Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Herbezinning van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 29 mei 1996 Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, aan een notitie betreffende een herbezinning van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 (Stb. 1989, nr. 164). Het kabinet komt hiermee tegemoet aan eerdere toezeggingen om enkele jaren na de datum waarop KB 164 in werking is getreden namelijk 1 juli 1989 de betreffende regeling te evalueren. In de notitie wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan vereenvoudiging en verbetering van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regeling, aan het in de pas laten lopen met de internationale voorschriften alsmede aan hernieuwde toetsing aan de oorspronkelijke bedoeling van de volksverzekeringen om alleen ingezetenen te verzekeren. Bovendien vormt de notitie het resultaat van de toezegging van het kabinet om de sociale verzekeringspositie van postactieven die in het buitenland zijn gaan wonen en een langlopende Nederlandse wettelijke sociale verzekeringsuitkering ontvangen, nader te bezien. De notitie gaat vergezeld van vijf bijlagen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, R. L. O. Linschoten S SV 6K1679 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 1996 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 1

2 Herbezinning Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen Samenvatting Algemeen Iedereen die in Nederland woont is verplicht verzekerd voor de volksverzekeringen (AOW, AWW, AKW, AWBZ en AAW). Op deze hoofdregel kunnen bij amvb uitzonderingen worden gemaakt door uitbreiding dan wel beperking aan de kring van verzekerden te geven. Hierdoor wordt een aantal groepen van personen, ondanks het feit dat zij in Nederland wonen, uitgesloten van Nederlandse verzekeringsplicht, terwijl in de spiegelbeeldsituatie een aantal groepen van personen die buiten ons land wonen verzekeringsplichtig is voor de volksverzekeringen. Reeds bij de invoering van de eerste volksverzekeringswet, de AOW per 1 januari 1957, is van de mogelijkheid om van de hoofdregel af te wijken gebruik gemaakt. Sedertdien heeft de regeling vele veranderingen ondergaan. De regeling die op dit moment van kracht is het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 is in werking getreden op 1 juli 1989 (Besluit van 3 mei 1989, Stb. 1989, nr. 164). Er zijn twee redenen voor een herbezinning met betrekking tot het huidige Besluit (kortweg KB 164): a. de toezegging aan de Tweede Kamer om de regeling een aantal jaren na de datum waarop deze in werking is getreden te evalueren. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan vereenvoudiging en verbetering van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regeling; aan het in de pas laten lopen met de internationale voorschriften alsmede aan hernieuwde toetsing aan de oorspronkelijke bedoeling van de volksverzekeringen om alleen ingezetenen te verzekeren; b. de aankondiging in de toelichting op KB 164 en de toezegging aan de Tweede Kamer om de sociale verzekeringspositie van postactieven die in het buitenland zijn gaan wonen en een langlopende Nederlandse, wettelijke, sociale verzekeringsuitkering ontvangen, nader te bezien. Bij deze notitie zijn gevoegd de adviezen over de verzekeringspositie van postactieven in het buitenland van respectievelijk de Ziekenfondsraad (d.d. 26 november 1992) en de vroegere Sociale Verzekeringsraad (d.d. 9 september 1993) 1. Voorts zijn als bijlagen toegevoegd de brief van 23 november 1993 aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer, waarin mijn ambtsvoorganger de resultaten van de evaluatie van KB 164 door de Rijksbelastingdienst nader toelicht en de brief van de Sociale Verzekeringsbank (d.d. 12 maart 1993), waarin de door dat orgaan gesignaleerde knelpunten met betrekking tot de toepassing van KB 164 op een rij zijn gezet. 1 Kabinetsstandpunten ten aanzien van bestaande groepen In het kort luiden de kabinetsstandpunten voor de volgende groepen van personen als volgt. Postactieven die in het buitenland wonen 1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie. Postactieven die met een langlopende, Nederlandse, wettelijke uitkering buiten Nederland wonen, zijn op dit moment verplicht verzekerd. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 2

3 Voorgesteld wordt om deze situatie te beëindigen. Dit zou met andere woorden betekenen dat deze groep uitkeringsgerechtigden in de toekomst niet langer Nederlands verzekerd is. Hierdoor komen niet alleen Nederlandse aanspraken op prestaties in de toekomst te vervallen maar zijn er bovendien straks geen premies volksverzekeringen meer verschuldigd. Het voorstel betekent uitdrukkelijk niet dat de betrokken personen de hun reeds toegekende uitkering zullen verliezen. Het beëindigen van de verzekeringsplicht houdt dus in dat de postactieve in de toekomst van alle volksverzekeringen zal zijn uitgesloten, ook van de AWBZ. Daarmee geeft het kabinet nog eens duidelijk aan niet af te willen wijken van de reeds sedert jaar en dag gevolgde lijn dat de vijf volksverzekeringen een onlosmakelijk geheel vormen. Een uitzondering op deze regel wil het kabinet maken voor de postactieve die woont in een land waarmee Nederland een sociaal zekerheidsverdrag heeft gesloten. Indien zo n persoon namelijk verplicht verzekerd is voor de Zfw heeft hij ongeacht de vraag of er sprake is van AWBZ-verzekering recht op volledige medische zorg krachtens het verstrekkingpakket van het woonland. De daaraan verbonden kosten komen echter ten laste van Nederland. Tegenover een volledige medische zorg staat dus bij het ontbreken van een AWBZ-verzekering een gebrekkige premiebetaling hetgeen resulteert in financieringsproblemen. Teneinde dit te voorkomen heeft het kabinet besloten om in die situatie de verzekeringsplicht, uitsluitend ingevolge de AWBZ, te handhaven. Vrijstelling /uitsluiting van verzekeringsplicht Op grond van KB 164 kunnen ingezetenen die een buitenlandse, langlopende uitkering inzake sociale zekerheid ontvangen, de Sociale Verzekeringsbank verzoeken te mogen worden vrijgesteld van Nederlandse verzekeringsplicht krachtens de volksverzekeringen met uitzondering van de AWBZ-verzekering. Het kabinet heeft bezien of deze vrijstellingsmogelijkheid mede naar aanleiding van een tijdens een mondeling overleg gedane toezegging aan de vaste Commissie voor SZW d.d. 13 april 1994 in de toekomst zou moeten worden uitgebreid naar belanghebbenden die een VUT-uitkering ontvangen. Om verschillende redenen komt het kabinet uiteindelijk tot een afwijzende conclusie. Hierbij spelen mee dat kwalificerende VUT-uitkeringen moeilijk te omschrijven zijn, dat VUT-uitkeringen en pensioenuitkeringen in veel gevallen nog nauwelijks van elkaar kunnen worden onderscheiden en dat onder invloed van het Rapport van de Commissie Witteveen mogelijk een nog minder gereglementeerd en minder in een keurslijf gegoten bovenwettelijk sociaal zekerheidsstelsel zal ontstaan. Arbeid buiten Nederland Op dit moment worden Nederlands ingezetenen die langer dan drie maanden achtereen uitsluitend buiten ons land werkzaamheden verrichten, uitgesloten van verzekeringsplicht krachtens de volksverzekeringen. Het kabinet stelt voor om in de toekomst de beperking van de Nederlandse verzekeringsplicht niet van toepassing te verklaren gedurende periodes dat buiten ons land werkzaamheden worden verricht indien de belanghebbende een nauwe band met Nederland behoudt. Dat is het geval wanneer die persoon èn zijn gezin in Nederland wonen, terwijl de werkgever van de belanghebbende in Nederland is gevestigd dan wel in Nederland woont. In dit verband kan gedacht worden aan zeevarenden, personen die werkzaamheden verrichten op het Nederlands deel van het continentaal plateau, baggeraars, etc. Een dergelijke regeling bestaat ook in de werknemersverzekeringen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 3

