research 2011

47 FFT versterkt Wensen met betrekking tot de training In de tweede interviewronde is de intern supervisoren van de vijf instellingen gevraagd of zij nog wensen hebben ten aanzien van de huidige training tot FFT therapeut. De volgende punten zijn hierbij naar voren gebracht: (a) de training moet concreter en praktischer worden, (b) er moet tijdens de training meer aandacht besteed worden aan de problemen waarmee therapeuten te maken krijgen, zoals gezinnen die niet naar kantoor kunnen komen of gezinnen van allochtone afkomst waarbij gewerkt moet worden met een tolk, (c) de trainingen moeten niet door te veel verschillende trainers gegeven worden, (d) in de training moet meer gebruik worden gemaakt van rollenspelen en in de followup trainingen is meer diepgang gewenst. 3.3 Het verloop van het implementatietraject In deze paragraaf worden allereerst de doelstellingen van FFT, zoals ze door FFT Nederland zijn opgesteld, vergeleken de doelstellingen die in de praktijk zijn behaald. Vervolgens wordt het implementatietraject zoals dit in september 2009 op papier is gezet beschreven. Aansluitend wordt beschreven hoe het implementatietraject van FFT in de praktijk is verlopen en hoe FFT in de vijf instellingen wordt uitgevoerd. Daarna wordt beschreven of de uitvoering van FFT in de praktijk overeenkomstig het oorspronkelijke Amerikaanse programma verloopt. Tot slot worden de verschillen tussen het Nederlandse en het Amerikaanse programma beschreven Doelstellingen op papier versus de praktijk Om de implementatie van FFT goed te kunnen beschrijven is het belangrijk te weten wat de oorspronkelijk doelstellingen van de implementatie van FFT in Nederland waren. Volgens de programmahandleiding (2009) luiden deze als volgt: Het beoogde resultaat van de implementatie van FFT is een modeltrouwe en competente uitvoering van FFT door een team van FFT therapeuten middels een organisatie waarbinnen zorg gedragen wordt voor de geldende randvoorwaarden waardoor het team zo optimaal mogelijk gefaciliteerd wordt. Eén van de doelstellingen van FFT Nederland is om per team drie tot acht therapeuten op te leiden, die na anderhalf jaar training en supervisie in staat zijn om op competente wijze een volledige caseload van gezinnen te behandelen (bij een fulltime aanstelling 20 gezinnen per jaar) met een goede mate van behandelintegriteit. De implementatie heeft daarnaast tot doel het realiseren van de noodzakelijke randvoorwaarden voor een succesvolle implementatie van FFT binnen de instellingen, waaronder voldoende caseload, adequate doorverwijzingen van buiten of van binnen de instelling, voldoende tijd voor registratie in het CSS, en supervisie. Andere doelen zijn de verhoging van de kwaliteit van de hulpverlening aan jongeren met ernstige gedragsproblematiek en hun gezinnen en het realiseren van een cultuur van aanspreekbaarheid op uitkomsten van interventies. 6 In de eerste interviewronde is nagegaan of en in hoeverre deze doelen behaald zijn. Het bleek dat de betrokkenen op verschillende niveaus goed op de hoogte waren 6 Bron: PI Research

48 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen van de oorspronkelijke doelstellingen. In de praktijk had volgens de landelijk supervisor de voorbereiding van de implementatie bij de instellingen beter gekund. Er zou van te voren niet goed genoeg zijn nagedacht over de impact van het implementeren van een nieuwe interventie. Dit heeft meer tijd en energie gekost dan FFT Nederland had voorzien. Het opleiden van voldoende therapeuten per team is in de praktijk goed uitgevoerd. De laatste therapeut van de huidige teams heeft de opleiding eind september 2010 afgerond. Volgens de geïnterviewde therapeuten en intern supervisoren is het opstarten van de teams goed verlopen, maar verliep het adequaat doorverwijzen van gezinnen niet zoals zou moeten. De meeste instellingen hebben naar eigen zeggen te maken gehad met het achterblijven van de caseload door onder andere concurrentie van ander hulpverleningsaanbod (zie ook 3.3.3). Om de doelstelling met betrekking tot de behandelintegriteit te behalen is in de praktijk veel geïnvesteerd in supervisie en het controleren van de behandelintegriteit middels het inzetten van supervisoren binnen de teams en het organiseren van wekelijkse intervisie. In Paragraaf 3.4 wordt nader ingegaan op de behandelintegriteit van FFT De start van het implementatietraject van FFT in theorie De implementatie van FFT in Nederland is gebaseerd op de principes en protocollen die hiervoor door FFT Inc. ontwikkeld zijn in de Verenigde Staten. De afgelopen jaren zijn deze aangepast aan de Nederlandse situatie. De voorbereiding en het implementatieproces van FFT binnen een organisatie omvat vijf fasen: (1) informatie, (2) taxatie, (3) voorbereiding, (4) start training en (5) structureel zorgaanbod. Op deze manier wordt een modeltrouwe en competente uitvoering van FFT beoogd door een team van FFT therapeuten middels een organisatie waarbinnen zorg gedragen wordt voor de geldende randvoorwaarden waardoor het team zo optimaal mogelijk gefaciliteerd wordt (Managementhandleiding Functional Family Therapy in Nederland, 2009). Fase 1: informatie Een organisatie die implementatie van FFT overweegt, ontvangt de benodigde informatie over FFT. Het gaat onder andere om informatie met betrekking tot de doelgroep, de behandelvorm FFT, de verwijsstroom en de financiering. Verder zijn er mogelijkheden om bij andere FFT instellingen te informeren naar hun ervaringen met FFT. Op basis hiervan kan een organisatie een weloverwogen beslissing nemen ten aanzien van het wel of niet starten van een implementatietraject FFT. Fase 2: taxatie De tweede fase van het implementatieproces betreft het in kaart brengen van de mogelijkheden en aandachtspunten voor de implementatie van FFT. Hierbij wordt aan de hand van vragenlijsten nagegaan of er voldoende steun en draagvlak is om eventuele aanpassingen door te kunnen voeren, of de diagnostiek en intake zo verlopen dat de juiste cliënten bij FFT terecht komen, of er gezorgd wordt voor voldoende draagvlak vanuit de omgeving, resulterend in een structurele en continue stroom van zowel interne als externe verwijzingen en of er garanties zijn voor langdurige financiering. Om dit alles te kunnen taxeren moet de organisatie een 34 PI Research 2011

49 FFT versterkt vragenlijst invullen. Vervolgens wordt een startbijeenkomst gehouden. Wanneer een instelling besluit FFT te gaan implementeren, dient er een contract afgesloten te worden. Fase 3: voorbereiding De derde fase betreft de voorbereiding van een FFT team op de start van de training en de supervisie. Dit gebeurt op basis van het plan van aanpak dat de organisatie samen met FFT Nederland hiervoor heeft gemaakt. Voorafgaand aan de start van de trainingen vindt een startbijeenkomst plaats en ontvangen de teamleden de programmahandleiding van FFT. Fase 4: Start training In de vierde fase van het implementatieproces wordt een start gemaakt met de training, supervisie en kwaliteitsbewaking. Het beoogde resultaat is dat de organisatie een team krijgt dat bestaat uit modeltrouwe en competente FFT therapeuten. Fase 5: structureel zorgaanbod In de vijfde fase van het implementatieproces wordt FFT structureel ingebed binnen de organisatie. Om dit te bereiken is het nodig dat zowel de organisatie als FFT Nederland aanspreekbaar blijven op de resultaten van de uitvoering van FFT. Daarvoor is een doorgaande samenwerking nodig tussen de organisatie en FFT Nederland. Dit in de vorm van training, kwaliteitsbewaking met behulp van interne supervisie en certificering Het implementatietraject in de praktijk Het implementatietraject in de praktijk volgens de instellingen De geïnterviewde medewerkers van de vijf instellingen zijn van mening dat de implementatie van FFT over het algemeen goed is verlopen, alhoewel dit niet volgens een van tevoren vastgesteld plan is gebeurd (pas gedurende het implementatietraject zijn de verschillende fasen van implementeren geprotocolleerd). De periode waarin de teams zijn opgeleid en zijn gestart met FFT heeft men als verwarrend en chaotisch ervaren. Teams moesten direct aan de slag met gezinnen zonder dat men hier goed op was voorbereid. Daarnaast speelde een rol dat de verspreiding van FFT in Nederland zich ook in de startfase bevond en het landelijk kenniscentrum nog moest worden opgezet. Verschillende therapeuten geven aan dat het FFT model in de beginfase strikt werd gevolgd. Hierdoor bleef er weinig ruimte over voor eigen inbreng met als gevolg spanningen tussen medewerkers die de opleiding wel en niet hadden afgerond. Dat de opleiding tot FFT therapeut in 2009 van drie jaar naar 18 maanden is ingekort is als bevorderende factor genoemd voor de implementatie van FFT. Therapeuten leerden eerder hoe ze moesten handelen in een bepaalde fase en waren hier beter op voorbereid. Ook het beschikbaar komen van een Nederlandse handleiding heeft hieraan bijgedragen. De behandelverantwoordelijken binnen de instelling vonden het lastig dat zij weinig inbreng hadden in de FFT behandeling terwijl ze wel eindverantwoordelijk waren. Zij PI Research

50 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen hadden zelf de FFT training niet gevolgd en waren onvoldoende op de hoogte van wat het FFT model precies inhield. De geïnterviewden zijn tevreden over het opstarten van de teams, de teams zijn er in geslaagd het enthousiasme van de FFT opleiders over te nemen. Twee instellingen hebben meer dan de andere instellingen te maken gehad met opstartproblemen. De instroom bleef bij hen meer dan bij de andere instellingen achter waardoor sommige therapeuten in het begin van het implementatietraject onvoldoende ervaring konden opdoen in het werken met gezinnen. In de regio Utrecht is de concurrentie van interventies met een vergelijkbare doelgroep erg groot, met als gevolg dat een aantal geschikte gezinnen bij andere interventies instroomt. Daarnaast was bij de gezinnen die instroomden sprake van (te) lichte problematiek waardoor FFT meer preventief moest worden ingezet. Andere instellingen hebben veel minder last van concurrerende interventies, het lukt hen naar eigen zeggen dan ook goed om voldoende gezinnen te laten instromen. De voorspoedige toeleiding naar FFT en het bereiken van de juiste cliënten binnen hun instelling is bevorderend geweest voor de implementatie van FFT. Een toegenomen belangstelling voor de doelgroep van FFT heeft hier aan bijgedragen. Vanaf het begin hebben de instellingen veel tijd en energie gestoken in de interne supervisie en het monitoren van de behandelintegriteit. De interne supervisie werd en wordt nog steeds positief beoordeeld: het biedt therapeuten de mogelijkheid om moeilijkheden met elkaar te delen en naar oplossingen voor een bepaald gezin te zoeken. Ook dragen de bijeenkomsten bij aan het teamgevoel. Sommige FFT teams hebben na de start van FFT hard moeten werken om een plek te veroveren binnen de instelling. De introductie van FFT zette bij sommige collega s kwaad bloed omdat FFT beter zou zijn dan andere gezinsgerichte behandelingen. Inmiddels heeft FFT een vaste plek in het bestaande aanbod (binnen één instelling is FFT zelfs de belangrijkste therapievorm). Tot slot zijn er nog twee factoren genoemd die als belemmerend zijn ervaren bij de implementatie van FFT. Allereerst het conflict met één van de Amerikaanse ontwikkelaars. Dit heeft vooral zijn weerslag gehad op één instelling, maar ook de andere vier instellingen hebben hier hinder van ondervonden. De periode waarin het conflict, met als gevolg een breuk tussen FFT Nederland en de Amerikaanse ontwikkelaar, zich heeft afgespeeld, heeft binnen de FFT teams geleid tot veel verwarring en onduidelijkheid over de toekomst. Ook had de breuk het vertrek van een aantal therapeuten tot gevolg. Het personeelsverloop en de problemen binnen FFT Nederland zijn volgens een aantal therapeuten ook belemmerend geweest voor de implementatie van FFT. Enkele belangrijke personen hebben FFT Nederland verlaten. Vragen die de teams hierover hadden werden niet altijd eenduidig beantwoord. Therapeuten en intern supervisoren hadden geen zicht op de interne organisatie van FFT Nederland en wisten niet wat ze nog konden verwachten van FFT Nederland. De begeleiding vanuit FFT Nederland werd als summier ervaren en was geruime tijd niet vanzelfsprekend. 36 PI Research 2011

51 FFT versterkt Het implementatietraject in de praktijk volgens FFT Nederland Bovenstaand beeld wordt bevestigd door de medewerkers van FFT Nederland. Ook zij vinden dat de FFT teams goed van start zijn gegaan. De therapeuten van de instellingen zijn modelinteger opgeleid en de supervisie heeft vorm gekregen door het opleiden en aanstellen van interne supervisoren. Alhoewel de meeste therapeuten elkaar voorheen niet kenden is het gelukt om in korte tijd hechte teams te smeden. De stabiliteit van de teams is een belangrijke bevorderende factor geweest voor de verdere implementatie van FFT. Ondanks de stabiliteit van de huidige FFT teams maken de medewerkers van FTT Nederland zich ook enige zorgen. Sommige instellingen hebben te maken met inkrimpingen (onzekerheid over toekomstige investeringen in de jeugdzorg, contracten die niet verlengd worden). De politieke en economische situatie dwingt sommige instellingen al tot bezuinigen. De vraag naar het opleiden van nieuwe therapeuten is hierdoor afgenomen. Een bijkomende factor is dat instellingen FFT een dure therapie vinden. Inmiddels is de opleiding goedkoper geworden doordat nieuwe therapeuten nu ook individueel kunnen worden opgeleid. Daar waar voorheen de training alleen per instelling werd gegeven, worden nieuwe therapeuten van meerdere instellingen nu in één keer getraind. Door de onevenredige spreiding van FFT over de provincies is het volgens één van de geïnterviewde medewerkers van FFT Nederland lastig gebleken om de verwijzingsstroom binnen bepaalde regio s goed op gang te brengen. Met name in de regio Nijmegen speelde dit een rol. Meerdere partijen bieden daar FFT aan De uitvoering van FFT in de praktijk Eén van de projectdoelen van FFT Nederland voor de implementatie van FFT is het zorgen voor een modeltrouwe en competente uitvoering van het FFT model. De FFT therapeuten, FFT teamleiders en vertegenwoordigers van FFT Nederland zijn tijdens de eerste interviewronde geïnterviewd over het verloop van de FFT therapieën in de praktijk, en de mate waarin het lukt zich te houden aan het FFT model en de voorgeschreven duur van de behandeling. Het FFT model in de praktijk Niet altijd worden FFT behandelingen geheel conform het model uitgevoerd. Zo merkte één van de intern supervisoren op dat er wel eens van het model wordt afgeweken in geval van een crisisinterventie. Ook zijn niet altijd alle gezinsleden bij een behandelsessie aanwezig, en wordt FFT in de beginfase soms gecombineerd met een individuele behandeling. Het komt voor dat therapeuten elementen vanuit andere interventies toevoegen aan FFT om op die manier beter aan te sluiten bij de specifieke behoefte van een gezin. Soms ook worden leerkrachten betrokken in de behandeling omdat een jongere problemen heeft op school. Tot slot is door therapeuten van één van de instellingen aangegeven dat de verhuizing naar een andere locatie van invloed is geweest op de uitvoering van FFT. Als gevolg van een slechtere bereikbaarheid van de nieuwe locatie vinden er meer huisbezoeken plaats, hetgeen niet conform de handleiding is. PI Research

52 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen Dat het FFT model niet altijd conform de richtlijnen wordt gevolgd heeft ook te maken met de gezinnen die instromen. Zo heeft één instelling veel te maken met cliënten die een licht verstandelijke beperking hebben (LVB gezinnen). In de behandeling wordt met deze beperking rekening gehouden door in plaats van alleen te praten ook gebruik te maken van plaatjes om zaken te verduidelijken. De FFT behandeling duurt bij deze cliënten vaak langer dan gemiddeld en soms is er zelfs sprake van een chronisch traject. (In dat geval kun je eigenlijk niet meer van een FFT behandeling spreken en zou voor deze groep een variant van FFT ontwikkeld moeten worden.) Deze instelling heeft ook veel jongeren (en ouders) die kampen met een trauma. Regelmatig wordt overwogen om Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) in te zetten aan het eind van het FFT traject. Tot slot zet deze instelling regelmatig iets extra s in bij sommige gezinnen. Bij Marokkaanse (multiproblem) gezinnen komt vaak een (Marokkaanse) cotrainer mee om te vertalen, het gezin te ondersteunen en mee te denken over mogelijke oplossingen voor problemen waar andere kinderen binnen het gezin mee kampen. Bij gezinnen waar een vermoeden bestaat van ernstig psychiatrische problemen wordt een psychiater ingezet en bij gezinnen waar sprake is van agressie wordt een agressieregulatietraining ingezet. In geval van multiproblemgezinnen vinden therapeuten het soms ook lastig om zich strikt aan het model te houden, aangezien ook andere problemen waar het gezin mee kampt aandacht vragen. Volgens het FFT model is er echter zeker in de motiveringsfase geen ruimte en tijd om aandacht te besteden aan andere problemen. Bij sommige multiproblemgezinnen lopen tegelijkertijd ook andere trajecten zoals uithuisplaatsingen of spijbelprojecten. Therapeuten krijgen dan te maken met andere hulpverleners. Sommige instellingen hebben er voor gekozen om bij de start van FFT met andere betrokken partijen rond de tafel te gaan zitten en uit te leggen wat het FFT model inhoudt. Dan wordt ook uitgelegd waarom er tijdens de verbindings en motivatiefase eigenlijk geen andere trajecten kunnen lopen. Dit neemt niet weg dat dit in de praktijk niet altijd mogelijk is. De duur van een FFT behandeling Het komt in de praktijk regelmatig voor dat FFT behandelingen langer duren dan de beoogde duur van drie tot zes maanden. 7 Hiervoor zijn verschillende redenen aangedragen door de geïnterviewden. Een aantal redenen die zijn genoemd hangen samen met de cliënt zelf. Zo komt het regelmatig voor dat er meer tijd nodig is om cliënten te motiveren voor FFT of kost het enige tijd alvorens alle gezinsleden daadwerkelijk gaan deelnemen aan de behandeling, met als gevolg een langere motiveringsfase. Het inzetten van een tolk tijdens een behandeling van allochtone gezinnen leidt ook vaak tot langere individuele behandelsessies en tot een langere behandelduur. In geval van LVB gezinnen (zoals ook onder het voorgaande kopje is genoemd) en in geval van multiproblem gezinnen duurt een FFT behandeling vaak langer dan eigenlijk de bedoeling is. De veelheid aan problemen bij multiproblemgezinnen zorgt ervoor dat trajecten langer duren. Het blijkt in de praktijk soms moeilijk te zijn om de behandeling bij deze gezinnen af te sluiten en het gezin los te laten. Eén geïnterviewde geeft aan dat therapeuten moeten leren omgaan met 7 In Hoofdstuk 5 wordt hier nader op ingegaan. 38 PI Research 2011

53 FFT versterkt het feit dat het multiproblemgezinnen zijn en zij niet alle problemen kunnen oplossen voor deze gezinnen. Sommige therapeuten vinden het soms moeilijk om niet mee te gaan in het oplossen van andere problemen die binnen het gezin spelen. Soms moet er bij dit type gezinnen gewacht worden op vervolghulp en blijven ze tot die tijd nog onder behandeling van de therapeut. Binnen één van de instellingen wordt nagedacht over een nieuwe therapievorm, een soort langlopend FFT traject. Tot slot wordt de FFT behandeling weleens tot nader order stopgezet in het geval een jongere in detentie of uithuis wordt geplaatst. Sommige therapeuten hebben meer tijd nodig voor de sessies dan de tijd die daarvoor staat. Beginnende therapeuten hebben over het algemeen meer tijd nodig voor het uitvoeren van FFT. Naarmate men meer ervaring krijgt zal de behandelduur afnemen, zo is gezegd. Een therapeut merkt op dat de verwachtingen over hoe het programma uitgevoerd dient te worden steeds duidelijker worden gecommuniceerd vanuit FFT Nederland en dat dit er ook toe bijdraagt dat de trajecten niet meer zo uitlopen als in het begin. Ook de vertegenwoordigers van FFT Nederland zien dat de behandelingen vaak langer duren dan beoogd. Vooral beginnende therapeuten doen volgens hen langer over de behandeling, naarmate ze meer ervaring hebben neemt dat af en lukt het hen beter de behandeling binnen de beoogde tijd af te ronden. FFT Nederland kijkt naar het gemiddeld aantal sessies per fase en houdt er rekening mee dat beginnende therapeuten meer sessies nodig hebben. Over het algemeen wordt er door FFT Nederland en de landelijk supervisoren op gelet dat sessies niet te lang duren. FFT is een kortdurende therapie, die drie tot zes maanden duurt en waarin gemiddeld 16 tot 24 sessies plaatsvinden. Therapeuten moeten zich daaraan proberen te houden. De managers bedrijfsvoering geven aan dat het lastig blijft voor therapeuten om te bepalen wanneer ze naar een volgende fase kunnen gaan met een gezin. Soms zijn therapeuten wat bevreesd om naar de volgende fase te gaan uit angst nog niet voldoende fundament te hebben gelegd vanuit de vorige fase. In de huidige training wordt door middel van rollenspellen en video s veel meer geoefend met het bepalen wanneer men de stap naar een volgende fase kan zetten. Door het verkorten van de training van de FFT therapeuten van drie naar anderhalf jaar kunnen therapeuten ook eerder met cliënten aan de slag en eerder naar een volgende fase zonder te hoeven wachten op de volgende trainingssessie waarin fase twee aan bod komt. Tot slot zijn er nog twee redenen genoemd voor de langere behandelduur die te maken hebben met de Nederlandse situatie. Allereerst het verschil in het zorgsysteem van Nederland en dat van de Verenigde Staten. In Nederland zit er dikwijls veel tijd tussen het moment van aanmelding van een gezin en de eerste behandelsessie. In de Verenigde Staten kan een gezin vrijwel direct na de aanmelding beginnen met de behandeling. Omdat CSS gestoeld is op de Amerikaanse praktijk wordt de duur van de behandeling berekend vanaf het moment van aanmelding. In de Verenigde Staten komt de startdatum van het gezin vrijwel overeen met de aanmeldingsdatum, in Nederland niet, waardoor het lijkt alsof de duur van de behandeltrajecten in Nederland langer is. Uit onze eigen berekening is gebleken dat de gemiddelde behandelduur elf maanden is. Dit is de periode tussen PI Research

54 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen de officiële start van FFT en de einddatum van de behandeling zoals die door de instellingen zelf is opgegeven. Daarnaast duren de vakanties in Nederland langer. Tijdens de vakanties worden vaak geen FFT sessies gepland met als gevolg dat het langer duurt voordat de gehele FFT behandeling is doorlopen. In de Verenigde Staten zijn er minder vakantieperioden en duren de vakanties minder lang waardoor het gehele FFT behandelingstraject sneller kan worden doorlopen. De uitvoering van FFT overeenkomstig het oorspronkelijk programma Volgens de landelijk supervisor verloopt de verbindings en motiveringsfase wat betreft de inhoud conform het oorspronkelijke programma. Het primaire doel van de gedragsveranderingsfase is de verandering van het risicogedrag van individuen en gezinnen. Het is van belang om zicht te krijgen op de risico en protectieve factoren die er binnen het gezin spelen en na te gaan hoe deze kunnen worden ingezet bij de behandeling. De afgelopen jaren is er nog onvoldoende gekeken naar wat er met de risico en protectieve factoren kan worden gedaan. Volgens een aantal geïnterviewde therapeuten is er als gevolg van de Nederlandse handleiding wel meer aandacht gekomen voor de beschermende factoren in het gezin en de rol die deze in de behandeling kunnen spelen. Ook zou de behandeling meer gericht zijn op de krachten in het gezin in plaats van op de problemen. In de generalisatiefase worden de positieve veranderingen in het gezin bestendigd en op andere probleemgebieden en/of situaties toegepast. Een van de doelen van deze fase is het ondersteunen en verbreden van de veranderingen, gerealiseerd door het gezin, door het gezin in contact te brengen met relevante hulpbronnen en het sociale netwerk te versterken. Volgens de landelijk supervisor is het inzetten en het versterken van het sociale netwerk in de afgelopen jaren nog onvoldoende gebeurd. Tijdens het implementatietraject is er een conflictsituatie met één van de Amerikaanse ontwikkelaars van FFT ontstaan die uiteindelijk heeft geleid tot een breuk tussen deze ontwikkelaar en FFT Nederland. Na de breuk is FFT Nederland opnieuw de samenwerking met FFT Inc. aangegaan. Deze hele kwestie heeft volgens de landelijk supervisor veel tijd en energie gekost, en heeft de programmaintegriteit in het begin van het implementatietraject in het geding gebracht. In de periode van oktober 2008 tot oktober 2009 was er veel onduidelijk over de precieze inhoud van het FFT model. Inhoudelijk had bovengenoemde ontwikkelaar bepaalde inzichten over hoe de behandeling vormgegeven moest worden. Deze inzichten bleken moeilijk met de Nederlandse praktijk te verenigen. Als gevolg hiervan is FFT Nederland over gegaan tot het adequaat vorm geven van FFT binnen de Nederlandse situatie, hetgeen geresulteerd heeft in een aangepaste en Nederlandse handleiding. De medewerkers van de vijf instellingen zijn de mening toegedaan dat FFT wordt uitgevoerd overeenkomstig het oorspronkelijk Amerikaanse model. Vooral in de beginperiode van FFT is er sterk gelet op programmainteger werken, dit omdat een ieder strikt in de leer was opgeleid. Het conflict met één van de ontwikkelaars van FFT heeft binnen de instellingen de nodige tijd en energie gekost. De veranderingen die volgden op deze situatie maakten het voor de therapeuten niet eenvoudiger om nog na te gaan wat het oorspronkelijke programma was. Hierdoor konden ze deze vraag in het interview niet goed beantwoorden. Nadat de nieuwe handleiding is 40 PI Research 2011

