De opvangregeling: toekomstperspectief voor schadeverzekeraars in financiële problemen?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De opvangregeling: toekomstperspectief voor schadeverzekeraars in financiële problemen?"

Transcriptie

1 De opvangregeling: toekomstperspectief voor schadeverzekeraars in financiële problemen? Naam: Marjolein Timmermans Afstudeerrichting: Recht & Management, accent Handel Rechtsgeleerdheid, accent Privaat

2 De opvangregeling: toekomstperspectief voor schadeverzekeraars in financiële problemen? Faculteit Rechten Universiteit van Tilburg Collegejaar Naam: Marjolein Timmermans Afstudeerrichting: Recht & Management, accent Handel Rechtsgeleerdheid, accent Privaat Administratienummer: Begeleiders: Mr. N. Lavrijssen Faculteit Privaatrecht Mr. dr. W.C.T. Weterings Faculteit Business Law Afstudeerdatum: 29 augustus 2011

3 Voorwoord D e scriptie die hier voor u ligt heb ik geschreven in het kader van de afronding van de master Recht & Management, accent Handel en de master Rechtsgeleerdheid, accent Privaat. De keuze om mijn scriptie te schrijven over verzekeringen is in het laatste jaar van mijn studietijd ontstaan. In het najaar van 2010 heb ik namelijk het vak Verzekeringsrecht gevolgd en vond het een heel interessant vak. Naar aanleiding van deze interesse ben ik in contact gekomen met mevrouw Lavrijssen. Na een gesprek met haar ben ik tot dit onderwerp gekomen. Via deze weg wil ik ook enkele mensen bedanken. In de eerste plaats mijn twee begeleiders, mevrouw Lavrijssen en de heer Weterings. Zonder hun begeleiding had ik deze scriptie niet kunnen schrijven. Verder wil ik mijn ouders en broertje bedanken. Zij hebben mij naast deze scriptie tijdens de gehele studie op allerlei vlakken gesteund. Tot slot wil ik nog mijn vriendinnen bedanken voor hun steun tijdens het schrijven van deze scriptie. Veel leesplezier! Marjolein Timmermans Tilburg, augustus 2011 ~ 1 ~

4 ~ 2 ~

5 Inhoudsopgave Inleiding 5 Hoofdstuk 1: De opvangregeling 7 1. Het arrest Vie d Or 7 2. Het toezicht 9 3. De werking van de opvangregeling Herverzekering of portefeuilleoverdracht? De toepassing Financiering en einde van de opvangregeling De opvangregeling versus het verzekeringscompensatiestelsel 22 Hoofdstuk 2: Een verzekeraar en zijn risico s Risico s Risicomanagement Instrumentkeuze Herverzekering Proportionele herverzekering Non-proportionele herverzekering Financiële herverzekering 45 Hoofdstuk 3: De levensverzekeraar Wat is een levensverzekeraar? Het begrip levensverzekeraar/levensverzekering De elementen Ingang van de dekking Risicomanagement Beleggingsrisico Beleggingsrisico bij een levensverzekeraar 60 ~ 3 ~

6 Hoofdstuk 4: De schadeverzekeraar Wat is een schadeverzekeraar? Het begrip schadeverzekeraar/schadeverzekering Het begrip schade De elementen Risicomanagement Beleggingsrisico bij een schadeverzekeraar 74 Hoofdstuk 5: De toekomst Solvency II Pijler Pijler Pijler Gevolgen van Solvency II voor de verzekeraars en polishouders Een andere verandering: de Interventiewet De Interventiewet versus de huidige opvangregeling en noodregeling 89 Hoofdstuk 6: Levens- versus schadeverzekeraars Verschillen en overeenkomsten De opvangregeling Het verzekeringsbedrijf Het risicomanagement De toekomst Aanbeveling 112 Literatuurlijst 115 Jurisprudentielijst 125 ~ 4 ~

