Afvalzorg Deponie Dhr. H. Ritsema Nauerna PB Assendelft. Betreft: Goedkeuring Monitoringsplan 2017 Stortplaats Nauerna.

Transcriptie

1 Bezoekadres Ebbehout EA Zaandam Afvalzorg Deponie Dhr. H. Ritsema Nauerna PB Assendelft Postbus EE Zaandam Betreft: Goedkeuring Monitoringsplan 2017 Stortplaats Nauerna Contactpersoon Arjen Snijder Contactgegevens Geachte directie, Op 26 juni 2017 heeft u ingevolge voorschrift a bij ons ter goedkeuring het monitoringsplan stortplaats Nauerna 1 van Arcadis, kenmerk B ingediend conform voorschriften en van uw vergunning 2. In deze voorschriften staat aangegeven, dat u een plan voor beheer en monitoring van de stortplaats Nauerna te Assendelft moet hebben opgesteld en bij ons ter goedkeuring moet voorleggen. Het door u verzonden plan bevat het volgende: een monitoringsplan met daarin ook aandacht voor het aspect veilige recreatie. Kenmerk Datum 5 juli 2017 Overwegingen: Wij hebben het monitoringsplan getoetst aan de criteria opgenomen in voorschrift en (punten 1 tot en met 4) en (punt 5): 1. het doel van het monitoringsplan (punten 1 t/m 4 van voorschrift ) 1. controle van de goede werking van maatregelen en voorzieningen; 2. bewaken van verontreiniging van de bodem ten gevolge van de inrichting; 3. bewaken van het functioneren van het geohydrologisch isolatiesysteem; 4. verzamelen van gegevens om vast te kunnen stellen of en wanneer het technisch mogelijk is de bovenafdichting aan te kunnen brengen. 2. het in acht nemen van artikel 3 lid 1 en 6, 5a, 8, 9 lid 2, 10, 10a, 11, 12, 13, 14 en 14a van de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming; 3. de controlemethode en frequentie, de registratiewijze en rapportagefrequentie van zetting van de bodem onder de stortplaats en de klink van de gestorte afvalstoffen; 1 Brief indiening d.d. 14 januari 2016 geregistreerd onder zaaknummer Vergunning kenmerk 27335, d.d. 15 februari 2016 Risico s beperken, leefbaarheid vergroten. 1 7