55 FFT versterkt geschreven voor de Nederlandse situatie is het Amerikaanse model min of meer losgelaten, zonder dat dit volgens de geïnterviewden afbreuk doet aan de doelen en fases van FFT. De intern supervisoren zien het belang in van programmainteger werken en proberen de behandeling daarom zo zuiver mogelijk te houden. Zij hebben in de afgelopen periode geleerd dat wanneer er modeltrouw gewerkt wordt, dit positieve gevolgen heeft voor de opkomst van de cliënten. Alle geïnterviewden zijn van mening dat FFT technieken biedt die iets essentieels toevoegen aan het bestaande aanbod. Volgens een aantal geïnterviewden is met de verkorting van de opleiding en de Nederlandse handleiding meer ruimte gekomen voor eigen invulling. De samenwerking met de ontwikkelaar van FFT Inc. heeft hieraan bijgedragen. Deze ontwikkelaar vond het belangrijker om te kijken naar wat een gezin nodig heeft in plaats van strikt vast te houden aan het FFT model. De meeste therapeuten vinden dit prettig aangezien de problematiek in gezinnen soms dwingt tot andere keuzes. Een aantal instellingen combineert FFT (sinds eind 2009, begin 2010) met andere interventies (dit wordt ook beschreven onder het kopje Het FFT model in de praktijk eerder in deze paragraaf). Eén FFT team heeft binnen FFT een andere behandelmethode geïntegreerd. De behandelmethode Geweldloos verzet in gezinnen (Omer, 2007) wordt door dit team gebruikt tijdens parenting. Hierin voeren zij FFT dus niet uit overeenkomstig het oorspronkelijke Amerikaanse programma. Geprotocolleerd werken is daarnaast volgens dit team moeilijk, de therapeuten hebben naar eigen zeggen plezier en uitdaging in het werk nodig om gemotiveerd te blijven. Zodoende zijn ze naar eigen zeggen creatief geweest in het ontdekken van de kracht van de methode. Oordeel over hoe FFT verloopt binnen de instellingen In de tweede interviewronde is de intern supervisoren gevraagd een oordeel te geven over FFT binnen de eigen instelling en daarbij aan te geven wat er goed dan wel minder goed verloopt. Over het algemeen zijn de intern supervisoren tevreden over hoe het met FFT gaat binnen hun instelling. Op de vraag waarover men vooral tevreden is worden verschillende zaken genoemd zoals de herinrichting van de supervisiegroepen binnen de instelling en het organiseren van bijeenkomsten voor de intern supervisoren van de instelling, de wijze waarop FFT wordt uitgevoerd, het FFT team dat ervaren is maar ook steeds kritischer wordt over de methodiek en de supervisie, de stabiliteit en de motivatie van het team, en het feit dat FFT is ingebed binnen de organisatie. Ondanks het feit dat het goed gaat met FFT en dat FFT een aanwinst is, vindt één van de intern supervisoren wel dat bepaalde aspecten, zoals het registreren van gegevens, het afleggen van huisbezoeken en de caseload het werk zwaar maken. Een andere intern supervisor is van mening dat de FFT training meer zou moeten worden afgestemd op de praktijk en op de behoeften van de therapeuten. Tot slot geldt voor één van de instellingen dat zij de jeugdreclassering als klant dreigt te verliezen, terwijl de jeugdreclassering wel een belangrijke verwijzer is. PI Research

56 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen Verschillen tussen het Nederlandse en Amerikaanse programma Er is sprake van enige verschillen tussen de Nederlandse en de Amerikaanse uitvoering van FFT. Dat het moeilijk is om een in het buitenland ontwikkelde gedragsinterventie programmainteger ten uitvoer te brengen, heeft onder andere te maken met culturele en praktische verschillen. Een aantal culturele verschillen die van invloed zijn geweest worden hieronder beschreven. Allereerst lukt het in Amerika beter om gezinnen iedere week te zien omdat er minder vakantieperiodes zijn dan in Nederland. Wekelijks afspreken met de gezinnen is volgens de Nederlandse therapeuten in Nederland praktisch gezien niet haalbaar. In Nederland komen de jongeren en hun gezinnen naar de instelling toe, maar het komt ook voor dat therapeuten naar de gezinnen toegaan. In Amerika komen alle cliënten naar de instelling. In Nederland hebben de instellingen die FFT aanbieden te maken met diverse doelgroepen. FFT is in Amerika echter ontwikkeld voor een vrij algemene doelgroep, waarbij de indicatiecriteria breed zijn. In Nederland is men zich door de ontwikkelingen van de Erkenningscommissie van Veiligheid & Justitie en het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) meer bewust van de noodzaak tot een specifieke aanpak voor een specifieke doelgroep. Doorontwikkeling van FFT voor specifieke doelgroepen waar instellingen mee te maken krijgen is volgens de geïnterviewden dan ook gewenst. Een ander cultureel verschil dat van invloed is geweest, betreft de verschillende wijze van communiceren in Amerika en Nederland. In Amerika is indirect en impliciet aansturen aan de orde van de dag, terwijl men in Nederland liever direct en expliciet wil werken. De Amerikaanse handleidingen van FFT voldeden volgens geïnterviewden niet aan de behoeften van de Nederlandse supervisoren en therapeuten. In de handleidingen stonden vooral voorbeelden, maar concrete aansturing ontbrak. In 2009 is de theoriehandleiding vertaald (Spanjaard & Alexander, 2009) en verder geëxpliciteerd en gedefinieerd zonder dat daarbij is afgeweken van de inhoud van de oorspronkelijke handleiding. Het verschil in de versies van FFT zit volgens de landelijk supervisor vooral in de Amerikaanse en Europese manier van schrijven. In Europa wordt meer gewerkt met concrete en expliciete definities en aanwijzingen dan in Amerika. Het aanpassen van de handleidingen bestond dan ook vooral uit het verduidelijken van wat er al in stond. FFT Inc. heeft de nieuwe Nederlandse handleiding goedgekeurd. 3.4 Kwaliteitsbewakingstraject Binnen het kwaliteitsbewakingstraject worden verschillende onderdelen onderscheiden: supervisie (interne en landelijke supervisie), de organisatie van evaluatiebijeenkomsten, een cerficeringssysteem en kwaliteitsborging en monitoring van de FFT trajecten en FFT therapeuten middels een geautomatiseerd kwaliteitsbewakingssysteem (CSS). Zowel aan de landelijk supervisor als aan de twee managers bedrijfsvoering van FFT Nederland is gevraagd hoe het landelijk supervisietraject eruit ziet en op welke manier de kwaliteit van FFT gewaarborgd wordt. Op basis van deze interviews en 42 PI Research 2011

57 FFT versterkt handleidingen die verstrekt zijn door FFT Nederland wordt allereerst een beeld geschetst van hoe dit in de praktijk zou moeten verlopen volgens de richtlijnen van FFT Nederland. Aansluitend wordt in op basis van interviews met de medewerkers van de vijf FFT instellingen (februari 2011) beschreven hoe het supervisietraject en de kwaliteitsborging er in de praktijk uitzien. Vervolgens wordt nader ingegaan op hoe er volgens de richtlijnen gebruik zou moeten worden gemaakt van CSS en hoe dit in de praktijk gebeurt Supervisie en het borgen van kwaliteit volgens de richtlijnen Supervisie 8 Supervisie is een vast onderdeel van de FFT methodiek en zorgt er voor dat de kwaliteit van de behandeling continue wordt bewaakt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen interne supervisie en landelijke supervisie (FFT Nederland). De intern supervisor superviseert de FFT therapeuten bij de uitvoering van hun werk en bewaakt de kwaliteit van deze uitvoering. Hij of zij draagt hiermee zorg voor een goede behandeling van het gezin, alsmede een goede ontwikkeling van de FFT therapeut middels telefonische en face to face supervisie. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is CSS. Informatie uit CSS wordt door de intern supervisor gebruikt om de FFT therapeuten te evalueren en vormt de basis voor de individuele en teamsupervisie. Naast individuele consultatie (consultatie gericht op het oplossen van de vragen en problemen van de FFT therapeut) en supervisie, geeft de intern supervisor ook teamsupervisie. De teamsupervisie vindt wekelijks plaats. Doelen van de teamsupervisiebijeenkomsten zijn het creëren van een veilig en stimulerend werkklimaat, het instrueren en begeleiden van de FFT therapeuten in het model van FFT, het bewaken van het doel en de continuïteit van de FFT behandelingen, het bewaken van de voortgang, planning en de toepassing van procedures en technieken in de FFT behandelingen. Tijdens deze bijeenkomsten brengen de FFT therapeuten casussen in en worden ervaringen uitgewisseld. De intern supervisor houdt bij hoe vaak een therapeut een casus inbrengt tijdens de bijeenkomsten. Andere belangrijke taken van de intern supervisor zijn het bijhouden van rapportages en metingen in CSS, het verzorgen van rapportages over het FFT team naar FFT Nederland en de instelling en het uitwisselen van informatie over en het bespreken van de voortgang van FFT met het management van de eigen organisatie. Bij de start van een nieuw FFT team voert de landelijk supervisor de eerste zes maanden de taken van de intern supervisor uit. Na zes maanden neemt de door het FFT team gekozen intern supervisor deze taken over. Sinds 2009 valt de training van de interne FFT supervisor samen met de laatste 12 maanden van de 18 maanden durende training van FFT therapeuten. De landelijk supervisor superviseert de intern supervisoren bij de uitvoering van hun werk en de kwaliteit van deze uitvoering. Zo geeft hij individuele consultatie en supervisie aan de intern supervisoren, Idealiter vinden deze gesprekken maandelijks 8 Delen uit deze tekst zijn overgenomen uit de Management Handleiding Functional Family Therapy in Nederland (FFT Nederland, 2009). PI Research

58 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen plaats. Daarnaast leidt en begeleidt de landelijk supervisor de supervisiebijeenkomsten met de intern supervisoren. Doelen van deze bijeenkomsten zijn onder meer het creëren van een veilig en stimulerend klimaat, het instrueren en begeleiden van FFT supervisoren in de FFT supervisie, het bewaken van het doel en de continuïteit van de FFT supervisietrainingen, het bewaken van de voortgang, planning en toepassing van de procedures en technieken in de FFT supervisietrainingen. Daarnaast houdt de landelijk supervisor rapportages en metingen in CSS bij en verzorgt rapportages over de FFT teams naar de instellingen en naar FFT Nederland. De landelijk supervisor brengt jaarlijks een bezoek aan elke instelling. Hij gaat bij de instellingen langs en controleert welke en hoeveel zaken er worden ingebracht tijdens de overlegmomenten. Ook is de landelijk supervisor aanwezig om te horen hoe de FFT trajecten verlopen en zo nodig bij te sturen. De landelijk supervisor organiseert ook live sessies. In deze sessies kijkt hij mee achter een oneway screen met een therapeutische sessie. Net als voor de intern supervisor is CSS ook voor de landelijk supervisor een belangrijk hulpmiddel. De landelijk supervisor gebruikt informatie uit CSS om de intern supervisoren en therapeuten te evalueren. Ook dient de informatie als basis voor de supervisie. Evaluatiebijeenkomsten Jaarlijks organiseren de landelijk supervisoren in samenwerking met de intern supervisoren en teamleiders een aantal evaluatiebijeenkomsten. Het is de bedoeling dat voorafgaande aan deze bijeenkomsten een rapport wordt opgemaakt dat is gebaseerd op informatie uit CSS en de ervaringen die zijn opgedaan tijdens supervisiemomenten. Tijdens de evaluatiebijeenkomst worden mogelijke knelpunten op het gebied van implementatie en op het gebied van de uitvoering van de FFT besproken. Er wordt gesproken over hoe de samenwerking op teamniveau eruit ziet en hoe de instroom van cliënten zich ontwikkelt, maar bijvoorbeeld ook over de werkzame elementen van FFT. Ook praktische zaken kunnen aan bod komen (bijv. of er voldoende geschikte ruimtes zijn om de therapiesessies te houden, of alle benodigde materialen aanwezig zijn). De landelijk supervisor koppelt de bevindingen van deze bijeenkomst terug naar FFT Nederland. Certificeringsysteem 9 De certificering van de FFT instellingen, supervisoren en therapeuten wordt elke twee jaar vernieuwd op basis van criteria die zijn vastgelegd in het certificeringsdocument van FFT Nederland. Dit document is in 2009 opgesteld en bevat onder andere een certificeringsprotocol en een certificeringscontract. In het certificeringsdocument staat beschreven aan welke eisen de FFT therapeut, de intern supervisor en de FFT instelling moeten voldoen om gecertificeerd te blijven voor FFT. In het contract van de FFT instellingen met FFT Nederland is opgenomen dat de instellingen moeten voldoen aan de certificeringseisen om hun licentie te kunnen behouden. 9 De informatie uit deze paragraaf is grotendeels gebaseerd uit informatie uit het Certificeringsdocument FFT opleiding (startdata 2003september 2009) (FFT Nederland, 2009). 44 PI Research 2011

59 FFT versterkt Aangezien de FFT instellingen die betrokken zijn bij het implementatieonderzoek allemaal al gecertificeerd zijn, is ervoor gekozen om in dit rapport slechts een aantal belangrijke criteria te bespreken waaraan moet worden voldaan om gecertificeerd te blijven. Voor een volledige beschrijving verwijzen wordt verwezen naar het Certificeringsdocument FFT opleiding (startdata 2003september 2009). Certificering FFT Therapeut De criteria waar de FFT therapeut aan moet voldoen hebben betrekking op de uitvoering van FFT, het modeltrouw uitvoeren van de behandeling en de uitkomsten van FFT. Met betrekking tot de uitvoering van FFT geldt dat de frequentie en duur van de FFT behandeling 16 tot 24 sessies is in drie tot zes maanden. Of dit daadwerkelijk gebeurt kan bepaald worden aan de hand van de gegevens hierover uit CSS. Het percentage dropouts mag maximaal 20 procent zijn. Verder moet de therapeut de achtergrondkenmerken van de cliënten, de Progress Notes, en de TOM/COM in CSS (tijdig) invullen. Met betrekking tot het modeltrouw uitvoeren van de FFT therapieën geldt dat de gemiddelde score op de Therapist Adherence Measure (lijst die de mate van modeltrouw van een therapeut vaststelt) en de Therapist Global Rating Scale (een beoordelingslijst waarin de ontwikkelingspunten van de FFT therapeut beschreven staan) minimaal voldoende moet zijn. Verder moet het deelnamepercentage van de therapeut aan de wekelijkse supervisie bijeenkomsten 80 procent of meer zijn. Met betrekking tot de uitkomsten van FFT geldt dat de FFT therapeut gebruik maakt van de data die in CSS staan. Deze data betreffen dropout cijfers, frequentie van de sessies, en de lengte van de therapie en de fases. Het is de bedoeling dat de therapeut deze uitkomstdata één keer per half jaar bespreekt met de intern supervisor. Bij tegenvallende uitkomsten moet een verbeterplan worden opgesteld. Tenslotte moeten de therapieën zijn afgerond met minimaal een voldoende (bepaald door intern supervisor) en dienen na afloop van het eerste trainingsjaar de followup trainingen te zijn afgerond. Certificering intern supervisor Om gecertificeerd te blijven dient de intern supervisor de followup trainingen gevolgd te hebben en dient hij minimaal twee therapeuten twee jaar supervisie te hebben gegeven. Ook moet de intern supervisor wekelijks CSS invullen en maandelijks gesprekken voeren met de landelijk supervisor. Eén keer per jaar dient de intern supervisor een jaarverslag te maken en dit te bespreken met de FFT instelling en FFT Nederland. Certificering FFT instelling Een criterium voor de FFT instelling is dat het FFT team voldoende stabiel is. De instelling moet voldoende instroom van gezinnen kunnen garanderen zodat de FFT therapeuten minimaal vijf tot zeven gezinnen per week kunnen zien. Verder moet de instelling het FFT team kunnen faciliteren en voldoen aan praktische randvoorwaarden zoals het hebben van een oneway screen en computers om PI Research

60 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen toegang tot CSS mogelijk te maken. Andere punten voor het behoud van het certificaat zijn samenwerking met ketenpartners en de samenwerking met FFT Nederland. Er zijn in het certificeringsdocument echter geen criteria aangegeven op basis waarvan bepaald wordt of deze samenwerking goed of voldoende is Supervisie en kwaliteitsborging in de praktijk Met name in de tweede interviewronde is uitvoerig stilgestaan bij de manier waarop in de praktijk supervisie wordt gegeven door de landelijk en de intern supervisoren. Ook is gevraagd naar de evaluatiebijeenkomsten en het certificeringstraject. Supervisie door de intern supervisor Binnen de vijf instellingen wordt individuele supervisie door de intern supervisor hoofdzakelijk gegeven aan FFT therapeuten die nog in opleiding zijn. De frequentie varieert van één keer per week tot één keer per twee weken. Het komt daarnaast ook voor dat de intern supervisor individuele supervisie geeft aan meer ervaren therapeuten. Bij één van de vijf instellingen gebeurt dit structureel, namelijk maandelijks. Bij twee andere instellingen komt het voor dat ervaren therapeuten zelf om individuele supervisie vragen, of dat de intern supervisor het idee heeft dat een therapeut dit nodig heeft. Bij beginnend therapeuten wordt met name aandacht besteed aan de uitvoering van FFT conform het FFT model, meer ervaren therapeuten hebben dikwijls een specifieke vraag. Over het algemeen zijn de intern supervisoren tevreden over het verloop van de individuele supervisie: het biedt hen goed zicht op de leer en aandachtspunten van de therapeuten. Eén van de intern supervisoren merkt op dat het geven van individuele supervisie soms kan leiden tot een wat afwachtende houding van therapeuten bij het zelf gaan zoeken naar een oplossing voor problemen die zich voordoen tijdens de behandeling. Bij de vijf instellingen vindt wekelijks een teamsupervisiebijeenkomst plaats. Tijdens zo n bijeenkomst worden casussen besproken die door therapeuten zijn ingebracht. Daarnaast kunnen ook onderwerpen zoals het contact tussen therapeut en cliënt, het invullen van CSS, maar ook inhoudelijke thema s zoals het werken met allochtone cliënten aan bod komen. Twee van de vijf intern supervisoren geven aan dat de inhoud van de bijeenkomsten voor een deel door hen wordt bepaald op basis van informatie uit CSS. Binnen twee van de vijf instellingen zijn er ontwikkelingen gaande met betrekking tot de teamsupervisiebijeenkomsten. Bij één instelling heeft in januari 2011 een herverdeling van therapeuten over de verschillende supervisieteams plaatsgevonden. Het heeft vervolgens enige tijd gekost voordat de verschillende therapeuten aan elkaar gewend waren. Daarnaast hebben de beide intern supervisoren van deze instelling sinds januari 2011 wekelijks ook een supervisiebijeenkomst om eigen casussen en de voortgang in de supervisiegroepen te bespreken. Bij een andere instelling bestaat in het FFT team de nodige weerstand tegen de opzet van de supervisie en het continue karakter daarvan. Binnen het team wordt nagedacht over een aanpassing van de opzet van deze bijeenkomsten. Hiertoe is een voorstel gedaan richting de landelijk supervisor. Over het algemeen zijn de geïnterviewde intern supervisoren tevreden over het verloop van de teamsupervisie. Sommige van de geïnterviewde supervisoren zouden graag een aantal dingen anders zien. Zo wil één supervisor meer aandacht besteden aan de 46 PI Research 2011

61 FFT versterkt persoonlijke omstandigheden van een therapeut aangezien deze van invloed kunnen zijn op de uitvoering van FFT. Ook zou deze intern supervisor graag eigen casussen willen inbrengen, maar daar is tijdens de supervisiebijeenkomsten geen ruimte voor. Een andere supervisor vindt juist dat de therapeuten een actievere rol moeten spelen door het initiatief te nemen om zelf casussen in te brengen in plaats van af te wachten welke casussen de intern supervisor inbrengt. Therapeuten worden nadrukkelijker uitgenodigd te reflecteren op hun eigen en andermans casussen. Weer een ander zou graag meer willen oefenen tijdens de supervisiebijeenkomsten en de uitkomsten van de Global Therapist Rating Scale (GTR) vaker bespreken. Naast individuele en teamsupervisie geven sommige intern supervisoren af ten toe ook individuele consultatie aan therapeuten. Meestal loopt een therapeut met een vraag bij de intern supervisor binnen. De frequentie waarmee dit gebeurt varieert van meerdere keren per week tot een keer per twee à drie weken. Supervisie door de landelijk supervisor Het beeld dat de geïnterviewde landelijk supervisor schetst komt vrijwel overeen met het traject zoals dit op papier staat. Zo zegt zij één keer per maand telefonisch contact te hebben met de intern supervisor van een ervaren team en één keer per jaar face to face contact tijdens evaluatiebijeenkomsten. Wanneer er een nieuwe therapeut is of de intern supervisor nog in opleiding is, dan heeft ze frequenter contact. Ze is over het algemeen tevreden over het verloop van de individuele supervisie. CSS helpt haar bij het in korte tijd verkrijgen van een beeld van hoe het loopt bij een instelling. Ze geeft aan meerdere keren per jaar een instelling te bezoeken, soms in combinatie met een evaluatiebijeenkomst. Welke inbreng ze heeft hangt af van de behoefte van het team. Zo komt het bijvoorbeeld voor dat een intern supervisor graag feedback wil krijgen op zijn eigen functioneren en dat zij dan meekijkt hoe de intern supervisor teamsupervisie geeft. Het komt ook voor dat zij zelf supervisie aan het team geeft. Over het algemeen is ze tevreden over het verloop van de supervisie vanuit FFT Nederland aan de FFT instellingen. Er is structureel contact met FFT instellingen, er is zicht op wat er speelt en het contact tussen de instellingen en FFT Nederland is gewaarborgd. Tegelijkertijd geeft ze aan dat de intern supervisoren en therapeuten meer contact met FFT Nederland zouden willen hebben, er zou sprake zijn van een zekere afstand tussen beide partijen. Vier van de zes geïnterviewde intern supervisoren kregen ten tijde van het interview individuele supervisie van één van de landelijk supervisoren. Twee van hen waren tevreden over deze supervisie. Van de andere twee vond één de supervisie inhoudelijk aan de magere kant en vond de ander dat de structuur in de supervisie ontbrak (de agenda is vrijblijvend, er wordt geen verslag gemaakt). De supervisie vond hoofdzakelijk telefonisch plaats. Een enkele keer gaf de landelijk supervisor face to face supervisie of keek vanachter het oneway screen mee een teamsupervisiebijeenkomst. Het is de afspraak dat de landelijk supervisor maandelijks supervisie geeft, in de praktijk lukte dit niet altijd. De landelijk supervisoren hebben de instellingen in het verleden regelmatig bezocht. Tijdens de interviews bleek dat dit recentelijk niet meer is gebeurd. Dit heeft te maken met het feit dat een aantal landelijk supervisoren niet meer werkzaam is bij FFT Nederland of tijdelijk uit de roulatie is. PI Research