7 Inleiding H et onderwerp waar mijn scriptie over gaat is ontstaan nadat een levensverzekeraar failliet is verklaard. Hierna is namelijk de opvangregeling in het leven geroepen. 1 De opvangregeling is een instrument dat kan worden ingezet om een faillissement van een levensverzekeraar te voorkomen. Hierdoor worden uiteindelijk de polishouders beschermd. In de huidige economie is er sprake van een kredietcrisis, waardoor vele bedrijven failliet gaan. Hierbij is er ook een mogelijkheid dat een verzekeraar failliet gaat. Echter de opvangregeling is enkel van toepassing op levensverzekeraars. Daardoor ontstaat de vraag: Waarom heeft men de keuze gemaakt om de opvangregeling enkel van toepassing te verklaren op levensverzekeraars? Schadeverzekeraars kunnen immers ook problemen krijgen ten aanzien van hun solvabiliteit. Neem bijvoorbeeld Ineas, op deze verzekeraar was vanaf juni tot juli 2010 de noodregeling van toepassing. 2 Op 26 juli 2010 is deze schadeverzekeraar failliet verklaard. 3 Bij een faillissement worden de polishouders van een schadeverzekeraar ook gedupeerd. Dus waarom is de opvangregeling enkel op levensverzekeraars van toepassing verklaard? De Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen geeft als reden dat er verschillen tussen beide verzekeringen aanwezig zijn. 4 Zij trekt daaruit de conclusie dat de opvangregeling niet van toepassing kan worden verklaard op een schadeverzekeraar. Tevens geeft zij als reden weer dat een beperkt aantal polishouders van schadeverzekeraars maar profijt hebben bij continuïteit van de verzekeraar. 5 Degene die volgens hun profijt hebben bij continuïteit zijn de polishouders die hun premie al vooruitbetaald hebben en de polishouders die wachten op een uitkering. Mijn keuze is op dit onderwerp gevallen omdat ik wilde weten of de polishouders van schadeverzekeraars nu, elf jaar na de conclusie van de Studiegroep Opvangregeling Schadeverzekeringen, wel belang zouden hebben bij toepassing van de opvangregeling. Dit heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag: Dient de opvangregeling, zoals geregeld in afdeling Wet op het financieel toezicht, ook van toepassing te worden verklaard op schadeverzekeraars? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet? 1 Lemaire 1997, p Rb. Amsterdam, 24 juni 2010, LJN BM Rb. Amsterdam, 26 juli 2010, Insolventienummer F.10/ PVK Studies 2000, p PVK Studies 2000, p. 50. ~ 5 ~

8 Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden heb ik eerst onderzoek gedaan naar wat de opvangregeling is. Daarna heb ik onderzoek gedaan naar wat de verschillen zijn tussen de twee verzekeringsbedrijven. De nadruk is daarbij komen te liggen op de verschillen met betrekking tot de risico s die de twee verzekeringsbedrijven hebben en hoe zij hier mee om gaan. Ook heb ik nog een blik geworpen op de veranderingen in de nabije toekomst, zoals het verzekeringscompensatiestelsel, Solvency II en de Interventiewet. In het eerste hoofdstuk zal er een uiteenzetting worden gegeven over de opvangregeling. Er zal worden weergegeven wat de redenen waren voor het ontstaan van de opvangregeling en de werking van de regeling. Tevens zal er een blik worden geworpen op de plannen van de Europese Commissie (EC). Hun plannen zijn namelijk om een verzekeringscompensatiestelsel in te voeren. Het tweede hoofdstuk zal weergeven wat risico en risicomanagement is. Hierna zullen de mogelijkheden worden weergegeven om de risico s te beheersen. Er zal worden afgesloten met een uiteenzetting van een van de beheersmogelijkheden, de herverzekering. Het daaropvolgende hoofdstuk zal uitleggen wat een levensverzekeraar is. Daarna zullen de specifieke levensrisico s worden weergegeven en hoe de verzekeraar daar mee om gaat. Tevens zal er in dit hoofdstuk het beleggingsrisico worden uitgelegd. Na deze uiteenzetting zal er een blik worden geworpen naar hoe dit risico bij een levensverzekeraar een rol speelt. In het vierde hoofdstuk zal er een andere grote groep verzekeraars worden onderzocht, de schadeverzekeraars. Ook hier zal eerst worden uitgelegd wat een schadeverzekeraar is. Dit zal worden vervolgd met het bestuderen van zijn schaderisico en zijn risicomanagement. Uiteindelijk zal ook bij de schadeverzekeraar aandacht worden besteed aan zijn beleggingsrisico. In het daaropvolgende hoofdstuk zal er een blik in de toekomst worden geworpen. Solvency II is namelijk over enkele jaren geïmplementeerd en van toepassing op de verzekeringsbranche. In dit hoofdstuk zal, na een korte weergave van de inhoud van de richtlijn, worden weergegeven wat de gevolgen van deze regeling zullen zijn voor de verzekeringsbranche en de polishouders. Daarnaast zal er naar alle waarschijnlijkheid nog een verandering plaatsvinden. Er is immers een voorstel gedaan voor een Interventiewet. Over deze wet zal een uiteenzetting worden gegeven. Hierna zal er een vergelijking plaatsvinden tussen de Interventiewet en de bestaande opvangregeling en noodregeling. In het laatste hoofdstuk zullen de verschillen en overeenkomsten worden weergegeven ten aanzien van de levens- en schadeverzekeraars, zoals deze in de hoofdstukken 3 en 4 zijn besproken. Dit hoofdstuk zal worden afgesloten met het geven van een aanbeveling ten aanzien van de positie van de opvangregeling in verhouding tot de schadeverzekeraars voor de nabije toekomst. ~ 6 ~

