Handreiking Ecologische Bouwstenen Voor de GHS en AHS in het Streekplan Noord-Brabant 2002

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Handreiking Ecologische Bouwstenen Voor de GHS en AHS in het Streekplan Noord-Brabant 2002"

Transcriptie

1 Handreiking Ecologische Bouwstenen Voor de GHS en AHS in het Streekplan Noord-Brabant 2002 Uitgave: Provincie Noord-Brabant Datum 30 augustus 2006 Auteur Fiona Franken Heine van Maar Patrick Martens Monique van Rossum

2

3 Voorwoord De provincie Noord-Brabant hecht veel waarde aan de natuur en het landschap in haar provincie. Het is erg belangrijk om een gezonde, mooie en prettige leefomgeving te hebben, zowel voor mensen, dieren als planten. Wij denken dat we daarom als Brabanders tevreden kunnen zijn met de wijze waarop natuur en landschap in het Streekplan 2002 zijn opgenomen. Een groene en landschappelijke hoofdstructuur die natuur- en landschapswaarden met elkaar verbindt, biedt een goede basis om deze waarden te behouden en te versterken. Nu het streekplan een aantal jaren in werking is, merken wij dat het niet altijd duidelijk is voor iedereen wat de redenen zijn geweest om de groene en de agrarische hoofdstructuur te begrenzen zoals in het streekplan is gebeurd. Wij hopen dat deze handreiking Ecologische Bouwstenen daar meer helderheid in geeft. Tevens hopen wij, dat deze verheldering de samenwerking tussen de provincie en haar partners in de ruimtelijke ontwikkeling en bescherming, nog verder kan versterken. Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Brabant Ecologische Bouwstenen 3/83

4

5 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1 Inleiding Gebruik van de handreiking en de kaarten Leeswijzer 8 2 Natuur- en landschapsbeleid Provinciaal natuur- en landschapsbeleid De EHS in relatie tot de GHS 11 3 Ecologische onderbouwing Inleiding Zones van de Groene Hoofdstructuur - Natuur Natuurparel Overig bos- en natuurgebied Ecologische verbindingszone Zones van de Groene Hoofdstructuur - Landbouw Leefgebied kwetsbare soorten Planten en plantengemeenschappen Weidevogels Ganzen en zwanen Vogels van moerassen en kleine wateren Vogels van schorren en slikken Vogels van bos en heides Amfibieën en reptielen Dagvlindersoorten van droge biotopen Dagvlindersoorten van natte biotopen Diersoorten van stromend water Beheersgebied Leefgebied Struweelvogels Natuurontwikkelingsgebied Zones van de Agrarische hoofdstructuur - Landschap Leefgebied dassen Waterpotentiegebied RNLE - landschapsdeel Agrarische Hoofdstructuur - Landbouw Overige ruimtelijke zones Landschapsecologische zones Robuuste verbindingen 44 Begrippenlijst 47 Ecologische Bouwstenen 5/83

6 Bijlagen 49 Bijlage 1 Opbouw van de kaartlagen van het streekplan 51 Bijlage 2 Handreiking voor ondezoek van natuur- en landschapswaarden 53 Bijlage 3 Organisaties waar natuurgegevens kunnen worden opgevraagd 57 Bijlage 4 Gedetailleerde beschrijving soortgroepen met biotoopeisen en positieve maatregelen 59 Bijlage 5 Bedreigde aandachtsoorten gebruikt voor leef-gebieden voor planten en plantengemeenschappen 77 Bijlage 6 Bedreigde diersoorten gebruikt voor vaststelling van Leefgebieden van stromend water 81 Bronvermelding 83 6/83 Ecologische Bouwstenen

7 1 Inleiding Het landelijk gebied van Noord-Brabant wordt in het Streekplan 2002 geordend in een Groene Hoofdstructuur (GHS) en een Agrarische Hoofdstructuur (AHS). Het doel hiervan is ondermeer om (actuele en potentiële) natuur- en landschapswaarden te beschermen. In het streekplan is de gewenste planologische bescherming van deze waarden uiteengezet. De handreiking Ecologische Bouwstenen bevat de ecologische onderbouwing waarop deze bescherming is gebaseerd. Deze verduidelijking is van belang bij het vertalen van het streekplan naar bestemmings-, inrichtings- en beheersplannen door met name gemeenten, waterschappen en gebiedscommissies. Hierbij moet nadrukkelijk worden vermeld dat deze handreiking alleen de ecologische feiten beschrijft, die bij het opstellen van het Streekplan 2002 zijn gebruikt. Dit betekent niet dat voor andere ecologische en landschapswaarden waarden geen planologische bescherming nodig is of dat daar geen provinciaal beleid voor is ontwikkeld 1. De handreiking betreft geen nieuw beleid, maar dient als ondersteuning en onderbouwing van het bestaande provinciaal beleid ten aanzien van natuur en landschap. De bijbehorende kaarten zijn niet toegevoegd, omdat deze (regelmatig) worden geactualiseerd. De meest actuele kaarten kunen opgevraagd worden bij de provincie. In bijlage 1 wordt uiteengezet hoe de kaartlagen zijn opgebouwd. 1.1 Gebruik van de handreiking en de kaarten De GHS en de AHS zijn vastgelegd op de streekplankaarten 1 en 2 ( 1 : ). Ten behoeve van de opstelling van deze streekplankaarten is gebruik gemaakt van gedetailleerde werkkaarten, waarbij de GHS en AHS begrensd zijn op perceelsniveau (schaal 1 : ). De GHS/AHSdetailkaarten (vanaf nu feitenkaarten genoemd) zijn gebaseerd op onderdelen uit de provinciale natuurgebiedsplannen en aanvullende provinciale ecologische inventarisaties. Deze feitenkaarten geven een indicatie van de indeling van de subzones van het buitengebied uit het Streekplan Ze zijn gebaseerd op feitelijke informatie over de plaatselijke situatie ten aanzien van de actuele en potentiële natuurwaarden, bodem- en waterhuishoudkundige situatie, e.d. Dit betreft zowel de actuele als de potentiële natuur- en landschapswaarden (zie hoofdstuk 3). De informatie wordt regelmatig door middel van veldonderzoeken e.d. geactualiseerd. Gemeenten kunnen bij de voorbereiding en beoordeling van ruimtelijke plannen gebruik maken van de feitenkaarten en de ecologische onderbouwing hiervan. Ze kunnen deze gebruiken om een ruimtelijke afweging van belangen te maken en deze als hulpmiddel gebruiken bij de begrenzing van de GHS en AHS in hun bestemmingsplannen. In die zin kunnen de feitenkaarten en deze handreiking een belangrijke bijdrage leveren aan de ecologische onderbouwing van de ruimtelijke natuur- en landschapszonering. Een gemeente kan ook zelf een onderzoek doen naar de (actuele en potentiële) natuur- en landschapswaarden. In bijlage 2 wordt een handreiking gegeven hoe dit 1 Zo zijn de cultuurhistorische (landschaps)waarden en archeologische waarden van bovenlokaal belang aangegeven op de CultuurHistorische Waardenkaart Noord-Brabant (vastgesteld door Gedeputeerde Staten (GS) in 2005); de Aardkundige Waarden van bovenlokaal belang zijn aangegeven op de Aardkundige Waardenkaart (vastgesteld door GS in 2005). Ecologische Bouwstenen 7/83

8 onderzoek kan plaatsvinden. In bijlage 3 worden organisaties genoemd waar inventarisatie gegevens m.b.t. natuur- en landschap opgevraagd kunnen worden. Bij de toetsing van ruimtelijke plannen aan het Streekplan 2002 gaat de provincie uit van de formele streekplankaarten 1 : De GHS/AHS-detailkaarten (1 : ), de onderliggende (meest actuele) feiten over natuur- en landschapswaarden en de Handreiking Ecologische Bouwstenen dienen hierbij als feitelijke informatie. De provincie gebruikt deze informatie om natuur- en landschapsbelangen af te wegen t.o.v. andere belangen en daarmee als feitelijke ondersteuning van de formele streekplankaarten 1 en 2 bij de beoordeling van gemeentelijke ruimtelijke plannen. De provincie kan vanwege deze ecologische onderbouwing goedkeuring onthouden van een ruimtelijk plan (volgens het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel (art. 3:2 en 3:4) van de Algemene Wet Bestuursrecht). 1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt kort het provinciale beleid uiteengezet met betrekking tot de zonering in de GHS en de AHS. Tevens wordt de relatie tussen de EHS en de GHS uitgelegd. De ecologische onderbouwing van deze zones is uitgewerkt in hoofdstuk 3. Paragraaf 3.1. beschrijft de algemene uitgangspunten. In paragraaf 3.2 t/m 3.4 wordt per subzone van de GHS en de AHS-Landschap de ecologische onderbouwing van de selectie en begrenzing gegeven. Tevens wordt uitgelegd wat de landschapskenmerken zijn van deze subzones. Met behulp van deze kenmerken kan een gemeente beleidskeuzes maken m.b.t. de gewenste planologische bescherming in bestemmingsplannen. Indien meer achtergrondinformatie is gewenst, kan deze gevonden worden in bijlage 4. Hierin zijn per subzone de biotoopeisen uiteengezet (d.w.z. eisen die planten en dieren aan hun leefomgeving stellen) en mogelijke verbeteringen (positieve maatregelen) in de leefgebieden en -omstandigheden van planten en dieren. In paragraaf 3.5 is een toelichting gegeven op de selectie, begrenzing, landschapskenmerken en/of planologische bescherming van natuur en landschapswaarden in de AHS-landbouw. In paragraaf 3.6 is dit gedaan voor overige in het Streekplan 2002 aangegeven ruimtelijke zones m.b.t. natuur en landschapswaarden, namelijk landschapsecologische zones en robuuste verbindingen. 8/83 Ecologische Bouwstenen

9 2 Natuur- en landschapsbeleid 2.1 Provinciaal natuur- en landschapsbeleid De groene hoofdstructuur (GHS) is een samenhangend netwerk van alle natuur- en bosgebieden, landbouwgebieden en andere gebieden met bijzondere natuurwaarden, en landbouwgebieden die bijzondere potenties hebben voor de ontwikkeling van natuurwaarden. De provincie wil de actuele en potentiële natuurwaarden en de hiermee samenhangende landschappelijke waarden in de GHS planologisch beschermen. De agrarische hoofdstructuur (AHS) omvat het gebied buiten de GHS en de bebouwde kernen en infrastructuur. In de AHS staat de instandhouding en de versterking van de landbouw voorop. Landbouwbedrijven hebben er in beginsel de ruimte om zich te ontwikkelen in de door hen gewenste richting. Samen met het gebied binnen de bebouwde kernen en de infrastructuur omvatten de GHS en de AHS het hele grondgebied van de provincie. De GHS en de AHS zijn beide onderverdeeld in twee hoofdzones, namelijk GHS-natuur, GHSlandbouw, AHS-landschap en AHS-landbouw. Tevens zijn twaalf regionale natuur- en landschapseenheden (RNLE n) aangeduid. De concrete begrenzingen van deze RLNE n zijn vastgesteld in de reconstructie- en gebiedsplannen. In de GHS-natuur zijn alle bestaande bos- en natuurgebieden ondergebracht (met de ecologische verbindingszones daartussen), alsmede de reservaats- en natuurontwikkelingsgebieden die zijn begrensd in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS, zie paragraaf 2.2 en 3.2). In de GHS-landbouw zijn landbouwgebieden en andere gebieden met bijzondere (potentiële) natuurwaarden ondergebracht. Hieronder vallen ook de beheersgebieden die zijn begrensd in het kader van de EHS (zie paragraaf ). De AHS-landschap omvat de landbouwgebieden met de overige bijzondere (potentiële) natuurwaarden en de daarmee samenhangende landschapswaarden. Zij omvat ook de landbouwgebieden die op zichzelf genomen geen bijzondere (potentiële) natuurwaarden bezitten, maar vanwege hun ligging ten opzichte van bos- en natuurgebieden en landbouwgronden met bijzondere natuurwaarden binnen een RNLE zijn opgenomen. De AHS-landbouw omvat ten slotte de meest pure landbouwproductie-gebieden. De natuurwaarden en de daarmee samenhangende landschapswaarden die in deze gebieden voorkomen zijn zo algemeen of komen alleen in zulke kleine gebiedjes voor, dat een provinciale aanduiding achterwege is gelaten. RLNE n zijn gebieden van tenminste enkele duizenden hectaren die voor circa 2/3 deel uit bos en natuur bestaan, met daaromheen landbouwgronden. Door versterking van de onderlinge relaties kunnen ze zich op termijn ontwikkelen tot zelfstandige eenheden waar natuur, landschap en landbouw centraal staan. Deze gebieden moeten groen en landelijk blijven. Het beleid voor de RNLE n is gericht op het beschermen en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische (landschaps)waarden, recreatie met een groen karakter en een bij de schaal en de aard van het gebied passende landbouw. Tevens wordt ernaar gestreefd dat tussen de RLNE n goede ecologische verbindingen tot stand worden gebracht. In sommige gevallen gebeurt dit door Ecologische Bouwstenen 9/83

10 ontwikkeling van zogeheten robuuste verbindingen als bedoeld in de rijkshandreiking Natuur voor mensen, mensen voor natuur (juli 2000) en de Nota Ruimte (2005). In de andere gevallen gaat het om de ontwikkeling van ecologische verbindingszones of kleinere natuurgebieden, al dan niet in combinatie met landbouw- en recreatiegebieden. De RNLE n bestaan grotendeels uit GHS en daarnaast voor een klein deel uit AHS-landschap. Deze laatste categorie dient vooral als een beschermende buffer voor de achtergelegen bos- en natuurgebieden (zie verder paragraaf 3.4.3). De vier hoofdzones van het streekplan zijn onderverdeeld in veertien subzones. Zie tabel 1 en figuur 1. Tabel 1. Hoofdzones en subzones van GHS en AHS Hoofdzone GHS-natuur Subzone 1. Natuurparel 2. Overig bos- en natuurgebied 3. Ecologische verbindingszone GHS-landbouw 4. Leefgebied kwetsbare soorten 5. Leefgebied struweelvogels 6. Natuurontwikkelingsgebied AHS-landschap 7. Leefgebied dassen 8. Waterpotentiegebied 9. RNLE-landschapsdeel AHS-landbouw 10. Zoekgebied veeverdichtingsgebieden 11. Vestigingsgebied glastuinbouw 12. Mogelijk doorgroeigebied glastuinbouw 13. Glasboomteeltgebied 14. AHS-overig Van de eerste 9 subzones wordt in deze handreiking een gedetailleerde ecologische onderbouwing gegeven. Voor de zone AHS-landbouw wordt alleen globaal omschreven welke ecologische waarden hier aanwezig zijn. 10/83 Ecologische Bouwstenen