4 Wonen in het buitenland en werken als zelfstandige in Nederland Tot nu toe is in de nationale wetgeving ten aanzien van personen die buiten Nederland wonen maar binnen ons land werkzaam zijn, alleen de verzekeringspositie geregeld van degenen die terzake van hun in dienstbetrekking verrichte arbeid hier te lande aan de loonbelasting zijn onderworpen. Het kabinet stelt voor ook zelfstandigen die in Nederland aan de inkomstenbelasting zijn onderworpen als verzekeringsplichtigen voor de volksverzekeringen aan te merken. Overigens dient in dit verband te worden opgemerkt dat er materieel voor verreweg de meeste betrokkenen niets verandert aangezien zij reeds op grond van de Europese regelgeving in Nederland verzekeringsplichtig zijn. Slechts in uitzonderingssituaties (zelfstandigen die buiten de EU/EER-lidstaten wonen en die in Nederland werken) zal er materieel iets kunnen wijzigen. Medeverzekering of mede-uitsluiting van de verzekering van gezinsleden Het koppelen van de verzekering of de niet-verzekering van een gezinslid aan de (verzekerings)positie van een ander gezinslid is sedert de invoering van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de AOW in 1985 zoveel mogelijk uit de volksverzekeringen geschrapt. Toch zijn in een aantal gevallen de bestaande koppelingen gehandhaafd, omdat internationale regelgeving zulks noodzakelijk maakt dan wel omdat de belanghebbenden anders verstoken zouden moeten blijven van een sociale zekerheidsdekking. Deze argumentatie is ook nu nog steeds valabel. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld gezinsleden van uitgezonden Nederlands diplomatiek en consulair personeel in het buitenland, gezinsleden van Nederlandse ambtenaren in het buitenland en gezinsleden van personeel op de zee- of binnenvaart. Het kabinet stelt voor om de verzekeringspositie van een van de hier bedoelde groepen, namelijk de gezinsleden van functionarissen van een in Nederland gevestigde volkenrechtelijke organisatie in de toekomst op eigen merites te laten beoordelen. Hierdoor zullen deze gezinsleden straks als ieder andere ingezetene verzekeringsplichtig krachtens de volksverzekeringen worden, tenzij de zetelovereenkomst tussen Nederland en de betreffende organisatie zulks verbiedt. Met dit voorstel wordt tegemoet gekomen aan de wens van die gezinsleden, die niet door de sociale zekerheidsparaplu van de volkenrechtelijke organisatie worden gedekt. Gezinsleden van Nederlands diplomatiek/consulair personeel kunnen straks, als de plannen van het kabinet worden overgenomen, in het buitenland gaan werken zonder dat die werkzaamheden onmiddellijk zullen leiden tot beëindiging van de Nederlandse verzekeringsplicht. Dit voorstel is een consequentie van het door de overheid te voeren beleid om met name de echtgenoten van diplomaten en consuls in het buitenland actief aan het arbeidsproces aldaar te laten deelnemen. De verdiensten die aan de betreffende werkzaamheden zijn verbonden mogen echter op jaarbasis niet meer bedragen dan de belastingvrije som van tariefgroep II (in 1996 ca. f 5500, ). Indien de jaarlijkse inkomsten daar bovenuit komen, wordt de Nederlandse verzekeringsplicht alsnog beëindigd. Lokale krachten aan ambassades en consulaten Lokaal aangeworven krachten van buitenlandse ambassades en consulaten in Nederland zijn in sommige gevallen niet verzekerd krachtens de volksverzekeringen. Het gaat om personen die hier wonen en zijn aangeworven. Het kabinet is van mening dat deze personen wel Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 4

5 verzekerd moeten zijn. Omgekeerd dienen lokaal aangeworven personen bij Nederlandse ambassades en consulaten in het buitenland niet verzekerd te zijn. Overige kabinetsstandpunten hardheidsclausule Het kabinet heeft zich gebogen over de vraag of de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de bevoegdheid moet behouden om in bepaalde gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard. Met andere woorden: moet de hardheidsclausule die op dit moment in KB 164 is opgenomen in de toekomst worden gehandhaafd? Het kabinet antwoordt bevestigend op deze vraag maar merkt daarbij wel op, dat in de toelichting op de betreffende bepaling het gebruik daarvan duidelijk dient te zijn omkaderd. overgangsrecht Het kabinet stelt voor om alle gevallen onder het nieuwe Besluit te doen vallen en geen keuzerecht voor de toepassing van het oude Besluit toe te staan. Hoewel op het eerste gezicht een keuzerecht aan de belanghebbende de meest elegante oplossing lijkt te bieden, stuit het opnemen van overgangsrecht zoals dat destijds is gerealiseerd in KB 164, uitvoeringstechnisch op grote bezwaren. Ook vanuit een oogpunt van rechtsgelijkheid verdient een dergelijke optie geen herhaling. Deze argumenten dienen zwaarder te wegen dan opgewekt vertrouwen. Privatisering en decentralisatie van overheidstaken Sedert een aantal jaren volgen opeenvolgende kabinetten de lijn om bepaalde overheidstaken te privatiseren of te decentraliseren. Dergelijke keuzes blijven niet altijd zonder gevolgen onder meer waar het gaat om de sociale verzekeringspositie van de personen die door een dergelijke verandering hun ambtenarenstatus verliezen. In grensoverschrijdende situaties kan dit ertoe leiden dat zij niet langer verzekerd zijn voor de volkverzekeringen. 1. Inleiding 1.1. Aanleiding tot herziening Het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 (Besluit van 3 mei 1989, Stb. 1989, nr.164), beter bekend als «KB 164», is aan een herbezinning toe. Sinds de inwerkingtreding van deze regeling op 1 juli 1989 is ruim zes jaar praktijkervaring opgedaan. Er is een aantal redenen om KB 164 na deze periode tegen het licht te houden: de aankondiging in de toelichting op het Besluit en de toezegging aan de Tweede Kamer om de sociale verzekeringspositie van postactieven te heroverwegen èn het «nieuwe» KB 164 te evalueren. Voorts de wens tot vereenvoudiging, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, een in de pas lopen met internationale voorschriften en het opnieuw toetsen aan de oorspronkelijke bedoeling van de volksverzekeringen om alleen ingezetenen te verzekeren. Overigens laat dit laatste onverlet het beginsel om niet-ingezetenen die hier te lande in het economisch verkeer werkzaam zijn, in de kring der verzekerden te houden. In het algemeen deel van de nota van toelichting van KB 164 werd over de verzekeringspositie van buiten Nederland wonende personen met een Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 5

6 langlopende Nederlandse sociale verzekeringsuitkering opgemerkt, dat deze zogenaamde postactieven op verzoek van de Tweede Kamer vooralsnog verplicht verzekerd dienden te blijven. De ontwikkelingen binnen de Europese Gemeenschap met betrekking tot het creëeren van aanwijsregels inzake de toepasselijke wetgeving voor deze personen moesten worden afgewacht, aldus de Kamer. Nadat ter zake duidelijkheid was geschapen heeft de toenmalige Staatssecretaris, mevrouw Ter Veld, op 25 juni 1992 aan de voormalige Sociale Verzekeringsraad (SVr) en aan de Ziekenfondsraad (ZFR) advies gevraagd. De ZFR kwam op 26 november 1992 met een advies (Bijlage 1), de SVr op 9 september 1993 (Bijlage 2). Bij brief van 23 november 1993 aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer kondigde mijn ambtsvoorganger aan, dat hij beide adviezen bij de algemene herbezinning op KB 164 zou meenemen (Bijlage 3). Die toezegging had eveneens betrekking op de door de Sociale Verzekeringsbank (SVB, Bijlage 4) en de Rijksbelastingdienst gesignaleerde knelpunten (Bijlage 3) bij de uitvoering van vorenbedoeld besluit. In het kader van de handhaafbaarheid heeft het kabinet in een brief van 27 april 1993 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, , , nr. 176) naar aanleiding van het heroverwegingsrapport «Misbruikgevoeligheid van de regelgeving in de sociale zekerheid» het voornemen kenbaar gemaakt om de verzekeringsplicht in het buitenland zoveel mogelijk te beperken. Dit voornemen is nader geconcretiseerd in de nota betreffende de «handhaving over de grens bij export van uitkeringen» (Kamerstukken II, , , nr. 199), die op 20 februari 1996 aan de Tweede Kamer is toegezonden. In lijn daarmee zouden mensen met een uitkering die in het buitenland wonen en andere groepen niet-ingezetenen die op basis van het besluit verzekerd zijn, zo veel mogelijk buiten de kring der verzekerden volksverzekeringen moeten worden gehouden. Samenvattend kan worden gesteld, dat de herbezinning over KB 164 voornamelijk tot doel heeft om strakker vast te houden aan de oorspronkelijke bedoeling van de volksverzekeringen, namelijk dat wie hier woont, verzekerd is Indeling van de notitie In deze nota wordt in paragraaf 2. op hoofdlijnen ingegaan op de ontwikkeling gedurende de afgelopen veertig jaren van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen. In de paragrafen 3. t/m 12. worden, per paragraaf, de verschillende onderwerpen behandeld die naar de mening van het kabinet, in het kader van de herbezinning over KB 164, aandacht behoeven. Elk van deze paragrafen wordt ingeleid met een korte uiteenzetting van de bestaande situatie. Daarna volgen de overwegingen die bij het kabinet een rol hebben gespeeld om een oordeel te kunnen bepalen. Uiteraard zullen daarbij ook de door de SVB en de Rijksbelastingdienst gemaakte opmerkingen worden betrokken. Daar waar het de postactieven betreft, wordt ook aandacht besteed aan de advisering ter zake door de SVr en de ZFR. Elke paragraaf of onderdeel daarvan wordt tenslotte afgesloten met een kabinetsstandpunt. Achtereenvolgens zullen de volgende onderwerpen aan de orde komen: postactieven die in het buitenland wonen (paragraaf 3); vrijstelling/uitsluiting van verzekeringsplicht (paragraaf 4); arbeid buiten Nederland (paragraaf 5); wonen in het buitenland en werken als zelfstandige in Nederland (paragraaf 6); Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 6

