Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum Publicatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum Publicatie"

Transcriptie

1 ECLI:NL:PHR:2007:BA6231, Parket bij de Hoge Raad, , C05/331HR Inhoudsindicatie Gegevens Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum Publicatie Formele relaties Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2005:AU3147 Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2005:AU3151 Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BA6231 Zaaknummer C05/331HR Rechtsgebied Civiel algemeen, incl. burgerlijk procesrecht, incasso Pensioenrecht. Verzet van stichting thuiszorg tegen dwangbevel van (bedrijfstak)pensioenfonds overeenkomstig art. Inhoudsindicatie 21 Wet verplichte deelneming m.b.t. premienota voor een algemeen directeur van de stichting die zijn werkzaamheden verricht op grond van een managementovereenkomst; arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht?, criteria. Vindplaats rechtspraak-nl Wetsverwijzingen Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds geldigheid: Uitspraak Rolnr. C05/331HR mr. L. Timmerman Zitting 13 april 2007 Conclusie inzake: Stichting Thuiszorg Rotterdam (hierna: Thuiszorg Rotterdam) Eiseres tot cassatie Tegen Stichting Pensioenfonds PGGM (hierna: PGGM) Verweerster in cassatie 1. Feiten(1) en procesverloop 1.1 PGGM is een pensioenfonds waarbij - op grond van een beschikking op basis van aanvankelijk de Wet betreffende deelneming in een bedrijfspensioenfonds en later op basis van de Wet verplichte deelneming in een pensioenfonds 2000 (hierna: de Wet verplichte deelneming) - alle werknemers die werkzaam zijn in de zorgsector verplicht zijn aangesloten. Thuiszorg Rotterdam is een instelling die onder de werkingssfeer van deze verplichting valt. 1.2 Op 3 oktober 2001 is op verzoek van PGGM aan Thuiszorg Rotterdam een dwangbevel overeenkomstig artikel 21 van de Wet verplichte deelneming betekend waarin is bepaald dat Thuiszorg Rotterdam aan PGGM NLG ,02 dient te betalen. Het dwangbevel heeft betrekking op een op 12 april 2001 gedateerde premienota inzake [betrokkene 1]. 1.3 [Betrokkene 1] is directeur en enig aandeelhouder van [A] Holding B.V. Tussen Thuiszorg Rotterdam en [A] Holding BV is een managementovereenkomst gesloten waarbij de Holding is belast met het feitelijk bestuur van Thuiszorg Rotterdam. Sedert in ieder geval 1 september 1992 verricht [betrokkene 1] uit hoofde van deze overeenkomst werkzaamheden bij Thuiszorg Rotterdam in de functie van algemeen directeur. 1.4 Thuiszorg Rotterdam heeft eerder de premienota van PGGM d.d. 31 maart deze betreft een naheffing van premie voor

2 [betrokkene 1] over de jaren 1994 tot en met 2000 ad NLG ,95- betaald. 1.5 Bij inleidende dagvaarding van 31 oktober 2001 heeft Thuiszorg Rotterdam PGGM in rechte betrokken en heeft zij de rechtbank Rotterdam, sector kanton, verzocht Thuiszorg tot goed opposante te verklaren tegen het dwangbevel ex artikel 21 van de Wet verplichte deelneming d.d. 12 september 2001 en het dwangbevel buiten effect te stellen. In reconventie heeft zij de rechtbank verzocht voor recht te verklaren dat [betrokkene 1] niet verplicht is deel te nemen in de PGGM regeling en als gevolg daarvan Thuiszorg Rotterdam niet verplicht is hem daarvoor aan te melden en bovendien PGGM te veroordelen om aan Thuiszorg Rotterdam tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen het door Thuiszorg Rotterdam onverschuldigd betaalde bedrag van de naheffingsnota ad NLG , De kantonrechter heeft bij vonnis van 14 augustus 2002 zowel de conventionele als reconventionele vorderingen van Thuiszorg Rotterdam toegewezen. De kantonrechter was van oordeel dat de overeenkomst tussen [A] Holding B.V. en Thuiszorg Rotterdam niet aangemerkt kan worden als arbeidsovereenkomst. Aan het kriterium voor verplichte deelneming aan de PGGM-pensioenregeling is hiermee niet voldaan. De kantonrechter overwoog dat derden geen beroep kunnen doen op het rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst in art. 7:610a BW. Om deze reden is ten behoeve van de fiscus en de uitvoeringsinstellingen van de sociale zekerheidswetgeving in de desbetreffende wettelijke regelingen ruimte geboden voor het aannemen van een fictieve dienstbetrekking. Deze mogelijkheid is echter niet opgenomen in de Wet verplichte deelneming. De kantonrechter overwoog tenslotte, ten overvloede, dat het omzeilen van de verplichte toetreding tot PGGM op grond van de Wet verplichte deelneming en hiermee het laten prevaleren van het eigen belang boven het gemeenschappelijk belang, weliswaar niet prijzenswaardig is maar niet beschouwd kan worden als nietigheidsgrond. 1.7 PGGM is in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter van 14 augustus In hoger beroep vordert PGGM vernietiging van dat vonnis, afwijzing van de vorderingen van Thuiszorg Rotterdam in conventie en in reconventie, alsmede vernietiging van de managementovereenkomst wegens bedrog, strijd met de wet en/of goede zeden en/of openbare orde en/of art. 2:14 BW. 1.8 Het hof heeft bij tussenarrest van 21 januari 2005 overwogen dat het geschil tussen partijen de vraag betreft of [betrokkene 1] op grond van de verplichtstelling in de regeling van PGGM moet deelnemen (rov. 4). 1.9 Thuiszorg Rotterdam heeft zich op het standpunt gesteld dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord omdat bewust is gekozen voor een opdrachtrelatie tussen Thuiszorg Rotterdam en [A] Holding B.V. zoals neergelegd in de managementovereenkomst, [betrokkene 1] uitsluitend in dat kader werkzaam is als algemeen directeur en er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1] (rov. 5) PGGM heeft zich op het standpunt gesteld dat er wel degelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1] en de managementovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [A] Holding B.V. daaraan niet aan de weg staat (rov. 6) Het hof overwoog dat de verplichte deelname aan de regeling van PGGM uitdrukkelijk beperkt is tot degenen die met de aangewezen instellingen een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht (cursivering LT) hebben gesloten (rov. 9) en er geen ruimte is om dat laatste begrip in het kader van de verplichtstelling anders dan in strikte zin uit te leggen (rov. 10). Het hof overwoog verder dat, anders dan PGGM heeft betoogd, zij zich niet kan beroepen op het bepaalde in art. 6:610a BW omdat deze bepaling met name moet worden gezien als instrument om de bewijspositie van de 'werknemer' ten opzichte van de 'werkgever' te versterken en in het onderhavige geval gesteld noch gebleken is dat tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1] terzake hiervan onduidelijkheid bestaat (rov. 13) Het hof was van oordeel behoefte te hebben aan nadere informatie alvorens verder te beslissen en heeft Thuiszorg Rotterdam opgedragen schriftelijke verklaringen in het geding te brengen om meer inzicht te krijgen in de verhouding tussen Thuiszorg Rotterdam, [A] Holding B.V. en [betrokkene 1] en de fiscale kwalificatie van deze verhouding (rov. 14, 14.1 en 14.3) Naar aanleiding van deze bewijsopdracht hebben beide partijen een akte genomen en heeft Thuiszorg Rotterdam de verzochte verklaringen in het geding gebracht Bij eindarrest van 26 augustus 2005 heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 14 augustus 2002 vernietigd en de vorderingen van Thuiszorg Rotterdam in conventie en in reconventie afgewezen. Het hof heeft verder het dwangbevel van 12 september 2001 in stand gelaten en de vordering van PGGM tot vernietiging van de managementovereenkomst afgewezen. Het hof heeft hiertoe overwogen dat voor de beantwoording van de vraag, of -ondanks het bestaan van de managementovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [A] Holding B.V. - sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1], het niet alleen aan komt op de bedoeling van partijen bij het sluiten van die overeenkomst maar tevens op de wijze waarop vervolgens aan die overeenkomst uitvoering is gegeven (rov. 2). Het hof heeft uit het feit dat er geen BTW wordt afgedragen over de managementfee afgeleid dat er sprake was van een ondergeschiktheid van [betrokkene 1] aan Thuiszorg Rotterdam (rov. 6). Het hof heeft verder uit de inhoud van de managementovereenkomst afgeleid dat [betrokkene 1] de in de overeenkomst bedoelde werkzaamheden persoonlijk diende te verrichten (rov. 7). Uit het feit dat de managementfee via de loonadministratie van Thuiszorg Rotterdam aan [betrokkene 1] werd voldaan, zonder dat [A] Holding B.V. hiervoor nota's aan Thuiszorg Rotterdam zond, moet naar het oordeel van het hof worden opgemaakt dat het hier om een tegenprestatie gaat voor de werkzaamheden van [betrokkene 1] ten behoeve van Thuiszorg Rotterdam (rov. 8). Naar het oordeel van het hof leiden bovenstaande omstandigheden tot de conclusie dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1]. Aan deze conclusie staat noch de managementovereenkomst, noch de naar aanleiding van het tussenarrest overgelegde verklaring van [betrokkene 1] in dit specifieke geval in de weg (rov. 9) Thuiszorg Rotterdam heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld. PGGM heeft bij conclusie van antwoord tot verwerping van het

