PUBLIC LIMITE NL. Brussel, 5 december 2006 (12.12) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 16263/06 ADD 1. Interinstitutioneel dossier: 2005/0099 (CNS)

Transcriptie

1 Conseil UE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 5 december 2006 (12.12) (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2005/0099 (CNS) 16263/06 ADD 1 LIMITE PUBLIC AGRILEG 207 ADDENDUM BIJ HET VERSLAG van: de Groep hoofden van de veterinaire diensten en de Groep raden/attachés aan: het Coreper nr. vorig doc.: 15704/06 nr. Comv.: 9606/05 - COM(2005) 221 def. Betreft: Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens Voor de delegaties gaat hierbij de tekst van een ontwerp-richtlijn 1, die als compromisoplossing is opgesteld naar aanleiding van de besprekingen van de Groep hoofden van de veterinaire diensten op 29 november 2006, en de Groep raden/attachés op 3 december De overwegingen zullen echter opnieuw geformuleerd worden als een definitief compromis is bereikt /06 ADD 1 ier/sav/rb 1 DG B I LIMITE NL

2 BIJLAGE Ontwerp RICHTLIJN VAN DE RAAD tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (Voor de EER relevante tekst) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, Gezien het voorstel van de Commissie 2, Gezien het advies van het Europees Parlement 3, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 4, Na raadpleging van het Comité van de Regio's 5, PB C [ ] van [ ], blz. [ ]. PB C [ ] van [ ], blz. [ ]. PB C [ ] van [ ], blz. [ ]. PB C [ ] van [ ], blz. [ ] /06 ADD 1 ier/sav/rb 2 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

3 Overwegende hetgeen volgt: (1) In het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren, dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, staat dat de Gemeenschap en de lidstaten bij het formuleren en uitvoeren van het beleid op het gebied van landbouw ten volle rekening moeten houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de gebruiken van de lidstaten met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed. (2) Bij Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren 6, opgesteld op basis van het Europees Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren 7 (hierna "het verdrag" genoemd), zijn minimumnormen vastgesteld inzake de bescherming van landbouwhuisdieren, die onder meer bepalingen omvatten op het gebied van huisvesting, voedsel, water en verzorging die passen bij de fysiologische en ethologische behoeften van de dieren. (3) De Gemeenschap is partij bij het verdrag, in het kader waarvan een specifieke aanbeveling is goedgekeurd, inzake de bescherming van als landbouwhuisdieren gehouden kippen (Gallus gallus), welke nadere bepalingen bevat inzake pluimvee dat voor vleesproductie wordt gehouden. (4) In het verslag van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren van 21 maart 2000 over het welzijn van vleeskuikens is geconcludeerd dat de snelle groei van kippenrassen die momenteel voor deze doeleinden worden gebruikt, niet gepaard gaat met een bevredigend niveau van welzijn en gezondheid, en dat de negatieve gevolgen van een hoge bezettingsdichtheid afnemen in gebouwen met goede klimatologische omstandigheden. 6 7 PB L 221 van , blz. 23. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van , blz. 1). PB L 323 van , blz /06 ADD 1 ier/sav/rb 3 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

4 (4 bis) Zodra de desbetreffende adviezen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) beschikbaar zijn, zullen voor niet van strooisel voorziene oppervlakten specifieke voorschriften worden vastgesteld teneinde de invloed van genetische parameters te minimaliseren of welzijnsindicatoren op het gebied van voetzooldermatitis op te nemen. (5) Om concurrentieverstoringen te voorkomen die de vlotte werking van de gemeenschappelijke marktordening kunnen belemmeren, en om de rationele ontwikkeling van de sector te garanderen moeten op communautair niveau voorschriften voor de bescherming van vleeskuikens worden vastgesteld. (6) Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het, voor het verwezenlijken van de fundamentele doelstelling om in de intensieve kippenhouderij verbeteringen op het gebied van dierenwelzijn in te voeren, noodzakelijk en passend minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens vast te stellen. Deze richtlijn gaat overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag niet verder dan wat nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. (7) De voorschriften moeten worden toegespitst op de welzijnsproblemen in intensieve houderijsystemen. Om te voorkomen dat de maatregelen voor het houden van kleine aantallen vleeskuikens onevenredig zijn, moet er een minimumdrempel voor de toepassing van deze richtlijn worden vastgesteld. (8) Bovendien moeten bepaalde types extensieve productiesystemen, zoals extensieve scharrelen vrije-uitloophouderijen als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie van 5 juni 1991 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee 8, en biologische pluimveehouderijen als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode van landbouwproducten, tot op zekere hoogte ook binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. 8 PB L 143 van , blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 814/2004 (PB L 153 van , blz. 1); rectificatie in PB L 231 van , blz /06 ADD 1 ier/sav/rb 4 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

5 (9) Personen die belast zijn met de zorg voor vleeskuikens moeten op de hoogte zijn van de relevante voorschriften inzake dierenwelzijn en een passende opleiding krijgen om hun taken uit te voeren of een gelijkwaardige ervaring hebben opgedaan. (10) Bij de vaststelling van voorschriften voor de bescherming van vleeskuikens dient een evenwicht te worden gevonden tussen de verschillende aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, namelijk dierenwelzijn en diergezondheid, economische en sociale overwegingen en de gevolgen voor het milieu. (11) Bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong en Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn 9 is reeds een kader ingesteld voor officiële controles, inclusief naleving van voorschriften inzake dierenwelzijn. Verordening (EG) nr. 882/2004 bepaalt bovendien dat de lidstaten jaarlijks een verslag moeten indienen over de uitvoering van de meerjarige nationale controleplannen, met inbegrip van de resultaten van de controles en de audits. (11 bis) Het is evenwel noodzakelijk controles in te stellen voor specifieke dierenwelzijnsvoorschriften in alle onder de richtlijn vallende productiesystemen en te zorgen voor de harmonisatie van de follow-up van aan het licht gebrachte tekortkomingen en de naar aanleiding daarvan genomen handhavingsacties. (12) In verschillende lidstaten bestaan reeds vrijwillige regelingen voor de etikettering van kippenvlees dat is geproduceerd in overeenstemming met normen inzake dierenwelzijn en andere parameters. 9 PB L 165 van , blz. 1; rectificatie in PB L 191 van , blz /06 ADD 1 ier/sav/rb 5 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

