Overzicht Frequently Asked Questions normcommissie Brandmeldsystemen versie 3 januari 2006

Transcriptie

1 Overzicht Frequently Asked Questions normcommissie Brandmeldsystemen versie 3 januari 2006 Vraag 01 - Halonblusinstallatie Moet ik tijdens brand de luchtkleppen sluiten en ventilatoren uitschakelen van mijn schakelruimte wanneer ik de halonblusinstallatie vervang door snelle branddetectie? Antwoord 01 De betreffende luchtkleppen waren aanwezig om te voorkomen dat Halon kon ontsnappen en daardoor het bluseffect negatief beïnvloedde. Ze zijn dus nu niet meer noodzakelijk, mits de betreffende ruimten geen brandcompartimenten zijn. Als het wel brandcompartimenten betreft dan moeten de luchtkleppen als brandklep zijn uitgevoerd. Vraag 02 - NEN 2575 activering toonsignaal Moet het slow-whoop toonsignaal na activeren meteen waarneembaar (500 Hz) zijn zoals in de tekst beschreven of is er een reactietijd van 0.5 sec (7.2.1 en figuur 5 van NEN 2575:2004)? Antwoord 02 U moet zich aan de tekst houden. Reden hiervoor is dat men anders 0.5 sec reactietijd in de toegestane vertraging na een activering verliest. Vraag 03 - Handbrandmelders Hoeveel handbrandmelders moet ik toepassen? Waar moet ik deze plaatsen? Antwoord 03 Zie hiervoor van NEN 2535 Vraag 03a - Handbrandmelders Heeft het zin om handbrandmelders toe te passen als extra signalering naast rookmelders in een nietzelfredzame gezondheidsfunctie? Antwoord 03a Ja, dit heeft wel degelijk zin en wordt dan ook vaak geëist, ook bij een niet zelfredzame gezondheidszorgfunctie. Hiervoor zijn een aantal redenen aan te geven: Er is altijd personeel aanwezig die een handbrandmelders kan activeren Soms wordt een brand door personen eerder ontdekt dan door de automatische melders. Met de handbrandmelder kan direct alarm worden geslagen, waarmee de interne en externe (brandweer) brandbestrijding in gang worden gezet. Wegens werkzaamheden worden automatische brandmelders soms tijdelijk uitgeschakeld. De handbrandmelders blijven in werking en bieden de mogelijkheid met de hand een brandmelding te geven. Bij een vertraagde doormelding naar de brandweer kan men de vertraging overbruggen door een handbrandmelder te activeren. Handbrandmelders melden altijd direct door naar de brandweer. Extra aandacht moet worden besteed aan de projectie in overleg met de bevoegde autoriteit. Vraag 04 - Kabels in het zand Mag ik de signaalkabels van mijn melders naar de centrale los in het zand van de kruipruimte leggen? Antwoord 04 Conform NEN 1010 is het, als er geen gevaar is voor mechanische beschadiging, toegestaan om de kabels in de het zand te leggen. Maar de betreffende bekabeling moet eveneens voldoen aan NEN 2535 A1, art dus in een buis/kabelgoot/ladderbaan. Los in het zand is dus niet toegestaan. Echter wanneer de kabels zich onder het zand bevinden kan men spreken van kabels in de grond, er moet dan voldoende diepte worden genomen om eventueel benodigde functiebehoud te realiseren. Bovendien moet er dan kabel worden gebruikt die geschikt is voor grondverlegging. Vraag 05 - Aanbrenghoogte handbrandmelders Waarom is de minimale aanbrenghoogte van handbrandmelders 1.20 meter? 1

2 Antwoord 05 De vereiste hoogte voor handbrandmelders (tussen 1.2 en 1.5 m) dateert van voor 1986 en weerspiegelt de inzichten uit die tijd. Motivatie achter de gestelde maten was dat handbrandmelders van afstand herkenbaar moeten zijn. Sinds die tijd zijn er echter op het gebied van toegankelijkheid voor minder validen richtlijnen beschikbaar gekomen waarin een hoogte tussen 0.9 en 1.2 m wordt aangeraden. Dit wordt voorgelegd aan de werkgroep die zich bezig houdt met de herziening van NEN Vraag 06 - Energievoorziening Binnen hoeveel tijd moet een storing aan de energievoorziening van mijn branddetectieapparatuur verholpen zijn? Antwoord 06 In NEN 2535 en de NEN wordt gesproken over