BOUWFYSICA ROBUUSTHEID VOOR KLIMAATVARIANTIES KWARTAALBLAD VAN DE NEDERLANDS VLAAMSE BOUWFYSICA VERENIGING

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "BOUWFYSICA ROBUUSTHEID VOOR KLIMAATVARIANTIES KWARTAALBLAD VAN DE NEDERLANDS VLAAMSE BOUWFYSICA VERENIGING"

Transcriptie

1 BOUWFYSICA KWARTAALBLAD VAN DE NEDERLANDS VLAAMSE BOUWFYSICA VERENIGING ROBUUSTHEID VOOR KLIMAATVARIANTIES VERLICHTING VAN KLASLOKALEN ANALYSEMETHODE VOOR DAGLICHT EN UITZICHT COMPARTIMENTERING BIJ BRAND FACULTEIT BOUWKUNDE JRG 19

2 Een gezond binnenklimaat met natuurlijke ventilatie Ventileren volgens Systeem C Natuurlijke luchttoevoer Mechanische luchtafvoer Duco C System Natuurlijk energiezuinig ventileren Duco Comfort System New! Plug & Play met Vraaggestuurde Ventilatie DucoTronic System De ultieme vorm van Natuurlijke Ventilatie Volledig draadloos ventilatiesysteem. Eenvoudig te installeren Vraaggestuurd Afzuigunit is via RF zender bedienbaar. Deze Natuurlijk Ventilatiesysteem VNV. Ideaal voor vierstandenregelaar is voorzien van een extra renovatieprojecten. Ventileert op basis van CO 2 energiezuinige niet thuis -stand. Keuze uit en RH. Meting aan de bron. Communiceert compleet gamma ZR roosters. draadloos via Z-wave protocol. Keuze uit e 0,19 winst C compleet gamma ZR roosters. We inspire at e 0,21 winst C Vraaggestuurd Natuurlijk Ventilatiesysteem VNV. Stuurt de luchttoevoer en -afvoer volledig automatisch op basis van C, CO 2 en RH. Meting aan de bron. Communiceert draadloos via Z-wave protocol. Keuze uit compleet gamma elektronische toevoerroosters. e 0,26 winst C NATURAL COMFORT INSIDE info@duco.eu - Handelsstraat Veurne - Belgium - tel fax

3 BOUWFYSICA Linda van Oeffelen Gevarieerd nummer Na de speciale Kennisdag editie is dit nummer weer gevuld met een gevarieerd aanbod aan reguliere artikelen. De TU Delft is in deze editie goed vertegenwoordigd, met name vanuit de verlichtingshoek. In het artikel over verlichting in klaslokalen wordt beschreven hoe een kunstlichtconcept voor klaslokalen in verschillende praktijksituaties kan uitpakken. Het tweede artikel beschrijft een nieuwe methode om de visuele eigenschappen van een raamontwerp te optimaliseren, waarbij naast daglichttoetreding ook uitzicht wordt meegenomen. 2 ROBUUSTHEID VOOR KLIMAATVARIATIES Mw.ir. J.E.J. (Janneke) Verkerk-Evers, TU Eindhoven, Adviesburo Nieman BV, et al. 8 VERLICHTING VAN KLASLOKALEN, DE PRAKTIJK Truus de Bruin-Hordijk, Klimaatontwerp/Bouwfysica groep, Faculteit Bouwkunde, TU Delft 14 ANALYSEMETHODE VOOR DAGLICHTTOETREDING EN UITZICHT Ir. H.IJ. (Hester) Hellinga, TU Delft, Faculteit Bouwkunde, et al. 20 COMPARTIMENTERING BIJ BRAND FACULTEIT BOUWKUNDE Kees van Weeren, TU Delft, faculteit Bouwkunde 27 ACTUEEL JAAR BOUWFYSICA(VERENIGING) 31 VERENIGING Professor Kees van Weeren heeft zijn verhaal op de Kennisdag aangegrepen om een uitgebreid artikel te schrijven over het ontstaan van de brand bij de faculteit Bouwkunde van de TU Delft in mei Hieruit blijkt maar weer hoe belangrijk de rol van de brandweer is; bouwkundige voorzieningen alleen kunnen een brand zeker niet in bedwang houden! Deze brand heeft wetenschappelijk gezien echter wel een mooie onderzoekscase opgeleverd. Dat klimaatverandering een steeds belangrijkere rol gaat spelen binnen ons eigen vakgebied, blijkt wel uit het artikel over robuustheid voor klimaatvariaties. In dit artikel wordt ingegaan op het effect van klimaatverandering op het zomercomfort in een gebouw bij verschillende klimatiseringsconcepten. Uiteraard wordt er ook in dit nummer aandacht besteed aan het 20-jarig bestaan van de Bouwfysica Vereniging. Kees van der Linden is al van begin af aan bij de vereniging betrokken. Hij geeft in zijn artikel een mooie terugblik op de geschiedenis van het vakgebied én de vereniging. WARMTE, LUCHT EN VOCHT BRANDVEILIGHEID BOUWFYSICA VAN MONUMENTEN BINNENMILIEU EN GEZONDHEID Veel leesplezier gewenst! Linda van Oeffelen ENERGIE EN MILIEU GELUID EN TRILLINGEN WET- EN REGELGEVING STEDENBOUWFYSICA Advertenties Duco/Lichtveld Buis & Partners BV Adviesburo Nieman

4 Bouwfysica robuustheid voor klimaatvariaties een vergelijking van klimatiseringsconcepten Met BeHulp van gebouwsimulatie Bij het ontwerpen van gebouwen worden beslissingen vaak gebaseerd op gegevens uit het verleden. Het risico bestaat dan dat het gebouw niet aan de verwachtingen kan voldoen als de omstandigheden veranderen, oftewel dat het ontwerp niet robuust is. In dit onderzoek wordt een methode voorgesteld om de robuustheid voor variaties in het buitenklimaat te beoordelen m.b.v. gebouwprestatiesimulatie. In een case studie worden drie verschillende klimatiseringsconcepten met elkaar vergeleken: topkoeling met radiatoren, traditionele 4p-fancoilunits, vloerkoeling en vloerverwarming. Hiervoor worden nieuw ontwikkelde klimaatbestanden gebruikt, gebaseerd op de norm nen 5060:2008 en de toekomstscenario s voor klimaatverandering van het knmi. Mw.ir. J.E.J. (Janneke) Verkerk-Evers, TU Eindhoven, Adviesburo Nieman BV Dipl.-Ing. C. (Christian) Struck (FH), TU Eindhoven OnderzOeksOpzet Bij het ontwerpen van gebouwen wordt steeds meer gebruik gemaakt van gebouwsimulatieprogramma s om prestaties op het gebied van comfort en energiegebruik te voorspellen. Het buitenklimaat wordt in deze programma s meestal gerepresenteerd door klimaatbestanden met uurlijkse waarden voor de relevante weerparameters, gebaseerd op gemeten gegevens uit het verleden. De historische gegevens van De Bilt voor de periode 1 april 1964 t/m 31 maart 1965, hierna De Bilt genoemd, worden bijvoorbeeld in de praktijk gebruikt als standaard voor een gemiddeld jaar. Men gaat ervan uit dat een ontworpen klimaatinstallatie 15 tot 30 jaar zal blijven functioneren. De verwachte levensduur van de gebouwconstructie is nog veel langer. Het risico bestaat echter, dat een installatie die is ontworpen en gedimensioneerd op basis van gegevens uit het verleden niet aan de verwachtingen kan blijven voldoen onder veranderende omstandigheden in de toekomst. Het vermogen van een gebouw of gebouwconcept om aan de gewenste prestatie-eisen te voldoen, ook als de gebruiks condities verschillen van de ontwerpcondities, wordt de robuustheid genoemd. In deze studie wordt onderzocht op welke manier de robuustheid voor klimaatvariaties beoordeeld kan worden. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van de nieuwe norm NEN 5060:2008 [1], die De Bilt als referentiebestand moet gaan vervangen, en de toekomstscenario s voor klimaatverandering van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) [2]. Ir. R.A.P. (Ruud) van Herpen, Adviesburo Nieman BV Prof.dr.ir. J.L.M. (Jan) Hensen, TU Eindhoven Ir. A.J.Th.M. (Aad) Wijsman, VABI Software BV Ir. W. (Wim) Plokker, VABI Software BV 1 Kantoorgebouw La Tour in apeldoorn Plattegrond (vertrekhoogte: 3,4 m) 2

5 BInnenMIlIeu en gezondheid Bouwfysica Vergelijking van maandgemiddelde temperaturen voor de vier klimaatbestanden uit NEN 5060:2008 Om de gebouwprestaties onder toekomstige klimaatomstandigheden te voorspellen zijn nieuwe klimaatbestanden ontwikkeld. Daarbij zijn de klimaatscenario s van het KNMI toegepast op de referentie-klimaatbestanden van NEN 5060:2008. Ze worden gebruikt in de studie van een tussenverdieping van een kantoorgebouw, die bestaat uit acht vertrekken en een centrale kern (zie fig. 1 en 2). De verdieping wordt geklimatiseerd met behulp van drie verschillende klimatiseringsconcepten: topkoeling met radiatoren, traditionele 4-pijps fancoilunits en vloerkoeling/ -verwarming. De prestaties van deze concepten worden geëvalueerd met behulp van gebouwsimulaties met het programma VA114 van Vabi Software BV [3]. Het klimaatbestand De Bilt 64/65 wordt gebruikt als referentiebestand. In deze studie wordt alleen de zomer (het koelseizoen) gesimuleerd, omdat dit de meest kritische periode lijkt voor de prestaties in de toekomst. In overeenstemming met het koelseizoen volgens NEN 5060:2008 wordt hiervoor de periode april t/m oktober aangehouden. Als prestatie-indicatoren voor het thermische comfort worden het aantal overschrijdingsuren (TO) van comforttemperatuur 25ºC, de gewogen temperatuuroverschrijdingsuren (GTO) en de Adaptieve Temperatuur Grenzen (ATG) behorende bij klasse B gebruikt en daarnaast wordt de totale afgegeven koelenergie bekeken. Vanwege de recente verschijningsdatum van de norm NEN 5060:2008 zijn er nauwelijks ervaringen bekend met deze klimaatbestanden. Daarom worden eerst de gebouwprestaties bij gebruik van het oude klimaatbestand De Bilt 64/65 vergeleken met de nieuwe NEN 5060-klimaatbestanden. Daarna worden de resultaten voor de KNMI toekomstscenario s besproken. gebruikte klimaatbestanden 4 schematische weergave van klimaatscenario s KNMi en toelichting NEN 5060:2008 Begin 2008 is de nieuwe versie van NEN 5060 gepubliceerd. Deze norm is een update van de tot op heden gebruikte referentie-klimaatjaren voor de voorspelling van energiegebruik en comfort. De norm maakt gebruik van statistische procedures uit de internationale normenreeks NEN-EN-ISO [4], die worden toegepast op 20 jaar historische weergegevens ( ) van het meetstation De Bilt. Uit deze gegevens worden 12 losse maanden geselecteerd die samen een referentiebestand vormen. De referentie-klimaatgegevens worden over vijf jaar weer herzien en zo nodig vernieuwd. Er zijn vier verschillende referentiebestanden. Het eerste bestand is bedoeld voor het maken van energieberekeningen, zoals de energieprestatiecoëfficiënt (EPC), en representeert een gemiddeld jaar. De overige drie bestanden bevatten meer extremen en zijn bedoeld voor simulatieberekeningen, zoals de voorspelling van het thermische comfort. In NEN-EN-ISO ontbreekt een methode om klimaatbestanden voor comfortberekeningen te genereren. Daarom wordt een selectiemethode voor ontwerpdagen (voor de bepaling van koellast en warmtevermogen) toegepast. Er wordt een frequentieverdeling opgesteld van vijfdaagse gemiddelde temperaturen. Op basis daarvan worden de maanden gekozen, behorende bij de 5%, 2% resp. 1% overschrijdingskans voor het koelseizoen of onderscheidingskans voor het stookseizoen. De geselecteerde maanden worden samengevoegd tot het referentiebestand met resp. 5%, 2% of 1% over-/ onderschrijdingskans. Dit betekent dat het 1%-bestand de meest extreme waarden bevat, gevolgd door het 2% en daarna het 5%-bestand. In figuur 3 zijn ter illustratie de maandgemiddelde temperaturen voor de vier bestanden weergegeven. Toekomstscenario s van het KNMI Door het KNMI zijn toekomstscenario s opgesteld voor de klimaatverandering. In Nederland wordt deze vooral beïnvloed door een wereldwijde temperatuurstijging en door veranderingen in de luchtstromingspatronen boven West- Europa. De indeling van de scenario s is daarom op deze

6 Bouwfysica prestatie-indicatoren Thermisch comfort In het afstudeeronderzoek worden drie verschillende prestatie-indicatoren voor thermisch comfort gebruikt: TO, GTO en ATG. De eerste twee zijn afkomstig uit richtlijnen van de Rijksgebouwendienst (Rgd) en worden veel gebruikt in de adviespraktijk. De derde is recent ontwikkeld op basis van nieuwe inzichten. Ze worden hier kort besproken (voor meer informatie zie [5]). In de jaren 70 van de vorige eeuw werden door de Rgd in Nederland de eerste richtlijnen voor het thermische binnenklimaat in de zomer opgesteld. Gebaseerd op het werk van Fanger kwam men tot de volgende richtlijnen voor temperatuuroverschrijdingen (TO): een temperatuur van 25 C mag gedurende maximaal 100 uur van de arbeidstijd worden overschreden en een temperatuur van 28 C gedurende maximaal 20 uur, waarbij als referentiebestand De Bilt wordt gebruikt. 5 Grafische weergave van de adaptieve temperatuurgrenzen (atg) voor een bèta-type gebouw twee aspecten gebaseerd (zie fig. 4). Er wordt onderscheid gemaakt in een wereldwijde temperatuurstijging van 1 C of 2 C in de periode van 1990 tot Het gematigde scenario (G) staat voor een temperatuurstijging van 1 C en het warme scenario (W) voor een stijging van 2 C. Van beide scenario s is een scenario met en zonder verandering in luchtstromingspatronen opgesteld. Een gewijzigd luchtstromingspatroon betekent meer westenwind in de winter en meer oostenwind in de zomer. De winters worden zachter en natter en de zomers warmer en droger. Wijziging in de luchtstroming wordt aangegeven met een plus (G+ en W+). Met de huidige kennis is het niet mogelijk om aan te geven welk van de vier scenario s het meest waarschijnlijk is. Ze zijn alle vier aannemelijk en worden daarom voor de simulaties in dit onderzoek als gelijkwaardig beschouwd. Nieuw ontwikkelde klimaatbestanden In een samenwerking tussen de Technische Universiteit Eindhoven en Vabi Software BV zijn de toekomstscenario s van het KNMI toegepast op de vier referentiebestanden van NEN 5060:2008. Er is hierbij gebruik gemaakt van klimaatgegevens die beschikbaar worden gesteld op de website van het KNMI [2]. Alleen temperatuursveranderingen worden meegenomen. De overige weerparameters (zoals zonnestraling) worden gelijk gehouden, conform de verwachtingen van het KNMI. De bestanden geven de toekomstverwachtingen over 30 jaar weer, volgens de vier klimaatscenario s. Daarnaast zijn bestanden met een tijdpad van 15 jaar gemaakt door lineair te interpoleren. Er worden dus drie tijdstappen beschouwd: nu (de originele NEN 5060-bestanden), over 15 jaar en over 30 jaar. De nieuwe klimaatbestanden worden in dit onderzoek klimaatbestanden voor de toekomst genoemd. Na verloop van tijd bleek bij een gelijk aantal overschrijdingsuren de thermische behaaglijkheid in een, thermisch gezien, licht gebouw over het algemeen slechter te zijn dan in een thermisch zwaar gebouw. Dit heeft geleid tot een nieuw criterium, gebaseerd op Gewogen Temperatuur Overschrijdingsuren (GTO). In de GTO-beoordelingsmethode worden niet alleen de uren geteld dat een bepaalde grens wordt overschreden, maar wordt ook de mate van overschrijding meegenomen. Het criterium voor een goed binnenklimaat is vastgesteld op 150 GTO-uren. Gebaseerd op het werk van De Dear en Brager is sinds kort een nieuwe comfort-indicator beschikbaar, de Adaptieve Temperatuur Grenzen (ATG). Hierbij wordt de psychologische adaptatie meegenomen die vooral optreedt in gebouwen met te openen ramen en een grote individuele beinvloedbaarheid van het binnenklimaat door de gebruiker. Bij langere perioden met hoge buitentemperaturen vindt de gebruiker ook hogere binnentemperaturen acceptabel. In figuur 5 is te zien, dat de grenzen voor een acceptabele binnentemperatuur oplopen met een hogere referentie-buitentemperatuur (T e,ref ). De drie kwaliteitsklassen A, B en C geven een acceptatie van het binnenklimaat door de gebruiker van resp. 90%, 80% en 65%, waarbij klasse B de standaard voor nieuwbouw is. Om te voldoen aan een klasse mogen géén overschrijdingen van de grenzen plaatsvinden. Er wordt een onderscheid gemaakt in alpha- en bèta-gebouwen naar de beïnvloedbaarheid van het binnenklimaat door de gebruiker. Energiegebruik Het simulatieprogramma VA114 is ontwikkeld voor het voorspellen van thermisch comfort in gebouwen. Daarnaast berekent het programma ook de hoeveelheid energie die nodig is om dit comfortniveau te bereiken, de totale afgegeven verwarmings- of koelenergie. Strikt genomen is het energiegebruik dan ook geen prestatieindicator, maar geeft het de kosten weer om een bepaalde comfortprestatie te realiseren. De waarde die het programma bepaalt, geeft een beperkt beeld van het totale energiegebruik. Distributieverliezen en opwekkingsrendement worden bijvoorbeeld niet mee-