6 (13) In het licht van de ervaring die met dergelijke vrijwillige etiketteringsregelingen is opgedaan, is het wenselijk dat de Commissie een verslag opstelt over de eventuele invoering van een specifieke, geharmoniseerde en verplichte etiketteringsregeling op communautair niveau voor kippenvlees en producten en bereidingen daarvan, die gebaseerd is op de naleving van de normen inzake dierenwelzijn. In dat verslag moet ook aandacht worden besteed aan de mogelijke sociaal-economische implicaties, de gevolgen voor de economische partners van de Gemeenschap en de overeenstemming van een dergelijke etiketteringsregeling met de regels van de Wereldhandelsorganisatie. (14) Met het oog op de verdere verbetering van het welzijn van vleeskuikens, inclusief de ouderdieren daarvan, met name ten aanzien van aspecten die niet onder deze richtlijn vallen, is het wenselijk dat de Commissie op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie en rekening houdend met nader onderzoek en praktijkervaring, een verslag opstelt. In dat verslag moet specifiek worden ingegaan op de invloed van genetische parameters op het ontstaan van tekortkomingen die het welzijn van vleeskuikens ondermijnen. (15) De lidstaten moeten sancties vaststellen voor inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn en moeten ervoor zorgen dat deze sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. (16) De Raad dient de lidstaten, overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven", ertoe aan te sporen om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, waarin voor zover mogelijk het verband wordt weergegeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze tabellen openbaar te maken. (17) De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden 10, 10 PB L 184 van , blz /06 ADD 1 ier/sav/rb 6 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

7 HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied 1. Deze richtlijn heeft betrekking op vleeskuikens. Zij is echter niet van toepassing op: a) pluimveebedrijven met minder dan 500 vleeskuikens; b) pluimveebedrijven met enkel vermeerderingsdieren; c) broederijen. De richtlijn is van toepassing op de opfokdieren op bedrijven met zowel vermeerderings- als opfokdieren. Het staat de lidstaten vrij strengere maatregelen te nemen op het door deze richtlijn bestreken gebied. De verantwoordelijkheid voor het welzijn van de dieren berust in eerste instantie bij de eigenaar of houder van de dieren /06 ADD 1 ier/sav/rb 7 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

8 2. Deze richtlijn is van toepassing op vleeskuikens die als biologische vleeskuikens worden geproduceerd, onverminderd de specifieke bepalingen voor deze productiemethode, bedoeld in de bijlagen I, III en VIII bij Verordening (EEG) nr. 2092/91. De leden 2 en 3 van artikel 3, bijlage II, en de punten 3, 4 en 5 van bijlage IV bij deze richtlijn zijn niet van toepassing op: a) vleeskuikens in extensieve scharrel- en vrije-uitloophouderijen als bedoeld in de punten b), c), d) en e) van bijlage IV bij Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie, en b) kuikens die als biologische kuikens worden geproduceerd. De punten 6 en 7 van bijlage I bij deze richtlijn zijn niet van toepassing op vleeskuikens in vrije-uitloophouderijen als bedoeld in de punten c), d) en e) van bijlage IV bij Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie, noch op vleeskuikens die als biologische kuikens worden geproduceerd. De lidstaten zien er evenwel op toe dat er tijdens de levensduur van kuikens die als vrijeuitloopkuikens op de markt worden gebracht, of die als biologische vleeskuikens worden geproduceerd, een passende lichtregeling wordt toegepast gedurende de periodes waarin die kuikens geen permanente toegang tot de vrije uitloop hebben /06 ADD 1 ier/sav/rb 8 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

9 Artikel 2 Definities 1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder: a) "eigenaar": elke natuurlijke of rechtspersoon die het pluimveebedrijf waar de vleeskuikens worden gehouden in eigendom heeft; a') "houder": elke natuurlijke of rechtspersoon die bij wet of bij overeenkomst permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor of belast is met de zorg voor vleeskuikens; b) "bevoegde autoriteit": de voor het verrichten van dierenwelzijngerelateerde, veterinaire en zoötechnische controles bevoegde centrale autoriteit van een lidstaat of een andere autoriteit waaraan zij deze bevoegdheid op regionaal, lokaal of een ander niveau heeft overgedragen; c) "officiële dierenarts": een dierenarts die, overeenkomstig bijlage I, sectie III, hoofdstuk IV, punt A, bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad 11, gekwalificeerd is om als zodanig op te treden en die door de bevoegde autoriteit is aangesteld; d) "vleeskuiken": een dier van de soort Gallus gallus dat voor vleesproductie wordt gehouden; e) "pluimveebedrijf": een productieplaats waar vleeskuikens worden gehouden; f) "stal": een gebouw op een pluimveebedrijf waar een koppel vleeskuikens wordt gehouden; 11 PB L 139 van , blz. 206; rectificatie in PB L 226 van , blz /06 ADD 1 ier/sav/rb 9 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