62 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen Sinds januari 2010 is de pool van landelijk supervisoren aanzienlijk gewijzigd als gevolg van personele wisselingen bij FFT Nederland. In de tweede interviewronde is nagegaan wat de invloed hiervan is geweest op de supervisie van de FFT teams. Voor twee van de geïnterviewde intern supervisoren geldt dat deze wijziging geen effect heeft gehad op het contact dat zij hebben met de landelijk supervisoren en met FFT Nederland. Twee andere intern supervisoren geven aan dat zij sindsdien minder frequent contact hebben, voor een van hen geldt dat het contact bovendien minder gestructureerd verloopt dan voorheen het geval was. Volgens de ander hebben deze wijzigingen geleid tot minder vertrouwen in FFT Nederland. De wijzigingen zijn ook van invloed op de mate waarin dit FFT team zich wil verbinden met FFT Nederland. FFT Nederland zou ten tijde van de interviews onvoldoende oog hebben voor hetgeen er speelt binnen de FFT teams, het gebrek aan transparantie heeft geleid tot wantrouwen en een negatieve sfeer. Weer een ander merkt op dat de wijzigingen hebben geleid tot de nodige onrust binnen de instellingen. Vanuit de instellingen zijn er ook zorgen geuit over de continuïteit van de supervisie. De landelijk supervisoren zijn ten tijde van de tweede interviewronde niet onverdeeld positief over de landelijk supervisie. De supervisie zou intensiever, dynamischer en meer gerelateerd aan de praktijk mogen zijn. Diepgang en concrete aanwijzingen over hoe te handelen tijdens een bepaalde behandelingsfase worden gemist. FFT Nederland zou duidelijker moeten zijn over de mate waarin therapeuten de ruimte hebben om af te wijken van het FFT model. De onduidelijkheid kan er toe leiden dat er tussen de FFT teams verschillen ontstaan in de uitvoering van FFT. Er is geen consistente aansturing en door de personele wisselingen is er een onstabiele situatie ontstaan. Slechts één van de intern supervisoren geeft aan blij te zijn met de landelijke supervisie: de inhoudelijke aansturing is goed en de supervisiebijeenkomsten voor intern supervisoren zijn nuttig en stimulerend. Evaluatiebijeenkomsten Ten tijde van de eerste interviewronde hebben drie van de vijf instellingen al een of meerdere evaluatiebijeenkomsten georganiseerd, maar dit gebeurde en gebeurt nog niet structureel. Bij twee van deze drie instellingen wordt voorafgaande aan een evaluatiebijeenkomst een verslag gemaakt op basis van informatie uit CSS. Het functioneren van de therapeuten wordt geëvalueerd en beschreven in het verslag. Tevens wordt gerapporteerd wat de aandachtspunten en verbeterpunten zijn, op welke zaken het team zich het komende jaar wil gaan richten, en de mate waarin therapeuten tevreden zijn over de supervisie en de onderlinge samenwerking. Tijdens de evaluatiebijeenkomst worden naast dit verslag ook de ontwikkelingen binnen FFT Nederland en de eigen organisatie besproken. Op basis hiervan schrijven twee intern supervisoren een plan voor het komende jaar. Om meer grip te krijgen op de uitvoering en inhoud van de evaluatiebijeenkomsten is FFT Nederland bezig een format te ontwikkelen met daarin een aantal punten die landelijk supervisoren altijd moeten nalopen. Volgens de geïnterviewden zou dit format op korte termijn beschikbaar zijn. De intern supervisoren die evaluatiebijeenkomsten organiseren zijn daar tevreden over. Het werkt goed om jaarlijks terug te blikken op zaken die goed of minder goed zijn verlopen en naar aanleiding daarvan vooruit te blikken op het komende jaar en in 48 PI Research 2011

63 FFT versterkt een actieplan vast te leggen waar het FFT team zich het komende jaar op gaat richten. Eén van hen geeft wel aan dat er ten aanzien van de organisatie nog wel het een en ander te verbeteren valt. Zo zou er meer structuur in de bijeenkomsten kunnen worden aangebracht en is het wenselijk de agenda van tevoren te bepalen. Ook de geïnterviewde landelijk supervisor is tevreden over de evaluatiebijeenkomsten. Ze verlopen over het algemeen goed, het lukt om de onderwerpen die aan bod moeten komen ook aan de orde te stellen. Wel is het soms lastig dat door personeelswisselingen binnen de directie of het management van instellingen zaken weer opnieuw besproken moeten worden. Followup trainingen Jaarlijks worden twee landelijke bijeenkomsten, de zogeheten followup trainingen, georganiseerd voor alle intern supervisoren. Vier geïnterviewde intern supervisoren gaven aan deze bijeenkomsten te bezoeken (omdat één van de intern supervisoren tevens landelijk supervisor is ontvangt hij supervisie rechtstreeks van FFT Inc., de andere intern supervisor is ten tijde van het interview pas een maand gecertificeerd als intern supervisor en heeft zodoende nog geen landelijke bijeenkomst bijgewoond). Tijdens de followup trainingen wordt het FFT model kort herhaald. Daarnaast wordt uitgebreid stilgestaan bij de ervaringen van de intern supervisoren. Ook andere onderwerpen zoals het monitoren van CSS kunnen aan bod komen. Tijdens een recente followup training zijn de ontwikkelingen binnen FFT Nederland aan de orde geweest. Ter voorbereiding op een followup bijeenkomst inventariseert de landelijk supervisor waar de intern supervisoren het afgelopen half jaar tegen aan zijn gelopen. De bijeenkomsten zijn verplicht en worden over het algemeen goed bezocht. De deelnemers zijn positief over de followup trainingen. Vooral de uitwisseling met andere intern supervisoren ervaart men als prettig, leerzaam en nuttig. Eén van de geïnterviewden geeft aan behoefte te hebben aan een meer thematische invulling van de bijeenkomsten. Hierbij kan volgens deze geïnterviewde gedacht worden aan thema s als het benutten van informatie uit CSS, het verzorgen van public relations binnen de regio en de verschillende theorieën achter het FFT model. Het bijwonen van de followup trainingen leidde bij een ander tot een bewustwording van het spanningsveld tussen het geven van supervisie volgens het boekje en de dagelijkse gang van zaken binnen zijn/haar eigen team. Certificeringsysteem Een aantal FFT instellingen voldeed ten tijde van de eerste interviewronde (voorjaar 2010) nog niet aan alle criteria zoals die geformuleerd zijn door FFT Nederland. Deze instellingen hadden tot eind 2010 de tijd om de punten die in het certificeringsdocument staan, op orde te krijgen zodat ze hun licentie en certificering kunnen behouden. Tijdens de tweede interviewronde (februari 2011) is in de interviews met de intern supervisoren nader ingegaan op de criteria waaraan een intern supervisor, een FFT therapeut of een FFT instelling moeten voldoen. De landelijk supervisor is alleen gevraagd naar de criteria waarin een intern supervisor moet voldoen. PI Research

64 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen Certificering FFT therapeut Volgens de intern supervisoren lukt het de FFT therapeuten over het algemeen goed om een FFT behandeling in 16 tot 24 sessies af te ronden, maar wordt de termijn van zes maanden waarbinnen de behandeling moet worden afgerond dikwijls overschreden. Het percentage dropout is gesteld op maximaal 20%, hier blijven de FFT therapeuten volgens de geïnterviewde intern supervisoren duidelijk onder. Wat betreft het invullen van CSS door FFT therapeuten geven de geïnterviewden aan dat een groot deel van hun therapeuten dit over het algemeen redelijk doet. Bij een van de vijf instellingen komt het echter voor dat CSS wel wordt ingevuld, maar niet volledig (sommige therapeuten vullen basale gegevens niet in), ook de TOM en de COM schieten er nog al eens bij in. Een intern supervisor geeft aan dat zij haar therapeuten er aanspreekt wanneer ze dit niet doen. Volgens de intern supervisoren scoren de FFT therapeuten gemiddeld voldoende op de Therapist Adherence Measure (TAM) en de Therapist Global Rating Scale (GTR). 10 Ook lukt het hen om tenminste 80 procent van de teamsupervisiebijeenkomsten bij te wonen. Het is tenslotte ook de bedoeling dat een therapeut elk half jaar een aantal uitkomstdata met betrekking tot. dropout cijfers, de frequentie van sessies en de duur van de therapie bespreekt met de intern supervisor. In twee van de vijf instellingen gebeurt dit volgens de intern supervisoren, bij één van de instellingen worden dit soort zaken besproken op initiatief van de intern supervisor en bij twee instellingen gebeurt het nog niet of nog in onvoldoende mate. Certificering intern supervisor De geïnterviewde landelijk supervisor heeft nog niet meegemaakt dat een intern supervisor niet aan de gestelde criteria voldoet. Mocht dit zich in de toekomst wel een keer voordoen, dan zullen de landelijk supervisoren gezamenlijk met elkaar bespreken of en wat er dan moet gebeuren. Vervolgens zal dit met de betreffende supervisor gecommuniceerd worden en indien nodig een verbeterplan worden opgesteld. Vijf van de zes geïnterviewde intern supervisoren zijn nog niet opnieuw gecertificeerd, één zegt begin 2011 opnieuw te zijn gecertificeerd. De vraag aan welke criteria een intern supervisor moet voldoen om opnieuw gecertificeerd te worden, kunnen niet alle intern supervisoren even goed beantwoorden (twee geïnterviewden zeggen dit niet te weten). De geïnterviewden noemen criteria als het bijhouden van CSS, het superviseren van een minimum aantal supervisiebijeenkomsten, zelf een aantal gezinnen blijven zien en het bijwonen van supervisiebijeenkomsten. Drie intern supervisoren geven expliciet aan niet te zijn geïnformeerd over de criteria waaraan ze moeten voldoen, de andere drie zeggen van FFT Nederland een document te hebben gekregen met de certificeringseisen. De geïnterviewden is de vraag voorgelegd of ze momenteel voldoen aan de eisen die gesteld worden (wekelijks CSS invullen, maandelijks gesprekken voeren met de landelijk supervisor en een jaarverslag maken). Over het algemeen zegt men 10 In het huidige onderzoek kon niet goed worden nagegaan of dit daadwerkelijk klopt. Zie ook Paragraaf PI Research 2011

65 FFT versterkt (grotendeels) aan deze drie criteria te voldoen. Eén van de intern supervisoren voert momenteel niet maandelijks gesprekken met de landelijk supervisor. Dit heeft te maken met de situatie binnen FFT Nederland ten tijde van de interviews. Certificering FFT instelling Naast de criteria die aan een intern supervisor worden gesteld, moet een FFT instelling ook aan een aantal criteria voldoen. De intern supervisoren hebben voor de volgende criteria aangegeven of hun instelling daaraan voldoet: een stabiel FFT team, voldoende instroom van gezinnen, goede faciliteiten en randvoorwaarden en een goede samenwerking met ketenpartners en FFT Nederland. Over het algemeen geldt dat de vijf instellingen nagenoeg aan alle criteria voldoen. Zo is er volgens de geïnterviewden sprake van stabiele FFT teams (één intern supervisor noemt het vertrek van één medewerker), van goede faciliteiten, en is voldaan aan de nodige randvoorwaarden zoals de beschikking hebben over computers. Bij vier van de vijf instellingen is de instroom van gezinnen goed, bij één instelling is deze matig. Tot slot vindt het merendeel van de geïnterviewden dat er sprake is van een goede samenwerking met ketenpartners en FFT Nederland. Een van de intern supervisoren is van mening dat de samenwerking met ketenpartners beter kan dan nu het geval is. (Zij zou graag meer samenwerking met de jeugdreclassering willen hebben, nu stromen cliënten vooral in via de jeugdzorg.) Ook de samenwerking met FFT Nederland kan beter, er is meer behoefte aan inhoudelijke aansturing vanuit FFT Nederland, en een betere samenwerking en communicatie. Voor twee van de vijf instellingen geldt dat er veel geïnvesteerd is in de samenwerking met ketenpartners en andere instellingen, waaronder instellingen die MST aanbieden, collega FFT instellingen en Centra voor Jeugd en Gezin (CJG s). Ook geeft één van de intern supervisoren aan dat er binnen de eigen instelling veel voorlichting is gegeven over FFT met als gevolg dat FFT een duidelijke plek binnen de instelling heeft verworven. Twee intern supervisoren geven aan dat er meer dan noodzakelijk geïnvesteerd is in het faciliteren van het FFT team. Zo is er bijvoorbeeld geld vrij gemaakt om extra personeel aan te nemen, om op meerdere plekken een oneway screen aan te schaffen en hebben therapeuten ruimte gekregen om ook huisbezoeken af te leggen. Contact FFT Nederland en FFT instellingen Door regelmatig in CSS te kijken zegt de geïnterviewde landelijk supervisor op de hoogte te blijven van wat er speelt binnen instellingen. Ook tijdens de jaarlijkse evaluatiebijeenkomst wordt ze geïnformeerd door het management van een instelling. Ze heeft gehoord dat bij FFT instellingen behoefte bestaat aan een intensiever contact met FFT Nederland. Ook zouden FFT instellingen meer dan nu het geval is betrokken willen worden bij het beleid. De geïnterviewde supervisoren informeren FFT Nederland op verschillende manieren over de voortgang binnen het FFT team of als er iets niet goed gaat binnen het FFT team: tijdens evaluatiebijeenkomsten, supervisiebijeenkomsten, followup dagen, maandelijkse (telefonische) supervisiegesprekken, maar ook tussendoor of op informele momenten. De frequentie waarmee ze FFT Nederland informeren varieert. De ene intern supervisor doet dit standaard tijdens de maandelijkse contacten, de ander heeft daar geen vaste momenten voor. Over het verloop van het PI Research

66 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen contact met FFT Nederland zijn de meningen verdeeld. Sommige intern supervisoren zijn hier positief over, andere laten ook kritische geluiden horen. Binnen enkele FFT teams is men niet tevreden over de gang van zaken binnen FFT Nederland. De afname van het aantal medewerkers binnen FFT Nederland is duidelijk voelbaar en heeft zijn weerslag gehad op de contacten met FFT instellingen. Eén van de geïnterviewde supervisoren is erg ontevreden over het contact met FFT Nederland. FFT Nederland zou niet reageren op informatie die zij heeft verstrekt. Ook is ze van mening dat FFT Nederland onvoldoende communiceert wat er gaande is. Borging van FFT binnen de instellingen De intern supervisoren is ook gevraagd op welke manier er voor gezorgd wordt dat FFT binnen de eigen instelling wordt geborgd. Eén van de intern supervisoren noemt een aantal aspecten waardoor FFT geborgd wordt binnen zijn instelling: de visie van FFT wordt uitgedragen door de afdeling, er wordt goed gekeken of een gezin geschikt is voor FFT en de teamsupervisie alsmede de landelijke supervisie dragen er toe bij dat het team goed gefocust blijft op het FFT model. Een ander noemt de inbedding van FFT in multidisciplinaire cliëntbesprekingen, het gedragen worden van FFT door het management van de instelling en het zoeken van actief overleg met ketenpartners om de instroom van cliënten te garanderen. Weer een ander geeft aan dat het van belang is hard te werken als team, zich aan afspraken te houden en zich flexibel op te stellen. Daardoor wordt het team binnen de instelling als betrouwbare partner gezien, hetgeen een positieve invloed heeft op de acceptatie van het FFT team binnen de instelling en zo ook indirect op de borging van FFT CSS volgens de richtlijnen 11 CSS is een webbased, gebruikersvriendelijk en beveiligd programma, waarin over verschillende onderwerpen en op verschillende niveaus gerapporteerd wordt. De FFT therapeut (niveau 1) registreert in CSS de achtergrondgegevens en de problematiek van de cliënt en de eventuele veranderingen die de cliënt ervaart in zijn problematiek (d.m.v. vragenlijsten). De therapeut rapporteert in CSS ook over het doel van de behandeling en houdt bij in welke fase de behandeling zich bevindt. CSS is bedoeld als hulpmiddel voor de intern supervisor (niveau 2). De supervisor rapporteert over hoe hij vindt dat de therapeut de therapie uitvoert, informatie uit CSS dient mede als basis voor de supervisie van therapeuten. Bij elke supervisie maakt de intern supervisor een beoordeling van de modeltrouw van de therapeut. Daarnaast wordt de therapeut jaarlijks twee keer beoordeeld door de intern supervisor met behulp van de GTR. Hiermee wordt vastgesteld of de therapeut FFT met voldoende modeltrouw en competentie uitvoert. CSS is ook voor de landelijk supervisor (niveau 3) een belangrijk hulpmiddel, Informatie hieruit wordt door de landelijk supervisor gebruikt om de intern supervisoren en therapeuten te evalueren en dient als basis voor de supervisie. Ook 11 De informatie in deze paragraaf is gebaseerd op interviews in de periode april juni 2010 met de managers bedrijfsvoering en de landelijk supervisor van FFT Nederland en de Management Handleiding Functional Family Therapy in Nederland (FFT Nederland, 2009) en het Certificeringsdocument FFT opleiding (FFT Nederland, 2009). 52 PI Research 2011

67 FFT versterkt houdt de landelijk supervisor (net als de intern supervisor) middels CSS rapportages en metingen bij CSS in de praktijk op basis van interviewgegevens Zowel tijdens de eerste interviewronde als tijdens de tweede interviewronde is gevraagd naar het gebruik van CSS in de praktijk. Aangezien de meningen in beide perioden nogal van elkaar verschillen, worden de resultaten van beide interviewronden apart weergegeven. CSS ten tijde van de eerste interviewronde De geïnterviewde medewerkers van FFT Nederland vinden CSS in theorie een uitermate geschikt middel om de instellingen te superviseren. Ze vinden het echter een moeilijk te hanteren systeem. Het is lastig om in CSS te kijken en te bepalen wat wel of niet goed loopt, en op basis hiervan acties in te zetten. Het invullen van CSS verloopt bovendien niet goed. Volgens de landelijk supervisor zou maar bij één van de vijf instellingen CSS goed ingevuld worden. Uit de interviews met FFT therapeuten komt een vergelijkbaar beeld naar voren. Sommige therapeuten zeggen CSS wel in te vullen en andere doen dit niet. Wel zeggen twee therapeuten dat binnen hun team regelmatig aandacht wordt besteed aan het invullen van CSS. Ook in de trainingen en supervisiecontacten worden de therapeuten hier op geattendeerd. Gevraagd naar hun mening over CSS blijkt dat ze het een onhandig en te bewerkelijk systeem vinden, dat bovendien niet kan worden aangepast aan een voor hen werkzame manier van rapporteren. CSS is niet transparant (men kan er niet uithalen hoe de therapie verloopt), en het biedt onvoldoende zicht op de behandeling, de resultaten en de werkzame factoren van de behandeling. Het is bovendien lastig om dingen terug te vinden in CSS, en gestelde vragen zijn op meerdere manieren te interpreteren. Twee intern supervisoren zeggen CSS in de praktijk te gebruiken voor het monitoren van de FFT behandelingen en voor supervisie. Eén van hen vindt CSS wel een belasting, het kost veel tijd. Omdat CSS echter nog nauwelijks door FFT therapeuten wordt ingevuld is het lastig om goed te kunnen monitoren. De mening van de intern supervisoren over CSS komt overeen met die van de FFT therapeuten (geen prettig systeem, lastig om de benodigde informatie eruit te halen etc.). CSS zou korter en eenduidiger moeten zodat het systeem begrijpelijker wordt. Zowel de therapeuten als de intern supervisoren en teamleiders vinden het bovendien lastig dat de taalinstelling van CSS Engels is in plaats van Nederlands. Het systeem is nog gebaseerd op de Amerikaanse praktijk en moet volgend de betrokkenen bij voorkeur aangepast worden zodat het goed bruikbaar is voor de Nederlandse praktijk. FFT Nederland geeft aan dat ze het gebruik van CSS te veel aan de instellingen zelf hebben overgelaten. In het goed gebruiken van CSS is dan ook nog een inhaalslag te maken. Er kan meer met CSS gedaan worden als er strenger op toe wordt gezien dat therapeuten het ook daadwerkelijk invullen. Volgens de medewerkers van de instellingen moeten therapeuten nog routine krijgen in het invullen van CSS. In de startperiode van FFT zou de prioriteit namelijk meer bij de inhoud van FFT gelegd zijn en veel minder bij het trouw invullen van CSS. Dit heeft mede laksheid in het invullen in de hand gewerkt. FFT Nederland wil echter dat CSS voortaan goed wordt ingevuld om zo de kwaliteit van FFT te garanderen. Hier is een duidelijke rol PI Research

68 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen weggelegd voor FFT Nederland, die moet veel meer in de gaten houden of CSS daadwerkelijk wordt ingevuld en gebruikt. Zonder druk van bovenaf zal het volgens de geïnterviewden nog steeds niet ingevuld worden. CSS ten tijde van tweede interviewronde Een klein jaar later zeggen alle geïnterviewde intern supervisoren dat ze CSS gebruiken ten behoeve van de evaluatie en voortgang van de FFT behandelingen, om inzicht te krijgen in hoe therapeuten met cliënten omgaan en als input voor teamen individuele supervisie. Vijf van de zes intern supervisoren zeggen wekelijks informatie in CSS te registreren, een intern supervisor probeert dit tenminste één keer per twee weken te doen. Op de vraag welke informatie ze in CSS bijhouden, verschillen de antwoorden. Genoemde zaken zijn onder meer de Weekly Supervision Checklist, TAM en de GTR, de aanwezigheid van therapeuten bij teamsupervisiebijeenkomsten, ingebrachte casussen en thema s die besproken zijn tijdens supervisiebijeenkomsten, aandachtspunten voor een volgende bijeenkomst, frequentie van contacten met FFT gezinnen, supervisiechecklist (hierin staat beschreven of de therapeuten CSS invullen en of ze dit op een modeltrouwe manier doen). Aan de intern supervisoren is daarnaast ook gevraagd welke onderdelen therapeuten in CSS invullen. Volgens hen registreren therapeuten de achtergrondkenmerken van de cliënt en de risico en protectieve factoren, maken ze voortgangsverslagen van de sessies met cliënten en registreren ze vragenlijsten als de Family Self Report (FSR) en de Therapist Self Report (TSR), en de COM en de TOM. Het merendeel van de therapeuten zou volgens de intern supervisoren daadwerkelijk een Progress Note invullen na elke sessie met een gezin. Eén van de intern supervisoren zegt dat zijn therapeuten weliswaar op papier bijhouden wat er tijdens een behandelsessie aan bod is gekomen, maar regelmatig verzuimen om deze informatie ook in CSS in te voeren. Alle intern supervisoren zeggen te controleren of de therapeuten CSS daadwerkelijk invullen. Twee van hen zeggen navraag te doen bij therapeuten wanneer blijkt dat zij onvoldoende in CSS hebben geregistreerd. De landelijk supervisor die in de tweede interviewronde is geïnterviewd zegt CSS te gebruiken, onder meer om zicht te krijgen op de caseload van therapeuten, de mate waarin zij het FFT model volgen en op teamniveau hoe het FFT team functioneert (worden behandelingen binnen een bepaalde tijdsduur afgerond, welke therapeuten sluiten de behandeling succesvol af). De landelijk supervisor registreert zelf niet in CSS. Maandelijks bekijkt de landelijk supervisor of therapeuten en intern supervisoren CSS daadwerkelijk invullen. Zij leest de rapportages die de intern supervisor schrijft en heeft daardoor zicht op waaraan is gewerkt en wat de aandachtspunten waren. Aan de hand van CSS ziet de landelijk supervisor ook wanneer er supervisie is gegeven door een intern supervisor, wie daarbij aanwezig zijn geweest en het aantal casussen dat therapeuten hebben ingebracht CSS in de praktijk op basis van bestudering van CSS Gedurende het onderzoek is CSS op vijf verschillende momenten (maart 2010, juni 2010, december 2010, februari 2011 en november 2011) uitgebreid bestudeerd en 54 PI Research 2011

69 FFT versterkt geëvalueerd. Voor het onderzoek was het van belang informatie over modeltrouw en modelintegriteit te verzamelen. In CSS kan deze informatie gebaseerd worden op de dissemination adherence score en de fidelity score van de Therapist Adherence Measure (TAM) (en in mindere mate op de Therapist Global Rating Scale (GTR). Bij de eerste bestuderingen van CSS bleken de betreffende scores voor het onderzoek niet beschikbaar of zichtbaar. Het bleek toen eveneens dat CSS (voor de Nederlandse gebruiker) zeer onoverzichtelijk was opgezet. Het was vanwege de layout en de structuur lastig om bestanden en rapporten te vinden. Ook vanuit de interviews met de supervisoren en de therapeuten kwam naar voren dat CSS voor hen een moeilijk te gebruiken monitoringsysteem bleek. Supervisoren en therapeuten gaven aan dat zij het om die reden vaak niet invulden en niet gebruikten of konden gebruiken voor de monitoring van behandelingen en van het functioneren van therapeuten. Echter om zicht te krijgen op de mate waarin therapeuten FFT modelinteger uitvoeren is het van belang om CSS goed te kunnen gebruiken. Vandaar dat besloten is om in het huidige onderzoek ook de gebruiksvriendelijkheid van CSS en de mate waarin CSS daadwerkelijk gebruikt wordt te onderzoeken. De eerste evaluaties van CSS lieten verscheidene verbeterpunten zien. De evaluaties waren hoofdzakelijk gebaseerd op kwalitatieve informatie. Voor een groot deel van de rapporten en bestanden kon alleen beoordeeld worden wat was ingevuld, maar niet of dit betrouwbaar was ingevuld (bijv. aantal therapeutbeoordelingen, supervisiebijeenkomsten). Aan de hand van datumgegevens en niet ontbrekende casus nummers kan geconcludeerd worden dat mogelijk veel informatie niet was ingevuld in CSS. Echter, zoals hierboven gezegd konden deze gegevens in CSS niet worden afgezet tegen de gegevens die daadwerkelijk ingevuld hadden moeten worden en kon hier dus geen goed kwantitatief oordeel aan verbonden worden. De evaluaties lieten ook zien dat in de verschillende geanalyseerde bestanden en rapporten gegevens vaak foutief ingevoerd waren (bijv. datumgegevens), dat er vaak gegevens ontbraken (bijv. start of einddatum, persoonlijke gegevens van jongere), dat gegevens vaak dubbel waren ingevoerd (bijv. casus nummers) en dat gegevens op verschillende wijze ingevoerd waren (duur van een sessie zowel in minuten als in uren). CSS corrigeert niet voor dergelijke omissies. Als gevolg hiervan vertoont een groot deel van de geaggregeerde rapporten fouten. De aggregeerde rapporten zijn bedoeld om supervisoren zowel intern als landelijk goed inzicht te bieden in het functioneren van teams en in het verloop en de uitkomsten van FFT. De aggregeerde rapporten zijn vaak een weergave of opsomming van individuele gegevens en niet van gemiddelden of frequenties. Dit maakt het niet altijd duidelijk om goed inzicht in genoemde aspecten te krijgen. Ook wanneer met gemiddelden gewerkt wordt, wordt vaak niet gemeld op hoeveel cases het gemiddelde gebaseerd is (bijv. COM en TOM). (De enige informatie die hierbij verstrekt wordt is het vooraf zelf in te vullen tijdsinterval waarop het gemiddelde gebaseerd is.) Dit maakt het eveneens moeilijk om betrouwbare uitspraken te doen over de data. Tot slot wordt de gebruiksvriendelijkheid van FFT niet vergroot door het gebruik van de Engelse taal. Hierdoor wordt ten eerste elke gebruiker geacht een bepaald niveau van het Engels te beheersen om CSS adequaat te kunnen gebruiken. Ten tweede PI Research