7 BInnenMIlIeu en gezondheid Bouwfysica i n b l a a s t e m p BesprekIng nen 5060:2008 In de simulatieresultaten met de klimaatbestanden van NEN 5060:2008 treden enkele fenomenen op die niet overeenkomen met de verwachtingen. Hier volgt een korte bespreking van zaken die optreden en mogelijke oorzaken. (Zie referenties [6] en [7] voor meer informatie.) Voor simulatieberekeningen zoals de voorspelling van het thermische comfort zijn drie bestanden beschikbaar met een over-/ onderschrijdingskans van resp. 1%, 2% en 5%, waarvan het 1%-bestand, volgens de definitie, de meest extreme waarden bevat en het 5%-bestand de minst extreme waarden. Bij een klimaatbestand met meer extreme waarden, wordt een slechter thermisch comfort (meer overschrijdingsuren) en/of een hoger energiebuitenluchttemperatuur De relatie tussen buitenluchttemperatuur en inblaastemperatuur bij topkoeling genomen. Het is de hoeveelheid energie die door het transportmedium wordt afgegeven aan de ruimtelucht of aan de constructie. Het vergelijken van deze waarde voor de drie concepten kan daarom een vertekend beeld geven. In dit onderzoek is ervoor gekozen om het energiegebruik volgens VA114 niet te gebruiken voor een vergelijking in absolute zin, maar uitsluitend voor een relatieve vergelijking. Dit betekent dat de totale afgegeven koelenergie onder De Bilt voor ieder klimatiseringsconcept afzonderlijk als referentie wordt genomen. De waarde bij de andere klimaatbestanden wordt uitgedrukt in een percentage boven of onder deze waarde. case studie De gebruikte case is gebaseerd op het kantoorgebouw La tour in Apeldoorn. Het gebouw bestaat uit vrij indeelbare kantoorverdiepingen met een centrale kern (zie fig. 1 en 2). Er is gekozen voor het simuleren van een tussenverdieping. De ruimte rond de kern is verdeeld in hoek- en tussenvertrekken. Er is geen rekening gehouden met gangen en toegangsdeuren om het model zo eenvoudig mogelijk te houden. De kern is omsloten door een betonnen wand van 200 mm en de hoek- en tussenvertrekken zijn gescheiden door lichte systeemwanden. In de gevel is een glaspercentage aanwezig van 20% met een lage transmissiefactor (ZTA = 0,30) en de oost-, zuid- en westgevel zijn voorzien van een overstek. Tijdens de gebruiksperiode is de setpoint voor de kantoren en de kern 24 C. Omdat in deze studie alleen de koelperiode wordt bekeken, is het verwarmingsgedeelte van de installaties buiten beschouwing gelaten. Het heeft een capaciteit van nul gekregen om te voorkomen dat onder bepaalde condities, in bijvoorbeeld de overgangsseizoenen, de koeling en verwarming elkaar gaan tegenwerken. Vanwege de hoogte van het gebouw vindt de ventilatie van de kantoren mechanisch plaats. Alleen bij het topkoelingsconcept wordt de lucht centraal gekoeld vóór deze wordt ingeblazen. Tijdens de nachten voorafgaand aan een werkdag vindt viervoudige voorwaardelijke nachtkoeling plaats. Concept 1: topkoeling Het eerste klimatiseringsconcept dat wordt toegepast, is gebaseerd op de wijze waarop het werkelijke gebouw wordt geklimatiseerd: topkoeling met radiatoren. Dat houdt in, dat de lucht centraal wordt gekoeld en door middel van kanalen wordt gedistribueerd over de verdiepingen en vertrekken. De koelingsenergie wordt daarbij vrijwel uitsluitend gebruikt om de luchttemperatuur te verlagen en niet om de lucht te ontvochtigen, waardoor de benodigde koelcapaciteit beperkt blijft. De inblaastemperatuur van de lucht is constant 18 C tot een buitenluchttemperatuur hoger dan 28 C. Daarboven gaat de inblaastemperatuur mee oplopen, zodat het verschil tussen buitenluchttemperatuur en inblaastemperatuur nooit meer dan 10 C bedraagt (zie fig. 6). Concept 2: 4p-fancoil Het tweede klimatiseringsconcept betreft traditionele airconditioning. In ieder afzonderlijk vertrek is een vierpijps-fancoilunit geplaatst, ook wel ventilator-convector genoemd. Het apparaat zet de lucht in beweging en geeft warmte of koude af aan de lucht. Een vierpijps-systeem heeft, in tegenstelling tot een tweepijps-systeem, voor verwarmen en koelen apart een aanvoer en retour. Als temperatuur van het aanvoerwater wordt bij koeling 6 C aangehouden. Concept 3: vloerkoeling Het derde klimatiseringsconcept dat wordt toegepast is vloerkoeling en verwarming. Het is een systeem waarbij in de dekvloer buizen zijn aangebracht, waardoor water stroomt met een bepaalde temperatuur en zo de ruimte wordt gekoeld of verwarmd. De temperatuur van het water ligt doorgaans dichter bij de ruimtetemperatuur dan bij traditionele koeling of verwarming (bij koeling bijvoorbeeld 17 C). Dit heeft een aantal voordelen zoals lagere distributieverliezen en de mogelijkheid voor het gebruik van regeneratieve energiebronnen als warmtepompen en warmte- en koudeopslag. Nadelen van het systeem zijn, dat het traag reageert op veranderingen van de omgevingstemperatuur.

8 Bouwfysica gemiddelde zonnestraling op hor. vlak [W/m2] % 2% 1% klimaatbestand NEN 5060: 2008 Gemiddelde zonnestralingsintensiteit op het horizontale vlak in de maanden juli-augustus van de klimaatbestanden voor comfortberekeningen van NEN 5060:2008 gebruik verwacht. De resultaten blijken daar echter niet voor iedere prestatie-indicator mee overeen te komen. In overeenstemming met de verwachtingen geeft het 1%- bestand het hoogste aantal overschrijdingsuren van ATG-klasse B, gevolgd door het 2%-bestand en daarna het 5%-bestand. Bij de comfort-indicator GTO-uren geven het 2%-bestand en het 5%-bestand echter vrijwel gelijke waarden en bij de TO-uren liggen de resultaten met het 5%-bestand zelfs boven het 2%-bestand. De resultaten kunnen voor een gedeelte verklaard worden door de selectiemethode van de norm. De comfort - bestanden worden namelijk uitsluitend samengesteld op basis van de klimaatgrootheid temperatuur, terwijl zonnestraling ook een belangrijke invloed heeft op de prestaties van een gebouw. De gemiddelde zonnestralingsintensiteit op het horizontale vlak over de maanden juli en augustus (de maanden waarin de temperatuuroverschrijdingen plaatsvinden) is voor het 5%-bestand het hoogste, terwijl dit bestand de minst extreme waarden voor de buitenluchttemperatuur bevat. Ook het 2%-bestand bevat meer zonnestraling dan het 1%-bestand (zie fig. 7). Bij gebrek aan een methode voor het samenstellen van klimaatbestanden voor comfort-berekeningen in de internationale normenreeks NEN-EN-ISO 15927, is in NEN 5060:2008 een methode toegepast, gebaseerd op de selectie van ontwerpdagen voor koellast- en warmtevermogenberekeningen. In plaats van ontwerpdagen worden echter hele maanden geselecteerd, die de 5%, 2% of 1% over-/ onderschrijdingskans het beste benaderen. Binnen een maand zijn veel meer variaties mogelijk dan binnen een dag, dus de kans is groter dat wordt afgeweken van de exacte over-/onderschrijdingskans. In figuur 3 is te zien dat de maandgemiddelde temperaturen van de klimaatbestanden in volgorde wisselen. De voorgaande punten geven aanwijzingen waarom de fenomenen optreden, maar geven nog geen verklaring voor de verschillen tussen de comfortindicatoren. Hiervoor is een verdere analyse van de specifieke bepalingsmethoden nodig in relatie tot de waarden in de klimaatbestanden. Wel is duidelijk dat voorzichtigheid geboden is bij de interpretatie van simulatieresultaten. BesprekIng knmi toekomstscenario s De simulaties met de klimaatbestanden voor de toekomst laten een stijgende trend in de tijd zien, wat betreft overschrijdingsuren (fig. 8) en energiegebruik (fig. 9). Zoals verwacht is de stijging groter bij een meer extreem toekomstscenario. Het W-scenario geeft daarbij hogere waarden dan het G+-scenario. Het W-scenario geeft na 15 jaar een vergelijkbare waarde als het G-scenario na 30 jaar. Dit komt overeen met het feit dat de mondiale temperatuursstijging bij het W-scenario tweemaal zo hoog is als bij het G-scenario. Voor het W+-scenario geldt hetzelfde ten opzichte van het G+-scenario. Deze resultaten komen dus overeen met de verwachtingen. robuustheid Om de klimatiseringsconcepten met elkaar te kunnen vergelijken worden ze gekalibreerd, zodat ze in de uitgangssituatie gelijk scoren op de comfort-indicatoren. Voor de uitgangssituatie wordt het tot op heden gebruikte klimaatbestand De Bilt gebruikt. Het maximale vermogen van de installatie wordt beperkt, zodat exact aan de comfortcriteria van 100 TO-uren, 150 GTO-uren of ATG-klasse B wordt voldaan, wanneer de waarden van de acht vertrekken worden gemiddeld. Vervolgens worden simulaties overschrijdingsuren ATG-klasse B [h] W+ W G G 0 nu over 15 jaar over 30 jaar topkoeling 8 9 Topkoelingsconcept: overschrijdingsuren van atg-klasse B, NEN 5060:2008 klimaatbestand voor comfortberekeningen met 1% over-/ onderschrijdingskans, KNMi klimaatscenario s na 15 en na 30 jaar totale afgegeven koelenergie [kwh] 12,0 11,0 10,0 9,0 8,0 7,0 0 W+ W G G nu over 15 jaar over 30 jaar topkoeling Topkoelingsconcept: totale afgegeven koelenergie, NEN 5060:2008 klimaatbestand voor energieberekeningen, KNMi klimaatscenario s na 15 en na 30 jaar

9 BInnenMIlIeu en gezondheid Bouwfysica overschrijdingsuren ATG-klasse B [h] X 0 topkoeling 4p-fancoil vloerkoeling X klimatiseringscconcept W+ W G+ G X NEN 5000 (1%) De Bilt Vergelijking van 3 klimatiseringsconcepten: overschrijdingsuren van atg-klasse B, NEN 5060:2008 klimaatbestand voor comfortberekeningen met 1% over-/ onderschrijdingskans, KNMi klimaatscenario s na 30 jaar, referentie: De Bilt X energiegebruik t.o.v. De Bilt [%] X W+ W G+ G X NEN 5000 (1%) De Bilt topkoeling 4p-fancoil vloerkoeling klimatiseringscconcept Vergelijking van 3 klimatiseringsconcepten: totale afgegeven koelenergie, NEN 5060:2008 klimaatbestand voor energieberekeningen, KNMi klimaatscenario s na 30 jaar, referentie: De Bilt X X uitgevoerd met de klimaatbestanden van NEN 5060:2008 en met de klimaatbestanden voor de toekomst, waarbij de spreiding in de resultaten een maat is voor de robuustheid van het klimatiseringsconcept. De voorgestelde bepaling van de robuustheid komt overeen met de praktijk, waar ook de installatie wordt gedimensioneerd, zodat deze voldoet aan een bepaald comfort-criterium bij het referentie-klimaatbestand. Een nadeel van de voorgestelde methode is, dat bij simulatie met andere klimaatbestanden het thermische comfort en het energiegebruik beide wijzigen. Voor een simpele vergelijking zou één van beide gelijk moeten blijven. In deze studie is de beoordeling van het thermische comfort het hoofddoel. Het energiegebruik stelt de kosten voor om dat comfortniveau te bereiken. In die zin wordt het energiegebruik vooral gebruikt om een beslissing te ondersteunen, wanneer twee klimatiseringsconcepten gelijk scoren wat betreft comfortprestatie. In deze case studie blijkt het vloerkoeling-concept het meest robuust te zijn voor klimaatvariaties, wat betreft overschrijdingsuren van ATG-klasse B met het 1%- bestand van NEN 5060:2008 (fig. 10). Deze conclusie wordt ook getrokken op basis van de andere comfortindicatoren en de andere klimaatbestanden [7]. Tussen topkoeling en het 4p-fancoil-concept is het verschil klein en niet doorslaggevend. Wat betreft energiegebruik (fig. 11) is het topkoeling-concept echter veel minder robuust dan 4p-fancoilunits. Door combinatie van beide inzichten worden de klimatiseringsconcepten als volgt gerangschikt in volgorde van meest naar minst robuust: 1. vloerkoeling 2. 4p-fancoil 3. topkoeling Het topkoeling-concept is het minst robuust. Het vermogen van de installatie kan verhoogd worden, maar er is een maximum gesteld aan de hoeveelheid lucht die kan worden ingeblazen in de vertrekken. Dit heeft te maken met het voorkomen van tochtklachten door te hoge luchtsnelheden. Een hoger vermogen verlaagt de temperatuur in de vertrekken niet meer, omdat er niet genoeg lucht beschikbaar is om de energie af te geven. Door het verlagen van de inblaastemperatuur van de lucht kan meer energie afgegeven worden, maar dit is niet wenselijk omdat het ook comfortklachten veroorzaakt. Het vloerkoeling-concept is het meest robuust. Wanneer het systeem eenmaal is geïnstalleerd biedt het nog maar beperkte mogelijkheden voor aanpassing, omdat de constructieopbouw vastligt en de aanvoertemperatuur van het water binnen bepaalde grenzen moet blijven om condensatie en stralingsasymmetrie te voorkomen. Deze aanpassingen zijn echter niet snel nodig door de grote robuustheid van het systeem. Fancoilunits zijn het gemakkelijkst aan te passen. De capaciteit is vrij eenvoudig te verhogen door het bijplaatsen of vervangen van units. Het energiegebruik gaat hierbij echter omhoog. n BrOnnen [1] NEN 5060:2008 Hygrothermische eigenschappen van gebouwen Referentieklimaatgegevens. Nederlands Normalisatie-Instituut (NNI). [2] voor het laatst bezocht in februari 2009 [3] voor het laatst bezocht in februari 2009 [4] ISO (2005) NEN-EN-ISO Hygrothermal Performance of Buildings Calculation And Presentation Of Climatic Data. International Organization For Standardization (ISO). [5] ISSO (2004) ISSO Publicatie 74: Thermische Behaaglijkheid - Eisen Voor De Binnentemperatuur In Gebouwen. Rotterdam, Instituut Voor Studie En Stimulering Van Onderzoek Op Het Gebied Van Gebouwinstallaties (ISSO). [6] Evers, J.E.J., Struck, C., Hensen, J.L.M., Wijsman, A.J.Th.M., Plokker, W., Van Herpen, R.A.P. (2008) Klimaatscenario s in gebouwsimulatieprogramma s - eerste gebruikservaringen. TVVL Magazine 11, blz [7] Evers, J.E.J. (2009) Robuustheid voor klimaatvariaties vergelijking van klimatiseringsconcepten met behulp van gebouwsimulatie. Afstudeerverslag Technische Universiteit Eindhoven.

10 BOUWFYSICA VERLICHTING VAN KLASLOKALEN, DE PRAKTIJK In het blad Bouwfysica van december 2006 werd een goed kunstlichtconcept voor klaslokalen beschreven. In de hier besproken studie worden luminantiebeelden getoond van drie verschillende klaslokalen om te zien hoe een dergelijk kunstlichtconcept in de praktijk uitpakt voor het oog van de leraar en de leerling. De bekeken klaslokalen verschillen in lamp- en armatuurkeuze, in materiaalkeuze en in ligging. De luminantiebeelden laten zien dat een goed kunstlichtconcept in alle drie de lokalen voor een goede werksituatie zorgt voor de leerlingen, maar dat er nog verdere mogelijkheden zijn voor optimalisatie. Het donkerste lokaal is minder geschikt voor een leraar om de hele dag in te verblijven. Truus de Bruin-Hordijk, Klimaatontwerp/Bouwfysica groep, Faculteit Bouwkunde, TU Delft INLEIDING Een goed kunstlichtconcept voor klaslokalen bestaat uit drie zones (figuur 1): De klassezone heeft twee rijen van drie armaturen parallel aan het raam, een rij armaturen in de raamzone en een rij armaturen in de gangzone. Voor alle armaturen wordt een daglichtafhankelijke regeling aanbevolen. Daarnaast heeft het klaslokaal een bordzone met een eigen asymmetrische bordarmatuur. Voor het comfort van de leerlingen en de leraar worden hoogrendement-armaturen met hoogfrequente voorschakeling en een geoptimaliseerd spiegeloptiek geadviseerd als algehele verlichting in de klassezone. Deze armaturen zijn energie-efficient en door ze daglichtafhankelijk te schakelen kan nog meer energie bespaard worden. Voor de afscherming van de hoogrendement armaturen kan in het algemeen normale lichtroosters gekozen worden, maar voor lokalen met veel computergebruik worden beelscherm vriendelijke lichtroosters aanbevolen. In de hier beschreven studie wordt met een moderne luminantiecamera getoond hoe zo n verlichtingsconcept er in de praktijk uitziet voor leraar en leerling en hoe er verschillen kunnen zijn bij het uitvoeren van het aanbevolen kunstlichtconcept. Om aan te sluiten bij eerdere schoolstudies zijn er ook metingen van de verlichtingssterkten uitgevoerd in de diverse klassezones. De studie is gedaan op een middelbare school in Zwijndrecht. Deze school bestaat allereerst uit een meer dan 30 jaar oud gebouw van de architecten Broek en Bakema. Sinds 3 jaar heeft deze school er een nieuwbouw gedeelte bij, het Juniorcollege, van Topos Architekten. Er is in 3 lokalen gemeten. De lokalen lagen alle drie op de bovenste verdieping van de school, zodat de metingen zo weinig mogelijk verstoord werden door externe belemmeringen van bomen en struiken. De school staat verder vrij van direct omringende bebouwing. CASE STUDIE I: DE OUDBOUW Er zijn allereerst metingen gedaan in twee klaslokalen in het oude gebouw: In klaslokaal 2.23, dat gericht is op het 1 De verschillende zones in een klaslokaal Noordwesten en in klaslokaal 2.20 dat op het Zuidoosten gericht is. De directie van de school gaf aan dat het eerste lokaal als donker ervaren wordt en het tweede als licht. Beide klaslokalen hebben grijze wanden en er staan veel kasten en ander meubilair (foto 2). De afmetingen van de lokalen zijn 7.2 x 7.2 x 3 m 3. Ieder klaslokaal heeft 6 hoogrendement armaturen met spiegelreflector (Philips TCS298), die op het plafond gemonteerd zijn, in twee rijen van drie armaturen parallel aan het raam. In ieder armatuur zit een Philips TL5 HO 49 Watt/830 lamp (foto 3) met electronische ballast. De verlichtingssterkte op het werkvlak is 350 lux bij vol vermogen. De school heeft een aantal jaren geleden de oude verlichting vervangen door deze moderne toen hiervoor subsidie van het ministerie verkregen kon worden. De lampen zijn dimbaar en ieder armatuur heeft een daglichtsensor. Er is ook aanwezigheidsdetectie in deze klaslokalen (foto 4). En er is een asymmetrische bordverlichting (foto 4).

