MACRO-ECONOMISCHE ANALYSE VAN DE VERENIGDE STATEN ONDER DE REGERING OBAMA.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MACRO-ECONOMISCHE ANALYSE VAN DE VERENIGDE STATEN ONDER DE REGERING OBAMA."

Transcriptie

1 MACRO-ECONOMISCHE ANALYSE VAN DE VERENIGDE STATEN ONDER DE REGERING OBAMA. Aantal woorden: Sylvie Ranson Stamnummer : Promotor: Prof. dr. Freddy Heylen Commissaris: Prof. dr. Stijn Baert Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master of Science in de Algemene Economie Academiejaar:

2 Macro-economische analyse van de Verenigde Staten onder de regering Obama. Inhoud Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van:... 1 Master of Science in de Algemene Economie... 1 Macro-economische analyse van de Verenigde Staten onder de regering Obama Lijst van figuren en tabellen... 4 Inleiding... 8 Deel 1: macro-economische toestand BBP per capita in koopkrachtpariteit en economische groei Arbeidsmarkt: werkloosheid en werkgelegenheid Inflatie Begrotingssaldo en overheidsschuld Saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans Armoede en ongelijkheid Tussentijdse conclusie Deel 2: Economische groei Productiefunctie en bronnen van economische groei Verschillen in economische groei: het Solow-model Bepaling van de gerealiseerde investeringen per capita Bepaling van de investeringen die jaarlijks moeten plaatsvinden om de kapitaalvoorraad op peil te houden Depreciatievoet van de kapitaalvoorraad Bevolkingsgroeivoet Bepaling van de feitelijke evolutie van de kapitaalvoorraad per capita Endogene groeitheorie: technologie en budgettair beleid : Impact van het budgettair beleid op de groei op lange termijn: verklaring voor de evolutie van de totale factorproductiviteit : Het volume van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling : Het volume van de overheidsinvesteringen in onderwijs en de evolutie van het menselijk kapitaal

3 : Het volume van de investeringen in infrastructuur : Evolutie van de totale factorproductiviteit Economische groei in de VS onder de Obama en Europa vanuit langetermijnperspectief: Conclusies Deel 3: Monetair en budgettair beleid en de invloed hiervan op de economische groei Expansief monetair beleid na de financiële crisis Verschillen tussen de VS en de eurozone in de manier waarop het monetair beleid wordt gevoerd Verlaging van de basisrente Geldbasis en geldhoeveelheid Tussentijdse evaluatie monetair beleid Budgettair beleid : Effecten van het expansief budgettair beleid op de groei en werkgelegenheid : Tussentijdse evaluatie budgettair beleid : Beleid en conjunctuur: tussentijdse evaluatie Beleid en conjunctuur: synthese op basis van IS-LM-BP schema Deel 4 Eindconclusies Bibliografie Eindnoten

4 Lijst van figuren en tabellen Figuur 1.1.1: BBP per capita volgens koopkrachtpariteit Figuur 1.1.2: Jaarlijkse groei in procent van het BBP Tabel 1.1.1: Samenvattende tabel gemiddelde jaarlijkse groei in procent van het BBP in de Verenigde Staten en in de eurozone Figuur 1.2.1: Werkloosheidsgraad in procent van de totale beroepsbevolking Figuur 1.2.2: Werkgelegenheidsgraad in procent van de bevolking op beroepsactieve leeftijd (werkgelegenheid in personen) Figuur 1.2.3: Aantal gewerkte uren per werknemer per jaar Figuur 1.2.4: Werkgelegenheidsgraad in uren Tabel 1.2.1: Samenvattende tabel voor arbeidsmarktprestaties Figuur 1.3.1: Inflatie Figuur 1.4.1: Begrotingssaldo in procent van het BBP Figuur 1.4.2: Overheidsschuld in procent van het BBP Tabel 2.4.1: Samenvattende tabel begrotingssaldo en overheidsschuld in procent van het BBP Figuur 1.5.1: Saldo op de lopende rekening in procent van het BBP Figuur 1.6.1: Gini-coëfficiënten in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en de VS in Figuur 1.6.2: Gini-coëfficiënten in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en de VS in Tabel 2.1.1: Bronnen van economische groei in de Verenigde Staten Tabel 2.1.2: Bronnen van economische groei in de eurozone Figuur : Gerealiseerde investeringen per capita volgens het Solow-model in de Verenigde Staten en de eurozone Figuur : Gemiddelde depreciatie van de kapitaalstock in de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk en Italië Figuur : Jaarlijkse groeivoet van de bevolking op beroepsactieve leeftijd in de Verenigde Staten en in de eurozone Figuur : Netto reële kapitaalvoorraad in de Verenigde Staten en de eurozone Figuur : Netto reële kapitaalvoorraad per capita in de Verenigde Staten en de eurozone Figuur : Groeivoet van de netto reële kapitaalvoorraad in de Verenigde Staten en de eurozone

5 Figuur : Het volume van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling in procent van het BBP in de Verenigde Staten en de eurozone Figuur : Overheidsbestedingen voor onderwijs in procent van het BBP in de Verenigde Staten en de eurozone Figuur : Evolutie van het menselijk kapitaal in de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk en Italië Figuur : Investeringen in de infrastructuur in procent van het BBP Figuur : Totale factorproductiviteit volgens constante nationale prijzen (index 2011=1) in de VS, Frankrijk, Italië en Duitsland Figuur : Vergelijking van de evolutie van de totale factorproductiviteit in Duitsland, Frankrijk en Italië ten opzichte van die in de Verenigde Staten Figuur : Procentuele verandering van de totale factorproductiviteit in Duitsland, Frankrijk en Italië ten opzichte van dat in de Verenigde Staten Figuur : Basisrentevoeten van de centrale banken Figuur : Evolutie van de geldbasis in de VS en in de eurozone Figuur : Evolutie van de geldhoeveelheid in de VS en in de eurozone Figuur : Structureel begrotingssaldo in procent van het potentieel BBP in de Verenigde Staten en de eurozone Figuur : Geraamde impact van de American Recovery and Reinvestment Act op het Amerikaanse BBP (in procent) Figuur : Geraamde impact van de American Recovery and Reinvestment Act op de Amerikaanse werkloosheid (in procent) Figuur 3.4.1: Outputkloof in de VS en in de eurozone Figuur 3.4.2: Samenvattend IS-LM-BP schema Figuur 3.4.3: Wisselkoers

6 6

7 Dankwoord Eerst en vooral wil ik graag mijn promotor, professor Heylen, bedanken voor de goede begeleiding tijdens het schrijven van dit werkstuk. De lessen macro-economie hebben eveneens mijn interesse voor dit onderwerp aangewakkerd. Daarnaast wil ik ook mijn ouders bedanken voor hun steun. Niet enkel tijdens het schrijven van dit werkstuk, maar doorheen alle jaren dat ik mocht studeren. 7

8 Inleiding Bij het aantreden van Barack Obama als president van de Verenigde Staten in het jaar 2009, zat het land in een diepe financieel-economische crisis. De reactie hierop was een Keynesiaans beleid van deficit spending met de belofte om na verloop van tijd het begrotingstekort terug te dringen (Schier, 2011, p. 7). Vlak na zijn aanstelling als president tekende hij de American Recovery and Reinvestment Act, beter bekend als de Stimulus Package, die als doel had om tewerkstelling te behouden en te creëren, alsmede een aantal uitdagingen voor de eenentwintigste eeuw aan te pakken (whitehouse.gov, 2016). Het plan werd ondanks felle Republikeinse tegenstand in het Congres goedgekeurd. De Republikeinen vreesden immers dat het plan het begrotingstekort en de overheidsschuld zou doen ontsporen. Met een injectie ter waarde van om en bij de 800 miljard dollar aan verhoogde overheidsuitgaven en verminderde belastingen werd getracht om de Amerikaanse economie terug op de rails te krijgen (New York Times, 2016; Herszenhorn, David M., 2009). De Stimulus Package werd echter niet gepercipieerd als een onverdeeld succes. Er woedde in 2010 een hevig debat over de doelmatigheid ervan. Een jaar later werd de Dodd-Frank Wall Street Reform and Consumer Protection Act getekend. Het doel van deze wet bestond erin de mechanismen die de financieel-economische crisis hadden veroorzaakt in de toekomst te voorkomen (Wall Street Reform: The Dodd-Frank Act, 2016). Een tweede opmerkelijke verwezenlijking in de eerste jaren van de regering-obama was de Affordable Care Act, beter bekend als Obamacare. Deze wet was een reactie op het grote aantal Amerikanen zonder ziektekostenverzekering, en de hoge kosten voor gezondheidszorg. Dit heeft eveneens een belangrijk potentieel effect op de Amerikaanse economie, met name via de kosten van de ziekteverzekering die in de Verenigde Staten voor een belangrijk deel door de werkgevers worden gedragen (Cutler, 2013). Ook de redding van de Amerikaanse auto-industrie wordt gezien als een belangrijke verwezenlijking van de regering Obama. De doelstelling van deze masterproef is om de macro-economische evolutie van de Verenigde Staten tijdens de regeerperiode van president Obama te analyseren. Welke opvallende ontwikkelingen deden zich voor, en hoe kunnen deze verklaard worden? Vervolgens wordt er gezocht naar een mogelijke verklaring voor deze veranderingen. Deze masterproef is als volgt gestructureerd. In het eerste deel wordt de macro-economische toestand van de Verenigde Staten tijdens de periode 2009 tot en met 8

9 2015 beschreven. Vervolgens wordt dit vergeleken met de voorgaande periodes en met de eurozone en een aantal individuele Europese landen, meer bepaald Duitsland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk tijdens dezelfde periode. Het doel van dit hoofdstuk is om een evaluatie te maken van de economische prestaties van de Verenigde Staten tijdens deze periode. Uit het eerste deel komen een aantal opmerkelijke evoluties naar voren. Het vervolg van deze masterproef bouwt hierop verder en tracht deze evoluties te verklaren en behandelt de bronnen van de economische groei en de aspecten van de economische groei op lange termijn. Zowel het (uitgebreide) Solow-model als de endogene groeitheorie komen hierin aan bod. Vanaf het derde deel, dat focust op het monetair en het budgettair beleid ligt de klemtoon eerder op de conjunctuur. We trachten ook een synthese te maken van de evoluties die besproken worden in het eerste en het derde deel. Dit zal gebeuren door deze evoluties grafisch voor te stellen aan de hand van een IS-LM schema. De eindconclusies vormen het slotstuk van deze masterproef. 9

10 Deel 1: macro-economische toestand In dit eerste deel komt de evolutie van het BBP per capita, de outputkloof, de inflatie, het begrotingstekort, de overheidsschuld, het saldo op de lopende rekening, de werkgelegenheid en de armoede en ongelijkheid tijdens de regeerperiode van president Obama aan bod. De evolutie van deze variabelen wordt in historisch perspectief geplaatst, door te vergelijken met het recente verleden van de Verenigde Staten. Daarnaast worden deze variabelen vergeleken met de eurozone of een aantal individuele Europese landen, meer bepaald Duitsland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Het doel van dit hoofdstuk is om een evaluatie te maken van de economische prestaties van de Verenigde Staten tijdens deze periode. Bijzondere aandacht gaat hierbij uiteraard uit naar de effecten van de crisis, die ongetwijfeld verantwoordelijk kan geacht worden voor een terugval in de economische activiteit. Om deze terugval in perspectief te kunnen plaatsen, is het essentieel om niet enkel te kijken naar de recente geschiedenis van de Verenigde Staten, maar is het ook nuttig om te vergelijken met de terugval van de economische activiteit in de eurozone ( en een aantal individuele Europese landen) tijdens dezelfde periode. 1.1 BBP per capita in koopkrachtpariteit en economische groei Het bruto binnenlands product (afgekort BBP) is de belangrijkste maatstaf voor economische activiteit in een land. Het duidt de bruto toegevoegde waarde aan die is gecreëerd binnen de landsgrenzen (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, p. 78). We vergelijken in deze grafiek het reëel BBP in koopkrachtpariteit van zowel de Verenigde Staten als het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Duitsland en de eurozone. 10

11 Figuur 1.1.1: BBP per capita volgens koopkrachtpariteit Reëel BBP per capita volgens koopkrachtpariteit in US dollar (basisjaar 2010) Duitsland Zweden Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten eurozone Bron: OECD STAT (stats.oecd.org), Gross domestic product (expenditure approach), per head, constant prices, constant PPP s, OECD base year Het BBP kent een min of meer continu stijgende trend, zowel in de Verenigde Staten als in Europa. In 2008 en 2009 daalde het BBP als gevolg van de economische crisis. In 2009 was het niveau van het BBP per capita vergelijkbaar met dat van Het duurde tot 2013 vooraleer het niveau van voor de crisis d.w.z. het niveau van het jaar 2007 terug was bereikt. Ook in Europa daalde het BBP door de crisis tot een dieptepunt in het jaar Hier daalde het BBP tot het niveau vergelijkbaar met dat van het jaar De eurozone heeft in 2015 het niveau van het jaar 2007 nog net niet bereikt. We kunnen hieruit concluderen dat het herstel in de Verenigde Staten sneller is verlopen dan in de eurozone. Dit kan verder worden verduidelijkt aan de hand van een analyse van de jaarlijkse groeicijfers. 11

12 Figuur 1.1.2: Jaarlijkse groei in procent van het BBP Jaarlijkse groei in procent van het BBP Duitsland Zweden Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten eurozone Bron: OECD STAT (stats.oecd.org), Gross domestic product (expenditure approach), annual growth rate in percentage Bij een analyse van de jaarlijkse groeicijfers valt op dat alle landen sterk getroffen worden door de crisis, er is sprake van een negatieve groei. Er zijn echter grote verschillen tussen de landen. Het effect van de crisis op de groeicijfers is het sterkst in de eurozone. De terugval in de groei was kleiner in de Verenigde Staten i. Na de crisis herstelt de groei in de Verenigde Staten zich en blijft sindsdien stabiel. Het verloop van de groei in de eurozone is volatieler. Het herstel na de crisis is forser in Duitsland en Zweden en ongeveer hetzelfde als in de VS voor de eurozone, maar door de eurocrisis kende de eurozone opnieuw een (weliswaar kleinere) terugval in de groeicijfers. Met uitzondering van de sterke groei in Zweden vertonen de actuele groeicijfers min of meer een convergentie. Al blijven de Verenigde Staten het lichtjes beter doen dan de eurozone. De gemiddelde jaarlijkse groeicijfers van de Verenigde Staten en de eurozone, voor en tijdens de regeerperiode van de regering Obama worden vergeleken in onderstaande tabel. 12

13 Tabel 1.1.1: Samenvattende tabel gemiddelde jaarlijkse groei in procent van het BBP in de Verenigde Staten en in de eurozone Verenigde Staten Eurozone Wijziging versus Bron: OECD STAT (stats.oecd.org), Gross domestic product (expenditure approach), annual growth rate in percentage Algemeen kan dus gesteld worden dat het BBP in de Verenigde Staten hoger ligt dan in de eurozone. De economische activiteit in de VS kende eveneens een kleinere terugval als gevolg van de crisis dan in de eurozone het geval was. Uit bovenstaande tabel valt vooral het verschil in gemiddelde jaarlijkse groei tijdens de periode op tussen de Verenigde Staten en de eurozone. In de volgende paragraaf is het daarom ook interessant om na te gaan in welke mate dit verschil inzake groeicijfers een invloed heeft gehad op de arbeidsmarkt in beide economieën. 13