energievoorziening. Daaronder wordt verstaan het voedingsdeel van de brandmeldcentrale. Duidelijk wordt niet bedoeld de stroomleverantie aan de brandmeldcentrale. In NEN staat aangegeven dat binnen 24 uur met het oplossen van de storing moet zijn begonnen. Hiervoor moet een onderhoudscontract worden afgesloten met het branddectiebedrijf. Een model onderhoudsovereenkomst is in NEN opgenomen. De norm biedt de mogelijkheid om in het onderhoudscontract vast te leggen dat een storing aan de voeding van de brandmeldcentrale binnen 6, 12 of 24 uur moet zijn opgelost. Als van deze optie gebruik wordt gemaakt kan de noodstroomtijd navenant minder worden. Standaard geldt een noodstroomtijd van 72 uur. Vraag 07 NEN 2575 functiebehoud Waar vindt ik nadere regels over functiebehoud? Antwoord van NEN 2575 :2004 verwijst voor functiebehoud naar NPR 2576 Vraag 08 - NEN 2575, versterkers 12.2 van NEN 2575 Versterkers vermeldt dat deze versterkers in het algemeen moeten worden uitgevoerd conform NEN-EN-IEC Hoe moet deze zin worden geïnterpreteerd? Antwoord 08 De versterker van een ontruimingsinstallatie type A moet voldoen aan NEN-EN-IEC (zie ook het gestelde in de laatste alinea van artikel 5.2.3) Vraag 08a - NEN 2575, keuringseisen NEN 2575 stelt eisen aan componenten door te verwijzen naar andere normen, zoals bijvoorbeeld de 10268/60268-reeks. Moeten deze producten worden gekeurd door een onafhankelijke keuringsinstantie of is een eigen verklaring van de leverancier voldoende en waar moet deze dan uit bestaan? Antwoord 08a Voor ontruimingsinstallaties volgens NEN 2575 is nog geen keuringsinstantie voor complete systemen aangesteld en zijn bovendien de keuringseisen nog niet gedefinieerd. In de praktijk wordt momenteel volstaan met een eigen verklaring van de producent of leverancier dat het complete systemen voldoet aan NEN 2575, conform bijlage B van NEN 2575:2004. Voor enkele onderdelen wordt verwezen naar diverse normen waar deze onderdelen aan moeten voldoen. Het is de verantwoordelijkheid van de producent / leverancier dat de betreffende onderdelen inderdaad voldoen aan deze normen; dit kan door onafhankelijke keuringsinstituten worden beoordeeld. Vraag 09 Ringleiding in NPR 2576 Bij de toepassing van een ringnetwerk 6.1 van NPR 2576 moet de kabelweg door gescheiden ruimten lopen. Onze vraag: wat zijn de voorwaarden aan deze gescheiden ruimten? Antwoord 09 Als het gaat om hetzelfde brandcompartiment, dan mogen ruimten gescheiden zijn door een simpele wand. Als het gaat om verschillende ruimten, dan worden brandwerend gescheiden ruimten bedoeld, 2

3 zoals weergegeven in figuur 26 van NPR Dit betreft dan een gespecificeerde tijd, bijvoorbeeld 30 of 60 minuten, volgens NEN Vraag 10 Gemachtigde bij onderhoud. Stel dat fabrikant X de installatie heeft geleverd, mag dan het jaarlijks onderhoud volgens NEN worden uitgevoerd door een erkend branddetectiebedrijf Y, ook al heeft Y de installatie niet geleverd en/of geïnstalleerd? Wat zijn de voorwaarden hiervoor? Antwoord 10 NEN geeft slechts aan wat er in het kader van onderhoud moet gebeuren en hoe dat moet worden uitgevoerd. De norm zegt niets over wie dat mag doen. Belangrijk is dat er garanties zijn m.b.t. specifieke, fabrikaatgerichte vakkennis, levering van specifieke onderdelen omdat een storing binnen een bepaalde tijd moet zijn verholpen e.d.