3 cassatieberoep geconcludeerd en tevens voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Beide partijen hebben hun standpunten schriftelijk doen toelichten waarna mr. Duk namens Thuiszorg Rotterdam nog een conclusie van repliek/dupliek heeft genomen. 2. Bespreking van het cassatiemiddel 2.1 Het cassatiemiddel in het principale cassatieberoep bestaat uit drie onderdelen en richt zich met zowel rechtsklachten als motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof in het bestreden eindarrest dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1]. Het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep bestaat uit twee onderdelen. Onderdeel 1 richt zich tegen het oordeel van het hof, in het tussenarrest, dat PGGM geen zelfstandige toetsingsbevoegdheid heeft ten aanzien van de rechtsverhouding tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1]. Onderdeel 2 richt zich tegen het oordeel van het hof, in het tussenarrest, dat PGGM geen beroep toekomt op het rechtsvermoeden in art. 7:610a BW. 2.2 Ik maak voordat ik overga tot behandeling van de cassatiemiddelen enige opmerkingen over de in dit rechtsgeding spelende problematiek. Zoals uit de hierboven weer gegeven samenvatting van de feiten blijkt, stelt Tussenzorg Rotterdam dat tussen haar en [A] Holding B.V. een managementovereenkomst is afgesloten. De kantonrechter heeft over de reden voor het afsluiten van deze managementovereenkomst het volgende overwogen: "Partijen zijn het erover eens dat [betrokkene 1] verplicht aangesloten is bij PGGM als hij zijn werkzaamheden als directeur van Thuiszorg verricht uit hoofde van een arbeidsovereenkomst tussen hem en Thuiszorg. Thuiszorg heeft erkend dat zij in strijd met haar statuten handelt door [betrokkene 1] zijn werkzaamheden als directeur niet op basis van een arbeidsovereenkomst met haar te laten verrichten. Op grond van de stellingen van partijen en de overgelegde stukken moet voorts worden aangenomen dat de reden hiervoor is gelegen in het vermijden van een pensioenbreuk van [betrokkene 1], dus om te voorkomen dat [betrokkene 1] onder het bereik van de verplichting tot aansluiting bij PGGM zou vallen en dat [betrokkene 1] zijn werkzaamheden niet anders verricht zou hebben als hij wel een arbeidsovereenkomst met Thuiszorg zou hebben afgesloten". 2.3 Het gaat in dit rechtsgeding om de vraag of het hof op goede gronden heeft geoordeeld dat ondanks de managementovereenkomst die Thuiszorg Rotterdam en [A] Holding B.V. menen te hebben afgesloten en die in een geval als het onderhavige overigens op zich zelf mogelijk zou zijn, er niettemin tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1] een arbeidsovereenkomst bestaat. 2.4 De Hoge Raad heeft op 10 december 2004, NJ 2005, 239 een arrest gewezen dat voor deze problematiek van belang is. Ik citeer de kernoverweging uit dit arrest: "Bij de beoordeling van het middel wordt vooropgesteld dat partijen die een overeenkomst sluiten welke strekt tot het verrichten van werk tegen betaling, deze overeenkomst op verschillende wijzen kunnen inrichten, en dat wat tussen hen heeft te gelden wordt bepaald door hetgeen hun bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. Aan de hand van de op deze wijze vastgestelde inhoud van de overeenkomst kan de rechter vervolgens bepalen of de overeenkomst behoort tot een van de in de wet geregelde bijzondere overeenkomsten (HR 14 november 1997, nr , NJ 1998, 149)....Wanneer immers beide partijen, zoals Diosynth in hoger beroep gemotiveerd heeft gesteld, bij het aangaan van de tussen hen gesloten acquisitie-overeenkomst hebben beoogd dat deze als als een overeenkomst van opdracht en niet als een arbeidsovereenkomst diende te worden aangemerkt, is dat van belang -zij het niet zonder meer beslissend- voor de tussen partijen betwiste kwalificatievraag". Deze kernoverweging ontleende de Hoge Raad, zoals hij zelf aangeeft, grotendeels aan een eerder arrest uit 1997(2) (Groen- Schoevers). In dat arrest is tevens te lezen dat niet een enkel kenmerk van een bepaalde rechtshouding beslissend is, maar de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding verbonden hebben in onderling verband moeten worden bezien. Het gaat dus om een totaaloordeel. Daarbij is de kwalificatie die partijen aan hun rechtsverhouding hebben gegeven niet zonder meer doorslaggevend. Interessant is ook een arrest uit 2003(3). Daarin wordt wederom benadrukt dat de kwalificatie die partijen aan hun rechtsverhouding hebben gegeven niet altijd doorslaggevend is. Ik citeer de kernoverweging uit dit arrest: "De onderdelen 1, 3a en 3b van het middel klagen terecht dat het hof ten onrechte de tekst van de schriftelijke "arbeidsovereenkomst" doorslaggevend heeft geacht voor de conclusie dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. Bij het vaststellen van de overeengekomen verplichtingen moet immers op alle omstandigheden van het geval worden gelet en niet alleen op de schriftelijke tekst van de overeenkomst. In dit geval moet ervan worden uitgegaan, zoals het Hof ook heeft vastgesteld, dat partijen nooit de bedoeling hebben gehad aan de schriftelijke overeenkomst uitvoering te geven in dier voege dat verweerster werkzaamheden zou gaan verrichten voor eiseres en staat eveneens vast dat verweerster nimmer werkzaamheden heeft verricht. De overeenkomst had klaarblijkelijk geen andere strekking dan aan verweerster een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud te verschaffen. Derhalve bevat de tussen partijen gesloten overeenkomst niet de verplichting tot het verrichten van arbeid en behelst zij evenmin het element van gezagsverhouding, zodat de overeenkomst niet als arbeidsovereenkomst kan worden getypeerd". 2.5 Een complicatie zou in het onderhavige geval kunnen zijn dat de managementovereenkomst die Thuiszorg Rotterdam en [A] Holding B.V. tot stand hebben willen brengen andere partijen betreft dan die welke een eventuele arbeidsovereenkomst betreft. De arbeidsovereenkomst zou immers een rechtsverhouding betreffen tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1]. Ik meen dat deze complicatie geen bij voorbaat onneembare hinderpaal is om in bepaalde omstandigheden tot een arbeidsovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1] te mogen concluderen. De betrokken partijen kunnen een constructie met tussenschakeling van een andere partij op papier hebben gezet die -alle omstandigheden in aanmerking nemend- niet in overeenstemming is met hetgeen zij werkelijk bedoelden af te spreken. In zo'n geval is niet de schriftelijke tekst waarin de betrokken rechtsverhoudingen zijn weergegeven, maar de bedoeling van partijen doorslaggevend. Hierbij speelt ook een rol dat de definitie van de arbeidsoveenkomst in art. 7: 610 BW van dwingend recht is. Om die definitie kunnen partijen niet zomaar heen wandelen.