14 1.2 Arbeidsmarkt: werkloosheid en werkgelegenheid De werkloosheid wordt gedefinieerd als de verhouding van het aantal werklozen tot de actieve bevolking. Deze laatste wordt ook aangeduid als de beroepsbevolking of het totale arbeidsaanbod, en omvat al wie werkt en al wie werkloos is. Werkloos is wie geen werkt heeft, beschikbaar is voor de arbeidsmarkt en actief een betrekking zoekt (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, p. 18). Figuur 1.2.1: Werkloosheidsgraad in procent van de totale beroepsbevolking Werkloosheidsgraad Duitsland Zweden Verenigd Koinkrijk VS eurozone Bron: OECD STAT (stats.oecd.org): Harmonised unemployment rate: all persons, s.a., level, ratio or index Uit de grafiek valt op dat de werkloosheid in alle landen, behalve in Duitsland, gestegen is ten gevolge van de crisis. De stijging van de werkloosheid was echter het hoogst in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten zette de werkloosheid vlak na de crisis echter een scherpe daling in, terwijl de werkloosheid in de eurozone bleef stijgen tot 2013 en pas nadien begon te dalen. In 2015 is het niveau van de werkloosheidsgraad in de Verenigde Staten niet lager dan in 2007, maar wel lager dan de gemiddelde werkloosheid van de voorbije zestig jaar. 14

15 Om landen beter met elkaar te kunnen vergelijken is het echter eenvoudiger om te kijken naar de werkgelegenheid in procent van de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64 jaar). Figuur 1.2.2: Werkgelegenheidsgraad in procent van de bevolking op beroepsactieve leeftijd (werkgelegenheid in personen) 80 Werkgelegenheidsgraad in procent van de bevolking van 15 tot 64 jaar Duitsland Zweden Verenigd Koninkrijk VS eurozone Bron: OECD STAT (stats.oecd.org): Employment rate, Aged 15-64, All persons, Level, rate or quantity series, s.a., Annual, Percentage Voor de crisis lag, sinds het midden van de jaren tachtig, het niveau van de werkgelegenheid in de Verenigde Staten consistent boven de 70% van de totale bevolking op beroepsactieve leeftijd, vanaf eind de jaren negentig begint dit opnieuw te dalen. Tijdens de crisis daalde de werkgelegenheid in de Verenigde Staten vier jaar op rij, tussen 2008 en Na het dieptepunt in 2011 steeg de werkgelegenheid opnieuw, in 2016 was het niveau van het jaar 2007 nog niet overschreden. Ook in Europa daalde de werkgelegenheid als gevolg van de crisis. In de eurozone bleef de werkgelegenheid echter dalen tot een dieptepunt in Vanaf 2014 steeg de werkgelegenheid weer tot hetzelfde niveau als dat van 2006, maar komt nog niet in de buurt van dat van Deze gegevens geven echter niet het volledige plaatje weer van de evoluties op de arbeidsmarkt in de verschillende landen. Een stijgende werkgelegenheid in personen kan ook worden verklaard door een 15

16 toename aan deeltijdse jobs. Om dit in rekening te brengen kan worden gekeken naar de evolutie van de werkgelegenheidsgraad in uren. Figuur 1.2.3: Aantal gewerkte uren per werknemer per jaar 2200 Gewerkte uren per werknemer per jaar Duitsland Zweden Verenigd Koninkrijk VS eurozone Bron: OECD STAT (stats.oecd.org): total employment, annual, hours, AMECO database (data voor de Eurozone): annual hours worked per person employed Bovenstaande grafiek geeft de evolutie weer van het aantal gewerkte uren per werknemer per jaar. In de meeste landen, behalve in Zweden is er sprake van een min of meer continu dalende trend. Uit de grafiek kan eveneens worden afgeleid dat de werknemers in de Europese landen gemiddeld minder uren per jaar presteren dan de werknemers in de VS. Duitsland kent het laagste aantal uren per werknemer. Het gemiddelde aantal gepresteerde uren per werknemer per jaar in de eurozone kent eveneens een continu dalende trend en evenaart min of meer het niveau van het gemiddelde aantal gepresteerde uren per werknemer per jaar in Zweden. De werkgelegenheidsgraad in uren kan worden berekend door het aantal gewerkte uren per werkende te vermenigvuldigen met het aantal werkenden en dit product te delen door het product van de totale bevolking op beroepsactieve leeftijd met het aantal potentiële uren per werkende. De teller geeft het feitelijk geleverde arbeidsvolume in een land in een jaar weer. De noemer duidt het aantal uren aan dat potentieel kan geleverd worden indien iedereen op beroepsactieve leeftijd voltijds werkt. We 16

17 veronderstellen dat het potentieel aantal uren per jaar 2080 bedraagt (52 weken x 40 uur per week). Een andere methode om de werkgelegenheidsgraad in uren te berekenen, die hetzelfde resultaat oplevert, is om de werkgelegenheidsgraad in personen te vermenigvuldigen met de fractie van het potentieel aantal uren dat de gemiddelde werkende levert (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ). Figuur 1.2.4: Werkgelegenheidsgraad in uren Werkgelegenheidsgraad in uren Duitsland Zweden Verenigd Koninkrijk VS eurozone Bron: AMECO database en OECD STAT (stats.oecd.org): (total employment, annual, hours/2080)*(employment rate, Aged 15-64, All persons, Level, rate or quantity series, s.a., Annual, Percentage) ii Terwijl de werkgelegenheid in personen in Zweden, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk nog duidelijk hoger was dan in de Verenigde Staten, geeft de werkgelegenheidsgraad in uren een ander beeld. Omwille van het feit dat de Europese werknemers minder uren per jaar werken dan in de VS ligt de werkgelegenheidsgraad in uren in deze Europese landen lager dan in de VS, ondanks de hogere werkgelegenheid in personen. In Figuur was reeds duidelijk te zien dat de werkgelegenheid in personen in de Verenigde Staten hoger ligt dan in de eurozone. Vanwege het feit dat werknemers in de eurozone gemiddeld minder uren per jaar werken is het verschil tussen beide economieën met betrekking tot de werkgelegenheidsgraad in uren nog groter. 17

18 Tabel 1.2.1: Samenvattende tabel voor arbeidsmarktprestaties Gemiddelde werkgelegenheidsgraad in personen Verenigde Staten eurozone 67,5 iii 64,0 Gemiddelde werkgelegenheidsgraad in uren 57,86 48,48 Bron: AMECO database en OECD STAT (zie grafieken) Wanneer bovenstaande evoluties met betrekking tot de arbeidsmarkt in verband worden gebracht met de eerder vermelde evoluties met betrekking tot de groeicijfers en de economische activiteit kan een opmerkelijke vaststelling worden gedaan. De analyse in dit eerste deel toont duidelijk aan dat de Verenigde Staten een forser economisch herstel kennen na de crisis. Dit komt tot uiting in hogere groeicijfers en een lagere werkloosheidsgraad (m.a.w. een hogere werkgelegenheidsgraad). De groei in de Verenigde Staten kende een kleinere terugval ten gevolge van de crisis dan de groei in Europa. Het effect van de crisis op de werkgelegenheid in de VS was dan weer groter dan dat in Europa, maar de werkgelegenheid in de VS begon zich vlak na de crisis opnieuw te herstellen terwijl dit in Europa slechts sinds het jaar 2013 het geval was. Uit de vorige twee paragrafen blijft dat de VS beter presteert dan de eurozone op vlak van groei en werkgelegenheid. In de volgende paragraaf is het daarom ook interessant om na te gaan of dit invloed heeft gehad op de prijsstabiliteit. 18

19 1.3 Inflatie Inflatie betekent een aanhoudende stijging van het algemeen prijspeil in de economie. Het inflatiepercentage in een bepaald jaar meet de procentuele verandering van het algemeen prijspeil in dat jaar ten opzichte van het vorige jaar (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, p. 14). Figuur 1.3.1: Inflatie Inflatie Duitsland Zweden Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten eurozone Bron: OECD STAT (stats.oecd.org): consumer prices: all items, growth on the same period of the previous year (percentage) Sinds de jaren negentig schommelde de inflatie tussen de 2 en de 4%. In 2009 daalde de inflatie plots naar een niveau van -0.4, wat betekent dat er in dat jaar sprake was van deflatie. Uit de grafiek kunnen we afleiden dat dit een primeur is wat de naoorlogse Amerikaanse economie betreft. In 2011 en 2012 was de inflatie opnieuw gestegen naar een niveau vergelijkbaar met dat van voor de crisis, maar sinds 2013 daalt de inflatie opnieuw. In 2015 bedraagt de inflatie opnieuw 0%. Deze evolutie is vergelijkbaar met de situatie in de Europese landen met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk. In het Verenigd Koninkrijk was de inflatie tijdens de crisisjaren veel hoger. Desondanks begint ook hier de inflatie te dalen vanaf 2012 en komt de laatste jaren op het niveau van de andere landen. De laatste jaren ligt de gemiddelde inflatie in de eurozone lager dan die in de Verenigde Staten. 19

20 1.4 Begrotingssaldo en overheidsschuld Het begrotingssaldo geeft het verschil aan tussen alle overheidsontvangsten en alle overheidsuitgaven in een bepaald jaar (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, p. 49). De Verenigde Staten worden in de volgende grafiek vergeleken met het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Zweden en de eurozone. Figuur 1.4.1: Begrotingssaldo in procent van het BBP Begrotingssaldo in % van BBP VS Du Zw VK Eurozone Bron: OECD DATA (data.oecd.org), ECB Statistical Data Warehouse en eigen berekeningen voor de data met betrekking tot de eurozone Uit de grafiek kan worden afgeleid dat het begrotingstekort van de Verenigde Staten hoog oploopt tijdens de economische crisis. Het grootste begrotingstekort werd geboekt in het jaar 2009 en bedroeg 12,7 % van het BBP. Hoogstwaarschijnlijk is dit het gevolg van verhoogde overheidsuitgaven als gevolg van de Stimulus Package alsmede van de daling van het BBP en verminderde belastinginkomsten iv. Sindsdien daalde het begrotingstekort weer om vervolgens in het jaar 2013 een niveau te bereiken dat gelijkaardig is met dat van voor de crisis. De opmerkelijke stijging van het begrotingstekort is vergelijkbaar met de situatie in het Verenigd Koninkrijk, waar weliswaar in mindere mate min of meer hetzelfde patroon valt waar te nemen. Ook in de eurozone liepen de begrotingstekorten op tijdens de crisisjaren. Ze waren echter niet van dezelfde omvang als het begrotingstekort in de Verenigde Staten. Uit de grafiek blijkt dat het 20

21 begrotingstekort in de Verenigde Staten het voorbije decennium steeds groter was dan het gemiddelde begrotingstekort in de eurozone. De gecumuleerde tekorten uit het verleden vormen de uitstaande bruto-overheidsschuld, dit wil zeggen de financiële verplichtingen van de overheid ten opzichte van de financiële instellingen, de bedrijven en de gezinnen in binnen- en buitenland (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, p. 50). De Verenigde Staten worden in de volgende grafiek opnieuw vergeleken met het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Zweden en de eurozone. Figuur 1.4.2: Overheidsschuld in procent van het BBP 140 Overheidsschuld in procent van het BBP Duitsland Zweden Verenigd Koninkrijk VS eurozone Bron: OECD STAT (stats.oecd.org): general government gross financial liabilities, as a percentage of GDP De meeste landen kenden kort na de crisis een significante verhoging van de overheidsschuld. Maar De Verenigde Staten zijn één van de landen met de meest uitgesproken stijging. De overheidsschuld ging van 65,6% in 2007 naar 112,3% in 2012, dit is een stijging van 46,7 procentpunten op vijf jaar tijd. Binnen deze periode situeert de grootste stijging van de overheidsschuld in procent van het BBP zich in het jaar 2009, dit als gevolg van het feit dat het begrotingstekort in dat jaar een recordhoogte bereikte. Na 2012 stabiliseerde de overheidsschuld in procent van het BBP zich vervolgens min of 21

22 meer. De overheidsschuld in de eurozone was initieel hoger dan die van de VS, maar dit verandert in Vandaag is de overheidsschuld in de eurozone slechts iets lager dan die in de VS. De stijging van de overheidsschuld als gevolg van de crisis is dus geringer in de eurozone dan in de VS. In het Verenigd Koninkrijk steeg de schuld in diezelfde vijf jaar nog sterker, namelijk met 55,8 procentpunten. In Duitsland steeg de overheidsschuld minder sterk in vergelijking met de hierboven vernoemde landen en is er de laatste jaren een duidelijke daling waar te nemen. In Zweden, tenslotte, bleef de overheidsschuld tijdens de crisis min of meer op een constant niveau. Tabel 1.4.1: Samenvattende tabel begrotingssaldo en overheidsschuld in procent van het BBP Verenigde Staten eurozone Begrotingssaldo -9,07-4,31 Overheidsschuld 108,2 100,7 Bron: OECD STAT, OECD DATA en ECB Statistical Data Warehouse (zie bovenstaande grafieken) 1.5 Saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans Op de betalingsbalans van een land worden alle financiële stromen geregistreerd die in een bepaalde periode plaatsvonden tussen de ingezetenen van dat land en het buitenland. De lopende rekening bevat alle financiële stromen die voortvloeien uit verrichtingen in de inkomens- of de bestedingssfeer. Het saldo op de lopende rekening onthult of landen op macro-niveau netto-besteders dan wel nettospaarders zijn (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, p. 44). 22

23 Figuur 1.5.1: Saldo op de lopende rekening in procent van het BBP Saldo op de lopende rekening in procent van het BBP Duitsland Zweden Verenigd Koninkrijk VS eurozone Bron: OECD STAT (stats.oecd.org): Current account as a % of GDP, s.a., Level, ratio or index Sinds de jaren 80 kent de VS bijna onafgebroken een tekort op de lopende rekening. Het grootste tekort op de lopende rekening van de VS situeert zich in 2006, een tekort van 5,8%. Vanaf 2007 vindt er een opvallende verbetering van het saldo op de lopende rekening plaats en sinds 2009 schommelt het tekort tussen twee en drie procent van het BBP. De eurozone kende in 2008 een tekort op de lopende rekening. In de daaropvolgende jaren kent de eurozone een overschot op de lopende rekening. Waar de verbetering van het saldo op de lopende rekening van de VS zich nauwelijks nog doorzet na 2009, kent de lopende rekening van de eurozone een opvallende verbetering na 2011 die zich doorzet tot op vandaag. 23