11 Mill en Sint Hubert B e r n h e z e U d e n Boxmeer Sint Anthonis S c h i j n d e l V e g hel B o ekel S i n t - O e d e n r o d e G emert-bakel S o n e n B r e u g e l L a a r b e e k H e l m o nd natuurparel overig bos- en natuurgebied leefgebied kwetsbare soorten leefgebied struweelvogels natuurontwikkelingsgebied leefgebied dassen waterpotentiegebied rnle-landschapsdeel Figuur 1. Detail van de streekplankaart. 2.2 De EHS in relatie tot de GHS De rijksoverheid heeft de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd als ecologisch netwerk om de belangrijkste natuurwaarden in Nederland te beschermen en verder te ontwikkelen. 1 De rijksoverheid beoogt dit ecologische netwerk te realiseren door middel van een sectoraal ontwikkelspoor en een ruimtelijk beschermingsspoor. In Noord-Brabant is hier via enerzijds natuurgebiedsplannen en anderzijds de GHS in het streekplan invulling aan gegeven. Sectoraal ontwikkelspoor Het sectorale ontwikkelspoor is gericht op aankoop, inrichting en beheer van de EHS op grond van diverse sectorale stimuleringsregelingen, het zogenaamde Relatienota-instrumentarium 2. Om te kunnen bepalen waar dit instrumentarium kan worden ingezet is de EHS door de provincie begrensd tot op het schaalniveau 1: Eerst middels begrenzingenplannen, later middels de Natuurdoelenkaart en de meer gedetailleerde natuurgebiedsplannen. Deze begrenzing is sectoraal ontwikkelingsgericht, dat wil zeggen vanuit een ecologische visie opgesteld. Er is vastgelegd voor welke gronden subsidies kunnen worden ingezet voor de aankoop, inrichting en beheer van de EHS. Er ligt echter nog geen vollédige integrale belangenafweging aan deze EHS-begrenzing ten grondslag. Met de vaststelling van deze grenzen in natuurgebiedsplannen heeft de provincie nog geen beslissing genomen over de planologische bescherming van natuurgebieden. 1 In het Natuurbeleidsplan (1990) en het Structuurschema Groene Ruimte (1995) 2 Sinds 2000 geïntegreerd en uitgebouwd tot Programma Beheer, bestaande uit de rijkssubsidieregelingen SN 2000 en SAN Ecologische Bouwstenen 11/83

12 Ruimtelijk spoor Het tweede spoor is de ruimtelijke bescherming van de EHS. Dit spoor is gericht op instandhouding van de voor behoud, herstel en ontwikkeling wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. De EHS-begrenzing in het ruimtelijk spoor is door het rijk vastgelegd op schaalniveau 1: in het Structuurschema Groene Ruimte (de huidige Nota Ruimte). Dus heel globaal. De rijksoverheid draagt de provincies en gemeenten op deze ruimtelijke bescherming vast te leggen in streek- en bestemmingsplannen. Op provinciaal niveau vindt de ruimtelijke bescherming van de EHS in Noord-Brabant plaats via de GHS. De GHS-natuur is aangemerkt als provinciale uitwerking van de EHS 1 in het ruimtelijk spoor. Daarnaast vallen ook de beheersgebieden (zie hoofdstuk 3) binnen de GHS-landbouw onder de EHS. In de systematiek van het Streekplan 2002 omvatten de GHS-natuur en de beheersgebieden in de GHS-landbouw de gebieden waarbinnen de rijksmiddelen van Programma Beheer worden ingezet (bestaande en nieuw begrensde natuur). De ruimtelijke begrenzing van de EHS in Noord-Brabant heeft plaatsgevonden door vaststelling van de GHS-natuur in het Streekplan 2002 en de daarbij behorende plankaarten 1 en 2 (schaal 1: ) en de beheersgebieden, welke via de GHS-landbouw in het Streekplan 2002 een ruimtelijke bescherming hebben gekregen. In tabel 2 is een vergelijking opgenomen tussen de oppervlakten van GHS (en AHS-landschap) en de EHS in Noord-Brabant. De ruimtelijke begrenzing op perceelsniveau (minimaal schaal 1:25.000) wordt niet door de provincie uitgevoerd, maar moet plaatsvinden in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit is uiteindelijk de enige voor burgers juridisch bindende ruimtelijke bescherming van de GHS-natuur en daarmee de EHS. In de Nota Ruimte (VROM) van 2006 is opgenomen dat de netto begrensde Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2008 in de bestemmingsplannen moet zijn opgenomen. (Daarnaast geeft het rijk aan dat gemeenten de netto begrensde robuuste verbindingen bij de eerstvolgende actualisering in bestemmingsplannen moeten opnemen.) Dit vraagt om een bestemming welke de wezenlijke kenmerken en waarden van het betreffende gebied in stand houdt en waar een «nee, tenzij»-regime geldt. Naast de Streekplankaarten 1 en 2 kunnen de provinciale GHS/AHSdetailkaarten (1:25.000) en de ecologische bouwstenen hiervan, als hulpmiddel dienen bij het bepalen van de gebieden welke binnen de GHS vallen (zie paragraaf 1.1). 1 Op 2 juli 2002 zijn de natuurgebiedsplannen en het beheers- en landschapsgebiedsplan definitief vastgesteld door GS. In de toelichting bij deze plannen is voor de planologische vertaling verwezen naar de GHS in het streekplan, in het bijzonder tabel 3 van paragraaf /83 Ecologische Bouwstenen

13 Tabel 2. Vergelijking oppervlakten van GHS en AHS-landschap en EHS GHS en AHS-landschap in Streekplan 2002 Ecologische hoofdstructuur ) Hoofdzone Subzone Opper-vlakte (in hectare) Gebiedscategorie Oppervlakte (in hectare) GHS-natuur ( ha) 1. en 2. Natuurparel en Overig bos- en natuurgebied Bos- en natuurgebied (bestaand) Reservaatsgebied Natuurontwikkelingsgebied Ecologische verbindingszone (netto) 2) Ecologische verbindingszone GHSlandbouw (66.000) Totale oppervlakte GHS, respectievelijk EHS 4. Leefgebied kwetsbare soorten 5. Leefgebied struweelvogels (netto) 3) 6. Natuurontwikkelingsgebied Beheersgebied AHSlandschap (54.000) 7. Leefgebied dassen (netto) 4) Waterpotentiegebied RNLE-landschapsdeel 5) De oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur is bepaald op grond van de ontwerp-natuurgebiedsplannen en het ontwerp-provinciaal beheers- en landschapsgebiedsplan (Gedeputeerde Staten, najaar 2001). 2. Oppervlakte ecologische verbindingszone uit de EHS buiten de subzones 1 en 2. De totale lengte van de ecologische verbindingszones wordt km, waarvan km natte en 282 km droge verbindingszone ( Inventarisatierapport ecologische verbindingszones (februari 2000)). 3. Leefgebied struweelvogels (netto) kent geen overlappingen met Leefgebied kwetsbare soorten. 4. Leefgebied dassen (netto) kent geen overlappingen met Leefgebied kwetsbare soorten of met Leefgebied struweelvogels 5. Het RNLE-landschapsdeel omvat al het gebied binnen de contouren van de RNLE n, voor zover dit niet samenvalt met de overige categorieën. Ecologische Bouwstenen 13/83

14

15 3 Ecologische onderbouwing 3.1 Inleiding De zonering van de GHS en AHS is gebaseerd op landschapskenmerken en de biotische en/of abiotische waarden hiervan. Biotische waarden zijn de waarden van levende organismen. Met abiotische waarden worden niet-levende waarden bedoeld als bodem en water. Dit kunnen zowel actuele als potentiële waarden zijn (d.w.z. reeds aanwezige resp. in potentie aanwezige waarden). De biotische waarden worden regelmatig geactualiseerd door soortentellingen. Deze soorten hebben bepaalde landschapskenmerken nodig om zich in een gebied te kunnen handhaven. Deze zijn een indicator voor de landschapskenmerken en daarom een belangrijk uitgangspunt voor de selectie en begrenzing van zones. Als de soorten er op een bepaald moment niet worden gezien, wil dit niet zeggen dat het gebied geen natuurwaarde meer heeft. In potentie is het gebied, door de geschikte landschapskenmerken, nog steeds een leefgebied voor bepaalde soorten en het moet daarom ook als zodanig beschermd worden. Instrumenten hiervoor zijn o.a. bestemmingsplannen en een aanlegvergunningenstelsel. 3.2 Zones van de Groene Hoofdstructuur - Natuur De zone van de Groene Hoofdstructuur - Natuur in het streekplan van 2002 valt uiteen in drie subzones: de natuurparels, de overige bos- en natuurgebieden en de ecologische verbindingszones. In deze inleiding worden de hoofdlijnen van de begrenzing en de ecologische onderbouwing van de natuurparels en de overige bos- en natuurgebieden uiteengezet. In paragraaf en worden deze per subzone nader toegelicht. In paragraaf worden de begrenzing en onderbouwing van de ecologische verbindingszones beschreven. Begrenzing Natuurparel en Overig bos- en natuurgebied In het streekplan 1992 werden natuurkerngebieden aangegeven. Dit is gebeurd op basis van soorteninventarisaties en expert judgement (waardering door deskundigen). In de periode tussen 1994 en 2000 zijn de natuurkerngebieden verder onderbouwd met ecologische gegevens en/of op basis van bijzondere abiotische omstandigheden. In deze periode heeft ook de door het Rijk aangekondigde begrenzing van de ecologische hoofdstructuur (EHS) plaatsgevonden op provinciaal niveau. Hierbij zijn de Brabantse partijen in de regio (zoals gemeentes, landbouw- en natuurorganisaties) nauw betrokken geweest. Deze begrenzing is vervolgens door Gedeputeerde Staten vastgesteld in begrenzingenplannen 1 : Deze vastgestelde EHS-begrenzing heeft o.a. geleid tot het vastleggen van een hoeveelheid nieuw te verwerven gronden t.b.v. natuurontwikkeling, in de vorm van potentieel geschikte landbouwgebieden (reservaats- en natuurontwikkelingsgebieden). 1 In het streekplan 2002 is gebruik gemaakt van deze EHS-begrenzing. Tevens is gebruik gemaakt van de provinciale ontwerp-natuurgebiedsplannen die in 2002 gereed waren. Voor de begrenzing van deze plannen is voor de bestaande natuur uitgegaan van de bestaande bos- en natuurgebieden zoals zichtbaar op de topografische kaart 1 : van 1998 en van luchtfoto s. 1 De termen natuurkerngebied en reservaatsgebieden worden niet door de provincie gebruikt. De term natuurontwikkelingsgebied wordt uitgelegd in paragraaf Ecologische Bouwstenen 15/83

16 Planologisch is deze begrensde EHS vastgelegd als Natuurparel of als Overig bos- en natuurgebied. Onderbouwing Natuurparel en Overig Bos- en Natuurgebied De ecologische onderbouwing van de subzones Natuurparel en Overig bos- en natuurgebied is terug te vinden in de natuurgebiedsplannen. Op 1 januari 2000 is een nieuw subsidiestelsel voor natuur en landschap ingegaan met de naam Programma Beheer dat bestaat uit de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer. Door middel van natuurgebiedsplannen wordt sturing gegeven aan de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 en de aankoop van gronden. In de natuurgebiedsplannen worden onder andere de natuurstreefbeelden, subsidiemogelijkheden en particulier natuurbeheer beschreven. Bij het natuurgebiedsplan horen drie atlassen (schaal 1:25.000), waarop de natuurdoeltypen, de beschikbare basis-, plus- en landschapspakketten en de mogelijkheden voor particulier natuurbeheer zijn weergegeven. Voor Noord-Brabant zijn 11 natuurgebiedsplannen en één beheersgebiedsplan opgesteld. 1 Voor het beschrijven van natuurstreefbeelden wordt gebruik gemaakt van natuurdoeltypen. De natuurdoeltypensystematiek is ontleend aan de rijkshandreiking Handboek natuurdoeltypen in Nederland. Om de bruikbaarheid en toepasbaarheid te vergroten zijn een aantal Noord- Brabantse natuurdoeltypen uit het handboek nader onderverdeeld op basis van plantengemeenschappen. Op basis van gegevens over het bodemtype en (toekomstige) grondwaterregime is aangegeven wat voor natuur (natuurdoeltype) er kan ontstaan. Leidraad bij het maken van keuzes voor natuurdoeltypen is de rijksnota Ecosystemen in Nederland. Centraal hierbij staat de uitwerking van behoud en herstel van de biodiversiteit en de mate van natuurlijkheid. Voor veel natuurgebieden is een beheersvisie of plan aanwezig. Deze zijn in de meeste gevallen overgenomen. Voor grote aaneengesloten natuurgebieden en voor kansrijke gebieden voor bijzondere natuur is uitgegaan van een hoog ambitieniveau. Voor het bepalen van potenties van gebieden is gebruik gemaakt van historische en actuele inventarisatiegegevens alsmede van de Kwelreferentiekaart van de Provincie Noord-Brabant. Op sommige plaatsen zijn de aanwezige cultuurhistorische waarden van grote invloed geweest bij de keuze van de natuurdoeltypen. Hiervoor is de Cultuurhistorische Waardenkaart gebruikt. Op andere plaatsen is dit niet het geval geweest. Daar moet maatwerk verricht worden, waarbij de bescherming/ontwikkeling van natuurwaarden zo goed mogelijk wordt afgestemd op behoud/ontwikkeling van archeologische en cultuurhistorische waarden. Om de doelstellingen voor landschap vorm te geven is gebruik gemaakt van referentiebeelden uit zoals is weergegeven in de Historische Atlas Noord-Brabant en op de Cultuurhistorische Waardenkaart. Inventarisatiegegevens over (avi)fauna hebben eveneens een rol gespeeld bij het formuleren van natuurdoeltypen en de daaraan gekoppelde doelstellingen voor landschap. De doelstellingen van de natuurgebiedsplannen zijn in het algemeen: - het behouden, versterken, herstellen en ontwikkelen van karakteristieke en/of zeldzame, bedreigde of moeilijk vervangbare natuur- en landschapswaarden. Voorbeelden hiervan zijn 1 De begrenzing van de natuurgebiedsplannen dient dus als basis voor het subsidiestelsel Programma Beheer en voor grondaankopen. Daarnaast dient deze als basis voor de zoneringen in het kader van de Wet Ammoniak Veehouderij (WAV). 16/83 Ecologische Bouwstenen

17 natte soortenrijke schraalgraslanden (onder meer Blauwgrasland en Dotterbloemhooiland), gebufferde vennen, broekbossen, vochtige soortenrijke loofbossen, kleinschalige beekdal- en polderlandschappen en soorten zoals de Spaanse ruiter, Ronde zegge, Slanke sleutelbloem, Eenbes, Grutto, Watersnip en Boomkikker; - het vormen van aaneengesloten natuurgebieden, om de negatieve effecten te verkleinen, de beheerbaarheid te vergroten, en om lokale grondwatersystemen, (landschaps)ecologische relaties en gradiënten te kunnen behouden of te herstellen; - het herstellen van droge en natte verbindingszones via onder meer beken, waterlopen, dekzandruggen, dijktaluds en bossen, om hiermee de relaties tussen de gebieden te verstevigen en isolatie van populaties op te heffen. In het bijzonder geldt dit voor de amfibieën, dagvlinders, zoogdieren, vogels en vissen. In het natuurgebiedsplan zijn per deelgebied de doelstellingen aangaande natuur en landschap nader beschreven. Deze dienen als ecologische onderbouwing voor de subzones Natuurparel en Overige Bos- en Natuurgebied van de GHS-Natuur Natuurparel Figuur 2. Natuurparel de Geelders. Hier kan de natuur haar gang gaan, waardoor een gevarieerd bos ontstaat. Landschapskenmerken De natuurparels zijn de meest waardevolle natuurgebieden van Noord-Brabant, of hebben de potentie dit te worden. Ze herbergen een groot deel van de beschermde en bedreigde planten- en diersoorten die de provincie rijk is. Ook komen er vaak bijzondere abiotische verschijnselen voor, zoals kwel, stuifzanden, intacte morfologie van beekdalen. Iedere natuurparel heeft eigen specifieke kenmerken die terug te vinden zijn in het bijbehorende natuurgebiedsplan (zie verder de inleiding van GHS-Natuur). Ecologische Bouwstenen 17/83