7 medeverzekering of medeuitsluiting van de verzekering van gezinsleden (paragraaf 7); lokale krachten aan ambassades en consulaten (paragraaf 8); hardheidsclausule (paragraaf 9); overgangsrecht (paragraaf 10); vrijwillige verzekering AOW en AWW (paragraaf 11); financiële gevolgen (paragraaf 12). In paragraaf 13 tenslotte wijst het kabinet er op dat het privatiseren en decentraliseren van overheidstaken in sommige gevallen consequenties kan hebben voor de sociale verzekeringspositie van bepaalde groepen belanghebbenden. 2. Ontwikkeling van het besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen Om de verzekeringspositie van personen in het kader van de volksverzekeringen te kunnen vaststellen wordt het ingezetenschap als uitgangspunt genomen. Iedereen die in Nederland woont is in beginsel verplicht verzekerd voor de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW), de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Waar iemand woont, wordt aan de hand van de individuele omstandigheden beoordeeld. Verzekerd zijn bovendien degenen die niet in Nederland wonen, maar die ter zake van in ons land in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting zijn onderworpen. Deze regel sluit aan bij het internationaal algemeen aanvaarde uitgangspunt dat men verzekerd is ingevolge de sociale verzekeringswetgeving van het land waar de werkzaamheden worden verricht. Reeds vanaf het moment dat de eerste volksverzekering in werking trad (de AOW, per 1 januari 1957) bestond er behoefte aan om via een algemene maatregel van bestuur uitbreiding dan wel beperking te geven aan de hoofdregel op grond waarvan het ingezetenschap tot verzekeringsplicht leidt. Zo zouden bepaalde groepen van personen die in Nederland woonden van de verzekeringsplicht moeten worden uitgesloten. De gedachten gingen daarbij uit naar degenen die reeds op grond van een buitenlandse regeling waren verzekerd voor een oudedagsvoorziening. Uitsluiting van Nederlandse verzekeringsplicht moest in een dergelijke situatie samenloop tussen AOW- en buitenlandse verzekering, en daarmee in de toekomst een dubbele uitkering, voorkomen. Daarnaast werd het wenselijk geoordeeld om in een aantal gevallen personen die buiten ons land woonden toch onder de Nederlandse verzekeringsplicht te houden, bijvoorbeeld zij die wedde of loon genoten ten laste van het Rijk, alsmede hun echtgenoten en overige gezinsleden. Het beleid moest er op gericht zijn om incidenteel en van land tot land te bezien of bij algemene maatregel van bestuur aan het begrip verzekerde uitbreiding dan wel beperking diende te worden gegeven. Bij Koninklijk Besluit van 20 december 1956, Stb. 624, werd deze beleidslijn voor het eerst geconcretiseerd. In de jaren daarna heeft het besluit vele aanpassingen ondergaan. Een duidelijke lijn was daarin niet te ontdekken. Met name in de zestiger jaren lag aan de beslissingen inzake uitbreiding en beperking geen eenduidig motief te grondslag. Elke beslissing werd van geval tot geval beoordeeld. Op deze manier kon een geheel van bepalingen ontstaan waarin een onderlinge consistentie ontbrak. In de zeventiger jaren ontstond meer lijn in het beleid ter zake. De uitbreiding van de kring van verzekerden werd door drie uitgangspunten bepaald, namelijk: Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 7

8 a. het nakomen van internationale verplichtingen; b. de tijdelijke aard van het wonen in het buitenland, dan wel de tijdelijke onderbreking van werkzaamheden in Nederland; c. het ontbreken van buitenlandse voorzieningen. Waar het ging om het beperken van de kring van verzekerden waren de uitgangspunten spiegelbeeldig aan die welke voor de uitbreiding golden. In het begin van de jaren tachtig besloot het kabinet om het toen geldende Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen (Besluit van 19 oktober 1976, Stb. 1976, nr. 557), kortweg «KB 557», algeheel te herzien. Een dergelijke herziening was onder meer nodig omdat in dat Besluit enkele lacunes werden geconstateerd die het gevolg waren van nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. In dat verband werden genoemd de vervroegde pensionering en de landsgrensoverschrijdende arbeidsparticipatie. Als herzieningsargument werd voorts genoemd een aantal uitspraken van de beroepsrechter die tot toepassingen leidden, welke niet met de bedoelingen van de nationale en internationale wetgever strookten. Op 27 augustus 1986 zond de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De Graaf aan het parlement een beleidsnota met als uitgangspunt om naar de oorsprong van de volksverzekeringen terug te gaan en alleen nog ingezetenen verzekerd te doen zijn ( Kamerstukken II, , nrs. 1 2). Hierop zou een uitzondering moeten worden gemaakt ten aanzien van degenen van wie de verzekering kort wordt onderbroken. Dit voorstel zou betekenen dat niet-ingezetenen met een AAW/WAO-, AOW- of AWW-uitkering (de zgn. postactieven in het buitenland) uit de kring van verzekerden voor de volksverzekeringen moesten worden genomen. Het toenmalige kabinet vond dat deze postactieven hun AOW-/AWW-verzekering desgewenst maar op vrijwillige basis moesten voortzetten. Nadrukkelijk zij gesteld dat het kabinet het er niet om begonnen was de uitkeringen van deze niet-ingezetenen stop te zetten maar om de aan die uitkering vastzittende verzekering voor de (overige) volksverzekeringen te beëindigen. Op aandrang van de Tweede Kamer echter is uiteindelijk gelet op de toenmalige rechtspraak ter zake van het Hof van Justitie van de EG het standpunt ingenomen om de postactieven vooralsnog verzekerd te houden. Besloten werd voorts verdere ontwikkelingen in de communautaire wetgeving en in de jurisprudentie van het Hof af te wachten. Het nieuwe KB 164 bevatte dus voor postactieven geen fundamentele wijziging ten opzichte van de situatie daarvoor. Wel zijn uiteindelijk in KB 164 de verzekeringsvoorwaarden zoveel als mogelijk aangepast aan de internationale regelingen waaraan Nederland is gebonden. Zo is bijvoorbeeld bepaald dat personen die (langer dan drie maanden) buiten Nederland hun werkzaamheden verrichten, ondanks het feit dat zij hier te lande wonen, in beginsel niet verzekerd zijn voor de volksverzekeringen. Vermeldenswaard is in dit verband bovendien nog de keuzemogelijkheid die, door middel van de invoering van KB 164, aan ingezetenen met een langlopende wettelijke sociale verzekeringsuitkering krachtens een buitenlands stelsel of een stelsel van een volkenrechtelijke organisatie is gegeven. Indien die uitkering, al dan niet in combinatie met een langlopende Nederlandse sociale verzekeringsuitkering, ten minste gelijk is aan 70% van het minimumloon, kan de betreffende persoon, uitsluitend op eigen verzoek, worden vrijgesteld van Nederlandse verzekeringsplicht. Indien er sprake is van een combinatie van een niet-nederlandse met een Nederlandse uitkering zoals hiervoor is Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 8