24 1.6 Armoede en ongelijkheid Een grafiek uit het document Poverty and Income in the United States van het US Census Bureau (zie bijlage 1) verduidelijkt de evolutie van het aantal mensen in armoede in de Verenigde Staten. We kunnen hieruit afleiden dat de armoede sterk gestegen is tijdens de recessie. Na de recessie bleef het percentage mensen in armoede min of meer constant. De armoede is pas beginnen dalen tussen 2014 en Tijdens datzelfde jaar nemen de auteurs van het document ook voor de eerste keer sinds de recessie een stijging in het reële inkomen van een gemiddeld gezin waar (Proctor, Semega, & Kollar, 2016). OESO data laten geen vergelijking toe tussen de VS en Europese landen wat betreft de evolutie van het percentage van mensen in armoede gezien er voor de VS enkel en alleen voor het jaar 2014 data beschikbaar zijn. Een statische vergelijking tussen de VS en Europese landen onthult echter dat het percentage van mensen in armoede in de VS veel hoger ligt dan in Europese landen (OECD Data: Inequality - Poverty rate, 2017). De meest gebruikte indicator om ongelijkheid binnen een bepaald land weer te geven is de Ginicoëfficiënt. De waarde hiervan varieert tussen 0 en 1. Waarbij een Gini-coëfficiënt van 0 impliceert dat de welvaart volledig gelijk verdeeld is over alle inwoners (extreme gelijkheid) en een Gini-coëfficiënt van 1 impliceert dat één persoon alle welvaart heeft (extreme ongelijkheid) (Todaro & Smith, 2012, p. 208). In onderstaande grafieken worden de Gini-coëfficiënten van Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en de Verenigde Staten vergeleken. Er zijn drie verschillende Gini-coëfficiënten per land. De eerste kijkt naar hoe de verdeling van het inkomen eruit zou zien moest er geen herverdeling plaatsvinden, de tweede houdt rekening met transfers, maar niet met belastingen (op de grafiek aangeduid met ATBT/ after transfers, before taxes) en de derde is de Gini-coëfficiënt die de verdeling weergeeft van het beschikbaar inkomen (houdt zowel rekening met transfers als met belastingen). Gezien de geringe fluctuaties in de cijfers worden de verschillende landen hier slechts op twee tijdstippen met elkaar vergeleken: de eerste grafiek beschrijft de situatie in 2007, de tweede grafiek beschrijft de situatie in

25 Figuur 1.6.1: Gini-coëfficiënten in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en de VS in Bron: OECD Income Inequality Update (24 november 2016) Figuur 1.6.2: Gini-coëfficiënten in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en de VS in Bron: OECD Income Inequality Update (24 november 2016) 25

26 Opvallend is dat de Gini-coëfficiënten van de verschillende landen nauwelijks wijzigen v. De opvallendste wijziging is een kleine toename van de Gini-coëfficiënt volgens beschikbaar inkomen in Zweden en in de Verenigde Staten. In het Verenigd Koninkrijk is diezelfde indicator dan weer lichtjes gedaald. Zowel in 2007 als in 2013 is de ongelijkheid gemeten volgens de Gini-coëfficiënt volgens beschikbaar inkomen het grootst in de Verenigde Staten. De Gini-coëfficiënt zonder herverdeling van de Verenigde Staten komt min of meer op hetzelfde niveau als dat van het Verenigd Koninkrijk. 1.7 Tussentijdse conclusie Uit bovenstaande analyse blijkt dat bijna alle relevante economische variabelen in sterke mate beïnvloed werden door de financieel economische crisis. De crisis zorgde voor een daling van het BBP, de inflatie en de werkgelegenheid. Een stijging in het begrotingstekort tijdens een economische crisis kan verklaard worden als gevolg van een gedaalde werkgelegenheid en economische activiteit, wat leidt tot gedaalde belastinginkomsten. De accumulatie van deze tekorten heeft eveneens een gestegen overheidsschuld als gevolg. Een laatste gevolg van de crisis is een stijging van het aantal mensen in armoede. Uit bovenstaande analyse blijkt eveneens dat de Verenigde Staten sneller van de crisis zijn hersteld dan de eurozone. Dit komt tot uiting in hogere groeicijfers en een lagere werkloosheidsgraad. De groei in de Verenigde Staten kende een kleinere terugval ten gevolge van de crisis dan de groei in Europa. Het effect van de crisis op de werkgelegenheid in de VS was dan weer groter dan dat in Europa, maar de werkgelegenheid in de VS begon zich vlak na de crisis opnieuw te herstellen terwijl dit in Europa slechts sinds het jaar 2013 het geval was. Deze betere prestaties inzake groei en werkgelegenheid gaan slechts in beperkte mate ten koste van de prijsstabiliteit, maar wel ten koste van een groter begrotingstekort en een hogere overheidsschuld. Net als een groter tekort op de lopende rekening. Deze evoluties gaan eveneens gepaard met een stijging van het aantal mensen in armoede. Hoe kunnen deze verschillen worden verklaard? Het vervolg van deze masterproef tracht deze evoluties te verklaren en behandelt de bronnen van de economische groei en de aspecten van de economische groei op lange termijn. Zowel het (uitgebreide) Solow-model als de endogene 26

27 groeitheorie komen hierin aan bod. Vanaf het derde deel, dat focust op het monetair en het budgettair beleid ligt de klemtoon eerder op de conjunctuur. We trachten ook een synthese te maken van de evoluties die besproken worden in het eerste en het derde deel. Dit zal gebeuren door deze evoluties grafisch voor te stellen aan de hand van een IS-LM schema. De eindconclusies vormen het slotstuk van deze masterproef. 27

28 Deel 2: Economische groei Economische groei zal in dit deel op verschillende manieren worden benaderd. Eerst worden de bronnen van economische groei in de Verenigde Staten en de eurozone achterhaald met behulp van de growth accounting method. Vervolgens trachten we de verschillen in economische groei volgens het Solow-model van economische groei te verklaren. Hierin wordt veel aandacht geschonken aan de evolutie van de netto reële kapitaalvoorraad per capita. Tot slot kunnen ook de inzichten uit de endogene groeitheorie een verklaring leveren voor de verschillen tussen de Verenigde Staten en de eurozone. Hierin wordt veel aandacht geschonken aan de evolutie van de totale factorproductiviteit. 2.1 Productiefunctie en bronnen van economische groei Macro-economen gaan in de studie van de economische groei heel vaak uit van een neoklassieke productiefunctie: - Y = reële output, productie Y = Af(L,K) - Met L = ingezette hoeveelheid arbeid (volledige werkgelegenheid) - K = ingezette hoeveelheid kapitaal - A = stand van de technologie (TFP, exogeen) Deze dient de volgende kenmerken te hebben: - de ingezette hoeveelheden arbeid en kapitaal zijn oneindig deelbaar en onderling substitueerbaar om een bepaalde productiehoeveelheid te realiseren - het marginaal product van iedere productiefactor is positief maar neemt af naarmate de ingezette hoeveelheid van de betrokken productiefactor hoger is - de productie wordt gekenmerkt door constante schaalopbrengsten 28

29 Er wordt uitgegaan van een Cobb-Douglas productiefunctie, deze voldoet aan alle bovenstaande voorwaarden YY = AAAA αα LL ββ Met α = kapitaalelasticiteit en β = 1-α = arbeidselasticiteit (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, p. 704) Economische groei vereist een wijziging van de ingezette hoeveelheden arbeid of kapitaal of een verbetering van de totale factorproductiviteit (d.w.z. een wijziging in de stand van de technologie of een algemene toename van de efficiëntie, hier gebundeld als A). De growth accounting method kan omschreven worden als een techniek om empirisch de relatieve belangrijkheid van de drie bronnen van economische groei te meten. Economische groei kan te wijten worden aan een toename van de totale factorproductiviteit, een toename van de ingezette hoeveelheid kapitaal en/of een toename van de ingezette hoeveelheid arbeid. Het verband tussen de groeivoeten van deze variabelen kan als volgt worden uitgedrukt: YY YY = AA AA + KK KK + ββ LL LL Bij het berekenen van de bronnen van economische groei werd gebruik gemaakt van de methode zoals beschreven in vele handboeken: 1. Het meten van de groei van de reële output en de ingezette hoeveelheden arbeid en kapitaal over een bepaalde periode 2. Het schatten van de elasticiteiten van arbeid en kapitaal op basis van historische gegevens. We veronderstellen constante schaalopbrengsten en perfecte concurrentie. De elasticiteiten van arbeid en kapitaal vallen dan samen met hun respectievelijke aandelen in het nationaal inkomen en sommeren tot 1 (α is ongeveer 1/3, β=1-α en is ongeveer 2/3). 29

30 3. Het berekenen van het aandeel van kapitaal en het aandeel van arbeid in de economische groei. 4. Het deel van de economische groei dat niet te verklaren is door groei van de ingezette hoeveelheid kapitaal of arbeid wordt toegeschreven aan toename van de totalefactorproductiviteit. (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ) In onderstaande tabel worden de bronnen van economische groei in de Verenigde Staten verduidelijkt aan de hand van de growth accounting equation die hierboven reeds werd gespecifieerd. Tabel 2.1.1: Bronnen van economische groei in de Verenigde Staten periode Y/Y K/K β L/L A/A ,3 0,9 0,98 1, ,1 0,97 0,3 0, ,5 0,45 0,23 0,82 Wijziging versus ,6-0,52-0,07-0,01 Bron: AMECO database (K: net capital stock at 2010 prices), OECD STAT( Y/Y) en eigen berekeningen( K/K, (1- ) L/L en A/A (Solow residual, groei van de totale factorproductiviteit) ;de waarden voor de elasticiteiten werden hierbij overgenomen uit (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ) α=1/3 en β=1- =2/3) vi Uit bovenstaande tabel kan worden afgeleid dat voor de periode de toename van de totale factorproductiviteit de belangrijkste bron vormde voor economische groei. De bijdrage van de toename van de ingezette hoeveelheid arbeid en de ingezette hoeveelheid kapitaal is min of meer gelijk in deze periode. De toename van de ingezette hoeveelheid arbeid is voor deze periode echter de tweede belangrijkste bron van economische groei. In de periode is de toename van de ingezette hoeveelheid kapitaal de belangrijkste bron van economische groei, gevolgd door de toename 30

31 van de totale factorproductiviteit en de toename van de ingezette hoeveelheid arbeid. Voor de periode vormde de toename van de totale factorproductiviteit opnieuw de belangrijkste bron voor economische groei, gevolgd door de toename van de ingezette hoeveelheid kapitaal. De toename van de ingezette hoeveelheid arbeid heeft nauwelijks bijgedragen aan de economische groei in deze periode. Uit de tabel kan worden afgeleid dat de terugval in de economische groei in de Verenigde Staten voornamelijk te wijten is aan een terugval in de toename van de ingezette hoeveelheid kapitaal en in tweede instantie aan een terugval in de toename van de ingezette arbeid. De toename van de totale factorproductiviteit kent in deze periode slechts een kleine daling. Ook voor de eurozone kunnen dezelfde berekeningen worden gemaakt om de bronnen van economische groei te achterhalen. Vervolgens kunnen de bronnen van de economische groei in de eurozone vergeleken worden met die in de Verenigde Staten. Tabel 2.1.2: Bronnen van economische groei in de eurozone periode Y/Y K/K (1-α) L/L A/A ,8 0,72 0,49 0, ,2 0,26-0,2 0,14 Wijziging versus ,6-0,46-0,69-0,45 Bron: OECD STAT ( Y/Y), AMECO database ( K/K: net capital stock at 2010 prices) en eigen berekeningen( K/K, (1- ) L/L en A/A (Solow residual, groei van de totale factorproductiviteit); de waarden voor de elasticiteiten werden hierbij overgenomen uit (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ) α=1/3 en β=1- =2/3) vii Bovenstaande tabel geeft weer dat de eurozone duidelijk slechter presteerde dan de Verenigde Staten op vlak van groei. Dit is een waarneming die reeds in het eerste deel duidelijk naar voor kwam. De berekening van de bronnen van de economische groei wijst uit dat in de periode de toename van de ingezette hoeveelheid kapitaal de belangrijkste bron was van economische groei gevolgd door de toename van de totale factorproductiviteit. Hoewel de groei in de periode lager is dan in de voorgaande periode kan wat betreft de bronnen van economische groei hetzelfde patroon worden waargenomen. De toename van de totale factorproductiviteit, maar ook de toename 31

32 van de totale ingezette hoeveelheid arbeid, is in de periode beduidend lager in de eurozone dan in de Verenigde Staten. Dat laatste hoeft niet te verwonderen: in het eerste deel kon immers reeds worden vastgesteld dat de werkgelegenheidsgraad in uren in de eurozone tijdens deze periode daalde, terwijl in de Verenigde Staten een stijging kon worden vastgesteld viii. De terugval in de economische groei in de eurozone is vooral te wijten aan een terugval in de ingezette hoeveelheid arbeid. Ook de toename van de ingezette hoeveelheid kapitaal en de totale factorproductiviteit is kleiner dan in de voorgaande periode, wat eveneens een negatief effect heeft op de economische groei. De bronnen van de economische groei geven reeds een goed beeld van de oorzaken van de verschillen in economische groei. Toch is het noodzakelijk om hier in het volgende onderdeel nog even op verder te gaan en meer inzicht te verwerven in de evolutie van de totale factorproductiviteit en de kapitaalvoorraad per capita in de eurozone en in de Verenigde Staten. 2.2 Verschillen in economische groei: het Solow-model In dit deel wordt getracht om de verschillen in economische groei tussen de Verenigde Staten en de eurozone te verklaren vanuit het Solow-model. Dit model wijst verschillen in groei per capita toe aan verschillen in kapitaalvorming per capita en aan verschillen in de TFP groei (groei van A). In deze paragraaf staat de kapitaalvorming centraal. Het Solow-model heeft echter geen verklaring voor de evolutie van A. Ze is er exogeen. De endogene-groeitheorie biedt wel een aantal aanknopingspunten. Dit wordt besproken in 2.4. De evolutie van de kapitaalvorming in het Solow-model kan via drie tussenstappen verduidelijkt worden: 1. Bepaling van de gerealiseerde investeringen per capita 2. Bepaling van de investeringen die jaarlijks moeten plaatsvinden om de kapitaalvoorraad op peil te houden 3. Bepaling van de feitelijke evolutie van kapitaalvoorraad per capita (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ) 32

33 2.2.1 Bepaling van de gerealiseerde investeringen per capita De gerealiseerde investeringen per capita (I/L) kunnen worden bepaald door de investeringen in procent van het BBP te vermenigvuldigen met het nominaal BBP en dit vervolgens te delen door het aantal werknemers (L). Belangrijk is hierbij dat het Solow model uitgaat van volledige tewerkstelling. De gerealiseerde investeringen per capita binnen het Solow-model kunnen dus achterhaald worden door het totale volume investeringen te delen door de bevolking op beroepsactieve leeftijd (dit wil zeggen de bevolking tussen 15 en 64 jaar). Figuur : Gerealiseerde investeringen per capita volgens het Solow-model in de Verenigde Staten en de eurozone investeringen per capita in dollar VS eurozone Bron: IMF World Economic Outlook, OECD STAT en eigen berekeningen (investeringen in procent van het BBP (IMF)*nominaal BBP/bevolking op beroepsactieve leeftijd (OECD STAT)) Uit bovenstaande grafiek blijkt duidelijk dat de investeringen per capita in de Verenigde Staten continu hoger liggen dan deze in de eurozone. In beide economieën daalden de investeringen per capita tijdens de crisis. In de VS werd het niveau van de investeringen per capita van voor de crisis reeds bereikt in het jaar In de eurozone is het niveau van de investeringen per capita na de crisis na een korte stijging opnieuw gedaald en blijft het de laatste jaren op een zeer laag niveau vergelijkbaar met dat van het jaar

34 Bepaling van de investeringen die jaarlijks moeten plaatsvinden om de kapitaalvoorraad op peil te houden Wanneer een land niet zou investeren zou de kapitaalvoorraad per capita (k=k/l) er jaarlijks op achteruitgaan. Enerzijds zal dit gebeuren ingevolge een depreciatie van de bestaande kapitaalvoorraad, anderzijds omwille van een toename van de bevolking en het aantal werknemers. De vereiste investeringen per capita om de kapitaalvoorraad per capita op peil te houden is dus gelijk aan (n+δ)k Met n = bevolkingsgroeivoet (n = ΔL/L) δ = depreciatievoet van de kapitaalvoorraad k = kapitaalvoorraad per capita 34