10 g) "nuttige oppervlakte": een van strooisel voorziene oppervlakte die te allen tijde voor de vleeskuikens toegankelijk is; h) "bezettingsdichtheid": het totale levende gewicht van vleeskuikens per vierkante meter nuttige oppervlakte; i) "koppel": een groep vleeskuikens die in een stal van het pluimveebedrijf zijn ondergebracht en gelijktijdig in die stal aanwezig zijn; j) "dagelijkse mortaliteit": het aantal vleeskuikens dat op dezelfde dag in een stal gestorven is, met inbegrip van de vleeskuikens die zijn gedood omdat zij ziek zijn of om andere redenen, gedeeld door het aantal vleeskuikens dat op die dag in de stal aanwezig was, vermenigvuldigd met 100; k) "gecumuleerde dagelijkse mortaliteit": de som van de dagelijkse mortaliteitscijfers; l) "instantie voor het verzamelen van gegevens": een particulier of publiek laboratorium of onderzoeksinstituut, of een nationale of regionale bevoegde instantie, door een lidstaat aangewezen voor het verzamelen en analyseren van data betreffende welzijnsindicatoren of welzijnsrisicofactoren in verband met vleeskuikens. 2. De definitie van "nuttige oppervlakte" in lid 1, punt g), met betrekking tot een niet van strooisel voorziene oppervlakte kan overeenkomstig de in artikel 11 bedoelde procedure worden aangevuld op grond van de resultaten van een wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid over de gevolgen van een niet van strooisel voorziene oppervlakte voor het welzijn van vleeskuikens /06 ADD 1 ier/sav/rb 10 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

11 Artikel 3 Voorschriften voor het houden van vleeskuikens 1. De lidstaten zien erop toe dat: a) alle stallen voldoen aan de voorschriften van bijlage I; b) de inspecties en de monitoring en follow-up bedoeld in de bijlagen III en IV door de bevoegde autoriteit worden uitgevoerd; c) de officiële dierenarts die voor de officiële controles in het slachthuis verantwoordelijk is, de voorschriften van bijlage III naleeft. 2. De lidstaten zien erop toe dat de maximale bezettingsdichtheid in een pluimveebedrijf of een stal op een bedrijf nooit hoger is dan [32 kg/m2]. 3. In afwijking van lid 2 kunnen de lidstaten bepalen dat vleeskuikens mogen worden gehouden met een hogere bezettingsdichtheid, mits de eigenaar of de houder niet alleen de voorschriften van bijlage I, maar ook de voorschriften van bijlage II naleeft. 4. De lidstaten zien erop toe dat, in het geval dat een afwijking in de zin van lid 3 wordt toegestaan, de maximale bezettingsdichtheid in een pluimveebedrijf of een stal op een bedrijf nooit hoger is dan [38 kg/m2] Voorstel van de Belgische delegatie: "4 bis: De lidstaten zien er echter, totdat lid 4 overeenkomstig artikel 12 bis van toepassing is, op toe dat, in het geval dat een afwijking in de zin van lid 3 wordt toegestaan, de maximale bezettingsdichtheid in een pluimveebedrijf of een stal op een bedrijf nooit hoger is dan [42 kg/m2]." Gezien de bezwaren van verschillende delegaties neemt het voorzitterschap dit voorstel niet aan (voorbehoud van B) /06 ADD 1 ier/sav/rb 11 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

12 5. Indien aan de criteria van bijlage VI wordt voldaan, kunnen de lidstaten toestaan dat de in artikel 3, lid 4, bedoelde maximale bezettingsdichtheid voor deze stal met ten hoogste [2] kg/m2 wordt verhoogd. Artikel 4 Opleiding en begeleiding van personen belast met de zorg voor vleeskuikens 1. De lidstaten zorgen ervoor dat houders die natuurlijke personen zijn, voldoende zijn opgeleid om hun taken uit te voeren en dat er passende cursussen beschikbaar zijn. 2. De in lid 1 bedoelde cursussen zijn toegespitst op welzijnsaspecten, en hebben met name betrekking op de in bijlage V genoemde onderwerpen. 3. De lidstaten zorgen ervoor dat er een systeem voor de controle en goedkeuring van de cursussen wordt opgezet. De houder van de vleeskuikens dient in het bezit te zijn van een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat erkend certificaat waaruit blijkt dat hij bewuste cursussen heeft gevolgd of gelijkwaardige ervaring heeft opgedaan. 4. Ervaring opgedaan vóór [1 december 2006] mag door de lidstaten worden erkend als gelijkwaardig aan het volgen van dergelijke cursussen; zij geven een certificaat af waaruit die gelijkwaardigheid blijkt. 5. De lidstaten kunnen bepalen dat de voorschriften van de leden 1 tot en met 4 ook op eigenaars van toepassing zijn /06 ADD 1 ier/sav/rb 12 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

13 6. De eigenaar of de houder verstrekt instructies en advies over de relevante voorschriften inzake dierenwelzijn, inclusief die met betrekking tot de dodingsmethoden die in de pluimveebedrijven worden toegepast, aan de personen die hij in dienst heeft of die voor hem diensten verrichten en die voor de vleeskuikens zorgen of ze vangen en laden. 7. Nadere voorschriften voor de toepassing van dit artikel kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 11 bedoelde procedure. Artikel 5 Etikettering van kippenvlees Uiterlijk op [30 Juni 2008] 13 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de eventuele invoering van een specifieke, geharmoniseerde en verplichte etiketteringsregeling voor kippenvlees en producten en bereidingen daarvan, die gebaseerd is op de naleving van de normen inzake dierenwelzijn. In dat verslag wordt aandacht besteed aan de mogelijke sociaal-economische implicaties, de gevolgen voor de economische partners van de Gemeenschap en de overeenstemming van een dergelijke etiketteringsregeling met de regels van de Wereldhandelsorganisatie. Het verslag gaat vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen die rekening houden met de genoemde overwegingen en met de ervaring die de lidstaten hebben opgedaan met vrijwillige etiketteringsregelingen. 13 Indien de richtlijn op 31 december 2006 wordt aangenomen (18 maanden later) /06 ADD 1 ier/sav/rb 13 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