18 Selectie en Begrenzing De aanduiding van een gebied als Natuurparel houdt in dat het actuele of potentiële hoogwaardige natuur betreft. In de inleiding is uiteengezet waarom sommige agrarische gebieden zijn opgenomen in de GHS-Natuur. Dit zijn met name de gebieden met potentiële natuurwaarden. Dit heeft ertoe geleid dat agrarische gebieden die geen actuele natuurwaarde bezitten toch begrensd zijn als natuurparel. De kwaliteit van de aanwezige natuur of van de beoogde natuur is terug te vinden in het natuurgebiedsplan. (Zie verder de inleiding van GHS-Natuur.) De begrenzing in het streekplan 2002 is gebaseerd op de begrenzing en de doelstellingen die in de ontwerp-natuurgebiedsplannen zijn vastgelegd. Zie hiervoor de inleiding van paragraaf Overig bos- en natuurgebied Landschapskenmerken De kenmerken van de Overige bos- en natuurgebieden zijn divers. De natuurdoelstellingen voor deze gebieden zijn terug te vinden in de natuurgebiedsplannen. (Zie verder de inleiding van GHS- Natuur.) Figuur 3. Eenvormige aanplant maakt plaats voor een meer natuurlijk bos. Selectie en begrenzing De bos- en natuurgebieden in de GHS-Natuur die niet als natuurparel zijn aangeduid, vallen onder de subzone Overig bos- en natuurgebied. In het proces van de selectie en begrenzing zijn deze gebieden als kansrijke plekken aangegeven om het natuurdoeltype te realiseren zoals opgenomen in het natuurgebiedsplan. Dit betreft de minder bijzondere natuurdoeltypen (minder hoge streefbeelden dan bij de natuurparels). De overige bos- en natuurgebieden herbergen vaak grote aantallen meer algemene soorten planten en dieren. Zeldzame of bedreigde soorten kunnen er ook voorkomen, maar over het algemeen is de (potentiële) natuurwaarde van deze gebieden lager dan de natuurwaarden in Natuurparels. Voor de algemene soorten vormen ze echter vaak een waardevol leefgebied. Daarnaast vervullen de overige bos- en natuurgebieden een belangrijke 18/83 Ecologische Bouwstenen

19 functie als stapsteen gelegen tussen de natuurparels, of als een beschermende schil om de natuurparels heen. Ook maken ze een belangrijk deel uit van de RNLE-en. Ook de subzone Overig bos- en natuurgebied kent een deel dat nog niet gerealiseerd is. Momenteel is dit nog agrarisch gebied. In de inleiding is uiteengezet waarom sommige agrarische gebieden zijn opgenomen in de GHS-Natuur. Dit zijn met name de gebieden met potentiële natuurwaarden. Dit heeft ertoe geleid dat agrarische gebieden die geen actuele natuurwaarde bezitten toch aangeduid zijn als Overig bos- en natuurgebied. De begrenzing in het streekplan 2002 is gebaseerd op de begrenzing die in de ontwerpnatuurgebiedsplannen is vastgelegd. Zie hiervoor de inleiding van paragraaf Ecologische verbindingszone Landschapskenmerken Ecologische verbindingszones zijn lijnvormige natuur- en landschapselementen, die de bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden van de GHS-Natuur met elkaar verbinden. Planten en vooral dieren kunnen zich daardoor van het ene naar het andere natuurgebied verplaatsen. Verbindingszones volgen zoveel mogelijk de bestaande landschappelijke structuren, zoals een beek, kreek of kanaal, een dijk, oude spoorlijnen of een houtwal. Dit omdat veel diersoorten deze structuren van nature al volgen of als leefgebied hebben. Soms hebben verbindingszones alleen maar deze functie, bijvoorbeeld bij kreken of dijken. Een verbindingszone verbindt dan geen gebieden, maar is zelf leefgebied en migratiezone. Figuur 4. Pas aangelegde flauwe oevers bij de verbindingszone langs de Heerenbeekloop. De afmetingen en inrichting van een verbindingszone hangen af van de doelsoort(en) waarvoor de verbindingszone wordt aangelegd. Als uitgangspunt wordt daarbij gehanteerd dat een breedte van gemiddeld 25 meter voldoende is om aan de eisen van de meeste doelsoorten te kunnen voldoen. In stedelijk gebied wordt uitgegaan van een gemiddelde breedte van 50 meter, omdat een verbindingszone daar vaak een meer intensief recreatief medegebruik kent. De inrichting kan zowel de vorm hebben van een corridor van 25 meter breed, als van een kralensnoer, d.w.z. een corridor van 10 meter breed, afgewisseld met stapstenen met een grootte Ecologische Bouwstenen 19/83

20 van 1 à 2 hectare 1. In Groene Schakels (2004) heeft de provincie een viertal inrichtingsmodellen nader uitgewerkt. Beleidsmatig gezien wordt er onderscheid gemaakt tussen natte en droge verbindingszones. De natte verbindingszones liggen langs waterlopen en zijn op basis daarvan opgenomen in het provinciale waterhuishoudingsplan (WHP). In het kader van het WHP is met de waterschappen overeengekomen dat zij het initiatief nemen om samen met gemeenten de natte verbindingszones te realiseren, en dat de waterschappen minimaal de eerste 10 meter van een verbindingszone realiseren. Voor droge verbindingszones zijn de gemeenten initiatiefnemer. In beide gevallen zal de ontwikkeling van de natuurwaarden afgestemd worden op de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. Uitgangspunt is dat bij de realisatie van ecologische verbindingszones de archeologische en cultuurhistorische waarden behouden blijven. Hiervoor moet maatwerk verricht worden. Selectie en begrenzing De ecologische verbindingszones in het Streekplan 2002 zijn globaal dezelfde verbindingszones als in het streekplan van Er is een aantal kleinere verbindingszones weggevallen en een aantal grotere verbindingszones is verlegd. De ecologische verbindingszones zijn niet concreet begrensd, ze staan indicatief op de streekplankaart. Dit wil zeggen dat vast is gelegd tussen welke gebieden er een verbindingszone moet komen te liggen, maar niet wáár die precies moet komen te liggen. Op die manier kunnen de betrokken partijen inspelen op de lokale situatie en kan het exacte tracé in overleg worden bepaald. Bij de vaststelling van de ecologische verbindingszones hebben Gedeputeerde Staten besloten dat er geen planologische schaduwwerking mag uitgaan van te realiseren en gerealiseerde verbindingszones. Met andere woorden: de aanleg van een verbindingszone mag niet leiden tot een strakkere regelgeving of extra beperkingen voor de omliggende - vaak agrarisch gebruikte - percelen. De gemeente moet de geplande of gerealiseerde verbindingszones in het bestemmingsplan vastleggen en planologisch beschermen. 3.3 Zones van de Groene Hoofdstructuur - Landbouw De zone van de Groene hoofdstructuur - Landbouw in het streekplan van 2002 valt uiteen in drie subzones: Leefgebied Kwetsbare Soorten, Leefgebied Struweelvogels, Natuurontwikkelingsgebied. De ecologische onderbouwing van de subzone Leefgebied Kwetsbare soorten is gebaseerd op 10 verschillende soortcategorieën. Deze categorieën worden in de subparagrafen t/m behandeld, d.w.z. per categorie wordt uiteengezet op welke wijze de selectie en begrenzing van de gebieden heeft plaatsgevonden en welke landschapskenmerken van belang zijn. Indien meer achtergrondinformatie is gewenst kan deze gevonden worden in bijlage 4. In paragraaf wordt nader in gegaan op het begrip Beheersgebied, omdat dit een instrument is om de natuurdoelstellingen van de GHS-landbouw te realiseren en dit van toepassing is op de verschillende soortcategorieën. 1 Zie ook: Leidraad realisering ecologische verbindingszones (1993) 20/83 Ecologische Bouwstenen

21 3.3.1 Leefgebied kwetsbare soorten Planten en plantengemeenschappen Landschapskenmerken De indicatiewaarden die planten hebben hangt vooral samen met de milieukwaliteit van een gebied. Hiermee wordt bedoeld dat het voorkomen van bepaalde plantensoorten aan kan geven hoe het gesteld is met de gezondheid van het landschap. Bijvoorbeeld, brandnetels geven aan dat een gebied heel voedselrijk is, wat een goed teken kan zijn in de kleigebieden, maar een slecht teken is op de heideterreinen, waar de voedselrijkdom heel laag hoort te zijn. Het voorkomen van plantensoorten die kwelindicatoren zijn, geven aan dat er in een bepaald gebied grondwater van goede kwaliteit omhoog komt. In de gevallen dat er ergens waardevolle plantengemeenschappen voorkomen, is dit een teken dat de milieukwaliteit goed is en dat een gebied langere tijd ongestoord is gebleven. Dit is vaak ook heel belangrijk voor het voorkomen van andere soortgroepen die afhankelijk zijn van plantengroei, zoals vlinders, libellen en vogels. De belangrijkste maatregelen die genomen kunnen worden voor een plantenleefgebied is het milieu op orde krijgen/houden. Het stapsgewijs opheffen van verdroging, het verbeteren van de waterkwaliteit en het verlagen van de hoeveelheid voedingsstoffen in de bodem door b.v. plaggen zullen positieve effecten op de vegetatie hebben. Selectie en begrenzing Bij de totstandkoming van de begrenzing van leefgebieden van planten is gebruik gemaakt van de provinciale gebiedsdekkende vegetatiekartering, aangevuld met gegevensbestanden van derden. Bij de gebiedsdekkende vegetatiekartering is vooral gelet op het voorkomen van aandachtsoorten, dit zijn soorten die iets over de milieukwaliteit vertellen, ernstig bedreigd zijn, of vallen onder de Habitatrichtlijn of de Flora- en Faunawet. Ook werd informatie verzameld over het voorkomen van waardevolle plantengemeenschappen. Figuur 5. Een grasland met spaanse ruiter, kleine valeriaan en brede orchis. Alledrie zijn bedreigde aandachtsoorten. Ecologische Bouwstenen 21/83

22 Bij de bepaling van een leefgebied voor planten en plantengemeenschappen zijn de volgende criteria gebruikt: A In een gebied komen in een oppervlakte van minimaal 100 ha 1. Minimaal 2/max. 4 matig bedreigde soorten voor of 2. minimaal 1 matig bedreigde soort + 5 kenmerkende soorten OF B In een gebied komen in een oppervlakte van minimaal 1 ha 1. minimaal 1 zeer bedreigde soort voor of 2. minimaal 5 matig bedreigde soorten. De lijst met zeer bedreigde en matig bedreigde aandachtsoorten staat weergegeven in bijlage 5. De begrenzing van de plantenleefgebieden heeft plaatsgevonden op basis van landschappelijk herkenbare grenzen en reservaatsgrenzen. In agrarisch gebied in de GHS is de bijzondere plantengroei over het algemeen aanwezig langs sloot- en perceelsranden, watergangen, bermen, dijken, oevers en in kleine wateren en bosjes. Als op perceelsniveau nog bedreigde aandachtsoorten voorkomen is dat te danken aan een extensief agrarisch beheer of aan een concentratie van bijzondere milieu-omstandigheden. De begrenzing van plantenleefgebieden heeft hier plaatsgevonden op basis van de leefgebieden en de directe levensvoorwaarden van de geconstateerde bijzondere flora. Het maakt bijvoorbeeld niet uit of de flora zich bevindt in de oeverzone of in het water: het leefgebied bestaat uit de waterplas met een smalle oeverzone. De leefgebieden voor planten zijn in het Streekplan 2002 voor Oost-Brabant aangepast ten opzichte van het streekplan van 1992 op basis van nieuwe inventarisatiegegevens. Voor West- Brabant waren nog geen nieuwe inventarisatiegegevens beschikbaar en zijn de gegevens van1992 gebruikt. Inmiddels zijn zowel voor de plantenleefgebieden in Oost- als West-Brabant voor het overgrote deel recente gegevens beschikbaar. Dit betreft de plantenleefgebieden die buiten de natuurgebieden liggen Weidevogels Landschapskenmerken Een optimaal leefgebied voor weidevogels heeft voldoende oppervlakte aaneengesloten (bloemrijk) grasland ( ha) met een dicht netwerk aan sloten en andere watertjes en een open karakter. In weidevogelgebieden horen geen hoog opgaande beplantingen of bebouwing. Een hoge grondwaterstand (GWT 2, 3a) is van belang voor de beschikbaarheid van voedsel. Een lichte tot matige bemesting met ruwe stalmest is ook goed voor de beschikbaarheid van voedsel. Verstoring door menselijke activiteiten tijdens het broedseizoen heeft een nadelige invloed op het broedsucces. Selectie en begrenzing Voor de vaststelling van weidevogelleefgebieden in het streekplan 2002 heeft een herziening t.o.v. het streekplan 1992 plaatsgevonden. Deze herziening is grotendeels gebaseerd op nieuwe inventarisatiegegevens. Voor Oost-Brabant zijn gegevens gebruikt uit ; voor West-Brabant uit Inmiddels zijn ook voor West-Brabant recente gegevens beschikbaar. 22/83 Ecologische Bouwstenen

23 Figuur 6. Een weidevogelgebied met schokeksters en wulpen. Het toegepaste criterium bij de herziening in 2002 is aangegeven in tabel 1. In deze tabel is per weidevogelsoort (selectiesoort) aangegeven welk dichtheidscriterium vereist is om tot aanwijzing van een weidevogelgebied over te gaan. De algemene regel voor selectie van weidevogelleefgebieden is dat steeds minimaal één soort in de aangegeven dichtheid uit tabel 1 moet voorkomen. Ook voor gebieden kleiner dan100 ha blijft het aantal vereist zoals opgenomen in tabel 1. Tabel 1: Criteria selectie leefgebieden voor weidevogels (minimum dichtheid in paren/100 ha in het broedseizoen ) Soort Minimumdichtheid Grutto 12 Tureluur 6 Watersnip 6 Kemphaan 1 Porseleinhoen 1 Kwartelkoning 1 Zomertaling 1 In afwijking van deze algemene regel gelden twee uitzonderingen. Een eerste uitzondering is van toepassing op gebieden die niet meer aan het dichtheidscriterium voldoen, maar waar het leefgebied voor de weidevogels ook niet wezenlijk is veranderd. Dergelijke gebieden zijn in potentie nog steeds geschikt voor weidevogels en zijn omwille van de instandhoudingsdoelstelling voor de GHS gehandhaafd. Een tweede uitzondering op de algemene regel is van toepassing op gebieden die scoren op basis van een zeldzame soort. Zeldzame soorten zijn de soorten uit tabel 1 waarvoor slechts één broedpaar nodig is. Om toevalligheid uit te sluiten zijn in een dergelijk geval aanvullende waarden vereist, zoals het voorkomen van een of meer andere selectiesoorten in een redelijke dichtheid of de aanwezigheid van potentieel geschikt weidevogelbiotoop. Dit gebeurd door expert judgement. Ecologische Bouwstenen 23/83