11 BINNENMILIEU EN GEZONDHEID BOUWFYSICA Klaslokaal 2.20 raamzijde en gangzijde 3 4 Allereerst werden de daglichtfactoren gemeten in deze klaslokalen. Op de dag van de meting, 23 september 2008, was er een bewolkte hemelkoepel (foto 5), maar niet een volkomen overcast-sky. Tabel 1 en 2 laten de daglichtfactoren zien, gemeten op een regelmatig raster op (leerling) tafelhoogte. Tabel 3 geeft de daglichtfactoren in het midden van het schoolbord en op de uiterste linker- en rechterzijde, op schrijfhoogte van de leraar. Klaslokaal 2.23 heeft een groen krijtbord; klaslokaal 2.20 heeft een white board. De figuren 6 t/m 9 laten luminantiebeelden zien die gemaakt zijn met een luminantiecamera met daarop een fish-eye lens. De opnamen zijn gemaakt van acheruit het lokaal met de camera op ooghoogte van een zittende leerling. De figuren laten de daglichtsituatie zien met al of niet ingeschakelde kunstverlichting. De figuren 10 t/m 13 laten dezelfde situatie zien, maar dan voor de kijkrichting van een staande leraar voorin de klas. De legenda bij figuur 3 van de luminantiewaarden in cd/m 2 geldt voor alle afbeeldingen in dit artikel. 5 De hemelkoepel op de dag van de meting

12 BOUWFYSICA Tabel 1: De daglichtfactoren (%) op leerling tafelhoogte, groen lesbord (klaslokaal 2.23) raamzone raamzone midden gangzone midden gangzone tafel leraar Tabel 2: De daglichtfactoren (%) op leerling tafelhoogte, white board lesbord (klaslokaal 2.20) raamzone raamzone midden gangzone midden gangzone tafel leraar Tabel 3: De daglichtfactoren (%) op de schoolborden in de beide klaslokalen links midden rechts lokaal lokaal CASE STUDIE II. DE NIEUWBOUW De nieuwbouw bevindt zich in een gang loodrecht op de oudbouw. Het hier onderzochte klaslokaal nr is Noordoost gelegen. De klaslokalen in de nieuwbouw worden als zeer prettige, lichte lokalen ervaren. De omringende lichte wanden zorgen door middel van reflecties voor een gelijkmatige lichtverdeling en zachte schaduwen. De nieuwbouwlokalen doen hierdoor rustgevender aan dan de lokalen in de oudbouw. De afmetingen van het klaslokaal zijn 7.2 x 7.2 x 2.8 m 3. De armaturen van de nieuwbouw klaslokalen zijn inbouw armaturen (zie foto 14). Twee rijen van drie armaturen zijn parallel aan de raamgevel geplaatst. Ieder armatuur bevat twee Osram T8 36Watt/830 lampen. Bij vol vermogen van de lampen is de verlichtingssterkte 350 lux op werkvlak hoogte. Het energie-efficiënte verlichtingssysteem van case studie I is niet gekozen voor deze leslokalen, omdat er op het moment van de nieuwbouw geen subsidie meer gegeven werd voor deze verlichting. In de nieuwbouw is geen speciale bordverlichting meer aangebracht omdat er tegenwoordig meestal op whiteboards geschreven wordt. Het argument is valide, als we kijken naar de figuren 7 en 9 van case studie I, a whiteboard heeft hogere luminanties dan een groen bord, maar sommige lokalen uit de nieuwbouw hadden toch nog een groen krijtbord. Zo ook het door ons onderzochte lokaal /7 Klaslokaal 2.23 zonder en met het kunstlicht ingeschakeld, leerling positie van acheruit de klas. Luminantiewaarden in cd/m 2 8/9 Klaslokaal 2.20 zonder en met het kunstlicht ingeschakeld, leerling positie van acheruit de klas

13 BINNENMILIEU EN GEZONDHEID BOUWFYSICA /11 Klaslokaal 2.23 zonder en met het kunstlicht ingeschakeld, leraarpositie voorin de klas 12/13 Klaslokaal 2.20 zonder en met het kunstlicht ingeschakeld, leraarpositie voorin de klas De lampen aan de raamzijden waren dimbaar en hadden daglichtsensoren. Er was ook een aanwezigheiddetector in het lokaal. In tabel 4 en 5 zijn de daglichtfactoren te zien op werkvlakhoogte en op het bord. De verschillen met case studie I zijn duidelijk zichtbaar, de gangzone van het lokaal heeft hier hogere daglichtfactoren omdat er door de lichte wanden meer gereflecteerd licht aanwezig is, ook aan de gangzijde. De figuren 15 t/m 18 laten voor dit lokaal de luminantie contrasten zien vanuit de leerlingpositie en vanuit de leraarpositie, met alleen daglichttoetreding en met het kunstlicht erbij ingeschakeld. Er is niet zoveel verschil te zien tussen de figuren 15 en 17. Er is weinig effect merkbaar van het kunstlicht, kennelijk is het daglicht op deze meetdag van een voldoende hoog niveau. Aangezien de armaturen in de gangzone van dit lokaal geen daglichtsensoren hebben blijft het kunstlicht in de gangzone branden. 14 Inbouwarmatuur in lokaal 2.07

14 BOUWFYSICA Tabel 4: De daglichtfactoren (%) op leerling tafelhoogte, groen lesbord (klaslokaal 2.07) raamzone raamzone midden gangzone midden gangzone Stoel leraar Tabel 5: De daglichtfactoren (%) op het schoolbord (schoolbord 2.07) Links Midden Rechts 3,4 1,7 1 DE KEUZE VAN DE LICHTROOSTERS Men kan armaturen met normale lichtroosters of met beeldschermvriendelijke lichtroosters kiezen. Voor computerlokalen worden beeldschermvriendelijke lichtroosters aanbevolen. Deze roosters geven minder reflecties in de computerschermen en zijn dus comfortabeler voor het oog en minder vermoeiend. De beeldschermvriendelijke lichtroosters richten namelijk hun licht meer naar beneden, maar ze zorgen wel voor een minder egale lichtverdeling in de ruimte. Ook de wanden en hoeken van zo n lokaal worden hierdoor minder goed verlicht, hetgeen invloed heeft op de sfeer van de ruimte. Voor lokalen waar veel computerwerk gedaan wordt zijn beeldschermvriendelijke lichtroosters aan te bevelen, voor gewone leslokalen zijn normale lichtroosters beter. De hier onderzochte lokalen hadden allen normale lichtroosters, maar in de computerruimte van de hier onderzochte school waren beeldschermvriendelijke roosters aangebracht, zoals in foto 19 te zien is. De minder egale lichtverdeling is duidelijk waarneembaar, maar werd door het oog van de onderzoekster niet als erg hinderlijk ervaren. DISCUSSIE EN CONCLUSIES Hoewel de drie lokalen verschillend zijn in oriëntatie en materiaalgebruik, laten ze met gebruik van kunstlicht globaal hetzelfde beeld zien: met behulp van het kunstlicht wordt de lichtverdeling mooi gelijkmatig doordat het kunstlicht dimbaar is geschakeld. De vraag is echter of lokaal 2.23 een goed lokaal is om de hele dag in te werken, 15/16 Klaslokaal 2.07 bekeken vanuit de leerling positie, de daglichtsituatie zonder en met het kunstlicht ingeschakeld. Een armatuur middenin de raamzone is in de laatste situatie door de daglichtsensor uitgeschakeld 17/18 Klaslokaal 2.07 zonder en met het kunstlicht ingeschakeld, leraarpositie voorin de klas. De daglichtsensoren hebben alle armaturen in de raamzone uitgeschakeld. Deze foto werd ongeveer 10 minuten later gemaakt t.o.v. fi guur 11

15 BINNENMILIEU EN GEZONDHEID BOUWFYSICA vooral in de winter. Het luminantieniveau op tafelhoogte in lokaal 2.23 was op de dag van de meting veelal 40 cd/m 2. Bij een luminantieniveau van 20 cd/m 2 kan wel gelezen worden, maar voor een hele dag moet toch eerder een niveau van 60 cd/m 2 aanwezig zijn, anders wordt het te vermoeiend. Leerlingen, die ieder lesuur van lokaal wisselen, kunnen met hun jonge ogen gerust een uur in lokaal 2.23 verblijven, maar een leraar blijft vaak een aantal uren werken in hetzelfde lokaal. Daar is lokaal 2.23 minder geschikt voor. Bij oudere leerkrachten kunnen zulke lichtomstandigheden s winters tot depressieve klachten leiden, indien men daar gevoelig voor is. Het oog van een 60-jarige leerkracht heeft bijvoorbeeld 4 x zoveel licht nodig als het oog van een leerling om dezelfde hoeveelheid licht op het netvlies te ontvangen. De school heeft goed nagedacht over energie besparing; overal zijn daglichtsensoren geïnstalleerd en aanwezigheidsdetectors. Doordat de wanden in de nieuwbouw lichter van kleur gekozen zijn, zijn de daglichtfactoren hoger dan in de oude lokalen wat ook een energie besparing van het kunstlicht oplevert. Jammer dat het hoogrendement verlichtingssysteem, dat in de oudbouw aanwezig is, uit kosten oogpunt niet gekozen is in de nieuwbouw, want dat had nog meer energie besparing kunnen opleveren. De hier besproken studie geeft slechts een momentopname in het jaar te zien, toch zijn er wel een paar kanttekeningen te maken. White borden hebben het nadeel dat ze uit het oogpunt van spiegeling wel eens hinderlijk kunnen zijn voor leerlingen, maar de hier getoonde luminantie beelden laten ook hinderlijke kanten van een groen krijtbord zien. In het nieuwe lokaal 2.07 zien we dat het groene bord een donker vlak is, in de kijkrichting van de leerling, het luminantiecontrast is globaal 1:5. Doordat de achtergrond rondom het bord een gelijkmatige lichtverdeling heeft zal dit door de leerling niet als storend ervaren worden. Dat is echter anders bij lokaal Achter het bord is een witte kolom aanwezig met een veel hogere helderheid dan het bord. En de hoog aan het plafond opgehangen 19 De computerwerkplekken poster weerspiegelt het kunstlicht duidelijk. Al deze verschillende contrasten rondom het bord kunnen voor leerlingen, zeker bij hoofdpijn of migraine klachten, zeer hinderlijk zijn. Bij moderne vormen van onderwijs wordt vaak een opstelling van tafels en stoelen gebruikt die lang niet altijd naar het bord gericht staat. Om die reden is een speciaal bordarmatuur ook wat minder zinvol. De case studie van de nieuwbouw leert dat een lokaal met mooie lichte wanden hogere daglichtfactoren op een bord geeft dan een donkerder lokaal. Modern onderwijs zal mogelijk gebaat zijn bij een schoolbord op wielen dat overal in het lokaal geplaatst kan worden, waar dat nodig is. Een lokaal met lichte wanden zal dan zorgen voor voldoende licht op het bord. Een verlichtingssterkte van 500 lux op het bord zal hierbij echter niet altijd gehaald worden. Maar dat is ook minder nodig bij moderne onderwijsvormen waarbij het bord niet of slechts kortdurend gebruikt wordt. Een white board is daarbij de betere keuze, omdat een white board hogere luminanties heeft dan een groen krijtbord. SPONSORS VAN DE NVBV Op zoek naar een baan met uitdagende projecten? adviseurs ingenieurs Bouwfysica Akoestiek Brandveiligheid Driebergen ~ Delft ~ Tilburg T (070) F (070) info@zri.nl Balistraat XK Den Haag Postbus CG Den Haag

16 Bouwfysica analysemethode voor daglichttoetreding en uitzicht het is belangrijk om bij het ontwerp van raamopeningen rekening te houden met zowel de daglichttoetreding als het uitzicht naar buiten. daarom is er een nieuwe analysemethode ontwikkeld, waarmee op een objectieve manier de daglichttoetreding door een raam en het uitzicht naar buiten kunnen worden bestudeerd. Bestaande diagrammen voor de analyse van de daglichttoetreding zijn geschikt gemaakt voor toepassing binnen de nieuwe methode. met behulp van de nieuwe methode wordt het mogelijk om de visuele eigenschappen van een raamontwerp te optimaliseren. de methode is geschikt om in verschillende fasen van het ontwerp- of onderzoeksproces te gebruiken. Ir. H.IJ. (Hester) Hellinga, TU Delft, Faculteit Bouwkunde Dr. G.J. (Truus) de Bruin- Hordijk, TU Delft, Faculteit Bouwkunde inleiding Ramen leveren een belangrijke bijdrage aan het visueel comfort van binnenruimten. Onderzoeken in gebouwen met verschillende functies hebben aangetoond dat mensen het prettig vinden om in de buurt van een raam te zitten en naar buiten te kunnen kijken [1]. De meeste kantoormedewerkers die deelnamen aan een onderzoek van Bodart en Deneyer [2] gaven aan dat ze een voorkeur hadden voor een werkplek binnen drie meter van een raam. Daglicht wordt als comfortabeler en aantrekkelijker ervaren dan kunstlicht [3]. Het grote voordeel van daglicht boven kunstlicht is haar dynamiek. De lichtsterkte en kleurtemperatuur variëren gedurende de dag en het jaar en geven informatie over de tijd en het weer. Daarnaast zorgt daglicht voor een natuurlijke waarneming van de ruimte, doordat kleuren op een natuurlijke manier worden weergegeven. Ook uitzicht draagt bij aan het visueel comfort van een ruimte. In de omgevingspsychologie is er veel onderzoek verricht naar de voorkeur van mensen voor bepaalde soorten uitzicht. Mensen hebben een voorkeur voor een natuurlijk uitzicht boven een bebouwd uitzicht [4, 5]. Daarnaast wordt een wijds uitzicht meer gewaardeerd dan een beperkt uitzicht [6]. Een literatuuronderzoek van Farley en Veitch [4] heeft aangetoond dat de toegang tot uitzicht op natuur een positieve invloed heeft op het welbevinden van mensen, de tevredenheid van kantoormedewerkers met hun baan en het herstel van ziekenhuispatienten. Een goed uitzicht is ook economisch interessant. Onderzoek van Kim en Wineman [1] heeft aangegeven dat veel eigenaren van hotels, woningen en kantoorgebouwen het uitzicht meenamen in de beoordeling van de huur of kostprijs. De invloed van daglicht en uitzicht op het visueel comfort is in het verleden zelden gelijktijdig onderzocht. Wel heeft onderzoek uitgewezen dat de mate waarin mensen last hebben van verblinding niet alleen door de sterkte van het daglicht wordt bepaald, maar ook door de kwaliteit van het uitzicht. Uit onderzoek van Tuacharoen [7] bleek dat hoe interessanter mensen het uitzicht vinden, hoe minder snel men last heeft van verblinding. Het is daarom belangrijk dat beide aspecten bij de beoordeling van het visueel comfort van een vertrek worden meegewogen. Op dit moment is de gangbare praktijk in Nederland dat bij het raamontwerp alleen de daglichttoetreding wordt onderzocht. In het Bouwbesluit en Arbeidsomstandighedenbesluit worden er geen eisen (meer) gesteld aan het uitzicht naar buiten. Er zijn bovendien geen objectieve methoden beschikbaar om het uitzicht te analyseren. Uit bovengenoemde literatuur kan echter opgemaakt worden dat uitzicht naar buiten ook een belangrijk aspect van een daglichtopening is en dus getoetst moet worden. Dit was aanleiding om een relatief eenvoudige methode te ontwikkelen, waarmee op een objectieve manier naast de daglichttoetreding ook het uitzicht kan worden geanalyseerd. Met behulp van deze nieuwe methode wordt het mogelijk om de visuele eigenschappen van een raamontwerp te optimaliseren. een nieuwe analysemethode Met de nieuwe analysemethode kan de daglichttoetreding in een vertrek en het uitzicht naar buiten op een objectieve manier worden vastgelegd. De basis van deze nieuwe methode is een 180º projectie van de ramen en het uitzicht naar buiten. De projectie laat zien wat er vanuit een zichtpunt in de ruimte wordt gezien in een bepaalde kijkrichting. Door te kiezen voor een 180º projectie wordt het zichtveld voorgesteld als een halve bol en wordt alles wat zich voor het zichtpunt bevindt vastgelegd in de projectie. Er zijn drie mogelijkheden om de projectie te maken: een foto maken met een luminantiecamera met fish-eye lens, een berekening maken met het lichtsimulatieprogramma Radiance of een handberekening maken met de in dit artikel gepresenteerde diagrammen. Figuur 1 laat een foto zien die gemaakt is met een CANON EOS 350 camera en SIGMA fisheye lens. Hoewel er aan de boven- en onderkant van het beeld een stuk wordt afgesneden, waardoor er geen sprake is van een volledige 180º

17 Binnenmilieu en gezondheid Bouwfysica Een foto gemaakt met een canon Eos 350 camera en sigma fisheye lens projectie, is er toch voor deze camera en lens gekozen, omdat er ook lichtmetingen mee kunnen worden gedaan. Een voordeel van de fisheye foto ten opzichte van een gewone foto is dat er veel meer van het raam en het uitzicht in één beeld kan worden gevangen. Een nog belangrijker voordeel is dat het een veel objectievere manier is om het beeld vast te leggen dan een foto met een standaard lens, waarvan de projectiefunctie onbekend is. De grootte van het beeld wordt niet bepaald door de mate waarin er in- of uitgezoomd wordt, zoals bij een standaard lens. Bovendien komt het perspectief van een fisheye foto beter overeen met de wijze waarop wij met onze ogen waarnemen. 2 Basisdiagram voor de handgetekende projectie Wanneer het niet mogelijk is om een foto te maken, bijvoorbeeld als er sprake is van een gebouwontwerp in plaats van een bestaand gebouw, kan de projectie worden getekend met de computersoftware Radiance of met de hierna volgende handberekeningsmethode. In Radiance moet een model worden gemaakt van het gebouw en het uitzicht, waarna door het programma een afstandsgetrouwe 180º projectie van het model kan worden gemaakt. Dit wordt Angular Fisheye Projection genoemd in het programma. Een groot voordeel van Radiance is dat de daglichttoetreding in het model kan worden uitgerekend. Maar daar staat tegenover dat voor het uitvoeren van de analyse een uitgebreide kennis van de software noodzakelijk is en dat het uitvoeren van de analyse erg tijdrovend kan zijn. Het is ook mogelijk de projectie met de hand te tekenen. Daarvoor kan gebruik worden gemaakt van het basisdiagram in figuur 2. Om te beginnen moeten er eerst een aantal hoeken worden uitgerekend, om de positie van de zichtbare objecten in het diagram te bepalen. Figuur 3 laat zien hoe de positie van een object in het diagram kan worden bepaald doormiddel van hoeken β enγ. Punt F is de positie van een object in het uitzicht. Punt P is het zichtpunt, vanuit dit punt wordt de projectie gemaakt. De oriëntatie van de projectie wordt gegeven door de kijkrichting. De hoek β is de hoek tussen de kijkrichting en de projectie van de lijn door P en F in het horizontale vlak. De hoek γ is de hoek tussen de kijkrichting en de projectie van de lijn door P en F in het verticale vlak. In het basisdiagram staat de hoek β langs de horizontale as en γ lang de verticale as (figuur 2). De objecten gezien 3 Positie van een object in het diagram vanuit punt P kunnen in het diagram worden getekend. Punt P is het midden van het diagram en de kijkrichting start in punt P en is loodrecht op het diagram. Figuren 4 en 5 laten een voorbeeld zien van de toepassing van de projectiemethode. Het voorbeeldmodel is een gebouw van drie verdiepingen, met twee tegenoverliggende gebouwen (figuur 4). Met de projectiemethode wordt het uitzicht bepaald vanuit vier verschillende punten in het gebouw. Deze zichtpunten bevinden zich in een vertrek op de begane grond en op de tweede verdieping; op één en drie meter afstand van het raam. De punten bevinden zich op 1,5 m boven het vloeroppervlak, dus op ongeveer ooghoogte van een staand persoon. Voor de vier zichtpunten worden de hoeken β en γ van de tegenoverliggende gebouwen bepaald. De projecties in het basisdiagram worden nu gemaakt. De resultaten in figuur 5 laten duidelijk het verschil zien tussen het uitzicht vanuit de verschillende zichtpunten. Door middel van deze 180º projectie kan bovendien snel de invloed van verschillende raamvormen op het uitzicht worden bestudeerd (figuur 6).