70 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen vergroot het gebruik van de Engelse weergave van bepaalde eenheden de kans op fouten. (Veel datumfouten zouden bijvoorbeeld voorkomen kunnen worden wanneer ze op een voor Nederland gebruikelijke wijze worden ingevoerd.) Tot slot blijkt dat CSS geschoeid is op de Amerikaanse cultuur. (Invulmogelijkheden bij etniciteit zijn bijv. hispanic of afroamerican). Ook dit werkt fouten en omissies in de hand. Bij de meest recente analyse blijkt weliswaar dat meer rapporten en bestanden beschikbaar of zichtbaar (waaronder TAM en GTR). Dit kan deels teweeggebracht zijn door een (iets) verbeterde layout of structuur van CSS. Ook lijkt het dat CSS door een aantal instellingen (maar niet alle) beter wordt ingevuld (zoals supervisoren al aangaven). Deze bewering kan evenwel niet kwantitatief of louter objectief beoordeeld worden. De beoordeling is hier eveneens op basis van datumgegevens en ontbrekende casus nummers. Tenslotte blijkt dat het nog steeds regelmatig voorkomt dat gegevens foutief, dubbel, ambigue of niet worden ingevuld. Hierdoor blijft het lastig om geaggregeerde bestanden betrouwbaar te beoordelen. Kortom, het lijkt dat er momenteel nog steeds niet optimaal gebruik van CSS gemaakt wordt of kan worden. Voor het onderzoek zou de modelintegriteit van de FFT therapeuten in kaart gebracht worden aan de hand van de dissemination adherence score en de fidelity score uit de TAM. Bij de meest recente bestudering van CSS (november 2011) bleek dat voor een aantal FFT teams de benodigde gegevens (nog steeds) niet of slechts in beperkte mate waren ingevuld voor de periode dat het onderzoek plaatsvond. Dit heeft voor het onderzoek de consequentie dat op basis van de TAM scores geen uitspraken over modelintegriteit gedaan kunnen worden. 3.5 Ontwikkelingen binnen de instellingen Ontwikkelingen in de periode tussen juni 2010 februari 2011 Op de vraag welke ontwikkelingen er zijn geweest sinds de eerste interviewronde hebben de geïnterviewde intern supervisoren verschillende zaken genoemd. Binnen één van de vijf instellingen is de samenstelling van de teamsupervisiebijeenkomsten gewijzigd: de FFT therapeuten zijn opnieuw verdeeld over een aantal supervisiegroepen binnen de instelling. Dit heeft in eerste instantie tot enige onrust binnen de teams geleid omdat men opnieuw aan elkaar moest wennen. Twee geïnterviewden noemden de onrust binnen FFT Nederland als directe oorzaak voor onrust binnen de eigen teams en de zorg over hoe het verder moet met FFT Nederland. Ook zorgde dit ervoor dat de FFT teams het gevoel hadden er alleen voor te staan. Eén van hen noemt ook dat de supervisie van de intern supervisoren het afgelopen jaar door deze onrust niet structureel heeft kunnen plaatsvinden. Drie geïnterviewden noemen de veranderde samenwerking met andere hulpverleningsvormen als belangrijkste ontwikkeling. Een intern supervisor geeft aan dat het FFT team het afgelopen jaar meer samenwerking heeft gezocht met andere vormen van hulpverlening binnen de eigen instelling zoals de crisisopvang of behandelgroepen. Ook tracht men FFT steeds meer in te bedden in andere 56 PI Research 2011

71 FFT versterkt behandeltrajecten. Er is geprobeerd om andere hulpverleningvormen binnen de instelling meer gezinsgericht te maken zodat deze beter aansluiten op FFT. Hierdoor is het mogelijk dat een gezin dat in de crisisopvang verblijft tegelijkertijd ook een FFT behandeling kan volgen. Een andere supervisor noemt dat de inbedding van FFT binnen de polikliniek is aangepast. De multidisciplinaire cliëntbesprekingen (waarbij een psychiater, een GZ psycholoog en een FFT therapeut aanwezig zijn) zijn geïntegreerd met andere hulpverleningsvormen die in de polikliniek worden aangeboden zoals andere gezinsgerichte behandelingen maar ook individuele behandelingen. Hierdoor verloopt de indicatiestelling tussen de FFT behandelingen en andere behandelvormen beter en is de aansluiting op vervolghulpverlening verbeterd. Op het gebied van de instroom van cliënten zijn er geen noemenswaardige ontwikkelingen geweest. Vier van de zes geïnterviewde supervisoren geven aan dat de instroom van cliënten gelijk is gebleven. Wel geven de intern supervisoren van twee instellingen aan dat er sprake is van een verschuiving in verwijzende instanties. Daar waar bij één van de instellingen voorheen veel cliënten via de jeugdreclassering bij FFT terechtkwamen, is nu vaker sprake van een verwijzing vanuit de jeugdzorg (vrijwillig kader). Deze ontwikkeling vergt een andere inzet van FFT therapeuten. Zij moeten nog meer onderhandelen met cliënten en hen nog meer motiveren dan voorheen. Een andere instelling krijgt tegenwoordig ook cliënten doorverwezen via de cluster IV scholen. Binnen één instelling is de duur van de FFT trajecten afgenomen. In plaats van negen maanden duurt een behandeling nu volgens zeggen nog gemiddeld ruim zeven maanden. Dit komt doordat men de generalisatiefase heeft ingekort: in plaats van elke twee weken een gesprek vindt er elke week een gesprek plaats met het cliëntsysteem. Het streven is om de behandelduur nog verder te doen afnemen. Bij twee instellingen hebben zich personeelswisselingen voorgedaan. Binnen één instelling is het FFT team uitgebreid met drie nieuwe FFT therapeuten. Hierdoor zijn de wachtlijsten voor de FFT behandeling verdwenen en kan elk gezin dat wordt aangemeld direct starten met de behandeling. Binnen de andere instelling is één van de FFT therapeuten gestopt, deze is vanuit financiële overwegingen niet vervangen Gewenste ontwikkelingen Naast de ontwikkelingen die in gang zijn gezet, hebben FFT medewerkers in een eerder stadium een aantal wensen geuit. Zo bestaat er bij sommigen behoefte aan een Nederlandse versie van CSS en aan een kortere en handzamere versie van de handleiding. Ook is er behoefte aan een forum op de website van FFT Nederland waarop therapeuten en intern supervisoren (apart) ervaringen kunnen uitwisselen en vragen kunnen stellen over FFT. Tot slot is de wens geuit een FFT traject te ontwikkelen voor een jongere doelgroep en een FFT traject voor jongeren met specifieke problemen zoals autistisch gedrag. PI Research

72 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen 3.6 Meest recente ontwikkelingen FFT in Nederland 12 In augustus 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden met de interim manager van FFT Nederland. Op basis van dit gesprek en schriftelijk materiaal dat zij heeft toegestuurd (waaronder enkele nieuwsbrieven van FFT Nederland), wordt hieronder een aantal zaken beschreven die in 2011 in gang zijn gezet of reeds zijn gerealiseerd. Ze worden beschreven omdat er na de tweede interviewronde nog veel ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Landelijk supervisietraject In de periode voorafgaande aan het gesprek is opnieuw sprake geweest van personeelsverloop binnen FFT Nederland, met als gevolg dat een aantal FFT teams gedurende langere tijd geen supervisie heeft ontvangen conform het FFT model. Vanaf mei 2011 is het team van landelijk supervisoren weer compleet. Drie landelijk supervisoren dragen gezamenlijk zorg voor de supervisie van alle FFT teams in Nederland. Om de kwaliteit van de landelijke supervisie hoog te houden en te borgen, is de taakomschrijving van de landelijk supervisor / trainer FFT Nederland tegen het licht gehouden en herschreven. In de herziene beschrijving wordt de nadruk gelegd op de kerntaken van de landelijk supervisor: opleiden en trainen, begeleiden en adviseren, kwaliteitsbewaking en toetsing en kwaliteitsontwikkeling. Een jaarlijks gesprek door de landelijk supervisor te houden met de bestuurder van een FFT instelling behoorde voorheen ook tot de taken van de landelijk supervisor. Besloten is om dit gesprek te laten vervallen vanwege het feit dat de landelijk supervisor niet de meest aangewezen persoon is om op bestuurlijk niveau zaken te bespreken. Tevens is een checklist ontwikkeld voor de maandelijkse supervisie door de landelijk supervisoren. Ook de landelijk supervisoren ontvangen supervisie vanuit FFT Nederland. Zij dienen zelf ook aan een aantal kwaliteitseisen te voldoen, te weten het superviseren van een eigen FFT team en het hebben van een caseload van tenminste drie gezinnen. Opleiding en training FFT Nederland is momenteel bezig met het vernieuwen van het trainingsaanbod en vooral de followup trainingen. Tijdens trainingen wordt gebruik gemaakt van PowerPoint presentaties en Dvd s op basis van originelen van FFT Inc. Gebleken is dat de sheets die in 2009 nagenoeg integraal zijn vertaald de nodige taal en stijlfouten bevatten. Ook is gebleken dat in de presentatie sprake is van onvoldoende balans tussen hetgeen op de sheets staat vermeld en de persoonlijke toelichting hierop door de trainer. Zodoende zal het opleidingsmateriaal dat wordt gebruikt tijdens trainingen worden aangepast. Er wordt een draaiboek gemaakt voor de training, de sheets worden aangepast en de belangrijkste begrippen met betrekking tot FFT worden geïnventariseerd en beschreven. 12 Delen van de tekst onder dit kopje zijn afkomstig uit nieuwsbrieven van FFT Nederland die in mei en juli 2011 zijn verschenen. 58 PI Research 2011

73 FFT versterkt Jaarlijks worden er twee followup trainingen georganiseerd. De afgelopen jaren werd tijdens deze followup trainingen het FFT model keer op keer opgefrist. Met ingang van komend jaar is gekozen voor een andere aanpak waarbij de ene followup training in het teken zal staan van één van de fasen van het FFT model en de tweede followup training thematisch zal worden ingevuld. In het najaar van 2011 wordt al een start gemaakt met thematische workshops voor de tweede followup training. De volgende drie onderwerpen die door het veld naar voren zijn gebracht staan dan centraal: (1) FFT en relatieproblematiek/gescheiden ouders, (2) FFT en psychiatrische problematiek en (3) FFT en verslaving. Het idee is om voor elk van de drie thema s een externe deskundige uit te nodigen. Officieel erkende gezondheidswerkers kunnen zich registreren in het BIGregister. 13 Naast werkzaam te zijn in de beroepsgroep biedt scholing ook een mogelijkheid om aan de verplichting te voldoen. In januari 2011 heeft FFT Nederland accreditatie aangevraagd voor de opleiding tot supervisor (opleiding tot FFT therapeut en landelijk supervisor). De Federatie voor Gezondheidszorgpsychologen (FGzP) heeft de opleiding tot klinisch psycholoog geaccrediteerd voor 35 contacturen. De aanvraag bij de Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve therapie (VGCt) is nog in behandeling. De accreditatie geldt voor supervisoren die de opleiding hebben afgerond tussen 28 januari 2010 en 1 september Momenteel beraadt FFT Nederland zich op de vervolgaanvraag voor de periode na 1 september 2011 en de mogelijkheid daarbij om zowel therapeuten als supervisoren voor accreditatie in aanmerking te laten komen. 14 CSS FFT Nederland zal er op toe gaan zien dat FFT instellingen CSS goed invullen (niet goed invullen van CSS kan consequenties hebben voor de certificering). Aan alle FFT teams is gevraagd om de meest recente informatie aan te leveren, variërend van contactgegevens tot inlogcodes. Op basis van de betreffende gegevens zal FFT Nederland een overzicht maken van alle FFT teams in Nederland. Op basis van dit overzicht kunnen vervolgens de juiste mensen voor de juiste trainingen worden uitgenodigd. Gebleken is dat het CSS systeem erg vervuild is geraakt door veranderingen binnen FFT teams, qua samenstelling en naam, therapeuten die zijn vertrokken et cetera. Wanneer alle teams de meest recente gegevens hebben aangeleverd, worden de wijzingen doorgegeven aan FFT Inc.. Organisatie Er worden momenteel voorbereiding getroffen om een stichting op te richten waarbinnen middels platform de gebruikers hun stem kunnen laten horen uit de praktijk. Naast FFT is het de bedoeling om in deze stichting ook andere evidence based interventies onder te brengen. 13 BIG staat voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg. Een BIGregistratie verleent duidelijkheid over de bevoegdheid van een beroepsbeoefenaar. 14 De tekst met betrekking tot de accreditatie is overgenomen uit de Nieuwsbrief FFT Nederland, mei PI Research

74 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen 3.7 Samenvatting In deze paragraaf worden de belangrijkste resultaten van het implementatieonderdeel van het evaluatieonderzoek nog eens op een rijtje gezet. Het doel van dit implementatieonderdeel was om na te gaan of FFT in Nederland is geïmplementeerd volgens de richtlijnen. Het beeld dat wordt geschetst heeft betrekking op de implementatie van FFT bij de vijf instellingen die in het onderzoek hebben geparticipeerd. Trainings en opleidingsinspanningen Gekeken naar de trainings en opleidingsinspanningen blijkt dat de meeste van de 30 therapeuten die ten tijde van de eerste interviewronde werkzaam waren bij één van de vijf instellingen, de driejarige training tot FFT therapeut hebben gevolgd en deze ook met succes hebben afgerond. Het merendeel heeft nagenoeg alle trainingsdagen bijgewoond, slechts een enkele therapeut heeft één of meerdere dagen gemist. De bevlogenheid van de trainers die de driejarige opleiding hebben verzorgd heeft bevorderend gewerkt bij het opleiden van de teams. Inmiddels is de training tot FFT therapeut ingekort tot 18 maanden, hetgeen als een goede ontwikkeling wordt gezien. Daar waar bij de driejarige training de derde fase van het FFT model pas aan het eind van het eerste trainingsjaar aan bod kwam, komen alle drie de fasen in de nieuwe training al in de eerste drie maanden aan de orde. Hierdoor komt het niet langer voor dat startende therapeuten met een gezin aan een volgende fase toe zijn terwijl ze hier nog niet in zijn getraind. Tijdens de tweede interviewronde hebben de intern supervisoren nog wel een aantal wensen met betrekking tot de huidige training tot FFT therapeut naar voren gebracht. Zo moet de training concreter en praktischer worden, is het wenselijk meer gebruik te maken van rollenspellen, moet meer worden aangesloten bij zaken waar therapeuten tegen aan lopen, moeten de trainingen niet door teveel trainers worden gegeven en is in de followup trainingen meer diepgang gewenst. FFT Nederland heeft inmiddels een aantal ontwikkelingen in gang gezet om de opleiding en training te verbeteren, zoals het aanpassen van het opleidingsmateriaal en een thematische invulling van de followup trainingen. Tegelijk met de overgang van het driejarig trainingstraject naar een traject dat nog maar anderhalf jaar duurt, is het ook mogelijk geworden dat nieuwe therapeuten van verschillende instellingen tegelijk worden opgeleid; zij volgen de replacementtraining. Na zeven trainingsdagen sluiten de betreffende therapeuten aan bij hun eigen FFT team. De instellingen zelf zijn vervolgens verantwoordelijk voor de verdere opleiding van deze therapeuten. Alle vijf de instellingen hanteren hiertoe een inwerkprogramma. Implementatie van FFT Over de implementatie van FFT in de vijf instellingen zijn de geïnterviewden over het algemeen tamelijk tevreden, alhoewel dit niet volgens een van tevoren vastgesteld plan is gebeurd. Pas in 2009 zijn de verschillende implementatiefasen geprotocolleerd door FFT Nederland (Managementhandleiding Functional Family Therapy in Nederland, 2009). Over het algemeen is er binnen de instellingen sprake van stabiele en hechte teams en is er weinig personeelsverloop. Twee van de vijf instellingen hebben bij de start problemen gehad met de instroom van gezinnen in 60 PI Research 2011

75 FFT versterkt FFT. Ook hebben sommige instellingen de nodige moeite moeten doen om FFT een plek binnen de eigen instelling te geven. Daarnaast heeft een conflict in 2008 met één van de Amerikaanse ontwikkelaars van FFT tot veel onrust en onduidelijkheid over de toekomst geleid. Ook het feit dat FFT Nederland in die periode nog moest worden opgezet en de vele personeelswisselingen en problemen die zich toen bij FFT Nederland voordeden, hebben de nodige impact gehad. Inmiddels neemt FFT binnen de vijf instellingen een duidelijke plek in. Wel hebben sommige instellingen momenteel te maken met inkrimpingen en dwingt de politieke en economische situatie hen tot bezuinigen. Er is daarom momenteel minder vraag naar het opleiden van nieuwe therapeuten. Uitvoering FFT Het blijkt dat FFT in de praktijk niet altijd conform het model wordt uitgevoerd. Afhankelijk van het type gezinnen worden er regelmatig aanpassingen gedaan. Zo worden in geval van cliënten met een licht verstandelijke beperking tijdens de behandeling ook afbeeldingen ingezet om zaken te verduidelijken, in plaats van alleen maar te praten. Ook komt het voor dat therapeuten naast FFT andere interventies inzetten om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van een gezin. Het lukt de instellingen over het algemeen niet om de behandeling binnen het tijdsbestek van drie tot zes maanden af te ronden. Hiervoor hebben de geïnterviewden verschillende redenen aangedragen. Zo duurt een behandeling bij sommige gezinnen waarbij sprake is van aanvullende problematiek, zoals een LVB gezin of een multiproblemgezin, vaak langer dan de bedoeling is. Ook hebben startende therapeuten over het algemeen meer tijd nodig voor een behandeling. Er is sprake van een aantal verschillen tussen FFT in Nederland en FFT in Amerika (waarvan een aantal ook de duur van FFT in Nederland beïnvloeden). Waar het in Amerika goed lukt om gezinnen wekelijks te zien is dit in Nederland, vanwege de vele vakantieperioden, een stuk lastiger. Daar waar in Amerika gezinnen altijd naar de instelling komen, gaan Nederlandse therapeuten regelmatig op huisbezoek. Daar waar de bejegening in Amerika tamelijk indirect is, is men in Nederland een stuk directiever. Mede als gevolg van de culturele verschillen zijn de Amerikaanse handleidingen in 2009 aangepast aan de behoeften van de Nederlandse therapeuten. Supervisie en evaluatiebijeenkomsten Interne supervisie binnen de instellingen verloopt over het algemeen goed en conform de richtlijnen. Ook de supervisie van de intern supervisoren vindt over het algemeen op de voorgeschreven wijze plaats. Wel is gebleken dat ten tijde van de tweede interviewronde één van de intern supervisoren al geruime tijd geen supervisie meer heeft ontvangen vanuit FFT Nederland. Naast het telefonisch contact (maandelijks) brengt de landelijk supervisor jaarlijks een bezoek aan een FFT instelling. Ook worden er twee keer per jaar bijeenkomsten (followup trainingen) georganiseerd voor alle intern supervisoren. Momenteel is FFT Nederland bezig met een andere invulling van deze bijeenkomsten. Een van de twee dagen zal thematisch worden ingevuld. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de wensen vanuit de praktijk. De followup trainingen worden over het algemeen goed bezocht, deelnemers zijn positief, de uitwisseling met andere intern supervisoren wordt als PI Research

76 De implementatie van FFT binnen vijf instellingen nuttig ervaren. Er heeft het afgelopen jaar een aantal personeelswisselingen bij FFT Nederland plaatsgevonden. Deze wisselingen hebben ertoe geleid dat het team van landelijk supervisoren sterk is gewijzigd. Dit heeft ertoe bijgedragen dat niet alle intern supervisoren ten tijde van de tweede interviewronde even positief waren over de landelijke supervisie vanuit FFT Nederland. Sommigen gaven aan dat er minder vaak contact was met de landelijk supervisor/fft Nederland en dat de contacten minder gestructureerd verlopen. Het organiseren van evaluatiebijeenkomsten gebeurt nog niet door alle vijf de instellingen en bovendien nog niet altijd structureel. FFT Nederland is bezig een format te ontwikkelen waarmee meer grip op de uitvoering en inhoud van de evaluatiebijeenkomsten gekregen kan worden. Kwaliteitseisen en certificering Niet alle intern supervisoren zijn op de hoogte van de kwaliteitseisen waaraan ze moeten voldoen om gecertificeerd te blijven. Geconfronteerd met een aantal eisen zijn ze over het algemeen wel van mening dat ze hier tamelijk goed aan voldoen. Ook FFT therapeuten zouden naar het oordeel van de intern supervisoren over het algemeen aardig conform de richtlijnen functioneren. Wel nemen therapeuten over het algemeen weinig tot geen initiatief om cijfers met de intern supervisor te bespreken. De vijf FFT instellingen voldoen over het algemeen goed aan de gestelde criteria om gecertificeerd te blijven. Bij één van de vijf instellingen is de instroom van gezinnen een blijvend punt van aandacht (concurrentie van ander aanbod is hier debet aan) en bij een andere instelling verdient de samenwerking met FFT Nederland en met ketenpartners aandacht. Gebruik en evaluatie CSS Daar waar men over het algemeen ten tijde van de eerste interviewronde niet zo positief was over CSS op zich (wat betreft gebruikersvriendelijkheid) en CSS ook niet of nauwelijks werd gebruikt, geeft men een jaar later aan CSS vaker te gebruiken. Zowel de landelijk supervisor als de intern supervisoren geven aan informatie uit CSS te gebruiken. Echter op basis van de in het kader van het onderzoek uitgevoerde evaluatie kan deze bevinding niet volledig ondersteund worden. De evaluatie wijst uit dat het lijkt dat CSS vaker gebruik wordt. Deze bewering kan echter niet kwantitatief of louter objectief beoordeeld worden. Tenslotte blijkt dat het nog steeds regelmatig voorkomt dat gegevens foutief, dubbel, ambigue of niet worden ingevuld. Dit maakt het moeilijk om geaggregeerde bestanden betrouwbaar te beoordelen. Voor het huidige onderzoek is het eveneens van belang dat de TAM niet gebruikt kan worden om de modelintegriteit van de FFT therapeuten te bepalen omdat de benodigde gegevens (nog steeds) niet waren ingevuld in CSS voor de periode dat het onderzoek plaatsvond. Conclusie Ondanks het feit dat er de afgelopen jaren het nodige is gebeurd binnen FFT Nederland en er een aantal ontwikkelingen heeft plaatsgevonden met betrekking tot FFT zelf, neemt FFT binnen de vijf instellingen een duidelijk plek in. De FFT teams zijn goed opgeleid en werken over het algemeen redelijk conform de richtlijnen. Het registreren van gegevens in CSS daarentegen en het monitoren van FFT behandelingen middels CSS verloopt nog onvoldoende volgens de richtlijnen. Hier is 62 PI Research 2011

77 FFT versterkt de gebruiksonvriendelijkheid van CSS mede debet aan. Daarnaast lukt het de FFT therapeuten nog onvoldoende om een behandeling binnen de daarvoor gestelde periode van drie tot zes maanden af te ronden. Inmiddels heeft FFT Nederland een aantal zaken die voor verbetering of verandering vatbaar waren opgepakt of heeft men het voornemen deze zaken op te pakken. Deze ontwikkelingen zijn veelbelovend te noemen, maar de praktijk zal moet uitwijzen of deze ontwikkelingen ook realiteit worden. PI Research

78

79 4 De onderzoeksgroep 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de jongeren en hun ouders die aan het onderzoek hebben meegewerkt. 1 Allereerst wordt ingegaan op een aantal kenmerken van de deelnemende jongeren, hun ouders en hun gezin. Hierna volgt een paragraaf waarin het probleemgedrag van de jongeren in kaart gebracht wordt. In de daaropvolgende paragrafen worden respectievelijk de ouderkindrelatie en de opvoedingsvaardigheden van de ouders beschreven. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de uitkomsten van de COMA en COMP en van de TOM. Deze drie vragenlijsten leveren informatie over het resultaat van de behandeling en worden doorgaans aan het eind van de FFT behandeling afgenomen. In het huidige onderzoek zijn ze ook afgenomen bij aanvang van FFT om de effecten van de behandeling beter in kaart te kunnen brengen. Tot slot wordt kort een aantal kenmerken beschreven van jongeren die hun deelname aan het onderzoek hebben gestaakt. 4.2 Achtergrondkenmerken jongeren en ouders In deze paragraaf worden verschillende persoonskenmerken van de jongeren en hun ouders gepresenteerd. Het merendeel van de gegevens is verkregen middels de JIL, een vragenlijst waarmee het psychosociale functioneren van de jongere in kaart gebracht kan worden. De gegevens zijn afkomstig uit de JIL van beide ouders of van de moeders (wanneer van de vaders te weinig informatie beschikbaar is). In Paragraaf wordt de samenstelling van de onderzoeksgroep beschreven. In Paragraaf wordt de woon en gezinssituatie van de jongeren weergegeven. Tenslotte, volgt in Paragraaf een beschrijving van de maatschappelijke participatie van de jongeren en hun ouders. In deze paragraaf wordt onder andere ingegaan op de schoolopleiding van de jongeren en hun ouders, de werkomgeving en het functioneren van de jongere op school of werk Onderzoeksgroep Van 166 jongeren zijn de gegevens geanalyseerd. Aan het onderzoek deden 113 jongens (68,1%) en 53 meisjes (31,9%) mee. De gemiddelde leeftijd van de jongens was 16,1 jaar (SD=1,58) en de leeftijd varieerde van 13 tot 19 jaar. De gemiddelde leeftijd van de meisjes was 16,0 jaar (SD=1,30) en hun leeftijd varieerde van 13 tot 18 jaar. De gemiddelde leeftijd van de gehele groep was 16,1 jaar (SD=1,49). Naast 1 Voor een uitgebreide beschrijving van het instrumentarium wordt verwezen naar Hoofdstuk 2. PI Research