14 Artikel 6 Indiening van de gegevens door de lidstaten en verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad 1. Op basis van een wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid dient de Commissie uiterlijk op [31 december 2008] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de invloed van genetische parameters op geconstateerde tekortkomingen die het welzijn van vleeskuikens ondermijnen. Dat verslag kan, indien nodig, vergezeld gaan van passende wetgevingsvoorstellen. 2. Uiterlijk op [31 december 2009] 14 dienen de lidstaten bij de Commissie een samenvatting in van de bevindingen bij een gegevensverzameling die gebaseerd is op de monitoring van een representatief monster van geslachte koppels gedurende een minimumperiode van een jaar, en die betrekking heeft op mortaliteit, voetzooldermatitis en andere relevante postmortemresultaten. In deze samenvatting wordt informatie verstrekt over de bezettingsdichtheid, rassen en/of lijnen, het gebruikte type strooisel en de leeftijd van de vogels in de slachttijd. 3. De Commissie evalueert de in lid 2 bedoelde gegevens. Op basis van deze gegevens dient zij, rekening houdend met nieuwe wetenschappelijke aanwijzingen, uiterlijk op [30 juni 2011] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de welzijnsparameters en hun invloed op het welzijn van vleeskuikens, inzonderheid biologisch gekweekte en die met vrije uitloop, rekening houdend met de verschillende productieomstandigheden en -methoden. In het verslag wordt tevens rekening gehouden met de sociaal-economische en bestuurlijke implicaties van deze richtlijn, ook in regionaal opzicht. Dit verslag gaat, indien nodig, vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen. 14 Indien de richtlijn op 31 december 2006 wordt aangenomen (3 jaar later) /06 ADD 1 ier/sav/rb 14 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

15 Artikel 6 bis Instanties voor gegevensverzameling 1. Elke lidstaat wijst in het kader van artikel 6, lid 2, een instantie voor gegevensverzameling aan, en stelt de Commissie uiterlijk op [31 juli 2007] daarvan in kennis. De instantie voor gegevensverzameling is verantwoordelijk voor de planning en organisatie van het verzamelen van de overeenkomstig artikel 6, lid 2, bij de Commissie in te dienen gegevens. De lidstaten kunnen gebruik maken van de diensten van de instantie voor gegevensverzameling van een andere lidstaat, en stellen de Commissie daarvan in kennis. 2. De lidstaten kunnen de Gemeenschap om een financiële bijdrage voor de in deze richtlijn bedoelde gegevensverzameling verzoeken, in het kader van de artikelen 16, 17 en 19 van Beschikking 90/424/EEG. Artikel 7 Inspecties 1. De bevoegde autoriteit voert niet-discriminerende inspecties uit om na te gaan of aan de voorschriften van deze verordening is voldaan. De bevoegde autoriteit gaat met name na: a) of het levend gewicht van de in de stallen van de pluimveebedrijven gehouden vleeskuikens de in artikel 3, lid 2, bepaalde maximale bezettingsdichtheid of de overeenkomstig bijlage II, punt 1, meegedeelde maximale bezettingsdichtheid niet overschrijdt; 16263/06 ADD 1 ier/sav/rb 15 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

16 b) of het aantal in de stallen gehouden vleeskuikens en de dagelijkse mortaliteit aannemelijk zijn; c) of voor pluimveebedrijven en stallen daarvan met hogere bezettingsdichtheden, behalve aan de voorschriften van bijlage I ook aan de voorschriften van bijlage II is voldaan. Deze inspecties worden uitgevoerd op een toereikend percentage van de dieren die ieder jaar binnen elke lidstaat worden gehouden, overeenkomstig de betrokken bepalingen van Verordening (EG) nr. 882/2004, en kunnen tegelijk met controles voor andere doeleinden plaatsvinden. Wanneer de inspecties aantonen dat volgens het overeenkomstig bijlage II, punt 1, meegedeelde maximum, de bezettingsdichtheid opzettelijk en/of herhaaldelijk is overschreden, zijn de sancties uit hoofde van artikel 9 van de toepassing. 2. De lidstaten leggen de Commissie elk jaar vóór 30 juni een jaarverslag voor over de in het voorgaande jaar verrichte inspecties, bedoeld in lid 1. Het verslag gaat vergezeld van een lijst van de meest relevante acties die de bevoegde autoriteiten hebben ondernomen om de belangrijkste aan het licht gebrachte welzijnsproblemen aan te pakken. Artikel 8 Gidsen voor goede praktijken De lidstaten moedigen de opstelling van gidsen voor goede praktijken aan, die aanbevelingen bevatten voor de naleving van deze richtlijn. De verspreiding en toepassing van deze gidsen wordt aangemoedigd /06 ADD 1 ier/sav/rb 16 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

17 Artikel 9 Sancties De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [1 december 2006] in kennis van die bepalingen en delen eventuele latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee. Artikel 10 Uitvoeringsbevoegdheden 1. De voor de uniforme uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 11 bedoelde procedure. Met name de nadere voorschriften voor de toepassing van het in punt A.1 van bijlage III beschreven scoresysteem met behulp van foto's, tekeningen of soortgelijke leermiddelen, alsmede de vorm van de in artikel 6, lid 2, bedoelde samenvatting, worden [uiterlijk op 31 december 2007] volgens de in artikel 11 bedoelde procedure vastgesteld. 2. De bijlagen I en II, bijlage III, punt A, en bijlage V kunnen volgens de in artikel 11 bedoelde procedure worden gewijzigd /06 ADD 1 ier/sav/rb 17 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

18 Artikel 11 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad ingesteld Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid 15 (hierna "het comité" genoemd). 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. 3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast. Artikel 12 Omzetting De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [30 juni 2008] aan deze richtlijn te voldoen. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 15 PB L 31 van , blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 178/2002 (PB L 245 van , blz. 4) /06 ADD 1 ier/sav/rb 18 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