18 Bouwfysica daglichtdiagrammen Om de daglichttoetreding gelijktijdig met het uitzicht te kunnen analyseren zijn er daglichtdiagrammen gemaakt. Hiermee kan de hoeveelheid daglicht in een meetpunt worden bepaald. Daarvoor wordt de hemel voorgesteld als een koepel rond het meetpunt. Van deze hemelkoepel wordt een projectie gemaakt in het verticale vlak. De hemelkoepel is verdeeld in 1600 vlakjes die evenveel bijdragen aan de verlichtingsterkte in het meetpunt. Ieder vlakje wordt weergegeven door een stip in het diagram. Vervolgens kan de hemelcomponent in het meetpunt worden uitgerekend, door de stippen te tellen die liggen in het zichtbare deel van de hemelkoepel. De hemelcomponent is de belangrijkste component van de daglichtfactor. 4 Voorbeeldmodel met zichtpunten op 1.5 meter boven de vloer. Punten 1 en 2 zijn gelegen op de tweede verdieping, punten 3 en 4 op de begane grond Er zijn stippendiagrammen gemaakt voor twee hemelkoepels, de egale hemelkoepel en de bewolkte CIE hemelkoepel. De diagrammen zijn gebaseerd op bestaande stippendiagrammen die door de TU Delft Bouwkunde en Civiele Techniek zijn ontwikkeld [8]. Bij de nieuwe diagrammen is de verdeling van de hemelkoepel hetzelfde, maar is de projectie van de hemelkoepel op het verticale vlak anders dan bij de oorspronkelijk diagrammen. In tegenstelling tot de oorspronkelijke diagrammen hebben de nieuwe stippendiagrammen de eigenschappen van een afstandsgetrouwe projectie, waardoor ze over het basisdiagram heen kunnen worden gelegd, waarna de hemelcomponent in het meetpunt kan worden bepaald. Het meetpunt waarvoor de daglichttoetreding uitgerekend wordt, heeft exact dezelfde positie als het zichtpunt P maar de richting van het meetpunt is niet noodzakelijk gelijk aan de kijkrichting. Voor beide hemelkoepels is er een diagram voor een meetpunt in het horizontale vlak en een diagram voor een meetpunt in het verticale vlak. De richting van het meetpunt in het verticale vlak is loodrecht op het raam en het meetpunt in het horizontale vlak is naar boven gericht, naar het zenit. Figuur 7 laat de stippendiagrammen voor de CIE hemelkoepel zien. Figuur 8 geeft de berekening van de horizontale hemelcomponent in punt 1 van het voorbeeldmodel. Het uitzicht is ook in deze figuur weergegeven. 5 Het uitzicht vanuit vier verschillende punten in het gebouw van figuur 4 6 De invloed van twee verschillende raamvormen op het uitzicht vanuit punt 1 van het voorbeeldmodel zonnebaandiagrammen Om de beweging van de zon voor het raam langs te kunnen onderzoeken, zijn er zonnebaandiagrammen ontwikkeld die ook over het basisdiagram van figuur 2 heen gelegd kunnen worden. De nieuwe zonnebaandiagrammen zijn gebaseerd op bestaande diagrammen, waarbij de hemelkoepel op een horizontaal vlak is geprojecteerd [9]. Bij de nieuwe diagrammen is een verticale projectie van de zonnebanen gemaakt, waardoor op eenvoudige wijze de positie van de zon voor de gevel en het raam kan worden bepaald op verschillende data en tijdstippen. Er zijn zonnebaandiagrammen gemaakt voor 52 NB (Nederland) en voor acht oriëntaties. Figuur 9 laat de diagrammen zien voor de vier hoofdoriëntaties: Noord, Oost, Zuid en West. De doorgetrokken lijnen representeren de data en de stippenlijnen de zonnetijden. Door het diagram te kiezen met de juiste oriëntatie en deze over het basisdiagram heen te leggen, wordt voor verschillende data en zonnetijden de positie van de zon ten opzichte van het raam zichtbaar. De diagrammen kunnen informatie geven

19 Binnenmilieu en gezondheid Bouwfysica stippendiagrammen voor de cie bewolkte hemelkoepel over de behoefte aan zonwering en het optreden van verblinding. Hier zal in de toekomst nader onderzoek naar worden gedaan. 8 De hemelcomponent in punt 1 van het voorbeeldmodel, ook het uitzicht vanuit punt 1 is weergegeven analyse van de daglichttoetreding Er zijn verschillende mogelijkheden om de daglichttoetreding te analyseren. Allereerst kan er bij de handgetekende projectie gebruik worden gemaakt van de diagrammen die hiervoor zijn beschreven, om de hemelcomponent in het meetpunt te bepalen. Het is niet mogelijk om de luminanties te bepalen in een handgetekende projectie van een niet bestaand gebouw. Het is namelijk niet mogelijk om op basis van het projectiediagram het lichttransport in de ruimte uit te rekenen. Wanneer er voor de projectie gebruik wordt gemaakt van een computermodel in Radiance 9 Zonnebaandiagrammen

20 Bouwfysica daglicht en uitzicht geeft mogelijkheden om dit op een objectieve manier te doen. De basis van deze nieuwe methode is een 180º projectie van de ramen en het uitzicht naar buiten. Deze projectie kan op verschillende manieren worden gemaakt, namelijk door middel van: Een foto met een (luminantie)camera met fisheye lens Een rendering van een computermodel Een handgetekende projectie 10 Luminantieafbeelding is het wel mogelijk de luminanties te bepalen. De luminanties worden door het computerprogramma uitgerekend en in de 180º projectie van het model weergegeven. In werkelijke omstandigheden kunnen de luminanties worden gemeten met een luminantiecamera met fisheye lens (figuur 10). Aan de hand van luminantieafbeeldingen kunnen voorspellingen worden gedaan over het optreden van verblinding [10]. Door steeds een 180º projectie te maken van de daglichttoetreding (bij zowel de luminantieafbeeldingen als de stippendiagrammen,) is het goed mogelijk de verschillende afbeeldingen met elkaar te vergelijken, waardoor de resultaten elkaar kunnen aanvullen. analyse van het uitzicht Het basisdiagram met de 180º projectie maakt het uitzicht op een objectieve manier zichtbaar. Op dit moment wordt er nog gewerkt aan een beoordelingsmethode waarmee op basis van het projectiediagram de kwaliteit van het uitzicht kan worden geanalyseerd. Mogelijk speelt de grootte van het menselijk gezichtsveld daarbij een belangrijke rol. Literatuuronderzoek heeft laten zien dat twee factoren erg belangrijk bij de beoordeling van het uitzicht; allereerst de aanwezigheid van natuurlijke elementen en ten tweede de ruimtelijkheid van het uitzicht [4,5 en 6]. Markus [11] maakte in zijn onderzoek onderscheidt tussen drie verschillende lagen in het uitzicht, met ieder hun eigen functie. Allereerst is er de hemel, de belangrijkste lichtbron. Deze laag geeft informatie over veranderingen in seizoen, tijdstip en het weer. De tweede laag is verder weg gelegen stedelijk of natuurlijk landschap. Deze laag geeft veel informatie over de niet levende omgeving. De derde laag is de grond en de activiteiten die zich daar afspelen, wat het uitzicht een menselijk en sociaal karakter geeft. Wanneer een van deze lagen ontbreekt, heeft dat een negatieve invloed op de beoordeling van de kwaliteit van het uitzicht. In het basisdiagram zullen de verschillende lagen van het uitzicht op een evenwichtige manier aanwezig moeten zijn. Omdat er nog veel meer aspecten een rol spelen in de beoordeling van het uitzicht, is verder onderzoek noodzakelijk voor er een definitieve methode voor de analyse van het uitzicht kan worden gepresenteerd. conclusie Het is belangrijk om bij het ontwerp van raamopeningen rekening te houden met zowel de daglichttoetreding als het uitzicht naar buiten. De nieuwe analysemethode voor Voor de analyse van de daglichttoetreding zijn bestaande diagrammen geschikt gemaakt voor toepassing binnen de nieuwe methode. Hierdoor kan voor de analyse van de daglicht-, zonlichttoetreding en het uitzicht steeds hetzelfde basisdiagram worden gebruikt. Op dit moment wordt er gewerkt aan een methode waarmee op basis van de diagrammen de kwaliteit van het uitzicht kan worden geanalyseerd. Wanneer de methode verder is ontwikkeld kan het in verschillende fasen van het ontwerpproces worden toegepast. De methode biedt ondersteuning bij het ontwerpen van raamopeningen en daglichtsystemen, maar kan ook worden ingezet bij onderzoek naar de invloed van verschillende gebouwvormen en gebouworiëntaties op de daglichttoetreding in het gebouw en het uitzicht naar buiten. Daarnaast maakt de analysemethode het mogelijk om gelijktijdig de invloed van daglicht en uitzicht op het visueel comfort te onderzoeken, wat belangrijk is bij bijvoorbeeld onderzoek naar verblinding. Bronnen [1] Kim, J.J., Wineman, J., Are Windows and Views Really Better?, Taubman College of Architecture and Urban Planning, University of Michigan, 2005 [2] Bodart, M., Deneyer, A., Analyse of the Survey on the Office Workers Interest in Windows, IEA 31, Subtask A, working document, 2004 [3] Dietrich, U., Daylight - Characteristics and Basic Design Principles, Lighting Design: Principles, Implementation, Case Studies, 2006 [4] Farley, K.M.J., Veitch, J.A., A Room With a View; a Review of the Effects of Windows on Work and Well-being, Research Report, Institute for Research in Construction, NRC-CNRC, 2001 [5] Kaplan, R, The Nature of the View from Home: Psychological Benefits, Environment and Behavior, Vol. 33, No. 4, 2001 [6] Herzog, T.R., Shier, R.L., Complexity, Age, and Building Preference, Environment and Behavior, vol. 32, No. 4, 2000 [7] Tuaycharoen, N., The Reduction of Discomfort Glare from Windows by Interesting Views, School of Architecture, University of Sheffield, 2006 [8] Vakgroep Bouwfysica, Gc 45, Bouwfysica: Akoestiek/ licht, deel 2, TU Delft, 1995 [9] Moore, F., Concepts and Practice of Architectural Daylighting, Van Nostrand Reinhold, New York, 1985 [10] Wienold, J., Christoffersen, J. (2006), Evaluation Methods and Development of a New Glare Prediction Model for Daylight Environments with the use of CCD Cameras, Energy and Buildings, 38 (7), [11] Markus, T.A., The function of windows A reappraisal, Building Science, Vol. 2, No. 2, 1967

21 Voor de versterking van ons team zoeken wij op het gebied van: Bouwakoestiek / bouwfysica Brandveiligheid Industrielawaai Milieu Ruimtelijke ordening ADVISEURS, STAGIAIRS OF AFSTUDEERDERS (M/V) Je bent: - enthousiast - student, academicus of HBO-er - flexibel, een aanpakker Je wilt: - werken in teamverband - contacten met klanten - werken aan boeiende projecten Je krijgt: - een baan waarin je persoonlijke ontwikkeling centraal staat - een stimulerende werkomgeving met ervaren specialisten - een open, collegiale en informele werkomgeving - een goed salaris en prima secundaire arbeidsvoorwaarden Ben je nieuwsgierig geworden? Kijk dan eens verder rond op onze website voor een completer beeld van werken bij LBP. Inlichtingen Voor meer informatie kun je contact opnemen met Luc Schaap (schaap@lbp.nl) of Albert Koffeman (koffeman@lbp.nl). Soms is werken de leukste vorm van vrijetijdsbesteding Lichtveld Buis & Partners is een onafhankelijk advies- en ingenieursbureau op het gebied van bouwfysica, milieu en ruimtelijke ordening. LBP meet, berekent, onderzoekt en adviseert - met een scherp oog voor nut en noodzaak. Passie voor het vak is wat de zestig professionals bindt. Zij zijn wat ons bureau ons bureau maakt. Sleutel tot succes is dan ook hun persoonlijke ontplooiing. Dat kan in de breedte zijn, maar ook in de diepte, of beide. Neem initiatief en ontwikkel je verder - bij LBP Reactie Je kunt een responsformulier downloaden van onze website en deze ingevuld samen met je c.v. mailen naar Rob Schotte (schotte@lbp.nl) of per post versturen. Kelvinbaan 40, Postbus BL Nieuwegein T: +31 (0) F: +31 (0) E: lbp@lbp.nl I: LBP Lichtveld Buis & Partners

22 Bouwfysica Compartimentering bij brand faculteit bouwkunde door velen is bij de brand van de faculteit bouwkunde de vraag gesteld hoe het mogelijk is dat een gebouw van deze grootte in zijn geheel kan afbranden. na een analyse van het gebouw, de inrichting en de brandcompartimentering behoeft dat geen vraag te zijn. wanneer een brand zich direct na het ontstaan snel kan ontwikkelen, en wanneer compartimentering het bestrijden van die brand niet echt faciliteert dan komt snel het ogenblik dat de grenzen van de brandwerendheid van de constructie in zicht komen. dan moet de brandweer ontruimen, brandt een gebouw volledig uit en kan het zelfs (deels) instorten. Kees van Weeren, TU Delft, faculteit Bouwkunde beschrijving van het gebouw Het gebouw voor Bouwkunde is gereed gekomen in 1970 naar een ontwerp van J.H. van den Broek. Het gebouw bestond uit een hoogbouw van 12 lagen boven een uitgebreide, paviljoenvormige onderbouw van 2 lagen. Het geheel was onderkelderd. De hoogbouw bestond uit een centrale liftenhal met twee vleugels, de Noord- en Zuidvleugel. Elk van de vleugels was per 2 verdiepingen ingedeeld met 2 kantoorlagen naast een dubbelhoge atelierruimte. 2 1 faculteit Bouwkunde, het thuis van 3000 studenten en 800 medewerkers Dwarsdoorsnede over de Noordvleugel, in de hoogbouw met links de dubbelhoge ateliers en rechts kantoren. Bouwtekening uit archief Tu Delft fm&vg foto faculteit Bouwkunde

23 brandveiligheid Bouwfysica Bouwtekening uit archief Tu Delft fm&v/g 3 Plattegrond van de 6 e en de 7 e verdieping, links Noord en rechts Zuid 4 ontwerpatelier 6 Zuid; de brand ontstond in de koffieautomaat links foto faculteit Bouwkunde

24 Bouwfysica 5 7 atelier 6 Noord met hangvloer, van het atelier akoestisch afgescheiden door Bibliotheek, het gehele paviljoen over 2 lagen vormde één brandcompartiment glas. achterin de wand van de collegezaal. Bouwtekening uit archief Tu Delft fm&vg foto faculteit Bouwkunde foto faculteit Bouwkunde foto faculteit Bouwkunde 6 Begane grond met boven van links naar rechts collegezaal a, bibliotheek, handtekenzalen en blokkenhal. Beneden van links naar rechts kantine, tutorruimtes en vormstudie/maquettehal. In die atelierruimte was aansluitend op de bovenste kantorenlaag over een deel van het oppervlak een hangvloer aangebracht. In de Noordvleugel was een deel van de atelierruimtes afgescheiden en ingericht als collegezaal. In de paviljoens van de onderbouw waren een grote collegezaal, de bibliotheek, handteken-, vormstudie-, maquette-, instructie- en computerzalen, zelfstudieruimten en de onderwijsadministratie ondergebracht. In de kelder bevonden zich naast veel opslagruimten nog enkele onderwijsruimten en laboratoria. beschrijving van de Compartimentering [5] Het totale gebouw had een vloeroppervlak van m 2. De hoogbouw, met 12 bouwlagen boven de onderbouw van 2 lagen met een kelder, had per verdieping een oppervlak van circa 2000 m 2. Het hoogste verblijfsgebied lag op 52,5 m hoogte. De hoogbouw bestond per 2 lagen uit 3 compartimenten, de Zuidvleugel de liftenhal en de Noordvleugel. Een vleugel had op de even laag een oppervlak van 775 m 2 en op de oneven laag 520 m 2 (met gedeeltelijk een vide ter plaatse van de ontwerpateliers). Samen geeft dat een

25 brandveiligheid Bouwfysica Verdiepingen 6 en 7 van de hoogbouw (de brand ontstond op 6 Zuid). De vlam in de rode cirkel geeft de plaats aan van de koffieautomaat, waar de brand begon compartimentgrootte van circa 1300 m 2, ruim binnen de eis van 2000 m 2 voor bestaande gebouwen. In het kader van een verbetering van de brandveiligheid was recent de brandwerendheid van de compartimentscheidingen verhoogd tot een weerstand tegen branddooren brandoverslag (WBDBO) van 30 minuten. Daarnaast was er nog een aantal rookscheidingen aanwezig, waarvan de weerstand tegen rookdoorslag (WRD) was verbeterd tot 30 minuten. Die waren gesitueerd rond de trappenhuizen. De WRD van de goederenlift zou later dat jaar (na de brand) worden verbeterd tot 30 minuten. Tijdens de brand was nog sprake van de oorspronkelijke uitvoering met normaal draadglas, waarvan de WRD circa 20 minuten zal hebben bedragen en de WBDBO uiteraard nog minder. Naast die officiële compartimentsscheidingen waren er zoals in ieder gebouw allerlei tussenwanden aanwezig, die natuurlijk ook hun effect kennen bij brand. De kantoorkamers waren van de gang gescheiden door houten kastenwanden met daarboven glas. In de plinten waren luchtroosters met suskasten aangebracht om de kamers te kunnen ventileren. De kamers waren onderling gescheiden door houten wanden, met tussen de kolommen en de gevels een glasstrook. Later toegevoegde wanden waren over het algemeen van gipsplaat. Rondom de inhangverdiepingen was glas geplaatst als akoestische scheiding, in de vloer waren lange roosters met suskasten aanwezig om de inhangverdiepingen te ventileren. In feite was het gehele brandcompartiment over twee verdiepingen, met inhangverdieping en kamers één geheel qua ventilatiesysteem. Wel was in de Noordvleugel sprake van een dichte afscheiding tussen 9 Kastenwanden tussen gang en kamers. in de plint zijn luchtroosters met suskasten aangebracht foto faculteit Bouwkunde

26 Bouwfysica afscheiding tussen de gang met kantoren en de dubbelhoge ruimte met ateliers en collegezaal op 7 Noord. op deze foto vanuit de gang is de hoek van de gesloten wand van de collegezaal te zien en daarop aansluitend een draadglazen pui. Het rooster dat laag 6 en laag 7 verbindt ligt achter de pui foto faculteit Bouwkunde Tina van Houten 11 Noodtrap 10 de kantoren en de ateliers en collegezaal (zie figuur 10). Gezien het soort wand en pui kan hier wel een beperkte WRD en WBDBO aan worden toegekend. effect van de Compartimentering bij de ontruiming Om 9.00 uur werd witte rook gezien bij de koffieautomaat op 6 Zuid [6, 9]. Om 9.10 uur spoten vuurballen uit de automaat, die niet geblust bleken te kunnen worden. Nadat de brand door de Bedrijfshulpverlening (BHV) was beoordeeld, werd de handmelder om 9.16 uur ingeslagen. Daardoor werd de ontruimingsinstallatie gestart, waarbij een ieder werd opgeroepen het gebouw te verlaten. De ontruiming met behulp van deze recent geïnstalleerde ontruimingsinstallatie was eerder geoefend en verliep vlot. Daarbij werd vrijwel alleen de hoofdtrap gebruikt. De (een aantal jaren geleden) aangebrachte extra noodtrap tot de 4 e verdieping, gericht op extra ontruimingscapaciteit bij vol bezette collegezalen op de 2 e en 4 e verdieping, werd niet gebruikt. Maar de betreffende collegezalen waren op dat ogenblik dan ook niet bezet. Maar ook de twee noodtrappen in de vleugels werden (volgens informatie van de BHV) niet gebruikt. Met de zeer beperkte bezetting in het gebouw was de hoofdtrap, als logische hoofdverbinding met de begane grond, kennelijk aantrekkelijker dan de smalle noodtrappen. Na de ontruiming op aanwijzen van de ontruimingsinstallatie werd door de BHV nog geveegd. Daarbij keken BHV-ers in alle kamers en toiletten of soms nog mensen in het gebouw achtergebleven waren. Dat vegen was geen overbodige luxe, want tegen 9.40 uur werd een medewerkster aangetroffen, die zo verdiept was in haar werk dat ze de ontruimingsinstallatie niet had gehoord. Gedurende het ontruimen verspreidde zich (vanuit het brandende compartiment) nog geen rook door het gebouw. foto auteur 12 Plattegrond noodtrap Het aantal mensen in het gebouw was veel kleiner dan het maximum. Aanwezig waren enkele honderden mensen, terwijl van een maximum aantal van 1700 in de hoogbouw werd uitgegaan. De ontruiming duurde (op de ene medewerker na) circa 10 minuten. Er waren geen lichamelijk gehandicapten aanwezigen, maar het aantal daarvan was in het gebouw altijd zodanig beperkt dat dit geen belangrijk verschil in ontruimingstijd zou veroorzaken. Wanneer het gebouw wel volledig bezet geweest zou zijn, zou er sprake zijn geweest van een geheel andere situatie. Dan zou er zo n grote stroom mensen naar beneden zijn geweest, dat waarschijnlijk ook de noodtrappen gebruikt zouden zijn. Daarbij zouden de aanwezigen aan de Zuidzijde geconfronteerd zijn met een zichtbare brand met mogelijk effect op de snelheid van ontruimen daar ter plaatse. Mensen zouden wellicht geaarzeld hebben om door te lopen en zijn teruggekeerd, of zelfs in paniek geraakt kunnen zijn. Tevens zouden zij geconfronteerd zijn met het gegeven dat, tijdens het openen en sluiten van de toegangsdeuren tot de noodtrappen, de doorgang op de trappen vanaf boven tijdelijk versperd werd (zie figuur 12). De hiervoor gemaakte opmerkingen illustreren dat het succesvol ontruimen van het gebouw in zeer korte tijd geen proefondervindelijk bewijs is dat qua vluchtmogelijkheden, qua compartimentering en qua ontruimings installatie sprake was van voldoende op de situatie (met de maximaal 1700 aanwezigen) toegesneden voorzieningen. Detail van bouwtekening uit archief Tu Delft fm&vg