9 aangegeven, geldt in dit verband nog als extra voorwaarde dat de niet-nederlandse uitkering ten minste gelijk dient te zijn aan de Nederlandse. 3. Postactieven die in het buitenland wonen Op grond van artikel 8 van KB 164 zijn personen die buiten Nederland wonen en een langlopende Nederlandse wettelijke uitkering ontvangen, in veel gevallen verzekerd voor de volksverzekeringen. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om uitkeringen op grond van de WAO, de AOW, maar ook om uitkeringen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil) of pensioenen op basis van arbeidsongeschiktheid krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet (Abpw). Als voorwaarden gelden dat de hoogte van de uitkering ten minste gelijk dient te zijn aan 35% van het bruto-minimumloon en dat de belanghebbende geen arbeid buiten Nederland verricht noch een uitkering ontvangt ingevolge een buitenlandse wettelijke regeling. Bovendien is een vereiste dat het recht op de Nederlandse uitkering al bestond op de datum van vertrek uit Nederland, dan wel dat het recht op uitkering is ontstaan in aansluiting op de verplichte verzekering ingevolge de volksverzekeringen of ingevolge de vrijwillige verzekering AOW/AWW Overweging In de beleidsnotitie ten behoeve van de Tweede Kamer in verband met een algehele herziening van het toenmalige KB 557 dat uiteindelijk resulteerde in KB 164, stelde het kabinet ten principale aan de orde op grond van welke overwegingen personen of groepen van personen verplicht verzekerd dienen te blijven (Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs. 1 2). Het kabinet wilde terug naar het uitgangspunt van de verzekeringsplicht krachtens de volksverzekeringen. Met andere woorden: wie Nederland verlaat, is in beginsel niet langer verzekerd. Daarbij werd met name gedoeld op een als blijvend bedoelde vestiging in het buitenland. In zo n geval werd een opgelegde verzekering vanuit Nederland, die de uitdrukking vormde van de handhaving van de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid voor de bescherming van deze personen tegen sociale risico s minder aannemelijk geacht. Betrokkenen dienden zelf die verantwoordelijkheid te dragen. Daarbij werd gedacht aan het afsluiten van particuliere verzekeringen of aan de mogelijkheid om de AOW-/AWW-verzekering op vrijwillige basis voort te zetten, indien men niet verzekerd is ingevolge het sociale zekerheidsstelsel van het land waar men woont. Tijdens de behandeling van de hiervoor gememoreerde beleidsnotitie op 20 en 25 mei 1987 door de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (HandelingenUCV II , nr. 73 en 74) bleek er onvoldoende steun te bestaan voor het kabinetsvoorstel om de verplichte verzekering ingevolge de volksverzekeringen van personen die buiten Nederland wonen met een langlopende Nederlandse sociale verzekeringsuitkering te beëindigen. De oorzaak van deze steunonthouding was een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te Luxemburg in de zogenaamde zaak Ten Holder (HvJ van 12 juni 1986, zaak 302/84, RSV 1987/24). In deze kwestie ging het om een vrouw die laatstelijk werkzaam was geweest in Duitsland. Ze werd arbeidsongeschikt, ontving vanaf dat moment op grond van de Duitse wetgeving een uitkering wegens ziekte en vestigde zich enige tijd daarna in Nederland. Toen haar uitkering in verband met het bereiken van de maximumduur werd beëindigd, diende Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 9

10 zij een verzoek in om voor een AAW-uitkering in aanmerking te komen. Dit verzoek werd door de bedrijfsvereniging afgewezen. Deze stelde namelijk dat op grond van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (artikel 13, tweede lid, sub a), de Duitse en niet de Nederlandse wetgeving van toepassing was en betrokkene met andere woorden niet als Nederlands verzekeringsplichtige kon worden aangemerkt. Het Hof van Justititie in Luxemburg overwoog naar aanleiding van deze zaak, dat het betreffende artikelonderdeel «aldus moet worden uitgelegd, dat een werknemer die zijn werkzaamheden op het grondgebied van een lidstaat beëindigt en niet gaat werken op het grondgebied van een andere lidstaat, onderworpen blijft aan de wetgeving van de lidstaat waar hij laatstelijk werkzaam was, ongeacht de tijd die sedert de beëindiging van die werkzaamheden en van het dienstverband is verstreken». De reden waarom het kabinet meent hier wat langer bij deze kwestie te moeten stilstaan heeft alles te maken met het feit dat destijds op verzoek van de Tweede Kamer werd besloten om in verband met deze uitspraak de ontwikkelingen in Europees verband ten aanzien van post-actieven af te wachten. Daarom dienden vooralsnog geen wijziging te worden aangebracht in de verzekeringspositie van in het buitenland wonende personen met een Nederlandse sociale verzekeringsuitkering (Handelingen UCV II , nr. 74, blz ). Medio 1991 resulteerden deze ontwikkelingen in nieuwe bepalingen voor postactieven in zowel Verordening (EEG) nr. 1408/71 (artikelen 13, tweede lid, onderdeel f en 17 bis) als in Verordening (EEG) nr. 574/72 (artikel 10 ter). In deze bepalingen werd vastgelegd dat de nationale wetgever zelf bepaalt of en onder welke voorwaarden postactieven, die laatstelijk in Nederland werkzaam zijn geweest maar buiten Nederland wonen, verzekerd blijven dan wel uitgesloten worden van de Nederlandse verzekeringsplicht. Dit laatste betekende dat, nu de onduidelijkheden over de bevoegdheid van de nationale wetgever op dit terrein waren opgelost, een herbezinning op de verzekeringspositie van postactieven weer actueel was geworden Adviesaanvraag aan SVr en ZFR Zoals in paragraaf 1.1. werd opgemerkt heeft op 25 juni 1992 de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Ter Veld, mede namens haar ambtgenoot van het voormalige departement van WVC, aan zowel de SVr als de ZFR gevraagd advies uit te brengen over de verzekeringspositie van postactieven. Aan beide Raden werden in dat verband drie mogelijke opties voorgelegd. Hierna volgt eerst een uiteenzetting over deze opties. Vervolgens wordt ingegaan op de problemen met betrekking tot de ziektekosten indien wordt besloten om postactieven in het buitenland niet langer verplicht verzekerd te houden (paragraaf 3.3). Tot slot volgt een samenvatting van de adviezen van SVr en ZFR (paragraaf 3.4.). Opties Optie 1: stopzetting van de verzekeringsplicht krachtens alle volksverzekeringen voor postactieven die in het buitenland wonen Deze optie komt overeen met de voorstellen van het toenmalige kabinet in het kader van de totstandkoming van KB 164. Op deze wijze wordt volledig recht gedaan aan het uitgangspunt dat bij wonen in het buitenland slechts verzekering geboden is bij een kortdurende onderbreking van de verzekeringsloopbaan. In paragraaf 2 werd op dat Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 10

11 uitgangspunt reeds gewezen. De achterliggende gedachte daarbij is, dat de zorgplicht van de Nederlandse overheid zich in beginsel niet tot over onze landsgrenzen uitstrekt. Die behoort immers tot de verantwoordelijkheid van de overheid van het land waar de belanghebbende op dat moment woont. Binnen de EU is dit standpunt geconcretiseerd door de hiervoor vermelde verordeningsvoorschriften op grond waarvan men onderworpen is aan de wetgeving van het woonland. Beëindiging van de verzekeringsplicht betekent niet dat degene die in het buitenland een langlopende Nederlandse uitkering ontvangt deze in de toekomst niet langer zou ontvangen. Omdat er echter in de nieuwe situatie geen sprake meer is van verzekering, kunnen er niet langer aanspraken worden ontleend aan de volksverzekeringen. Dat neemt niet weg dat eenmaal opgebouwde rechten niet verloren gaan. Met dit laatste wordt gedoeld op in het verleden opgebouwde AOW-aanspraken. Optie 2: handhaving van de bestaande situatie Door middel van deze variant blijven postactieven die een langlopende Nederlandse uitkering ontvangen en in het buitenland wonen verplicht verzekerd. Als reden om deze personen onder de verzekering te houden kan worden aangevoerd dat door het ontvangen van een Nederlandse uitkering de band met Nederland zodanig is, dat een bepaalde zorgplicht van de Nederlandse overheid in de vorm van een voortduren van die verzekering op z n plaats is. De betreffende band moet echter wel van substantiële aard zijn. In dit verband kan worden gedacht aan het stellen van bepaalde eisen aan de verzekeringsvoorwaarden. Op dit moment geldt bijvoorbeeld dat de uitkering van de verzekerde postactieve ten minste gelijk dient te zijn aan 35% van het bruto minimumloon. Overwogen zou kunnen worden om deze voorwaarde in de toekomst aan te scherpen. Optie 3: handhaving van de bestaande situatie onder gelijktijdige uitbreiding van de groep uitkeringsgerechtigden die in het buitenland verplicht verzekerd blijven voor de volksverzekeringen Deze optie betekent dat aan de lijst van artikel 8 nog andere pensioenen of uitkeringen zouden kunnen worden toegevoegd. Hierbij kan gedacht worden aan andere ambtelijke regelingen (bijvoorbeeld ouderdomsuitkeringen op grond van de Abpw en de Spw) of aan VUT-uitkeringen. Voor het overige geldt hetzelfde als hetgeen is vermeld onder optie Consequenties ziektekosten bij beëindiging van de verzekeringsplicht van postactieven in het buitenland Indien postactieven met een Nederlandse uitkering in het buitenland niet langer voor de volksverzekeringen, waaronder de AWBZ, verzekerd zijn, kan er ten aanzien van de ziektekosten een probleem ontstaan, in het bijzonder voor postactieven die woonachtig zijn in een staat waarmee Nederland is verbonden via de coördinatieverordeningen van de EG (de EG, respectievelijk de Europese Economische Ruimte) of een verdrag. Omdat verstrekkingen van ziektekostenverzekeringen (in natura) niet kunnen worden geëxporteerd, is er internationaal voor gekozen ziekenfondsverzekerden aanspraak op voorzieningen in het woonland te geven volgens het aldaar geldende verstrekkingenpakket. De kosten van die medische zorg komen echter voor rekening van het land waar betrokkene verzekerd is (i.c. Nederland). Essentieel is in dit verband dat Nederland (anders dan de meeste landen) de financiering voor medische zorg over twee SV-wetten heeft verdeeld: de Zfw en de AWBZ, waarvan de verzekerdenkring niet gelijk is Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 11