9 Hoofdstuk 1: De opvangregeling H et eerste hoofdstuk zal weergeven wat de opvangregeling is en wat haar positie is. Eerst zal het arrest worden weergegeven dat aanleiding heeft gegeven tot de invoering van de opvangregeling voor levensverzekeraars. Daarna zal in de tweede paragraaf worden weergegeven uit welke handhavingsinstrumenten het toezicht bestaat en wat de plaats van de opvangregeling is ten opzichte van de andere handhavingsinstrumenten. In de derde paragraaf zal vervolgens worden weergegeven wat de vereisten zijn voor toepassing van de opvangregeling en hoe deze regeling werkt. In het laatste gedeelte van de derde paragraaf zal er een blik worden geworpen op het Europese verzekeringscompensatiestelsel. 1. Het arrest Vie d Or Het arrest dat aanleiding heeft gegeven tot invoering van de opvangregeling gaat over de N.V. Levensverzekering Maatschappij Vie d Or (Vie d Or) die in 1985 is opgericht. Alle aandelen waren oorspronkelijk in handen van één aandeelhouder die tevens directeur van de maatschappij was. De verzekeringsmaatschappij kwam al snel na het ontstaan in de problemen; deze ontstonden namelijk al in Vie d Or had een negatief bedrijfsresultaat, waardoor het beschikbare eigen vermogen werd aangetast en men dus niet meer kon voldoen aan de wettelijk vereiste solvabiliteitsmarge. 6 Een solvabiliteitsmarge is een minimumbedrag, ofwel reserve, dat aanwezig dient te zijn bij een verzekeraar. Hierdoor beschikt de verzekeraar - als de omstandigheden wat minder gunstig zijn - over voldoende vermogen waar aanspraak op gemaakt kan worden. Kortom: de solvabiliteitsmarge werkt als buffer voor tegenvallers. 7 Dit volgt uit artikel 3:57 Wet op het financieel toezicht (Wft). Vanaf het moment dat er bij Vie d Or sprake was van een negatief bedrijfsresultaat, hield de toenmalige Verzekeringskamer 8 zich (voornamelijk) bezig met de verbetering van de administratieve organisatie en het op peil houden van de vereiste solvabiliteitsmarge. In 1992 kwam daar verandering in; in maart van dat jaar leek Vie d Or zich goed te ontwikkelen. Echter in het najaar van 1992 bleek dat er geen sprake was van een financiële verbetering. Het toezicht op Vie d Or werd daarom aangescherpt. Vie d Or kreeg de opdracht om op zoek te gaan naar een maatschappij die de portefeuille of de gehele maatschappij wilde overnemen. Voor het verstrijken van de deadline die men daarvoor had gekregen, ontdekte 6 Verzekerd van toezicht 1995, p Graaf & Stegeman 2007, p ; Kamerstukken II , , nr. 10, p In de huidige situatie is deze gefuseerd met De Nederlandsche Bank (DNB). ~ 7 ~