4 Onderdeel Onderdeel 1 omvat een rechtsklacht en betoogt dat het hof in de rov. 2 t/m 9 van het bestreden arrest criteria heeft gehanteerd, ter beantwoording van de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [betrokkene 1] en Thuiszorg Rotterdam, zoals deze ondermeer ontwikkeld zijn in HR 14 november 1997, NJ 1998, 149 (Groen/Schoevers). De klacht betoogt dat deze niet van toepassing zijn in een geschil als het onderhavige waarin een derde partij betoogt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst terwijl de "werkgever" en de "werknemer" dit ontkennen. Het onderdeel betoogt verder dat de bedoelde criteria zijn ontwikkeld om onduidelijkheden op te lossen in de relatie tussen de "werkgever" en de "werknemer" en niet van toepassing zijn op de situatie waar tussen deze partijen overeenstemming bestaat over het feit dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het onderdeel betoogt dat het hof met name onvoldoende betekenis heeft toegekend aan de wezenlijke bedoeling van de betrokken partijen, Thuiszorg Rotterdam, [A] Holding B.V. en [betrokkene 1], om geen arbeidsovereenkomst tot stand te willen brengen tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1]. 2.7 Uit de overwegingen van de Hoge Raad van onder andere het hierboven genoemde Groen/Schroevers arrest is op te maken dat de partijautonomie een rol speelt bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad overwoog immers dat wat tussen partijen heeft te gelden wordt bepaald door hetgeen hun bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven. In het Groen/Schroevers arrest worden de criteria genoemd die relevant zijn voor de vraag hoe te beoordelen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of een opdrachtovereenkomst. Men kijkt daarvoor naar de wijze van beloning, de wijze van betaling (door wie aan wie), de mate van ondernemingsrisico, de mate van investeringen (wie levert de grondstoffen en hulpmiddelen), het type werkzaamheden en naar de vraag wie zorg draagt voor de sociale zekerheid. Ook wordt gekeken naar de duurzaamheid van de arbeidsprestatie, de strekking van de instructiebevoegdheid, de mate van zelfstandigheid en de maatschappelijke positie van de opdrachtnemer.(4) Nadat de inhoud van de overeenkomst is vastgesteld aan de hand van de hiervoor genoemde criteria dient de rechter de overeenkomst te kwalificeren en te onderzoeken of er sprake is van een benoemde overeenkomst. De kwalificatie door de rechter geschiedt aan de hand van objectieve criteria, vastgelegd in de wet. Voor de arbeidsovereenkomst dient de rechter dus het dwingende art. 7:610 BW toe te passen en te bezien of de overeenkomst de daarin begrepen essentialia van de arbeidsovereenkomst bevat. Hierbij kan de rechter mijns inziens onder bepaalde omstandigheden voorbijgaan aan de wijze waarop partijen hun rechtsverhouding (op papier) hebben gekwalificeerd. De rechter dient, zoals het middel het uitdrukt, de wezenlijke bedoeling van partijen op te sporen. 2.8 Naar mijn mening heeft het hof in de rov. 2 t/m 9 van het bestreden arrest geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [betrokkene 1] en Thuiszorg Rotterdam. De rechter dient immers een onderzoek te verrichten naar hetgeen partijen werkelijk beoogden af te spreken. Dit geldt ook wanneer een derde die belang heeft bij het bestaan van een arbeidsovereenkomst een beroep doet op het bestaan van zo'n overeenkomst, terwijl de betrokken partijen betogen dat er sprake is van een opdrachtovereenkomst. Ik kan niet inzien dat de betrokken partijen de rechter kunnen verhinderen om hun rechtsverhouding te kwalificeren als arbeidsovereenkomst door daarop een ander etiket dan een arbeidsovereeenkomst te plakken. Zoals al opgemerkt, gaat om het vaststellen van de wezenlijke bedoeling van partijen.(5) De contractsvrijheid in het arbeidsovereenkomstenrecht reikt mijns inziens niet zo ver dat partijen een verhouding kunnen bewerkstelligen die alle elementen van een arbeidsovereenkomst bevat maar dit niettemin niet is. Uit het geheel van de rov. 2 t/m 9 van het bestreden arrest blijkt mijns inziens dat het hof een onderzoek heeft verricht naar het wezen van de door partijen tot stand gebrachte rechtsverhouding. Dat lijkt mij juist en ook in overeenstemming met de jurisprudentie van de Hoge Raad. Onderdeel Onderdeel 2 omvat zowel een rechtsklacht als een motiveringsklacht en betoogt dat, indien de criteria uit het arrest Groen/Schroevers al van toepassing zouden zijn in een geschil als het onderhavige, het hof heeft miskend dat deze criteria van belang zijn bij de beoordeling of de contractuele relatie tussen een opdrachtgever en een natuurlijk persoon tot een arbeidsovereenkomst is geworden en niet van toepassing zijn op de onderhavige vraag of de werkzaamheden worden verricht uit hoofde van een managementovereenkomst met een "uitlener" dan wel een arbeidsovereenkomst met de betrokken arbeidskracht. Het onderdeel betoogt dat het hof heeft miskend dat de vaststaande feiten in dit geval zowel verenigbaar zijn met het voortbestaan van de managementovereenkomst als met het in plaats daarvan aangaan van een dienstbetrekking tussen "inlener" en ter beschikking gestelde arbeidskracht. Het onderdeel verwijst in dit kader naar HR 5 april 2002, NJ 2003, 124. Het onderdeel klaagt verder dat uit het bestreden arrest onvoldoende blijkt waarom het hof heeft gemeend te moeten uitgaan van een situatie waarin, zonder dat Thuiszorg Rotterdam, [A] Holding en [betrokkene 1] dat wensten, een wijziging zou zijn opgetreden in de contractspartners en de aard van het contract Voorzover onderdeel 2 betoogt, dat de criteria uit het arrest Groen/Schroevers slechts van toepassing zijn bij de beoordeling van de vraag of er een arbeidsovereenkomst is ontstaan tussen een opdrachtgever en een natuurlijk persoon en niet, zoals in casu, op de vraag of de werkzaamheden verricht worden uit hoofde van een managementovereenkomst met een "uitlener" en een arbeidsovereenkomst met de betrokken arbeidskracht, dient deze klacht naar mijn mening te falen. De centrale vraag in het arrest Groen/Schroevers was de vraag of tussen partijen een arbeidsovereenkomst als bedoeld in art. 7A:1637a (oud) BW had bestaan (rov. 3.4). Naar het oordeel van de Hoge Raad diende deze vraag beoordeeld te worden aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval, waarbij grote betekenis wordt toegekend aan de vraag of partijen totstandkoming van een arbeidsovereenkomst hebben beoogd (rov. 3.4). Deze formulering maakt de criteria in het genoemde arrest mijns inziens toepasbaar in een casus waar de vraag aan de orde is of de werkzaamheden worden verricht al dan niet in het kader van een arbeidsovereenkomst Voorzover onderdeel 2 betoogt dat het hof in het bestreden arrest is uitgegaan van de situatie, zoals in HR 5 april 2002, NJ 2003, 124(6), dat [betrokkene 1] zijn werkzaamheden bij Thuiszorg Rotterdam begonnen is uit hoofde van de managementovereenkomst met [A] Holding en dat onderzocht moet worden of hij na verloop van tijd deze werkzaamheden is gaan uitvoeren op basis van een