19 Artikel 12 bis Uitgestelde toepassing van een aantal bepalingen en bijlagen 1. Het bepaalde in artikel 3, leden 4 en 5, en in de bijlagen III, IV, en VI is van toepassing met ingang van 1 januari Toepassing vindt echter niet plaats indien: - de Commissie op basis van het in artikel 6, lid 3 bedoelde verslag een voorstel tot wijziging van deze bepalingen indient, of - indien het in artikel 6, lid 3, bedoelde verslag niet voor de in artikel 6, lid 3, bedoelde datum bij de Raad is ingediend. [2. Indien de Commissie van oordeel is dat zij het verslag niet tijdig kan indienen, kan zij voor 30 juni 2011 een voorstel bij de Raad indienen om de indiening van het verslag uit te stellen tot uiterlijk 30 juni 2012, over welk voorstel de Raad bij gekwalificeerde meerderheid een besluit zal nemen. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing, in die zin dat de aldaar vermelde datum wordt vervangen door 1 januari 2013.] Bijlage V is van toepassing met ingang van 1 januari Studievoorbehoud van UK /06 ADD 1 ier/sav/rb 19 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

20 Artikel 13 Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 14 Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, op Voor de Raad, De voorzitter 16263/06 ADD 1 ier/sav/rb 20 BIJLAGE DG B I LIMITE NL

21 Bijlage I bij de BIJLAGE VOORSCHRIFTEN VOOR PLUIMVEEBEDRIJVEN Naast de toepasselijke bepalingen van andere communautaire wetgeving moet aan de volgende voorschriften worden voldaan: Drinkvoorzieningen 1. Drinkvoorzieningen moeten zodanig zijn geplaatst en onderhouden worden dat morsen tot een minimum wordt beperkt. Voedervoorzieningen 2. Het voer moet hetzij permanent beschikbaar zijn, hetzij op gezette tijden worden aangeboden; het voer mag niet vroeger dan 12 uur vóór de geplande slachttijd bij de vleeskuikens worden weggenomen. Strooisel 3. Alle vleeskuikens moeten permanent toegang hebben tot droog en los strooisel. Ventilatie en verwarming 4. De ventilatie moet voldoende zijn om oververhitting te voorkomen en, indien nodig in combinatie met verwarmingssystemen, overmatig vocht te verwijderen. Lawaai 5. Het geluidsniveau dient zo laag mogelijk te worden gehouden. Ventilators, voedermachines en andere uitrusting moeten op zodanige worden gebouwd, geplaatst, gebruikt en onderhouden dat zij zo weinig mogelijk lawaai produceren /06 ADD 1 ier/sav/rb 21 Bijlage I bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

22 Licht 6. In alle gebouwen moet de lichtintensiteit tijdens de lichtperiode op ten minste 80% van de nuttige oppervlakte ten minste [20] lux bedragen, gemeten op ooghoogte van de dieren. Een tijdelijke vermindering van het verlichtingsniveau is toegestaan wanneer dat volgens de dierenarts noodzakelijk is. 7. Binnen zeven dagen nadat de vleeskuikens in het gebouw zijn geplaatst tot drie dagen vóór de geplande slachttijd moet de verlichting een 24-uurschema volgen en donkerperiodes omvatten die in totaal ten minste zes uur duren, met ten minste één ononderbroken donkerperiode van ten minste vier uur, periodes met gedimd licht niet inbegrepen. Inspectie 8. Alle vleeskuikens die in het pluimveebedrijf worden gehouden, moeten ten minste tweemaal per dag worden geïnspecteerd. Er moet in het bijzonder worden gelet op tekenen die duiden op een verlaagd niveau van dierwelzijn en/of diergezondheid. 9. Vleeskuikens die zwaargewond zijn of duidelijk blijk geven van een gezondheidsstoornis, bijvoorbeeld doordat ze moeilijk lopen, aan een ernstige vorm van ascites lijden of zwaar misvormd zijn en daar waarschijnlijk onder lijden, moeten een passende behandeling krijgen of onmiddellijk worden gedood. Telkens als dat nodig is, moet contact worden opgenomen met een dierenarts. Reiniging 10. Delen van gebouwen, uitrusting of gereedschap die met de vleeskuikens in contact komen, moeten na elke definitieve ontruiming grondig worden gereinigd en ontsmet voordat nieuwe dieren in de stal worden binnengebracht. Na de definitieve ontruiming van een stal moet al het strooisel worden verwijderd en moet er vers strooisel worden aangebracht /06 ADD 1 ier/sav/rb 22 Bijlage I bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

23 Registratie 11. De eigenaar of houder registreert voor elke stal van een pluimveebedrijf de volgende gegevens: a) het aantal binnengebrachte vleeskuikens; b) de nuttige oppervlakte; c) de kruising of het ras van de vleeskuikens, indien bekend; d) de dagelijkse mortaliteit met een indicatie van de oorzaken, indien bekend, alsmede een uitsplitsing van de mortaliteit naar aantal dood aangetroffen en aantal gedode vleeskuikens; e) de dagelijkse temperatuur in de stallen; f) het resterende aantal vleeskuikens in het koppel nadat er vleeskuikens uit zijn verwijderd voor verkoop of slacht; g) de in bijlage III, punt 4, bedoelde monitoringresultaten betreffende eerdere koppels. Deze gegevens moeten gedurende ten minste twee jaar worden bijgehouden en bij een inspectie of op verzoek ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteit /06 ADD 1 ier/sav/rb 23 Bijlage I bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

24 Chirurgische ingrepen 12. Chirurgische ingrepen voor andere dan therapeutische of diagnosedoeleinden, die leiden tot beschadiging of verlies van een gevoelig deel van het lichaam of tot wijziging van het beendergestel, zijn verboden. De lidstaten kunnen het inkorten van snavels toelaten, wanneer alle andere maatregelen ter voorkoming van verenpikken en kannibalisme reeds vruchteloos zijn toegepast. In dat geval mag het inkorten alleen na raadpleging en advies van een dierenarts worden uitgevoerd; de ingreep moet door gekwalificeerd personeel worden verricht bij vleeskuikens jonger dan tien dagen. Voorts kunnen lidstaten castratie van vleeskuikens toestaan. Castratie mag uitsluitend onder toezicht van een dierenarts worden uitgevoerd door personeel dat een specifieke opleiding heeft gekregen /06 ADD 1 ier/sav/rb 24 Bijlage I bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