24 Gebieden die aan bovenstaande criteria voldoen zijn begrensd aan de hand van in het landschap herkenbare contouren. De grens valt daardoor samen met wegen, waterlopen en perceelsranden. De grens moet opgevat worden als de grens van het leefgebied van de voorkomende weidevogels. In het geval van weidevogels gaat het vrijwel altijd om vochtige, open graslandgebieden Ganzen en zwanen Landschapskenmerken Het voorkomen van grote groepen ganzen en zwanen in een gebied geeft aan dat ter plekke goede voedselomstandigheden aanwezig zijn. Ganzen en zwanen foerageren het liefst op jong eiwitrijk gras zoals die in de intensief bemeste graslanden van Nederland veel voorkomen. In het begin van het overwinteringseizoen (oktober-november) foerageren veel ganzen ook op oogstresten van bieten, aardappels en maïs. Als deze voedselbron na verloop van tijd niet meer aanwezig is, omdat de akkers worden omgeploegd, schakelen ze over op gras en wintertarwe. De meeste ganzen- en zwanensoorten prefereren bovendien grootschalige open gebieden met in een cirkel van maximaal 30 km een veilige slaapplaats. In gebieden waar niet op ze gejaagd wordt en ze met rust worden gelaten, komen ze steeds terug zolang er voldoende voedsel beschikbaar is. Figuur 7. Opvliegende ganzen in een grootschalig open gebied. Selectie en begrenzing De begrenzing van leefgebieden voor ganzen en zwanen is voor het streekplan 2002 niet geactualiseerd. Alle gebieden die in 1992 reeds waren aangewezen zijn overgenomen in het streekplan van De begrenzing van belangrijke overwinteringgebieden van ganzen en zwanen ten tijde van het streekplan 1992 is gebaseerd op wintertellingen van de Provincie Noord-Brabant, gegevens van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer, SOVON Vogelonderzoek Nederland en kennis van specialisten. Ten tijde van de actualisatie van de GHS t.b.v. het streekplan 2002 waren geen bruikbare nieuwe gegevens voorhanden. De leefgebieden voor ganzen en zwanen zijn daarom niet geactualiseerd. Bij de selectie van de leefgebieden voor ganzen en zwanen is gebruik gemaakt van duidelijk omschreven criteria. Een gebied kon zich alleen kwalificeren als soorten in bepaalde aantallen zijn 24/83 Ecologische Bouwstenen

25 vastgesteld. Tabel 1 geeft aan op basis van welke soorten en welke aantallen leefgebieden voor ganzen en zwanen zijn aangewezen. Er hoeft slechts 1 van deze soorten aanwezig te zijn in het gebied. Het criterium is een rechtsreeks vertaling van de internationale wetlandnorm, die vereist dat minimaal 1% van de populatie die in Noordwest-Europa overwintert, zich in een bepaald gebied ophoudt om te overwinteren. De begrenzing is bepaald door middel van duidelijk in het landschap aanwezige elementen, zoals dijken en perceelsgrenzen. Tabel 1: Selectiesoorten voor aanwijzen leefgebied ganzen en zwanen (aantal exemplaren/gebied in het winterseizoen). Soort Aantal exemplaren Brandgans >1000 Taigarietgans >150 Kleine zwaan >60 Beleid voor ganzenfoerageergebieden - In 2003 is door het Ministerie van LNV nieuw beleid ingevoerd t.a.v. ganzenfoerageergebieden. Elk jaar overwinteren er miljoenen ganzen en eenden in Nederland. Deze dieren zitten niet alleen in natuurgebieden, ze zoeken ook voedsel in het agrarische gebied. Dit heeft in het verleden tot onder andere vraatschade aan landbouwgewassen geleid. - Maatregelen die voor een vermindering van deze landbouwschade moeten zorgen zijn samengevat in het Beleidskader Faunabeheer van het ministerie van LNV uit het najaar van Het Beleidskader heeft twee doelen, namelijk de schade door overwinterende ganzen en smienten aan de landbouw te beperken, maar ook de duurzame instandhouding van de ganzen en smienten te waarborgen. De duurzame instandhouding is nodig aangezien Nederland een internationale verantwoordelijkheid heeft voor beschermde soorten. Om deze twee doelen te bereiken, wordt vanaf hectare foerageergebied aangewezen voor de kolgans, de grauwe gans, de smient, de brandgans en de kleine rietgans. Deze foerageergebieden worden aangewezen door de provincie. Agrariërs die grond gebruiken in deze gebieden krijgen een vergoeding. In Noord Brabant gaat het om hectare. De Beersche Overlaat en de Vugtse Gement zijn in 2005 reeds aangewezen (in deze gebieden was draagvlak onder de agrariërs), in 2006 zullen nog andere gebieden worden aangewezen. Er wordt naar gestreefd zowel natuurgebieden, als agrarisch gebied rondom vogelrichtlijngebieden aan te wijzen. De voorkeur gaat uit naar gebieden waar in het verleden veel ganzen- en smientenschade is uitgekeerd Vogels van moerassen en kleine wateren Landschapskenmerken Ecologisch gezien is een moerasgebied een overgangsecosysteem tussen open water en vast land. In deze overgang kunnen allerlei verlandingsvegetaties tot ontwikkeling komen. Welk type verlandingsvegetatie aanwezig is hangt af van de mate waarin het ecologische vormingsproces van verlanding gevorderd is. Een compleet moerasecosysteem kent een rijke variatie aan verlandingsstadia. Om een dergelijk gevarieerd moerasgebied in stand te houden is voldoende oppervlakte ( ha) nodig waarin aan de ecologische randvoorwaarde voor moerasvorming wordt voldaan. In algemene zin is te zeggen dat waterhuishouding en waterkwaliteit een cruciale rol spelen. Laagveenmoerassen vereisen hoge waterpeilen in de winter Ecologische Bouwstenen 25/83

26 en lage waterpeilen in de zomer. Brakwatermoerassen die onder invloed van de getijdenwerking zijn gevormd hebben de invloed van getijdenwerking nodig om te kunnen blijven bestaan. Terwijl hoogveenmoerassen op de zandgronden juist een stabiel waterpeil nodig hebben gevoed door regenwater. Figuur 8. Een drukbezocht moerasgebied in de Noordwaard. Selectie en begrenzing De leefgebieden voor vogels van moerassen en kleine wateren zijn bij de herziening van het streekplan in 2002 rechtstreeks overgenomen uit het streekplan van1992. De aanwijzing van deze leefgebieden heeft plaatsgevonden op basis van inventarisatiegegevens en voor gebieden waar geen inventarisatie gegevens beschikbaar waren op basis van expert judgement. Een groot deel van deze gebieden overlapt de GHS-Natuur. Voor de selectie van de leefgebieden voor moerasvogels is de aanwezigheid verplicht van een van de soorten genoemd in tabel1 (in het broedseizoen). Tabel 1: Selectiesoorten voor leefgebied voor vogels van moerassen en kleine wateren (aantal paren/gebied, in het broedseizoen). Soort Aantal paren Aalscholver 1 Roerdomp 1 Woudaap 1 Zomertaling 1 Bruine kiekendief 1 Porseleinhoen 1 Grote karekiet 1 Rietzanger 1 26/83 Ecologische Bouwstenen

27 Blauwborst 1? 1 Baardmannetje 1 De grens van een leefgebied ligt over het algemeen op een landschappelijk herkenbare overgang. Bij grote moerasgebieden in agrarisch gebied is een strook van enige tientallen meters agrarisch gebied tot het leefgebied gerekend in verband met de foerageermogelijkheden van moerasvogels. Bij de Biesbosch is een deel van de Merwede en de Bergsche Maas tot het leefgebied gerekend Vogels van schorren en slikken Landschapskenmerken Gebieden waar schorren en slikken voorkomen wijzen op een brak tot zout milieu dat onder invloed staat van getijde werking vanuit zee. Slikken grenzen aan het vaste land en overstromen bij elke vloed waardoor er nagenoeg geen vegetatie tot ontwikkeling kan komen. Platen zijn slikken die van het vaste land worden gescheiden door stroomgeulen. Schorren zijn opgehoogde slikken die begroeid raken met zoutminnende vegetaties, omdat ze veel minder frequent overstromen. Schorren worden doorsneden door een stelsel aan kreken, waarlangs het zoute water de schorren oploopt en bij extreem hoge vloed zelfs helemaal overstromen. Figuur 9. Een pas drooggevallen strandje aan de rand van een kreek. Selectie en begrenzing De leefgebieden voor vogels van schorren en slikken zijn bij de herziening van het streekplan in 2002 rechtstreeks overgenomen uit het streekplan van Bij de selectie is men uitgegaan van het landschap: het gaat bij deze leefgebieden om duidelijk herkenbare voormalige schorren en slikken, waarbij de aanwezigheid van een van de selectiesoorten in tabel 1 voldoende is. In het veld zijn de grenzen van een leefgebied van schorren en slikken eenvoudig aan te geven. Aan de landzijde wordt dat bepaald door dijken (waardoor de aangrenzende, meestal droge, graslanden 1? wil zeggen dat het niet meer met zekerheid is te achterhalen of dit criterium is gebruikt in Wordt nu wel als criterium gebruikt. Ecologische Bouwstenen 27/83

28 meegerekend worden) en aan de waterzijde op de overgang van water naar droogvallende gronden. Een groot deel van deze gebieden overlapt de GHS-Natuur. Tabel 1: Selectiesoorten voor leefgebied vogels van schorren en slikken (aantal paren/gebied, in het broedseizoen) Soort Aantal paren Kluut 1 Bontbekplevier 1 Grote stern 1 Noordse stern 1 Dwergstern 1 Velduil Vogels van bos en heides Landschapskenmerken Boslandschappen kennen hogere natuurwaarden wanneer een bos ouder wordt. Het bos moet dan zoveel mogelijk bestaan uit inheemse boomsoorten die van nature op een plek voorkomen. Dit is voor een belangrijk deel afhankelijk van het aanwezige bodemtype en de grondwaterstand. Hoe groter het oppervlakte hoe meer natuurwaarden een bos kent. Op een grote oppervlakte is meer ruimte voor variatie. Variatie is een sleutelbegrip als het gaat om het creëren van natuurwaarden. Belangrijk daarbij is dat een bos gevarieerd is in leeftijdsopbouw met geleidelijke overgangen naar heides, stuifzandgebieden en percelen met extensief agrarisch gebruik. De overgang naar landbouwgronden mag geen grote barrières hebben zoals diepe sloten of druk bereden wegen. Voor bossen zou in een beheersplan aandacht kunnen worden gegeven aan de in bijlage 4 opgenomen lijst met stimulerende maatregelen. Nachtzwaluwen (zie tabel 1) zijn aangewezen op geleidelijke overgangen van bos naar hei en stuifzand. Ze kunnen echter ook op kapvlaktes broeden, of in open grove dennen bosvakken zonder struiklaag. Nachtzwaluwen profiteren van rust als gevolg van een lage recreatiedruk. De aanwezigheid van brede zandpaden kan hier van belang zijn als bron voor voedsel. In boslandschappen op een vochtige/natte bodem is de aanwezigheid van vennen een natuurwaarde verhogend element, evenals beken met een natuurlijk karakter. Ook voor vochtige boslandschappen geldt het belang van variatie en rust. Verdroging is de grootste bedreiging voor vochtige en natte bosgebieden omdat alle natuurwaarden juist van de vochtige omstandigheden afhankelijk zijn. Nachtegalen (zie tabel 1) zijn gebaat bij een goed ontwikkelde kruidlaag op vochtige lemige bodems. Veelal onstaan op kapvlaktes na verloop van enkele jaren optimale biotopen voor nachtegalen. 28/83 Ecologische Bouwstenen

29 Figuur 10. Een heidegebied met op de achtergrond de overgang naar een bosgebied. Selectie en begrenzing De leefgebieden voor vogels van bos en heide zijn bij de herziening van het streekplan in 2002 rechtstreeks overgenomen uit het streekplan van Ze zijn grotendeels op basis van expert judgement aangewezen. In een enkel geval lag aan de kennis van aan- of afwezigheid van deze selectiesoorten ook een inventarisatie ten grondslag. Een groot deel van deze leefgebieden overlapt de GHS-Natuur. De aanwezigheid van de soorten genoemd in tabel 1 heeft geleid tot aanwijzing van de leefgebieden voor bos- en heidevogels. Vooral de verspreiding van korhoenders was in 1992 goed in beeld. In de Loonse- en Drunense duinen, de Regte heide en de Oirschotse heide kwamen tot aan de begin jaren 90 nog kleine aantallen korhoenders voor. Andere gebieden zoals Kampina, Groote heide, Cartierheide, Landschotse- en Mispeleindsche heide zijn al in de jaren tachtig door korhoenders verlaten. Al deze voormalige korhoendergebieden zijn op de streekplankaart van 1992 als leefgebied voor bos- en heidevogels opgenomen en als potentieel leefgebied in het Streekplan 2002 gehandhaafd. Van de nachtzwaluw waren begin jaren negentig slechts inventarisatiegegevens aanwezig van de Weerter- en Budelerbergen, Leenderbos en Maashorst. Het Wijboschbroek is als enige bosgebied aangewezen op basis van het voorkomen van nachtegalen, omdat uit inventarisaties 1981 t/m 1990 gebleken was dat in het Wijboschbroek veel nachtegalen voorkwamen. Hoewel de nachtegaal in veel meer gebieden een hoge dichtheid moet hebben gehad, zijn deze gebieden niet naar voren gekomen bij de expert judgement. Ecologische Bouwstenen 29/83