5 arbeidsovereenkomst met Thuiszorg Rotterdam, mist deze klacht feitelijke grondslag. Het hof heeft immers in rov. 2 van het bestreden arrest als volgt overwogen: "Voor beantwoording van de vraag of -ondanks het bestaan van de managementovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [A]- sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1] komt het niet alleen aan op de bedoeling van partijen bij het sluiten van die overeenkomst maar tevens op de wijze waarop vervolgens aan die overeenkomst uitvoering is gegeven." Uit deze overweging blijkt naar mijn mening dat het hof niet is uitgegaan van de situatie waarin, zonder dat de betrokken partijen dat wensten, een wijziging zou zijn opgetreden in de contractspartners en de aard van het contract, maar dat het hof heeft onderzocht of er vanaf het begin al sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1]. Het hof heeft in de rov. 3 t/m 8 onderzocht of de afspraken tussen partijen, gemaakt in het kader van de managementovereenkomst, voldoen aan de vereisten voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. In rov. 9 heeft het hof geoordeeld dat ondanks het feit dat partijen de afgesloten overeenkomst hebben bestempeld als een managementovereenkomst de betrokken rechtsverhouding tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1] gekwalificeerd moet worden als arbeidsovereenkomst. Hiermee heeft het hof het wezen van de tussen partijen bestaande rechtsverhouding voorrang gegeven boven het etiket managementovereenkomst. Onderdeel Onderdeel 3 omvat een motiveringsklacht en betoogt dat, ook indien de klachten in de onderdelen 1 en 2 niet zouden opgaan, het hof de criteria zoals die gelden in de relatie tussen een derde en een "inlener", in casu tussen PGGM en Thuiszorg Rotterdam, heeft miskend, althans het hof die criteria op het voorliggende geval onjuist en/of onbegrijpelijk en/of in het licht van de stellingen van Thuiszorg Rotterdam onvoldoende gemotiveerd heeft toegepast. In de subonderdelen 3.0 t/m 3.3 worden omstandigheden uiteengezet waaruit moet blijken dat het oordeel van het hof in rov. 9 van het bestreden arrest onbegrijpelijk dan wel onvoldoende gemotiveerd is Het oordeel van het hof in rov. 9 van het bestreden arrest is, in het licht van de overwegingen van het hof in de rov. 2 t/m 8, naar mijn mening onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd. Het hof heeft zich terecht gebogen over de vraag die in het onderhavige geschil centraal staat: bestaat er een arbeidsovereenkomst tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1]? en heeft bij de beantwoording van deze vraag de relevante criteria uit onder andere het arrest Groen/Schroevers toegepast. Ik vind het daarbij echter niet begrijpelijk dat het hof kennelijk uit de omstandigheid dat de belastingdienst voor de heffing van BTW voorbij gaat aan het bestaan van een managementovereenkomst afleidt dat er daarmee voor het civielrechtelijke arbeidsrecht een gezagsverhouding bestaat. De doeleinden die met het heffen van BTW worden nagestreefd zijn anders dan die welke met het civielrechtelijke arbeidsrecht worden nagestreefd. Bovendien geeft het fiscale recht dikwijls een eigen uitleg aan de in dit rechtsgebied gehanteerde begrippen. Er kan dan ook mijns inziens niet uit iets dat in fiscalibus geldt een dwingende gevolgtrekking afgeleid worden voor hetgeen in het arbeidsrecht heeft te gelden. Ik kan bovendien niet inzien dat de omstandigheid dat de statuten van Thuiszorg Rotterdam bepalen dat een directeur in dienst van de stichting dient te zijn ertoe noopt aan te nemen dat er sprake is van een civielrechtelijke gezagsverhouding. Ook is het mijns inziens met het oog op de kwalificatie van de betrokken rechtsverhoudingen niet relevant of [A] Holding BV in strijd met haar statuten handelde door een managementcontract af te sluiten. Een b.v. kan -hoe afkeurenswaardig dit ook is- nu eenmaal in strijd met haar statuten handelen. Dit alles leidt ertoe dat het hof mijns inziens maatstaven heeft gehanteerd die niet relevant zijn voor de kwalificatie van de totale rechtsverhouding tussen Thuiszorg Rotterdam en [betrokkene 1]. Onderdeel 3 dient mijns inziens te slagen. Incidenteel cassatieberoep 2.14 Het incidentele middel voert als eerste klacht aan dat PGGM een zelfstandige toetsingsbevoegdheid heeft. Hiermee wordt bedoeld dat PGGM zelfstandig moet kunnen beslissen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht Dit middelonderdeel kan mijns inziens niet slagen. Uitgangspunt in cassatie is dat in het onderhavige geval voor de verplichtstelling van deelneming aan PPGM een vereiste is dat er een arbeidsovereenkomst volgens burgerlijk recht is(7). De regels waarop dit uitgangspunt is gebaseerd zijn in de rov. 8 en 9 van het bestreden tussenarrest van het hof weergegeven(8). Ik meen dat voor het vaststellen of er van een arbeidsovereenkomst volgens het burgerlijke recht sprake is de normale regels van het wettelijke en in de rechtspraak ontwikkelde arbeidsrecht toegepast dienen te worden. Hierbij dienen, zoals hierboven aangegeven, niet alleen de bedoeling van partijen, maar ook diverse meer objectieve factoren in aanmerking te worden genomen waarbij geen van deze factoren bij voorbaat doorslaggevend is. Ik kan in de door het hof in rov. 8 en 9 geciteerde regelgeving geen grondslag voor een andere benadering lezen. Daarmee is er mijns inziens geen zelfstandige toetsingsbevoegdheid van PGGM, zoals bepleit in het middelonderdeel In het tweede middelonderdeel wordt erover geklaagd dat het hof heeft miskend dat aan PGGM een beroep op art. 7:610a BW toekomt Deze klacht kan mijns inziens niet slagen. Art. 7:610a heeft ten doel de rechtspositie van een werknemer te beschermen. Een derde, zoals PGGM, kan aan het desbetreffende artikel geen rechten ontlenen. Ik verwijs naar de nota n.a.v. het verslag II, 26257, nr 7, p. 16 (Parlementaire gescheidenis, Flexibiliteit en zekerheid, p. 330): "a. Kunnen derden zich beroepen op rechtsvermoedens van artikelen 610a en 610b? Nee, rechtsvermoedens gelden in relatie tussen werkgever en werknemer. Wel kunnen UVI en fiscus erop wijzen dat zij zich op deze rechtsmoedens kunnen beroepen". 3. Conclusie De conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing in het principale beroep en verwerping in het incidentele beroep. De Procureur-Generaal bij de