25 Bijlage II bij de BIJLAGE VOORSCHRIFTEN VOOR HET AANHOUDEN VAN EEN HOGERE BEZETTINGSDICHTHEID Kennisgeving en documentatie De volgende voorschriften zijn van toepassing: 1. De eigenaar of houder stelt de bevoegde autoriteit in kennis van zijn voornemen om een bezettingsdichtheid van meer dan [32] kg levend gewicht aan te houden. Hij geeft het precieze cijfer aan en stelt de bevoegde autoriteit ten minste vijftien dagen voordat het koppel in de stal wordt geplaatst op de hoogte van wijzigingen van de bezettingsdichtheid. Deze kennisgeving gaat vergezeld van een samenvatting van de informatie in de krachtens punt 2 vereiste documentatie. 2. De eigenaar of houder moet in de stal een verzameling documenten aanleggen en beschikbaar houden waarin de productiesystemen in detail zijn beschreven. Hierin moet met name informatie zijn opgenomen over de technische details van de stal en de uitrusting ervan, zoals: i) een plattegrond van de stal met inbegrip van de afmetingen van de door de vleeskuikens ingenomen oppervlakten; 16263/06 ADD 1 ier/sav/rb 25 Bijlage II bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

26 ii) het ventilatiesysteem en, indien van toepassing, het koel- en het verwarmingssysteem en de locatie van deze systemen, het ventilatieschema met de beoogde parameters inzake luchtkwaliteit zoals luchtstroming, luchtsnelheid en temperatuur; iii) de voeder- en watervoorziening en de locatie ervan; iv) de alarm- en reservesystemen die in werking treden in geval van een storing van de automatische of mechanische apparatuur die noodzakelijk is voor de gezondheid en het welzijn van de dieren; v) het vloertype en het normaliter gebruikte strooisel. De documentatie wordt op verzoek ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit en wordt up-to-date gehouden. Met name de technische inspecties van het ventilatiesysteem en het alarmsysteem worden geregistreerd. De eigenaar of houder brengt de bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van eventuele wijzigingen van de beschreven stal, uitrusting of procedures die van invloed kunnen zijn op het welzijn van de dieren /06 ADD 1 ier/sav/rb 26 Bijlage II bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

27 Voorschriften voor de pluimveebedrijven - controle van omgevingsparameters 3. De eigenaar of houder garandeert dat elke stal van een pluimveebedrijf is uitgerust met een ventilatiesysteem en, indien nodig, met koel- en verwarmingssystemen, die zodanig zijn ontworpen en gebouwd en op zodanige wijze functioneren dat a) de concentratie van ammoniak (NH 3 ) niet hoger is dan [20] ppm en de concentratie van kooldioxide (CO 2 ) niet hoger is dan [3000] ppm, gemeten ter hoogte van de kop van de vleeskuikens; b) de binnentemperatuur de buitentemperatuur met niet meer dan 3 C overschrijdt wanneer het buiten in de schaduw warmer is dan 30 C; c) de gemiddelde relatieve vochtigheidsgraad in de stal over een periode van 48 uur niet hoger is dan 70% bij een buitentemperatuur van minder dan 10 o C /06 ADD 1 ier/sav/rb 27 Bijlage II bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

28 Bijlage III bij de BIJLAGE MONITORING EN FOLLOW-UP IN HET SLACHTHUIS (bedoeld in artikel 3, lid 1 17 ) A. MONITORING en gegevensverzameling 1. Voetzooldermatitis Elk koppel vleeskuikens wordt onder toezicht van de officiële dierenarts onderzocht op de aanwezigheid van voetzooldermatitis. Dit onderzoek omvat van ieder koppel ten minste 100 poten van verschillende kuikens, of één poot van alle kuikens indien het koppel kleiner is dan 100. Elke poot wordt op basis van het visuele voorkomen in een van de volgende drie groepen ondergebracht overeenkomstig de onderstaande tabel: Groep Omschrijving Letsels 18 0 geen verwondingen geen aan de voetzool 1 lichte verwondingen oppervlakkig aan de voetzool 2 zware verwondingen aan de voetzool diep 2. Mortaliteit 2.1. De documentatie bij het koppel bevat gegevens over de dagelijkse mortaliteit en de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit, door de eigenaar of houder berekend overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt k), alsmede de gegevens ter staving en informatie over de kruising of het ras van de vleeskuikens Bijlage III is van toepassing op alle pluimveebedrijven die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. De gedetailleerde omschrijving van de letsels wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 10, met behulp van foto's, tekeningen of soortgelijke leermiddelen /06 ADD 1 ier/sav/rb 28 Bijlage III bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

29 2.2. Deze gegevens, alsmede het aantal vleeskuikens dat dood aankomt, worden onder toezicht van de officiële dierenarts geregistreerd met vermelding van het pluimveebedrijf en de stal van het pluimveebedrijf. De aannemelijkheid van de gegevens en van de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit wordt geverifieerd, rekening houdend met het aantal geslachte vleeskuikens en met het aantal vleeskuikens dat dood aankomt bij het slachthuis. 3. Postmortemkeuring In het kader van de controles die op grond van Verordening nr. 854/2004 worden uitgevoerd, beoordeelt de officiële dierenarts de resultaten van de postmortemkeuring om andere mogelijke indicaties van slechte welzijnsomstandigheden in het pluimveebedrijf of de stal van het pluimveebedrijf van oorsprong op te sporen, zoals abnormale niveaus van contactdermatitis (borstblaren, brandhakken), parasitisme (Coccidiosis, wormen), systemische ziektes (ascites, pericarditis, septikemie, luchtzakontsteking, arthritis of osteomyelitis). 4. Mededeling van de resultaten Uiterlijk zeven werkdagen na de dag van slachting deelt de officiële dierenarts de resultaten van de overeenkomstig de punten 1 tot en met 3 uitgevoerde monitoring mee aan de eigenaar of houder van het pluimveebedrijf en, in geval van een tekortkoming of ernstige tekortkoming, als bedoeld in bijlage IV, punt 1, onder b) en c), aan de bevoegde autoriteit. De officiële dierenarts deelt ook mee hoeveel kuikens er bij aankomst in het slachthuis gestorven waren /06 ADD 1 ier/sav/rb 29 Bijlage III bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