2 4. monitoring grondwater: het bereiken van een voorzieningenniveau gelijkwaardig aan of beter dan het niveau dat is beoogd met het gestelde in de ontwerpprocedure grondwatermonitoring ; 5. het aspect veilige recreatie zoals verwoord in het rapport Veilige recreatie: met of zonder folie van CSO, kenmerk 14M1042.R004.ES.WL, d.d. 20 maart Wij overwegen daartoe het volgende: Ad 1. In het monitoringsplan zijn de doelstellingen uit voorschrift benoemd in paragraaf Daarnaast zijn deze als volgt opgenomen: (1) De doelstelling controle van de goede werking van maatregelen en voorzieningen, is geïntegreerd in het gehele monitoringsprogramma van hoofdstuk 5. Een goede monitoring is alleen mogelijk indien de controlemaatregelen en voorzieningen functioneren. Enige schade kan direct worden gezien of opgemerkt door een afwijkende werking van de maatregelen en voorzieningen. Expliciet zal de controle van de maatregelen en voorzieningen zijn uitgewerkt in het onderhouds- en inspectieplan. (2) Het bewaken van de verontreiniging van de bodem ten gevolge van de inrichting wordt door middel van de controle van de werking van de geohydrologische isolatie beheerst. Zoals wordt gesteld in paragraaf 5.2 is het doel van een meetnet voor waterkwaliteit veranderingen in waterkwaliteit te signaleren die veroorzaakt zouden kunnen zijn door falen van de bodembeschermende voorzieningen. Eventuele bodemverontreiniging kan worden gedetecteerd door verhoogde waarden in de waterkwaliteit. De waterkwaliteitsmetingen zijn opgenomen in paragraaf 5.2 en kunnen de hierboven genoemde doelstelling behalen. (3) De doelstelling het bewaken van het functioneren van het geohydrologisch isolatiesysteem is expliciet opgenomen in paragraaf 5.1. De beschreven monitoringswijze waarin de stijghoogte en debieten worden gemonitord voldoet aan de ontwerpprocedure grondwatermonitoring en is hiermee afdoende om het functioneren van het isolatiesysteem te bewaken. (4) De doelstelling het verzamelen van gegevens om vast te kunnen stellen of en wanneer het technisch mogelijk is de bovenafdichting aan te kunnen brengen is expliciet genoemd in paragraaf 5.4 Zetting bodem. De verzamelde gegevens als gevolg van de beschreven monitoringswerkwijze van paragrafen 5.4 Zetting bodem, 5.5 Stabiliteit talud en 5.6 Klink afvalstoffen zullen resulteren in voldoende zetting- en stabiliteitsgegevens om de doelstelling te bereiken. De doelstellingen zijn daarmee op haalbare wijze verwerkt in het monitoringsplan en voldoen aan voorschrift Ad 2. Voor het in acht nemen van de artikelen van de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming is het volgende geconcludeerd: - Art. 3 lid 1 en 6: Ten minste tweemaal per maand wordt op de stortplaats de grondwaterstand gemeten op verschillende peilbuizen. De gemeten standen zijn uitgezet in een reeks die verloopt van 1999 tot en met 2012 (bijlage 2). De gemiddelde grondwaterstand wordt dan vergeleken met geohydrologische model. - Art. 5a: De gassamenstelling wordt bij bronkisten en gasstation/compressorinstallatie één keer per maand gemeten. De druk wordt jaarlijks bij de bronkisten en gasstation /compressorinstallatie gemeten. De metingen vinden plaats op 11 meetpunten. Aanvullend wordt ter plaatse van het park de gassamenstelling op één locatie 1 keer per 2 7

3 twee jaar gemeten. Voor de toekomstige fases van het park zal dit worden uitgebreid. Gezien de samenstelling van het gestorte afval en de stabiele trend, geconcludeerd uit de meetgegevens, is dit afdoende. De locatiekeuze van de bronkisten is gedaan naar aanleiding van eerder gegevens voor bepaling van de grootste emissiebronnen op het terrein. De monitoring van de gasuitstoot is in paragraaf en 5.9 van het plan opgenomen en voldoet aan artikel 5a van de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming. - Art. 8: Controle en onderhoud van de drainagesystemen is opgenomen in paragrafen 5.1 en 5.2. De controle zal elke zes maanden en de doorspuiting zal jaarlijks worden uitgevoerd. De doorspuiting geldt dan als de tweede controle in het jaar. Hiermee voldoet het, aan artikel 8 van de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming. - Art. 9, lid 2 (en art. 10): In verband met eventuele aantasting van de afdichting, de processen in de stortplaats en afvoer van het percolaat, wordt het percolaat gemeten. In paragraaf wordt aangegeven op welke stoffen jaarlijks wordt gemeten bij een stroomsnelheid van 0 tot 5 m per jaar. Het percolaat wordt geanalyseerd op de door het bevoegd gezag voorgeschreven stoffen, zoals gesteld in artikel 9, lid 2 en artikel 10 van de uitvoeringsregeling. - Art. 10: bemonstering van het water in de verschillende bemonsteringsbuizen en verzamelleidingen of inspectieputten van het drainagesysteem onder de onderafdichting van de stortplaats en van het grondwater in de grondwaterbemonsteringsbuizen. - Art.10a: In tabel 10 van paragraaf is het overzicht gegeven van de metingen die worden verricht voor de controle van de kwaliteit van het oppervlaktewater van de ringsloot. Uit de analyses tot 2014 zijn geen verhoogde of afwijkende waarden ten opzichte van het grondwater gevonden. Het oppervlaktewater wordt op twee punten jaarlijks geanalyseerd conform het parameterpakket van artikel 10. Daarbij wordt het water, ter controle op geleidelijk optredende veranderingen, één keer per vier jaar op extra parameters geanalyseerd. Voor de controle van de samenstelling van het oppervlaktewater wordt een monster genomen dat representatief is voor de gemiddelde samenstelling van het oppervlaktewater. Hiermee wordt voldaan aan artikel 10a. - Art. 11: De hierin genoemde parameters dienen deel uit te maken van de tweejaarlijkse keuring zoals wordt bedoeld in artikel 10 van het Stortbesluit bodembescherming en voorschrift van de vergunning. De rapportage van deze keuring wordt daaraan getoetst, maar staat los van het monitoringsplan. Dit artikel staat los van het monitoringsplan en is abusievelijk opgenomen in voorschrift Bij de eerstvolgende aanpassing van de omgevingsvergunning zal dit voorschrift worden geactualiseerd. De betreffende parameters en frequenties zijn wel opgenomen in het monitoringsplan onder paragraaf en tabel 10 van paragraaf Hiermee wordt voldaan aan artikel Art. 12: er is geen uitzondering aangevraagd voor meting van parameters op grond van de samenstelling van de te storten stoffen waarin buiten twijfel staat dat deze stoffen niet voorkomen in het percolaat van de stortplaats. - Art. 13: De werkwijze bij monsterneming, monstervoorbehandeling en analyse van de monsters van het grondwater, het percolaat en het oppervlaktewater in bijlage 1 van de uitvoeringsregeling, is een uitvoeringsverplichting waaraan rechtsreeks getoetst wordt bij het indienen van de monitoringsrapportage 3 7