12 (de Zfw geldt alleen voor werknemers en uitkeringsgerechtigden en kent voor de verzekering een loongrens, de AWBZ geldt voor alle ingezetenen). Alleen ZFW-verzekerden hebben, indien zij wonen in een EG-/EER-staat of verdragsstaat, aanspraak op volledige zorg, ongeacht of men al dan niet AWBZ-verzekerde is. Hierdoor ontstaat een financieringsprobleem in gevallen waarin betrokkene wel Zfw-, doch niet AWBZ-verzekerde is: tegenover volledige medische zorg staat dan gebrekkige premiebetaling. Dit probleem zal zich in versterkte mate gaan voordoen, indien alle in het buitenland wonende postactieven niet meer verzekerd zouden zijn voor de volksverzekeringen en dus ook niet meer voor de AWBZ. Weliswaar geeft Verordening (EEG) nr. 1408/71 (artikel 33) de mogelijkheid om personen, wonend in een EG-/EER-staat ook de AWBZ-premie te laten betalen, maar zo n bepaling is niet opgenomen in de meeste sociale verzekeringsverdragen waarbij Nederland partij is. Wijziging van die verdragen op dat punt vergt echter tijd. Bovendien zou er voor deze groep een apart tarief in de eerste schijf moeten worden geïntroduceerd. Dit bevordert niet de oogmerken van de sedert 1990 geïntroduceerde vereenvoudigde belasting- en premieheffing Adviezen ZFR Vanuit zijn verantwoordelijkheid inzake de sociale ziektekostenverzekeringen heeft de ZFR zich bij zijn advisering beperkt tot de AWBZ-problematiek. De Raad staat afwijzend tegenover AWBZ-verzekering van in het buitenland wonende uitkeringsgerechtigden, tenzij bedoelde personen krachtens Verordening of verdrag aanspraken hebben ten laste van Nederland. Dit laatste is alleen het geval, aldus de Raad, ten aanzien van personen die ziekenfonds verzekerd zijn en die in een EG-/EER-staat of in een verdragsstaat wonen. Een meerderheid van de Raad pleit voor een zodanige wijziging van de regelgeving dat in het buitenland wonende uitkeringsgerechtigden alleen dan verzekerd zullen zijn voor de AWBZ indien zij op grond van Verordening of verdrag recht hebben op prestaties ter zake van ziekte of moederschap ten laste van Nederland. Een minderheid van de Raad is van mening dat bij wonen in een EG-/EER-staat of verdragsland uitkeringsgerechtigden of zij nu verzekerd krachtens de Zfw of niet, wel onder de AWBZ-verzekering dienen te vallen. Postactieven die elders wonen, dienen niet AWBZ-verzekerd te zijn. SVr Een meerderheid van de Raad is van mening dat de verzekeringspositie van in het buitenland verblijvende postactieven zoveel mogelijk dient te worden gehandhaafd. Tevens pleit dit deel er voor meer groepen uitkeringgerechtigden op te nemen in artikel 8 van KB 164, bijvoorbeeld personen die een VUT-uitkering of een ambtelijke ouderdomsuitkering (ABPw, SPw, AMPw en AMF) genieten. Dit standpunt betekent met andere woorden dat men een voorkeur uitspreekt voor optie 3. Daar staat tegenover dat een meerderheid van de Raad het onwenselijk vindt, bij handhaving van de bestaande regels inzake de verzekeringsplicht, de materiële criteria te wijzigen: deze criteria geven namelijk op zichzelf genoegzaam aan dat er sprake is van een economische binding van de postactieven met Nederland. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 12

13 Een minderheid van de Raad acht het in de rede liggen, dat degenen die Nederland verlaten en daarmee de band met ons land verbreken, niet langer verzekerd zijn voor de volksverzekeringen. Hiermee wordt de eigen verantwoordelijkheid van individuen sterker benadrukt. De zorgplicht van de Nederlandse overheid strekt niet zo ver dat in het buitenland woonachtigen met een langlopende Nederlandse sociale verzekeringsuitkering onder de verplichte verzekering voor de Nederlandse volksverzekeringen moeten blijven vallen. Dit geldt volgens het minderheidsstandpunt ook voor degenen met een uitkering krachtens de AMF-regelingen en de ambtelijke ouderdomspensioenregelingen. Geconcludeerd kan dus worden dat een minderheid van de Raad een voorkeur uitspreekt voor optie 1. Overgangsrecht voor postactieven die thans wel, maar na inwerkingtreding van de nieuwe regeling niet langer opgenomen zijn in KB 164, kan vorm krijgen door de verzekeringsplicht tot het bereiken van de 65-jarige leeftijd te laten voortduren Standpunt kabinet Het kabinet stelt zich achter de ook in de jaren 80 bij de herziening van KB 557 levende wens om terug te gaan naar de oorspronkelijke bedoeling van de volksverzekeringen om alleen ingezetenen te verzekeren. Dit betekent dat postactieven die in het buitenland wonen met een langlopende, wettelijke, Nederlandse uitkering niet langer verplicht verzekerd behoren te zijn voor de volksverzekeringen. Om elk misverstand te voorkomen: het voorstel betekent niet dat betrokkenen hun uitkering verliezen maar dat zij in de toekomst niet langer Nederlands verzekerd zullen zijn. De argumenten die destijds ter ondersteuning van dit standpunt werden aangevoerd en die aan het begin van deze paragraaf nog eens zijn uiteengezet, zijn ook nu nog valabel. Door in een ander land te gaan wonen, onderwerpt men zich aan de verantwoordelijkheden die de overheid van dat land zich tot doel heeft gesteld en derhalve ook aan de wet- en regelgeving van dat land. Op hen is met andere woorden het sociale zekerheidsstelsel van toepassing van het nieuwe woonland. Of deze toepasselijkheid ook in alle gevallen daadwerkelijk leidt tot verzekeringsplicht, kan niet zonder meer worden gesteld. Daar waar zulks niet het geval is, dient de belanghebbende (de postactieve) desgewenst zelf initiatieven te nemen. In dit verband kan worden gedacht aan het afsluiten van een particuliere verzekering of, in situaties waar dat zinvol is, het voortzetten van de AOW-/AWW-verzekering op vrijwillige basis. Naast het principiële argument om stringenter vast te houden aan het uitgangspunt alleen ingezetenen te verzekeren, zijn ook vanuit een oogpunt van vereenvoudiging, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, argumenten aan te voeren om de verzekeringsplicht van de hierbedoelde postactieven die in het buitenland wonen, stop te zetten. Het kabinet wijst in dit verband allereerst op twee voorwaarden die in de bestaande tekst van artikel 8 van KB 164 zijn opgenomen en waaraan moet zijn voldaan om als verzekerde te kunnen worden aangemerkt. Op grond van het derde lid van het betreffende artikel is de postactieve niet langer verplicht verzekerd indien hij of zij buiten Nederland arbeid gaat verrichten of een uitkering ontvangt op grond van een buitenlandse wettelijke regeling. De uitvoeringsorganen ondervinden regelmatig problemen waar het gaat om de toepassing van dit artikellid. In het heroverwegingsrapport «Misbruikgevoeligheid van de regelgeving in de sociale zekerheid» (Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 176, pagina 20) merkte het toenmalige kabinet hierover onder meer het volgende op: «Met name de controle op het verrichten van arbeid is voor het Nederlandse uitvoeringsorgaan vrijwel onmogelijk. De controle op het ontvangen van een buitenlandse uitkering is eenvoudiger in die gevallen Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 13