30 B. WELZIJNSSCORE Indeling op grond van voetzooldermatitis Het aantal poten van groep 0 wordt niet meegenomen in de score. Het aantal poten van groep 1 wordt vermenigvuldigd met 0,5, het aantal poten van groep 2 wordt vermenigvuldigd met 2 en deze scores worden bij elkaar opgeteld. Het totaal wordt gedeeld door de steekproefgrootte en vermenigvuldigd met 100. Er wordt een cijfer gegeven op basis van de onderstaande tabel: Cijfer Voetzoolscore 0 0 tot [50] 20 1 hoger dan [50 tot en met 80] 2 hoger dan [80] 2. Indeling op grond van mortaliteit 2.1 Mortaliteitsdrempel "mortaliteitsdrempel": [1,5%+ 0,12%] 21, vermenigvuldigd met de slachtleeftijd van de dieren uitgedrukt in dagen Welzijnsindicatoren kunnen worden aangevuld in het licht van het in artikel 6, lid 3, bedoelde verslag. Cijfers tussen vierkante haken kunnen worden gewijzigd in het licht van het in artikel 6, lid 3, bedoelde verslag. De formule kan worden gewijzigd in het licht van het in artikel 6, lid 3, bedoelde verslag /06 ADD 1 ier/sav/rb 30 Bijlage III bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

31 2.2. Mortaliteitscijfer Het bedoelde mortaliteitscijfer voor een koppel wordt gebaseerd op de in punt 2.1 bedoelde mortaliteitsdrempel (MRT) door de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit voor elk koppel, berekend overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt k), te waarderen: Indien de officiële dierenarts van het slachthuis geen mortaliteitsgegevens voor het koppel heeft ontvangen, wordt het mortaliteitscijfer voor dat koppel vastgesteld op 2. Cijfer Gecumuleerde dagelijkse mortaliteit 0 tot en met de MRT 1 boven de MRT tot en met de MRT plus 2 2 boven de MRT plus /06 ADD 1 ier/sav/rb 31 Bijlage III bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

32 Bijlage IV bij de BIJLAGE FOLLOW-UP VAN TEKORTKOMINGEN IN HET PLUIMVEEBEDRIJF 1. Definities a) "welzijnscijfer": het welzijnscijfer van een koppel is gelijk aan het hoogste cijfer van de twee individuele cijfers voor voetzooldermatitis en mortaliteit. Wanneer een koppel wordt geslacht in zendingen van meer dan één leeftijd, wordt het cijfer voor voetzooldermatitis en mortaliteit van elke zending in aanmerking genomen; b) er is sprake van een "tekortkoming" indien het overeenkomstig bijlage III bij het slachthuis geregistreerde welzijnscijfer van een koppel gelijk is aan 1; c) er is sprake van een "ernstige tekortkoming" indien het overeenkomstig bijlage III bij het slachthuis geregistreerde welzijnscijfer van een koppel gelijk is aan Actieplan 2.1. De lidstaten zorgen ervoor dat, na de mededeling van de resultaten overeenkomstig bijlage III, punt A.4, de eigenaar of houder binnen vijftien werkdagen de bevoegde autoriteit een actieplan voorlegt voor een stal wanneer: a) voor die stal een ernstige tekortkoming is gemeld, of b) voor die stal een tekortkoming is gemeld in twee achtereenvolgende koppels /06 ADD 1 ier/sav/rb 32 Bijlage IV bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

33 De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de eigenaar of houder binnen dezelfde termijn de bevoegde autoriteiten meedeelt dat hij de enige factor die de tekortkoming of ernstige tekortkoming veroorzaakt, onomstotelijk geïdentificeerd en reeds geëlimineerd heeft, er geen actieplan hoeft te worden voorgelegd. De twee daaropvolgende koppels in de stal worden evenwel gemonitord overeenkomstig punt 2.3 en indien nodig neemt de bevoegde autoriteit maatregelen overeenkomstig punt 3 van deze bijlage In het actieplan stelt de eigenaar of houder, na advies van de dierenarts van het bedrijf of een andere deskundige ter zake, de factoren vast die waarschijnlijk tot de gemelde tekortkomingen hebben bijgedragen, en bepaalt hij voor elke geïdentificeerde factor welke maatregelen moeten worden genomen om deze te elimineren en herhaling te voorkomen. Deze maatregelen kunnen veranderingen in de uitrusting, het management, de personeelsbezetting, de verzorging en de behandeling van de dieren en verdere monitoringmaatregelen vereisen Het actieplan is van toepassing vanaf het tweede koppel dat in de stal wordt geplaatst na het koppel waarbij de laatste al dan niet ernstige tekortkoming was geconstateerd. In uitzonderlijke gevallen echter kan de bevoegde autoriteit, indien de eigenaar of houder met documenten afdoende en duidelijk heeft aangetoond dat het actieplan niet op het tweede koppel kan worden toegepast, verder uitstel toestaan. Dit is echter alleen mogelijk indien er voorlopige maatregelen zijn genomen om het welzijn van de dieren ondertussen te garanderen. Wanneer een actieplan door de eigenaar of de houder voorgelegd en toegepast is of indien de eigenaar of de houder de enige oorzakelijke factor heeft meegedeeld, monitort de bevoegde autoriteit de resultaten uit het slachthuis betreffende de eerste twee daaropvolgende koppels van de stal, teneinde maatregelen overeenkomstig punt 3 van deze bijlage te treffen. Wanneer in een van de twee gemonitorde koppels geen of slechts één tekortkoming is vastgesteld, worden geen verdere maatregelen genomen totdat de bevoegde autoriteit een nieuwe mededeling van de monitoringresultaten overeenkomstig punt 2.1 van deze bijlage heeft ontvangen /06 ADD 1 ier/sav/rb 33 Bijlage IV bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