4 - Art. 14: Als gevolg van artikel 13 kunnen de onderzoeksresultaten worden vergeleken met alle voorafgaande onderzoeksresultaten. Ook dit betreft een uitvoeringsverplichting waaraan wordt getoetst bij het indienen van de monitoringsrapportage. - Art. 14a: De bepaling van de referentiewaarden is opgenomen in paragraaf De opgenomen werkwijze volgt de werkwijze zoals deze is gesteld in artikel 14a van de uitvoeringsregeling. Conclusie ad 2 Hiermee voldoet het rapport aan artikel 3 lid 1 en 6, 5a, 8, 9 lid 2, 10, 10a, 11, 12, 13, 14 en 14a van de Uitvoeringsregeling Stortbesluit bodembescherming zoals gesteld in voorschrift Ad 3. De controlemethode en frequentie, de registratiewijze en frequentie van zetting van de bodem en de klink van de gestorte afvalstoffen is gepresenteerd in paragrafen 5.4 en 5.6. Door middel van tweejaarlijkse keuring wordt de zetting gemonitord. Deze frequentie is afdoende omdat er al meer dan tien jaar een grote massa druk uitoefent op de ondergrond waardoor grote zettingen niet meer zijn te verwachten. De klink van het gestorte afval wordt jaarlijks gemonitord in raster van 50 m bij 50 m, dit betekent dat er 121 meetpunten zijn naast de meetpunten onder het kantoorgebouw. De frequentie en het aantal meetpunten is afdoende om de verzakking van de stortplaats te monitoren. Ad 4. Op de locatie wordt de stijghoogte tweemaandelijks gemeten in 35 peilbuizen zoals weergegeven in paragraaf Hiermee is een gedegen raster neergelegd om een lekkage van de onderafdichting tijdig te detecteren alsook globaal te lokaliseren. Het voorzieningenniveau zoals dat is getroffen in het monitoringsplan heeft als basis dat er een deugdelijke geohydrologische situatie door isolatie-eis, die door middel van stijghoogtemetingen wordt gemonitord. Ad 5. Het aspect veilige recreatie is onderzocht met als resultaat het rapport Veilige recreatie: met of zonder folie van CSO, kenmerk 14M1042.R004.ES.WL, d.d. 20 maart Het onderzoek en de aanbevelingen hebben wij goedgekeurd met ons besluit van 7 juli 2016 met kenmerk In het onderzoek is geconcludeerd dat recreatie mogelijk is, zelfs bij langdurige en frequente recreatie. Het scenario van acute blootstelling door scheuring van de deklaag is ook onderzocht. Dit scenario is te voorkomen middels goed beheer waarbij monitoring van de eventuele emissies vanuit afdekking en onderhoud en inspectie van de conditie van de afdekking worden uitgevoerd. Daarnaast zal door middel van communicatie recreanten weerhouden van het ruw gebruik van de afdeklaag, waardoor er afschuiving kan ontstaan. Genoemde aanbevelingen uit het rapport zijn overgenomen in paragrafen 5.7 en 5.8 van het monitoringsplan. Hierin staan aangegeven onder: 1. Gas- en waterdichtheid bovenafdichting Dat de bovenafwerking van park (fase I) twee keer per jaar visueel wordt geïnspecteerd op gas-en waterdichtheid. Op eventueel (tussentijds) geconstateerde schade aan de bovenafwerking, zoals erosie, uitspoelingen, verzakkingen deklaag en afwijkende kleur en 4 7