27 brandveiligheid Bouwfysica Wel geven de recent verbeterde voorzieningen voor de compartimentering (zelfsluitende deuren, verhoging WBDBO en WRD) [5], de aangebrachte ontruimingsinstallatie, het aanwezig zijn van getrainde BHV-ers en het succesvol geoefend hebben van de ontruiming (met veel meer aanwezigen dan tijdens de brand) vertrouwen dat ook bij een veel groter aantal aanwezigen iedereen een veilig heenkomen had kunnen vinden. effect van de Compartimentering op de branduitbreiding In het vorig nummer van dit blad (kort artikel bouwfysicadag) is het ontstaan van de brand beschreven. Die begon in een koffieautomaat als gevolg van een ontregeling van het besturingssysteem door wateroverlast. De koffieautomaat was samen met een andere automaat ondergebracht in een meubel van mdf, bekleed met 5 mm polyester. De brand verspreidde zich snel en in zeer korte tijd was het hele compartiment met een dichte rook gevuld. Uit een voorlopige simulatie van prof. Brian Meecham en zijn studenten Fire Engineering van het Worcester Polytecnic Institute (USA) kwam naar voren dat de brand zich vanuit de koffieautomaat waarschijnlijk zeer snel kon ontwikkelen met een hoge temperatuur. Dat is enerzijds het gevolg van de grote hoeveelheid brandstof, waarbij de 5 mm polyester op het meubel rond de automaten in de beginperiode van de brand een belangrijke rol speelt en anderzijds het opgesloten zijn van de brandhaard tussen 2 betonschijven en een laag plafond. De hoge atelierruimte lag op enige afstand. Tevens was in dit beginstadium sprake van voldoende zuurstoftoevoer. Het gehele 2 verdiepingen hoge compartiment kon zuurstof leveren en via de roosters tussen de kamers en de gang was er ook nog toevoer van buiten de ruimte. Op de dag van de brand stonden er veel (boven)ramen open in de kantoren. Bij deze eerste brandontwikkeling zou volgens de simulaties lokaal al vrij snel een temperatuur van 950 o C bereikt kunnen zijn. Nadere, meer nauwkeurige simulaties zijn nodig om definitieve uitspraken te doen. Als gevolg van de hoge temperatuur trad een flash-over al snel op. De brand kon gemakkelijk van de 6 e verdieping overslaan naar de 7 e verdieping. In feite betrof het hier één brandcompartment, met een open, met een rooster afgedekte strook als meest directe verbinding, en verder slechts een scheiding in de vorm van grote glazen ruiten rond de hangvloeren, die uitsluitend als geluidswering dienden. Het rooster bevond zich op slechts korte afstand van de brandhaard. Als gevolg van de tijdens de brand heersende NO-wind (windkracht 3) was sprake van een hoge vuurbelasting aan de westgevel (aan de Mekelweg), waar in de zuidvleugel de dubbelhoge ontwerpateliers waren gelegen. Daar sloegen de vlammen na korte tijd uit de over vrijwel de gehele hoogte aanwezige ramen. De grote vlamlengte was opmerkelijk en zou verklaard kunnen worden uit de hoge brandbelasting in het gehele gebouw, de wind en het op foto s, die tijdens de brand werden gemaakt, op dat ogenblik zichtbaar nog slechts deels bezweken zijn van de ramen van de ateliers aan de westgevel. Ongeveer per uur breidde het vuur zich uit naar een bovengelegen compartiment, per compartiment duurde de brand maximaal circa 2 uur. Uitbreiding van de brand naar boven kan ook plaats gevonden hebben via de schacht van de goederenlift, die slechts 20 minuten rookwerend uitgevoerd was en vlak naast de brandhaard volledig binnen het brandcompartiment lag. De verbetering tot 30 minuten WRD zou pas later in 2008 worden uitgevoerd. Zowel de schacht van de goederenlift als de, geheel door het brandcompartiment omsloten, noodtrap vormden een kwetsbare plek in de brandcompartimentering. Op infrarood opnamen vanuit een politiehelikopter waren al om circa uur brandhaarden op verschillende verdiepingen en in de dakopbouw (technische ruimte) zichtbaar. De noodtrap aan de Zuidzijde was eveneens volledig ingesloten in het brandcompartiment en 30 minuten rookwerend uitgevoerd. Omdat de brandweer van hier uit het vuur bestreed, was dit trappenhuis gedurende de eerste uren in ieder geval geen doorgang voor brandoverslag. Doordat de gevelkolommen zichtbaar aangetast raakten gaf Bouw- en woningtoezicht na ongeveer 2 uur aan dat de Zuidvleugel ontruimd moest worden. De brand breidde zich daarna eerst naar boven uit in de Zuidvleugel. Pas nadat de gehele Zuidvleugel vanaf de 6 e verdieping tot het dak in brand stond, was sprake van uitbreiding van de brand naar de liftenhal, die een apart brandcompartiment vormde. Die uitbreiding lijkt met slechts een beperkt tijdsverschil op alle verdiepingen (vanaf de 6 e tot het dak) horizontaal te hebben plaatsgevonden, eerst naar de liftenhal en daarna naar de Noordvleugel. Nadat de brand circa anderhalf uur op 7 Noord had gewoed bezweken hier de gevelkolommen. Pas toen breidde de brand zich beneden 6 Noord uit. Vrijwel direct na de instorting stonden al die lagen in de Noordvleugel in brand. Daarna duurde het nog uren voordat de brand beneden de 6 e verdieping weer terug kwam in de liftenhal en de Zuidvleugel. effect van de Compartimentering bij de brandbestrijding De eerste ploeg van de brandweer was uitgerukt in het kader van de melding van wateroverlast. Als gevolg van de wateroverlast waren eerder de opvoerpompen/drukverhogers tijdelijk uitgezet [3]. Deze stonden wel weer aan, maar waren nog niet ontlucht, waardoor er geen water uit de brandslangen kwam. De brandweerploeg had geen andere blusmiddelen ter beschikking, zodat pas gebruik gemaakt kon worden van de droge opvoerleidingen na de aankomst van verdere ploegen. Voor de ploeg die het gebouw binnenkwam, bestond de beschikbare informatie uit: brand op de 6 e verdieping Zuid. Voor zover nu bekend waren de brandweerploegen er niet van op de hoogte dat de 6 e en de 7 e verdieping samen één brandcompartiment vormden. De brand werd uitsluitend op de 6 e verdieping vanuit de liftenhal en vanuit de noodtrap Zuid bestreden. Al snel stond het gehele gebouw vol rook. De bestrijding vanuit de noodtrap Noord was zeer moeilijk. Die locatie was volledig door het brandende compartiment omringd en de 30 minuten

28 Bouwfysica rookwerende beglazing was gescheurd. Door de gescheurde ruiten heen werd gespoten. Maar na enige tijd brandde hier de stijgleiding door. Zodra de 7 e verdieping volop brandde, en zeker zodra het vuur was overgeslagen naar de 8 e verdieping, het volgende brandcompartiment, was bestrijding van het vuur uitsluitend op de 6 e verdieping nutteloos. Dat was naar schatting kort na 10 uur al het geval. Vanaf was het via de infrarood beelden duidelijk dat er diverse hoger gelegen brandhaarden waren, tot in de dakopbouw toe. Om uur ontruimde de brandweer de hoogbouw en om uur was het gehele gebouw, inclusief een veiligheidsafstand in verband met instortingsgevaar, ontruimd. Het COT concludeert in haar rapport [1]: Het besluit om de brandweer uit het pand terug te trekken is te begrijpen. Dit besluit had echter eerder genomen kunnen worden: er was geen sprake van redding, er waren terechte twijfels over de mogelijkheid de brand te beperken en de risico s binnen namen toe. Het is begrijpelijk dat de brandweer zich maximaal wil inspannen om de brand te bestrijden, maar er zijn grenzen aan deze inzet, met name bezien vanuit de veiligheid van hulpverleners. ConClusies De compartimentering en overige maatregelen, voor zover die gericht waren op een veilige ontruiming van het gebouw hebben goed gewerkt. De aanwezige bezetting was echter veel lager dan het maximum. De uitbreiding van de brand naar de 7 e verdieping kon buiten waarneming van de brandweer via de aanwezige roosters optreden. Onbekendheid van de brandweer met de precieze grootte van het brandcompartiment, de samenstelling van scheidingswanden binnen dat compartiment en de luchtbeweging er doorheen bemoeilijkten de brandbestrijding in ernstige mate. Aangezien uit veiligheidsoverwegingen alleen op het niveau van de oorspronkelijke brand werd geblust, had voortzetting van de bluspogingen bij uitbreiding boven dat niveau geen zin meer (er was alleen sprake van het nastreven van gebouwbehoud). De glazen schacht van de goederenlift, omsloten door het brandcompartiment, gaf een extra kwetsbaarheid voor branddoorslag naar boven in het gebouw. Doordat het noodtrappenhuis werd omsloten door het brandcompartiment, gaf brandbestrijding van hieruit extra risico s voor de hulpverleners. verder onderzoek Omtrent het gebouw en het verloop van de brand zijn veel gegevens beschikbaar: rapporten, bouwtekeningen, foto s, video s en verslagen van ooggetuigen. Daarom is de brand een goede casus om verder te documenteren en te bestuderen. In de USA is het initiatief genomen om te komen tot een internationale database van branden. De brand van Bouwkunde zou kunnen dienen als eerste casus, op basis waarvan kan worden nagegaan welke informatie in zo n database opgeslagen zou moeten worden. Dat was de reden dat via TNO contact werd gezocht met Nederlandse betrokkenen en geïnteresseerden. Aan het uitwerken van de gegevens omtrent de brand wordt verder gewerkt door een International Fire Research Group, bestaande uit Brian Meacham en Haejun Park, Worcester Polytechnic Institute, Michael Engelhardt, The University of Texas at Austin, Venkatesh Kodur, Michigan State University, IJsbrand van Straalen, TNO, Kees van Weeren, Technische Universiteit Delft, René de Feijter, en Kees Both, Efectis. Deze groep is enkele keren bij elkaar geweest en heeft onder meer gesproken met brandweer en hulpverleners [9]. In de USA zullen verdere analyses en simulaties van het ontstaan en verloop van de brand worden uitgevoerd. Wellicht kan dit onderzoek ook nog een bijdrage leveren aan de onderzoeken, die de laatste tijd in Nederland zijn opgestart naar brand en brandwerendheid. De onderzoekinstellingen NIFV, Efectis en TNO hebben gezamenlijk een visie [7] ontwikkeld op brandveiligheid in de bouw en de rol van onderzoek daarin. Zij sluiten daarmee aan bij het lopende Actieprogramma Brandveiligheid van de ministeries VROM en BZK. Daarin is geconcludeerd dat het huidige systeem voor brandpreventie aan de grenzen van zijn mogelijkheden is gekomen. Er bestaan te weinig mogelijkheden om innovatieve brandveiligheidsmaatregelen, gebaseerd op risicoanalyses, toe te passen. bronnen [1] Brand bij Bouwkunde Evaluatie van de crisisbeheersing en vergunningverlening rond de verwoestende brand bij de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement 22 december 2008 [2] Evaluatierapport Evaluatie crisismanagement tijdens brand 13 mei 2008 Ernst & Young 12 januari 2009 [3] Feitenonderzoek brand Faculteit Bouwkunde TU Delft Interseco 7 januari 2009 [4] Dossier bouwtekeningen en -berekeningen Directie FM Vastgoed TU Delft [5] Advies Brandbeveiliging European Fire Protection Consultants 2001 [6] Bouwkunde Portret van een gebouw , ISBN [7] Regels voor resultaat Visie brandveiligheid, april 2009, ISBN [8] Fotoarchief Faculteit Bouwkunde [9] (Merendeels vastgelegde) gesprekken met ooggetuigen, grotendeels in het kader van de International Fire Research Group

29 Actueel Bouwfysica AgeNDA evenementen oktober 2009 European conference Energy Effi ciency and Behaviour, Maastricht, oktober 2009 Experiencing Light 2009, Eindhoven, november 2009 congres geluid, trillingen en luchtkwaliteit in Nederland, Nieuwegein, 11 november 2009 Nationaal sustainability congres, Den Haag, november 2009 Greenbuild international conference and Expo, Phoenix, Vs, november 2009 De Beurs Domotica & slim wonen, Eindhoven, december th international congres on Heating, Refrigerating and air conditioning, Belgrado, april th indoor air Quality Meeting, chalon-sur-saône, frankrijk 9-12 mei 2010 clima 2010, antalya, Turkije, cursussen 15 oktober 2009 Externe veiligheid in de ruimtelijke ordening, Peutz academy, Zoetermeer, 15 oktober 2009 Gezond, comfortabel en energiezuinig wonen Nieuwbouwwoningen, utrecht, sbr, 22 oktober 2009 studienamiddag concentraties en risico s van fi jn en ultrafi jn stof in Vlaanderen, Technologisch instituut KViV, antwerpen, 5 november 2009 installatiegeluid in de woningbouw, Peutz academy, Zoetermeer, 5 november 2009 studiemiddag Luchtdicht bouwen, Baarn, sbr, 5 november 2009 cursus Brandveiligheid: ontwerpen en toetsen, utrecht, sbr, 12 november 2009 Gezond, comfortabel en energiezuinig wonen Bestaande woningen, utrecht, sbr, 17 november 2009 Energiezuinig bouwen, Passiefhuis Renovatie, Rotterdam, sbr, 18 november 2009 studiedag Doorgedreven energetische renovatie van woongebouwen, Technologisch instituut KViV, antwerpen, 19 november 2009 cursus Rekenen aan brandveiligheid: vluchten en wbdbo, utrecht, sbr, 24 november 2009 Geluid in het omgevingsrecht, Peutz academy, Zoetermeer, 26 november 2009 PGs 15, opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, Peutz academy, Zoetermeer, 26 november 2009 Visiebijeenkomst Zonnestroom, Velp, sbr, 26 januari 2010 studiemiddag bouwakoestiek, Peutz academy, Zoetermeer, 16 februari 2010 cursus Energiezuinig bouwen, Passiefhuis Nieuwbouw, Baarn, sbr, opleidingen 1 oktober 2009 t/m 17 juni 2010 skb PHBo opleiding Milieu-Geluid, utrecht, of 1 oktober 2009 t/m 17 juni 2010 skb PHBo opleiding Bouwakoestiek, utrecht, of 14 oktober 2009 t/m 14 april 2010 Postacademische opleiding Energietechniek in gebouwen, Technologisch instituut KViV, antwerpen, 10, 17 en 18 november 2009 Training meten en rekenen industrielawaai, Peutz academy, Zoetermeer, najaar 2010 skb Post HBo Bouwfysica, wilt u uw evenement, cursus of opleiding ook in onze agenda vermelden, stuur dan een naar agenda@nvbv.org. ADvertereN in BouwfysicA? NeeM contact op Met De redactie voor De scherpe tarieven.

30 Bouwfysica 20 jaar BouwfysicA(vereNigiNg) De Bouwfysicavereniging bestaat dit jaar 20 jaar. Alle reden dus om terug te kijken. Niet alleen op de geschiedenis van de vereniging, maar ook op de ontwikkeling van de Bouwfysica zelf. wat is eigenlijk BouwfysicA? In het blad Bouwfysica, nr 1 van februari 1990 staat dat het gaat om Fysische Aspecten in de Gebouwde Omgeving : warmte en warmtetransport vocht en vochttransport luchttransport geluid en trillingen licht Aan de TU Eindhoven was er ook jarenlang een groep FAGO, nu Unit Building Physics & Systems binnen de faculteit Bouwkunde. Aan de TU Delft is de leerstoel Bouwfysica nu ondergebracht in de sectie Climate Design, eveneens van de faculteit Bouwkunde. Verder is het van belang te kijken binnen welke toepassingsgebieden en schaalniveaus je deze fysische aspecten tegen komt : energiehuishouding binnenmilieu en behaaglijkheid ruimte-omhullende constructies buitenmilieu (stedebouwfysica) en steeds nadrukkelijker: Sustainability Bouwfysica heeft verder te maken met alle andere disciplines werkzaam in de gebouwde omgeving : architectuur installaties constructies Daarmee is het dus bij uitstek een vak waarbij integraal ontwerpen (en denken) voorop staat. Het ontstaan van De BouwfysicA Het oudste jaartal waarbij ik zelf het woord bouwfysica ben tegengekomen is De titel van het boek: Bouwfysica (ooit gezien bij Wout Kranendonk, tot voor enkele jaren docent Bouwfysica aan de Hogeschool te Amsterdam). Sinds 1955 bestaat het vak Bouwfysica binnen de universitaire wereld in Nederland. Het werd voor het eerst vorm gegeven door prof. dr. ir. C.W. Kosten aan de Faculteit Natuurkunde van de TH-Delft. Velen kennen ook nog zijn boekje Bouwfysica. Het vak Bouwfysica werd echter pas echt op de kaart gezet met de benoeming van twee hoogleraren binnen de Bouwfaculteiten van de TH s : i n 1968 prof. ir. A.C. Verhoeven, Leerstoel Bouwfysica TH-Delft, afdeling Civiele Techniek, met een medebenoeming op de afdeling Bouwkunde. in 1969 prof. ir. P. de Lange, Leerstoel Bouwfysica TH-Eindhoven. Aan de Katholieke Universiteit Leuven werd in 1978 het Laboratorium Bouwfysica opgericht onder leiding van prof. dr. ir. Hugo Hens. Begin jaren 60 ontstonden ook de eerste adviesbureaus: Van Dorsser, Peutz. In het begin betrof dit met name het terrein van de akoestiek; vanaf ca verbreedde het werkterrein zich en ontstonden steeds meer bureaus met bouwfysica in de volle breedte als werkterrein. Ook binnen de Rijksgebouwendienst werd het belang van de Bouwfysica onderkend en in 1975 werd ik daar zelf aangesteld als staffunctionaris Bouwfysica binnen de toenmalige afdeling Warmte- en Luchttechniek, geleid door ir. Theo Pelser. Vanuit de Rijksgebouwendienst hebben we met het latere Bureau Bouwfysica heel wat kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het vak in de bouwpraktijk. De BouwfysicA vereniging / ontstaan Tussen 1985 en 1988 ontstonden de eerste serieuze gesprekken over zoiets als een vereniging, maar dat bleef bij losse ideeën. Voorjaar 1988 werden deze ideeën opgevangen door Marcel Aelen die vond dat er nu eindelijk echt eens iets aan moest worden gedaan. Hij zocht daarvoor een paar medestanders en zo gingen de volgende initiatiefnemers aan het werk : Marcel Aelen Fried Augenbroe (later Rien van der Voorden) Hugo de Waal Kees van der Linden ir. a.c. (Kees) van der Linden De voorbereiding (1988/1989) startte met een doelgroepverkenning. Daarna (24 febr. 1989) werden de uitgewerkte plannen gepresenteerd aan 7 representanten uit de bouwfysicawereld (Rob van Hees/TNO, Klaas Hogendoorn/Peutz, Wim Lichtveld/L&B, Jaap Wisse/TUE, Hugo Hens/KUL, Riet Kristinsson/Kristinsson Arch. en Ing. bureau, Gerard Meerdink/DGMR). Mede op basis van dit gesprek werden de statuten definitief vormgegeven en werd op 12 mei 1989 de Nederlands Vlaamse BOUWFYSICA VERENIGING voor Wetenschap en Praktijk opgericht. eerste jaar BouwfysicA vereniging In augustus 1989 werd een brief gestuurd aan potentieel geïnteresseerden met de aankondiging van een blad en een oprichtingssymposium. Resultaat: ruim 100 leden. Het eerste blad kwam uit in februari 1990, onder de redactie van Hugo de Waal, Frans de Haas, Leo Hendriks en Eddy Tumbuan. Voor de periode daarna kunnen de volgende belangrijke data en feiten worden genoemd: 29 maart 1990: Oprichtingssymposium (ledental op dat moment 142); 14 juni 1990: Eerste ledenvergadering (inmiddels 160 leden). Op deze eerste ledenvergadering werd het eerste echte bestuur en de redactie van het blad gekozen.