35 Depreciatievoet van de kapitaalvoorraad Figuur : Gemiddelde depreciatie van de kapitaalstock in de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk en Italië 0.06 Gemiddelde depreciatie van de kapitaalstock France Germany Italy United States Bron: Penn World Tables 9.0 Een vergelijking tussen de VS en de eurozone is hier niet mogelijk wegens een gebrek aan data met betrekking tot de eurozone. Daarom worden Duitsland, Frankrijk en Italië als illustratief voor de eurozone beschouwd. Bovenstaande grafiek geeft weer dat de depreciatievoet in de Verenigde Staten hoger ligt dan die in de Europese landen. In de Verenigde Staten dienen er dus meer investeringen te gebeuren om de kapitaalvoorraad op peil te houden. 35

36 Bevolkingsgroeivoet Gezien de bevolkingsgroeivoet binnen het Solow-model gedefinieerd wordt als ΔL/L en er uitgegaan wordt van volledige tewerkstelling dient dus de jaarlijkse groeivoet van de bevolking op beroepsactieve leeftijd te worden bekeken. Figuur : Jaarlijkse groeivoet van de bevolking op beroepsactieve leeftijd in de Verenigde Staten en in de eurozone Jaarlijkse groeivoet van de bevolking op beroepsactieve leeftijd (15-64) VS eurozone Bron: OECD STAT Population en eigen berekeningen Uit bovenstaande grafiek blijkt dat de groeivoet van de bevolking op beroepsactieve leeftijd zowel in de Verenigde Staten als in de eurozone op lange termijn een dalende trend vertoont. De groeivoet van de bevolking op beroepsactieve leeftijd in de VS ligt echter permanent hoger dan die in de eurozone. In de VS is er dus een grotere toename van het aantal werknemers waardoor er meer investeringen dienen te gebeuren om de kapitaalvoorraad per capita op peil te houden. 36

37 2.2.3 Bepaling van de feitelijke evolutie van de kapitaalvoorraad per capita De feitelijke evolutie van de kapitaalvoorraad werd eerder al bestudeerd bij het achterhalen van de bronnen van economische groei in de Verenigde Staten en de eurozone. Figuur : Netto reële kapitaalvoorraad in de Verenigde Staten en de eurozone Netto reële kapitaalvoorraad in de eurozone (in miljard euro, linkeras) en in de VS (in miljard dollar, rechteras) eurozone VS Bron: AMECO database (K: net capital stock at 2010 prices) Uit bovenstaande grafiek blijkt duidelijk dat de netto reële kapitaalvoorraad in de Verenigde Staten sneller groeit dan die in de eurozone. Deze gegevens houden echter geen rekening met de evolutie van de bevolking op beroepsactieve leeftijd in beide economieën. De volgende grafiek geeft dan ook de netto reële kapitaalvoorraad per capita weer voor beide economieën weer. 37

38 Figuur : Netto reële kapitaalvoorraad per capita in de Verenigde Staten en de eurozone netto reële kapitaalvoorraad per capita in de eurozone (in euro, linkeras) en in de VS ( in dollar, rechteras) eurozone VS Bron: AMECO database (K: net capital stock at 2010 prices)/ bevolking op beroepsactieve leeftijd (OECD STAT) Bovenstaande grafiek geeft duidelijk weer dat de kapitaalvoorraad per capita in de Verenigde Staten hoger ligt dan die in de eurozone. De netto reële kapitaalvoorraad per capita groeit in beide economieën aan ongeveer hetzelfde tempo. In onderstaande grafiek wordt de groeivoet van de netto reële kapitaalvoorraad per capita bekeken. 38

39 Figuur : Groeivoet van de netto reële kapitaalvoorraad in de Verenigde Staten en de eurozone 2.5 Groeivoet van de netto reële kapitaalvoorraad per capita eurozone VS Bron: AMECO database (K: net capital stock at 2010 prices)/ bevolking op beroepsactieve leeftijd (OECD STAT) en eigen berekeningen Uit bovenstaande grafiek blijkt dat de groeivoet van de netto reële kapitaalvoorraad per capita in de VS bijna gedurende de volledige periode na 2008 lager lag dan in de eurozone, vanaf 2009 is er echter wel een inhaalbeweging merkbaar en na 2012 ligt de groeivoet van de netto reële kapitaalvoorraad per capita in de VS opnieuw hoger dan die in de eurozone. 39

40 2.4 Endogene groeitheorie: technologie en budgettair beleid De endogene groeitheorie betekent een dubbele breuk met het neoklassieke Solow-model. Ten eerste wordt de technologische vooruitgang niet langer buiten het model maar door het model zelf verklaard. Ten tweede wordt de veronderstelling van afnemende kapitaalopbrengsten verworpen. Het gevolg hiervan is dat er geen sprake meer is van het bereiken van een steady-state kapitaalniveau, en evenmin van een afnemend marginaal product van kapitaal. Er is dus geen reden meer voor kapitaalstromen van rijke naar arme landen en er zal bijgevolg geen convergentie optreden (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ). In dit deel zal er verder worden gebouwd op de endogene groeitheorie wanneer er een aantal uitgavencategorieën worden besproken met een impact op de lange termijn groei. Dit is enkel mogelijk binnen de endogene groeitheorie. Binnen het Solow-model is er wel een tijdelijk effect van begrotingsbeleid op de groei, maar geen effect op de groei op lange termijn (Kneller, Bleaney, & Gemmel, 1999, p. 172). Vervolgens wordt in dit deel ook de evolutie van totale factorproductiviteit bekeken. Dit is zeer belangrijk aangezien uit de growth accounting tabel bleek dat de groei van de totale factorproductiviteit de voornaamste bron van economische groei in de Verenigde Staten is : Impact van het budgettair beleid op de groei op lange termijn: verklaring voor de evolutie van de totale factorproductiviteit Hierboven werd reeds duidelijk dat de Verenigde Staten kampen met een grote schuldenlast en een hoog begrotingstekort. Dit kan negatieve effecten teweegbrengen op de lange termijn groei. Begrotingstekorten doen immers de nationale besparingen dalen met reële rentestijgingen en crowding out van private investeringen tot gevolg. De omvang van het begrotingssaldo is evenwel slechts één invalshoek, ook de aard van de uitgaven en ontvangsten is van belang. Een tekort kan mogelijk verantwoord zijn indien dit samengaat met hoge productieve overheidsuitgaven en lage distortieve belastingen (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ). Productieve overheidsuitgaven stimuleren immers de economische groei terwijl niet-productieve overheidsuitgaven dit niet doen (Kneller, Bleaney, & Gemmel, 1999). Productieve overheidsuitgaven zijn onder meer investeringen in onderwijs en publieke infrastructuur. In dit deel worden enkele variabelen bekeken die een invloed kunnen hebben op de groei op lange termijn. Het gaat hier 40

41 voornamelijk om investeringen. Eerst wordt er gekeken naar het volume van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Vervolgens naar het volume van de overheidsinvesteringen in onderwijs en tenslotte het volume van de investeringen in infrastructuur : Het volume van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling Figuur : Het volume van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling in procent van het BBP in de Verenigde Staten en de eurozone Uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling in procent van het BBP Euro area United States Bron: World Bank: World Development indicators: Research and development expenditure (% of GDP) De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling in procent van het BBP zijn steeds hoger in de Verenigde Staten dan in de eurozone. In beide landen is er een stijging waar te nemen, de crisis veroorzaakte geen daling in de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling in procent van het BBP. De uitgaven in onderzoek en ontwikkeling kunnen verder worden uitgesplitst. Uit gegevens van de OESO (zie bijlage) blijkt dat vooral de investeringen in onderzoek en ontwikkeling vanwege de bedrijven en de overheid verantwoordelijk zijn voor het grote verschil tussen de Verenigde Staten en de Europese landen. Enkel wat betreft investeringen in onderzoek en ontwikkeling vanuit het hoger onderwijs scoren de Europese landen beter dan de VS. Verder is het opmerkelijk dat de investeringen in onderzoek en ontwikkeling vanuit de overheid in de VS, gemiddeld hoger zijn na 2008 dan voor

42 : Het volume van de overheidsinvesteringen in onderwijs en de evolutie van het menselijk kapitaal Figuur : Overheidsbestedingen voor onderwijs in procent van het BBP in de Verenigde Staten en de eurozone Overheidsbestedingen voor onderwijs in procent van het BBP VS Duitsland Zweden VK Bron: OECD STAT: Total General government expenditure on education, Gross domestic product (output approach); current prices en eigen berekeningen. Bovenstaande grafiek verduidelijkt dat de overheidsbestedingen voor onderwijs in de Verenigde Staten steeds onder het niveau lagen van Zweden en onder het niveau van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Bij alle geobserveerde landen stijgen de overheidsbestedingen voor onderwijs in verhouding tot het BBP. Na de crisis dalen de overheidsbestedingen voor onderwijs in verhouding tot het BBP. Gemiddeld lagen de overheidsbestedingen voor onderwijs in procent van het BBP tijdens de periode iets hoger dan in de periode De overheidsbestedingen voor onderwijs zijn belangrijk voor de evolutie van het menselijk kapitaal. Dit is een factor die deel uitmaakt van de totale factorproductiviteit, want met een hoger menselijk kapitaal kan het bestaande productiekapitaal efficiënter worden ingezet. Het menselijk kapitaal wordt in de Penn World Tables berekend op basis van het aantal jaar scholing en het rendement van het onderwijs. We vergelijken deze variabele tussen de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk en Italië. 42

43 Een vergelijking tussen de VS en de eurozone is hier niet mogelijk wegens een gebrek aan data met betrekking tot de eurozone. Daarom worden Duitsland, Frankrijk en Italië als illustratief voor de eurozone beschouwd. Figuur : Evolutie van het menselijk kapitaal in de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk en Italië Evolutie van het menselijk kapitaal in de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk en Italië Bron: Penn World Tables 9.0 France Germany Italy United States Bovenstaande grafiek vertoont een duidelijke trend van een stijgend menselijk kapitaal in de Verenigde Staten. Verder is ook een afzwakking van de groei van het menselijk kapitaal waar te nemen sinds het jaar Dit is vergelijkbaar met de evolutie van het menselijk kapitaal in Duitsland. Begin jaren 2000 had dit land een vergelijkbaar niveau van menselijk kapitaal, maar vanaf het jaar 2006 begint er een divergentie op te treden tussen beide landen. Dit zorgt ervoor dat het niveau van het menselijk kapitaal in Duitsland in het jaar 2014 lager ligt dan dat in de Verenigde Staten. Het niveau van menselijk kapitaal in Frankrijk en Italië ligt beduidend lager dan dat in de VS en in Duitsland, maar in beide landen kent het wel een zeer duidelijke stijging. Het niveau van het menselijk kapitaal in Frankrijk en Italië stijgt veel sneller dan dat in de VS en in Duitsland. 43

44 : Het volume van de investeringen in infrastructuur Figuur : Investeringen in de infrastructuur in procent van het BBP 1.2 Investeringen in infrastructuur in procent van het BBP Germany Sweden United Kingdom United States Bron: OECD DATA: Infrastructure investment Inland total, % of GDP, Bovenstaande grafiek verduidelijkt dat ook de investeringen in infrastructuur in verhouding tot het BBP in alle geobserveerde landen gestegen zijn tijdens de jaren van de crisis. Ook hier keert het niveau van de investeringen in infrastructuur in verhouding tot het BBP in de Verenigde Staten terug naar dat van voor de crisis. De investeringen in infrastructuur in verhouding tot het BBP kennen in de meeste geobserveerde landen een redelijk volatiel verloop. De Verenigde Staten kennen gedurende het overgrote deel van de geobserveerde periode lagere investeringen in infrastructuur dan de andere geobserveerde landen. Vanaf 2011 is er geen verschil meer tussen de VS, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Al is dat eerder omdat in de laatstgenoemde landen de investeringen in infrastructuur in verhouding tot het BBP gedaald zijn dan dat de investeringen in infrastructuur in verhouding tot het BBP in de Verenigde Staten gestegen zijn. 44

45 2.4.2: Evolutie van de totale factorproductiviteit Uit voorgaande paragraaf blijft dat de VS het voortouw neemt wat betreft uitgaven in onderwijs en onderzoek en ontwikkeling, maar achterop hinkt wat betreft investeringen in infrastructuur. Bovenstaande budgettaire maatregelen hebben, samen met andere factoren een invloed op de totale factorproductiviteit. Onderstaande grafiek geeft de evolutie weer van de totale factorproductiviteit in de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk en Italië. Figuur : Totale factorproductiviteit volgens constante nationale prijzen (index 2011=1) in de VS, Frankrijk, Italië en Duitsland 1.2 Totale factorproductiviteit volgens constante nationale prijzen (index 2011=1) TFP at constant national prices (2011=1) France TFP at constant national prices (2011=1) Germany TFP at constant national prices (2011=1) Italy TFP at constant national prices (2011=1) United States Bron: Penn World Tables 9.0 Bovenstaande grafiek verduidelijkt dat de totale factorproductiviteit in de Europese landen in dalende lijn is en de totale factorproductiviteit van de Verenigde Staten in stijgende lijn is. Dat is een eerste 45

46 opvallende vaststelling. Bovenstaande grafiek laat echter niet toe om het niveau van de totale factorproductiviteit van de verschillende landen met elkaar te vergelijken. Onderstaande grafiek vergelijkt de totale factorproductiviteit in de Verenigde Staten met die van Duitsland, Frankrijk en Italië. Hierbij wordt de totale factorproductiviteit van de VS constant verondersteld. Figuur : Vergelijking van de evolutie van de totale factorproductiviteit in Duitsland, Frankrijk en Italië ten opzichte van dat in de Verenigde Staten Niveau van de totale factorproductiviteit volgens huidige koopkrachtpariteit (VS=1) France Germany Italy United States Bron: Penn World Tables 9.0 Bovenstaande grafiek geeft weer dat de totale factorproductiviteit in Frankrijk en Italië sterk gedaald is ten opzichte van die in de Verenigde Staten. Waar de totale factorproductiviteit in Frankrijk nog groter was die van de VS voor 2008, wordt deze kleiner na het jaar Ook wat Duitsland betreft kan er een daling ten opzichte van de Verenigde Staten waargenomen worden, zij het in mindere mate dan het geval is voor Frankrijk en Italië. 46

47 Figuur : Procentuele verandering van de totale factorproductiviteit in Duitsland, Frankrijk en Italië ten opzichte van die in de Verenigde Staten Procentuele verandering in de totale factorproductiviteit fr ger it us Bron: Penn World Tables 9.0 en eigen berekeningen De ontwikkelingen in de eerste twee grafieken kunnen verduidelijkt worden aan de hand van deze derde grafiek, die gebaseerd is op de gegevens uit de eerste grafiek. Hieruit blijkt dat de totale factorproductiviteit in de Verenigde Staten een kleinere daling kende tijdens de crisis dan de totale factorproductiviteit in de Europese landen. De grafieken hierboven komen overeen met de vaststellingen die gemaakt werden in de growth accounting tabellen. Namelijk dat het niveau van de totale factorproductiviteit in de Verenigde Staten hoger ligt dan in de landen van de eurozone. Eveneens bevestigen deze gegevens dat de gemiddelde groei van de totale factorproductiviteit na 2008 iets lager ligt dan voor Economische groei in de VS onder de Obama en Europa vanuit langetermijnperspectief: Conclusies In het eerste deel van deze masterproef werd reeds vastgesteld dat de economie van de Verenigde Staten sneller groeit dan die van de eurozone. Uit de analyse van de bronnen van de economische groei blijkt dat in de VS vooral de toename van de totale factorproductiviteit belangrijk is, terwijl in de eurozone de toename van de ingezette hoeveelheid kapitaal het belangrijkst is. Uit de analyse van de 47