30 Tabel 1: Criteria selectie leefgebied vogels van bos en heide (aantal paren/gebied, in het broedseizoen) Soort Aantal paren Korhoen 1 Nachtzwaluw 1 Nachtegaal 6? 1 Bij de begrenzing van leefgebieden van bos- en heidevogels is de grens in principe langs de bosrand gelegd. Hierop zijn twee uitzonderingen. Voor de korhoengebieden zijn aangrenzende agrarische percelen ook meegenomen, omdat deze door korhoenders in gebruik waren als baltsplaats of als voedselgebied. Bij vochtige tot natte bosgebieden zoals de Brand, de Geelders, Wijboschbroek, e.a. zijn ook agrarische percelen meegenomen die tussen het centrale bosgebied en de omliggende bospercelen met vochtig loofhout liggen. Dit geldt ook voor agrarische percelen gelegen in het centrale vochtige tot natte bos en heidegebied. Alle leefgebieden voor vogels van bos en heide zijn in de GHS- Natuur opgenomen, inclusief die landbouwgebieden zoals hierboven beschreven Amfibieën en reptielen Landschapskenmerken Indien op een plaats veel amfibieën en reptielen voorkomen, is dit een teken dat het gebied rijk is aan flora en fauna. Deze twee soortgroepen stellen zeer hoge eisen aan de kwaliteit van zowel het water als het land. Het water moet schoon zijn, en in voldoende mate aanwezig; het land moet kleinschalig ingericht zijn, met veel variatie in landschapselementen: kleine bosjes, houtwallen, braamstruwelen, poelen, kleine heideterreinen et cetera. Herstel- en beschermingsmaatregelen van het leefgebied van amfibieën en reptielen komt vaak ten goede aan de gehele natuurkwaliteit. Het aanleggen van poelen bijvoorbeeld, komt ook ten goede aan waterplanten, libellen, vogels, en zoogdieren die er kunnen komen drinken. Het verbeteren van de waterkwaliteit en het stapsgewijs verhogen van de waterstand komen ook ten goede aan de gehele natuurkwaliteit. Selectie en begrenzing Voor de selectie van leefgebieden van amfibieën en reptielen voor het Streekplan 2002 zijn als uitgangspunt de leefgebieden uit het Streekplan 1992 genomen. Deze leefgebieden waren geselecteerd op basis van de inventarisatiegegevens die in 1992 bekend waren. Daarna zijn in 1992, 1993 en 1994 grote delen van Noord-Brabant in opdracht van de Provincie opnieuw gekarteerd. In 1995 zijn deze gegevens aangevuld door de gegevens die bij RAVON (zie bijlage 3) beschikbaar waren. Naar aanleiding van deze nieuwe gegevens is de selectie van 1992 aangepast ten behoeve van het Streekplan ? wil zeggen dat het niet meer met zekerheid is te achterhalen of dit criterium is gebruikt in Wordt nu wel als criterium gebruikt. 30/83 Ecologische Bouwstenen

31 Figuur 11. Poel aangelegd voor de boomkikkers in de Brand, een kleinschalig landschap met braamstruweel, vochtig grasland, bos en lanen. In 2005 is een nieuwe inventarisatie voor een groot deel van de leefgebieden voor amfibieën en reptielen uitgevoerd. Van het deel dat niet opnieuw is geïnventariseerd in 2005 zijn gegevens beschikbaar via RAVON (zie bijlage 3). Bij de selectie van leefgebieden voor amfibieën is onderscheid gemaakt tussen bedreigde aandachtssoorten en niet bedreigde aandachtsoorten. Zie tabel 1. Tabel 1: Selectiesoorten voor leefgebied amfibieën en reptielen. Bedreigde aandachtssoort Gladde slang Rugstreeppad Heikikker Knoflookpad Boomkikker Alpenwatersalamander Niet bedreigde aandachtssoort Gewone pad Groene kikker Bruine kikker Kleine watersalamander Hazelworm Levendbarende hagedis Kamsalamander Vinpootsalamander Een gebied is geselecteerd als leefgebied voor amfibieën als er een bedreigde aandachtsoort voorkomt, samen met tenminste drie niet-bedreigde aandachtsoorten. Een amfibieënbiotoop valt uiteen in drie delen: een voortplantingsbiotoop (water), een zomerbiotoop (land) en een winterbiotoop (land of water). Deze delen moeten in de nabijheid van elkaar voorkomen. Bij de begrenzing van de leefgebieden zijn daarom de voortplantingswateren met de aanliggende zomeren winterbiotopen in het leefgebied opgenomen. Dit kunnen ook aangrenzende agrarische percelen zijn. Leefgebieden voor reptielen komen alleen voor in de GHS-Natuur. Deze natuurgebieden zijn al begrensd. Ecologische Bouwstenen 31/83

32 Dagvlindersoorten van droge biotopen Landschapskenmerken Het voorkomen van bedreigde vlindersoorten van droge biotopen in een bepaald gebied geeft aan dat de natuurkwaliteit van het gebied goed is. Aangezien vlinders afhankelijk zijn van bepaalde plantensoorten geeft het voorkomen van de vlindersoort aan dat het ook goed gesteld is met de vegetatie en dat het daarmee ook goed gaat met de milieukwaliteit. Vlindersoorten zijn heel gevoelig voor veranderingen in plantengroei, en reageren als een van de eerste diergroepen met achteruitgang of verdwijning uit een gebied. Ze kunnen daarom worden beschouwd als een graadmeter voor de natuurkwaliteit van een gebied. Ook zijn vlindersoorten te beschouwen als een graadmeter voor de verbondenheid van het landschap: ze gebruiken vooral kleine landschapselementen als houtwallen en bosranden als een manier om te hun weg te zoeken in het landschap. Hoe kleinschaliger een landschap is, hoe meer vlindersoorten kunnen voorkomen in een gebied. Figuur 12. Een droog heidegebied met stuifzand en verspreid staande bomen. Selectie en begrenzing In 1992 zijn leefgebieden begrensd voor bedreigde vlindersoorten van droge biotopen. De gegevens over deze vlinders zijn door de provincie verzameld en aangevuld met gegevens van derden. De soorten die zijn geselecteerd zijn standvlinders, wat inhoudt dat deze vlinders geen zwerfgedrag vertonen, maar hun levencyclus in een bepaald gebied voltooien. Er is dan met zekerheid te zeggen dat in dat gebied een populatie van de vlindersoort aanwezig is. De vlindersoorten die als indicator gebruikt zijn, zijn de kleine heivlinder en de sleedoornpage. De selectie van leefgebieden van 1992 is in het Streekplan 2002 een op een overgenomen, er is geen nieuw onderzoek verricht. Grote en kleine vindplaatsen van vlinders die door middel van heidevelden en schrale zandwegen met elkaar zijn verbonden, zijn als één gebied begrensd. De grens van de leefgebieden ligt op de overgang van de natuurgebieden naar het agrarische gebied. Deze rand is van belang voor de migratie van vlinders, vandaar dat tenminste 10 meter agrarische gebied als leefgebied wordt meegerekend. Een groot deel van deze gebieden komt overeen met de GHS-Natuur. 32/83 Ecologische Bouwstenen

33 Dagvlindersoorten van natte biotopen Landschapskenmerken Het voorkomen van vlindersoorten van vochtige biotopen in een bepaald gebied geeft aan dat de natuurkwaliteit van het gebied goed is. Aangezien vlinders afhankelijk zijn van bepaalde plantensoorten geeft het voorkomen van de vlindersoort aan dat het ook goed gaat met de planten en daarmee gaat het ook goed met de milieukwaliteit. Vlindersoorten zijn heel gevoelig voor veranderingen in plantengroei, en reageren als een van de eerste diergroepen met achteruitgang of verdwijning uit een gebied. Ze kunnen daarom worden beschouwd als een soort graadmeter voor de natuurkwaliteit van een gebied. Ook zijn vlindersoorten te beschouwen als een graadmeter voor de verbondenheid van het landschap; ze gebruiken vooral kleine landschapselementen als houtwallen en bosranden als een manier om te hun weg te zoeken in het landschap. Hoe kleinschaliger een landschap is, hoe meer vlindersoorten kunnen voorkomen in een gebied. Figuur 13. Een vochtig grasland met pinksterbloemen en een overgang naar vochtig bos. Geschikt leefgebied voor vlinders van natte biotopen zoals het bont dikkopje. Selectie en begrenzing Gebieden met dagvlinders die kenmerkend zijn voor natte gebieden zijn geselecteerd op basis van de aanwezigheid van vlindersoorten met een internationale, bedreigde status. Het gaat hier, net als bij vlinders van droge biotopen, om standvlinders. Zie tabel 1. De leefgebieden van dagvlindersoorten van natte biotopen uit het Streekplan 1992, zijn een op een overgenomen in het Streekplan Er is voor het Streekplan 2002 geen nieuw onderzoek verricht. De grens van de leefgebieden ligt op de overgang van natuur- en bosgebieden naar het agrarisch gebied. Omdat deze rand van belang is voor de migratie van dagvlinders is een strook van tenminste 10 meter agrarisch gebied als leefgebied meegerekend. Een groot deel van deze gebieden komt overeen met de GHS-Natuur. Ecologische Bouwstenen 33/83

34 Tabel 1: Selectie soorten voor leefgebied dagvlindersoorten van natte biotopen Soort Spiegeldikkopje Bont dikkopje Sleedoornpage Gentiaanblauwtje Grote weerschijnvlinder Veenhooibeestje Diersoorten van stromend water Landschapskenmerken De beken en kreken die zijn geselecteerd voor leefgebied diersoorten van stromend water zijn de meest natuurlijke wateren die Noord-Brabant heeft. Over het algemeen is er een zeer goede waterkwaliteit aanwezig en hebben de beken nog een zekere mate van ongestoordheid, in de zin dat ze niet gekanaliseerd en rechtgetrokken zijn. Ook zijn in deze beken vaak nog waterplanten aanwezig, en komen ook vele andere diersoorten voor dan de diersoorten van stromend water. De belangrijkste eigenschappen voor leefgebieden van diersoorten van stromend water zijn de zeer goede waterkwaliteit en de natuurlijkheid van de beken. Voorkomen moet worden dat de waterkwaliteit verslechterd, er minder water in de beken stroomt en de beken genormaliseerd worden. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door rioolwateroverstorten te saneren, zuiveringsmoerasjes bij vervuilde zijsloten aan te leggen en de genormaliseerde beken opnieuw te laten meanderen. Figuur 14. Een natuurlijk meanderende bosbeek. 34/83 Ecologische Bouwstenen

35 Selectie en Begrenzing De diersoorten van stromend water zijn dieren die in beken en kreken leven, zoals de vissoort het bermpje, insecten als libellen en de larven ervan, slakken, kreeftachtigen en bloedzuigers. Er is onderzoek verricht door de waterkwaliteitbeheerders, en er is op 265 locaties in beken en kreken nagegaan welke diersoorten voorkwamen. De gevonden diersoorten zijn verdeeld in drie klassen: algemene soorten, bedreigde soorten en sterk bedreigde soorten. De leefgebieden van diersoorten van stromend water zijn geselecteerd op het voorkomen van 50 verschillende sterk bedreigde en bedreigde soorten, zowel op landelijk als op provinciaal niveau (zie bijlage7). De leefgebieden bestaan uit een waterloop, en een oeverzone van 10 meter breed. Moerasjes en afgesneden meanders zijn ook tot het leefgebied gerekend. Bij sterk kronkelende beken is een wat bredere zone begrensd, waarbij de beek binnen deze zone meandert. De leefgebieden voor dieren van stromend water zijn in 1992 in het Streekplan opgenomen, en zijn voor het Streekplan van 2002 niet geactualiseerd met nieuwe inventarisatiegegevens. Wel zijn in 2002 zijn streefbeelden uitgewerkt voor beken en kreken in Noord-Brabant. Dit betreft een groter aantal beken en kreken en deze zijn vastgelegd in de reconstructieplannen. De beken en kreken overlappen voor een groot deel met de leefgebieden van diersoorten van stromend water van de GHS Landbouw Beheersgebied Selectie, begrenzing en landschapskenmerken Beheersgebied is landbouwgebied waar agrariërs beheersovereenkomsten kunnen afsluiten op vrijwillige basis. Het soort beheersgebied bepaalt voor welke planten of diersoorten een overeenkomst kan worden afgesloten. Het is een instrument om de natuurdoelstellingen van de GHS-landbouw te realiseren. De ecologische onderbouwing van deze beheersgebieden kan dan ook gevonden worden in de onderbouwing van de subzones van de GHS-landbouw. Hierbij moet benadrukt worden dat het zowel actuele als potentiële natuur- en landschapswaarden betreft. Beheersgebieden zijn geselecteerd en begrensd in de negentiger jaren. De begrenzing is vastgesteld in begrenzingenplannen en deze is in het Streekplan 2002 overgenomen (zie ook de inleiding van paragraaf 3.2.). Figuur 15. Het tijdstip van maaien kan een afspraak in een beheersovereenkomst voor weidevogels zijn. Ecologische Bouwstenen 35/83

36 De begrenzing heeft plaatsgevonden op basis van aanwezige of potentiële waarden voor natuurontwikkeling via beheer. De volgende factoren kunnen hierbij van belang zijn geweest. Niet iedere factor hoeft van toepassing te zijn en een combinatie is mogelijk: - aanwezigheid van bedreigde aandachtsoorten - herkenbare structuur aan het oppervlak (stroomruggen, depressies, kommen, oude meanders, overstromingsvlaktes) - goede waterstand ten opzichte van het maaiveld (met name vochtige en natte milieus) - vasthouden van gebiedseigen water (bijvoorbeeld kwel) - goede kwaliteit en voldoende kwantiteit van het aanwezige water - bepaalde bodemeenheden (met name venige en moerige gronden) - behoud landschappelijke structuur (met name oudere wallen en bosjes) - ligging tegen bestaande natuurgebieden aan. Zoals uit bovenstaande opsomming is af te leiden zijn er beheersgebieden waar bedreigde soorten (planten en/of dieren) aanwezig zijn en beheersgebieden waar deze niet aanwezig zijn, maar die wel de potentie hiervoor hebben bij goed beheer. De feitelijke begrenzing van beheersgebieden vond plaats op in het veld herkenbare structuren, zoals wegen en waterlopen. Planologische bescherming In beheersgebied is een planologische basisbescherming van toepassing. Het ruimtelijke beleid houdt in dat in beheersgebieden ruimtelijke ingrepen achterwege moeten blijven die het ontwikkelen van natuurwaarden via beheersovereenkomsten onmogelijk maken. Dat betekent dat de natuur- en landschapswaarden en de abiotische omstandigheden in stand moeten worden gehouden. In de praktijk komt dat neer op een stand-still beginsel ten aanzien van de inrichtingsmogelijkheden anderszins dan ten behoeve van natuur. In beheersgebieden is de landbouw de hoofdgebruiker. Agrarische ontwikkelingen die geen afbreuk doen aan natuurwaarden of het abiotisch milieu zijn in principe toelaatbaar. Ingrepen die aan de genoemde factoren zware of onomkeerbare schade toebrengen vormen een belemmering voor de realisering of handhaving van een beheersgebied en kunnen via een aanlegvergunningstelsel geregeld worden. Aangezien de biotische en abiotische factoren per gebied verschillen, zal ook de invulling hiervan per gebied anders zijn Leefgebied Struweelvogels Landschapskenmerken Struweelvogelbiotoop bestaat uit besloten tot open landschappen met een kleinschalige percelering, vaak ontsloten middels zandpaden en met de aanwezigheid van kleine landschapselementen zoals: bosjes, houtwallen, struikopslag, heggen, braamstruwelen en ruigtes/riet. Naast kleinschaligheid in percelering en begroeiing zijn ook het voorkomen van zandpaden en sloten een belangrijk element in struweelvogelgebieden. Gebieden met een extensief agrarisch gebruik hebben de voorkeur boven gebieden met een intensief gebruik. Soorten als roodborsttapuit, patrijs, paapje, blauwborst en rietzanger komen voor in gebieden met een relatief open karakter. Deze soorten hebben veelal genoeg aan begroeiingen bestaande uit riet, ruigte en/of braamstruwelen. Hierdoor kan het voorkomen dat een gebied zowel als weidevogelleefgebied als struweelvogel leefgebied is aangeduid. 36/83 Ecologische Bouwstenen