80 De onderzoeksgroep de gegevens van de jongeren zijn ook de gegevens van 163 moeders en 91 vaders geanalyseerd. 2 Zoals in onderstaande tabel te zien valt, is heeft het grootste deel van de gezinnen dat aan het onderzoek deelnam FFT bij de Bascule gevolgd. Bij zowel Cardea als Mondriaan is de instroom van gezinnen in het onderzoek relatief laag geweest. Tabel 4.1 Instroom in het onderzoek per instelling Jongeren Moeder Vader Instelling N % N % N % Bascule , , ,5 Cardea 8 4,8 10 6,1 7 7,7 Altrecht 26 15, , ,1 Mondriaan 7 4,2 8 4,9 6 6,6 Entréa 18 10, , ,2 Totaal , , ,0 Van zowel de jongeren als hun ouders is gekeken in welk land zij geboren zijn (zie Tabel 4.2). Opvallend is dat het grootste deel van de jongeren en hun ouders in Nederland geboren is. Aan de hand van deze gegevens kan niet achterhaald worden of er in deze groep eventueel sprake is van tweede en/of derde generatie allochtone jongeren en ouders. De subgroepen jongeren en ouders die niet in Nederland geboren zijn, zijn te klein om uitspraken te kunnen doen over de effectiviteit van FFT voor verschillende etnische subgroepen. Tabel 4.2 Geboorteland van de jongeren en de ouders Geboorteland jongere Geboorteland moeder Geboorteland vader N % N % N % Nederland , , ,8 Turkije 1 0,6 5 3,1 4 4,5 Marokko 8 4,9 4 4,5 Antillen 1 0,6 3 1,8 Suriname 3 1,8 16 9,8 1 1,1 Overig 13 7, ,5 9 10,1 Totaal a , , ,0 a Van 1 jongere en 2 vaders was het geboorteland onbekend Woon en gezinssituatie Tabel 4.3 laat zien dat de jongeren in het onderzoek voor het merendeel bij hun beide biologische ouders (ongeveer 40%) of bij hun biologische moeder (ongeveer 43%) al dan niet met stiefvader wonen. 3 Van zeven jongeren is de woonsituatie gecategoriseerd als anders. Het betreft jongeren die of bij adoptieouders wonen of die afwisselend bij één van de ouders wonen. 2 Het gaat hier niet om zgn. complete cases, ofwel casussen waarbij per jongere de gegevens van zowel de jongere, zijn/haar moeder en zijn/haar vader beschikbaar zijn. 3 Bron: JIL moeder. 66 PI Research 2011

81 FFT versterkt Over het algemeen was de woonsituatie voor de meeste jongeren stabiel. Voor de meeste jongeren (72,6%) hebben zich zes maanden voorafgaand aan FFT geen wijzigingen voorgedaan met betrekking tot hun woonsituatie. Voor een klein deel van de jongeren was dit echter niet het geval. Zij hebben of een aantal verhuizingen of een aantal uithuisplaatsingen achter de rug. Zo is 18,4 procent van de jongeren één of meer keren uit huis geplaatst in de afgelopen zes maanden. 3 Tabel 4.3 Woonsituatie van de jongeren Jongere N % Beide biologische ouders 66 40,2 Alleenstaande biologische moeder 50 30,5 Alleenstaande biologische vader 4 2,4 Biologische moeder en stiefvader 20 12,2 Biologische vader en stiefmoeder 4 2,4 Familie 5 1,2 Vrienden/kennissen 2 3,0 Instelling 6 3,7 Anders 7 4,3 Totaal a ,0 a Van 2 jongeren was de woonsituatie onbekend. In Tabel 4.4 wordt het aantal broers en of zussen van de jongeren weergegeven. 3 Het grootste deel van de jongeren heeft één (ongeveer 40%) of twee (ongeveer 30%) broers en/of zussen. Tabel 4.4 Het aantal broers en/of zussen van de jongeren Jongere N % Geen 16 9, , , , ,5 Meer dan 4 4 2,5 Totaal a ,0 a Van 3 jongeren was de gezinssamenstelling onbekend. PI Research

82 De onderzoeksgroep Maatschappelijke participatie Opleiding en werk Aan de jongeren is gevraagd welke opleiding zij volgen en aan hun ouders is gevraagd wat hun hoogst genoten opleiding is geweest. In Tabel 4.5 zijn de antwoorden weergegeven. Tabel 4.5 Opleiding van de jongeren en de ouders Jongere Moeder Vader N % N % N % Volgt geen onderwijs 17 10,6 Lagere school/basisonderwijs 10 6,5 2 2,4 Lager beroepsonderwijs 29 18, ,9 VMBO 71 44,4 HAVO/VWO 29 18, , ,9 MBO 25 15, , ,9 HBO 26 16, ,9 WO 10 6,5 9 10,6 Anders 17 10,6 9 5,8 2 2,4 Totaal a , , ,0 a Van 6 jongeren, 8 moeders en 6 vaders was het opleidingsniveau onbekend. Uit deze tabel valt op te maken dat 89,4 procent van de jongeren onderwijs volgt. Het merendeel van deze jongeren volgt een VMBO opleiding. De meeste ouders hebben na de basisschool een opleiding genoten; slechts 6,5 procent van de moeders en 2,4 procent van de vaders heeft alleen hun basisschool afgerond. De hoogst genoten school opleiding is voor de meeste moeders een MBO opleiding. De meeste vaders hebben een MBO of HBO opleiding. Tabel 4.6 laat zien dat het merendeel van de ouders een betaalde werkkring heeft. In de categorie Geen werk vallen ouders die op het moment geen betaalde baan hebben of willen. Van de ouders die een betaalde werkkring hebben is te zien dat veel ouders en met name veel vaders een aanstelling van meer dan 30 uur hebben. Een groot aantal jongeren heeft ook een betaalde werkkring (41,7%). Het gaat om jongeren die of niet meer naar school gaan of een betaalde werkkring naast school hebben. Van de helft van deze jongeren is de grootte van de aanstelling bekend. Het gaat om aanstellingen van gemiddeld ongeveer 15 uur. De jongeren die een betaalde werkkring hebben, hebben deze werkkring over het algemeen (69,2%) al langer dan 6 maanden PI Research 2011

83 Tabel 4.6 Werkkring van de ouders FFT versterkt Moeder Vader N % N % Geen werk 35 22,3 9 10,1 < 20 uur 24 15,3 1 1, uur 39 24,8 5 5,6 > 30 uur 59 37, ,1 Totaal a , ,0 a Van 6 moeders en 2 vaders is geen informatie over een eventuele werkkring bekend. Functioneren op school en werk Het functioneren van jongeren op school of op hun werk is in kaart gebracht met behulp van de JIL. De lijst is ingevuld door beide ouders. In Tabel 4.7 worden de antwoorden weergegeven. Tabel 4.7 Schoolfunctioneren van de jongeren Schoolprestaties Spijbelgedrag Schorsing school Slecht/onvoldoende Voldoende/goed Onbekend Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Moeder Vader N % N % ,5 61,6 10, ,5 26,1 14,8 5, ,7 16,9 4, ,1 58,1 6, ,4 24,4 15,3 3, ,8 13,5 2,8 Ondanks dat de antwoorden van de moeders en de vaders soms enigszins van elkaar afwijken, volgen ze wel hetzelfde antwoordenpatroon. De schoolprestaties zijn veelal voldoende tot goed, er wordt nooit of incidenteel gespijbeld en er komen weinig schorsingen voor. Over het algemeen kan dus geconcludeerd worden dat de jongeren het volgens hun ouders redelijk tot goed doen op school. De ouders is eveneens gevraagd de contacten die hun zoon of dochter op school en/of werk heeft te beoordelen. In Tabel 4.8 wordt weergegeven hoe de contacten met leraren, klasgenoten, leidinggevenden en collega s verlopen. Uit de antwoorden van de ouders blijkt dat de jongeren een goed contact met medeleerlingen en collega s hebben, maar dat ze meer moeite lijken te hebben met de omgang met een autoriteit, dat wil zeggen, met een leraar of een leidinggevende. Vooral de vaders (ruim 37%) menen dat hun zoon of dochter een relatief slecht contact heeft met hun leidinggevende. PI Research

84 De onderzoeksgroep Tabel 4.8 Contact met leraren Contact met klasgenoten Kwaliteit van contacten op school en werk Contact met leidinggevenden (werk) Contact met collega s (werk) Redelijk goed/goed Matig/slecht/zeer slecht Onbekend Redelijk goed/goed Matig/slecht/zeer slecht Onbekend Redelijk goed/goed Matig/slecht/zeer slecht Onbekend Redelijk goed/goed Matig Onbekend Moeder Vader N % N % ,7 24,6 9, ,0 13,2 11, ,6 15,6 18, ,3 6,3 23, ,9 37,7 6, ,3 15,4 10, ,1 37,2 4, ,9 11,9 14,3 4.3 Probleemgedrag jongere Het probleemgedrag van de jongere is op verschillende manieren geïnventariseerd. Bij de ouders en de jongeren is de schaal regelovertredend gedrag van respectievelijk de CBCL en de YSR afgenomen. Daarnaast is bij beide groepen ook de SDQ afgenomen. Middels een aantal vragen uit de JIL is het aantal politiecontacten, het delinquent gedrag en het drugs en alcoholgebruik in kaart gebracht. Tot slot wordt aan de hand van de vragenlijst Zelfrapportage delinquent gedrag ook de door jongeren zelfgerapporteerde criminaliteit beschreven CBCL en YSR In Tabel 4.9 worden de gemiddelde scores op de schaal regelovertredend gedrag van de YSR en de CBCL weergegeven. Tabel 4.9 Scores op de schaal regelovertredend gedrag van de YSR en de CBCL SDQ Jongere (YSR) Moeder (CBCL) Vader (CBCL) N M (SD) N M (SD) N M (SD) Regelovertredend gedrag 139 5,9 (2,72) 110 9,4 (5,17) 72 9,4 (4,97) Wanneer de scores van de ouders uit de huidige studie vergeleken worden met de scores van een (nietklinische) normgroep (Verhulst, Van der Ende & Koot, 1997) valt op dat de gemiddelde scores van ouders uit het FFT onderzoek aanmerkelijk veel hoger zijn dan de scores van ouders uit de normgroep (M=1,5, SD=1,9). Ook de scores van de jongeren uit het FFT onderzoek zijn hoger dan die van de normgroep (M=3,5, SD=2,4). Opvallend is eveneens dat de jongeren hun probleemgedrag als minder ernstig beoordelen dan de ouders. Het probleemgedrag van de jongeren is ook door zowel de ouders als de jongeren zelf beoordeeld aan de hand van de SDQ. De scores op de SDQ zijn in drie categorieën verdeeld op basis van grensscores. De uitkomsten van de SDQ zijn in 70 PI Research 2011

85 FFT versterkt Tabel 4.10 per schaal gesplitst in scores die in het normaal, het grens en het afwijkend gebied vallen. Allereerst valt op dat jongeren net als bij de schaal regelovertredend gedrag van de CBCL en de YSR minder probleemgedrag rapporteren dan hun ouders. Op alle schalen beoordelen de meeste jongeren hun gedrag als (relatief) normaal. Vooral op de schalen problemen met leeftijdsgenoten en prosociaal gedrag rapporteren de jongeren nauwelijks problemen. Een aantal jongeren rapporteert wel ernstig probleemgedrag op de schalen hyperactiviteit (27,7%) en gedragsproblemen (24,8%). Ouders beoordelen het gedrag van hun kind minder positief. Het merendeel van de ouders rapporteert afwijkend gedrag op alle schalen. Met name op de schalen gedragsproblemen en prosociaal gedrag wordt veel afwijkend gedrag gerapporteerd, maar ook op de andere drie schalen wordt relatief vaak afwijkend gedrag gerapporteerd. Opmerkelijk is dat juist de jongeren op de schalen gedragsproblemen en prosociaal gedrag veelal normaal gedrag rapporteren. De meeste ouders geven aan dat ze het minste problemen zien op de schalen emotionele problemen en problemen met leeftijdsgenoten. Tabel 4.10 Hyperactiviteit Emotionele problemen Scores op de SDQ Problemen met leeftijdsgenoten Gedragsproblemen Prosociaal gedrag Totaal problemen Normaal Grens Afwijkend Normaal Grens Afwijkend Normaal Grens Afwijkend Normaal Grens Afwijkend Normaal Grens Afwijkend Normaal Grens Afwijkend Jongere Moeder Vader N (%) N (%) N (%) ,8 15,5 27, ,2 14,1 14, ,9 8,6 6, ,4 13,8 24, ,3 9,6 5, ,4 17,3 23, ,2 34,9 38, ,0 15,9 33, ,3 12,1 23, ,5 14,7 74, ,2 14,2 48, ,1 18,9 63, ,9 20,7 49, ,8 14,1 27, ,4 12,0 32, ,5 11,5 77, ,7 28,8 56, ,0 8,9 72, Delinquent gedrag en middelengebruik De ouders is gevraagd of en hoe vaak de jongere in de zes maanden voorafgaand aan de FFT behandeling in aanraking met de politie is geweest. De jongeren is alleen gevraagd of zij in deze periode in aanraking zijn geweest met de politie. In onderstaande tabel worden de gegevens over de politiecontacten weergegeven. PI Research

86 De onderzoeksgroep Tabel 4.11 Politiecontacten zes maanden voorafgaand aan FFT Jongere Moeder Vader N % N % N % Politiecontacten Nee 61 46, , ,1 Ja 12 keer 34 keer onbekend Het eerste dat opvalt in Tabel 4.11 is dat relatief weinig ouders de vraag konden of wilden beantwoorden. Van de ouders die de vraag wel beantwoord hebben, zegt iets meer dan de helft van de ouders dat de jongere in de betreffende periode niet in aanraking is geweest met de politie. De jongeren zelf rapporteren dat iets minder dan de helft van de jongeren in aanraking is geweest met de politie. De meest jongeren hebben volgens hun ouders één à twee politiecontacten gehad in de zes maanden voorafgaand aan FFT. Aan ouders is middels de JIL gevraagd de aard van het delinquent gedrag en het middelengebruik van hun kind in te schatten. In Tabel 4.12 wordt een overzicht gegeven van de verschillende delinquente gedragingen die zijn gerapporteerd. De tabel laat zien dat net als bij het aantal politiecontacten de vragen slecht beantwoord zijn. Minder dan de helft van de ouders heeft antwoord op de vragen over delinquent gedrag kunnen of willen geven. Ongeveer driekwart van de jongeren was volgens de ouders nog nooit bij diefstal, een verkeersmisdrijf, openbare agressie en vernieling betrokken. Ongeveer tien tot 20 procent van de jongeren was één of twee keer bij deze misdrijven betrokken. Ongeveer 90 procent van de jongeren was volgens de ouders nog nooit betrokken bij delicten als het dealen van drugs, heling, joy riding of wapenbezit. Voor ongeveer vijf procent van de ouders was het onbekend of hun kind deze delicten had begaan. Dit betekent dat eveneens ongeveer 5 procent van de jongeren dergelijke delicten tenminste één keer hebben begaan , ,3 27,0 5,6 15, ,9 22,4 3,4 12,1 72 PI Research 2011

87 Tabel 4.12 Diefstal alleen Diefstal met anderen Verkeersmisdrijf Agressie Vernieling Drugs dealen Heling Joy riding Wapenbezit Delinquent gedrag van de jongeren volgens hun ouders Nooit 12 keer 34 keer onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend FFT versterkt Moeder Vader N % N % 71 74, ,3 18,3 19,5 1,4 5,6 2, ,6 32,5 5, ,0 13,7 5,4 6, ,1 20,8 2,6 6, ,6 14,3 1,4 5, ,3 1,6 8, ,8 8, ,2 7,7 6, ,9 3,2 7, ,5 21,2 2,1 2, ,1 13,9 4,6 3, ,1 15,2 4,3 4, ,1 21,8 2, ,5 5,0 2, ,7 2,6 2, ,2 7,3 2, ,5 5,0 2,5 De jongeren zelf is ook gevraagd hoe vaak zij bepaalde delicten hebben gepleegd in de zes maanden voorafgaand aan de FFT behandeling. Hiervoor is de vragenlijst Zelfrapportage delinquent gedrag van Loeber en collega s (2001) gebruikt. In Tabel 4.13 is per delictcategorie weergegeven welke delicten de jongeren zeggen te hebben begaan. PI Research

88 De onderzoeksgroep Tabel 4.13 Zelfgerapporteerde criminaliteit zes maanden voor aanvang van FFT T a N % % Eén of meer delicten in de categorie vandalisme ,3 18,0 Eén of meer vermogensdelicten ,7 20,7 Eén of meer geweldsdelicten ,3 22,7 Eén of meer drugsdelicten ,3 2,3 Wapenbezit ,4 3,3 a Het gaat hier om delicten die de afgelopen 12 maanden zijn gerapporteerd voor N=2.262 jongeren tussen de 12 en 17 jaar. De delicten uit het FFT onderzoek zijn vergeleken met de prevalentiecijfers van de zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit uit 2010 (Van der Laan & Blom, 2011). De tabel laat zien dat de jongeren uit het FFT onderzoek in alle delictcategorieën aanzienlijk meer delicten rapporteren dan de gemiddelde jongere in Nederland. Ongeveer de helft van de jongeren uit het FFT onderzoek heeft tenminste één delict in de categorie vandalisme, één vermogensdelict en één geweldsdelict gepleegd! Naast het delinquent gedrag is ook gekeken naar het middelengebruik van de jongeren. De ouders is gevraagd het middelengebruik van hun kind in te schatten. In Tabel 4.14 staan de antwoorden op vragen over alcohol en drugsgebruik. Tabel 4.14 Alcoholgebruik Softdrugsgebruik Harddrugsgebruik Middelengebruik van de jongeren volgens hun ouders Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend Moeder Vader N % N % ,9 46,2 14,6 6, ,6 17,8 16,5 13, ,5 1,2 0,6 18, ,4 51,7 17,2 4, ,0 21,8 16,0 8, ,4 2,2 1,1 20,2 De meeste ouders hebben de vragen kunnen beantwoorden. Ongeveer een derde van de jongeren gebruikt volgens de ouders geen alcohol. Ongeveer de helft van de jongeren drinkt incidenteel alcohol. Een kleinere groep ongeveer 15 procent gebruikt frequent alcohol. Meer dan de helft van de jongeren gebruikt volgens de ouders geen softdrugs. Ongeveer 20 procent van de jongeren gebruikt incidenteel softdrugs en een relatief groot aantal jongeren (ongeveer 16 procent) gebruikt frequent softdrugs. 4.4 Ouderkindrelatie Om de relatie tussen ouder(s) en kind beoordelen is gebruik gemaakt van een drietal instrumenten. Allereerst is de OKIVR afgenomen om te onderzoeken hoe de ouder de opvoedingsrelatie met het betreffende kind beoordeelt en hoe het kind de opvoedingsrelatie met zijn ouders beoordeelt. In de OKIVR worden twee dimensies 74 PI Research 2011

89 FFT versterkt onderscheiden: (1) conflicthantering en (2) acceptatie. De deviatiescores op de OKIVR worden weergegeven in Tabel Tabel 4.15 Deviatiescores op de OKIVR Jongere over moeder Jongere over vader Moeder over jongere N N N N Vader over jongere Conflicthantering 165 1,29 b 135 1,34 b 160 2,40 c 88 1,99 c Acceptatie 165 1,16 a 135 1,14 a 160 1,57 b 88 1,50 b Totaal 165 1,32 b 135 1,33 b 160 2,24 c 88 1,96 b a = matige problemen b = aanzienlijke tot ernstige problemen c = zeer ernstige problemen De scores op de OKIVR laten zien dat de ouderkindrelatie uitgedrukt in termen van conflicthantering en acceptatie gekenmerkt wordt door matige tot zeer ernstige problemen. Vooral op het gebied van conflicthantering beoordelen zowel de jongeren als hun ouder de relatie als zeer problematisch. Over het algemeen rapporteren jongeren op zowel het gebied van conflicthantering als acceptatie relatief iets minder ernstige problemen in vergelijking tot hun ouders. Naast de OKIVR zijn ook de NRI en de PACS afgenomen om inzicht te krijgen in de ouderkindrelatie. In Tabel 4.16 worden zowel de resultaten op de NRI als op de PACS weergegeven. Tabel 4.16 NRI Conflicten PACS Communicatie Gemiddelde scores op de NRI en de PACS Jongere over moeder Jongere over vader Moeder over jongere Vader over jongere N M (SD) N M (SD) N M (SD) N M (SD) 149 2,3 (0,95) 126 2,2 (1,09) 146 2,4 (0,87) 85 2,4 (0,92) 138 3,8 (1,17) 121 3,7 (1,13) 142 3,9 (0,85) 83 3,9 (0,87) Wanneer in Tabel 4.16 gekeken wordt naar de scores op de NRI valt op dat de scores van de jongeren en hun ouders onderling niet veel van elkaar afwijken. Uit vergelijkbaar onderzoek zien we dat bij middelbare scholieren de gemiddelde score op de NRI bij ouders 1,7 en bij jongeren 2,0 is (Reitz, Deković & Meijer, 2006; Wissink, 2006). Dit betekent dat de jongeren en ouders uit het FFT onderzoek de ouderkindrelatie minder goed beoordelen dan de gemiddelde middelbare scholier en zijn ouder(s). Ook de gemiddelde scoren van de PACS lopen niet veel uiteen. Wanneer bij een schaal van 16 uitgegaan wordt van een gemiddelde score van 3,5, blijkt dat zowel jongeren als ouders de gezinscommunicatie boven het (schaal)gemiddelde beoordelen. PI Research

90 De onderzoeksgroep 4.5 Opvoedingsvaardigheden De opvoedingsvaardigheden van de ouders zijn beoordeeld aan de hand van scores op de competentieschaal van de NOSI en de VTH. De competentieschaal van de NOSI meet in hoeverre de ouders zich berekend voelen op de opvoedingstaak. De gemiddelde scores op deze schaal worden in Tabel 4.17 weergegeven. Tabel 4.17 Gemiddelde scores op de competentieschaal van de NOSI Moeder Vader N M (SD) N M (SD) Opvoedingscompetentie 163 4,1 (0,92) 90 4,1 (0,91) Uit Tabel 4.17 blijkt dat beide ouders zichzelf hogere scores geven voor hun opvoedingsvaardigheden dan ouders uit een normgroep. In onderzoek (Reitz, Deković & Meijer, 2006; Wissink, 2006) waarbij de NOSI afgenomen is bij ouders van middelbare scholieren blijkt dat deze ouders hun opvoedcompetentie met een 2,8 beoordelen. De VTH is afgenomen om inzicht te krijgen in de mate waarin ouders toezicht houden op het doen en laten van hun kind. De VTH is afgenomen bij zowel de jongeren als hun ouders. Een hoge score op de VTH betekent dat ouders een goed beeld hebben van het doen en laten van hun kind of dat het kind vindt dat zijn ouders een goed beeld hebben van zijn doen en laten. Tabel 4.18 geeft de uitkomsten van de ouders en hun kinderen op de VTH weer. Tabel 4.18 Gemiddelde scores van jongeren en ouders op de VTH Jongere over moeder Jongere over vader Moeder over jongere Vader over jongere N M (SD) N M (SD) N M (SD) N M (SD) Toezicht houden 143 2,9 (0,59) 115 2,6 (0,75) 138 2,8 (0,5) 79 2,6 (0,57) De eerder genoemde vergelijkingsstudies (Reitz, Deković & Meijer, 2006; Wissink, 2006) laten voor de VTH voor ouders een gemiddelde score van 3,4 zien en voor jongeren een gemiddelde score van 2,9. Wanneer deze scores vergeleken worden met de scores uit het FFT onderzoek dan blijkt dat vooral de ouders uit het FFT onderzoek aanzienlijk lager scoren. De jongeren uit het FFT onderzoek beoordelen de mate van toezicht houden door hun ouders dus ongeveer hetzelfde als de scholieren uit het vergelijkingsonderzoek. Echter, de ouders uit het FFT onderzoek blijken een minder goed beeld te hebben van het doen en laten van hun kind in vergelijking met de ouders van de gemiddelde middelbare scholier. Dit beeld wordt ook ondersteund door de antwoorden op de directe vraag aan de ouders of hun kind vaak van huis is zonder dat zij het weten. De helft van de moeders (50,3%, N=157) en bijna de helft van de vaders (46,6%, N=88) zegt dat zij altijd of bijna altijd weten waar hun kind verblijft. De andere helft van de ouders zegt dat het vaker of vaak voorkomt dat zij niet weten waar hun kind verblijft. 4 4 Bron: JIL moeder en vader. 76 PI Research 2011