(zie ook het gestelde bij 3 e alinea van artikel 5.2)Dat is wel vastgelegd in de certificeringsregeling brandmeldinstallaties 2002, welke naar verwachting in 2006 vervangen zal worden door een nieuwe versie. Hierin is vastgelegd dat men over specifieke kennis moet beschikken die op het fabrikaat gericht is. Daarmee is binnen het certificaat het plegen van onderhoud aan een willekeurig fabrikaat niet mogelijk. Vraag 11 - Draadloze systemen Mag ik volgens NEN 2535 draadloze systemen toepassen? Antwoord 11 In NEN 2535:1996 / A1:2000 wordt slechts gesproken over een fysieke verbinding en worden nadere specificaties gegeven over te gebruiken kabels en wijze van montage. Ondertussen is er een nieuwe Europese norm in ontwikkeling die producteisen geeft voor componenten die gebruik maken van draadloze transmissie. De NEN 2535 wordt momenteel herzien en zal ook daarop worden aangepast. De verwachting is dat het concept NEN 2535: 2006 in de loop van 2006 gepubliceerd gaat worden voor commentaar. In de tussenliggende periode geven sommige gemeenten (brandweer) toestemming om een dergelijke oplossing onder strikte voorwaarden toe te passen. Hierbij moet kwaliteit gegarandeerd zijn op het niveau van de toekomstige Europese norm. Vraag 12 - Combineren handmelders in een lus Moeten handmelders van een gecertificeerde BMC met een separate lus op de BMC aangesloten worden of mogen deze, b.v. voor de begane grond en verdieping samen op de BMC in een lus aangesloten zitten? Antwoord 12 In de eerste plaats is van belang of de begane grond en eerste verdieping aparte zones zijn. Is het één zone, wat niet waarschijnlijk is, dan mogen ze in één lus gecombineerd worden. Verder is van belang wat voor soort lus er gebruikt wordt Is het een zogenaamde steekleiding (ster) dan moeten de begane grond en eerste verdieping ieder in een aparte lus worden opgenomen, er van uitgaande dat het twee aparte zones zijn. Is het een zogenaamde loop waarbij het begin en het einde van de lus bij de centrale samenkomen en de begane grond en eerste verdieping door zogenaamde isolators van elkaar gescheiden zijn, dan kunnen ze beiden in deze loop worden opgenomen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de randvoorwaarden die artikel 7.6 hieraan stellen. In de lus kunnen bijvoorbeeld ook automatische melders worden opgenomen. Vraag 13 Rookmelders in woningen, NEN 2555 Moet ik in een woning mijn rookmelders koppelen? Antwoord 13 Nee, dit is volgens het Bouwbesluit niet verplicht. Wel beschrijft NEN 2555 de mogelijkheid om koppelbare rookmelders toe te passen. Overigens stelt de normcommissie zich op het standpunt dat alarmering door één rookmelder hoorbaar moet zijn in de gehele woning, dit kan in sommige gevallen betekenen dat koppeling gewenst is. In een volgende aanpassing van NEN 2555 zal dit onderwerp worden behandeld. Vraag 14 - Max aantal personen verblijfsruimte NEN

4 Wordt er in NEN 2575 in bijlage D in het stromingsdiagram D.2.a gesproken over meerdere verblijfsruimten waar gezamenlijk meer dan 1000 personen kunnen verblijven of over meerdere verblijfsruimten waar per verblijfsruimte meer dan 1000 personen aanwezig kunnen zijn? Antwoord 14 Er wordt hier gesproken over meer dan 1000 personen in totaal, dus meerdere verblijfsruimten waar gezamenlijk meer dan 1000 personen kunnen verblijven. Vraag 15 - Bewaking meterkast Moet een meterkast worden voorzien van volledige bewaking? Antwoord 15 Dit punt staat niet duidelijk in de huidige NEN 2535 omschreven. Op dit moment wordt gewerkt aan een herziening van NEN Hangende de nieuwe versie stelt de commissie zich op het volgende standpunt: Men zou kunnen overwegen om in het PvE ruimten met een schakel- en verdeelinrichting worden uit te zonderen van de verplichting tot het plaatsen van automatische melders als aan alle drie de volgende voorwaarden is voldaan: - De ruimte is kleiner dan 2 m 2 ; - Er vindt geen opslag plaats in de ruimte; - De schakel- en verdeelinrichting is niet de hoofdschakel- en verdeelinrichting van het pand. Vraag 16 - Draadloos Voor het optimaliseren van mobiliteit worden veelal draadloos (LAN) met daaroverheen draadloze IP telefoontoestellen (VoWLAN) geplaatst. Daarnaast kan dit systeem worden uitgebreid met berichtenserver. Het is dan mogelijk om vanuit technische installaties VOS, PZI, brandmeldcentrales via de berichtenserver berichten te sturen naar de draadloze