14 waarin het gaat om een uitkering van een staat waarmee Nederland via een biof multilateraal sociaal zekerheidsverdrag een relatie heeft.» Het beëindigen van de verzekeringsplicht van postactieven door artikel 8 van KB 164 te schrappen zal naar de mening van het kabinet de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van de volksverzekeringen zonder meer ten goede komen. In de reeds eerder aangehaalde nota betreffende «handhaving over de grens bij export van uitkeringen» gaat het kabinet uiteraard voor zover het de uitkeringen betreft hier nader op in. Het ontbreken van verzekeringsplicht betekent voorts dat er in de toekomst geen recht meer bestaat op bijvoorbeeld kinderbijslag en nabestaandenpensioen. Voor de goede orde wordt nog opgemerkt dat in situaties waarbij Verordening (EEG) nr.1408/71 van toepassing is, het recht op Nederlandse kinderbijslag voor de postactieve die in een EG/EER-staat woont met een langlopende uitkering uit Nederland in een aantal gevallen zal blijven bestaan ondanks het feit dat er geen sprake meer is van verzekeringsplicht. Deze regeling heeft tot doel de postactieve te beschermen tegen mogelijk verlies van kinderbijslag. Afhankelijk van de omstandigheden kan in een voorkomend geval een (deel-)pensioen ingevolge de AWW/Anw worden toegekend indien de voormalig verzekerde zou komen te overlijden na de beëindiging van de verzekering. Zoals reeds is aangegeven betekent uitvoering van het kabinetsstandpunt om de in het buitenland wonende postactieven niet langer te verzekeren enerzijds dat aanspraken op prestaties in de toekomst vervallen en anderzijds dat betrokkenen geen premies volksverzekeringen meer behoeven te betalen. Hoe deze wijziging door hen wordt beoordeeld, zal per individu verschillen en mede afhangen van de verhouding tussen de premiebetaling en het profijt dat men van de volksverzekeringen heeft. Belastingen Het niet langer verzekerd doen zijn van de in het buitenland wonende postactieven kan gevolgen hebben voor de belastingheffing. Deze groep van personen is in verband met hun Nederlandse uitkering in Nederland aan de loon- en inkomstenbelasting onderworpen; zij worden aangemerkt als buitenlandse belastingplichtigen. Afgezien van situaties, waarbij de uitkering bijvoorbeeld onder de belastingvrije som blijft, zijn zij ook daadwerkelijk in Nederland over hun uitkering belasting verschuldigd, tenzij op grond van belastingverdragen het recht van belastingheffing daarover aan de andere verdragsstaat toekomt (bijvoorbeeld Spanje, Frankrijk, België, het Verenigd Koninkrijk, Israël, Marokko). Buitenlandse belastingplichtigen die tevens premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen, komen in aanmerking voor het 7,05%-belastingtarief (gedurende het jaar 1995) in de eerste tariefschijf. Wanneer in het buitenland wonende postactieven met een Nederlandse uitkering niet premieplichtig zijn, komen zij niet meer in aanmerking voor het normale 7,05%-belastingtarief, maar voor het speciale 25%-belastingtarief van de eerste tariefschijf, tenzij hun wereldinkomen voor 90% of meer in Nederland belast is. Wel zij vermeld dat de Hoge Raad aan het Hof van Justitie te Luxemburg de prejudiciële vraag gesteld heeft, of het 25%-belastingtarief voor buitenlandse belastingplichtigen ten aanzien van Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 14

15 voormalige werknemers verenigbaar is met artikel 48 van het EG-verdrag (vrij verkeer van werknemers). AWBZ- en ZFW-verzekering Hiervoor is reeds gewezen op de consequenties die het beëindigen van de verzekeringsplicht van postactieven heeft voor de ziektekosten. In dat verband gaf het kabinet aan, dat de problematiek niet zozeer speelt in EU-verband, omdat immers in Verordening (EEG) nr. 1408/71 (artikel 33) de mogelijkheid is geopend om ook AWBZ-premie in te houden indien personen in een van de EG/EER-staten woonachtig zijn. De pijnpunten zijn met name te vinden in de sociale verzekeringsverdragen, waarbij Nederland partij is. Opeenvolgende kabinetten hebben altijd het standpunt gehuldigd dat de vijf volksverzekeringen een onlosmakelijk geheel vormen. Beëindiging van de verzekeringsplicht betekent dat men voor alle volksverzekeringen, inclusief de AWBZ, niet langer verzekerd is. Ook het huidige kabinet wenst in beginsel aan deze lijn vast te houden.voor degenen die in een verdragsland wonen en aldaar een langlopende Nederlandse wettelijke uitkering ontvangen, zou echter een uitzondering op deze regel moeten worden gemaakt door de verzekeringsplicht, uitsluitend voor zover het de AWBZ betreft, te handhaven. Het gaat naar de mening van het kabinet niet aan om deze groep ca personen (plus de gezinsleden), die verzekerd zijn ingevolge de Zfw wel de lusten te garanderen (namelijk een volledige medische zorg zoals het woonland dat kent) maar de premielasten die daaraan verbonden zijn slechts gedeeltelijk in rekening te brengen (namelijk wel premie-inhouding krachtens de Zfw maar niet ingevolge de AWBZ). Bovendien zouden postactieven die niet in een verdragsland wonen en door het kabinetsvoorstel straks eveneens niet langer verplicht verzekerd zijn voor alle volksverzekeringen, zich hierdoor terecht ongelijk behandeld kunnen voelen. Immers, voor beide groepen resulteert het beëindigen van de verzekeringsplicht krachtens de volksverzekeringen onder meer in het niet langer verschuldigd zijn van AWBZ-premie, de ene groep zou echter het recht op verstrekkingen in de toekomst behouden, de andere groep niet. Ook vanuit financieel oogpunt bezien acht het kabinet het wenselijk hier een uitzondering te maken op het door de jaren heen gehuldigde standpunt dat verzekeringsplicht of uitsluiting daarvan in beginsel betrekking dient te hebben op alle volksverzekeringen. Het ontbreken van een AWBZ-verzekering voor Zfw-verzekerde postactieven die een langlopende Nederlandse wettelijke uitkering ontvangen in een niet-verdragsland, betekent namelijk een premiederving van ca. 25 miljoen gulden op jaarbasis. Teneinde dat gat op te vullen zou elders op de begroting voor dekking moeten worden gezorgd. 4. Vrijstelling/ uitsluiting van verzekeringsplicht Vrijstelling van AOW-, AWW-, AKW- en AAW-verzekering Artikel 24 van KB 164 regelt de mogelijkheid voor ingezetenen om op eigen verzoek te worden vrijgesteld van de verplichte verzekering ingevolge de volksverzekeringen, met uitzondering van de verzekering krachtens de AWBZ. Van de vrijstellingsregeling kunnen uitsluitend gebruik maken degenen die geen werkzaamheden in Nederland verrichten en die een uitkering ontvangen op grond van een buitenlandse wettelijke regeling inzake sociale zekerheid of ingevolge een regeling van een volkenrechtelijke organisatie. Het verzoek om vrijstelling moet worden ingediend bij de SVB. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 15

16 Behalve dat het om een uitkering krachtens een buitenlandse wettelijke regeling moet gaan, dient die uitkering eventueel in combinatie met een Nederlandse uitkering een duurzaam karakter en een bepaald niveau te hebben (tenminste 70% minimumloon). De hoogte van de niet-nederlandse uitkering moet tenminste gelijk zijn aan de Nederlandse. Met een buitenlandse, wettelijke sociale verzekeringsuitkering wordt gelijkgesteld een vergelijkbare buitenlandse uitkering krachtens een bijzondere regeling voor ambtenaren. Met een Nederlandse sociale verzekeringsuitkering wordt op overeenkomstige wijze gelijkgesteld een vergelijkbare Nederlandse uitkering krachtens een bijzondere regeling voor ambtenaren. Ook een uitkering krachtens een wettelijke regeling inzake sociale zekerheid van de Nederlandse Antillen of Aruba wordt aangemerkt als een uitkering ingevolge een buitenlandse regeling Overweging De vrijstellingsregeling krachtens artikel 24 voorziet in de behoefte waarvoor zij in 1989 in het leven werd geroepen. Het kabinet heeft zich echter afgevraagd of het wenselijk zou zijn de betreffende regeling uit te breiden naar postactieven die een uitkering op grond van een buitenlandse VUT-regeling ontvangen. Bij de totstandkoming van KB 164 is deze discussie ook al gevoerd. Destijds werd er voor gekozen om VUT-ters buiten de vrijstellingsregeling te houden. Daarbij werd als argument aangevoerd, dat VUT-uitkeringen privaatrechtelijk overeengekomen en gefinancierde regelingen zijn, waarover de wetgever geen zeggenschap heeft. Dergelijke regelingen zouden, zo luidde het standpunt destijds, beduidend minder waarborgen bieden met betrekking tot duur en hoogte van de uitkering dan wettelijke regelingen. Tijdens het mondeling overleg van de vaste Commissie voor SZW op 13 april 1994 (Tweede Kamer, vergaderjaar , XV, nr. 41) gingen er stemmen op om uitkeringsregelingen, die, gezien de soliditeit en solvabiliteit van de onderneming, geen enkele vorm van twijfel toelaten waar het gaat om duurzaamheid en hoogte van die uitkering, in de toekomst gelijk te stellen met wettelijke uitkeringsregelingen. Met name een VUT-uitkering, die immers in de tijd begrensd is, zou in die visie in het algemeen als duurzaam en solide kunnen worden beschouwd. Mijn ambtsvoorganger merkte in dit verband namens het kabinet op dat het bij buitenlandse VUT-regelingen vaak gaat om regelingen per onderneming die dikwijls moeilijk te doorzien zijn voor buitenstaanders, terwijl ook de duurzaamheid ervan niet altijd gegarandeerd is. Bij sommige grote ondernemingen spelen dat soort aspecten veel minder een rol, maar er zijn ook vele VUT-regelingen van kleine ondernemingen die dikwijls zeer verschillend zijn. Volgens het kabinet zou het in de praktijk voor de SVB vrijwel ondoenlijk zijn om al die regelingen grondig te beoordelen. Het kabinet vond echter wel, dat als het gaat om een uitkeringsregeling die materieel gelijk te stellen is aan een wettelijke regeling inzake sociale zekerheid, de vrijstellingsregeling, na herziening van het KB, eventueel ook hiervoor zou kunnen gelden. In gelijke of althans vergelijkbare gevallen moet er immers een gelijke behandeling zijn. Het kabinet zegde destijds toe om dit onderwerp zorgvuldig onder de loep te nemen Standpunt kabinet Het huidige kabinet heeft, indachtig de toezegging van het vorige kabinet, zorgvuldig gekeken naar de mogelijkheid en de wenselijkheid om Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 16