48 determinanten van de groeiverschillen tussen de Verenigde Staten en de eurozone kan geconcludeerd worden dat er in de Verenigde Staten meer investeringen per capita plaatsvinden, wat zich eveneens vertaalt in een hogere netto reële kapitaalvoorraad en een hogere kapitaalvoorraad per capita. De netto reële kapitaalvoorraad groeit in de VS sneller dan in de eurozone. De groeivoet van de bevolking op beroepsactieve leeftijd en de depreciatievoet van het kapitaal liggen er echter hoger. De hogere investeringen per capita in de VS zorgen er bijgevolg niet voor dat de kapitaalvoorraad per capita in de VS sneller groeit dan in de eurozone. Gedurende een groot deel van de periode na 2008 groeide de kapitaalvoorraad per capita in de VS zelfs trager dan in de eurozone. Een tweede opmerkelijke vaststelling heeft betrekking op de totale factorproductiviteit. De toename van de totale factorproductiviteit is lager na 2008 dan voor 2008, maar de VS presteert op vlak van de totale factorproductiviteit en de groei ervan merkelijk beter dan de eurozone. Terwijl deze in de VS stabiel bleef en zelf lichtjes steeg na 2008, kenden de landen van de eurozone eerder een daling in de totale factorproductiviteit. De Verenigde Staten kennen dan ook hogere investeringen in onderzoek en ontwikkeling en in onderwijs, waardoor het niveau van het menselijk kapitaal in de VS eveneens groter is. Op het vlak van investeringen in infrastructuur kunnen de VS dan weer minder gunstige cijfers voorleggen. 48

49 Deel 3: Monetair en budgettair beleid en de invloed hiervan op de economische groei De analyse in deel 1 van de evolutie van de macro-economische variabelen in de Verenigde Staten en in Europa toonde aan dat het herstel van de economische activiteit in de Verenigde Staten forser en duurzamer was dan die in de eurozone. Dit vertaalde zich ook in betere prestaties voor de VS inzake werkgelegenheid. Het tweede deel ging in op deze verschillen vanuit het perspectief van de theorie van de economische groei op lange termijn (Solow-model en de endogene groeitheorie). In dit deel ligt de klemtoon meer op een analyse van de conjunctuur waarvoor het gevoerde monetaire en budgettaire beleid van belang was. In de hierop volgende delen komen ook additionele verklaringen aan bod. Het laatste deel zal bij wijze van synthese de evoluties trachten voor te stellen aan de hand van een IS-LM-BP schema. 3.1 Expansief monetair beleid na de financiële crisis Na de financieel-economische crisis voerden de monetaire overheden een zeer onconventioneel expansief monetair beleid. Zowel in de VS als in de eurozone was er sprake van een drastische verlaging van de basisrente en een verhoging van het volume aan toegekende kredieten. Het doel van deze maatregelen was om de credit crunch die ontstaan was als gevolg van de financiële crisis tegen te gaan (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ). In wat volgt zullen de maatregelen van de centrale banken van de VS en van de eurozone, met name de Fed (Federal Reserve) en de ECB (Europese Centrale Bank), in de periode 2009 tot en met 2015 beschreven en vergeleken worden Verschillen tussen de VS en de eurozone in de manier waarop het monetair beleid wordt gevoerd De Fed en de ECB gaan niet op dezelfde manier tewerk in het voeren van het monetair beleid. In de eurozone voorziet het Eurosysteem, dat bestaat uit de ECB en de nationale centrale banken van de landen van de eurozone, de banken van liquiditeit via leningen. Dit gebeurt meestal via basis- en langerlopende herfinancieringstransacties (European Central Bank, 2017). In de Verenigde Staten 49

50 geeft de centrale bank geen rechtstreekse leningen aan banken. In plaats daarvan wordt er gewerkt met zogenaamde primary dealers, die op hun beurt leningen geven aan banken (Board of Governors of the Federal Reserve System, 2017; Federal Reserve, 2017). Ook het mandaat van beide centrale banken is licht verschillend. De Federal Reserve heeft een dubbele doelstelling nl. de inflatie onder controle houden en de werkgelegenheid stimuleren (Federal Reserve, 2017). De ECB focust echter voornamelijk op de inflatiedoelstelling. Enkel indien hieraan voldaan is kan er getracht worden om de economische groei, en dus de werkgelegenheid te ondersteunen (Peersman & Schoors, 2012, p. 147). Beide verschillen vertalen zich ook in verschillen in het geobserveerde beleid van beide centrale banken. Hieronder wordt de evolutie van de verschillende componenten van het monetair beleid vergeleken tussen beide centrale banken Verlaging van de basisrente Zowel de Fed als de ECB gingen in de jaren volgend op de crisis over tot een verlaging van de basisrente. Desalniettemin zijn er enkele verschillen op te merken. Onderstaande grafiek geeft de evolutie weer van de basisrentevoet in de Verenigde Staten en in de eurozone. Figuur : Basisrentevoeten van de centrale banken 6.00 Basisrentevoet van de centrale bank VS eurozone Bron: data.imf.org: IMF International Financial Statistics: Metadata by country: Interest Rates selected indicators 50

51 Uit de bovenstaande grafiek kan worden afgeleid dat de Fed veel sneller overging tot een renteverlaging. Reeds in 2007 werd de rente significant verlaagd, eind 2008 was de rente al gezakt tot twee procent en werd daarna verlaagd tot 0,13 procent. De ECB wachtte daarentegen tot eind 2008 (na zelfs nog een kleine verhoging in het derde kwartaal) om de basisrente te verlagen tot 2,50 procent. Vervolgens ging deze begin 2009 snel naar 1,50 procent en daarna onmiddellijk naar 1 procent. In 2011 was er nog een renteverhoging tot 1,25 procent en daarna onmiddellijk tot 1,50 procent. Daarna werd de rente systematisch en geleidelijk verlaagd tot de huidige rentevoet van 0,05 procent. Terwijl de rentevoet in de eurozone de laatste jaren op een zeer laag niveau bleef steken, verhoogde de Fed de rentevoet reeds eind 2015 en vervolgens nog eens eind In maart 2017 trok de Federal Reserve de rente op naar tussen de 0,75 en 1 procent (De Standaard, 2017). De eerste renteverhoging van de Fed werd reeds in juni 2015 aangekondigd, met de mededeling dat de Amerikaanse economie opnieuw sterk genoeg was (De Standaard, 2017) Geldbasis en geldhoeveelheid Een tweede en derde element van het expansief monetair beleid dat gevoerd werd na de crisis is de verhoging van het volume aan toegekende kredieten aan de financiële instellingen en een beleid van kwantitatieve versoepeling. Dit komt tot uiting in de evolutie van de geldbasis, die volledig onder controle staat van de centrale banken. In de eurozone bestaat de geldbasis uit alle door het Eurosysteem uitgegeven muntstukken en bankbiljetten en de deposito s van de financiële instellingen op een zichtrekening bij het Eurosysteem. De mate waarin de geldhoeveelheid zal toenemen als gevolg van een stijging van de geldbasis is afhankelijk van de geldbasismultiplicator, die op zijn beurt afhankelijk is van de chartale-geldvoorkeur bij het publiek en de reservecoëfficient van de banken (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ). Onderstaande grafieken geven de evolutie weer van de geldbasis en de geldhoeveelheid in de Verenigde Staten en in de eurozone. 51

52 Figuur : Evolutie van de geldbasis in de VS en in de eurozone Geldbasis in de eurozone (in miljoen euro, linkeras) en in de VS (in miljard dollar,rechteras) eurozone VS Bron: ECB Statistical Data Warehouse en (St. Louis Adjusted Monetary Base (BASE), 2017) De geldbasis in de Verenigde Staten kent sinds september 2008 een spectaculaire groei. Op minder dan zes maanden tijd werd de geldbasis verdubbeld. De geldbasis bleef in de daaropvolgende jaren zeer sterk en schoksgewijs groeien. Eind 2015 bedroeg de geldbasis meer dan 4000 miljard dollar. Sindsdien is er sprake van een afbouw. De toename van het basisgeld is de wijten aan het beleid van quantitative easing (QE) en een toename van de toegekende kredieten aan de financiële sector (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ). Ook in de Eurozone is er sprake van een opvallende toename van de geldbasis, al tekent zich hier een patroon af dat verschillend is van de evolutie van de geldbasis in de Verenigde Staten. Er is veel meer aarzeling om de geldbasis te doen toenemen. Waar de geldbasis in de Verenigde Staten blijft toenemen tot en met het jaar 2015, kent de geldbasis in de eurozone slecht een toename tot midden 2012, waarna er sprake is van een afbouw ix. Deze afbouw blijft voortduren tot 2014, vanaf 2015 vindt er opnieuw een sterke toename van de geldbasis plaats die voortduurt tot op vandaag. De waarde van de geldbasis ligt vandaag veel hoger dan de eerder vernoemde piek in Kortom kan er dus worden gesteld dat waar de Fed al bezig is met de geldbasis af te bouwen, het expansief monetair beleid in de 52

53 eurozone blijft voortduren. De volgende paragraaf bespreekt welke invloed dit heeft op de evolutie van de geldhoeveelheid. Figuur : Evolutie van de geldhoeveelheid in de VS en in de eurozone Geldhoeveelheid in de eurozone (in miljoen euro, linkeras) en in de VS (in miljard dollar, rechteras) eurozone VS Bron: Federal Reserve Data Download Program: Historical Table 1 Monthly in Billions en ECB Statistical Data Warehouse (de gerapporteerde geldhoeveelheid is not seasonally adjusted M1 ) Uit bovenstaande grafiek kan een snellere toename van de geldhoeveelheid sinds 2008 waargenomen worden. De verruiming van de geldbasis die hierboven werd besproken heeft zich in de Verenigde Staten dus duidelijk doorgezet in een verruiming van de geldhoeveelheid. De evolutie van het geldaanbod in de eurozone is verschillend van die in de Verenigde Staten. De versnelling van de toename van de geldhoeveelheid sinds 2008 kan hier eveneens waargenomen worden maar het is minder uitgesproken. Dit verschil kan worden verklaard door de geringere toename van de geldbasis in de eurozone in vergelijking met de toename van de geldbasis in de VS. 53

54 Tussentijdse evaluatie monetair beleid Uit de analyse hierboven blijkt duidelijk dat er na de crisis, zowel in de eurozone als in de Verenigde Staten, een zeer expansief monetair beleid werd gevoerd. Deze maatregelen waren nodig teneinde de credit crunch die ontstaan was als gevolg van de financiële crisis tegen te gaan (Heylen, Macroeconomie: derde editie, 2014, pp ). In het algemeen kan worden gesteld dat het monetair beleid in de VS sneller en forser gereageerd heeft op de schokken en expansiever was dan het monetair beleid in de eurozone. De rente werd sneller en drastischer verlaagd en ook de geldbasis kende een snellere en drastischere verruiming. Wat de geldhoeveelheid betreft kan in de VS een sterkere stijging worden waargenomen na 2008, in de eurozone is de trend veel minder duidelijk. Er kan echter worden geargumenteerd dat het effect van monetair beleid in een recessie beperkt is. De reden hiervoor is dat banken de extra liquiditeit niet gebruikten om leningen uit te schrijven aan gezinnen en bedrijven. Daarom wordt ook geargumenteerd dat in tijden van recessie en liquiditeitsval er ook budgettair beleid gevoerd dient te worden om de economie trachten te stabiliseren (The Economist, 2008). Toch zijn er verschillende studies die deze beperkte effectiviteit van het monetair beleid in een recessie nuanceren. Een studie die in 2014 verscheen vanwege Gambacorta, Hofmann, & Peersman bespreekt de macro-economische effecten van onconventioneel monetair beleid. Deze studie vindt dat een exogene groei van de centrale bankbalans bij een zero lower bound leidt tot een tijdelijke toename van de economische activiteit en inflatie. De geschatte effecten op de ouput van dit onconventioneel monetair beleid blijken kwalitatief vergelijkbaar te zijn aan de in de literatuur gevonden effecten van conventioneel monetair beleid, terwijl de impact op het prijspeil minder aanhoudend is. Verder vindt deze studie geen grote verschillen tussen landen met betrekking tot de effecten van onconventioneel monetair beleid ondanks de heterogeniteit van de genomen maatregelen (Gambacorta, Hofmann, & Peersman, 2014). Mishkin waarschuwt dan weer dat het discours omtrent de ineffectiviteit van monetair beleid tijdens een financiële crisis tot gevolg kan hebben dat er geen expansief monetair beleid meer gevoerd wordt in deze gevallen. Moest de centrale bank deze maatregelen niet genomen hebben, was de kost om te investeren voor bedrijven en huishoudens nog groter geweest. Dit met een negatief effect op de output als gevolg. Hij argumenteert eveneens dat monetair beleid tijdens financiële crisissen krachtiger is dan in normale tijden omdat 54

55 agressief monetair beleid de kans op negatieve feedback loops verkleint (Mishkin, 2009). Abassi en Linzert stellen vast dat de rente op de geldmarkt nog steeds beinvloed wordt door de verwachte toekomstige rentevoeten, maar in een mindere mate dan voor augustus De oorzaak hiervan is hogere liquiditeitspremies en onzekerheid over toekomstige rentevoeten. Het onconventionele monetair beleid van de ECB was effectief in het adresseren van ontwrichtingen op de geldmarkt (Abassi & Linzert, 2012). 3.2 Budgettair beleid Het voeren van een budgettair beleid is de taak van de politieke overheden. Ook hier kan het gevoerde beleid in de Verenigde Staten vergeleken worden met dat in de eurozone. In het eerste deel werden reeds de overheidsschuld en het begrotingstekort besproken. Dit deel heeft tot doelstelling om verder in te gaan op de samenstelling van de overheidsfinanciën, met bijzondere aandacht voor de impact van de crisis hierop. Vervolgens worden ook de effecten van het budgettair beleid op de groei en werkgelegenheid geanalyseerd. Ook de effecten van een aantal budgettaire maatregelen en andere parameters op de groei op lange termijn komen in het volgende deel aan bod. In de inleiding werd reeds vermeld dat vlak na de crisis de American Recovery and Reinvestment Act, beter bekend als de Stimulus Package, werd gestemd in het Amerikaanse Congres. Dit was een injectie ter waarde van om en bij de 800 miljard dollar aan verhoogde overheidsuitgaven en verminderde belastingen, met als doel de Amerikaanse economie terug op de rails te krijgen. In het eerste deel kon reeds worden waargenomen dat het begrotingstekort van de Verenigde Staten hoog oploopt tijdens de economische crisis. In dit deel wordt er verder ingegaan op de het expansief budgettair beleid in de Verenigde Staten. Het budgettair beleid van de lidstaten van de eurozone is aan bepaalde regels gebonden. Het opbouwen van excessieve overheidsschuld of grote begrotingstekorten is niet gewenst in een monetaire unie (European Central Bank, 2017). Het gevolg hiervan is dan ook dat de lidstaten van de eurozone minder ruimte hebben om budgettair beleid te voeren. 55