5 geur in inspectieputten wordt geanticipeerd door nader onderzoek zoals aangegeven in het urgentieplan. 2. Stortgasonttrekkingssysteem De monitoring (surface screening op methaan, monstername en analyse bij overschrijding signaalwaarde methaan) start bij aanvang van de recreatie dan wel verduurzaming. Eén keer per half jaar wordt er een surface screening uitgevoerd. Dit zijn vier CH 4 metingen per ha met een onderlinge afstand van 50 m. Aanvullend daarop worden punten waar vegetatieschade is geconstateerd of na extreme regenval verdachte punten gemeten. Periodiek (één keer per twee jaar) wordt een brede analyse op een voor het terreindeel representatief stortgasmonster uitgevoerd om te verifiëren dat de signaalwaarde ongewijzigd gehanteerd kan worden en dat geen andere stoffen aan het normenkader hoeven worden toegevoegd. Hiermee wordt er voldoende invulling gegeven aan het monitoren van gasuitstoot ter hoogte van het Park. Eindconclusie Gelet op bovenstaande overwegingen concluderen wij dat het rapport voldoet aan het gestelde in voorschriften en van de veranderingsvergunning met kenmerk 27335, d.d. 15 februari

6 Besluit Wij besluiten het monitoringsplan goed te keuren. Wij wijzen u erop dat de inrichting ingevolge voorschrift c overeenkomstig het goedgekeurde plan in werking moet zijn. Een afschrift van dit besluit hebben wij gestuurd naar de adviseurs en de betrokken bestuursorganen en andere betrokkenen. Zie hiervoor de verzendlijst. Mocht u een exemplaar van de plannen willen opvragen, dan wel vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de heer Snijder, onder telefoonnummer Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, namens deze, de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, voor deze, mevrouw A. M. Hopman Teammanager Vergunningverlening Portefeuille Milieu Dit document is digitaal vastgesteld. Een fysieke of ingescande handtekening is daarom niet nodig. Meer informatie: Bezwaar Als u belanghebbende bent kunt u, binnen zes weken na de dag van verzending of uitreiking van deze beschikking aan de aanvrager, schriftelijk bezwaar maken. Het bezwaarschrift kunt u sturen aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, ter attentie van de secretaris van de Hoor- en adviescommissie, Postbus 3007, 2001 DA Haarlem. Voor meer informatie over de bezwaarprocedure kunt u contact opnemen met het secretariaat ( ) of de provinciale website: 6 7

7 Afschrift Een exemplaar van deze beschikking zullen wij zenden aan: Directie Afvalzorg Deponie B.V Postbus ZG Assendelft Burgemeester en Wethouders van Zaanstad t.a.v. mevrouw A. ten Bruin Postbus GA Zaandam Rijkswaterstaat Noord-Holland Postbus DC HAARLEM Belangengroep Nauerna F. Ebing (secretaris) Overtoom PG Nauerna (Westzaan) Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) Nieuwe Uitleg 1 Postbus BD Den Haag Milieufederatie Noord-Holland R. van Arendonk Stationsstraat DH Zaandam Dhr. G. Konijn Nauerna PC Assendelft Kontakt Milieubeheer Zaanstreek Stationsstraat DH Zaandam 7 7