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 276 Besluit van 7 juni 2006, houdende een wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 in verband

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staters-Generaal

Tweede Kamer der Staters-Generaal Tweede Kamer der Staters-Generaal Vergaderjaar 1985-1986 19615 Algemene herziening Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 746 Besluit van 24 december 1998, tot vaststelling van een maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 6, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1986-1987 19615 Algemene herziening Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 122b 27 468 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering en wijziging van artikel

Nadere informatie

Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999

Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 Besluit van 24 december 1998 tot vaststelling van een maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 6, derde lid, van de Algemene

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 27 Besluit van 2 januari 2001, houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 Wij Beatrix,

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar 1994 1995 Nr. 278 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar 1994 1995 Nr. 278 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 1994 1995 Nr. 278 24 211 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Kaapverdië houdende wijziging van het op 18 november 1981 te s-gravenhage ondertekende

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 391 27 899 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 468 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering en wijziging van artikel X van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 309 Besluit van 14 mei 1998 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. LJN: BP2096, Raad van State, 201003640/1/H2 Datum uitspraak: 26-01-2011 Datum publicatie: 26-01-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH DEN HAAG Amsterdam, 22 juni 2017 Betreft: Schriftelijke opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 360 Besluit van 29 augustus 2000, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in verband met voortzetting ziekenfondsverzekering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 720 Besluit van 19 december 2005, houdende regels inzake een vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 275 Goedkeuring van de opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat ondertekende Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 47 Besluit van 22 januari 1998, houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990 Wij

Nadere informatie

Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet

Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet Voorstel van wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet inzake het buiten toepassing laten van de korting op het ouderdomspensioen voor vrouwen die in de periode van 1 januari 1957 tot 1 januari 1980

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 337 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 337 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 1994 1995 Nr. 337 24 293 (R 1542) Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Hongarije inzake betaalde beroepswerkzaamheden of commerciële werkzaamheden van gezinsleden

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611

JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 JURISPRUDENTIE VAN HET HVJEG 1987 BLADZIJDEN 3611 ARREST VAN HET HOF (DERDE KAMER) VAN 24 SEPTEMBER 1987. BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK TEGEN J. A. DE RIJKE. VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 666 Beschikking van de Minister van Justitie van 29 september 2010 tot plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Besluit beperking kring

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 30 918 Wijziging van de Zorgverzekeringswet en andere wetten met het oog op het verzwaren van het premie-incassoregime en andere maatregelen om

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 26031 17 december 2012 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 december 2012, 2012-0000049118,

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 8 april 2008

No.W /III 's-gravenhage, 8 april 2008 ................................................................................... No.W12.08.0065/III 's-gravenhage, 8 april 2008 Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2008, no.08.000558, heeft Uwe Majesteit,

Nadere informatie

EUROPEES PARLEMENT ***I STANDPUNT VAN HET EUROPEES PARLEMENT. Geconsolideerd wetgevingsdocument EP-PE_TC1-COD(2007)0054

EUROPEES PARLEMENT ***I STANDPUNT VAN HET EUROPEES PARLEMENT. Geconsolideerd wetgevingsdocument EP-PE_TC1-COD(2007)0054 EUROPEES PARLEMENT 2004 2009 Geconsolideerd wetgevingsdocument 15.1.2008 EP-PE_TC1-COD(2007)0054 ***I STANDPUNT VAN HET EUROPEES PARLEMENT in eerste lezing vastgesteld op 15 januari 2008 met het oog op

Nadere informatie

Reactie op prejudiciële vraag 17/01041

Reactie op prejudiciële vraag 17/01041 Reactie op prejudiciële vraag 17/01041 Welke socialezekerheidswetgeving wijst Vo. 883/2004 aan bij een Let die in Letland woont en buiten de EU werkt voor een Nederlandse werkgever op een schip onder Bahamas-vlag?

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 201 26 238 Wijziging van enkele wetten in verband met invoering van het regresrecht in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en versterking

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 461 Wet van 28 oktober 1999, houdende uitbreiding van de kring van verzekerden ingevolge de Ziekenfondswet met zelfstandigen voor wie, gelet

Nadere informatie

Ontwerp besluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering BES

Ontwerp besluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering BES Ontwerp besluit houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering BES Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van, kenmerk, gedaan in overeenstemming met de Staatssecretaris

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1987-1988 19961 Voorstel van Wet van de leden Wolters, G. Terpstra en Gerritse tot wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige sociale

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2017 456 Besluit van 21 november 2017, houdende regels voor het beperken van de kring van verzekerden op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor de werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Vraag 1 Bent u bekend met het bericht van EenVandaag: Belastingdienst eist tienduizenden euro s van matrozen? 1

Vraag 1 Bent u bekend met het bericht van EenVandaag: Belastingdienst eist tienduizenden euro s van matrozen? 1 2019Z03373 Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over het bericht Belastingdienst eist tienduizenden euro s van matrozen (ingezonden 20 februari 2019) Vraag 1 Bent u bekend

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 XV Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 945 (R 1737) Goedkeuring van het op 28 mei 1999 te Montreal tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Datum van inontvangstneming : 07/07/2017 Vertaling C-322/17-1 Zaak C-322/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 30 mei 2017 Verwijzende rechter: High Court (Ierland) Datum van de

Nadere informatie

Staten-Generaal. s-gravenhage, 13 maart 2002. De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

Staten-Generaal. s-gravenhage, 13 maart 2002. De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd. Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 264 28 266 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta inzake sociale zekerheid en Administratief Akkoord voor de uitvoering van het Verdrag inzake

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 632 Wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (de maatstaf voor de duur van het recht op uitkering en enige andere onderwerpen)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 758 Wijziging van enkele belastingwetten c.a. (Overige Fiscale Maatregelen 2005) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 21 oktober 2004 Het voorstel

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP UITSPRAAK. A te B (Spanje), nader te noemen: betrokkene, en de Sociale Verzekeringsbank, nader te noemen: de SVB.

CENTRALE RAAD VAN BEROEP UITSPRAAK. A te B (Spanje), nader te noemen: betrokkene, en de Sociale Verzekeringsbank, nader te noemen: de SVB. CENTRALE RAAD VAN BEROEP 97/3836 AOW + 97/4659 AOW in het geding tussen: UITSPRAAK A te B (Spanje), nader te noemen: betrokkene, en de Sociale Verzekeringsbank, nader te noemen: de SVB. I. ONTSTAAN EN

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 034 Bevordering van het naar arbeidsvermogen verrichten van werk of van werkhervatting van verzekerden die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn

Nadere informatie

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROERMOND. Enkelvoudige kamer UITSPRAAK. het Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, gevestigd te Amsterdam, verweerder.