56 3.2.1: Effecten van het expansief budgettair beleid op de groei en werkgelegenheid De beoordeling van het begrotingsbeleid op basis van het feitelijk begrotingssaldo houdt een aantal risico s in. De eerste reden hiervoor is dat het feitelijk begrotingssaldo gedeeltelijk oncontroleerbaar is. Het bevat zowel structurele als conjuncturele componenten, en alleen de eerste liggen in de greep van de politieke beleidsvoerders. Een tweede reden is het risico op procyclisch begrotingsbeleid. De meest aangewezen manier om het begrotingsbeleid te beoordelen is dus op basis van het structureel saldo, dit wil zeggen het begrotingssaldo gezuiverd van conjuncturele invloeden. Conjuncturele zuivering bekomt men door zich de vraag te stellen wat het budgetsaldo zou geweest zijn indien de output onveranderd was gebleven (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ). De grafiek hieronder geeft aldus het structureel begrotingssaldo in procent van het potentieel BBP weer van zowel de Verenigde Staten als van de eurozone. Figuur : Structureel begrotingssaldo in procent van het potentieel BBP in de Verenigde Staten en de eurozone Structureel begrotingssaldo in procent van het potentieel BBP VS eurozone Bron: IMF World Economic Outlook Database (Oktober 2016): General government structural balance (Percent of potential GDP) In het eerste deel kon reeds worden vastgesteld dat het begrotingstekort in de Verenigde Staten het voorbije decennium steeds groter was dan het gemiddelde begrotingstekort in de eurozone. Ook 56

57 wanneer dit saldo conjunctureel gezuiverd wordt, kan dezelfde vaststelling worden gemaakt. Aangezien een structurele wijziging van het begrotingssaldo ontstaat indien de overheid de overheidsconsumptie, de transfers of de belastingvoet wijzigt, kan hieruit worden afgeleid dat het budgettair beleid in de Verenigde Staten veel expansiever was dan in de eurozone. Een deel van deze budgettaire expansie kan toegewezen worden aan de American Recovery and Reinvestment Act. Het Congressional Budget Office (CBO), de onpartijdige studiedienst van het Amerikaanse Congres die de financiële implicaties van wetsvoorstellen bestudeert (Congressional Budget Office, 2017), bracht een reeks studies uit over de geschatte impact van de American Recovery and Reinvestment Act op de Amerikaanse economie en werkgelegenheid. Het laatste rapport over de effecten van de American Recovery and Reinvestment Act dateert uit 2015 en bestudeert de effecten van de American Recovery and Reinvestment Act voor het jaar In de samenvattende tabel in dit document wordt de geraamde impact van de American Recovery and Reinvestment Act over de jaren heen weergegeven. De impact van de American Recovery and Reinvestment Act was volgens deze tabel het grootste in de jaren 2010 en 2011 (Congressional Budget Office, 2015). In de twee grafieken hieronder worden enkel de ex-post geraamde impact op het BBP en op de werkloosheid besproken. Het rapport gaat telkens uit van een minimum effect en een maximum effect. 57

58 Figuur : Geraamde impact van de American Recovery and Reinvestment Act op het Amerikaanse BBP (in procent) Effecten op het BBP (in procent) effecten op het BPP (in procent) minimum effecten op het BPP (in procent) maximum Bron: Estimated Impact of the American Recovery and Reinvestment Act on Employment and Economic Output in 2014, 2015 Figuur : Geraamde impact van de American Recovery and Reinvestment Act op de Amerikaanse werkloosheid (in procent) Effecten op werkloosheid (in procent) effecten op werkloosheid (in procent) minimum effecten op werkloosheid (in procent) maximum Bron: Estimated Impact of the American Recovery and Reinvestment Act on Employment and Economic Output in 2014,

59 Bovenstaande grafieken verduidelijken dat de impact op groei en werkloosheid reeds observeerbaar was in het jaar 2009, het grootst was in het jaar 2010, en vanaf 2011 stelselmatig is beginnen afzwakken : Tussentijdse evaluatie budgettair beleid Na bovenstaande analyse van het budgettair beleid kan worden geconcludeerd dat de Verenigde Staten een expansiever budgettair beleid hebben gevoerd dan de eurozone. Het hoogtepunt van deze budgettaire expansie ligt voor de Verenigde Staten in het jaar Dit is eveneens het jaar waarin, volgens de CBO, ook de grootste effecten van de budgettaire expansie op de economie en de werkgelegenheid kunnen worden gesitueerd. De verschillen tussen beide economieën wat betreft de gemiddelde groei van het BBP in de periode , zoals werd vastgesteld in het eerste en het tweede deel, kunnen dus voor een deel worden verklaard door een expansiever budgettair beleid vanwege de Verenigde Staten. In de literatuur is er reeds veel inkt gevloeid over deze kwestie. Zo woedt er een hevig debat over de effecten van het restrictief budgettair beleid in de eurozone na de crisis. In het eerste deel kwam de stijging van de overheidsschuld in zowel de Verenigde Staten als de eurozone reeds aan bod. Een hoge overheidsschuld heeft echter verschillende negatieve economische effecten (Heylen, Macroeconomie: derde editie, 2014, pp ). Er was dus een noodzaak tot schuldafbouw. Eerder in dit deel werd reeds vastgesteld dat het structureel begrotingstekort van de eurozone tijdens de crisis minder snel stijgt en na de crisis eveneens lager blijft dan dat in de Verenigde Staten. In 2010 was de eurozone reeds bezig met het lichtjes terugdringen van het structureel begrotingstekort, terwijl de VS juist in dat jaar volop expansief budgettair beleid gevoerd heeft. Heel wat economen voorspelden positieve effecten van dit budgettaire saneringsbeleid, op voorwaarde dat gesaneerd werd aan de kant van de overheidsuitgaven. Andere economen waren kritisch voor deze hypothese en waren van mening dat deze sanering de economische groei zou versmachten (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ). Het belangrijkste argument dat deze auteurs aanhalen is dat in een recessie, en met een inflatie die tendeert naar nul, de effecten van de budgettaire restrictie groter zullen zijn dan in normale economische tijden. Met andere woorden de budgettaire multiplicator is groter in een recessie (Holland & Portes, 2012; Auerbach & Gorodnichenko, 2015; Canzoneri, Dellas, Collard, & Diba, 59

60 2011). Sommigen zijn dan ook van mening dat het restrictief budgettair beleid in de eurozone verantwoordelijk is voor het feit dat de economische malaise na de crisis langer duurt in de eurozone dan in de Verenigde Staten (IMF, 2012, p. 1). Dit hangt uiteraard samen met de eurocrisis. Toch zijn er ook studies die de oorzaak van de verschillen in beide economieën ergens anders situeren. Een recente studie die probeert te achterhalen waarom de Verenigde Staten sneller van de crisis hersteld zijn den de eurozone is die van Kollmann et al. (2015). Deze studie probeert de verschillen tussen de eurozone en de Verenigde Staten te verklaren aan de hand van een dynamic stochastic general equilibruim (DSGE) model. Hoewel deze studie nog niet helemaal af is komen toch al enkele verklaringen voor dit fenomeen in het artikel aan bod. Het sterkere herstel van de Amerikaanse economie na de crisis is volgens dit artikel te wijten aan gunstige investeringsschokken. Het budgettair beleid heeft volgens deze studie slechts een beperkte verklarende waarde. 3.3: Beleid en conjunctuur: tussentijdse evaluatie De meeste empirische studies stellen dat het monetair beleid in laagconjunctuur minder effectief is, terwijl budgettair beleid juist zeer effectief is. Zowel wat het monetair beleid als wat het budgettair beleid betreft hebben de Verenigde Staten sneller en forser gereageerd op de crisis. Dit had een impact op de economische groei. Het expansief monetair beleid in de Verenigde Staten is reeds begonnen aan een uitdoofscenario. Omdat de Amerikaanse economie opnieuw sterk genoeg wordt geacht is de basisrente opnieuw geleidelijk verhoogd. Het budgettair beleid in de Verenigde Staten blijft echter expansief. Dit in tegenstelling tot de eurozone, waar de ECB nog steeds een expansief monetair beleid voert en de overheden een relatief restrictief budgettair beleid voeren. 60

61 3.4 Beleid en conjunctuur: synthese op basis van IS-LM-BP schema Zowel de Verenigde Staten als de eurozone kennen een systeem van vlottende wisselkoersen. Dit zorgt voor een hoge effectiviteit van het monetair beleid en een beperkte effectiviteit van het budgettair beleid (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, p. 427). Tegelijkertijd bevinden beide economieën zich in een laagconjunctuur, met een zeer lage inflatie. De liquiditeitsval zoals die door de Keynesianen wordt beschreven is dan niet ver af (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014). In dit scenario is er een grote budgettaire multiplicator en haalt expansief monetair beleid veel minder uit. Eerder in dit deel werd reeds besproken dat de Verenigde Staten zowel wat budgettair beleid als wat monetair beleid betreft sneller heeft gereageerd en expansiever beleid heeft gevoerd. In het IS-LM-BP schema betekent dit dat de IS-curve sneller en forser naar rechts verschoven is en de LM-curve sneller en forser naar onder. In Heylen, Macro-economie: derde editie, 2013, pp wordt het IS-LM model toegepast op de ontwikkelingen tijdens en na de financiële crisis. De eerste effecten van de crisis manifesteren zich in Verliezen op de bankbalans zorgen voor een toename van de chartale geldvoorkeur en van de reservecoëfficient van de banken. Dit doet de LM-curve naar boven verschuiven. De crisis heeft echter niet enkel een effect op de geldmarkt maar ook op de goederen- en dienstenmarkt. Doordat de banken een hogere risicopremie aanrekenen wordt lenen duurder, met een terugval van de gewenste investeringen als resultaat. Het gevolg hiervan is dat de IS-curve naar links verschuift. De verschuiving van de LM-curve naar boven en van de IS-curve naar links resulteert in een daling van de output. De periode wordt gekenmerkt door een beleid van monetaire expansie in een context van wereldwijde vraaguitval. De monetaire expansie zorgt ervoor dat de LM-curve naar onder verschuift.de economie trok echter niet aan: als gevolg van de gedaalde gewenste investeringen en een daling van de vermogens verschoof de IS-curve naar links. De economie is in een liquiditeitsval terechtgekomen waardoor het expansief monetair beleid slechts een beperkte effectiviteit kent. Daarom werd er beslist tot een beleid van budgettaire expansie, waardoor de IS curve terug naar rechts verschoof en de economie terug aantrok. In beide economieën werd na de budgettaire expansie overgegaan tot een budgettaire sanering. Dit heeft een zeer groot effect in een economie in laagconjunctuur en doet de IS-curve opnieuw naar links verschuiven. 61

62 In wat volgt wordt een IS-LM-BP schema opgemaakt voor de Verenigde Staten ten opzichte van de eurozone, gebaseerd op de vaststellingen die hierboven werden gemaakt. Een eerste belangrijke variabele is de output. Deze zal, in het IS-LM-BP schema, worden weergegeven op de horizontale as. Onderstaande figuur geeft de outputkloof weer van de Verenigde Staten en de eurozone. Figuur 3.4.1: Outputkloof in de VS en in de eurozone Outputkloof VS eurozone Bron: OECD STAT: Dataset: Economic Outlook No November 2016: Output gap of the total economy; Percentage De procentuele afwijking tussen het feitelijk en het potentieel reëel outputniveau vormt de zogenaamde outputkloof (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, p. 7). Een vergelijking van de evolutie van de outputkloof van de Verenigde Staten en de eurozone x toont aan dat de VS zwaarder geleden hebben onder de crisis dan de eurozone. Dit komt niet overeen met wat in het eerste deel waargenomen werd met betrekking tot de groei. Dit heeft te maken met de evolutie van de potentiële output. De potentiële output in de Verenigde Staten kent een constante stijging (FRED Economic Data, 2017). De potentiële output in de eurozone is significant gedaald als gevolg van de crisis (European Central Bank, 2011). Het is door deze lagere potentiële output dat de negatieve outputkloof in de eurozone minder groot is. Er wordt verwacht dat de VS volgend jaar opnieuw een positieve outputkloof 62

63 zal kennen. Het patroon voor de eurozone is evenwel anders: er is een daling van de outputkloof ten gevolge van de financieel-economische crisis, in 2010 en 2011 treedt er opnieuw een verbetering op maar de outputkloof daalt opnieuw in 2012 en 2013 en begint pas vanaf 2014 opnieuw te verbeteren. Voor het IS-LM-BP schema gaan we uit van de situatie voor het jaar Daar zien we duidelijk dat de outputkloof van de Verenigde Staten nog steeds negatief is, maar deze negatieve outputkloof is veel minder groot dan die van de eurozone. De output van de VS zal dus in het IS-LM-BP schema groter moeten zijn dan die van de eurozone. Dit zien we ook terug in de variabelen die werden besproken in het eerste deel. Het BBP, de groei en de werkgelegenheid in de VS liggen hoger dan in de eurozone. Een tweede belangrijke variabele is de reële rente. Dit zal, in het IS-LM-BP schema, worden weergegeven op de verticale as. Alhoewel de Amerikaanse centrale bank tijdens de crisis een expansiever monetair beleid heeft gevoerd, is de huidige situatie dat de ECB een expansiever monetair beleid voert dan de Fed (zie Figuur , Figuur en ). De LM curve van de VS ligt dus momenteel hoger dan die van de eurozone. Het budgettair beleid is daarentegen nog steeds expansiever in de VS dan in de eurozone (zie Figuur ). Dit betekent dat de IS curve in de Verenigde Staten meer naar links ligt ten opzichte van die van de eurozone. Concluderend kan dus gesteld worden dat de VS vandaag de dag ten opzichte van de eurozone zowel een hogere output als een hogere reële rente kent. Wat ontbreekt in deze analyse is de BP-curve. In deel 1 werd reeds vastgesteld dat de eurozone is geëvolueerd naar een overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans, terwijl het saldo op de lopende rekening van de VS sterk is verbeterd maar nog steeds een tekort kent. Eveneens kent de wisselkoers van de dollar een appreciatie ten opzichte van de euro (zie figuur 3.4.3). De BP-curve van de eurozone ligt echter hoger dan die van de VS. Dit wegens een hogere buitenlandse rente en een hogere risicopremie. Het expansief budgettair en restrictief monetair beleid in de VS doet de waarde van de dollar stijgen (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, pp ). 63

64 Figuur 3.4.2: Samenvattend IS-LM-BP schema Figuur 3.4.3: Wisselkoers Wisselkoers (euro per dollar) Bron: OECD STAT: Dataset: Monthly Monetary and Financial Statistics (MEI): Currency exchange rates, monthly average: National currency per US dollar 64