91 Jongere Moeder Vader Therapeut Jongere Moeder Vader Therapeut Jongere Moeder Vader Therapeut Jongere Moeder Vader Therapeut Jongere Moeder Vader Therapeut Jongere Moeder Vader Therapeut Gemiddelde score 4.6 Resultaten COMA, COMP en TOM FFT versterkt De COMA en COMP en de TOM zijn vragenlijsten die deel uitmaken van het kwaliteitsbewakingssysteem CSS. Deze vragenlijsten worden doorgaans aan het eind van de FFT behandeling afgenomen. In het huidige onderzoek zijn ze zodanig aangepast dat ze ook bij aanvang afgenomen konden worden. In deze lijsten wordt naar verschillende aspecten gekeken: naar gezinssituatie in het algemeen, naar de communicatieve vaardigheden, naar het gedrag van de jongere, naar de opvoedingsvaardigheden van de ouders en naar de conflicten binnen het gezin. De jongeren, ouders en therapeuten geven elk hun oordeel over deze aspecten. In deze paragraaf worden de scores bij aanvang beschreven. Omdat normgegevens van zowel de COMA als de COMP ontbreken, zijn de scores op de verschillende vragen op zicht beoordeeld. In Figuur 4.1 worden de scores op zowel de COMA, COMP en TOM gegeven. De grafiek laat zien dat bij aanvang van FFT de jongeren en hun ouders over het algemeen de verschillende aspecten in de gezinssituatie als relatief gemiddeld of hoger dan gemiddeld beoordelen. Vooral de opvoedingsvaardigheden van de ouders worden door zowel de jongeren als de ouders als relatief goed beoordeeld. De ouders zijn iets minder positief over het gedrag van het kind en de mate van conflicten in het gezin Situatie in het algemeen Communicatieve vaardigheden Gedrag kind Opvoedingsvaardigheden Toezicht houden Conflichten Figuur 4.1 Gemiddelde scores per vraag op de COMA, COMP en TOM van respectievelijk de jongeren (N=156), de moeders (N=148), de vaders (N=86) en de therapeuten (N=149). Ook wordt het algemeen gemiddelde m.b.v. een referentielijn aangegeven. De therapeuten beoordelen de verschillende aspecten van de gezinssituatie gematigder. Ook bij hen scoren de opvoedingsvaardigheden van de ouders relatief goed. De overige aspecten van de gezinssituatie worden relatief onder gemiddeld tot gemiddeld beoordeeld. De therapeuten zijn iets negatiever voor wat betreft de PI Research

92 De onderzoeksgroep communicatieve vaardigheden van het gezin en de mate van conflicten in het gezin. Opvallend is dat de therapeuten het gedrag van de jongeren als relatief gemiddeld beoordelen. Het probleemgedrag is immers een van de belangrijkste redenen dat de jongeren het FFT programma volgen. 4.7 Uitvallers In het onderzoek zijn 135 gezinnen uitgevallen. Omdat dit een relatief groot aantal is, is gepoogd om deze groep ook in kaart te brengen. De instellingen is gevraagd of zij van deze gezinnen wanneer beschikbaar aanvullende informatie konden verstrekken. Van deze gezinnen konden nog (enkele) gegevens achterhaald worden. Allereerst is gekeken naar de redenen waarom de gezinnen niet meer konden of wilden deelnemen aan het onderzoek. In Tabel 4.19 staan de meest genoemde redenen vermeld. Tabel 4.19 Reden uitval Reden uitval onderzoek Gezin N % Vragenlijsten niet ingevuld a 3 2,2 Weigeren deelname onderzoek 17 12,6 FFT voortijdig beëindigd 22 16,3 FFT niet (officieel) opgestart 34 25,2 Gezin niet op intake verschenen 13 9,6 Onbekend 46 34,1 Totaal ,0 a Gezin heeft wel toegezegd mee te willen doen, maar heeft nooit een vragenlijst ingevuld. Zoals in Tabel 4.19 is te zien is van ongeveer een derde van de uitvallers de reden van uitval niet bekend. Van de gezinnen waarvan wel bekend is waarom ze niet meer aan het onderzoek wilden of konden meedoen, is de meest voorkomende reden dat FFT uiteindelijk niet is gestart. Daarnaast zijn voortijdige beëindiging van FFT of weigering om aan het onderzoek deel te nemen ook redenen die regelmatig genoemd werden. Van een deel van de uitvallende jongeren konden ook een aantal demografische gegevens achterhaald worden. In Tabel 4.20 valt te zien dat 60 procent van de uitvallers van het mannelijk geslacht is en zo n 28 procent van het vrouwelijk geslacht. Tabel 4.20 Geslacht Geslacht uitgevallen jongeren Jongere N % Man 82 60,7 Vrouw 38 28,1 Onbekend 15 11,1 Totaal ,0 78 PI Research 2011

93 FFT versterkt Er is eveneens gekeken naar het geboorteland van de jongeren (zie Tabel 4.21). Van een groot deel van de uitvallers (45,9%) is niet bekend in welk land ze zijn geboren. De jongeren waarvan het geboorteland wel bekend is (N=73), zijn voor het merendeel in Nederland geboren (86,3%). Tabel 4.21 Geboorteland Geboorteland uitgevallen jongeren Jongere N % Nederland 63 46,7 Suriname Nederlandse Antillen/ Aruba 2 1,5 Turkije 2 1,5 Overig 5 3,7 Onbekend 62 45,9 Totaal ,0 De instellingen is ook gevraag of zij nog aanvullende informatie beschikbaar hadden over de etnische achtergrond van de gezinnen. De etnische achtergrond 5 van de jongeren en hun ouders was vaak niet bekend. (Bij 42,2 % jongeren, 51,1% moeders en 54,8% vaders was de achtergrond onbekend.) Tabel 4.22 laat zien dat de jongeren, moeders en vaders waarvan de etnische achtergrond wel bekend is, voornamelijk een Nederlandse achtergrond hebben. Tabel 4.22 Etnische achtergrond uitvallers onderzoek Jongere Moeder Vader N % N % N % Nederlands 53 39, , ,6 Surinaams 4 3,0 6 4,4 5 3,7 Antilliaans/Arubaans Turks 5 3,7 5 3,7 4 3,0 Marokkaans 7 5,2 7 5,2 8 5,9 Gemengd 3 2,2 Overig 6 4,4 3 2,2 4 3,0 Onbekend 57 42, , ,8 Totaal , , ,0 Zoals Tabel 4.23 laat zien, zijn er ook slechts summier gegevens bekend over het opleidingsniveau van de uitgevallen jongeren en ouders. Van de jongeren waarvan wel gegevens zijn, heeft of volgt het grootste deel een VMBO opleiding. Daarnaast heeft of volgt een kleiner deel van de jongeren een MBO of een HAVO opleiding. Van nog geen 20 procent van de ouders zijn gegevens bekend. 5 De etnische achtergrond is hier bepaald op basis van informatie die in de dossiers van de gezinnen staat. Indien dit niet vermeld stond is het bepaald op basis van andere aspecten zoals het geboorteland van de ouders. Als beide ouders uit Marokko komen is de etnische achtergrond gedefinieerd als Marokkaans. Als een ouder uit Marokko komt en de andere ouder uit Nederland is de etnische achtergrond gedefinieerd als gemengd. PI Research

94 De onderzoeksgroep Tabel 4.23 Opleidingsniveau van uitgevallen jongeren, moeders en vaders Jongere Moeder Vader N % N % N % Lagere school 1 0,7 1 0,7 VMBO 28 20,7 5 3,7 HAVO/VWO 10 7,4 4 2,9 4 0,3 MBO 11 8,1 6 4,4 2 1,5 HBO 1 0,7 9 6,7 2 1,5 WO 1 0,7 2 1,5 Anders 6 4,4 1 0,7 Onbekend 79 58, , ,0 Totaal , , ,0 Tot slot is gekeken of het aantal jongeren uit een multiproblemgezin komt. Van 49 gezinnen was deze informatie beschikbaar (zie Tabel 4.24). Ongeveer één derde van deze gezinnen kan geclassificeerd worden als multiproblem gezin. Van 86 gezinnen was echter geen informatie beschikbaar. Op basis van deze gegevens is het moeilijk een daadwerkelijke inschatting te maken van het totaal aantal multiproblem gezinnen onder de uitgevallen gezinnen. Tabel 4.24 Aantal uitgevallen gezinnen dat gedefinieerd kan worden als multiproblemgezin Gezin N % Ja 13 9,6 Nee 36 26,7 Onbekend 86 63,7 Totaal ,0 4.8 Samenvatting Achtergrondkenmerken De jongeren die aan het FFT onderzoek deelnemen zijn gemiddeld 16 jaar. Tweederde van de deelnemende jongeren is van het mannelijk geslacht. Het merendeel van de jongeren woont bij beide (biologische) ouders of bij de (biologische) moeder al dan niet met een stiefvader. De woonsituatie van de jongeren is relatief stabiel, echter een deel van de jongeren (ongeveer 18%) is in de periode voorafgaand aan FFT uithuisgeplaatst geweest. De jongeren zijn bijna allemaal geboren in Nederland. Op basis van deze gegevens over het geboorteland kunnen in dit onderzoek dus geen uitspraken gedaan kunnen over de effectiviteit van FFT voor de verschillende etnische subgroepen. De meeste jongeren volgen een VMBO opleiding. De jongeren doen het over het algemeen redelijk tot goed op school. Een deel van de jongeren heeft een (bij)baan. Zowel op school als op het werk lijken de jongeren enige moeite te hebben in hun contacten met leidinggevende personen. (Hierbij kan men zich afvragen in hoeverre de doorsnee 16jarige moeite heeft met autoriteit.) De meeste ouders zijn goed opgeleid en hebben een MBO of 80 PI Research 2011

95 FFT versterkt een HBO opleiding afgerond. Het merendeel van de ouders heeft een betaalde werkkring en werkt gemiddeld meer dan 30 uur per week. Probleemgedrag Het gedrag van de jongeren wordt gekenmerkt door matige tot ernstige problemen op verschillende gebieden. De jongeren uit het FFT onderzoek vertonen onder meer veel (ernstig) regelovertredend gedrag of wangedrag (CBCL, SDQ en in mindere mate de COMP), waaronder ook het plegen van geweldsdelicten, vermogensdelicten en delicten op het gebied van vandalisme (JIL en zelfgerapporteerde criminaliteit). Daarnaast rapporteren ouders eveneens dat veel jongeren emotionele problemen hebben, hyperactief zijn, problemen met leeftijdsgenoten hebben en weinig prosociaal gedrag vertonen (SDQ). Opvallend is dat jongeren hun eigen gedrag over het algemeen veel minder problematisch beoordelen dan hun ouders (YSR, SDQ en COMA). Alleen op het gebied van hun delinquent gedrag rapporteren zij meer afwijkend gedrag dan de ouders doen (zelfgerapporteerde criminaliteit). Gezinsfunctioneren Ook worden er door zowel de ouders als de jongeren veel problemen in de ouderkindrelatie gesignaleerd. Op het gebied van conflicthantering worden ernstige tot zeer ernstige problemen gerapporteerd (OKIVR, NRI, TOM en in mindere mate de COMP). Ook wordt de ouderkindrelatie gekenmerkt door geïrriteerde verhoudingen (OKIVR). Therapeuten noemen verder dat er binnen de gezinnen een minder goede onderlinge communicatie is (TOM), terwijl ouders en jongeren zelf de communicatie binnen het gezin als gemiddeld beoordelen (PACS, COMA en COMP). De opvoedingsvaardigheden van de ouders worden over het algemeen als behoorlijk goed beoordeeld (NOSI opvoedingscompetentie, COMA, COMP en TOM). De mate waarin ouders een beeld hebben van het doen en laten van hun kind verschilt per vragenlijst. De VTH ingevuld door ouders laat een beeld zien waarbij ouders voor wat betreft het toezicht houden afwijken van ouders uit een normgroep. De COMP laat op dit gebied echter weinig problemen zien. De jongeren laten zowel op de VTH als de COMA geen afwijkend beeld zien. Uitvallers Tenslotte, zijn ook enkele gegevens van gezinnen, die uit het onderzoek uitgevallen zijn, geanalyseerd. Omdat het om een beperkte hoeveelheid informatie gaat, is het moeilijk om een goed beeld van de uitvallers te schetsen. De beschikbare informatie laat zien dat de uitgevallen gezinnen op het eerste gezicht niet echt afwijken van de onderzoeksgroep. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen mogen we concluderen dat de onderzoeksgroep voor een deel overeenkomt met de doelgroep van FFT zoals op papier beschreven. De onderzoeksgroep die in dit hoofdstuk is geschetst, bestaat uit jongeren voornamelijk jongens met een gemiddelde leeftijd van 16 jaar. Zij vertonen ernstige gedragsproblemen (waaronder gewelds en vermogensdelicten). In veel gezinnen is er sprake van een gestoorde ouderkindrelatie, vooral op het gebied PI Research

96 De onderzoeksgroep van conflicthantering. Een aantal punten springt in het oog. De jongeren volgen merendeels een opleiding en doen het daar relatief goed, de gezinssituatie van de gezinnen is tamelijk stabiel, ouders zijn relatief hoog opgeleid, hebben een betaalde werkkring, en vinden zichzelf meer dan gemiddeld competent voor wat betreft hun opvoedingsvaardigheden. 82 PI Research 2011

97 5 Resultaten FFT 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat de vraag centraal of FFT effectief is geweest. Met andere woorden er is onderzocht of FFT het ongewenste gedrag van de jongeren heeft doen verminderen en de verhoudingen in het gezin heeft doen verbeteren. Allereerst is aan het eind van de FFT behandeling (eindmeting T2) gekeken of het gedrag van de jongeren en de relatie tussen de jongere en de ouders is verbeterd ten opzichte van de start van de behandeling (beginmeting T1). Hiervoor zijn bij de jongeren, de ouders en de behandelend therapeuten bij afsluiting van FFT dezelfde vragenlijsten afgenomen als bij de start van de behandeling. Allereerst is in Paragraaf 1.2 gekeken of er veranderingen zijn opgetreden in de woonsituatie en de maatschappelijke participatie van de jongeren. Ook is gekeken hoe lang de gezinnen gemiddeld FFT hebben gevolgd. In de daaropvolgende Paragrafen 1.3, 1.4 en 1.5 is achtereenvolgens gekeken naar veranderingen in de gedragsproblematiek van de jongeren, in de ouderkindrelatie en in de opvoedingsvaardigheden van de ouders. Tenslotte zijn bij het eind van de behandeling de COMA, COMP en de TOM nogmaals afgenomen om aanvullend informatie over het resultaat FFT te krijgen (zie 1.6). Gemiddeld negen maanden na beëindiging van FFT is een (telefonisch) followup interview gehouden met één van de ouders. Tijdens dit interview is de JIL afgenomen om onder meer zicht te krijgen op de woonsituatie, de maatschappelijke participatie en het gedrag van de jongere. De resultaten van deze interviews worden in Paragraaf 1.7 genoemd. Tot slot worden in Paragraaf 1.8 een samenvatting en een conclusie van de bevindingen gegeven. 5.2 Achtergrondkenmerken Voor de eindmeting zijn de vragenlijsten van 72 jongeren, 70 moeders en 44 vaders geanalyseerd. De achtergrondkenmerken die worden beschreven in de volgende paragrafen zijn afkomstig uit de JIL van beide ouders of van de moeders (wanneer van de vaders te weinig informatie beschikbaar was) Duur FFT behandeling De beoogde duur van FFT is drie tot zes maanden (zie ook Hoofdstuk 1). Bij de gezinnen die deelnamen aan het onderzoek duurden de FFT behandelingen gemiddeld 11,1 maanden (SD = 5,1 mnd.). Dit is fors langer dan de beoogde duur. De relatief grote standaarddeviatie laat zien dat er ook veel variatie in de duur van de behandeling voorkomt. In Hoofdstuk 3 worden verschillende redenen genoemd voor het feit dat de duur van FFT behandelingen in Nederland langer is dan gemiddeld. PI Research

98 Resultaten FFT Woon en gezinssituatie Bij de aanvang van het onderzoek woonde het merendeel van de jongeren bij beide biologische ouders (ongeveer 40%) of bij de biologische moeder (ongeveer 30%) al dan niet met stiefvader (zie Tabel 5.1). Alhoewel bij de eindmeting deze aantallen iets veranderd zijn, is het patroon in woonsituatie bij de eindmeting niet veranderd. 1 Tabel 5.1 Woonsituatie van de jongeren bij afsluiting FFT T1 T2 N % N % Beide biologische ouders 66 40, ,5 Alleenstaande biologische moeder 50 30, ,2 Alleenstaande biologische vader 4 2,4 1 1,5 Biologische moeder en stiefvader 20 12,2 7 10,6 Biologische vader en stiefmoeder 4 2,4 3 4,5 Familie 5 1,2 3 4,5 Vrienden/kennissen 2 3,0 Instelling 6 3,7 3 4,5 Anders 7 4,3 1 1,5 Totaal , ,0 De stabiliteit in woonsituatie is relatief verbeterd ten opzichte van de startmeting. Ten tijde van de eindmeting waren er voor de meeste jongeren (89,9%) in de zes maanden voor beëindiging van FFT geen wijzigingen in hun woonsituatie. Zes maanden voorafgaand aan FFT was dit voor 72,6 procent van de jongeren het geval. Ook het aantal uithuisplaatsingen is gedaald. Zes maanden voorafgaand aan FFT was het aantal jongeren dat één of meer keer uit huis geplaatst 18,4 procent. Dit aantal was zes maanden voorafgaand aan de beëindiging van FFT gedaald tot 5,8 procent Maatschappelijke participatie Bij afloop van de FFT behandeling volgt volgens de moeders 85,7 procent van de jongeren onderwijs. Ten opzichte van de beginmeting is het aantal jongeren dat naar school gaat nauwelijks veranderd (89,4% bij beginmeting). Het aantal jongeren dat een baan of een bijbaan heeft ten tijde van de eindmeting is iets gestegen ten opzichte van de beginmeting (51,2% vs. 41,7%). 1 In Tabel 5.2 wordt kort weergegeven hoe de jongeren op school functioneren voor en na de FFT behandeling. De tabel laat zien dat zowel moeders als vaders rapporteren dat de schoolprestaties iets vooruit zijn gegaan. Daarnaast rapporteren zij beiden ook een afname van het spijbelgedrag. Tenslotte laat de tabel zien dat moeders over de afgelopen zes maanden minder schorsingen rapporteren. Zoals in Hoofdstuk 4 geconcludeerd werd, liet het functioneren op school volgens bovenstaande criteria van de jongeren bij de start van FFT weinig problemen zien. De eindmeting laat zien dat na FFT het schoolfunctioneren van de jongeren volgens de ouders nog beter is geworden. 1 Bron: JIL moeder 84 PI Research 2011

99 FFT versterkt Tabel 5.2 Schoolfunctioneren van de jongeren bij aanvang en einde van FFT Schoolprestaties T1 Slecht/onvoldoende Voldoende/goed Onbekend T2 Slecht/onvoldoende Voldoende/goed Onbekend Spijbelgedrag T1 Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend T2 Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend Schorsing school T1 Nooit 12 keer 34 keer T2 Nooit 12 keer 34 keer Moeder Vader N (%) N (%) , ,1 61,6 58,1 10,9 6, , ,4 73,6 69,4 7,5 11, , ,4 26,1 24,4 14,8 15,3 5,6 3, , ,7 20,7 19,5 4,1 8,4 5,2 5, , ,8 16,9 13,5 4,4 2, , ,9 10,2 17,1 1,7 Middels de JIL is ook een aantal vragen aan beide ouders gesteld over de kwaliteit van de contacten die de jongeren op school en op hun werk hebben. Deze resultaten worden gepresenteerd in Tabel 5.3. Bij aanvang van FFT bleek uit de antwoorden van de ouders dat de jongeren een goed contact met medeleerlingen en collega s hadden, maar dat ze meer moeite hadden met contacten met een autoriteit, dat wil zeggen, met een leraar of een leidinggevende. Uit de antwoorden die de ouders bij beëindiging van FFT gaven, kan geconcludeerd worden dat deze contacten volgens de ouders verbeterd zijn. In de contacten met medeleerlingen en collega s worden minder duidelijke verschuivingen waargenomen. PI Research

100 Resultaten FFT Tabel 5.3 Kwaliteit van contacten op school en werk bij aanvang en einde van FFT Contact met leraren T1 Redelijk goed/goed Matig/slecht/zeer slecht Onbekend T2 Redelijk goed/goed Matig/slecht/zeer slecht Onbekend Contact met klasgenoten T1 Redelijk goed/goed Matig/slecht/zeer slecht Onbekend T2 Redelijk goed/goed Matig/slecht/zeer slecht Onbekend Contact met leidinggevenden (werk) T1 Redelijk goed/goed Matig/slecht/zeer slecht Onbekend T2 Redelijk goed/goed Matig/slecht/zeer slecht Onbekend Contact met collega s (werk) T1 Redelijk goed/goed Matig Onbekend T2 Redelijk goed/goed Matig Onbekend Moeder Vader N (%) N (%) , ,9 24,6 37,7 9,7 6, , ,7 16,1 27,8 8,9 5, , ,3 13,2 15,4 11,8 10, , ,1 8,6 8,3 10,3 5, , ,1 15,6 37,2 18,8 4, , ,8 9,7 5,6 12,9 16, , ,9 6,3 11,9 23,4 14, , ,5 6,7 10,5 13,3 21,1 5.3 Probleemgedrag jongere Om te kijken of na FFT veranderingen in gedrag van de jongeren zijn opgetreden zijn dezelfde vragenlijsten bij jongeren en ouders afgenomen als bij aanvang van FFT. Bij de ouders en de jongeren is de schaal regelovertredend gedrag van respectievelijk de CBCL en de YSR afgenomen. Bij beide groepen is ook de SDQ afgenomen. Aan de hand van een aantal vragen uit de JIL zijn het aantal politiecontacten, het delinquent gedrag en het drugs en alcoholgebruik in kaart gebracht. Tot slot wordt aan de hand van de vragenlijst Zelfrapportage delinquent gedrag ook de door jongeren zelfgerapporteerde criminaliteit beschreven CBCL en YSR In Tabel 5.4 worden de resultaten op de delinquentieschaal van respectievelijk de YSR en de CBCL gepresenteerd bij aanvang en beëindiging van FFT 86 PI Research 2011

101 FFT versterkt Tabel 5.4 Scores op de YSR en de CBCL bij aanvang en einde van FFT Regelovertredend gedrag Jongere (YSR) Moeder (CBCL) Vader (CBCL) N M (SD) N M (SD) N M (SD) T ,9 (2,72) 110 9,4 (5,17) 72 9,4 (4,97) T2 63 5,1 (3,04) 53 6,7 (4,04)** 36 7,0 (4,77)* SDQ * p < 0,05 n.s., p < 0,1 ** p < 0,01 Uit bovenstaande tabel valt op te maken dat zowel vaders als moeders vinden dat het regeloverschrijdend gedrag van hun kind (significant) is afgenomen. Alhoewel de jongeren ook een afname van hun delinquente gedragingen signaleren, is dit effect minder prominent. Het is duidelijk dat jongeren zelf hun gedrag als minder problematisch ervaren dan hun ouders. Dit betekent echter niet dat de jongeren geen problematisch regeloverschrijdend gedrag meer vertonen na afloop van FFT. Wanneer de scores van de ouders uit de huidige studie vergeleken worden met de scores van een (nietklinische) normgroep (Verhulst, Van der Ende & Koot, 1997) valt op dat de gemiddelde scores die ouders uit het FFT onderzoek nog steeds flink hoger liggen dan de scores van ouders uit een normgroep (M=1,5, SD=1,9). Ook de jongeren uit het FFT onderzoek rapporteren gemiddelde scores die nog steeds hoger zijn dan die van een normgroep (M=3,5, SD=2,4). Ook de SDQ laat zien dat het gedrag van de jongeren op verschillende gebieden verbeterd is. In Tabel 5.5 worden de uitkomsten van de SDQ per schaal gesplitst in scores die in het normaal, het grens en het afwijkend gebied vallen. De jongeren zelf geven aan dat ze na afloop van de FFT behandeling vooral minder hyperactief gedrag vertonen (8,9%) en minder en minder ernstige gedragsproblemen hebben ( 10,7% en 10,1%). Zowel de moeders als de vaders rapporteren dat meer jongeren na FFT geen hyperactief gedrag meer vertonen (respectievelijk 21,4% en 17,6%) en geen emotionele problemen (respectievelijk 17,8% en 16,2%) meer ondervinden. Ook wordt door beide ouders minder ernstig hyperactief gedrag (14,3% en 12,1%) gerapporteerd. Moeders en vaders geven eveneens aan dat hun kinderen minder problemen met leeftijdsgenoten hebben (respectievelijk 9,5% en 13,8%). Vaders geven daarnaast aan dat zij vinden dat hun kind minder ernstige problemen met leeftijdsgenoten heeft (14,6%). Wanneer meer in het algemeen naar gedragsproblemen gekeken wordt, valt op dat moeders rapporteren dat na FFT veel minder jongeren afwijkend gedrag vertonen (20,1%) en dat ook de ernst van het afwijkende gedrag duidelijk minder is (23,2%). Opmerkelijk genoeg rapporteren de vaders nauwelijks veranderingen op de schaal gedragsproblemen. Op de schaal prosociaal gedrag worden noch door de jongeren, noch door hun ouders opvallende veranderingen genoemd. Wanneer naar het totale beeld gekeken wordt valt op dat zowel jongeren als hun ouders in het algemeen minder problemen signaleren na FFT (jongeren: 8,3%, moeders: 23,7%, vaders: 17,1%) en dat vooral de ouders ook minder ernstige problemen signaleren (moeders: 26,6%, vaders: 33,3%). PI Research