6 Hoge Raad der Nederlanden A-G 1 Zoals vastgesteld door de rechtbank in het vonnis van 14 augustus HR 14 november 1997, NJ 1998, HR 10 oktober 2003, JAR 2003, M.C.M. Aerts, 'De zelfstandige in het sociaal recht', 2007, p Zie bijv. P.G. Vestering, 'Interpretatie en kwalificatie van de (arbeids)-overeenkomst: een routekaart', ArbeidsRecht 2004, nr. 8/9, p. 44 e.v. 6 In dit arrest was de Hoge Raad van oordeel dat de rechtszekerheid zich verzet tegen een geruisloze overgang van de tussen de 'werknemer' en de bank bestaande rechtsverhouding van ingeleende werknemer tot inlener naar een rechtsverhouding als werknemer en werkgever in het kader van een arbeidsovereenkomst. 7 Zie hierover reeds de brief van PGGM van 21 december 2000 opgenomen als productie 4 bij de dagvaarding en tevens MvG nr. 7 en 24, MvA, nr 10 en artikel 2, lid 3 van het Pensioenreglement PGGM (productie G bij de Akte naar aanleiding van de MvA). 8 Zie ook s.t. van PGGM onder 3. Bron: Datum: :48:42 Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten van deze tekst worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij Sdu Uitgevers. Niets uit NDFR mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher s prior consent.