31 20 jaar NvBv Bouwfysica Bestuur Kees van der Linden (voorzitter) Marcel Aelen (secretaris/penningmeester) Jan Lecompte Piet Standaert Lilian van der Vloed Hugo de Waal Redactie Hugo de Waal (hoofdredacteur) Geurt Donze Eddy Tumbuan Gerrit Vermeir Annemarie Weersink DoelstelliNgeN BouwfysicA vereniging In de statuten staan de volgende doelstellingen voor de vereniging, opgesplitst naar wetenschap en praktijk. Wetenschap: handhaven en verhogen van het kennisniveau. Praktijk: verspreiden van kennis; toepassing bevorderen in het ontwerp, uitvoering en beheer van bouwwerken. DoelgroeP BouwfysicA vereniging Bewust is er voor gekozen om alleen natuurlijke personen als lid van de vereniging in te schrijven. Bedrijven kunnen donateur of sponsor worden. Het gaat expliciet om de ontwikkeling van de Bouwfysica als vak, als werkterrein. Voor belangenbehartiging en dergelijke is er o.a. de ONRI (Brancheorganisatie van advies-, management- en ingenieursbureaus). Als doelgroep worden expliciet genoemd: Mensen met Bouwfysica als hoofdtaak zoals: onderzoekers aan universiteiten en instituten adviseurs bij bureaus, (woning)bouworganisaties docenten studenten Mensen met Bouwfysica als deeltaak ActiviteiteN BouwfysicA vereniging Nog steeds volgens de statuten kent de Bouwfysica Vereniging de volgende activiteiten. Ik heb daarbij met één of meer plusjes aangegeven in welke mate deze activiteiten (volgens mij) de afgelopen 20 jaar met succes zijn ingevuld. Kennisverspreiding en implementatie: voorlichting geven / verstrekken van informatie + uitgeven van een tijdschrift 1 ++ verzorgen van publicaties en uitgeven van rapporten 2 + organiseren van excursies en symposia ++ meewerken aan cursussen (PAO / Post HBO) 3 ++ meewerken aan ontwikkelen van normen en richtlijnen 4 + kennisontwikkeling stimuleren en (laten) verrichten van onderzoek o.a. door instellen studiecommissies beleggen van wetenschappelijke bijeenkomsten stimuleren van coördinatie tussen onderzoeksprogramma s binnen het Nederlandse taalgebied internationaal overleg over onderzoeksprogramma s binnen het vakgebied van de Bouwfysica Tot nu toe worden de activiteiten voor kennisontwikkeling ook vooral door individuele leden, werkzaam in instituten/instellingen waar kennisontwikkeling core business is vormgegeven. Daarnaast is hieraan zeker een stimulans gegeven door de lezingendagen en met name het blad. Het blad is uitgegroeid tot een erkende plaats voor kennisuitwisseling op wetenschappelijk niveau. slot Tot zover de terugblik op 20 jaar Bouwfysica Vereniging. Met name de laatste jaren is de activiteit enorm toegenomen. De tweejaarlijkse Kennisdag Bouwfysica, die dit jaar op 14 mei voor de derde keer werd gehouden, is tot een werkelijke ontmoeting tussen de leden (en andere belangstellenden) geworden, daarbij vindt uitwisseling plaats van kennis en ervaring op hoog niveau, zowel wat betreft wetenschap als praktijk. Via de Stichting Kennisoverdracht Bouwfysica is inmiddels ook de kennisoverdracht in cursussen expliciet vormgegeven. Er bestaan concrete plannen om de Stichting Kennisbank Bouwfysica (zie ook meer vanuit de vereniging te gaan ondersteunen en ook toegankelijk te gaan maken via de website van de vereniging. Kortom het bruist van activiteit. Alle complimenten daarvoor aan de leden van het bestuur, van redactie, commissies, en andere werkverbanden. Een speciaal compliment aan de huidige voorzitter, Harrie Nieman, die ik op dit moment als de grote motor in het geheel ervaar. ir. A.C. (Kees) van der Linden Universitair hoofddocent Bouwfysica en Installaties Sectie Climate Design, afdeling Bouwtechnologie Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft. 1 Hulde aan alle redactieleden door de jaren heen 2 Stichting Kennisbank Bouwfysica 3 Stichting Kennisoverdracht Bouwfysica 4 Vooral door individuele leden BijNA je scriptie AfgeroND? Schrijf een artikel in Bouwfysica redactie@nvbv.org

32 Bouwfysica Van het bestuur Op het voorblad van de vorige Bouwfysica (2-2009) staat een jongetje van een jaar of zes. Op de achtergrond, onscherp, twee windmolens. Het is de afbeelding die ook is gebruikt op het foldermateriaal voor de succesvolle 3e Kennisdag in mei van dit jaar. Het jongetje staat te juichen. De reden voor zijn vreugde wordt op het plaatje niet direct duidelijk, maar de link met de 20ste verjaardag van onze bouwfysicavereniging is evident. En al is 20 jaar indrukwekkend, we voelen ons nog jong! Er ligt een enorme toekomst voor ons. Een toekomst met uitdagingen. Interessant is de suggestie die wordt gewekt door de windmolens op de achtergrond van de foto. Duurzaam opgewekte energie is een reden om te juichen, het is nog lang geen vanzelfsprekendheid. Het energievraagstuk, actueel sinds begin jaren 70, zal de komende jaren aan actualiteit niets inboeten. De rol van de bouwfysisch adviseur in deze is op de kennisdag uitgebreid aan de orde geweest. We zullen ons best doen die spilfunctie in het duurzaam bouwen verder te verankeren en uit te breiden. Momenteel staat het binnenmilieu in scholen hoog op de agenda. Ook een goede reden om te juichen, trouwens. Mijn kinderen zijn weliswaar nog niet zo oud als het ventje van de voorpagina, maar ik heb al genoeg kinderdagverblijf, peuterspeelzaal en basisschool gezien om van het besef doordrongen te zijn dat hier verbeteringen mogelijk en nodig zijn. Typisch voorbeeld van een sector waar onder druk van krappe budgetten de kwaliteit van het binnenklimaat is afgenomen. Laat dat een leerpunt zijn: Verenigde bouwfysici, sla wat vaker met de vuist op tafel voor een goed binnenmilieu en kom op voor onze toekomst! Ben benieuwd wat we hierover de komende tijd in dit blad mogen lezen. Tot slot. Het bestuur heeft afgelopen maanden versterking gekregen in de persoon van Stef Voermans (Cauberg-Huygen). Hij wil de PR-werkzaamheden van Gemma Sluijsmans voortzetten en zal de komende jaarvergadering door het bestuur voorgedragen worden. n Gegroet, Casper Esmeijer Promotie DVD bouwfysica nu ook Verkrijgbaar Na een intensieve samenwerking tussen de vereniging en de sponsors Mobius Consult, LBP, adviesbureau Nieman, DGMR en Senter Novem is in het voorjaar in korte tijd een film tot stand gekomen ter promotie van het vak bouwfysica. De film, uitgebracht op DVD, geeft een goed beeld van de verschillende werkvelden van de bouwfysicus en beleefde zijn première op de 3e kennisdag van de vereniging op 14 mei jl. De aanwezigen op de kennisdag hebben de film enthousiast ontvangen. De film is een visuele en treffende samenvatting van de wereld van de bouwfysicus en kan niet alleen worden gebruikt in het onderwijs om studenten enthousiast te maken voor het vak, maar ook door adviesbureaus om opdrachtgevers of andere partijen een beter beeld van de werkzaamheden te geven. Ondertussen is de DVD landelijk verspreid op de bouwkunde afdelingen van alle MBO-scholen, hogescholen en universiteiten. De DVD kan tevens door geïnteresseerden worden besteld. Hebt u ook interesse voor de film op DVD? Tegen betaling van de verzend- en kopieerkosten ( 6,50 per stuk) is de DVD verkrijgbaar. Kijk hiervoor op de website van de vereniging U kunt de film hier ook bekijken. Onderwijsinstellingen kunnen een gratis exemplaar krijgen door een verzoek te mailen naar onze secretaris, Marieke Nijland: secretaris@nvbv.org. n rectificatie In nummer zijn per abuis enkele fouten gemaakt: De bijdrage Benoeming ereleden Nederlands Vlaamse Bouwfysica Vereniging is geschreven door Piet Heijnen. De Kees van der Linden Prijs is in gewonnen door Mariëlle Schoffelen. oproep update PVe rijksgebouwendienst De Rijksgebouwendienst beschikt al jaren over een bouwfysisch programma van eisen(pve). Dit PVE wordt als trendsettend gezien en wordt veel gebruikt als onderlegger voor PVE s van andere opdrachtgevers. De Rijksgebouwendienst, bij monde van ir. H. Eijdems, wil dit PVE updaten en wil dat doen in samenspraak met onze beroepsvereniging. Er is een viertal grotere bureaus gevraagd om mee te praten, maar we zoeken nog een tweetal praktisch ingestelde bouwfysische ingenieurs die ook mee willen doen. Geef je op bij mij (h.nieman@niemanconsultancy.nl) en ik geef de namen door. Te zijner tijd zullen we aandacht besteden in ons blad aan de concept en definitieve versie. n Harry Nieman

33 Vereniging sponsors Van De nvbv Bouwfysica WRI WETERING RAADGEVENDE INGENIEURS MAASTRICHT Brandveiligheid Bouwfysica Akoestiek Installaties Sint Maartenslaan 23, 6221 AV Maastricht T Bureau Kent Vakinhoudelijk schrijfwerk Energieprestatie Metingen en evaluaties Kent KB Utrecht ZOETERMEER-MOOK-GRONINGEN-DÜSSELDORF-BONN- -BERLIJN-PARIJS-LYON-LONDEN-LEUVEN- BOUWAKOESTIEK, ZAALAKOESTIEK, ELEKTRO-AKOESTIEK, BOUWFYSICA, BRANDVEILIGHEID, STEDENBOUWFYSICA, WINDTECHNOLOGIE, DUURZAAM BOUWEN, LAWAAIBEHEERSING, ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN, EXTERNE VEILIGHEID, MILIEUTECHNOLOGIE, TRILLINGSTECHNIEK, RUIMTELIJKE ORDENING, LUCHTKWALITEIT Snelle en betrouwbare berekeningen voor Installatie Bouwbesluit Advies Download gratis de nieuwste versie van BINK via

34 Bouwfysica Bodegraven - Ede - Rijssen - Amsterdam Advies- en ingenieursbureau dhv.nl/bouwfysica Altijd een oplossing verder Maak kennis met de professionals van Adviesburo Nieman Adviesburo Nieman is een ingenieursbureau voor kwaliteitszorg en bouwfysica. Wij zijn sinds 1988 actief als kennis- en adviescentrum voor woning- en utiliteitsbouw. Diepgaande kennis van het Bouwbesluit is één van onze grondvesten. U kunt bij ons terecht met al uw vragen op de gebieden van: bouwfysica bouwregelgeving bouwtechniek en praktijk brandveiligheid akoestiek installatietechniek energie en duurzaamheid Utrecht Rijswijk Zwolle Eindhoven info@nieman.nl colofon nederlands VLaamse bouwfysica Vereniging bouwfysica 20e jaargang nr 3, oktober 2009, issn redactie ir. Jérôme Eijsackers (hoofdredacteur, Peutz) ir. w.f.p. Veldman (eindredacteur, Licht veld Buis & Partners) ir. christine van Donselaar (Nibag) ir. Patrick Poncelet (Technum) ir. antoinette Brugman (RV Tekst) ir. Linda van oeffelen (TNo) ir. Mirjam Peters (DGMR) ir. Mariëlle schoffelen (Nieman) redactieadres ir. J.a. Eijsackers p/a Peutz b.v. Postbus 696, 2700 ar Zoetermeer redactie@nvbv.org abonnementen e 75,- per jaar advertentietarieven op aanvraag grafische realisatie Twin Media BV, culemborg Gedrukt op chloorvrij papier bestuur drs. ing. Harry Nieman (voorzitter, adviesburo Nieman) ing. antwan van Haaren (penningmeester, DGMR) ir. Marieke Nijland (secretaris, DGMR) ir. casper Esmeijer (Peutz) ir. sabine Janssen (Tu Delft) ir. Piet Heijnen (senternovem) Ruud Veen (gemeente Haarlem) secretariaat en informatie Nederlands Vlaamse Bouwfysica Vereniging p/a DGMR Bouw Postbus ad arnhem Bij voorkeur per naar: secretariaat@nvbv.org website: Nederland: Postrekening Lidmaatschap e 70,- per jaar (bij automatische incasso); studenten e 15,- per jaar; laatstejaars studenten: gratis. Zie website voor details en inschrijvingsformulier. Leden van de Nederlands Vlaamse Bouwfysica Vereniging ontvangen het blad Bouwfysica.

35 Utrecht Sophialaan 1a Postbus AA Utrecht T (030) F (030) Rijswijk Nassaukade 1 Postbus DT Rijswijk T (070) F (070) Maak kennis met de professionals van Adviesburo Nieman Zwolle Dr. Van Lookeren Campagneweg 16 Postbus DC Zwolle T (038) F (038) Eindhoven Verdunplein 17 Postbus BJ Eindhoven T (040) F (040) info@nieman.nl Adviesburo Nieman is een ingenieursbureau voor kwaliteitszorg en bouwfysica. Wij zijn sinds 1988 actief als kennis- en adviescentrum voor woning- en utiliteitsbouw. Diepgaande kennis van het Bouwbesluit is één van onze grondvesten. U kunt bij ons terecht met al uw vragen op de gebieden van: bouwfysica bouwregelgeving bouwtechniek en praktijk brandveiligheid akoestiek installatietechniek energie en duurzaamheid

36

VERLICHTING VAN KLASLOKALEN, DE PRAKTIJK

VERLICHTING VAN KLASLOKALEN, DE PRAKTIJK 8 3 2009 BOUWFYSICA VERLICHTING VAN KLASLOKALEN, DE PRAKTIJK In het blad Bouwfysica van december 2006 werd een goed kunstlichtconcept voor klaslokalen beschreven. In de hier besproken studie worden luminantiebeelden

Nadere informatie

Klimatiseringsconcepten voor de toekomst

Klimatiseringsconcepten voor de toekomst Klimatiseringsconcepten voor de toekomst Klimaatinstallaties in bijv. kantoren worden in de praktijk ontworpen op basis van computersimulaties, waarbij gebruik wordt gemaakt van ruim 40 jaar oude weergegevens

Nadere informatie

ROBUUSTHEID VOOR KLIMAATVARIATIES een vergelijking van klimatiseringsconcepten met behulp van gebouwsimulatie

ROBUUSTHEID VOOR KLIMAATVARIATIES een vergelijking van klimatiseringsconcepten met behulp van gebouwsimulatie Mw.ir. J.E.J. (Janneke) Verkerk-Evers, TU Eindhoven, Adviesburo Nieman BV Dipl.-Ing. C. (Christian) Struck (FH), TU Eindhoven Ir. R.A.P. (Ruud) van Herpen, Adviesburo Nieman BV Prof.dr.ir. J.L.M. (Jan)

Nadere informatie

Klimatiseringsconcepten voor de toekomst

Klimatiseringsconcepten voor de toekomst Klimatiseringsconcepten voor de toekomst Verkerk-Evers, J.E.J.; Struck, C.; van Herpen, R.; Hensen, J.L.M.; Wijsman, A.J.T.M.; Plokker, W. Published in: TVVL Magazine Gepubliceerd: 01/01/2010 Document

Nadere informatie

Klimaatscenario s in gebouwsimulatieprogramma s

Klimaatscenario s in gebouwsimulatieprogramma s Eerste gebruikservaringen Klimaatscenario s in gebouwsimulatieprogramma s Bij het ontwerpen van gebouwen wordt gebruik gemaakt van gebouwsimulatieprogramma s om prestaties op het gebied van comfort en

Nadere informatie

Klimaatscenario s in gebouwsimulatieprogramma s

Klimaatscenario s in gebouwsimulatieprogramma s Evers, J. E. J, Struck, C., Hensen, J., Wijsman, A., Plokker, W., & Herpen, J. van (2008). Klimaatscenario's in gebouwsimulatieprogramma's: eerste gebruikservaringen, TVVL Magazine, vol. 37, no. 11, pp.