102 Resultaten FFT Tabel 5.5 Scores op de SDQ bij aanvang en einde van FFT Hyperactiviteit T1 Normaal Grens Afwijkend T2 Normaal Grens Afwijkend Emotionele T1 Normaal problemen Grens Afwijkend T2 Normaal Grens Afwijkend Problemen met T1 Normaal leeftijdsgenoten Grens Afwijkend T2 Normaal Grens Afwijkend Gedragsproblemen T1 Normaal Grens Afwijkend T2 Normaal Grens Afwijkend Prosociaal gedrag T1 Normaal Grens Afwijkend T2 Normaal Grens Afwijkend Totaal problemen T1 Normaal Grens Afwijkend T2 Normaal Grens Afwijkend Jongere Moeder Vader N (%) N (%) N (%) , , ,9 15,5 34,9 20,7 27,7 38,9 49, , , ,5 6,0 15,9 10,0 28,4 36,5 42, , , ,8 14,1 15,9 14,1 14,7 33,1 27, , , ,0 11,8 12,5 10,0 11,8 18,8 15, , , ,4 8,6 12,1 12,0 6,6 23,6 32, , , ,2 13,4 9,2 12,8 7,5 16,9 17, , , ,5 13,8 14,7 11,5 24,8 74,8 77, , , ,0 13,2 17,7 15,0 14,7 51,6 70, , , ,7 9,6 14,2 28,8 5,1 48,6 56, , , ,0 6,0 21,9 17,5 7,5 40,6 57, , , ,0 17,3 18,9 8,9 23,3 63,0 72, , , ,1 14,5 21,8 25,0 17,7 36,4 38,9 Tot slot valt op dat bij zowel de startmeting als de eindmeting de jongeren net als bij de YSR en de CBCL hun problemen over het algemeen minder ernstig inschatten dan hun ouders en dat zij minder afwijkend gedrag signaleren dan hun ouders. Vooral op de schalen emotionele problemen, problemen met leeftijdsgenoten, gedragsproblemen en prosociaal gedrag beoordeelt het merendeel van de jongeren zijn of haar gedrag als normaal. 88 PI Research 2011

103 FFT versterkt Om te kijken of de veranderingen op de verschillende schalen significant verbeterd zijn, zijn de ruwe scores van de startmeting en de eindmeting statistisch met elkaar vergeleken. Bij de moeders zien we een significante vooruitgang op de schalen gedragsproblemen (F(1,203)=14,93, p<0,001) en emotionele problemen (F(1,207)=8,24, p<0,01). Ook de totale probleemscore laat een significante verbetering zien (F(1,180)=13,02, p<0,001). Bij de vaders zien we eveneens een significante verbetering op de schaal emotionele problemen (F(1,123)=7,73, p<0,01) en op de totale probleemscore (F(1,113)=6,77, p<0,05). Bij de jongeren zijn geen significante veranderingen te zien; alleen op de schaal gedragsproblemen is een marginale verbetering waar te nemen (F(1,211)=3,78, p<0,10) Delinquent gedrag en middelengebruik De ouders is gevraagd of en hoe vaak de jongere in de zes maanden voor beëindiging van FFT in aanraking met de politie is geweest. De jongeren is alleen gevraagd of zij in deze periode in aanraking zijn geweest met de politie. Deze gegevens zijn tezamen met de gegevens van de beginmeting weergegeven in Tabel 5.6. Tabel 5.6 Politiecontacten 6 maanden voorafgaand aan FFT en 6 maanden voorafgaand aan beëindiging FFT Jongere Moeder Vader N % N % N % Politiecontacten T1 Nee 61 46, , ,1 Ja 12 keer 34 keer onbekend 69 53, ,3 27,0 5,6 15, ,9 22,4 3,4 12,1 T2 Nee 48 69, , ,1 Ja 12 keer 34 keer onbekend 21 30, ,6 10,9 9,1 3, ,9 13,5 2,7 2,7 Het merendeel van de ouders en de jongeren geeft aan dat er in de zes maanden voorafgaand aan de beëindiging van FFT geen politiecontacten hebben plaatsgevonden. Wanneer dit vergeleken wordt met het aantal politiecontacten dat heeft plaatsgevonden zes maanden voor de start van FFT dan valt hoofdzakelijk op dat zowel de jongeren als de ouders circa 20 procent minder politiecontacten rapporteren. Een ander opmerkelijk detail is de percentuele afname in de categorie onbekend. Tezamen met de constatering dat bij de eindmeting de vraag door relatief meer ouders beantwoord kon worden, kan opgemaakt worden dat ouders bij beëindiging van FFT meer inzicht in het (delinquent) gedrag van hun kind hebben gekregen. Ook is gekeken of de aard van het delinquent gedrag en het middelengebruik van de jongere veranderd is bij afsluiting van de FFT behandeling. In Tabel 5.7 wordt weergeven welk delinquent gedrag de jongere volgens de ouders heeft getoond en hoe vaak. PI Research

104 Resultaten FFT Tabel 5.7 Delinquent gedrag van de jongeren volgens hun ouders bij aanvang en beëindiging van FFT Diefstal alleen Diefstal met anderen Verkeersmisdrijf Agressie Vernieling Drugs dealen Heling Joy riding Wapenbezit Nooit 12 keer 34 keer > 4 keer onbekend Nooit 12 keer 34 keer > 4 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer > 4 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer > 4 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Nooit 12 keer 34 keer Onbekend Moeder Vader T1 T2 T1 T2 N % N % N % N % 71 74, , , ,1 18,3 19,5 1,4 1,5 5,6 1,5 2,2 2, , , , ,8 32,5 7,7 21,2 7,3 2,1 1,5 5,8 1,5 2,1 4, , , , ,8 13,7 7,7 13,9 4,8 5,4 1,5 4,6 2,4 1,5 6,8 1,5 3,3 4, , , , ,4 20,8 10,8 15,2 7,3 2,6 4,3 2,4 6,5 3,1 4,3 4, , , , ,8 14,3 4,6 21,8 7,3 1,4 5,7 1,5 2,2 4, , , , ,7 1,6 1,5 5,0 2,4 8,1 3,1 2,5 4, , , , ,1 3,1 2,6 8,2 1,5 2,6 4, , , , ,7 7,7 3,1 7,3 2,4 6,2 1,5 2,4 4, , , , ,7 3,2 2,8 5,0 2,4 7,9 1,5 2,5 4,9 90 PI Research 2011

105 FFT versterkt Ook deze tabel laat zien dat de vragen over delinquentgedrag uit de eindmeting door relatief meer ouders beantwoord zijn in vergelijking met startmeting. De meest interessante ontwikkeling die bovenstaande tabel laat zien is dat veel meer ouders rapporteren dat hun kind nog nooit bij diefstal, een verkeersmisdrijf, openbare agressie en vernieling betrokken is geweest. Bij de startmeting rapporteerde gemiddeld driekwart van de ouders dat hun kind het in de periode voorafgaand aan FFT nog nooit bij één van deze delicten betrokken was, terwijl bij de eindmeting gemiddeld ongeveer 90 procent van de ouders dit rapporteert (over de periode voorafgaand aan de afsluiting van FFT). Bij delicten als het dealen van drugs, heling, joy riding of wapenbezit zijn nauwelijks veranderingen te zien; deze werden en worden volgens de ouders niet vaak gepleegd door de FFT jongeren. Net als bij aanvang van FFT is aan de hand van de vragenlijst Zelfrapportage delinquent gedrag van Loeber en collega s (2001) de jongeren zelf ook gevraagd hoe vaak zij bepaalde delicten hebben gepleegd. In Tabel 5.8 is per delictcategorie weergegeven welke delicten de jongeren zeggen te hebben begaan in de periode voorafgaand aan de start FFT en de periode voorafgaand aan beëindiging van FFT. Tabel 5.8 Zelfgerapporteerde criminaliteit zes maanden voor aanvang en einde van FFT T1 T a N % N % % Eén of meer delicten in de categorie vandalisme , ,5 18,0 Eén of meer vermogensdelicten , ,5 20,7 Eén of meer geweldsdelicten , ,1 22,7 Eén of meer drugsdelicten ,3 65 9,2 2,3 Wapenbezit , ,8 3,3 a Het gaat hier om delicten die de afgelopen 12 maanden zijn gerapporteerd voor N=2.262 jongeren. In de tabel is te zien dat ook bij de eindmeting de meeste delicten in de categorie vandalisme, vermogensdelicten of geweldsdelicten vallen. De eindmeting toont ook een afname in delicten in de categorieën vermogensdelicten (15,2 %) en geweldsdelicten (18,2%). Wanneer de gegevens van de eindmeting vergeleken worden met de prevalentiecijfers van de zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit uit 2010 (Van der Laan & Blom, 2011) frappeert dat de FFT jongeren nog steeds beduidend meer delicten zeggen te hebben gepleegd dan de gemiddelde jongere in Nederland. Tot slot is ook nog naar het middelengebruik van de jongeren bij afsluiting van FFT gekeken. De ouders is gevraagd het alcohol en drugsgebruik te beoordelen (zie Tabel 5.9). De ouders rapporteren bij afloop van FFT een kleine toename in het (matig) alcoholgebruik en een kleine afname in soft en harddrugsgebruik. Aan de ene kant kan dit duiden op een toename in meer geaccepteerd middelengebruik (alcohol), aan de andere kant zou het ook kunnen betekenen dat ouders door positieve veranderingen in de gezinscommunicatie het middelengebruik van hun kinderen beter kunnen inschatten. PI Research

106 Resultaten FFT Tabel 5.9 Middelengebruik van jongeren volgens ouders bij aanvang en einde van FFT Alcoholgebruik T1 Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend T2 Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend Softdrugsgebruik T1 Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend T2 Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend Harddrugsgebruik T1 Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend T2 Nooit Zelden/af en toe Regelmatig/vaak Onbekend Moeder Vader N (%) N (%) , ,4 46,2 51,7 14,6 17,2 6,3 4, , ,0 60,0 56,1 12,8 21,9 1, , ,0 17,8 21,8 16,5 16,0 13,2 8, , ,1 17,9 19,6 9,0 14,6 11,9 9, , ,4 1,2 2,2 0,6 1,1 18,6 20, , ,8 1,4 2,4 8,6 9,8 5.4 Ouderkindrelatie De ouderkindrelatie is in kaart gebracht met de OKIVR, de NRI en de PACS. Van zowel de jongeren als hun ouders zijn de scores geanalyseerd. In Tabel 5.10 zijn de deviatiescores op de OKIVR aan het begin en aan het eind van de FFT behandeling weergegeven. De eerste opvallende bevinding die uit Tabel 5.10 volgt is dat de moederkindrelatie door zowel de jongeren al de moeders als substantieel (significant) beter beoordeeld wordt bij afsluiting van de FFT behandeling. Dit betekent echter niet dat alle problemen opgelost zijn. Ondanks dat op het gebied van conflicthantering een significante verbetering waar te nemen is, worden er door de moeder nog steeds aanzienlijke tot ernstige problemen gesignaleerd (terwijl de jongeren op dit gebied geen problemen meer signaleren). De vaderkindrelatie laat een iets ander beeld zien. Zowel door de jongeren als door de vaders wordt de vaderkindrelatie niet significant beter beoordeeld bij de eindmeting. Maar, wanneer meer in detail gekeken wordt hoe de jongere de relatie met zijn vader beoordeelt, zien we dat de jongere op beide schalen geen problemen meer ervaart. De scores van de vaders laten echter zien dat de vaders weinig verbetering hebben gezien in de vaderkindrelatie. 92 PI Research 2011

107 FFT versterkt Tabel 5.10 Deviatiescores op de OKIVR bij aanvang en einde van FFT Jongere over moeder Jongere over vader Moeder over jongere N N N N Vader over jongere Conflicthantering T ,29 b 135 1,34 b 160 2,40 c 88 1,99 c T2 71 0,54 d, * 64 0,98 d, 69 1,73 b, b, * 44 1,71 Acceptatie T ,16 a 135 1,14 a 160 1,57 b 88 1,50 b T2 71 0,56 d, ** 64 0,95 d, 69 0,99 d, b, * 44 1,29 Totaal T ,32 b 135 1,33 b 160 2,24 c 88 1,96 b T2 71 1,10 a, ** 64 1,23 a, 69 1,54 b, b, * 44 1,68 a = matige problemen * p < 0,05 b = aanzienlijke tot ernstige problemen ** p < 0,01 c = zeer ernstige problemen n.s, p > 0,1 d = geen problemen De NRI, zoals Tabel 5.11 laat zien, geeft een vergelijkbaar beeld van de ouderkindrelatie. Met de NRI kan de mate van conflicten en antagonismen in de ouderkindrelatie gemeten worden. Tabel 5.11 Gemiddelde scores op de NRI bij aanvang en einde van FFT Jongere over N moeder M (SD) Conflicten T ,3 (0,95) T2 63 1,9 (0,85)* * p < 0,05 n.s., p > 0,1 *** p < 0,001 Jongere over N vader M (SD) 126 2,2 (1,09) Moeder over N jongere M (SD) 146 2,4 (0,87) 58 2,0 (0,88) 65 1,9 (0,74)*** Vader over jongere N M (SD) 85 2,4 (0,92) 38 2,1 (0,78) Net als de OKIVR laten de scores op de NRI zien dat de FFT behandeling vooral de moederkindrelatie ten goede heeft beïnvloed. De relatie tussen vaders en hun kinderen is gemeten met de NRI niet of nauwelijks veranderd. De gemiddelde scores op de moederkindrelatie zijn ook vergeleken met de scores van een representatieve normgroep (Reitz, Deković & Meijer, 2006; Wissink, 2006). De gemiddelde score bij middelbare scholieren op de NRI 2,0 is en bij ouders van deze middelbare scholieren 1,7. Dit betekent dat in ieder geval de jongeren uit het FFT onderzoek de moederkindrelatie tenminste even goed beoordelen als hun leeftijdsgenoten uit de normgroep. De moeders uit het FFT onderzoek beoordelen de moederkindrelatie nog net iets minder goed dan de moeders uit de normgroep. Ook de PACS geeft inzicht in de ouderkindrelatie en dan met name in de gezinscommunicatie. Met de PACS wordt de mate van openheid in de communicatie in het gezin en de mate van problemen die in de communicatie tussen gezinsleden voorkomen, gemeten. In Tabel 5.12 staan de resultaten op de PACS bij aanvang en afsluiting van de FFT behandeling. De PACS laat eveneens een verbetering in de moederkindrelatie zien. Dit effect is vooral te zien bij de moeders; zij beoordelen de communicatie tussen hen en hun kind als significant verbeterd. Ook de jongeren PI Research

108 Resultaten FFT beoordelen de communicatie met hun moeder als verbeterd, maar dit effect is minder sterk. Tabel 5.12 Gemiddelde scores op de PACS bij aanvang en einde van FFT Jongere over N moeder M (SD) Communicatie T ,8 (1,17) Jongere over N vader M (SD) 121 3,7 (1,13) Moeder over N jongere M (SD) 142 3,9 (0,85) T2 62 4,1 56 3,7 66 4,2 (1,01) (1,03) (0,86)* * p < 0,05 n.s., p < 0,1 n.s., p > 0,1 Vader over jongere N M (SD) 83 3,9 (0,87) 39 4,0 (0,87) 5.5 Opvoedingsvaardigheden Om inzicht in mate waarin ouders zich bij beëindiging van FFT competent voelen in de opvoeding is de schaal opvoedingscompetentie van de NOSI afgenomen (zie Tabel 5.13). Om inzicht te krijgen in welke mate ze toezicht kunnen houden is de ouders de VTH voorgelegd (Zie Tabel 5.14). Tabel 5.13 Gemiddelde scores op de schaal opvoedingscompetentie uit de NOSI bij aanvang en einde van FFT Moeder Vader N M (SD) N M (SD) Opvoedingscompetentie T ,1(0,92) 90 4,1 (0,91) T2 70 4,3(0,91) 44 4,2 (0,85) * p < 0,05 n.s., p < 0,1 ** p < 0,01 n.s., p > 0,1 ***p < 0,001 Uit bovenstaande tabel blijkt dat ouders hun opvoedingscompetentie niet veranderd vinden na afloop van de FFT behandeling. Dit betekent echter niet dat ouders niet voldoende competent zijn. Bij aanvang van behandeling vonden zij zichzelf al behoorlijk competent en waren hun scores voor wat betreft de opvoedingscompetentie aanzienlijk hoger dan die van de normgroep (Reitz, Deković & Meijer, 2006; Wissink, 2006). In Tabel 5.14 worden de resultaten op de VTH vermeld. Bij beëindiging van FFT zijn er geen significante veranderingen te zien. Dit betekent dat jongeren de mate van toezicht houden door hun ouders nog steeds dus ongeveer hetzelfde beoordelen als scholieren uit een normgroep (Reitz e.a., 2006; Wissink, 2006). Ook bij de ouders zijn geen significante veranderingen waar te nemen. De ouders uit het FFT onderzoek hebben bij beëindiging van FFT (nog steeds) een minder goed beeld van het doen en laten van hun kind in vergelijking met de ouders van de gemiddelde middelbare scholier (Reitz, Deković & Meijer, 2006; Wissink, 2006). 94 PI Research 2011

109 FFT versterkt Tabel 5.14 Toezicht houden Gemiddelde scores op de VTH bij aanvang en einde van FFT Jongere over moeder Jongere over vader Moeder over jongere Vader over jongere N M (SD) N M (SD) N M (SD) N M (SD) T ,9 (0,59) 115 2,6(0,75) 138 2,8 (0,5) 79 2,6 (0,57) T2 61 3,1 (0,52) 56 2,6 (0,65) 66 2,9 (0,64) 42 2,7 (0,55) n.s., p > 0,1 5.6 Resultaten COMA, COMP en TOM Ook de vragenlijsten COMA, COMP en TOM zijn aan het eind van de behandeling afgenomen. In Figuur 5.1 worden de scores op de zes verschillende vragen c.q. aandachtsgebieden uit de COMA, COMP en de TOM weergegeven. Figuur 5.1 * p < 0,05 ** p < 0,01 ***p < 0,001 Gemiddelde scores op de vragen van de COMA, COMP en TOM bij aanvang en einde van FFT Figuur 5.1 geeft aan dat de COMA, de COMP en de TOM allen laten zien dat op elk aandachtsgebied van de behandeling (zoals gemeten met de zes vragen) vooruitgang is geboekt. Opvallend is allereerst dat op vier van de zes PI Research

Relationele Gezinstherapie

Relationele Gezinstherapie GGzE Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie Relationele Gezinstherapie Pakt problemen van jongeren aan in samenhang met de gezinssituatie cliënten >> 1 ALLE GEZINSLEDEN ZIJN ACTIEF BIJ DE BEHANDELING BETROKKEN

Nadere informatie

Samen gezinsrelaties verbeteren. Relationele gezinstherapie

Samen gezinsrelaties verbeteren. Relationele gezinstherapie Samen gezinsrelaties verbeteren. Relationele gezinstherapie Beschadigd en wantrouwend. Relationele gezinstherapie Relationele gezinstherapie probeert relaties binnen het gezin te verbeteren. De systeemgerichte

Nadere informatie

Bijlage 1 Programma van Eisen

Bijlage 1 Programma van Eisen Bijlage 1 Programma van Eisen Functie: Interventie: Forensische jeugdzorg: inzet van erkende gedragsinterventies gericht op het verminderen van de recidive bij schorsing voorlopige hechtenis, voorwaardelijke

Nadere informatie

Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht

Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht Met de Jeugdwet komt de verantwoordelijkheid voor de jeugdreclassering en de jeugdhulp 1 bij de gemeenten te liggen. Jeugdreclassering

Nadere informatie

Functional Family Parole Services

Functional Family Parole Services Functional Family Parole Services De introductie van een gezinsgerichte casemanagement methodiek Bureau Jeugdzorg gagglomeratie Amsterdam, 16 februari 2010 door Nelleke Stomps Ontstaansgeschiedenis introductie

Nadere informatie

Tijdig ingrijpen: werkzame ingrediënten voor interventies

Tijdig ingrijpen: werkzame ingrediënten voor interventies Infosheet Tijdig ingrijpen: werkzame ingrediënten voor interventies Tijdig ingrijpen betekent voorkomen dat een de fout ingaat. Wie wil dat niet? Dat is dan ook precies wat deze infosheet beoogt: inzicht

Nadere informatie

Voor informatie over MST-LVB: MST-LVB Supervisor MST@prismanet.nl 06-23 95 63 91. Meer info? 0800-2357747 www.prismanet.nl

Voor informatie over MST-LVB: MST-LVB Supervisor MST@prismanet.nl 06-23 95 63 91. Meer info? 0800-2357747 www.prismanet.nl Voor informatie over MST-LVB: MST-LVB Supervisor MST@prismanet.nl 06-23 95 63 91 Meer info? 0800-2357747 www.prismanet.nl Prisma MST-LVB Multi Systeem Therapie Licht Verstandelijk Beperkt Prisma heeft

Nadere informatie

Behandeling Multi Systeem Therapie (MST)

Behandeling Multi Systeem Therapie (MST) Behandeling Multi Systeem Therapie (MST) Sterk Huis is er voor iedereen die hulp nodig heeft. Wij bieden een warme en veilige omgeving waar je terechtkunt met grote opvoedings- en ontwikkelingsvragen.

Nadere informatie

Toegangscriteria 1. Karakteristieken van het kind:

Toegangscriteria 1. Karakteristieken van het kind: Bijlage 1 Programma van Eisen Interventie: RELATIONELE GEZINSTHERAPIE binnen Strafrechtelijk Kader Toegangscriteria 1. Karakteristieken van het kind: RELATIONELE GEZINSTHERAPIE kan worden geïndiceerd voor

Nadere informatie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie Interventie: Families First Deelcommissie: 1 Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier Datum vergadering: 11 april 2014 Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie De commissie

Nadere informatie

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens Contactgegevens Heeft u na het lezen van deze Leidraad vragen of opmerkingen over het LIJ? U kunt dan contact opnemen met het projectteam LIJ via het telefoonnummer: 070 370 72 75. Mailen kan ook naar:

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

Interventie Grip op Agressie

Interventie Grip op Agressie Interventie Grip op Agressie 1 Erkenning Erkend door deelcommissie Justitiële interventies Datum: december 2012 Oordeel: Goed onderbouwd De referentie naar dit document is: Hilde Niehoff (2012). Justitieleinterventies.nl:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 29 270 Reclasseringsbeleid Nr. 112 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Interventies voor jji en jeugdzorgplus. Leonieke Boendermaker

Interventies voor jji en jeugdzorgplus. Leonieke Boendermaker Interventies voor jji en jeugdzorgplus Leonieke Boendermaker 20 mei 2009 Evident? 1. Problemen doelgroep 2. Interventies die leiden tot vermindering problemen 3. Noodzaak goede implementatie 2 Om wat voor

Nadere informatie

Samenvatting en conclusies

Samenvatting en conclusies Samenvatting en conclusies Plan- en procesevaluatie van de scholing van gevangenispersoneel in Verbal Judo Het onderzoek Verbal Judo (Thompson, 1984) is een methode waarbij mensen anderen op een kalme

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting In deze studie is de relatie tussen gezinsfunctioneren en probleemgedrag van kinderen onderzocht. Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar het ontstaan van probleem-gedrag van kinderen in de

Nadere informatie

Datum 12 maart 2012 Onderwerp antwoorden op de vragen van lid Kooiman (SP) over de financiering van Multi Systeem Therapie

Datum 12 maart 2012 Onderwerp antwoorden op de vragen van lid Kooiman (SP) over de financiering van Multi Systeem Therapie 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies

Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies Bijlage Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies 1. Theoretische onderbouwing: de gedragsinterventie is gebaseerd op een expliciet veranderingsmodel waarvan

Nadere informatie

Presentatie van vandaag

Presentatie van vandaag Tools4U Training cognitieve en sociale vaardigheden als taakstraf Presentatie EFCAP Landelijke studiedag 2009 20 januari 2009 Jolle Tjaden Presentatie van vandaag Achtergrond Tools4U Erkenning Belang van

Nadere informatie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie

Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier. Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie Interventie: Taallijn Deelcommissie: 3 Erkenningscommissie Interventies Beoordelingsformulier Datum vergadering: 8 oktober 2015 / 2 juni 2016 Eindoordeel van de erkenningscommissie over de interventie

Nadere informatie

Kenniskring Entree van zorg

Kenniskring Entree van zorg Kenniskring Entree van zorg Aansluiting problematiek en hulp: rol van de context 12 november 2015 Het programma Psychosociale hulp voor kinderen en jongeren: welke problemen zien we waar terug? Marieke

Nadere informatie

2.1.2 Meetinstrument Aan de behandelaars is via een link een korte survey voorgelegd met een viertal kernvragen:

2.1.2 Meetinstrument Aan de behandelaars is via een link een korte survey voorgelegd met een viertal kernvragen: Dit is een hoofdstuk uit: Menting, A., Albrecht, G. & Orobio de Castro (2015). Effectieve elementen van interventies tegen externaliserende gedragsproblemen bij jeugd. Rapportage in het kader van ZonMW

Nadere informatie

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag.