ECLI:NL:HR:2007:BA6231

ECLI:NL:HR:2007:BA6231 ECLI:NL:HR:2007:BA6231 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 13-07-2007 Datum publicatie 13-07-2007 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C05/331HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA6231

Nadere informatie

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM Mr. Z. Kasim 1 HR 13 juli 2007, nr. C05/331, LJN BA231 Verplichte deelneming pensioenfonds, criteria arbeidsovereenkomst BW artikel 7: 610, artikel

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 4 november 2016 Eerste Kamer 15/00920 LZ/IF Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: tegen STICHTING PENSIOENFONDS PERSONEELSDIENSTEN, gevestigd te Amsterdam, VOOR VERWEERSTER in cassatie, advocaat:

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392 ECLI:NL:HR:2014:156 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 24-01-2014 Datum publicatie 24-01-2014 Zaaknummer 13/00392 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1257,

Nadere informatie

I n z a k e: T e g e n:

I n z a k e: T e g e n: HOGE RAAD DER NEDERLANDEN Datum : 1 juni 2018 Zaaknr. : 18/01151 VERWEERSCHRIFT MET VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP I n z a k e: 1 Stichting SDB Gevestigd te Stichtse Vecht 2 Stichting Euribar

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-03-2010 Datum publicatie 05-01-2016 Zaaknummer 200.015.254-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 30-01-2009 Datum publicatie 30-01-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/181HR

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 ECLI:NL:RBZWB:2014:7769 Instantie Datum uitspraak 12-11-2014 Datum publicatie 24-11-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2807368_E12112014

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2013:37. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 12/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416, Gevolgd ECLI:NL:HR:2013:37 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2013 Datum publicatie 04-07-2013 Zaaknummer 12/00171 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ5416,

Nadere informatie

BPM. Dwangsom. Kennelijk niet-ontvankelijk. Bezwaar tegen voldoening op aangifte van nihil. Immateriële schadevergoeding. Proceskosten.

BPM. Dwangsom. Kennelijk niet-ontvankelijk. Bezwaar tegen voldoening op aangifte van nihil. Immateriële schadevergoeding. Proceskosten. ECLI:NL:GHARL:2017:4578, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-05-2017, 15/00942 Inhoudsindicatie BPM. Dwangsom. Kennelijk niet-ontvankelijk. Bezwaar tegen voldoening op aangifte van nihil. Immateriële schadevergoeding.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat

Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat Een arbeidsovereenkomst of een zzp-er? Carl Luijken, pensioenfiscalist Armelle Tesson, arbeidsrecht advocaat 1 Onderscheid tussen werknemer en andere vormen van beschikbaar stellen van arbeid: Fiscale

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 03-05-2007 Datum publicatie 03-05-2007 Zaaknummer 515624 AV EXPL 07-35 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC1231 In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2006:AV1367, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC1231 In cassatie op : ECLI:NL:GHARN:2006:AV1367, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen ECLI:NL:HR:2008:BC1231, Hoge Raad, 14-03-2008, C06/142HR Inhoudsindicatie Gegevens Instantie Datum uitspraak Datum Publicatie Hoge Raad 14-03-2008 14-03-2008 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC1231

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119 ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119 Instantie Datum uitspraak 27-01-2004 Datum publicatie 20-02-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch C0201298-RO Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2356. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00920

ECLI:NL:HR:2016:2356. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/00920 ECLI:NL:HR:2016:2356 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 04-11-2016 Zaaknummer 15/00920 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:238,

Nadere informatie

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:5 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 06-01-2017 Datum publicatie 06-01-2017 Zaaknummer 15/03526 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:2209, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100 ECLI:NL:RBDHA:2016:14100 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10112016 Datum publicatie 22112016 Zaaknummer 5138842/1616752 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481 ECLI:NL:PHR:2013:873 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 20-09-2013 Datum publicatie 08-11-2013 Zaaknummer 12/04481 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Belastingrecht, Voorzieningenrechter. Locatie: Breda. Zaaknummer BRE 16/847. uitspraak van 4 maart 2016

Belastingrecht, Voorzieningenrechter. Locatie: Breda. Zaaknummer BRE 16/847. uitspraak van 4 maart 2016 ECLI:NL:RBZWB:2016:1625, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-03-2016, BRE - 16 _ 847 Inhoudsindicatie Belanghebbende heeft haar zetel in het Verenigd Koninkrijk. Zij heeft de inspecteur verzocht (i) haar

Nadere informatie

Hoge Raad 10 oktober 2003 nr. C02/122HR mrs. Neleman, Aaftink, De Savornin Lohman, Hammerstein, Kop concl. P-G Hartkamp

Hoge Raad 10 oktober 2003 nr. C02/122HR mrs. Neleman, Aaftink, De Savornin Lohman, Hammerstein, Kop concl. P-G Hartkamp Volledig arrest Van der Male/Den Hoed Van der Male/Den Hoedt, HR 10 oktober 2003, JAR 2003/263 (C02/122HR) JAR 2003/263 Hoge Raad 10 oktober 2003 nr. C02/122HR mrs. Neleman, Aaftink, De Savornin Lohman,

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2001:AD4914

ECLI:NL:HR:2001:AD4914 1 of 5 12-10-2014 15:35 ECLI:NL:HR:2001:AD4914 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-12-2001 Datum publicatie 14-12-2001 Zaaknummer C00/042HR Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2001:AD4914 Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236

ECLI:NL:HR:2016:2707. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 15/05236 ECLI:NL:HR:2016:2707 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 25-11-2016 Datum publicatie 25-11-2016 Zaaknummer 15/05236 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:874,