65 Deel 4 Eindconclusies Bij de analyse van de economische indicatoren in het eerste deel drong de vaststelling dat de Verenigde Staten sneller van de crisis zijn hersteld dan de eurozone zich op. Dit komt vooral tot uiting in de cijfers over groei en werkgelegenheid. De groei in de Verenigde Staten kende een kleinere terugval ten gevolge van de crisis dan de groei in Europa. Deze betere prestaties inzake groei en werkgelegenheid gaan slechts in beperkte mate ten koste van de prijsstabiliteit, maar wel ten koste van een groter begrotingstekort en een hogere overheidsschuld. Net als een groter tekort op de lopende rekening. Deze evoluties gaan eveneens gepaard met een stijging van het aantal mensen in armoede. Deel twee ging daarom ook verder in op economische groei. Eerst werden de bronnen van economische groei besproken. Hieruit bleek dat de toename van de totale factorproductiviteit in de Verenigde Staten de belangrijkste bron is van economische groei, gevolgd door de toename in de ingezette hoeveelheid kapitaal. In de eurozone vormt dan weer de toename van de ingezette kapitaalhoeveelheid de belangrijkste bron van economische groei, gevolgd door de toename in de totale factorproductiviteit. Daarna werd er getracht om de verschillen in economische groei te verklaren aan de hand van het Solow-model. Er werd vastgesteld dat de VS hogere investeringen per capita kent dan de eurozone. De netto reële kapitaalvoorraad kent eveneens een snellere groei en is hoger dan in de eurozone. De groeivoet van de bevolking op beroepsactieve leeftijd en de depreciatievoet van het kapitaal liggen er echter hoger. De hogere investeringen per capita in de VS zorgen er bijgevolg niet voor dat de kapitaalvoorraad per capita in de VS sneller groeit dan in de eurozone. Gedurende een groot deel van de periode na 2008 groeide de kapitaalvoorraad per capita in de VS zelfs trager dan in de eurozone. Een tweede belangrijke vaststelling die in het tweede deel kon worden gedaan is dat de totale factorproductiviteit in de Verenigde Staten een groter aandeel heeft in de economische groei dan in de eurozone. Dit werd verder uitgewerkt aan de hand van de endogene groeitheorie, daartoe werden een aantal uitgavencategorieën bekeken. De uitgaven in onderzoek en ontwikkeling in de VS liggen hoger na 2008 dan voor 2008, net als de overheidsbestedingen voor onderwijs. Dat laatste zorgt ervoor dat het menselijk kapitaal hoger ligt dan in de Europese landen en nog steeds stijgend is. Een minpunt is dat de VS lage investeringen kent in infrastructuur, er is hierin geen significant verschil met de voorgaande periode. De toename van de totale factorproductiviteit is lager na 2008 dan voor 2008, 65

66 maar de VS presteert op vlak van de totale factorproductiviteit en de groei ervan merkelijk beter dan de eurozone. Terwijl deze in de VS stabiel bleef en zelf lichtjes steeg na 2008, kenden de landen van de eurozone eerder een daling in de totale factorproductiviteit. Het gevoerde budgettair en monetair beleid in beide economieën was het onderwerp van het derde deel. De meeste empirische studies stellen dat het monetair beleid in laagconjunctuur minder effectief is, terwijl budgettair beleid juist zeer effectief is. Zowel wat het monetair beleid als wat het budgettair beleid betreft hebben de Verenigde Staten sneller en forser gereageerd op de crisis. Dit had een impact op de economische groei. Het expansief monetair beleid in de Verenigde Staten is reeds begonnen aan een uitdoofscenario. Omdat de Amerikaanse economie opnieuw sterk genoeg wordt geacht is de basisrente opnieuw geleidelijk verhoogd. Het budgettair beleid in de Verenigde Staten blijft echter expansief. Dit in tegenstelling tot de eurozone, waar de ECB nog steeds een expansief monetair beleid voert en de overheden een restrictief budgettair beleid voeren. Vervolgens wordt in dit deel eveneens getracht een synthese te maken aan de hand van een IS-LM- BP-schema. Uit al het voorgaande wordt duidelijk dat een combinatie van factoren verantwoordelijk is voor het feit dat de Verenigde Staten sneller zijn hersteld van de crisis. Waarvan de voornaamste het expansiever budgettair beleid is. 66

67 Bibliografie Abassi, P., & Linzert, T. (2012). Effectiveness of monetary policy in steering money market rates during the financial crisis. Journal of Macroeconomics. Alesina, A., Glaeser, E., & Sacerdote, B. (2005). Work and Leisure in the United States and Europe: Why So Different? NBER macroeconomics annual. Auerbach, A., & Gorodnichenko, Y. (2015). How Powerful Are Fiscal Multipliers Durig Recessions? National Bureau of Economic Research. Barro, R. J. (1990). Government Spending in a Simple Model. Journal of Political Economy. Board of Governors of the Federal Reserve System. (2017, februari 24). Credit and Liquidity Programs and the Balance Sheet: Open market operations. Opgehaald van Board of Governors of the Federal Reserve System: Canzoneri, M., Dellas, H., Collard, F., & Diba, B. (2011). Fiscal Multipliers in Recessions. The Economic Journal. Congressional Budget Office. (2010, mei). Estimated Impact of the American Recovery and Reinvestment Act on Employment and Economic Output from January 2010 through March Opgehaald van Congressional Budget Office: arra_0.pdf Congressional Budget Office. (2015, februari). Estimated Impact of the American Recovery and Reinvestment Act on Employment and Economic Output in Opgehaald van Congressional Budget Office: Congressional Budget Office. (2017, mei 7). Introduction to CBO. Opgehaald van Congressional Budget Office: Cutler, D. M. (2013, augustus 7). The Economics of the Affordable Care Act. Opgehaald van New York Times: De Standaard. (2017, maart 16). Amerikaanse rente omhoog. Opgehaald van De Standaard: De Standaard. (2017, februari 14). Fed verhoogt rente. Opgehaald van De Standaard: 67

68 European Central Bank. (2011, januari). ECB monthly bulletin 2011: trends in potential output. Opgehaald van European Central Bank: European Central Bank. (2017, maart 3). Base Money. Opgehaald van European Central Bank - Statistical Data Warehouse - Quick View: European Central Bank. (2017, maart 13). Fiscal Policies. Opgehaald van European Central Bank: European Central Bank. (2017, februari 24). The Eurosystem's instruments. Opgehaald van European Central Bank: Federal Reserve. (2017, februari 24). The Federal Reserve System Purposes and Functions: Conducting Monetary Policy. Opgehaald van Federal Reserve: FRED Economic Data. (2017, mei 2). Real Potential Gross Domestic Product. Opgehaald van FRED Economic Data: Economic Research: Federal Reserve Bank of St. Louis: Gambacorta, L., Hofmann, B., & Peersman, G. (2014). The Effectiveness of Unconventional Monetary Policy at the Zero Lower Bound: A Cross-Country Analysis. Journal of Money, Credit and Banking. Herszenhorn, David M. (2009, februari 13). Recovery Bill Gets Final Approval. Opgehaald van The New York Times: Heylen, F. (2014). Macro-economie: derde editie. Antwerpen: Garant. Heylen, F., & Dhont, T. (2009). Employment and growth in Europe and the US. Oxford Economic Papers. Holland, D., & Portes, J. (2012). Self-defeating austerity? National Institure Economic Review. IMF. (2012, oktober). IMF World Economic Outlook: Coping with High Debt and Sluggish Growth. Opgehaald van International Monetary Fund: Kneller, R., Bleaney, M. F., & Gemmel, N. (1999). Fiscal Policy and Growth: evidence from OECD countries. Journal of Public Economies. Kollmann, R., Pataracchia, B., Raciborski, R., Ratto, M., Roeger, W., & Vogel, L. (2016). The Post-Crisis Slump in the Euro Area and the US: Evidence from an Estimated Three-Region DSGE Model. European Economic Review. 68

69 Kumar, K. B., & Krueger, D. (2004). Skill-specific rather than General Education: A reason for US- Europe Growth Differences? Journal of Economic Growth. Mankiw, G. N., Romer, D., & Weil, D. N. (1992). A Contribution to the Empirics of Economic Growth. The Quarterly Journal of Economics. Mishkin, F. (2009). Is Monetary Policy Effective During Financial Crises? National Bureau of Economic Research. New York Times. (2016, december 19). The Stimulus Plan: How to Spend $787 Billion. Opgehaald van New York Times: Nickell, S. (1997). Unemployment and Labour Market Rigidities: Europe versus North America. Journal of Economic Perspectives. OECD Data: Inequality - Poverty rate. (2017, mei 26). Opgehaald van OECD Data: Peersman, G., & Schoors, K. (2012). De perfecte storm: hoe de economische crisis de wereld overviel en vooral: hoe we eruit geraken. Gent: Borgerhof & Lamberigts. Prescott, E. C. (2004). Why do Americans work so much more than Europeans? National Bureau of Economic Research. Proctor, B. D., Semega, J. L., & Kollar, M. A. (2016). Poverty and Income in the United States. U.S. Government Printing Office, Washington D.C. : United States Cenus Bureau Current Population Reports. Opgehaald van United States. Schier, S. E. (2011). Barack Obama in the White House: Transforming America. Plymouth UK: Rowman and Littlefield Publishers. St. Louis Adjusted Monetary Base (BASE). (2017, maart 3). Opgehaald van Economic research: Federal Reserve Bank of St. Louis: The Economist. (2008, oktober 30). policy in a recession: putting the air back in. Opgehaald van The Economist: The Economist. (2008, oktober 30). the next front is fiscal. Opgehaald van The Economist: The Economist. (2010, mei 26). Fiscal Policy: Government Support: What has it meant for growth? Opgehaald van The Economist: Todaro, M. P., & Smith, S. C. (2012). Economic Development. Addison-Wesley. Wall Street Reform: The Dodd-Frank Act. (2016, december 20). Opgehaald van whitehouse.gov: 69

70 whitehouse.gov. (2016, december 19). The Recovery Act. Opgehaald van whitehouse.gov: Eindnoten i Hierbij dient echter wel te worden opgemerkt dat de groei van het BBP in de Verenigde Staten op dat moment reeds enkele jaren aan het dalen was. ii Ook hier werden de gegevens voor het gemiddelde aantal gewerkte uren per jaar per werknemer voor de eurozone gevonden in de AMECO database, alle andere gegevens komen van OECD STAT iii De gemiddelde werkgelegenheidsgraad in personen in de periode kent een lichte daling ten opzichte van de gemiddelde werkgelegenheidsgraad in personen in de periode (van 71,7% naar 67,5%) iv De overheidsuitgaven stegen in het jaar 2009 met bijna 400 miljoen dollar ten opzichte van het jaar 2008, terwijl in dezelfde periode de belastinginkomsten met bijna 400 miljoen (OECD STAT: total general government expenditure) v De zwarte blokjes op de tweede grafiek geven de wijzigingen weer. vi De ingezette hoeveelheid arbeid werd berekend door het aantal werkenden (bron: OECD STAT) te vermenigvuldigen met het gemiddelde aantal uren per werknemer per jaar (bron: zie gelijknamige grafiek). vii Hier werd dezelfde methode gebruikt om de ingezette hoeveelheid arbeid te meten als voor de Verenigde Staten. De data voor het aantal werkenden in de eurozone komen uit de AMECO database, net als de gegevens voor het gemiddelde aantal gewerkte uren per jaar per werknemer. viii Hier werd het niveau in het jaar 2015, vergeleken met het niveau in De daling van de werkgelegenheid in het jaar 2009 ten opzichte van het jaar 2008 was wel groter in de Verenigde Staten dan in de eurozone. ix Dit wegens vervroegd aflossen van de toegekende kredieten (Heylen, Macro-economie: derde editie, 2014, p. 292) x Via OECD STAT: gegevens voor de eurozone zijn slechts gebaseerd op 16 landen, geen andere gegevens beschikbaar 70

71 Bijlagen Bijlage 1: Evolutie van het aantal mensen in armoede in de Verenigde Staten Bron: US Census Bureau 71

72 Bijlage 2: Evolutie van de ongelijkheid in de VS, Zweden, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk Bron: Solt World Income Inequality Index 72

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

ECONOMISCHE EN SOCIALE CONVERGENTIE IN DE EU: BELANGRIJKE FEITEN

ECONOMISCHE EN SOCIALE CONVERGENTIE IN DE EU: BELANGRIJKE FEITEN VOLTOOIING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE EN MONETAIRE UNIE Bijdrage van de Commissie aan de Leidersagenda #FutureofEurope #EURoadSibiu ECONOMISCHE EN SOCIALE CONVERGENTIE IN DE EU: BELANGRIJKE FEITEN Figuur

Nadere informatie

4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot:

4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot: Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. dr. Jan Bouckaert Prof. dr. André Van Poeck 12-15 december 2014 1. Stel dat het bruto nationaal inkomen 200 miljard euro bedraagt. Hoeveel bedraagt

Nadere informatie

EconomieeenInleiding. 1: Wereldreis. o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht

EconomieeenInleiding. 1: Wereldreis. o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht EconomieeenInleiding 1: Wereldreis o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht o Wat is macro-economie? o Concepten, variabelen o Overzicht boek = structuur cursus en lessen #1 1 Op wereldreis Inleiding

Nadere informatie

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012 Inleiding Lorette Ford De economische ontwikkeling van een land kan door middel van drie belangrijke economische indicatoren

Nadere informatie

Macro-economie examenvragen

Macro-economie examenvragen Macro-economie examenvragen Deel II 1. Indien de reële productie en het arbeidsaandeel constant blijven, dan kan het aantal tewerkgestelde personen van het ene jaar op het andere slechts toenemen indien.

Nadere informatie

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid Juli 2013 De evolutie van de werkende beroepsbevolking te Brussel van demografische invloeden tot structurele veranderingen van de tewerkstelling Het afgelopen

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Overheid en economie

Overheid en economie Overheid en economie Overheid en economie Het aandeel van de overheid in de economie, de overheid als actor en de overheid op regionaal niveau, een verkenning Inleiding Het begrip economische groei komt

Nadere informatie

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context CRB 2016-0510 SR/LVN 03.02.2016 Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context 2 CRB 2016-0510 Overzicht groei sinds 1996 Onder invloed van de conjuncturele

Nadere informatie

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Economie en onderneming De macro-economische vooruitzichten 2006-2012 voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Meyermans, E. & Van Brusselen, P. (2006).