Nadere informatie

EERSTE ERVARINGEN MET HET GEBRUIK VAN TOEKOMSTIGE KLIMAATSCENARIO S IN GEBOUWSIMULATIEPROGRAMMA S. Postbus 513, 5600 MB Eindhoven

EERSTE ERVARINGEN MET HET GEBRUIK VAN TOEKOMSTIGE KLIMAATSCENARIO S IN GEBOUWSIMULATIEPROGRAMMA S. Postbus 513, 5600 MB Eindhoven EERSTE ERVARINGEN MET HET GEBRUIK VAN TOEKOMSTIGE KLIMAATSCENARIO S IN GEBOUWSIMULATIEPROGRAMMA S Janneke Evers 1, Christian Struck 1, Jan Hensen 1, Aad Wijsman 2, en Wim Plokker 2 1 Unit BPS, Technische

Nadere informatie

Nieuwe wegen in comfort van kantoorgebouwen. Door: ir. E.N. t Hooft

Nieuwe wegen in comfort van kantoorgebouwen. Door: ir. E.N. t Hooft Nieuwe wegen in comfort van kantoorgebouwen Door: ir. E.N. t Hooft 1 INHOUD PRESENTATIE Inleiding Binnenmilieu Thermisch comfort Beoordelingsmethoden Consequenties ATG-methode Conclusie 2 FASEN IN BOUWPROCES

Nadere informatie

JBo/ /NRe Rotterdam, 29 januari 2003

JBo/ /NRe Rotterdam, 29 januari 2003 Notitie 20021236-4: Het ClimaRad ventilatieconcept en het thermische binnenklimaat in de zomerperiode. JBo/20021236-4/NRe Rotterdam, 29 januari 2003 1. Inleiding. In opdracht van Brugman Radiatoren is

Nadere informatie

~omazo... l'v Ambachte'ß. j\ Hoofdbedrijfs(hap. TNO: "Zonwering al in bouwontwerp meenemen"

~omazo... l'v Ambachte'ß. j\ Hoofdbedrijfs(hap. TNO: Zonwering al in bouwontwerp meenemen ~omazo..... j\ Hoofdbedrijfs(hap l'v Ambachte'ß -c TNO: "Zonwering al in bouwontwerp meenemen" AUTOMATISCHE ZONWERING BESPAART ENERGIE EN VERBETERT BINNENKLIMAAT Automatische zonwering kan op kantoor en

Nadere informatie

Natuurlijke ventilatie van leslokalen

Natuurlijke ventilatie van leslokalen Natuurlijke ventilatie van leslokalen Seminar Actiflow - CFD in de bouw 20 mei 2011 ir. Henk Versteeg Inhoud presentatie Introductie LBP SIGHT Binnenmilieu basisscholen Ventilatie basisschool De Schakel

Nadere informatie

Robuustheid voor klimaatvariaties Vergelijking van klimatiseringsconcepten met behulp van gebouwsimulatie

Robuustheid voor klimaatvariaties Vergelijking van klimatiseringsconcepten met behulp van gebouwsimulatie Robuustheid voor klimaatvariaties Robuustheid voor klimaatvariaties Vergelijking van klimatiseringsconcepten met behulp van gebouwsimulatie J.E.J. (Janneke) Evers studentnummer: 0528710 Afstudeercommissie:

Nadere informatie

Inhoud. Het belang van ramen en een aangenaam uitzicht in de werkomgeving

Inhoud. Het belang van ramen en een aangenaam uitzicht in de werkomgeving Het belang van ramen en een aangenaam uitzicht in de werkomgeving ir. H.IJ. (Hester) Hellinga Faculteit Bouwkunde, Leerstoel Bouwfysica 17-04-2008 NVvA Symposium, Zeist Inhoud 02 1. Onderwerp van het onderzoek

Nadere informatie

EPC 0,8: Over welke woningen en installatieconcepten hebben we het?,

EPC 0,8: Over welke woningen en installatieconcepten hebben we het?, EPC 0,8: Over welke woningen en installatieconcepten hebben we het?, ir. F.W. (Freek) den Dulk Nieuwe eis per 1 januari 2006 EPC 0,8 Herziening norm: NEN 5128:2004 Energieprestatie van woonfuncties en

Nadere informatie

25 jaar NVBV gefeliciteerd! THERMISCH COMFORT TOEN EN NU STRENGERE EISEN, BETERE GEBOUWEN? Peter Wapenaar

25 jaar NVBV gefeliciteerd! THERMISCH COMFORT TOEN EN NU STRENGERE EISEN, BETERE GEBOUWEN? Peter Wapenaar 21 mei 2015 25 jaar NVBV gefeliciteerd! THERMISCH COMFORT TOEN EN NU STRENGERE EISEN, BETERE GEBOUWEN? Peter Wapenaar Hoe was het voordien? Bouwkundig: -Isolatie na oliecrisis -Dubbel glas / Thermopane

Nadere informatie

, relatieve luchtvochtigheid (RH) en temperatuur hoeft u zelf helemaal niets te doen.

, relatieve luchtvochtigheid (RH) en temperatuur hoeft u zelf helemaal niets te doen. DUCO at HOME De standaard voor woningventilatie Bij Duco Ventilation & Sun Control staat de gezondheid van de bewoners op de eerste plaats. Het Duco Comfort System en het DucoTronic System bieden de garantie

Nadere informatie

Woningen met EPC ( 0,8

Woningen met EPC ( 0,8 Een initiatief van in samenwerking met 1 Woningen met EPC ( 0,8 Toelichting wijzigingen en bouwkundige aandachtspunten en duurzame energie - ontwerp- en adviesbureau BNA ir. F.W. den Dulk (Freek) 2 1 Onderwerpen

Nadere informatie

Tekst: Cees van de Sande

Tekst: Cees van de Sande Het lijkt zo vanzelfsprekend als we zeggen dat klaslokalen zijn gemaakt om optimaal te kunnen leren. Helaas is dat niet altijd het geval. Het klimaat in klaslokalen kan zelfs een negatief effect op de

Nadere informatie

PRAKTIJKONDERZOEK THERMISCH COMFORT

PRAKTIJKONDERZOEK THERMISCH COMFORT PRAKTIJKONDERZOEK THERMISCH COMFORT VERGELIJKING VAN DE ATG-METHODE MET DE GTO-METHODE IN DE PRAKTIJK ir. M. van Beek, TU Delft faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, momenteel werkzaam bij Peutz

Nadere informatie

Frisse School Verlichting,

Frisse School Verlichting, Frisse School Verlichting, Fris licht stimuleert leerling en docent Dr ir Ellie de Groot Ir Nancy Westerlaken Drs Laurens Zonneveldt 1 Doelstelling Verlichting voor optimale prestatie van leerling en docent

Nadere informatie

Inhoud van de presentatie

Inhoud van de presentatie Inhoud Inhoud van de presentatie Duurzaam bouwen met staal Concepten voor energiebesparend bouwen met lichtgewicht constructies Toepassing PCM in vloeren, wanden en plafonds Energieconcept Wilo in Zaandam

Nadere informatie

Dynamisch daglicht. Een studie naar dynamiek in daglichttoetreding. Afstudeerpresentatie Lies Schaberg Climate Research & Design

Dynamisch daglicht. Een studie naar dynamiek in daglichttoetreding. Afstudeerpresentatie Lies Schaberg Climate Research & Design Dynamisch daglicht Een studie naar dynamiek in daglichttoetreding Afstudeerpresentatie t ti Lies Schaberg Climate Research & Design Hoofdmentor Dr. G.J. Hordijk Vakgroep Bouwfysica TUDelft Tweede mentor

Nadere informatie

Verlichting door de ogen van de gebruiker

Verlichting door de ogen van de gebruiker Kwaliteit van installaties in de utiliteitsbouw: Verlichting door de ogen van de gebruiker Dr. ir. H.IJ. (Hester) Hellinga Themabijeenkomst Kwaliteit van Installaties door DEKRA en UNETO-VNI 29 maart 2017

Nadere informatie

Gebouwsimulatie koppelen aan Productiviteit en Ziekteverzuim

Gebouwsimulatie koppelen aan Productiviteit en Ziekteverzuim Gebouwsimulatie koppelen aan Productiviteit en Ziekteverzuim Binnenmilieu heeft duidelijke invloed op Productiviteit en Ziekteverzuim van de medewerkers De ISSO/Rehva handleiding 901 Binnenmilieu en productiviteit

Nadere informatie

, relatieve luchtvochtigheid (RH) en temperatuur hoeft u zelf helemaal niets te doen.

, relatieve luchtvochtigheid (RH) en temperatuur hoeft u zelf helemaal niets te doen. DUCO at HOME De standaard voor woningventilatie Bij Duco Ventilation & Sun Control staat de gezondheid van de bewoners op de eerste plaats. Het Duco Comfort System en het DucoTronic System bieden de garantie

Nadere informatie

DUCO at WORK. Hét antwoord voor gezonde en energiezuinige kantoren. We inspire at

DUCO at WORK. Hét antwoord voor gezonde en energiezuinige kantoren. We inspire at DUCO at WORK Hét antwoord voor gezonde en energiezuinige kantoren Een derde van de kantoorgebouwen in de Europese unie heeft een ondermaats binnenklimaat. Onvoldoende geventileerde kantoorgebouwen of kantoren

Nadere informatie

CLIMATE ADAPTIVE BUILDING SHELLS EEN VOORONDERZOEK

CLIMATE ADAPTIVE BUILDING SHELLS EEN VOORONDERZOEK CLIMATE ADAPTIVE BUILDING SHELLS EEN VOORONDERZOEK Leo Bakker 1, Bart de Boer 2, Pieter de Wilde 3 Marinus van der Voorden 1 1 TNO Bouw en Ondergrond, Delft, Nederland 2 Energieonderzoek Centrum Nederland,

Nadere informatie

lezing ventilatie & luchtkwaliteit

lezing ventilatie & luchtkwaliteit 902.317 lezing & luchtkwaliteit Nederlands Vlaamse Bouwfysica Vereniging elphi nelissen 30 maart 2006 nelissen ingenieursbureau bv lezing NVBV maart 2006 1 inhoudsopgave lezing & luchtkwaliteit introductie

Nadere informatie

Bespaar meer energie. met uw luchtgordijn

Bespaar meer energie. met uw luchtgordijn Bespaar meer energie met uw luchtgordijn Doe nu de entreecheck! Entreecheck Test uw eigen luchtgordijn installatie Vul indien A het best past in uw situatie 10 punten, B: 5 punten en C: 1 punt in de desbetreffende

Nadere informatie

Binnenklimaat in de zorg wie z n zorg?! Roberto Traversari TNO Centrum Zorg en Bouw

Binnenklimaat in de zorg wie z n zorg?! Roberto Traversari TNO Centrum Zorg en Bouw Binnenklimaat in de zorg wie z n zorg?! Roberto Traversari TNO Centrum Zorg en Bouw Heeft u het warm? Wellicht wel na het beantwoorden van de volgende vragen voor uw situatie Wat is volgens U het binnenklimaat?

Nadere informatie

Passief Bouwen in de praktijk

Passief Bouwen in de praktijk Passief Bouwen in de praktijk Velve-Lindenhof: van idee tot realisatie ir. H.J.J. (Harm) Valk / ing. A.F. (André) Kruithof adviseur Energie & Duurzaamheid Programma Projectomschrijving Ontwerpvisie Bouwfysische

Nadere informatie

Gevolgen nieuwe referentieklimaatjaren volgens NEN 5060

Gevolgen nieuwe referentieklimaatjaren volgens NEN 5060 Gevolgen nieuwe referentieklimaatjaren volgens NEN 5060 Voor de beoordeling van het thermische comfort in gebouwen wordt gebruik gemaakt van simulatieprogramma s waarmee het gebouw op vertrekniveau, inclusief

Nadere informatie

Een binnenklimaat dat werkt Productieve werkomgeving met energiebesparende ventilatie

Een binnenklimaat dat werkt Productieve werkomgeving met energiebesparende ventilatie Een binnenklimaat dat werkt Productieve werkomgeving met energiebesparende ventilatie werken De ClimaRad Comfort Solution meet en regelt het binnenklimaat per ruimte, zonder dat uw medewerkers hier iets

Nadere informatie

Op weg naar een beter binnenmilieu in bestaande schoolgebouwen

Op weg naar een beter binnenmilieu in bestaande schoolgebouwen Op weg naar een beter binnenmilieu in bestaande schoolgebouwen Seminar Swegon Air Academy 11 november 2008 ir. Froukje van Dijken BBA Binnenmilieu 010-2447025 www.binnenmilieu.nl Dagelijks 20.000 leerlingen

Nadere informatie

Invulinstructie Energie Prestatie Gebouwen (EPG) Scholen Concept Klimaatgroep Holland, type CP oktober 2016

Invulinstructie Energie Prestatie Gebouwen (EPG) Scholen Concept Klimaatgroep Holland, type CP oktober 2016 Invulinstructie Energie Prestatie Gebouwen (EPG) Klimaatgroep Holland, type CP15 32 Inhoud: - Inleiding pagina 1 - Invulinstructie pagina 2 en 3 Inleiding Klimaatgroep Holland brengt sinds kort de vernieuwde

Nadere informatie

Een nieuwe woning in Zoetermeer NEXUM

Een nieuwe woning in Zoetermeer NEXUM KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in Zoetermeer NEXUM De energie van morgen vandaag in huis Een energieneutrale woning: het kan! De verkoop van 18 nul op de meter woningen in project NEXUM is gestart. Duurzame

Nadere informatie

Zehnder Nova Neo Efficiënt en innovatief verwarmen. Verwarming Koeling Ventilatie Filtering

Zehnder Nova Neo Efficiënt en innovatief verwarmen. Verwarming Koeling Ventilatie Filtering Zehnder Nova Neo Efficiënt en innovatief verwarmen Verwarming Koeling Ventilatie Filtering De radiator voor nu en morgen. Lagetemperatuursystemen zoals warmtepompen, zonnepanelen of hoogrendementsketels

Nadere informatie

Concept Ecovision. Il sole come partner. Concept Ecovision. schermature solari Colt

Concept Ecovision. Il sole come partner. Concept Ecovision. schermature solari Colt Il sole come partner Concept Ecovision schermature solari Colt Concept Ecovision Verantwoord ondernemen, zorgvuldig omgaan met natuurlijke hulpbronnen en gebruik maken Energie besparen: een visie Energie

Nadere informatie

, relatieve luchtvochtigheid (RH) en temperatuur hoeft u zelf helemaal niets te doen.

, relatieve luchtvochtigheid (RH) en temperatuur hoeft u zelf helemaal niets te doen. DUCO at HOME De standaard voor woningventilatie Bij Duco Ventilation & Sun Control staat de gezondheid van de bewoners op de eerste plaats. Het Duco Reno System, Duco Comfort System en DucoTronic System

Nadere informatie

ArtEZ Faculteit Dans & Theater Arnhem Bouwfysische uitdagingen bij ondergronds bouwen

ArtEZ Faculteit Dans & Theater Arnhem Bouwfysische uitdagingen bij ondergronds bouwen 1 Climatic Design Consult, 25 juni 2004 ArtEZ Faculteit Dans & Theater Arnhem Bouwfysische uitdagingen bij ondergronds bouwen ir. K.C.J. Nobel ir. T.J. Haartsen Een ondergronds gebouw heeft bouwfysisch

Nadere informatie

Bespaar meer energie met uw luchtgordijn

Bespaar meer energie met uw luchtgordijn Bespaar meer energie met uw luchtgordijn Doe nu de test! Luchtgordijnen zijn een vertrouwde verschijning in winkelentrees en zorgen ervoor dat het binnenklimaat van het buitenklimaat wordt gescheiden.

Nadere informatie

Toelichting vanuit het gezichtspunt Ingenieur Speciale technieken en EPB

Toelichting vanuit het gezichtspunt Ingenieur Speciale technieken en EPB Energiezuinige zwembaden: Case Study Bart Callens is Senior Project Engineer bij VK Engineer. Daar leidt hij het projectteam van ingenieurs en design assistants, zowel voor sportinfrastructuur, maar eveneens

Nadere informatie

Meer comfort en minder energiegebruik met intelligente zonlichtregulering. Wouter Beck Hunter Douglas Europe

Meer comfort en minder energiegebruik met intelligente zonlichtregulering. Wouter Beck Hunter Douglas Europe 1 Meer comfort en minder energiegebruik met intelligente zonlichtregulering Wouter Beck Hunter Douglas Europe 2 Onderwerpen Zonlicht de grootste vrije energiestroom op aarde Invloed van zonlicht op comfort,

Nadere informatie

Introductie 4/25/2013. Impacts of climate change on the indoor environmental and energy performance of buildings Klimaatadaptatiemaatregelen op

Introductie 4/25/2013. Impacts of climate change on the indoor environmental and energy performance of buildings Klimaatadaptatiemaatregelen op 4/25/2013 Kennisconferentie Deltaprogramma 2013 Impacts of climate change on the indoor environmental and energy performance of buildings op Part of Climate Proof Cities consortium of the gebouwniveau:

Nadere informatie

HYBRIDAIR klimaateiland

HYBRIDAIR klimaateiland HYBRIDAIR klimaateiland Fotografie: Hori Adviseurs Project: Overgoo SIG Air Handling Nederland, bestaat uit bedrijven die gespecialiseerd zijn in klimaatbeheersing, klimaatplafonds, luchtbehandelingsapparatuur,

Nadere informatie

Thermografisch onderzoek aan de gebouwschil van de panden aan de Insulindelaan nr. 111 en nr. 113 te Eindhoven

Thermografisch onderzoek aan de gebouwschil van de panden aan de Insulindelaan nr. 111 en nr. 113 te Eindhoven Thermografisch onderzoek aan de gebouwschil van de panden aan de Insulindelaan nr. 111 en nr. 113 te Eindhoven ing. M.A.P. (Marcel) van Aarle Datum : 7 februari 2013 Aantal pagina s : 23 Opdrachtgever

Nadere informatie

Duco. www.atc-ventilation.be

Duco. www.atc-ventilation.be Duco www.atc-ventilation.be Duco Ducobox Classic ventilator pagina 3 Duco Comfort System pagina 4 Duco Comfort Plus System pagina 6 Duco Tronic System pagina 9 Duco Tronic Plus System pagina 11 Ducobox

Nadere informatie

Een nieuwe woning in Sliedrecht 43 woningen Baanhoek-West De energie van morgen vandaag in huis

Een nieuwe woning in Sliedrecht 43 woningen Baanhoek-West De energie van morgen vandaag in huis KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in Sliedrecht 43 woningen Baanhoek-West De energie van morgen vandaag in huis 1e fase 23 woningen Een energieneutrale woning: het kan! De verkoop van de eerste fase met

Nadere informatie

Reader klimaatontwerp BK4000 Ontwerpproject 4 Een klein openbaar gebouw Technische Universiteit Delft Faculteit Bouwkunde April 2012

Reader klimaatontwerp BK4000 Ontwerpproject 4 Een klein openbaar gebouw Technische Universiteit Delft Faculteit Bouwkunde April 2012 Reader klimaatontwerp BK4000 Ontwerpproject 4 Een klein openbaar gebouw Technische Universiteit Delft Faculteit Bouwkunde April 2012 Eindredactie: Leo de Ruijsscher www.leoderuijsscher.com Ananda de Vos

Nadere informatie

Slimme keuzes voor woningconcepten met warmtepompen

Slimme keuzes voor woningconcepten met warmtepompen Slimme keuzes voor woningconcepten met warmtepompen Interactie tussen gevelisolatie, ventilatiesystemen en capaciteit warmtepompsystemen Per 1 januari 2015 worden de EPCeisen aangescherpt. Voor woningen

Nadere informatie

Bouwfysica van Passief Bouwen in houtskeletbouw

Bouwfysica van Passief Bouwen in houtskeletbouw Bouwfysica van Passief Bouwen in houtskeletbouw Projectseminar Velve-Lindenhof ir. H.J.J. (Harm) Valk senior adviseur Energie & Duurzaamheid Nieman Raadgevende Ingenieurs Inleiding Nieman Raadgevende Ingenieurs

Nadere informatie

DUCO at CARE. De beste zorg voor een gezond binnenklimaat. We inspire at www.duco.eu

DUCO at CARE. De beste zorg voor een gezond binnenklimaat. We inspire at www.duco.eu DUCO at CARE De beste zorg voor een gezond binnenklimaat Het binnenklimaat in ziekenhuizen of zorginstellingen laat nog al te vaak te wensen over. Te warm of te koud, onvoldoende verse en frisse lucht

Nadere informatie

BEDRIJFSBEZOEK ALFERINK

BEDRIJFSBEZOEK ALFERINK 8-10-2015 MARIANUM BEDRIJFSBEZOEK ALFERINK Sander Kolkman, Lars Onstenk, Max Hummelink, Patrick Zieverink 5 VWO Inleiding: Op woensdag 23 september zijn wij naar Alferink op bedrijfsbezoek geweest. Alferink

Nadere informatie

KLIMAATGARANT. Een nieuwe woning in Herwijnen 24 woningen Engelenweide De energie van morgen vandaag in huis

KLIMAATGARANT. Een nieuwe woning in Herwijnen 24 woningen Engelenweide De energie van morgen vandaag in huis KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in Herwijnen 24 woningen Engelenweide De energie van morgen vandaag in huis Een energiezuinige woning: het kan! De verkoop van 24 woningen Engelenweide in Herwijnen is gestart.