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2015, nummer LEE 13/1129, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2015, nummer LEE 13/1129, in het geding tussen belanghebbende en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-04-2016, 15/00291 Inhoudsindicatie Heffingsambtenaar maakt de waarde van een in de commerciële sfeer geëxploiteerde onroerende zaak niet aannemelijk. Hof stelt de waarde

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 200.189.286/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BD2410, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BD2410, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ2076, Gerechtshof Amsterdam, 28-09-2006, 408/05 Inhoudsindicatie Gegevens Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-09-2006 Datum 13-11-2006 Publicatie Formele relaties Cassatie:

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2003:AF2831

ECLI:NL:HR:2003:AF2831 ECLI:NL:HR:2003:AF2831 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 04-04-2003 Datum publicatie 04-04-2003 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C01/186HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF2831

Nadere informatie

HET GERECHTSHOF TE S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van

HET GERECHTSHOF TE S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van ECLI:NL:GHSGR:2005:AU3147, Gerechtshof 's-gravenhage, 21-01-2005, C02/1220 Inhoudsindicatie Gegevens Instantie Datum uitspraak Datum Publicatie Gerechtshof 's-gravenhage 21-01-2005 23-09-2005 Formele relaties

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2015:10274, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2015:10274, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:GHDHA:2016:1491, Gerechtshof Den Haag, 06-04-2016, BK-15/01012 en BK-15/01013 Inhoudsindicatie Gegevens Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-04-2016 Datum Publicatie 26-05-2016 Formele

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AM2315

ECLI:NL:HR:2004:AM2315 ECLI:NL:HR:2004:AM2315 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 16-01-2004 Datum publicatie 16-01-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie C02/203HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AM2315

Nadere informatie

De managementovereenkomst volgens de Hoge Raad en de Centrale Raad van Beroep

De managementovereenkomst volgens de Hoge Raad en de Centrale Raad van Beroep De managementovereenkomst volgens de Hoge Raad en de Centrale Raad van Beroep HR 13 juli 2007, JAR 2007/231; NJ 2007, 449, m.nt. E. Verhulp (Stichting Thuiszorg Rotterdam/PGGM) Arbeidsovereenkomst; managementovereenkomst;

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357 ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-10-2008 Datum publicatie 03-11-2008 Zaaknummer 285436 / HA ZA 07-1418 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Gerechtshof 's-hertogenbosch Instantie Datum uitspraak Datum publicatie ECLI ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ8214

Gerechtshof 's-hertogenbosch Instantie Datum uitspraak Datum publicatie ECLI ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ8214 Gerechtshof 's-hertogenbosch, 25-08-2006, 05/00487 Inhoudsindicatie Ingevolge artikel 3.20, lid 5, van de Wet IB 2001is de bijtelling privé-gebruik auto, als bedoeld in dat artikel, niet van toepassing

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2682

ECLI:NL:GHARL:2017:2682 ECLI:NL:GHARL:2017:2682 Instantie Datum uitspraak 28-03-2017 Datum publicatie 30-03-2017 Zaaknummer 200.189.034/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1856

ECLI:NL:RVS:2017:1856 ECLI:NL:RVS:2017:1856 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-07-2017 Datum publicatie 12-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201608063/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918

ECLI:NL:HR:2016:24. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/03918 ECLI:NL:HR:2016:24 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 15-01-2016 Datum publicatie 15-01-2016 Zaaknummer 14/03918 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1701,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 06-09-2016 Datum publicatie 11-10-2016 Zaaknummer 4888855 CV EXPL 16-3386 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Op

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2002:AE4366

ECLI:NL:HR:2002:AE4366 ECLI:NL:HR:2002:AE4366 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 28-06-2002 Datum publicatie 28-06-2002 Zaaknummer C01/012HR Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AE4366 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere

Nadere informatie

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De Rechtbank te 's-gravenhage (nr. AWB 10/5062) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. 11 Oktober 2013 nr. 12/04012 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 10 juli 2012, nr. BK-11/00544,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 25-06-2007 Zaaknummer 0600267 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2001:AB2754

ECLI:NL:PHR:2001:AB2754 ECLI:NL:PHR:2001:AB2754 Instantie Datum uitspraak 09-11-2001 Datum publicatie 12-11-2001 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie Parket bij de Hoge Raad C00/054HR

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 8 februari 2012 heb ik de eer het volgende op te merken. I f^l öobuicq3~o\ Den Haag, 2 O MRT 2012 Kenmerk: DGB 2012-753 TL Motivering van liet beroepsciirir: in cassatie (rolnummer 12/00641) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-gravenhage van 21 december

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:1820

ECLI:NL:CRVB:2017:1820 ECLI:NL:CRVB:2017:1820 Instantie Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 19-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/8607 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 ECLI:NL:RBAMS:2016:1678 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 24-03-2016 Datum publicatie 29-03-2016 Zaaknummer KK EXPL 16-200 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Het gaat in deze zaak om de ondertoezichtstelling van een kind voor de periode van 14 september 2005 tot 14 september 2006(1).

Het gaat in deze zaak om de ondertoezichtstelling van een kind voor de periode van 14 september 2005 tot 14 september 2006(1). ECLI:NL:PHR:2007:BA5805, Parket bij de Hoge Raad, 28-09-2007, R06/145HR Inhoudsindicatie Gegevens Instantie Datum uitspraak Datum Publicatie Parket bij de Hoge Raad 28-09-2007 28-09-2007 Formele relaties

Nadere informatie

Conclusie. Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie - JOL 2002, 532 NJ 2002, 558 RvdW 2002, 159 JWB 2002/365

Conclusie. Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie - JOL 2002, 532 NJ 2002, 558 RvdW 2002, 159 JWB 2002/365 ECLI:NL:PHR:2002:AE4430 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 11-10-2002 Datum publicatie 11-10-2002 Zaaknummer C00/345HR Formele relaties Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2002:AE4430 Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:RBROT:2016:3340 ECLI:NL:RBROT:2016:3340 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20042016 Datum publicatie 03052016 Zaaknummer 4878125 VV EXPL 1612 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Arbeidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:4547

ECLI:NL:GHAMS:2014:4547 ECLI:NL:GHAMS:2014:4547 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 12-03-2015 Zaaknummer 200.134.988-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2012:BW1285 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/01468

ECLI:NL:PHR:2012:BW1285 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 11/01468 ECLI:NL:PHR:2012:BW1285 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 01-06-2012 Datum publicatie 01-06-2012 Zaaknummer 11/01468 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 13-07-2004 Datum publicatie 22-09-2004 Zaaknummer C0301109-BR Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Met dagtekening 31 oktober 2013 heeft verweerder de eerder aan eiseres afgegeven var wuo voor het jaar 2014 herzien in een var loon.