37 Soorten als geelgors, grasmus, boomleeuwerik en nachtegaal zijn meer aangewezen op besloten tot half-open landschappen met begroeiing van bosjes, houtwallen, heggen en struikopslag. Soorten als nachtegaal, rietzanger, paapje en blauwborst hebben de voorkeur voor vochtige tot natte gebieden, terwijl roodborsttapuit, patrijs, geelgors, grasmus en boomleeuwerik een duidelijke voorkeur hebben voor droge gebieden. Figuur 16. De heggen en perceelsranden in het Maasheggengebied maken het gebied zeer geschikt voor struweelvogels. Selectie en begrenzing Voor de vaststelling van struweelvogelleefgebieden in het Streekplan 2002 heeft een herziening t.o.v. het streekplan 1992 plaatsgevonden. Deze herziening is grotendeels gebaseerd op nieuwe inventarisatiegegevens. Voor Oost-Brabant zijn gegevens gebruikt uit ; voor West- Brabant uit Inmiddels zijn ook voor West-Brabant recente gegevens beschikbaar. Bij het selecteren van leefgebied struweelvogels zijn de criteria uit tabel 1 gebruikt. De tabel vermeldt minimumdichtheden (aantal broedparen per 100 ha) van soorten die indicatief zijn voor kleinschalige landschappen (struweelvogels). De tabel maakt onderscheid tussen West- en Oost- Brabant. De grens tussen West- en Oost-Brabant wordt bepaald door de voormalige streekplangrenzen van de regio s, globaal gezien de lijn Alphen-Gilze-Dongen-Heusden. Op twee punten verschillen de criteria tussen Oost- en West-Brabant. Het criterium voor de geelgors is voor Oost-Brabant verzwaard t.o.v. het streekplan 1992, omdat het onderzoek daar beter en intensiever is geweest dan in West-Brabant. Het criterium voor de grasmus is ook aangepast, omdat het oude criterium onduidelijk geformuleerd was. Bij vier soorten wordt behalve een minimumdichtheid ook de aanwezigheid van andere natuurwaarden geëist. Andere natuurwaarden zijn landschapskenmerken (kleinschalige percelering, zandpaden, begroeiing als kleine bosjes, houtwallen, heggen, struikopslag, bramen en ruigtes), of redelijke dichtheden van de andere selectiesoorten. Dit gebeurd door expert judgement. Deze eis is gesteld om de aanduiding als leefgebied niet afhankelijk te maken van de incidentele aanwezigheid van soorten (paapje, rietzanger), of om de koppeling met kleinschalige gebieden te behouden (patrijs). Ecologische Bouwstenen 37/83

38 Tabel 1: Criteria selectie leefgebied struweelvogels (minimumdichtheid in paren/100 ha in het broedseizoen) Soort Oost-Brabant West-Brabant Opmerking Roodborsttapuit 6 6 Geelgors 9 6 Blauwborst 6 6 Boomleeuwerik 6 6 Nachtegaal 6 6 Grasmus , als ook voldoende andere waarden aanwezig zijn Patrijs 6 6 Als ook voldoende andere waarden aanwezig zijn Paapje 1 1 Als ook voldoende andere waarden aanwezig zijn Rietzanger 1 1 Als ook voldoende andere waarden aanwezig zijn Als een gebied voldeed aan een criterium is gezocht naar een grens die in het landschap herkenbaar is. De grens valt hierdoor samen met wegen, waterlopen en perceelsgrenzen. De grens moet opgevat worden als de grens van een leefgebied struweelvogels met voldoende goed biotoop voor struweelvogels Natuurontwikkelingsgebied Selectie, begrenzing en landschapskenmerken De aanduiding natuurontwikkelingsgebied kan tot verwarring leiden aangezien de rijksoverheid dit begrip ook kent. Het rijk duidt met natuurontwikkelingsgebied een categorie binnen de EHS aan, die in het streekplan als GHS-Natuurparel is opgenomen. Met de door de provincie in het streekplan aangewezen natuurontwikkelingsgebieden worden andere gebieden bedoeld. Deze maken onderdeel uit van de GHS-landbouw. In deze paragraaf wordt alleen natuurontwikkelingsgebied in de GHS-Landbouw bedoeld. Natuurontwikkelingsgebieden zijn gebieden waar goede mogelijkheden zijn voor herstel of ontwikkeling van natuurwaarden. Daarbij spelen twee motieven een rol: - vergroten van bestaande natuurgebieden: door gebiedsuitbreiding krijgen bestaande natuurgebieden een groter oppervlak en meer samenhang door het opvullen van enclaves; - door het verbinden van natuurgebieden komen geïsoleerde gedeeltes met elkaar in contact. Dit is bijvoorbeeld het geval in beekdalen en in uiterwaarden. Natuurontwikkelingsgebied is voor het eerst begrensd in het streekplan Vanaf 1992 zijn opnieuw veldinventarisaties uitgevoerd m.b.t. flora- en faunasoorten (biotische waarden). In veel natuurontwikkelingsgebieden bleken voldoende planten of diersoorten aanwezig te zijn om te voldoen aan de eisen voor een GHS leefgebied kwetsbare soorten. In het streekplan 2002 werden deze gebieden dan ook als zodanig benoemd. De natuurontwikkelingsgebieden zonder of met onvoldoende planten en diersoorten bleven daarmee over. Deze gebieden hebben meestal 38/83 Ecologische Bouwstenen

39 abiotische waarden zoals een hoge waterstand. Deze gebieden zijn nog steeds zeer goed als natuurgebied te ontwikkelen (potentiële waarden), maar zullen tot het moment van omzetting bestaan uit landbouwgebied. Ze zijn in het streekplan begrensd als natuurontwikkelingsgebied. In natuurontwikkelingsgebieden zal de ontwikkeling van de natuurwaarden afgestemd worden op de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden. Uitgangspunt is dat bij de realisatie de archeologische en cultuurhistorische waarden behouden blijven. Hiervoor moet maatwerk verricht worden. Figuur 17. Agrarisch gebied met een grote variatie aan landschapselementen kunnen hoge (potentiële) natuurwaarden hebben en als natuuronwikkelingsgebied zijn aangewezen. Verschillende factoren kunnen van belang zijn geweest bij de begrenzing van natuurontwikkelingsgebieden. Niet iedere van de hieronder genoemde factoren hoeft van toepassing te zijn en een combinatie van factoren is mogelijk: - aanwezigheid van bedreigde aandachtsoorten - herkenbare structuur aan het oppervlak (stroomruggen, depressies, kommen, oude meanders, overstromingsvlaktes) - goede waterstand ten opzichte van het maaiveld (met name vochtige en natte milieus) - vasthouden van gebiedseigen water (bijvoorbeeld kwel) - goede kwaliteit en voldoende kwantiteit van het aanwezige water - bepaalde bodemeenheden (met name venige en moerige gronden) - behoud landschappelijke structuur (met name oudere wallen en bosjes) - ligging tegen bestaande natuurgebieden aan. Zoals uit bovenstaande opsomming is af te leiden zijn er natuurontwikkelinggebieden waar bedreigde soorten (planten en/of dieren) aanwezig zijn en gebieden waar deze niet aanwezig zijn, maar die wel de potentie hiervoor hebben door bepaalde landschapskenmerken. De feitelijke begrenzing van natuurontwikkelingsgebieden vond plaats op in het veld herkenbare structuren, zoals wegen en waterlopen. Ecologische Bouwstenen 39/83

40 Planologische bescherming In natuurontwikkelingsgebieden gaat het er om dat ruimtelijke ingrepen achterwege blijven die natuurontwikkeling in de nabije of verre toekomst kunnen verhinderen. In natuurontwikkelingsgebied is tot het moment van daadwerkelijke realisatie een planologische basisbescherming van toepassing. Dat houdt in dat de natuur- en landschapswaarden en de abiotische omstandigheden in stand moeten worden gehouden. In de praktijk komt dat neer op een stand-stillbeginsel ten aanzien van de inrichtingsmogelijkheden anderszins dan ten behoeve van natuur. In natuurontwikkelingsgebieden is de landbouw meestal de gebruiker. Agrarische ontwikkelingen die geen afbreuk doen aan natuurwaarden of het abiotisch milieu zijn in principe toelaatbaar. Ingrepen die aan de bovengenoemde factoren zware of onomkeerbare schade toebrengen vormen een belemmering voor de realisering of handhaving van een natuurontwikkelingsgebied en kunnen via een aanlegvergunningstelsel geregeld worden. Dit vraagt om een aanlegvergunningstelsel dat is gebaseerd op de aanwezige biotische en/of abiotische waarden. Omdat deze per gebied verschillen, zal ook de invulling hiervan per gebied verschillen. 3.4 Zones van de Agrarische hoofdstructuur - Landschap De zone van de Agrarische Hoofdstructuur - Landschap in het streekplan van 2002 valt uiteen in drie subzones: Leefgebied Dassen, Waterpotentiegebied en RNLE-Landschapsdeel. Per subzone wordt uiteengezet op welke wijze de selectie en begrenzing van de gebieden heeft plaatsgevonden en welke landschapskenmerken van belang zijn. Indien over Leefgebied Dassen meer achtergrondinformatie is gewenst kan deze gevonden worden in bijlage Leefgebied dassen Figuur 18. Detail van het Wilhelminapark, een dassenleefgebied. Landschapskenmerken Het leefgebied van de das bestaat uit een burcht (verblijfslocatie) met in de omgeving gebieden waar hij voedsel kan verzamelen. Voedselgebieden worden onderverdeeld in primaire en secundaire voedselgebieden. Primaire voedselgebieden (vochtige, beweide graslanden omgeven door struwelen evenals bossen) zijn die gebieden waar de das jaar rond zijn favoriete voedsel (regenwormen) kan vinden. Secundaire voedselgebieden (o.a. akkers) zijn gebieden waar de das 40/83 Ecologische Bouwstenen

41 slechts in de oogsttijd voedsel kan vinden. Via zogenaamde migratieroutes (wissels) verplaatsen dassen zich van hun burchten naar hun voedselgebieden. Deze migratieroutes liggen veelal langs lijnvormige landschapselementen, zoals houtwallen, heggen en begroeide greppels en zandwegen. Tussen burcht en primair voedselgebied moet dus een kleinschalig landschap liggen. Een dassenfamilie heeft vaak naast een kraamburcht (soms eeuwenoud) ook enkele bijburchten in gebruik. Kraamburchten bevinden zich in bosjes op hoger gelegen gronden of in randen van grote boscomplexen. Ze liggen vaak in hogere delen van het landschap vlakbij een overgang naar laaggelegen gronden. Afhankelijk van de kwaliteit van het voedselgebied kan het leefgebied van een dassenfamilie variëren van 100 tot 400 ha. Dassen zijn zeer schuw en leiden een nachtelijk en teruggetrokken leven. Niettemin komen ze voor in vrij dichtbevolkte gebieden. Selectie en begrenzing Begin jaren negentig was de verspreiding van de das goed bekend. Voor de streekplankaart 1992 is een kaart van het Ministerie van LNV gebruikt, genaamd: Dassen in Noord-Brabant, verspreidingsgebied van de das in Noord-Brabant (1990). De vereniging Das & Boom leverde het merendeel van de gegevens. In 1998 heeft Das & Boom in opdracht van de Provincie Noord- Brabant een nieuwe Dassenkaart gemaakt. Op deze kaart zijn burchtlocaties aangegeven, actuele en potentiële leefgebieden en verbindingszones. Bij de selectie van de dassenleefgebieden voor het streekplan 2002 zijn de actuele leefgebieden zoals weergegeven op de nieuwe Dassenkaart (1998) integraal overgenomen. Ook zijn de meeste potentiële leefgebieden opgenomen, omdat er inmiddels burchten waren aangetroffen Waterpotentiegebied Selectie, begrenzing en landschapskenmerken Waterpotentiegebieden zijn gebieden die uitstekend geschikt zijn voor de ontwikkeling van nieuwe natuur door het vele schone, kalkrijke en voedselarme kwelwater wat hier voorhanden is. Het zijn voornamelijk landbouwgronden die buiten de beekdalen en de uiterwaarden liggen. De selectie en begrenzing heeft plaats gevonden op basis van de potentie. Figuur 19. Eeen voorbeeld hoe een waterpotentiegebied er na inrichtingsmaatregelen uit kan zien. Ecologische Bouwstenen 41/83

42 De basis voor deze aanduiding op de plankaart zijn de potentieel natte gebieden. De potentieel natte gebieden zijn gebaseerd op de uitkomsten van een modelstudie die uitgevoerd is in het kader van de methodiek 'waterdoelen', ook wel genoemd 'Gewenste grond- en oppervlaktewaterregime' (GGOR). In deze modelstudie zijn de gebieden berekend die bij natte tot zeer natte omstandigheden een hoge tot zeer hoge grondwaterstand hebben. De uitkomsten van deze modelstudie zijn toepasbaar op een schaal van 1: Van deze potentieel natte gebieden zijn kartografisch de gebieden afgehaald, waarvan de waterhuishouding al op andere wijze afdoende beschermd wordt (GHS, AHS-landschap, zoekgebieden rivierverruiming etc.). Wat overblijft heeft de streekplancategorie Waterpotentiegebieden gekregen. De planologische bescherming bestaat uit het beschermen van deze gebieden tegen negatieve invloeden voor natuurontwikkeling. Dit beleid houdt in dat er in beginsel geen waterhuishoudkundige ingrepen mogen plaatsvinden, tenzij deze zijn gericht op het verbeteren van de condities voor natuur of op verbetering van de landbouwkundige condities na afweging in het kader van de reconstructieplannen (of de nadere uitwerking daarvan). Via de watertoets worden deze aspecten meegewogen bij de ruimtelijke planvorming RNLE - landschapsdeel Selectie, begrenzing en landschapskenmerken Voor een beschrijving van het concept RNLE (regionale natuur- en landschapseenheid) zie hoofdstuk 2. Het RNLE - landschapsdeel bestaat uit landbouwgronden die tot een regionale natuur- en landschapseenheid (RNLE) worden gerekend, vanwege hun ligging in de omgeving van belangrijke bos- en natuurgebieden. Ze hebben een beschermende bufferfunctie voor deze gebieden, met als doel dat natuur en landschap in de RNLE worden versterkt. Dit is mogelijk door stimulering van gewenste ontwikkelingen op het gebied van natuur, landschap, recreatie en landbouw. Figuur 20. Een agrarisch landschapsdeel in de RNLE het Groene Woud. De selectie van de RNLE-gebieden en de globale begrenzing heeft plaatsgevonden in het streekplan De begrenzing op perceelsniveau is in 2005 vastgelegd in de reconstructieplannen 42/83 Ecologische Bouwstenen

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Opdrachtgever: gemeente Tilburg Maart 2009 Antonie van Diemenstraat 20 5018 CW Tilburg 013-5802237 Eac@home.nl Pagina 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Lijst van gebruikte afkortingen

Lijst van gebruikte afkortingen Bijlage 1 Lijst van gebruikte afkortingen AHS Agrarische hoofdstructuur AO Autonome ontwikkeling EHS Ecologische hoofdstructuur GHS Groene hoofdstructuur GS Gedeputeerde Staten HS Huidige situatie IKAW

Nadere informatie

1. Streekplan Brabant in balans

1. Streekplan Brabant in balans 1. Streekplan Brabant in balans Het plangebied is gelegen in de AHS-landschap; subzone leefgebied dassen en voor een deel (duinrand) binnen de GHS-natuur. De Interimstructuurvisie Noord-Brabant Brabant

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 3: Beekdal van de Aa ten oosten van de Zuid Willemsvaart ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN Gemeente Someren Datum: 9 november 2001 Project: 119-4 Status: Definitief Opdrachtgever: Gemeente Someren VOORWOORD Door het college van Burgemeester & Wethouders

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182

Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Notitie Referentienummer Datum Kenmerk GM-0055696 16 februari 2012 313182 Betreft Actualisatie locatieonderzoek natuurwaarden 1 Aanleiding In 2007 is door Grontmij het Locatieonderzoek natuurwaarden Projectlocatiegebied

Nadere informatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie

Bijlage: beoordeling duurzame locatie Bijlage: beoordeling duurzame locatie Het bedrijf is gelegen in een verwevingsgebied. In een verwevingsgebied is een bouwblokvergroting voor intensieve veehouderijen toegestaan indien het bedrijf is gelegen

Nadere informatie

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL

ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL ACTUALISATIE STRUCTUURVISIE BLADEL Gemeente Bladel Memo wijzigingen in Ruimtelijk Casco ten opzichte van DRS en Dorpenplan Medio 2004 heeft de gemeenteraad van Bladel de StructuurvisiePlus, bestaande uit

Nadere informatie

VIER MODELLEN. Bouwstenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de bouwstenen en informatie over het beheer vindt u in de bijlage.