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROERMOND. Enkelvoudige kamer UITSPRAAK. het Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, gevestigd te Amsterdam, verweerder. ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROERMOND Enkelvoudige kamer Reg.nr.: 92 / 3496 AOW /AWW R OTB UITSPRAAK Inzake : H.J. R., wonende te M. tegen het Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, gevestigd te Amsterdam,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 606 Het onderbrengen van de zorg, bestaande uit duurzaam verblijf en verzorging in een verzorgingshuis, in de aanspraken op grond van de Algemene

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Sociale Verzekeringen Nr. SV/GSV/01/52463 Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van Financiën,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister voor Jeugd en Gezin en de Staatssecretaris van Financiën, STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 653 15 januari 2009 Regeling van 7 januari 2009, nr. DSV/2897940, houdende regels ter voorkoming of beperking van samenloop

Nadere informatie

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW. Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BO7059, Rechtbank Amsterdam, AWB 09/3604 AOW Datum uitspraak: 23-09-2010 Datum publicatie: 13-12-2010 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie:

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1. Inleiding MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Inleiding Iedereen die in Nederland woont, is verplicht verzekerd voor de volksverzekeringen (de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene nabestaandenwet (ANW) en de Algemene

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 277 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definities van gezin en middelen (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 623 Besluit van 28 november 2012, houdende Wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 en het

Nadere informatie

Date de réception : 10/01/2012

Date de réception : 10/01/2012 Date de réception : 10/01/2012 Resumé C-619/11-1 Zaak C-619/11 Resumé van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 104, lid 1, van het reglement voor de procesvoering van het Hof

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 259 Wet van 17 mei 2001 tot wijziging van de Werkloosheidswet en de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten in verband met de invoering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 386 Wet van 16 juli 2001 tot wijziging van de Ziekenfondswet in verband met samentelling van uitkeringstijdvakken ingevolge de Werkloosheidswet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 219 Wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en andere wetten in verband met een administratieve lastenverlichting inzake de vaststelling

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2014:1466

ECLI:NL:CRVB:2014:1466 pagina 1 van 5 ECLI:NL:CRVB:2014:1466 Instantie Datum uitspraak 09-05-2014 Datum publicatie 12-05-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Centrale Raad van Beroep 13-5281 ANW Bestuursrecht Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 600 Besluit van 23 december 1999, houdende afwijkende regels inzake het recht op een uitkering ten aanzien van personen die niet in Nederland

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 754 Herbezinning van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 419 Wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met de uitbreiding van de nationaliteitseis voor benoeming tot notaris tot personen met

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

ECLI:NL:GHARL:2017:4777 ECLI:NL:GHARL:2017:4777 Instantie Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 16/00619 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet

Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet Wijziging van enkele socialeverzekeringswetten betreffende de definitieve vaststelling van de uitkeringspositie van uitkeringsgerechtigden woonachtig in het buitenland VOORSTEL VAN WET Allen, die deze

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 223 Wijziging van enige socialeverzekeringswetten in verband met de beëindiging van de verzekeringsplicht van in het buitenland wonende uitkeringsgerechtigden

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 277 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 277 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2001 2002 Nr. 277 28 278 Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Nieuw-Zeeland; s-gravenhage, 30 juni

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 EA Den Haag SV/V&V/02/35298

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 EA Den Haag SV/V&V/02/35298 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 EA Den Haag Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 622 Besluit van 20 december 2000 tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het sociaalverzekeringsrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 27 073 Wet houdende een nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 696 Wijziging van de Wet op de lijkbezorging Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 524 Besluit van 26 september 1995, houdende wijziging van het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie Wij Beatrix, bij de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 242 Besluit van 27 juni 2014 tot Wijziging van het bedrag, genoemd in artikel 1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2004 46 Besluit van 26 januari 2004 tot wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ in verband met de aanspraak op verblijf voor een niet-geïndiceerde

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 597 Besluit van 23 december 1999, tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990, het

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 649 Besluit van 1 december 2006 tot wijziging van het Besluit onderhoudsvoorwaarden kinderbijslag en het Samenloopbesluit kinderbijslag Wij Beatrix,

Nadere informatie

Rapport. Datum: 3 juni 2002 Rapportnummer: 2002/179

Rapport. Datum: 3 juni 2002 Rapportnummer: 2002/179 Rapport Datum: 3 juni 2002 Rapportnummer: 2002/179 2 Klacht Verzoekers klagen erover dat UWV Cadans eind december 2001 nog geen zogenaamde E 121-verklaring bij het College voor Zorgverzekeringen heeft

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 403 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2013) Nr. 12 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 67 Wet van 13 december 2000, houdende wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1975-1976 13 473 (R 990), 13 467, Wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Neder- 13 482 landen, inhoudende beëindiging van de statutaire band met Suriname

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 8 december 2006 (OR. en) 2005/0258 (COD) PE-CONS 3669/06 SOC 549 CODEC 1331 OC 898 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: VERORDENING

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 517 Uitkering Algemene nabestaandenwet bij thuisverzorging hulpbehoevende Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1999 2000 26 834 Socialeverzekeringspositie van grensarbeiders Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A te B, vertegenwoordigd door C te D, tegen E en F, beide te G Zaak : Inschrijving, ingangsdatum zorgverzekering Zaaknummer : 2011.02617 Zittingsdatum : 27 juni 2012 2011.02617,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 23 432 De situatie in het Midden-Oosten 20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen Nr. 417 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS

Nadere informatie

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M Directie Directe Belastingen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 16 november 2007 DB 2007-00589 M Onderwerp Vrijwillige

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 Herziening van het stelsel van sociale zekerheid BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1996 303 Besluit van 30 mei 1996, houdende wijziging van het koninklijk besluit van 25 juni 1993, houdende vaststelling van regelen, bedoeld in de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 19383 Intrekking van de Werkloosheidswet, invoering van een nieuwe Werkloosheidswet en een aantal andere wetten, alsmede de in het kader van die

Nadere informatie

1. De Commissie heeft het bovengenoemde voorstel op 30 maart 2007 bij de Raad ingediend.

1. De Commissie heeft het bovengenoemde voorstel op 30 maart 2007 bij de Raad ingediend. RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 mei 2007 (15.05) (OR. en) 9351/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0054 (COD) SOC 193 CODEC 476 VERSLAG van: aan: nr. Comv.: Betreft: de Groep sociale vraagstukken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

Uw Belgisch of Duits pensioen in uw aangifte inkomstenbelasting

Uw Belgisch of Duits pensioen in uw aangifte inkomstenbelasting Uw Belgisch of Duits pensioen in uw aangifte inkomstenbelasting 1. Inleiding In Nederland wonen veel pensioengenieters die een deel van hun ouderdomspensioen ontvangen uit het buitenland. Genieters van

Nadere informatie

Notitie vrijwillige inkoop van AOW-verzekering over een achterliggende periode voor mensen die al eerder verplicht verzekerd waren in Nederland

Notitie vrijwillige inkoop van AOW-verzekering over een achterliggende periode voor mensen die al eerder verplicht verzekerd waren in Nederland Bijlage 1 Notitie vrijwillige inkoop van AOW-verzekering over een achterliggende periode voor mensen die al eerder verplicht verzekerd waren in Nederland 1. Aanleiding In de motie Van Weyenberg en Vermeij

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 223 Wet van 13 april 2006 tot intrekking en wijziging van diverse wetten en een besluit op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en

Nadere informatie

Checklist - Grensoverschrijdende arbeid

Checklist - Grensoverschrijdende arbeid Checklist - Grensoverschrijdende arbeid Grensoverschrijdende arbeid neemt steeds meer toe en heeft allerlei gevolgen voor de werknemer, zijn de gezinsleden en zijn werkgever(s). Bij het bepalen van de

Nadere informatie

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

Het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd: Bijlage bij de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enkele andere wetten ten behoeve van het afschaffen van de Verklaring arbeidsrelatie (Wet deregulering beoordeling

Nadere informatie

Wijzigingen in de loonheffingskorting 2019 voor niet-inwoners van Nederland

Wijzigingen in de loonheffingskorting 2019 voor niet-inwoners van Nederland Vakblad Grensoverschrijdend Werken nr. 20, februari 2019 www.grensoverschrijdendwerken.nl Wijzigingen in de loonheffingskorting 2019 voor niet-inwoners van Nederland Auteur: Nicole M.S.H. Janssen, werkzaam

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 154 Wijziging van de Algemene Wet ijzondere Ziektekosten en de Wet toelating zorginstellingen in verband met het regelen van de voorwaarden

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling premieheffing volksverzekeringen 2002

Uitvoeringsregeling premieheffing volksverzekeringen 2002 SZW Uitvoeringsregeling premieheffing volksverzekeringen 2002 22 augustus 2002/ Nr. SV/F&W/2002/57694 Directie Sociale Verzekeringen De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte,

Nadere informatie

I. VERKLARINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 1, ONDER L), VAN VERORDENING (EG) NR. 883/2004 DE DATUM VANAF WELKE DE VERORDENING VAN TOEPASSING ZAL ZIJN

I. VERKLARINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 1, ONDER L), VAN VERORDENING (EG) NR. 883/2004 DE DATUM VANAF WELKE DE VERORDENING VAN TOEPASSING ZAL ZIJN Verklaring van het Koninkrijk der Nederlanden uit hoofde van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 768 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 682 Besluit van 13 december 2001, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A te B vs C te D, vertegenwoordigd E te F Zaak : Premie zorgverzekering Zaaknummer : ANO07.195 Zittingsdatum : 22 augustus 2007 Zaak ANO07.195, Premie zorgverzekering

Nadere informatie