Met dagtekening 31 oktober 2013 heeft verweerder de eerder aan eiseres afgegeven var wuo voor het jaar 2014 herzien in een var loon. ECLI:NL:RBNHO:2014:12091, Rechtbank Noord-Holland, 24-12-2014, AWB - 14 _ 1373 Inhoudsindicatie eiseres verleent AWBZ-zorg in natura. Verweerder was naar het oordeel van de rechtbank

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2016:8053, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2353

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2016:8053, Bekrachtiging/bevestiging Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2353 ECLI:NL:GHDHA:2017:1565, Gerechtshof Den Haag, 19-04-2017, BK-16/00361 Inhoudsindicatie Partijen hebben desgevraagd verklaard dat tussen hen enkel in geschil is of de Inspecteur terecht het door belanghebbende

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:GHDHA:2017:647 ECLI:NL:GHDHA:2017:647 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 07-02-2017 Datum publicatie 14-03-2017 Zaaknummer 200.207.571/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885 ECLI:NL:RBDHA:2017:4885 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10052017 Datum publicatie 12052017 Zaaknummer C/09/504538 / HA ZA 16112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Ondernemingsrecht

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden

Hoge Raad der Nederlanden 6 maart 1998 Eerste Kamer Nr. 16.561 (C97/040 HR) AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: Karl Heinz HILLE, wonende te Haarlem, EISER tot cassatie, advocaat : mr E. Grabandt, t e g e n 1. de

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 ECLI:NL:RBLIM:2014:7733 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 03-09-2014 Datum publicatie 20-11-2014 Zaaknummer 2502483 CV EXPL 13-4461 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d.

Het geding in hoger beroep Bij exploot van 26 oktober 2006 is door [Afbouw Noord B.V.] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. LJN: BC8179, Gerechtshof Leeuwarden, 0600557 Datum uitspraak: 12-03-2008 Datum publicatie: 31-03-2008 Rechtsgebied: Soort procedure: Inhoudsindicatie: Civiel overig Hoger beroep [Naar] het oordeel van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 21-07-2015 Datum publicatie 23-07-2015 Zaaknummer 200.128.839-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-10-2014 Datum publicatie 30-01-2015 Zaaknummer 200.126.703-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2015:1871. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 14/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589, Gevolgd ECLI:NL:HR:2015:1871 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-07-2015 Datum publicatie 10-07-2015 Zaaknummer 14/04610 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:589,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARL:2015:9831 ECLI:NL:GHARL:2015:9831 Instantie Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 31-12-2015 Zaaknummer 200.173.880 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Hoge Raad 24-11-1997, BJN 101930, (Groen/Schoevers)

Hoge Raad 24-11-1997, BJN 101930, (Groen/Schoevers) UJA-Nummer Instantie UJA_101930 Hoge Raad datum 24-11-1997 wetsartikelen Art. 1637a oud-bw (thans art. 7:610 BW) Hoge Raad 24-11-1997, BJN 101930, (Groen/Schoevers) Samenvatting Casus Groen is werkzaam

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048

ECLI:NL:HR:2013:BZ5048 ECLI:NL:HR:2013:BZ5048 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 22-03-2013 Datum publicatie 22-03-2013 Zaaknummer 11/05644 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

JA 2017/99 met annotatie van mr. L. Boersma

JA 2017/99 met annotatie van mr. L. Boersma ECLI:NL:PHR:2017:47 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 03-02-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Zaaknummer 16/01604 Formele relaties Rechtsgebieden Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:757, Gevolgd

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 13-05-2014 Zaaknummer 200.142.615 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen.

Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen. Hoge Raad, 26 januari 2001 (Weststrate/De Schelde); blootstelling aan asbest niet aangetoond. Vordering afgewezen. Samenvatting Werknemer met mesothelioom spreekt werkgever aan. De schadevergoeding wordt

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:3133

ECLI:NL:CRVB:2016:3133 ECLI:NL:CRVB:2016:3133 Instantie Datum uitspraak 17-08-2016 Datum publicatie 23-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/1642 WW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ1987

ECLI:NL:GHARN:2009:BJ1987 ECLI:NL:GHARN:2009:BJ1987 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 14-04-2009 Datum publicatie 08-07-2009 Zaaknummer 104.003.623 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:172

ECLI:NL:CRVB:2017:172 ECLI:NL:CRVB:2017:172 Instantie Datum uitspraak 13-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/4485 AOW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak Datum uitspraak: 06-07-2007 Datum publicatie: 06-07-2007 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: Eiseres

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 Instantie Datum uitspraak 05-07-2016 Datum publicatie 08-07-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.183.368_01

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 28-01-2014 Datum publicatie 02-04-2014 Zaaknummer 200.091.734-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

Vereniging voor Arbeidsrecht

Vereniging voor Arbeidsrecht Vereniging voor Arbeidsrecht 7 maart 2013 Prof. dr. R.M. Beltzer 1 2 Een uitstervend ras? Te behandelen! 1. Het probleem: de krimpende markt en concurrentie 2. Iedereen een arbeidsovereenkomst? De elementen

Nadere informatie

Bepaaldheidsvereiste. Over het bepaaldheidsvereiste is veel geprocedeerd. Hieronder citeren wij uit enkele van de belangrijkste uitspraken:

Bepaaldheidsvereiste. Over het bepaaldheidsvereiste is veel geprocedeerd. Hieronder citeren wij uit enkele van de belangrijkste uitspraken: Bepaaldheidsvereiste De gecedeerde vordering (of het gecedeerde recht) moet in voldoende mate door de cessieakte worden bepaald (art. 3:84 lid 2 BW). De akte van cessie moet daarom zodanige gegevens bevatten

Nadere informatie