LAN toestellen. Kan een dergelijk systeem volgens NEN 2575 gecertificeerd worden? Antwoord 16 NEN 2575 is bedoeld voor ontruimingsalarminstallaties, eventueel gecombineerd met een brandmeldinstallatie volgens NEN De hier geschetste functionaliteit is vergelijkbaar met die welke met een PZI-systeem wordt bereikt. Het waarschuwen en informeren van personen die ingeval van een calamiteit (brand) afgesproken acties moeten ondernemen. Men dient dan ook aan dezelfde eisen te voldoen als die welke voor PZI in de norm zijn vastgelegd. Vraag 17 - Meerdere eigenaars Wij gaan een bestaand gebouw uitbreiden met een entreehal. Het bestaand gebouw heeft een andere eigenaar dan de uitbreiding. Het bestaande gebouw heeft al een gecertificeerde brandmeldinstallatie. Mag ik de entreehal aansluiten op de bestaande brandmeldcentrale? Antwoord 17 Nee, dat mag niet, omdat anders de certificering van de brandmeldinstallatie in gevaar komt. De bestaande installatie moet volgens de certificeringsprocedures worden uitgebreid of er moeten gescheiden installaties worden aangelegd. Vraag 18 - Gebouwbeheerssysteem Mag mijn gebouwbeheerssysteem ook dienen als brandmeldcentrale? Antwoord 18 Brandmeldinstallaties moeten voldoen aan de norm NEN 2535:1996 / A1:2002 en de daar onderliggende productnormen EN van NEN 2535 stelt dat een netwerk voor een brandmeldinstallatie autonoom moet zijn uitgevoerd en dat wil zeggen dat het betreffende netwerk alleen voor de brandmeldinstallatie is gereserveerd. Dat betekent dat in principe elk systeem als brandmeldsysteem kan worden toegepast, mits 1. Het netwerk niet tevens ook voor andere doeleinden dan brandmelding wordt gebruikt en fysiek gescheiden is van andere netwerken, welke gebruikt worden voor andere toepassingen. 2. Alle componenten goedgekeurd zijn volgens de relevante delen van NEN-EN De compatibiliteit tussen de toegepaste automatische brandmelders, handbrandmelders en alarmgevers en centrale apparatuur verzekerd is en aangetoond kan worden. 4. Op alle overige punten geheel voldoet aan NEN 2535:1996 incl A1:2002 4

5 In de Europese normen komt autonomie niet aan de orde. Vraag 19 Aansturing kleefmagneten In mijn brandmeldinstallatie worden door één rookmeldergroep kleefmagneten aangestuurd. Moet ik, gezien bijlage C punt 9 van NEN 2535 bij een bewuste uitschakeling van een meldergroep de kleefmagneten aansturen? Mijn centrale voldoet aan NEN-EN 54-2 en NEN-EN 54-4 en kan dit niet. Antwoord 19 Ja, de kleefmagneten moeten worden aangestuurd in geval van een storing of uitschakeling van de betreffende meldergroep Vraag 20 - Stamkabel Mag ik meerdere groepen ontruimingssignaalgevers voeden via een meeraderige "stamkabel"? Omdat er volgens van NEN 2575 bij storing maximaal 25 signaalgevers mogen uitvallen is bovendien de vraag of de transmissieweg van een groep overeenkomt met het betreffende aderpaar, of dat de gehele kabel gezien moet worden als transmissieweg. Antwoord 20 Een stamkabel mag worden toegepast. Het aderpaar kan worden gezien als transmissieweg mits voor iedere groep een apart aderpaar wordt toegepast. Dit heeft uiteraard wel consequenties voor de eis m.b.t. functiebehoud bij brand. Let er wel op dat lassen in transmissiewegen zoveel mogelijk dient te worden vermeden en dat er toestemming van de bevoegde autoriteit noodzakelijk is. Vraag 21 Prestatie-eis ongewenste meldingen Mag ik uit communicatief oogpunt het aantal ongewenste meldingen (kleiner dan 1) naar boven afronden op 1? Antwoord 21 De commissie heeft hier geen bezwaren tegen. Vraag 22 - Prestatie-eis ongewenste meldingen In de praktijk wordt de systeembeschikbaarheid vaak niet behaald, doordat ook onderhoud en testmeldingen moeten worden meegerekend. Antwoord 22 Bijlage H van NEN 2575 beschrijft een berekeningswijze waarbij uitgeschakelde delen van het systeem niet meer voor 100% meetellen voor de