Nadere informatie

17-6-2013. Passief Bouwen. Passief Bouwen in de praktijk. Velve-Lindehof, Enschede. Stelling. Ontwerpvisie. Binnengasthuizen, Zwolle

17-6-2013. Passief Bouwen. Passief Bouwen in de praktijk. Velve-Lindehof, Enschede. Stelling. Ontwerpvisie. Binnengasthuizen, Zwolle Passief Bouwen Passief Bouwen in de praktijk Kennisdag Bouwfysica 2013 Passief bouwen' is een specifieke bouwstandaard met een comfortabel binnenklimaat, gedurende zowel het zomer- als het winterseizoen,

Nadere informatie

Duurzaamheid en comfort, van ontwerp naar praktijk.

Duurzaamheid en comfort, van ontwerp naar praktijk. Duurzaamheid en comfort, van ontwerp naar praktijk. Praktijkevaluatie van duurzame kantoren waarbij de relatie tussen het ontwerpproces en de prestatie in de praktijk wordt onderzocht. Afstudeerpresentatie

Nadere informatie

Energiebesparing door reductie van het geïnstalleerde vermogen kan bijvoorbeeld door:

Energiebesparing door reductie van het geïnstalleerde vermogen kan bijvoorbeeld door: Verlichting Verlichtingssystemen en lichtregelsystemen Het energiegebruik voor verlichting wordt bepaald door het geïnstalleerde vermogen en het aantal branduren van de lampen inclusief voorschakelapparatuur.

Nadere informatie

Wij maken uw gebouw beter Een beter comfort en binnenklimaat Een lager energieverbruik en CO2 uitstoot. Waarom passiefscholen soms te warm worden

Wij maken uw gebouw beter Een beter comfort en binnenklimaat Een lager energieverbruik en CO2 uitstoot. Waarom passiefscholen soms te warm worden Wij maken uw gebouw beter Een beter comfort en binnenklimaat Een lager energieverbruik en CO2 uitstoot Waarom passiefscholen soms te warm worden Een passiefschool, comfortabel toch? De Tijd 14/9/2016 Nog

Nadere informatie

Bijlagerapport Lichthinderonderzoek. Capaciteitsonderzoek Sportpark Zuidhorn

Bijlagerapport Lichthinderonderzoek. Capaciteitsonderzoek Sportpark Zuidhorn Bijlagerapport Lichthinderonderzoek definitief revisie 0.0 15 februari 2016 Revisie 0.0 15 februari 2016 Auteurs R.P. (Rob) Keur Opdrachtgever Postbus 3 9800 AA Zuidhorn datum vrijgave beschrijving revisie

Nadere informatie

Thermische prestatie contracten

Thermische prestatie contracten 10 november 2005 Thermische prestatie contracten Conform ISSO-publicatie 74 Bert Elkhuizen Chrit Cox TNO Bouw en Ondergrond te Delft Contactgegevens: 015 276 33 10 Bert.Elkhuizen@tno.nl Inhoudsopgave 1.

Nadere informatie

Natuurlijk ventileren DUCO AT SCHOOL. beter studeren! We inspire at

Natuurlijk ventileren DUCO AT SCHOOL. beter studeren! We inspire at Natuurlijk ventileren beter studeren! SCHOOL EÉN OPLOSSING, DRIE PIJLERS > Basisventilatie > Doorvoerventilatie > Luchtafvoer > Ventilatieve koeling > Buitenzonwering 1 Basisventilatie Natuurlijke luchttoevoer

Nadere informatie

Addicool. Leo Suiker directeur

Addicool. Leo Suiker directeur Addicool. Leo Suiker directeur Voorwoord. Addicool heeft zich door haar jarenlange ervaring en expertise ontwikkeld tot marktleider op het gebied van custom made luchtbehandelings kasten. En omdat we veel

Nadere informatie

Condens niet binnen maar buiten

Condens niet binnen maar buiten Condens niet binnen maar buiten Condensatie op de buitenzijde van isolerende beglazing Artikel voor De BouwAdviseur 4 juni 1999 Condens op de ruit van een auto is een normaal verschijnsel. Condens op de

Nadere informatie

Een nieuwe woning in Spijkenisse 25 woningen Eiland van Spijk Fase 1

Een nieuwe woning in Spijkenisse 25 woningen Eiland van Spijk Fase 1 KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in Spijkenisse 25 woningen Eiland van Spijk Fase 1 De energie van morgen vandaag in huis Een energiezuinige woning: het kan! De verkoop van Fase 1 van Eiland van Spijk in

Nadere informatie

Een nieuwe woning in Westergouwe 53 woningen Wijdeblik

Een nieuwe woning in Westergouwe 53 woningen Wijdeblik KLIMAATGARANT EPC0 Een nieuwe woning in Westergouwe 53 woningen Wijdeblik EERB van morgen vandaag in huis De energie ENERGIE EXPLOITATIE AMSTELVEEN ENERGIE EXPLOITATIE RIJSWIJKBUITEN Een energieneutrale

Nadere informatie

ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN

ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN Beta Testbedrijf E. van Dijk 007 Kleveringweg 12 2616 LZ Delft info@vabi.nl Delft, 8 februari 2007 ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN Opdrachtgever: Opdrachtgever BV A. Bee Projectgegevens: Voorbeeldproject

Nadere informatie

Bouwfysica. Ventilatie en Infiltratie. hoofdstuk 6 Bouwfysica. eisen m.b.t. ventilatie oppervlakte

Bouwfysica. Ventilatie en Infiltratie. hoofdstuk 6 Bouwfysica. eisen m.b.t. ventilatie oppervlakte Bouwfysica Ventilatie en Infiltratie hoofdstuk 6 Bouwfysica 1 Onderwerpen Inleiding Bouwbesluit eisen m.b.t. ventilatie oppervlakte Ventilatie Basisventilatie (luchtverversing) Spuiventilatie (zomerventilatie)

Nadere informatie

Kennissessie: CO 2 neutraal het echte verhaal

Kennissessie: CO 2 neutraal het echte verhaal Ing. Vincent Keppel Accountmanager Vabi Kennissessie: CO 2 neutraal het echte verhaal TIP: Houd pen en papier bij de hand!!!! Ir. Roy Zold Directeur PVM welke data & welk doel Vraagstelling corporaties

Nadere informatie

Een nieuwe woning in Heerhugowaard 37 woningen in Nieuw Waard fase 3

Een nieuwe woning in Heerhugowaard 37 woningen in Nieuw Waard fase 3 KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in Heerhugowaard 37 woningen in Nieuw Waard fase 3 De energie van morgen vandaag in huis Een energieneutrale woning: het kan! De verkoop van de woningen in het project Nieuw

Nadere informatie

Bezonningsonderzoek Pand Z, Rotterdam. Rapportage bezonningsonderzoek Pand Z. Versie 003 B R001 Datum 1 november 2016

Bezonningsonderzoek Pand Z, Rotterdam. Rapportage bezonningsonderzoek Pand Z. Versie 003 B R001 Datum 1 november 2016 Rapportage bezonningsonderzoek Pand Z Status definitief Versie 003 Rapport B.2015.0134.51.R001 Datum 1 november 2016 Colofon Opdrachtgever Contactpersoon Ballast Nedam Bouw & Ontwikkeling,307543HZV-Kunstenpand

Nadere informatie

nieuwe woning in Austerlitz

nieuwe woning in Austerlitz KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in Austerlitz EPC0 7 woningen Thuis in het Loo De energie van morgen vandaag in huis EERB ENERGIE EXPLOITATIE AMSTELVEEN ENERGIE EXPLOITATIE RIJSWIJKBUITEN Een energieneutrale

Nadere informatie

Itho Daalderop Energiezuinig en comfortabel klimaatsysteem. uw nieuwe. woning

Itho Daalderop Energiezuinig en comfortabel klimaatsysteem. uw nieuwe. woning Itho Daalderop Energiezuinig en comfortabel klimaatsysteem uw nieuwe woning Water/water warmtepomp: - Verwarming in koude maanden door gebruik van bodemwarmte - Koeling in warme maanden door gebruik van

Nadere informatie

BINNENKLIMAAT IN DE RGD

BINNENKLIMAAT IN DE RGD 2013/2014 BINNENKLIMAAT IN DE RGD Auteurs: L. Noord M. Postma D. de Vries C. Wassenaar 2013/2014 Onderzoek naar het binnenklimaat van kantoorpanden in de RGD BINNENKLIMAAT IN DE RGD Auteurs: Laura Noord

Nadere informatie

Een nieuwe woning in RijswijkBuiten 66 woningen Buitenplaats Syon De energie van morgen vandaag in huis

Een nieuwe woning in RijswijkBuiten 66 woningen Buitenplaats Syon De energie van morgen vandaag in huis KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in RijswijkBuiten 66 woningen Buitenplaats Syon De energie van morgen vandaag in huis ENERGIE EXPLOITATIE RIJSWIJKBUITEN Een energieneutrale woning: het kan! De verkoop

Nadere informatie

WINTHONTLAAN 4 UTRECHT

WINTHONTLAAN 4 UTRECHT WINTHONTLAAN 4 UTRECHT www.winthontlaan4-6.nl Omschrijving Algemeen op een unieke zichtlocatie aan de A12 met dagelijks ruim 320.000 passanten, wordt het project De Winthont' Loft Offices Utrecht gerealiseerd.

Nadere informatie

Een nieuwe woning in Zoetermeer 32 woningen in Oosterheem Groene Hart fase 2

Een nieuwe woning in Zoetermeer 32 woningen in Oosterheem Groene Hart fase 2 KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in Zoetermeer 32 woningen in Oosterheem Groene Hart fase 2 De energie van morgen vandaag in huis Een energieneutrale woning: het kan! De verkoop van de woningen in het project

Nadere informatie

Een nieuwe woning in Ursem 24 woningen in de Tuinen van Ursem

Een nieuwe woning in Ursem 24 woningen in de Tuinen van Ursem KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in Ursem 24 woningen in de Tuinen van Ursem De energie van morgen vandaag in huis Een energieneutrale woning: het kan! De verkoop van 24 woningen in het project de Tuinen

Nadere informatie

Traditioneel parket op vloerkoeling.

Traditioneel parket op vloerkoeling. Traditioneel parket op vloerkoeling. Traditioneel parket op vloerkoeling. De consument wordt steeds meer op zijn wenken bediend als het gaat om meer comfort in en rondom het huis. Veel nieuwbouw wordt

Nadere informatie

SABOP A Groep WH11.C.1

SABOP A Groep WH11.C.1 SABOP A Groep WH11.C.1 4/12/14 S. Kaptein A-J. Houweling J. Hop M. van der Jagt T. Jansen D. Janse F. Kappelhof S. Younan T. Hooftman Naam document: SABOP A Groep: WH11.C.1 Opdrachtgever: De Haagse Hogeschool

Nadere informatie

Duurzame bouw door zonregulering. Wouter Beck Hunter Douglas Europe

Duurzame bouw door zonregulering. Wouter Beck Hunter Douglas Europe Duurzame bouw door zonregulering Wouter Beck Hunter Douglas Europe Duurzame bouw door zonregulering 1. Uitdagingen in de gebouwde omgeving 2. De kracht van de zon 3. Energie 4. Comfort Binnenklimaat Trend:

Nadere informatie

ComfoFan CO 2 -systeem. Koeling Ventilatie Filtering

ComfoFan CO 2 -systeem. Koeling Ventilatie Filtering -systeem Verwarming Koeling Ventilatie Filtering - systeem nog eenvoudiger ventileren Voor een optimaal binnenklimaat is continue ventilatie onontbeerlijk. Hiervoor wordt verse buitenlucht toegevoerd en

Nadere informatie

Lang leven het Smart Grid! Nu het gebouw nog! Wim Zeiler

Lang leven het Smart Grid! Nu het gebouw nog! Wim Zeiler Lang leven het Smart Grid! Nu het gebouw nog! Wim Zeiler Context 40% van alle energie wordt in de westerse wereld gebruikt in gebouwen [1] Elektriciteit is een duurzame energie drager Een nieuw type elektriciteitsnet

Nadere informatie

Cooling & Heating Innovations

Cooling & Heating Innovations Cooling & Heating Innovations W A R M T E P O M P E N D e w a r m t e p o m p a l s w a r m t e b r o n i s d é o p l o s s i n g v o o r onze dagelijkse behoefte aan verwarming met een zo hoog mogelijk

Nadere informatie

P5 Afstudeerpresentatie

P5 Afstudeerpresentatie P5 Afstudeerpresentatie Onderzoek naar decentrale klimaatinstallatie systemen Hoofdbegeleider: Dr. Ir. Arjan van Timmeren 2e begeleider: Ir. Bas Hasselaar Klimaatinstallaties Binnenklimaat Temperatuur

Nadere informatie

Radiator - Pro Convector - Pro

Radiator - Pro Convector - Pro Radiator - Pro Convector - Pro ClimateBooster 1 Méér comfort met minder energie 2 Sneller verwarmen Doordat de prestaties van de radiator of convector met 50% tot 80% stijgen, zullen de ruimtes tot 2 keer

Nadere informatie

Verlichtingskunde 2009 Verlichtingskunde 2009 7S630

Verlichtingskunde 2009 Verlichtingskunde 2009 7S630 7S630 Laurens Zonneveldt Mariëlle Aarts Doel van het college Gereedschap bieden om via een doordacht PvE tot het gewenste doel te komen Opzet Hoe kom je tot eisen, wat speelt een rol Zoeken naar oplossingen

Nadere informatie

Lucht om te leren. TROX SCHOOLAIR Energiebesparende ventilatie-oplossingen voor scholen

Lucht om te leren. TROX SCHOOLAIR Energiebesparende ventilatie-oplossingen voor scholen Lucht om te leren TROX SCHOOLAIR Energiebesparende ventilatie-oplossingen voor scholen The art of handling air Goede lucht is een stuk levenskwaliteit. Of het nu in de natuur of in een gesloten ruimte

Nadere informatie

Een nieuwe woning in Den Haag 46 woningen Binck Plaats

Een nieuwe woning in Den Haag 46 woningen Binck Plaats KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in Den Haag 46 woningen Binck Plaats De energie van morgen vandaag in huis Een energieneutrale woning: het kan! De verkoop van 46 woningen Binck Plaats in Den Haag is gestart.

Nadere informatie

licht en onderwijs Wij weten wat LED voor u betekent

licht en onderwijs Wij weten wat LED voor u betekent licht en onderwijs Wij weten wat LED voor u betekent Natuurlijk licht onze norm Na inmiddels bijna twee miljoen jaar op deze aarde te lopen zijn we geëvolueerd in natuurlijk licht. We hebben elektrische

Nadere informatie

KLIMAATGARANT. De energie van morgen vandaag in huis

KLIMAATGARANT. De energie van morgen vandaag in huis KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in De energie van morgen vandaag in huis Een energieneutrale woning: het kan! is gestart met de verkoop van woningen in het project. Duurzame woningen, want wordt een wijk

Nadere informatie

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Page 1 of 6 Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland Hoe voorspeld? Klimaatscenario's voor Nederland (samengevat) DOWNLOAD HIER DE WORD VERSIE In dit informatieblad wordt in het kort klimaatverandering

Nadere informatie

Resultaten onderzoek monitoring projecten Energiesprong. Niels Sijpheer, Energiesprong Wouter Borsboom, TNO

Resultaten onderzoek monitoring projecten Energiesprong. Niels Sijpheer, Energiesprong Wouter Borsboom, TNO Resultaten onderzoek monitoring projecten Energiesprong Niels Sijpheer, Energiesprong Wouter Borsboom, TNO Energiesprongprojecten onder de loep Wat werkt en wat niet? Welke (prestatie) afspraken worden

Nadere informatie

KLIMAATGARANT. Een nieuwe woning in Waddinxveen De energie van morgen vandaag in huis

KLIMAATGARANT. Een nieuwe woning in Waddinxveen De energie van morgen vandaag in huis KLIMAATGARANT Een nieuwe woning in Waddinxveen De energie van morgen vandaag in huis Een energieneutrale woning: het kan! Tetteroo is gestart met de verkoop van 10 woningen aan de Tuinbouwweg in het project

Nadere informatie

DUCO SEMINARS 2015. Natuurlijk naar nul-op-de-meter. juni 2015 Jérôme Eijsackers

DUCO SEMINARS 2015. Natuurlijk naar nul-op-de-meter. juni 2015 Jérôme Eijsackers AKOESTIEK EN BOUWFYSICA LAWAAIBEHEERSING MILIEUTECHNOLOGIE BRANDVEILIGHEID DUCO SEMINARS 2015 Natuurlijk naar nul-op-de-meter juni 2015 Jérôme Eijsackers auteur ZOETERMEER - MOOK - GRONINGEN - DÜSSELDORF

Nadere informatie

Verlichting. 1 Inleiding... 1. 2 Gewenste lichtsterkte... 2. 3 Verlichtingssystemen... 3

Verlichting. 1 Inleiding... 1. 2 Gewenste lichtsterkte... 2. 3 Verlichtingssystemen... 3 1 Inleiding... 1 2 Gewenste lichtsterkte... 2 3 Verlichtingssystemen... 3 3.1 Lichtbronnen... 3 3.2 Voorschakelapparaten (ballasten)... 4 3.3 Verlichtingsarmaturen... 4 4 Regelingen... 5 1 Inleiding i

Nadere informatie

Concepten EPC 0.4. Bouwkundige uitgangspunten

Concepten EPC 0.4. Bouwkundige uitgangspunten Concepten EPC 0.4 Om een EPC 0.4 te realiseren voor de referentiewoningen zijn er verschillende concepten ontwikkeld die onderling verschillen op de wijze van ventileren en verwarmen. Aan de basis van

Nadere informatie

BENG. Update

BENG. Update BENG Update 21-12-2018 Congres EPG 2.0 d.d. 20 november 2018 Tijdens het NEN-congres op dinsdag 20 november 2018 maakte het ministerie van BZK de nieuwe concept geadviseerde BENG-eisen bekend. Ook werd

Nadere informatie

Een nieuwe woning in Praal Esse Zoom

Een nieuwe woning in Praal Esse Zoom ENERGIE EXPLOITATIE AMSTELVEEN KLIMAATGARANT EPC0 Een nieuwe woning in Praal Esse Zoom EERB van morgen vandaag in huis De energie ENERGIE EXPLOITATIE AMSTELVEEN ENERGIE EXPLOITATIE RIJSWIJKBUITEN Een energieneutrale

Nadere informatie

Gebruik Laboratoria, kantoren (kantoortuinen en losse werkkamers), servicegebouw, onderwijsruimten.

Gebruik Laboratoria, kantoren (kantoortuinen en losse werkkamers), servicegebouw, onderwijsruimten. Radix Wageningen Project Adres: Gebouw 107 Droevendaalsesteeg 1 6708 PB Wageningen Plaats: Wageningen Telefoon: 0317-48 60 01 URL: http://www.wur.nl Referentiebeeld: Bottom Line Zeer transparant gebouw

Nadere informatie