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018 Facts & Figures over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018 Facts & figures De lokale overheden zijn een zeer belangrijke speler in ons land. De bevoegdheden die ze

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model 1. Opbouw van de AV-lijn A. Relatie tussen reële bbp en rente Fragment: Belgische glansprestatie (Tijd, 31/12/2004) Bestedingen De consumptie van de gezinnen groeide

Nadere informatie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten Perscommuniqué Brussel, 15 september 2000 Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de

Nadere informatie

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context

De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context As % of total European pharmaceutical industry De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context Terwijl België slechts 2,6 % vertegenwoordigt van het Europees BBP, heeft de farmaceutische

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie

Eindexamen havo economie oud programma 2012 - I

Eindexamen havo economie oud programma 2012 - I Opgave 1 Beleggingen leiden tot inkomensverschillen Aangetrokken door voorspoedige ontwikkelingen op de effectenbeurs, zijn in een land de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties. Mede

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I Opgave 1 Hoge druk op de arbeidsmarkt Gedurende een aantal jaren groeide de economie in Nederland snel waardoor de druk op de arbeidsmarkt steeds groter werd. Het toenemende personeelstekort deed de vrees

Nadere informatie

Een macro-economische analyse van Venezuela onder Chavez

Een macro-economische analyse van Venezuela onder Chavez UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 213 214 Een macro-economische analyse van Venezuela onder Chavez Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. De grafiek hieronder geeft de participatiegraad voor Nederland, de V.S. en de 12 kernlanden

Nadere informatie

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België 2018 Samenvatting en kernboodschappen September 2018 ANNEX 6 : NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING EN KERNBOODSCHAPPEN VAN DE ANALYSE

Nadere informatie

VBO-analyse. over de verhouding tussen het loonaandeel en de winsten van bedrijven

VBO-analyse. over de verhouding tussen het loonaandeel en de winsten van bedrijven VBO-analyse over de verhouding tussen het loonaandeel en de winsten van bedrijven Dalend loonaandeel gaat niet naar dividenden, maar naar meer investeringen en belastingen Terwijl het loonaandeel daalt,

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie

0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus

0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus Economie De basis 0. Wat is Macro-economie? 1. Totale Productie ( Aggregate Output ) 2. Werkloosheid 3. Prijsstijging (Inflatie) 4. Wegwijzer = Structuur cursus Slide #2 2.0 Wat is macro-economie Slide

Nadere informatie

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen De impact van de economische crisis in West Limburg Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen MEI 2009 1. Werkloosheid 1.1 Niet werkende werkzoekenden Een eerste indicator die de economische

Nadere informatie

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,

Nadere informatie

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015 Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert 11-14 december 2015 1. Wat wordt niet meegerekend in het netto nationaal inkomen (nni) van België? A. Lonen van Belgische grensarbeiders

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE DEEL : Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 8 punten). Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een jaar

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90

Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90 Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90 Praktische-opdracht door een scholier 3697 woorden 29 juni 2004 4,7 54 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding Deze praktische

Nadere informatie

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014

Neimed Krimpbericht. Potentiële beroepsbevolking Limburg MEI 2014 MEI 214 Neimed Krimpbericht Potentiële beroepsbevolking Voor de ontwikkeling van het aanbod van arbeidskrachten is de potentiële beroepsbevolking van belang. Deze leeftijdsgroep daalt in al sinds 1995.

Nadere informatie

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl) Economie 1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 17 mei 13.30 16.30 uur 20 01 Voor dit examen zijn maximaal 65 punten te behalen; het examen bestaat uit

Nadere informatie

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis Oktober 2009 De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis De werkloosheid: moet het ergste nog komen? De uitzendarbeid en het aantal openstaande betrekkingen lopen weer terug Het

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus

Nadere informatie

Werkloosheid in de Europese Unie

Werkloosheid in de Europese Unie in de Europese Unie Diana Janjetovic en Bart Nauta De werkloosheid in de Europese Unie vertoont sinds 2 als gevolg van de conjunctuur een wisselend verloop. Door de economische malaise in de jaren 21 23

Nadere informatie

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en in september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen

Nadere informatie

Oktober 2015. Macro & Markten. 1. Rente en conjunctuur :

Oktober 2015. Macro & Markten. 1. Rente en conjunctuur : Oktober 2015 Macro & Markten 1. Rente en conjunctuur : VS Zoals al aangegeven in ons vorig bulletin heeft de Amerikaanse centrale bank FED de beleidsrente niet verhoogd. Maar goed ook, want naderhand werden

Nadere informatie

De evolutie van het arbeidsvolume in België, de gewesten en de Europese unie

De evolutie van het arbeidsvolume in België, de gewesten en de Europese unie De evolutie van het arbeidsvolume in België, de gewesten en de Europese unie In het kader van de Jaarreeks 2000 verscheen een studie over de evolutie van het arbeidsvolume in België, het Vlaams en het

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II Opgave 1 CAO-overleg: loon of werk? Bij de CAO-onderhandelingen voor een komend jaar in de industrie wordt uitgegaan van de volgende prognose: inflatie 2,3% stijging arbeidsproductiviteit in de industrie

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 Nota over de toestand van s Rijks Financiën Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen

Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen Voorbeeldcasussen workshop DELFI-tool t.b.v. de LWEO Conferentie 2016. Auteurs: Íde Kearney en Robert Vermeulen De voorbeelden in de casussen zijn verzonnen door de auteurs en komen niet noodzakelijkerwijs

Nadere informatie

Debt Sustainability Analysis (DSA)

Debt Sustainability Analysis (DSA) BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD Suriname Debt Management Office Debt Sustainability Analysis (DSA) Een analyse naar de kwetsbaarheid van de Surinaamse Staatsschuld in 2014-2018 Malty Dwarkasing Sarajane Omouth

Nadere informatie

Economische vooruitgang

Economische vooruitgang #EURoad2Sibiu Economische vooruitgang Mei 219 NAAR EEN MEER VERENIGDE, STERKERE EN DEMOCRATISCHERE UNIE De ambitieuze EU-agenda voor banen, groei en investeringen en de versterking van de eengemaakte markt

Nadere informatie

Economische prognose IMF voor het GOS

Economische prognose IMF voor het GOS Economische prognose IMF voor het GOS Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen voor de

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets

Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets December 2008 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus een lijst

Nadere informatie

Macro-economische analyse van Argentinië vanaf 2003

Macro-economische analyse van Argentinië vanaf 2003 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2014 2015 Macro-economische analyse van Argentinië vanaf 2003 Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013 Werkgelegenheid stabiel, werkloosheid opnieuw in stijgende lijn Arbeidsmarktcijfers derde kwartaal 2013 Na het licht herstel van de arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Nadere informatie

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN Juli 2015 Statistisch verslag van de arbeidsongevallen van 2014 - Privésector 1 De arbeidsongevallen in 2014: Daling met 4,4 % op de arbeidsplaats Daling met 13,1 % op de weg

Nadere informatie

Crisismonitor Drechtsteden

Crisismonitor Drechtsteden Crisismonitor juni 211 (cijfers t/m maart 211) Inhoud: 1. Werkloosheid 2. Werkloosheid naar leeftijd 3. Vacatures, bedrijven, leegstand 4. Woningmarkt Hoe staan de er voor op de arbeidsmarkt en de woningmarkt?

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) 1. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? I. Voorraadinvesteringen kunnen negatief

Nadere informatie

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB). NOTARISBAROMETER VASTGOED WWW.NOTARIS.BE T3 2017 Barometer 34 MACRO-ECONOMISCH Het consumentenvertrouwen trekt sinds juli terug aan, de indicator stijgt van -2 in juni naar 2 in juli en bereikte hiermee

Nadere informatie

Economische voorjaarsprognoses 2015: herstel wint aan kracht dankzij economische rugwind

Economische voorjaarsprognoses 2015: herstel wint aan kracht dankzij economische rugwind Europese Commissie - Persbericht Economische voorjaarsprognoses 2015: herstel wint aan kracht dankzij economische rugwind Brussel, 05 mei 2015 De economie in de Europese Unie profiteert dit jaar van een

Nadere informatie

Economie (TEW) - Formule blad

Economie (TEW) - Formule blad Economie Formuleblad Hoofdstuk 1. Marginaal product van arbeid = de toename in de productie van een goed bij inzet van één extra eenheid arbeid. MPL = X/ L of MPL = dx/dl Hoofdstuk 2. Prijselasticiteit

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie I Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 OVERZICHT VAN DE VOORNAAMSTE ACTIVERINGSMAATREGELEN

Nadere informatie

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden? 1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de

Nadere informatie

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014

BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD. Suriname Debt Management Office. Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014 BUREAU VOOR DE STAATSSCHULD Suriname Debt Management Office Kosten en Risico analyse van de Surinaamse schuldportefeuille per ultimo 2014 Sarajane Marilfa Omouth Paramaribo, juni 2015 1. Inleiding De totale

Nadere informatie

Macro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 1

Macro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 1 Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 1 November 2008 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus lijsten

Nadere informatie

Orderboekje historisch gezien op vrij hoog niveau

Orderboekje historisch gezien op vrij hoog niveau jun-11 sep-11 dec-11 mrt-12 jun-12 sep-12 dec-12 mrt-13 jun-13 sep-13 dec-13 mrt-14 jun-14 sep-14 dec-14 mrt-15 jun-15 sep-15 dec-15 mrt-16 jun-16 sep-16 dec-16 mrt-17 jun-17 Perscontact Frederik Bronckaerts

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Inflatie is de stijging van het algemeen prijspeil. De jaren 70 en 80 van de vorige eeuw waren periodes van relatief hoge inflatiecijfers in West-Europa, terwijl lage inflatie en deflatie

Nadere informatie

UIT groei en conjunctuur

UIT groei en conjunctuur Economische groei. Economische groei drukken we uit in de procentuele groei van het BBP op jaarbasis. De groei van het BBP heeft twee oorzaken. Het BBP kan groeien omdat de prijzen van producten stijgen

Nadere informatie

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU? Als gevolg van de wereldwijde economische en financiële crisis heeft de EU met een laag investeringsniveau te kampen. Alleen met gezamenlijke gecoördineerde

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

1 Economie in Nederland: omslag of afkoeling? Intelligence Group, 7 november 2018 Auteur: Arjan Ruis

1 Economie in Nederland: omslag of afkoeling? Intelligence Group, 7 november 2018 Auteur: Arjan Ruis Intelligence Group, 7 november 8 Auteur: Arjan Ruis Economie in Nederland: omslag of afkoeling? Het gaat economisch gezien erg goed in Nederland. Sinds halverwege 3 is er onafgebroken sprake van economische

Nadere informatie

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013 PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013 Meer 55-plussers aan het werk Arbeidsmarktcijfers eerste kwartaal 2013 66,7% van de 20- tot 64-jarigen is aan het werk. Dat percentage daalt licht in vergelijking met

Nadere informatie

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen Monitoring Rapport: Januari 2012 Jan van Nispen Inleiding Sinds 2008 zijn woorden zoals crisis, financieringsproblemen, waarborgen en bailouts niet meer uit de

Nadere informatie

Kritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem

Kritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem Kritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem Universiteit Gent Analyse Bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002 Aanleiding Elke vier jaar moet de vraag worden beantwoord of er omstandigheden

Nadere informatie

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar...

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar... Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar... Van Dongen, W. 2010. Naar een meer democratische verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen

Nadere informatie

Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 13 oktober 2011

Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 13 oktober 2011 Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 3 oktober Grote Recessie was geen Grote Depressie Wereldhandel Aandelenmarkt 9 8 7 8 VS - S&P-5 vergelijking met crash 99 Wereld industriële

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere

Nadere informatie

Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt

Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt 157 Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt M. A. Allers* Samenvatting De afgelopen 25 jaar is de Nederlandse economie vooral gegroeid doordat meer mensen zijn gaan werken. Deze extensieve economische

Nadere informatie

Macro-economische gegevens

Macro-economische gegevens Macro-economische gegevens In de handreikingen en de opgaves voor de werkstukken die je voor deze cursus moet maken, zal je kennismaken met enkele belangrijke bronnen voor macro-economische gegevens. De

Nadere informatie

Internationale Economie. Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s

Internationale Economie. Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s Internationale Economie Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s Wim Boonstra, 27 november 2014 Basisscenario: Magere groei wereldeconomie, neerwaartse risico s De wereldeconomie

Nadere informatie

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin ruime zin in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland in 2014 Directie Statistieken, Begroting en Studies stat@rva.be Inhoudstafel: 1

Nadere informatie

Economische prognose IMF voor het GOS

Economische prognose IMF voor het GOS Economische prognose IMF voor het GOS Jan Limbeek Twee keer per jaar, in april en september of oktober, publiceert het IMF zijn World Economic Outlook, waarin het zijn economische verwachtingen voor de

Nadere informatie

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens Bierings, H., Schmitt, J., van der Valk, J., Vanderbiesen, W., & Goutsmet, D. (2017).

Nadere informatie

Consumptieve bestedingen van de particulieren 2.0 2.6 1.4 Consumptieve bestedingen van de overheid 0.0 2.1 2.6 Bruto vaste kapitaalvorming 4.2 5.9 4.

Consumptieve bestedingen van de particulieren 2.0 2.6 1.4 Consumptieve bestedingen van de overheid 0.0 2.1 2.6 Bruto vaste kapitaalvorming 4.2 5.9 4. Kerncijfers voor de Belgische economie Wijzigingspercentages in volume - tenzij anders vermeld Consumptieve bestedingen van de particulieren 2.0 2.6 1.4 Consumptieve bestedingen van de overheid 0.0 2.1

Nadere informatie

Het waren weekjes weer wel: 38 en 39

Het waren weekjes weer wel: 38 en 39 aug. okt. dec. feb. april juni aug. aug. okt. dec. feb. april juni aug. aug. okt. dec. feb. april juni aug. Het waren weekjes weer wel: 38 en 39. De nieuwe macrocijfers.5..5. -.5 -. -.5 -. -.5 % -.6 -.6.

Nadere informatie

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 woensdag 16 mei 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 woensdag 16 mei 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2012 tijdvak 1 woensdag 16 mei 13.30-16.00 uur oud programma economie Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 28 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 60 punten te behalen.

Nadere informatie

De overheid geeft (te)veel uit? Weet u hoeveel

De overheid geeft (te)veel uit? Weet u hoeveel Page 1 of 6 Gepubliceerd op DeWereldMorgen.be (http://www.dewereldmorgen.be) De overheid geeft (te)veel uit? Weet u hoeveel en aan wat? door Phi-Rana di, 2013-11-12 15:45 Phi-Rana Er wordt vaak gezegd

Nadere informatie

Overheidsontvangsten en -uitgaven: analyse en aanbevelingen

Overheidsontvangsten en -uitgaven: analyse en aanbevelingen Overheidsontvangsten en -uitgaven: analyse en aanbevelingen Seminarie voor leerkrachten, 26 oktober 2016 Ruben Schoonackers Bruno Eugène INTERN Departement Studiën Groep Overheidsfinanciën Structuur van

Nadere informatie

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE. 0. KENGETALLEN Brugge Midden- West-Vlaanderen Oostende Westhoek Zuid- West-Vlaanderen West- Vlaanderen Vlaams Gewest Totale bevolking (01/01/2008) 275.599 233.200 149.287 213.729 278.672 1.150.487 6.161.600

Nadere informatie

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het

Nadere informatie

De regionale impact van de economische crisis

De regionale impact van de economische crisis De regionale impact van de economische crisis Damiaan Persyn Vives Beleidspaper 11 Juli 2009 VIVES Naamsestraat 61 bus 3510 3000 Leuven - Belgium Tel: +32 16 32 42 22 www.econ.kuleuven.be/vives De regionale

Nadere informatie

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2 Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2 Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus

Nadere informatie

Koopkrachtpariteit en Gini-coëfficiënt in China: hoe je tegelijkertijd arm én rijk kunt zijn.

Koopkrachtpariteit en Gini-coëfficiënt in China: hoe je tegelijkertijd arm én rijk kunt zijn. Koopkrachtpariteit en Gini-coëfficiënt in China: hoe je tegelijkertijd arm én rijk kunt zijn. 1. De Wereldbank berichtte onlangs dat de Chinese economie binnen afzienbare tijd de grootste economie van

Nadere informatie

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau 4. Het doel van deze studie is de verschillen in gezondheidsverwachting naar een socio-economisch gradiënt, met name naar het hoogst bereikte diploma, te beschrijven. Specifieke gegevens in enkel mortaliteit

Nadere informatie

Hoofdstuk 24 Valutamarkt

Hoofdstuk 24 Valutamarkt Hoofdstuk 24 Valutamarkt Open vragen 24.1 Een valutahandelaar van een bank die in dollars handelt, krijgt op een gegeven moment de volgende gegevens op zijn beeldscherm (we gaan ervan uit dat het verschil

Nadere informatie