beschikbaarheid maar slechts naar rato. Deze nieuwe manier mag naar de mening van de commissie ook worden toegepast bij NEN Dit zal ook in de herziene versie van NEN 2535 (ontwerp verwacht einde 2006) worden opgenomen. Vraag 23 Gegarandeerde beschikbaarheid Wat betekent "gegarandeerd" in van NEN ? Antwoord 23 Als een en ander niet is gegarandeerd dan wordt niet aan de norm voldaan. Bij het opstellen van de tekst is hierop geanticipeerd en is daarom de mogelijkheid geboden om de accucapaciteit te verhogen. Vraag 24 - Juridische positie NPR 2576 Wat is de juridische positie van de NPR2576? In NEN 2575, art staat bv de zin: Er moet worden voldaan aan functiebehoud. Opmerking: door te voldoen aan NPR 2576 zal er in de meeste gevallen worden voldaan aan bovenstaande eis. Antwoord 24 De gedachtegang van een NPR als dit is: als je aan de NPR houdt, dan voldoe je volgens de normcommissie aan de betreffende eis uit de norm. In ons geval: de normcommissie vindt dat je voldoet aan functiebehoud als je de regels uit NPR 2576 naleeft. Er zijn waarschijnlijk ook wel andere manieren om te voldoen aan functiebehoud. Formeel gesproken zou de eisende partij deze NPR terzijde kunnen leggen, omdat in de bouwverordening alleen de norm wordt geëist. De eisende partij is daarom niet perse gehouden aan de interpretatie die de normcommissie in NPR 2576 heeft 5

6 gemaakt. Maar in de praktijk zal de eisende partij juist heel blij zijn met een NPR die de norm nader uitlegt. Bovendien zal, als het zover komt dat er een serieus geschil is, de rechter zich ook verlaten op de NPR van NEN 2575 heeft dezelfde betekenis. Vraag 25 Verwijzing naar NPR 2576 in PvE Mag ik gezien de juridische positie van NPR 2576 in een Programma van eisen of een bestek opnemen dat "aan NPR2576 moet worden voldaan"? Antwoord 25 Iedereen die een opdracht verleent staat het vrij naar een NPR te te verwijzen. Het moet duidelijk zijn dat daar waar de in NPR <behoort> staat vermeld, moet worden gelezen als <moet>. Vraag 26 Testen van beugels op functiebehoud Moeten de testen van beugels op functiebehoud worden uitgevoerd op alle ondergronden (beton, hout, staal etc)? Antwoord 26 Conform NPR 2576 moet de beugel getest zijn volgens DIN Het aanbrengen en administreren moet geschieden volgens NPR Vraag 27 - Niet ingedeelde ruimte Volgens NEN 2535 moet bij een niet ingedeelde ruimte een denkbeeldige lijn worden getrokken tussen twee toegangsdeuren. Deze denkbeeldige lijn moet worden gezien als verkeersruimte, en als zodanig bij de eis "Gedeeltelijke bewaking" worden bewaakt. In de praktijk brengen we dan ook alleen automatische melders in deze denkbeeldige lijn aan. De rest van de ruimte wordt niet bewaakt. Is dit een juiste conclusie? Antwoord 27 Ja dat is juist, deze virtuele gang mag echter niet gezien worden als een gang smaller dan 3 meter. de D straal mag hierbij niet vergroot worden tot 7,5 meter Vraag 28 - open bochten in verlaagd plafond van NEN 2575:2004 bevat: "Een kabel met aders kleiner dan 1,5 mm2 in doorsnede, die in zicht is aangebracht of is weggewerkt in muren, moet zijn aangelegd in een gesloten buis- of kokersysteem, of in een kabelgoot en/of kabelladder. Een kabel met aders kleiner dan 1,5 mm2 boven een verlaagd plafond of onder een verhoogde vloer, mag zijn aangelegd in een buis- of kokersysteem met open bochten van maximaal 50 mm x 50 mm." Betekent dit dat boven een verlaagd plafond een buis/koker niet verplicht is of dat een buis moet worden gebruikt maar dat de bochten open mogen zijn? Antwoord 28 Boven een verlaagd plafond en onder een verhoogde vloer mogen dezelfde draagsystemen worden toegepast als in de ruimte. Indien er een buis- of kopersysteem wordt toegepast, mogen boven een verlaagd plafond en onder een verhoogde vloer open bochten worden toegepast. Dit vanwege de mechanische bescherming die het plafond of de vloer al biedt. 6