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Samenvatting De Top600 bestaat uit een groep van 600 jonge veelplegers

Nadere informatie

Erkenning van interventies. Criteria voor gezamenlijke kwaliteitsbeoordeling 2015-2018

Erkenning van interventies. Criteria voor gezamenlijke kwaliteitsbeoordeling 2015-2018 Erkenning van interventies Criteria voor gezamenlijke kwaliteitsbeoordeling 2015-2018 1 Algemeen De erkenningscommissie kan een interventie op de volgende niveaus erkennen: 1. Goed onderbouwd 2.1 Effectief

Nadere informatie

Doelstelling van het onderzoek en onderzoeksvragen

Doelstelling van het onderzoek en onderzoeksvragen Samenvatting Jeugdcriminaliteit vormt een ernstig probleem. De overgrote meerderheid van de jeugdigen veroorzaakt geen of slechts tijdelijk problemen voor de openbare orde en veiligheid. Er is echter een

Nadere informatie

Leren van eerder gemaakte fouten. Leren van Delict

Leren van eerder gemaakte fouten. Leren van Delict Leren van eerder gemaakte fouten. Leren van Delict Jongeren vinden het zinvol om hun gedrag te begrijpen. Leren van Delict Leren van Delict vermindert de kans op recidive bij jongeren die vanwege hun gewelddadige

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Agenda. Opwarmer. Voorstellen en Opzet. Waaruit bestaat Triple P: Positief Opvoeden? Wat is Triple P Positief Opvoeden

Agenda. Opwarmer. Voorstellen en Opzet. Waaruit bestaat Triple P: Positief Opvoeden? Wat is Triple P Positief Opvoeden Agenda 1. Voorstellen en Opzet 2. Opwarmer: Triple P en OvTJ: Hand in hand of oog om oog/tand om tand? Congres Triple P 24 april 2012 Workshop Verhouding OvTJ en Triple P Drs. Nita van Veluw, programmaleider

Nadere informatie

De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg:

De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg: De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg: Een systematische review en meta-analyse van de uitkomsten van studies naar de effectiviteit van familienetwerkberaden Universiteit van Amsterdam, Forensische

Nadere informatie

Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op , Sociëteit De Witte, te Den Haag

Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op , Sociëteit De Witte, te Den Haag Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op 30-8-2005, Sociëteit De Witte, te Den Haag Dames en heren, De Minister zei het al: de recidivecijfers zijn zorgwekkend. Van de

Nadere informatie

Samenvatting. De onderzoeksgroep

Samenvatting. De onderzoeksgroep Samenvatting In 2002 is door het WODC een onderzoek uitgevoerd naar de praktijk van de jeugdreclassering (Kruissink & Verwers, 2002). Dat onderzoek richtte zich op een steekproef uit de groep jongeren

Nadere informatie

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Samenvatting Dit proefschrift gaat over casemanagement van gezinnen binnen jeugdbescherming

Nadere informatie

Evidence-based interventies voor agressieregulatie en woedebeheersing

Evidence-based interventies voor agressieregulatie en woedebeheersing Evidence-based interventies voor agressieregulatie en woedebeheersing Hoe vergelijk je methodieken op basis van welke criteria? Marjolein Oudhof Mariska van der Steege 23 april 2009 Inhoud workshop Werken

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28630 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Haan, Anna Marte de Title: Ethnic minority youth in youth mental health care :

Nadere informatie

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder! 24 uurshulp Met Cardea kun je verder! Met Cardea kun je verder! 24 UURSHULP De meeste kinderen en jongeren wonen thuis bij hun ouders totdat ze op zichzelf gaan wonen. Toch kunnen er omstandigheden zijn,

Nadere informatie

GGZ aanpak huiselijk geweld

GGZ aanpak huiselijk geweld GGZ aanpak huiselijk geweld Wat is er nodig en wat helpt Jeannette van Borren Mei 2011 Film moeder en zoon van Putten Voorkomen van problemen is beter en goedkoper dan genezen Preventieve GGZ interventies

Nadere informatie

Multi Systeem Therapie

Multi Systeem Therapie Multi Systeem Therapie Vrijwillig toegankelijke zorg Een opname voorkomende behandeling bij ernstige gedragsproblemen Informatie voor: wijkteams, huisartsen, ouders en gemeenten Stichting Ottho Gerhard

Nadere informatie

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de

Samenvatting. factoren betreft), en scoren zij anders waar het gaat om het soort en de Samenvatting Dit onderzoek richt zich op het verband tussen de aanwezigheid van risico- en protectieve factoren en de latere ontwikkeling van delinquent gedrag in een groep risicojongeren. De volgende

Nadere informatie

De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s. Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei Samenvatting

De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s. Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei Samenvatting De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei 2018 De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s pagina 2 van 6 Bij kinderen met traumatische ervaringen (ernstige negatieve jeugdervaringen),

Nadere informatie

EVALUATIE PROCES EN DOELTREFFENDHEID MULTIDIMENSIONAL TREATMENT FOSTER CARE (MTFC) - samenvatting eindrapport -

EVALUATIE PROCES EN DOELTREFFENDHEID MULTIDIMENSIONAL TREATMENT FOSTER CARE (MTFC) - samenvatting eindrapport - EVALUATIE PROCES EN DOELTREFFENDHEID MULTIDIMENSIONAL TREATMENT FOSTER CARE (MTFC) - samenvatting eindrapport - Auteurs: drs. M. Timmermans dr. M. Witvliet drs. G.H.J. Homburg Regioplan Jollemanhof 18

Nadere informatie

Marianne Haspels & Renske van Bemmel Competentiegericht Werken met cliënten met een verstandelijke beperking

Marianne Haspels & Renske van Bemmel Competentiegericht Werken met cliënten met een verstandelijke beperking Marianne Haspels & Renske van Bemmel m.haspels@piresearch.nl Competentiegericht Werken met cliënten met een verstandelijke beperking Wat is Competentiegericht Werken? Doel van CGW - professionalisering

Nadere informatie

zeer jeugdige delinquenten in nederland: een zorgwekkende ontwikkeling? theo doreleijers lieke van domburgh vumc amsterdam

zeer jeugdige delinquenten in nederland: een zorgwekkende ontwikkeling? theo doreleijers lieke van domburgh vumc amsterdam zeer jeugdige delinquenten in nederland: een zorgwekkende ontwikkeling? theo doreleijers lieke van domburgh vumc amsterdam samenwerkingsverband vu medisch centrum amsterdam Prof. Dr Th. Doreleijers, kinder-

Nadere informatie

Beoordeling Goed Onderbouwd en Effectief

Beoordeling Goed Onderbouwd en Effectief Beoordeling Goed Onderbouwd en Effectief Criteria en procedure Datum Movisie Utrecht, maart 2015, versie 1.1 Utrecht, maart 2015, versie 1.1 * Beoordeling Goed Onderbouwd en Effectief, Criteria en procedure

Nadere informatie

Multi Systeem Therapie LVB. Voor jongeren en/of ouders met een licht verstandelijke beperking

Multi Systeem Therapie LVB. Voor jongeren en/of ouders met een licht verstandelijke beperking Multi Systeem Therapie LVB Voor jongeren en/of ouders met een licht verstandelijke beperking 1 De MST-behandeling is een alternatief voor een (dreigende) uithuisplaatsing. 2 Multi Systeem Therapie is een

Nadere informatie

KOSTENEFFECTIVITEIT RE-INTEGRATIETRAJECTEN

KOSTENEFFECTIVITEIT RE-INTEGRATIETRAJECTEN Gepubliceerd in: Maandblad Reïntegratie nr. 9, 2007, p. 6-10 KOSTENEFFECTIVITEIT RE-INTEGRATIETRAJECTEN Drs. Maikel Groenewoud 2007 Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal 35 1012 RD Amsterdam

Nadere informatie

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 2015 In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 IN BEWEGING IMPLEMENTATIE VAN EEN BEST PRACTICE BINNEN HET UNO-VUMC. EINDVERSLAG INLEIDING Ouderen in woonzorgcentra

Nadere informatie

Multi Systeem Therapie

Multi Systeem Therapie Multi Systeem Therapie Onder (voorwaardelijke) machtiging van de kinderrechter Een opname-verkortende of opname-vervangende behandeling bij ernstige gedragsproblemen Informatie voor: Ouders, kinderrechters,

Nadere informatie

Strategieën om te werken aan effectieve jeugdzorg

Strategieën om te werken aan effectieve jeugdzorg Strategieën om te werken aan effectieve jeugdzorg Evidence based practice 1. Invoeren bewezen effectieve interventies; 2. Wetenschappelijk onderzoeken veelbelovende eigen interventies; 3. Consolideren

Nadere informatie

Project Octopus. Zorglijn orthopsychiatrie

Project Octopus. Zorglijn orthopsychiatrie Project Octopus Zorglijn orthopsychiatrie Participerende organisaties XONAR zuid limburg Mondriaan Zorggroep Stichting Jeugdzorg Sint Joseph/ JJI het Keerpunt Doel project Octopus Op basis van een groeimodel

Nadere informatie

Multi Systeem Therapie. Een opname voorkomende behandeling bij ernstige gedragsproblemen

Multi Systeem Therapie. Een opname voorkomende behandeling bij ernstige gedragsproblemen Multi Systeem Therapie Een opname voorkomende behandeling bij ernstige gedragsproblemen Over MST MST is bewezen effectief. Internationaal wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat MST uithuisplaatsing

Nadere informatie

Interventies die werken

Interventies die werken Interventies die werken Leonieke Boendermaker 20 januari 2009 themadossiers 2 1 Inhoud 1. Wat werkt? wat werkt bij gedragsstoornissen/delicten Wat werkt niet 2. Erkenningen Cie. Min.Justitie Jeugdinterventies

Nadere informatie

Werkwijze van de Erkenningscommissie, betreffende de beoordeling gedragsinterventies

Werkwijze van de Erkenningscommissie, betreffende de beoordeling gedragsinterventies Werkwijze van de Erkenningscommissie, betreffende de beoordeling gedragsinterventies Versie augustus 2010 In dit document worden de procedures beschreven aangaande: 1. De indiening 2. De beoordeling van

Nadere informatie

De inzet van familienetwerkberaden in de preventieve jeugdbescherming. Samenvatting

De inzet van familienetwerkberaden in de preventieve jeugdbescherming. Samenvatting De inzet van familienetwerkberaden in de preventieve jeugdbescherming Samenvatting Universiteit van Amsterdam, Forensische Orthopedagogiek S. Dijkstra, MSc dr. H. E. Creemers dr. J. J. Asscher prof. dr.

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Samenvatting Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Eén van de manieren van het ministerie van Veiligheid en Justitie om de hoge recidive onder ex-gedetineerden omlaag te brengen is door al tijdens detentie

Nadere informatie

Informatie 4-daagse opleiding tot Leren van Delict trainer

Informatie 4-daagse opleiding tot Leren van Delict trainer Informatie 4-daagse opleiding tot Leren van Delict trainer Den Dolder, maart 2018 Versie: 2.1 Auteur(s): Anna Hulsebosch/Renate Dekker Dolderseweg 120, 3734 BL Den Dolder Postbus 37, 3734 ZG Den Dolder

Nadere informatie

ThuisBest, juist voor probleemjongeren. Een effectieve manier van samenwerken

ThuisBest, juist voor probleemjongeren. Een effectieve manier van samenwerken ThuisBest, juist voor probleemjongeren Een effectieve manier van samenwerken Wat is Thuisbest? Behandelarrangement van meerdere partijen: gesloten jeugdzorg en de Viersprong/Prisma voor jongeren met ernstige

Nadere informatie

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Samenvatting Een vroeggeboorte heeft een grote impact op het kind en zijn ouders, zelfs na de opname op de neonatologieafdeling. Te vroeg geboren kinderen laten meer gedragsproblemen zien dan op tijd geboren

Nadere informatie

Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie

Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie Prof. dr. Chijs van Nieuwenhuizen GGzE centrum kinder- en jeugd psychiatrie Universiteit van Tilburg, Tranzo http://www.youtube.com/watch?list=pl9efc

Nadere informatie

OPLEGGER. Algemeen. Omschrijving. Verspreiden Ja Contactpersoon Rik Post. Kenmerk Datum 13 mei Voorstel 2.

OPLEGGER. Algemeen. Omschrijving. Verspreiden Ja Contactpersoon Rik Post. Kenmerk Datum 13 mei Voorstel 2. OPLEGGER Algemeen Onderwerp Verlengen MST pilot Verspreiden Ja Contactpersoon Rik Post Eenheid Sturing E-mail r.post@regiogv.nl Kenmerk Datum 13 mei 2019 Voorstel Nummer Voorstel 1. Voorstel 2. Omschrijving

Nadere informatie

Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s?

Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s? Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s? Leonieke Boendermaker / expertisecentrum jeugdzorg Utrecht, 8-6-2006 NIZW Jeugd Doel jeugdstrafrecht Vergelden én voorkomen Schuld als maatstaf voor straf (vergelding)

Nadere informatie

Uitnodiging. Congres: Het gezin centraal. Gezinsgericht werken vanuit de (gesloten) instelling

Uitnodiging. Congres: Het gezin centraal. Gezinsgericht werken vanuit de (gesloten) instelling Uitnodiging Congres: Het gezin centraal Gezinsgericht werken vanuit de (gesloten) instelling Datum: Donderdag 1 oktober 2015 Tijd: Plaats: 09.30-16.00 uur The colour kitchen, Utrecht Project: Gezinsgericht

Nadere informatie

Titel interventie. Werkblad beschrijving interventie. Gebruik de HANDLEIDING bij dit werkblad. Werkblad, versie mei 2015

Titel interventie. Werkblad beschrijving interventie. Gebruik de HANDLEIDING bij dit werkblad. Werkblad, versie mei 2015 Titel interventie Werkblad beschrijving interventie Gebruik de HANDLEIDING bij dit werkblad Werkblad, versie mei 2015 Dit is een gezamenlijk werkblad van de volgende kennisinstituten: Colofon Ontwikkelaar

Nadere informatie

Crimineel gedrag en schoolverzuim onder jongeren met jeugdreclasseringsmaatregel bij de WSG

Crimineel gedrag en schoolverzuim onder jongeren met jeugdreclasseringsmaatregel bij de WSG Lectoraat LVB en jeugdcriminaliteit Factsheet 7 - december 2015 Expertisecentrum Jeugd Hogeschool Leiden Crimineel gedrag en school onder jongeren met jeugdreclasseringsmaatregel bij de WSG Door: Paula

Nadere informatie

Bijlage Training Agressie Controle TACt Regulier

Bijlage Training Agressie Controle TACt Regulier Bijlage Training Agressie Controle TACt Regulier Deze bijlage hoort bij de beschrijving van de interventie TACt Regulier, zoals die is opgenomen in de databank Justitieleinterventies.nl. Meer informatie:

Nadere informatie

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst De basis van In voor zorg! Door een gebrek aan aansluitende zorg vielen voorheen veel jongeren tussen wal en schip. Dit verkleinde hun kans op een goede terugkeer

Nadere informatie

Vroegtijdige interventie in "criminele carrièregezinnen" middels Functionele Gezinstherapie.

Vroegtijdige interventie in criminele carrièregezinnen middels Functionele Gezinstherapie. Vroegtijdige interventie in "criminele carrièregezinnen" middels Functionele Gezinstherapie. Betrokken partijen: Het Cluster Forensische Jeugdpsychiatrie van de Bascule, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam

Nadere informatie

1 24 uurshulp 24 uurshulp _Cardea.indd 1 Cardea_A5 brochure_24 uurshulp_148x210.indd :38: :37:21

1 24 uurshulp 24 uurshulp _Cardea.indd 1 Cardea_A5 brochure_24 uurshulp_148x210.indd :38: :37:21 1 24 uurshulp 24 uurshulp 3 24 uurshulp 24 uurshulp DE MEESTE KINDEREN EN JONGEREN WONEN THUIS BIJ HUN OUDERS TOTDAT ZE OP ZICHZELF GAAN WONEN. TOCH KUNNEN EROMSTANDIGHEDEN ZIJN, WAARDOOR HET BETER IS

Nadere informatie

Er is sprake van enkelvoudige of meervoudige problematiek, ten gevolge van psychische problematiek of stoornis.

Er is sprake van enkelvoudige of meervoudige problematiek, ten gevolge van psychische problematiek of stoornis. Ambulante specialistische Ambulant specialistisch GGZ 1 Productcode 54001 Prijs per eenheid Problematiek 94,80 per uur Inspanningsgericht, uurtarief Jeugd 0-18 jaar, zoals gespecificeerd in de Jeugdwet

Nadere informatie

ABC - Ambulant Behandelcentrum

ABC - Ambulant Behandelcentrum ABC - Ambulant Behandelcentrum Als het thuis en/of op school dreigt vast te lopen Informatie voor verwijzers Kom verder! www.ln5.nl Vergroten van sociale competenties. Vergroten zelfbeeld/zelfvertrouwen.

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

VERBINDING VAN WETENSCHAP EN PRAKTIJK IN DE WIJK. Marjan de Lange 16 mei 2017

VERBINDING VAN WETENSCHAP EN PRAKTIJK IN DE WIJK. Marjan de Lange 16 mei 2017 VERBINDING VAN WETENSCHAP EN PRAKTIJK IN DE WIJK Marjan de Lange 16 mei 2017 KERNELEMENTEN VAN EFFECTIEVE HULP Kernelementen: gemeenschappelijke bestanddelen uit meerdere interventies voor eenzelfde doelgroep

Nadere informatie

1 De Kinderwetten: de tuchtschool en het rijksopvoedingsgesticht heden: van tucht en opvoeding naar opvang en behandeling 45

1 De Kinderwetten: de tuchtschool en het rijksopvoedingsgesticht heden: van tucht en opvoeding naar opvang en behandeling 45 Inhoud Ten geleide 13 1 De Kinderwetten: de tuchtschool en het rijksopvoedingsgesticht 17 1.1 De oprichting van jeugdinrichtingen (1834-1905) 18 1.1.1 De jeugdgevangenissen voor jeugdige veroordeelden

Nadere informatie

ALGEMENE INFORMATIE. Specialistisch hulpaanbod voor meiden

ALGEMENE INFORMATIE. Specialistisch hulpaanbod voor meiden ALGEMENE INFORMATIE Specialistisch hulpaanbod voor meiden Meiden gaan op een andere manier met hun problemen om dan jongens. Wij hebben gemerkt dat meidenhulpverlening een andere, specialistische aanpak

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

Middelengebruik behandelen en terugdringen. Brains4Use

Middelengebruik behandelen en terugdringen. Brains4Use Middelengebruik behandelen en terugdringen. Brains4Use Risico s op delicten verminderen. Brains4Use Jongeren in Justitiële Jeugdinrichtingen en Jeugdzorg (Plus) - instellingen vervallen soms in oude fouten

Nadere informatie

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H. Leloux-Opmeer Voorwoord Inhoudsopgave Een tijd geleden hebben Stichting Horizon

Nadere informatie

Samenvatting. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier

Samenvatting. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier Samenvatting Om de relatief hoge recidive onder ex-gedetineerden te verminderen, wordt in het kader van re-integratie al tijdens detentie begonnen met het werken aan de problematiek van gedetineerden.

Nadere informatie

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder!

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder! even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder! Als we over cliënten praten, bedoelen we kinderen, jongeren en hun ouders. Als we over ouders praten, bedoelen we ook eenoudergezinnen, verzorgers, voogden en/of

Nadere informatie

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen Congres Focus op Onderzoek, 22 juni 2015 Gerda de Kuijper, AVG/senior senior onderzoeker CVBP/UMCG Dederieke Festen AVG/senior onderzoeker

Nadere informatie

Kennisnetwerk HBO-docenten Bijeenkomst 16 september 2016

Kennisnetwerk HBO-docenten Bijeenkomst 16 september 2016 Kennisnetwerk HBO-docenten Bijeenkomst 16 september 2016 Nienke Foolen (NJi) Met bijdragen van: Cécile Chênevert Renée Dekker Leo Bathoorn Vandaag: Integraal werken en de samenwerking tussen professionals.

Nadere informatie

Meten van uitkomsten van behandelingen in de jeugdzorg

Meten van uitkomsten van behandelingen in de jeugdzorg Meten van uitkomsten van behandelingen in de jeugdzorg Inspectie Jeugdzorg Utrecht, juni 2013 Samenvatting Het is van wezenlijk belang dat zorgaanbieders de uitkomsten van de door hen geboden behandelingen

Nadere informatie

Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015

Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015 Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015 1. Algemeen In het Westerkwartier is het cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 afgerond en zijn de resultaten hiervan inmiddels bekend. In 18 van de 23 Groningse

Nadere informatie

Analyse eindrapport onderzoek WODC 2016 De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdbescherming

Analyse eindrapport onderzoek WODC 2016 De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdbescherming Analyse eindrapport onderzoek WODC 2016 De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdbescherming Algemeen Zowel literatuuronderzoek (deel I) als praktijkonderzoek (delen II, III, IV en V) hebben betrekking

Nadere informatie

Evaluatie Brains4Use

Evaluatie Brains4Use Evaluatie Brains4Use Nederlandse samenvatting Wendy Buysse Manja Abraham Samenvatting Evaluatie Brains4Use Nederlandse samenvatting Wendy Buysse Manja Abraham December 2013 Colofon Dit onderzoek is uitgevoerd

Nadere informatie

WORK SHOPS [ [ [ [ [ VOOR PROFESSIONALS WERKZAAM IN DE FORENSISCHE PSYCHIATRIE DOOR DR. RUUD H. J. HORNSVELD

WORK SHOPS [ [ [ [ [ VOOR PROFESSIONALS WERKZAAM IN DE FORENSISCHE PSYCHIATRIE DOOR DR. RUUD H. J. HORNSVELD WORK SHOPS VOOR PROFESSIONALS WERKZAAM IN DE FORENSISCHE PSYCHIATRIE [ [ [ [ [ DOOR DR. RUUD H. J. HORNSVELD 1 WORKSHOP GROEPSBEHANDELING VAN (SEKSUEEL) GEWELDDADIGE FORENSISCH PSYCHIATRISCHE PATIËNTEN

Nadere informatie

EVEN VOORSTELLEN. Met Cardea kun je verder!

EVEN VOORSTELLEN. Met Cardea kun je verder! EVEN VOORSTELLEN Met Cardea kun je verder! Als we over cliënten praten, bedoelen we kinderen, jongeren en hun ouders. Als we over ouders praten, bedoelen we ook eenoudergezinnen, verzorgers, voogden en/of

Nadere informatie

De baas over antisociaal en agressief gedrag. SNAP (Stop Nu Ander Plan)

De baas over antisociaal en agressief gedrag. SNAP (Stop Nu Ander Plan) De baas over antisociaal en agressief gedrag. SNAP (Stop Nu Ander Plan) Kinderen op het goede pad houden. SNAP - Stop Nu Ander Plan SNAP (Stop Nu Ander Plan) is een gezinsgericht behandelprogramma voor

Nadere informatie

STOP4-7. NEJA symposium 23 mei De interventie

STOP4-7. NEJA symposium 23 mei De interventie STOP4-7 NEJA symposium 23 mei 2012 Marianne Balfoort Inge Bastiaanssen STOP4-7 De interventie 1 M.O.C. t Kabouterhuis Wij onderzoeken en behandelen jonge kinderen (0-8 jaar) met ernstige gedrags- of ontwikkelingsproblemen.

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag www.rijksoverheid.nl Uw

Nadere informatie

Datum 15 september 2009 Onderwerp Beantwoording kamervragen jeugdige criminelen met ernstige gedragsproblemen

Datum 15 september 2009 Onderwerp Beantwoording kamervragen jeugdige criminelen met ernstige gedragsproblemen > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

Criterium 10 van de beoordelingscriteria effectiviteit gedragsinterventies. Advies 11 januari 2011

Criterium 10 van de beoordelingscriteria effectiviteit gedragsinterventies. Advies 11 januari 2011 Criterium 10 van de beoordelingscriteria effectiviteit gedragsinterventies Advies 11 januari 2011 Colofon Afzendgegevens Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie Kalvermarkt 53 2511 CB Den Haag

Nadere informatie

Beweegrichtlijnen Nr. 2017/08. Samenvatting

Beweegrichtlijnen Nr. 2017/08. Samenvatting Beweegrichtlijnen 2017 Nr. 2017/08 Samenvatting Beweegrichtlijnen 2017 pagina 2 van 6 Achtergrond In Nederland bestaan drie normen voor bewegen: de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, die adviseert op minstens

Nadere informatie

Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven

Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven Vroegtijdige interventies in de Belgische context: onderzoek en perspectieven Herbert Roeyers Onderzoeksgroep Ontwikkelingsstoornissen HGR-CSS Brussel, 20 juni 2014 Vroegtijdige interventie bij kinderen

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING

Samenvatting SAMENVATTING Samenvatting 147 Samenvatting Bezorgdheid om te vallen is een algemeen probleem onder zelfstandig wonende ouderen en vormt een bedreiging voor hun zelfredzaamheid. Deze bezorgdheid is geassocieerd met

Nadere informatie