VIER MODELLEN. Bouwstenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de bouwstenen en informatie over het beheer vindt u in de bijlage. 2 VIER MODELLEN In dit hoofdstuk beschrijven we vier verschillende inrichtingsmodellen: Kleinschalig landschap, Moeraszone, Nat kralensnoer en Droog kralensnoer. In extra informatiepagina s geven we aan

Nadere informatie

Begrenzingenplan Ganzenfoerageergebieden Noord-Holland

Begrenzingenplan Ganzenfoerageergebieden Noord-Holland Begrenzingenplan Ganzenfoerageergebieden Noord-Holland (Begrenzingen Programma Beheer) 6.080 ha begrensd waarvan: - 2.121 ha in de Zeevang - 2.497 ha in Waterland-oost - 1.462 ha in de Vechtstreek Gedeputeerde

Nadere informatie

De beleidsopgave vanaf 1990

De beleidsopgave vanaf 1990 1 De beleidsopgave vanaf 1990 Kustzone Slufter in de duinenrij bij Bergen, bij (hoge) vloed kan zeewater in de eerste duinvallei binnenstromen. Dit biedt een geschikt milieu voor veel zeldzame (planten)soorten.

Nadere informatie

Groengebied Amstelland AB 16-04-2009 Agendapunt 8 Ecologische verbinding Holendrechter- en Bullewijkerpolder BIJLAGE 2: NOTA VAN UITGANGSPUNTEN

Groengebied Amstelland AB 16-04-2009 Agendapunt 8 Ecologische verbinding Holendrechter- en Bullewijkerpolder BIJLAGE 2: NOTA VAN UITGANGSPUNTEN Groengebied Amstelland AB 16-04-2009 Agendapunt 8 Ecologische verbinding Holendrechter- en Bullewijkerpolder BIJLAGE 2: NOTA VAN UITGANGSPUNTEN De Holendrechter- en Bullewijkerpolder als ontbrekende schakel

Nadere informatie

Effectbepaling ganzengebied Oosteinde en Westeinde 76 te Nieuwleusen

Effectbepaling ganzengebied Oosteinde en Westeinde 76 te Nieuwleusen Notitie Contactpersoon Benjamin Flierman Datum 29 oktober 2010 Effectbepaling ganzengebied Oosteinde 56-58 en Westeinde 76 te Nieuwleusen 1.1 Inleiding In het kader van de Rood voor Rood-regeling worden

Nadere informatie

Retrospectieve toets : Verbeelding algemeen

Retrospectieve toets : Verbeelding algemeen Bestemmingen algemeen Diverse benamingen Wettelijke verplichting 2011 Diverse benamingen De benaming van de bestemmingen, de volgorde en de opzet en deels de inhoud van de regels zijn afgestemd op de standaarden

Nadere informatie

TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN

TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN TOELICHTING WEIDEVOGEL- LEEFGEBIEDEN Foto: Onno Steendam Landschap Noord-Holland Toelichting Weidevogelleefgebieden Over wie gaat het? Weidevogels zijn vogels die in uitgestrekte en kruidige graslanden

Nadere informatie

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe Verordening vastgesteld: 26-06-2003 In werking getreden: 15-09-2003 COMPENSATIEVERPLICHTING Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan

Nadere informatie

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10 Quickscan natuuronderzoek ivm bestemmingsplan en ontwikkelingen Bellersweg 13 Hengelo Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 9 juli 2013 Rapportnummer 0128 Projectnummer 018 Opdrachtgever

Nadere informatie

SPELREGELS EHS. Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies. Ministeries van LNV en VROM en de provincies

SPELREGELS EHS. Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies. Ministeries van LNV en VROM en de provincies SPELREGELS EHS Spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de EHS Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies Ministeries van LNV en VROM en de provincies 2 De Ecologische Hoofdstructuur, ook

Nadere informatie

Bestemmingsplan Enkelbestemming Beoordeling

Bestemmingsplan Enkelbestemming Beoordeling ONDERWERP Bestemmingsplan check DO 42 Zoetepasweiden ONZE REFERENTIE 078791258 0.2 DATUM 19-1-2016 VAN Wouter Nijhof In uiterwaarde 42 Zoetepasweiden is het volgende bestemminsplannen vigerend: Bestemmingsplan

Nadere informatie

Onderzoek-natuur. natuurdoeltypen

Onderzoek-natuur. natuurdoeltypen Onderzoek-natuur natuurdoeltypen Inhoud Algemeen Opbouw handboek Opdracht SynBioSys Wat handige links Een natuurdoeltype is een in het natuurbeleid nagestreefd type ecosysteem dat een bepaalde biodiversiteit

Nadere informatie

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Samenvatting van het beheerplan 2012-2017 een bijdrage aan het Europese programma Natura 2000 Het beheerplan is

Nadere informatie

: Quickscan Flora en Fauna, Dijkstraat 23 te Gendt

: Quickscan Flora en Fauna, Dijkstraat 23 te Gendt Advies : Quickscan Flora en Fauna, Dijkstraat 23 te Gendt Datum : 17 december 2010 Opdrachtgever : mevrouw I. Zwartkruis Ter attentie van Projectnummer : mevrouw I. Zwartkruis : 211X04268.062985_1 Opgesteld

Nadere informatie

Natte natuurparels: ook uw zorg? Brabantse waterschappen en Provincie Noord-Brabant pakken verdroging natte natuurparels aan.

Natte natuurparels: ook uw zorg? Brabantse waterschappen en Provincie Noord-Brabant pakken verdroging natte natuurparels aan. Natte natuurparels: ook uw zorg? Brabantse waterschappen en Provincie Noord-Brabant pakken verdroging natte natuurparels aan. Deze folder gaat over het herstellen van natte natuurparels in Noord-Brabant.

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 21 Mei 2014 Rapportnummer 031 Projectnummer 012 opdrachtgever Fam. Ten Dam Kolenbranderweg

Nadere informatie

percelen cultuurgrond

percelen cultuurgrond percelen cultuurgrond gelegen aan de Cromvoirtsedijk te Cromvoirt, ter grootte van 4.77.90 ha Koopsom: Nader overeen te komen Inhoud Kadastrale informatie Omschrijving Bestemmingsplan Verordening Ruimte

Nadere informatie

Nieuwe bedrijfslocaties

Nieuwe bedrijfslocaties E c o l o g i s c h e i n v e n t a r i s a t i e Om de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Midwolda-Nieuwlandseweg Arts/Rulo te toetsen, is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Tevens is gekeken

Nadere informatie

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14 Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E info@ordito.nl T 0161 801 022 I www.ordito.nl KVK 54 811 554 1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Ligging en begrenzing

Nadere informatie

Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk?

Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk? Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk? Conclusie Er zijn veel ontwikkelingen in het natuurbeleid sinds 2010 Er zijn aanpassingen doorgevoerd of noodzakelijk Natuurbeleid in

Nadere informatie

HEIDE ROZENDAALSE VELD EN ROZENDAALSE ZAND. Beleidsnota

HEIDE ROZENDAALSE VELD EN ROZENDAALSE ZAND. Beleidsnota HEIDE ROZENDAALSE VELD EN ROZENDAALSE ZAND 2005 Beleidsnota Inhoudsopgave 1 Inleiding...3 2 Doelen...3 3 Uitgewerkte randvoorwaarden op juridisch en beleidsinhoudelijk vlak...4 3.1 Europees beleid...4

Nadere informatie

2 BELEIDSKADER EN WETGEVING

2 BELEIDSKADER EN WETGEVING 2 BELEIDSKADER EN WETGEVING De kern van deze bewonersvisie is dat natuur de belangrijkste beleidsfunctie is van het gebied waarbij de gebiedswaarden rust, stilte en donkerte centraal moeten staan en dat

Nadere informatie

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Koppel kuifeenden. Kuifeenden 42 Ecologie en natuurfuncties Het IJsselmeergebied is een uniek natuurgebied van (inter-)nationale betekenis. Het is een van de zee afgesloten, benedenstrooms gelegen, zoet laaglandmeer met een relatief

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing Opgesteld door: Provincie Noord-Brabant 19-05-2016 S.M.Verhaart- Menken Versie: 3_19-05-2016 Inhoud

Nadere informatie

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Natuurwaardenkaart Voor het inventariseren van de natuurwaarden van Heemstede zijn in het rapport Natuurwaardenkaart van Heemstede Waardering van

Nadere informatie

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Project: 16M8038 Onderwerp: Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst Datum: 15 maart 2018 Auteur: Ing. D. van der Veen (ecoloog LievenseCSO) Bestemd

Nadere informatie

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons) Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk 14-16 (KuiperCompagnons) NATUUR Kader De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen

Nadere informatie

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen.

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen. Was-Wordt tabel Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2019 (versie 17 jan18) Was Wordt tabel tekstuele wijzigingen Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2019 Pagina Natuurbeheerplan 2018 Ontwerp Natuurbeheerplan 2019

Nadere informatie

ANTWOORDNOTA Ontwerp Natuurbeheerplan Flevoland 2016

ANTWOORDNOTA Ontwerp Natuurbeheerplan Flevoland 2016 FLEVOLAND R U I M T E VOOR OPLOSSINGEN ANTWOORDNOTA Ontwerp Natuurbeheerplan Flevoland 2016 ANTWOORDNOTA ONTWERP NATUURBEHEERPLAN FLEVOLAND 2016 Gedeputeerde Staten van Flevoland hebben op 16 december

Nadere informatie

Restant taakstelling verwerving Totaal te realiseren Particulier natuurbeheer *) Te realiseren Agrarisch natuurbeheer

Restant taakstelling verwerving Totaal te realiseren Particulier natuurbeheer *) Te realiseren Agrarisch natuurbeheer BIJLAGE BO-1 Beleidskader omslag van minder verwerving naar meer beheer 1. Inleiding Het kabinet heeft vastgesteld dat realisatie van de nog aan te leggen nieuwe natuurgebieden in de EHS voor een groter

Nadere informatie

Begrenzing van het Natuurnetwerk en de Natura 2000-gebieden

Begrenzing van het Natuurnetwerk en de Natura 2000-gebieden Begrenzing van het Natuurnetwerk en de Natura 2000-gebieden Indicator 26 september 2017 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Notitie gevolgen inrichting natuur en landschap voor agrarische bedrijfsvoering

Notitie gevolgen inrichting natuur en landschap voor agrarische bedrijfsvoering Notitie gevolgen inrichting natuur en landschap voor agrarische bedrijfsvoering Pina Dekker Gemeente Ooststellingwerf, beleidsmedewerker en ondersteunend lid van de werkgroep Es van Tronde. Deze notitie

Nadere informatie

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2 NL.IMRO.0037.BP1303-vs01 25 augustus 2014 blz. 2 Gemeente Stadskanaal Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Plangebied

Nadere informatie

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte

Bijlage 1. Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Bijlage 1 Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens de Verordening Ruimte Onderbouwing Zuidrand De Mortel, fase 1 volgens Verordening Ruimte, fase 2 In onderstaande tabel geeft de gemeente Gemert-Bakel

Nadere informatie

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins Quickscan Spankerenseweg 20 Dieren februari 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Gegevens plangebied... 2 3 Methode... 3 4 Resultaten... 3 4.1 Bureaustudie...

Nadere informatie

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Enschede 2 December 2010 Rapportnummer 0123 Projectnummer

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing Verplaatsing pluimveebedrijf van De Haag 105 in Gemert naar De Kampen 12 in Gemert

Ruimtelijke onderbouwing Verplaatsing pluimveebedrijf van De Haag 105 in Gemert naar De Kampen 12 in Gemert Ruimtelijke onderbouwing Verplaatsing pluimveebedrijf van De Haag 105 in Gemert naar De Kampen 12 in Gemert 1. Inleiding Het plan betreft vormverandering van het agrarische bouwblok van de intensieve veehouderij(pluimveebedrijf)

Nadere informatie

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP

Provincie Utrecht. partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Vogelenzang ONTWERP Provincie Utrecht partiële Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Vogelenzang ONTWERP Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht op 13 juli 2010 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Provinciaal belang 3.