34 3. Verlaging van de bezettingsdichtheid De lidstaten zorgen ervoor dat een maximale bezettingsdichtheid van meer dan [32] kg/m 2, die overeenkomstig bijlage II, punt 1, is meegedeeld, onmiddellijk met [2] kg/m 2 wordt verlaagd: a) indien het actieplan niet tijdig is ingediend, of b) indien een ernstige tekortkoming is gemeld in het eerste of tweede overeenkomstig punt 2.3 gemonitorde koppel, of c) indien vervolgens een tekortkoming is gemeld in beide overeenkomstig punt 2.3 gemonitorde koppels. De verlaging van de maximale bezettingsdichtheid geldt voor het tweede koppel dat in de stal wordt geplaatst na het koppel waarbij de laatste al dan niet ernstige tekortkoming was geïdentificeerd, en blijft van kracht totdat de monitoringresultaten geen tekortkomingen melden in ten minste twee opeenvolgende gecontroleerde koppels. Het resultaat van de totale verlaging ligt niet onder [32] kg/m /06 ADD 1 ier/sav/rb 34 Bijlage IV bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

35 4. Verdere verlaging van de bezettingsdichtheid De lidstaten zorgen ervoor dat een maximale bezettingsdichtheid van meer dan [32] kg/m 2 onmiddellijk met nogmaals 2 kg/m 2 wordt verlaagd: a) indien een ernstige tekortkoming is gemeld in een koppel van een stal waarvoor een verlaging van de bezettingsdichtheid geldt; of b) indien een tekortkoming is gemeld in twee opeenvolgende koppels van een stal waarvoor een verlaging van de bezettingsdichtheid geldt. De verlaging van de maximale bezettingsdichtheid geldt voor het tweede koppel dat in de stal wordt geplaatst na het koppel waarbij de laatste al dan niet ernstige tekortkoming was geïdentificeerd, en blijft van kracht totdat de monitoringresultaten geen tekortkomingen melden in ten minste [twee] opeenvolgende gecontroleerde koppels. 5. Verhoging van de bezettingsdichtheid De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer uit de monitoringresultaten geen tekortkomingen blijken in ten minste twee opeenvolgende gecontroleerde koppels van een stal waarvoor een verlaging van de bezettingsdichtheid geldt, de maximale bezettingsdichtheid voor die stal opnieuw in één stap en onmiddellijk op het cijfer wordt gebracht dat overeenkomstig bijlage II, punt 1, is meegedeeld /06 ADD 1 ier/sav/rb 35 Bijlage IV bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

36 6. Buitengewone omstandigheden De bevoegde autoriteit kan beslissen dat er geen actieplan hoeft te worden voorgelegd of dat de bezettingsdichtheid niet hoeft te worden verlaagd indien de eigenaar of houder afdoende heeft aangetoond dat de tekortkoming of ernstige tekortkoming veroorzaakt is door een uitzonderlijke en onvoorspelbare situatie of dat het om een geval van overmacht gaat. De eigenaar of houder toont aan dat de betrokken personen, zoals de exploitant van de broederij of de voederleverancier, van de tekortkoming of ernstige tekortkoming op de hoogte zijn gebracht, om te voorkomen dat de situatie zich herhaalt. 7. Acuut lijden De bepalingen van deze bijlage doen geen afbreuk aan de sancties in verband met acuut lijden van de dieren die in de nationale regelgeving zijn vastgesteld /06 ADD 1 ier/sav/rb 36 Bijlage IV bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

37 Bijlage V bij de BIJLAGE OPLEIDING De cursussen bedoeld in artikel 4, lid 2, moeten ten minste betrekking hebben op de communautaire wetgeving inzake de bescherming van vleeskuikens en met name op de volgende aspecten: a) de bijlagen I en II; b) de fysiologie, met name de drink- en voederbehoeften, diergedrag en het begrip stress; c) de praktische aspecten van de zorgzame omgang met vleeskuikens, en van het vangen, laden en transporteren; d) eerste hulp voor vleeskuikens, noodslachten en doden; e) preventieve maatregelen op het gebied van de bioveiligheid /06 ADD 1 ier/sav/rb 37 Bijlage V bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL

38 Bijlage VI bij de BIJLAGE CRITERIA VOOR HET AANHOUDEN VAN EEN HOGERE BEZETTINGSDICHTHEID (bedoeld in artikel 3, lid 5) a) uit de monitoringresultaten blijken geen tekortkomingen in ten minste [zeven] 1 opeenvolgende gecontroleerde koppels van een stal en b) de eigenaar of houder van het pluimveebedrijf gebruikt gidsen voor goede praktijken als bedoeld in artikel 8, en c) de mortaliteitsdrempel ligt onder [1% + 0,06%], vermenigvuldigd met de slachtleeftijd van de dieren uitgedrukt in dagen] 2, en d) de voetzoolscore is lager dan [40], 1 2 Ongeveer een jaar productie. Alle cijfers tussen vierkante haken kunnen worden gewijzigd en/of aangevuld in het licht van het in artikel 6, lid 3, bedoelde verslag /06 ADD 1 ier/sav/rb 38 Bijlage VI bij de BIJLAGE DG B I LIMITE NL