Nadere informatie

Verzoek wijziging bestemmingsplan

Verzoek wijziging bestemmingsplan Verzoek wijziging bestemmingsplan Percelen Rucphen O 225 en O 433 Ruimtelijke onderbouwing kwaliteitsverbetering omgeving Rozenven Inleiding Sinds 2011 is Vereniging Natuurmonumenten eigenaar van natuurgebied

Nadere informatie

Levende Beerze. Informatieavond Esche Stroom 9 juni 2009

Levende Beerze. Informatieavond Esche Stroom 9 juni 2009 Levende Beerze Informatieavond Esche Stroom 9 juni 2009 Vanavond: Den Bosch De Levende Beerze structuurvisie planmer Esche Stroom en De Levende Beerze Procedure Bergeijk Waarom aan de slag? Nota Ruimte:

Nadere informatie

NATUURPUNT MALDEGEM-KNESSELARE nominatie Groene Pluim 2014

NATUURPUNT MALDEGEM-KNESSELARE nominatie Groene Pluim 2014 NATUURPUNT MALDEGEM-KNESSELARE nominatie Groene Pluim 2014 NATUURPUNT vzw Een onafhankelijke organisatie gedragen door vrijwilligers grootste natuurbeschermingsorganisate in Vlaanderen eind 2001 opgericht

Nadere informatie

Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde

Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde 22 december 2011 Zoon buro voor ecologie Colofon Project: Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde Opdrachtgever: mro Uitvoerder Zoon

Nadere informatie

Bestemmingsplan buitengebied

Bestemmingsplan buitengebied Bestemmingsplan buitengebied Voorontwerp Informatieavond dinsdag 26 juni 2012 Wat is een bestemmingsplan? Plan met regels over het gebruik van de ruimte Waar en hoe mag wat worden gebouwd? Welke functies

Nadere informatie

Onderzoek flora en fauna

Onderzoek flora en fauna Onderzoek flora en fauna 1. Conclusie Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde functieveranderingen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Hierbij dient wel gewerkt te worden

Nadere informatie

BIJLAGE 3: Toetsingskader

BIJLAGE 3: Toetsingskader BIJLAGE 3: Toetsingskader In dit toetsingskader geven partijen een nadere invulling en uitwerking aan de kaders die in de PKB Plus PMR met betrekking tot het deelproject 750 hectare natuur en recreatie

Nadere informatie

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN

CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN CULTUURHISTORISCHE WAARDENKAART TERNEUZEN Terneuzen Cultuurhistorische Waardenkaart Datum: februari 2013 Opgesteld door: Gemeente Terneuzen Gemeente Terneuzen Stadhuisplein 1 Postbus 35 4530 AA Terneuzen

Nadere informatie

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk Jan Stronks Stand van zaken huidig landschap Bos en natuur in de plus! Agrarisch cultuurlandschap sterk in de min: Natuurwaarde holt achteruit

Nadere informatie

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek d.d. nr., G.H. Tamminga secretaris J.P.M. Alberse burgemeester GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied

Nadere informatie

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 1: Beekdal van de Kleine Aa

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 1: Beekdal van de Kleine Aa ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN Gemeente Someren Datum: 9 november 2001 Project: 119-4 Status: Definitief Opdrachtgever: Gemeente Someren VOORWOORD Door het college van Burgemeester & Wethouders

Nadere informatie

Visie op Zuid-Holland. Verordening Ruimte. Wijzigingsbesluit behorende bij ontwerpherziening Herijking EHS

Visie op Zuid-Holland. Verordening Ruimte. Wijzigingsbesluit behorende bij ontwerpherziening Herijking EHS Visie op Zuid-Holland Verordening Ruimte Wijzigingsbesluit behorende bij ontwerpherziening Herijking EHS GS 21 mei 2013 ONTWERP VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING RUIMTE Provinciale Staten van

Nadere informatie

Quickscan Flora- en Faunawet Nieuwbouw Doorninkweg 6. Verkennend onderzoek naar beschermde natuurwaarden ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen

Quickscan Flora- en Faunawet Nieuwbouw Doorninkweg 6. Verkennend onderzoek naar beschermde natuurwaarden ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen Quickscan Flora- en Faunawet Nieuwbouw Doorninkweg 6 Verkennend onderzoek naar beschermde natuurwaarden ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen Quickscan Flora- en Faunawet Nieuwbouw Doorninkweg 6 Verkennend

Nadere informatie

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 6: Beekdal Sterkselse Aa

ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN. Gemeente Someren. Project 6: Beekdal Sterkselse Aa ONTWIKKELINGSPLAN LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN Gemeente Someren Datum: 9 november 2001 Project: 119-4 Status: Definitief Opdrachtgever: Gemeente Someren VOORWOORD Door het college van Burgemeester & Wethouders

Nadere informatie

Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk Pannerden [R SIH-evp-V03-NL] ten behoeve van de beoordeling voor een NB-wet vergunning

Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk Pannerden [R SIH-evp-V03-NL] ten behoeve van de beoordeling voor een NB-wet vergunning Notitie Contactpersoon Hanneke Oudega (telefoon: +31 65 46 80 79 5 / email: hanneke.oudega@tauw.nl) Datum 21 februari 2012 Kenmerk N002-4798963OJT-evp-V03-NL Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk

Nadere informatie

Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen

Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Quick scan ecologie Jan Vermeerstraat te Rucphen Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen T. Ursinus Scanopy 12.144 concept november 2012 foto omslag Els

Nadere informatie

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen

Gebiedvisie op het. buitengebied van de. gemeente Drimmelen Gebiedvisie op het buitengebied van de gemeente Drimmelen Door de ZLTO Afdeling Drimmelen Gebiedsvisie voor de gemeente Drimmelen Vanuit de ZLTO-afdeling Drimmelen is het idee gekomen om in navolging van

Nadere informatie

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Etten-Leur (Bron: www. nederland-in-beeld.nl) Introductie Etten-Leur is een middelgrote gemeente in Brabant, gelegen ten westen van Breda. De gemeente bestaat uit één kern van ruim 40.000 inwoners. Door

Nadere informatie

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant,

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant, Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant, hoe doen we dat en werkt het? Wiel Poelmans Programma Natuur Provincie Noord-Brabant Wat komt er aan de orde? Positie biodiversiteit in natuurbeleid Waarom, wat,

Nadere informatie

DETAILKAARTEN ECOLOGIE, KABELTRACÉS NETUITBREIDING KOP VAN NOORD-HOLLAND

DETAILKAARTEN ECOLOGIE, KABELTRACÉS NETUITBREIDING KOP VAN NOORD-HOLLAND DETAILKAARTEN ECOLOGIE, KABELTRACÉS NETUITBREIDING KOP VAN NOORD-HOLLAND TENNET 13 februari 2015 078251664:B - Definitief C05058.000083.0100 Inhoud 1 Inleiding... 2 1.1 Inleiding... 2 1.2 Begrippen...

Nadere informatie

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse memo aan: van: OG ZAND/ZON/130372 c.c.: datum: 22 augustus 2013 betreft: Achterweg 48, Lisse INLEIDING Bij alle ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om

Nadere informatie

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl)

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl) Buitengebied 2002 23e wijziging (Broekstraat 23 Wehl) Inhoudsopgave Toelichting 3 Hoofdstuk 1 Aanleiding en doel 3 Hoofdstuk 2 Plangebied 4 Hoofdstuk 3 Ruimtelijke - en milieuaspecten 5 Hoofdstuk 4 Landschappelijke

Nadere informatie

Bijlage 1 Wettelijk kader

Bijlage 1 Wettelijk kader Bijlage 1 Wettelijk kader Inleiding In deze bijlage worden de wettelijke kaders voor ecologische beoordelingen van ruimtelijke ingrepen en andere handelingen beschreven. In de natuurbeschermingswetgeving

Nadere informatie

Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID

Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID Eindrapport TOETSING NATUURONTWIKKELING TEN NOORDEN VAN DE N201 AAN HET PROVINCIAAL NATUURBELEID rapport

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :

Nadere informatie

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland Bijlage 3. Ecologie B3.1. Beleidskader Aanleiding en doel De beoogde ontwikkeling betreft de bouw van 31 woningen op een deels braakliggende kavel en delen van zeer diepe achtertuinen (zie ook paragraaf

Nadere informatie

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om gebruik te kunnen maken van de beheerpakketten binnen het leefgebied worden hieronder beschreven.

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om gebruik te kunnen maken van de beheerpakketten binnen het leefgebied worden hieronder beschreven. Opengestelde beheerpakketten Collectief Rivierenland per leefgebied (gebaseerd op adviestarieven landelijke beheerpakketten ANLB2016 dd. 09-03-2015) let op: tarieven gewijzigd tov. medio februari 2015

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Daarnaast zijn er subsidies voor het versterken van de landschapskwaliteit binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Nationale Landschappen.

Daarnaast zijn er subsidies voor het versterken van de landschapskwaliteit binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Nationale Landschappen. Informatie subsidies particulier natuurbeheer Natuurbeheer wordt in Nederland uitgevoerd door terreinbeherende organisaties en particulieren. De overheid wil het beheer van natuur door particulieren, bijvoorbeeld

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst

Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst Perceel L 534 NL.IMRO.1507.BPGRBUITENGEBL534 Bestemmingsplan Buitengebied Grubbenvorst, Perceel L 534 Vastgesteld 13 september 2013 NL.IMRO.1507.BPGRBUITENGEBL534-VA01

Nadere informatie

SALDOBENADERING EHS PAMPUSHOUT. Auteur: Evert Stellingwerf en Eric van der Aa Datum: 6 maart 2013

SALDOBENADERING EHS PAMPUSHOUT. Auteur: Evert Stellingwerf en Eric van der Aa Datum: 6 maart 2013 SALDOBENADERING EHS PAMPUSHOUT Auteur: Evert Stellingwerf en Eric van der Aa Datum: 6 maart 2013 Aanleiding In het bestemmingsplan Noorderplassen Oost en West is een aantal bouwplannen/ingrepen geprojecteerd

Nadere informatie

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht Nota van Beantwoording Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Ruimte voor de Grecht DSPDF_1CB_31313139393036373432.doc Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling vakgroep Ruimtelijke ordening Mei 2013 Gemeente Woerden,

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Status: Site code: Beschermd natuurmonument: Beheerder: Provincie: Gemeente: Oppervlakte:

Nadere informatie

VNG. 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam

VNG. 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam VNG 9 maart 2017 T.E.P.A. Lam Kerntaken provincies Duurzame ruimtelijke ontwikkeling (o.a. waterbeheer) Milieu, energie en klimaat Vitaal platteland, natuurbeheer en ontwikkeling natuurgebieden Regionale

Nadere informatie

Boomteelt en teeltondersteunende voorzieningen (TOV s)

Boomteelt en teeltondersteunende voorzieningen (TOV s) Boomteelt en teeltondersteunende voorzieningen (TOV s) Uitgangspunten en aanbevelingen voor gemeentelijk beleid Inleiding Boomteelt is een intensieve teelt die steeds belangrijker wordt in Brabant. De

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Artikel 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen BELEIDSREGEL NATUURCOMPENSATIE Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Overwegende dat: Provinciale Staten van Noord-Brabant in februari 2002 het streekplan Brabant in Balans hebben vastgesteld waarin op

Nadere informatie

Ontwerp-BESLUIT. Besluit van Provinciale Staten van de Provincie Noord-Brabant van ( ), met kenmerk ( )

Ontwerp-BESLUIT. Besluit van Provinciale Staten van de Provincie Noord-Brabant van ( ), met kenmerk ( ) BIJLAGE 3 Ontwerp-BESLUIT Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl www.brabant.nl Bank ING 67.45.60.043 Postbank 1070176 Onderwerp

Nadere informatie

Centrumgebied Groene Peelvallei. Openbare informatiebijeenkomst over het planmer

Centrumgebied Groene Peelvallei. Openbare informatiebijeenkomst over het planmer Centrumgebied Groene Peelvallei Openbare informatiebijeenkomst over het planmer Programma Opening en korte toelichting project Presentatie PlanMER Vragen Hoe verder? (20.15 20.25 uur) (20.25 20.55 uur)

Nadere informatie

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet Inleiding Praktisch overal in Nederland komen beschermde soorten flora en fauna voor. Bekende voorbeelden zijn de aanwezigheid van rugstreeppadden op

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk 318407.ehv.341.N001 3 februari 2012 RVS

Referentienummer Datum Kenmerk 318407.ehv.341.N001 3 februari 2012 RVS Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 318407.ehv.341.N001 3 februari 2012 RVS Betreft Actualisatie natuurcompensatieplan Waalre-Noord Fase 1 1 Algemeen De gemeente Waalre is voornemens woningbouw te realiseren

Nadere informatie

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt CONCEPT Omgevingsdienst Regio Utrecht juli 2012 kenmerk/ opgesteld door beoordeeld door Ronald Jansen Dagmar Storm INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding...

Nadere informatie

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze Inhoudsopgave Regels 5 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 5 Artikel 1 Begripsbepaling 5 Hoofdstuk 2 Algemene

Nadere informatie

Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude)

Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude) 1 Natuurcompensatieplan aanleg gasontvangststation nabij Halfweg (gemeente Haarlemmerliede & Spaarnwoude) Opdrachtgever Stedin, Rotterdam Referentie Heijden, E. van der 2015. Natuurcompensatieplan aanleg

Nadere informatie

Effectbeoordeling van de omgevingscondities en kernkwaliteiten van de EHS Voor de Blanken 4, Ruinen

Effectbeoordeling van de omgevingscondities en kernkwaliteiten van de EHS Voor de Blanken 4, Ruinen Effectbeoordeling van de omgevingscondities en kernkwaliteiten van de EHS Voor de Blanken 4, Ruinen Colofon Effectbeoordeling van de omgevingscondities en kernkwaliteiten van de EHS Voor de Blanken 4,

Nadere informatie

Notitie. 1 Aanleiding

Notitie. 1 Aanleiding Aan Bart van Eck Onderwerp Advies over natuurwetgeving bij de inrichtingsplannen voor de waterberging de Ronde Hoep 1 Aanleiding De polder de Ronde Hoep is aangewezen voor calamiteitenberging in de deelstroomgebiedsvisie

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Wijziging Verordening ruimte i.v.m. bp Broeksche Erven, Nuenen Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Bijlage(n) 3 - gelezen het verzoek van

Nadere informatie

Uitgangspunten inzake gebiedsbescherming (Natura 2000), soortenbescherming, faunabeheer en bescherming houtopstanden

Uitgangspunten inzake gebiedsbescherming (Natura 2000), soortenbescherming, faunabeheer en bescherming houtopstanden Bijlage 1 bij Statenmededeling Implementatie Wet natuurbescherming: Uitgangspunten voor de Verordening natuurbescherming Uitgangspunten inzake gebiedsbescherming (Natura 2000), soortenbescherming, faunabeheer

Nadere informatie

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer:

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer: Bijlagen bij verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014: 1. Inrichtingseisen natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen; 2. Richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud.

Nadere informatie

Bijlage 1: Ambitie en kader

Bijlage 1: Ambitie en kader BIJLAGEN Bijlage 1: Ambitie en kader Provincie Fryslân In de provinciale Verordening Romte is aangegeven dat bij een ruimtelijk plan voor het landelijk gebied rekening moet worden gehouden met de herkenbaarheid

Nadere informatie

Leeswijzer internationale doelen binnen het gebiedsproces van agrarisch natuurbeheer Versie 0.1 16 mei 2014

Leeswijzer internationale doelen binnen het gebiedsproces van agrarisch natuurbeheer Versie 0.1 16 mei 2014 Leeswijzer internationale doelen binnen het gebiedsproces van agrarisch natuurbeheer Versie 0.1 16 mei 2014 Inleiding In deze leeswijzer vindt u een uitgebreidere uitleg over de het gebruik en interpretatie

Nadere informatie

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum Quick scan flora en fauna Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum Gemeente Castricum 0 INHOUD 1. Aanleiding... 2 2. Gebiedsomschrijving en beoogde ingrepen... 3 3. Wettelijk kader... 4 4. Voorkomen van beschermde

Nadere informatie

Duurzame locatie toets Klotterpeellaan 3, De Rips

Duurzame locatie toets Klotterpeellaan 3, De Rips Duurzame locatie toets Toets duurzame locatie Klotterpeellaam 3, De Rips Projectlocatie Omschrijving project Duurzame locatietoets varkensbedrijf aan de Klotterpeellaan 3 De Rips Projectnummer: TR13.OV01

Nadere informatie