10 men in het voorjaar van 1993 dat er binnen de maatschappij sprake was van belangenverstrengeling. Het nieuws omtrent het mismanagement en de strafbare feiten kwam in het najaar van 1993 in de publiciteit, waardoor het vertrouwen in Vie d Or verdween. Daarom werd in november 1993 een stille bewindvoerder benoemd en de Verzekeringskamer eiste een nieuw financieringsplan. De aandeelhouders waren niet meer bereid om het tekort in de solvabiliteitsmarge aan te vullen. Hierop reageerde de Verzekeringskamer, door de vergunning van Vie d Or in te trekken en daarna de noodregeling aan te vragen. Deze verleende de rechtbank s-hertogenbosch op 15 december In de volgende paragraaf zal worden uitgelegd wat de noodregeling is. In augustus 1994 nam Twenteleven N.V. de verplichtingen over die Vie d Or had tegenover zijn polishouders. Bij deze overdracht werden de polishouders benadeeld, waardoor de polishouders via de Stichting Vie d Or een procedure startten om hun schade te verhalen. 10 Uiteindelijk heeft de rechtbank s-hertogenbosch op 11 december 1995 Vie d Or failliet verklaard. 11 Ruim 10 jaar later, in mei 2008, bereikten alle partijen pas overeenstemming over de vergoeding voor de polishouders. 12 Op 29 april 2009 heeft het Gerechtshof te Amsterdam de schikking tussen partijen verbindend verklaard. 13 De overeenkomst die verbindend is verklaard, is een beëindigingregeling. Deze regeling bevat onder andere de vergoedingen aan de oud-polishouders en hun rechtsopvolgers voor de schade die zij hebben geleden. De stichting die zich heeft ingezet namens alle polishouders is ondertussen opgehouden te bestaan. 14 Naar aanleiding van deze zaak heeft de Commissie Ybema een parlementair onderzoek uitgevoerd. Zij gaf in haar verslag weer dat er onderzoek gedaan diende te worden naar de vraag of de rechter de bevoegdheid zou kunnen krijgen om een verzekeringsmaatschappij te dwingen zijn portefeuille over te dragen. 15 Hierna is er door het Verbond van Verzekeraars en de Verzekeringskamer het plan gepresenteerd om een opvangregeling te maken die polishouders een betere bescherming biedt bij levensverzekeraars die financieel in de gevarenzone komen. 16 Uiteindelijk is op 26 augustus 1999 een wetsontwerp voor de opvangregeling voor levensverzekeraars ingediend. Welke op 13 december 2000 is aangenomen. 17 Begin 2001 is de wet in het Staatsblad 9 De uitspraak is niet gepubliceerd. Kamerstukken II 1998/99, , nr. 15, p De eerste zaak die via de Stichting Vie d Or liep was Rb. s-gravenhage 13 juni 2001, LJN AB De uitspraak is niet gepubliceerd. Hof s-gravenhage 27 mei 2004, LJN AP Te vinden in nr. 2 bij de annotatie van C. van Dam bij de arresten HR 13 oktober 2006, NJ 2008, Hof Amsterdam 29 april 2009, LJN BI Stichting Vie d Or Kamerstukken II 1995/96, , nr. 10, p PVK Studies Stb. 2001, 73. ~ 8 ~

11 gepubliceerd, 18 maar de inwerkingtreding werd uitgesteld totdat de opvangregeling operationeel was. Op 22 december 2001 is de opvangregeling opgenomen in de toenmalige Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (WTV). 19 Vervolgens is op 9 januari 2002 een opvang N.V. opgericht, waardoor de opvangregeling operationeel werd. 20 Sinds 2001 kan De Nederlandsche Bank (DNB) dus gebruik maken van de opvangregeling. Echter, er is tot op heden nog nooit gebruik van gemaakt. De opvangregeling is slechts één van de vele handhavingsinstrumenten die DNB heeft. 2. Het toezicht De opvangregeling is niet het enige instrument dat DNB heeft om de niet naleving van de bij of krachtens de Wft gestelde regels te handhaven. Daarom zal in deze paragraaf worden weergegeven welke instrumenten er zijn en wat de positie van de opvangregeling is ten opzichte van deze andere instrumenten. Een verzekeraar is een financiële onderneming in de zin van artikel 1:1 Wft. Zij gaat immers een belofte aan om in de toekomst een financiële uitkering te doen. Doordat er sprake is van een financiële onderneming is de Wft van toepassing. Op grond van de Wft houdt men (prudentieel) toezicht op verzekeraars, omdat er sprake is van een tijdsverschil tussen betaling door de consument en uikering door de instelling; dit wordt ook wel een uitgestelde prestatieplicht genoemd. 21 In artikel 1:24 Wft is het doel van het prudentieel toezicht neergelegd. Het is gericht op de soliditeit 22 van financiële ondernemingen en het bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector. De toezichthouder bij verzekeraars is DNB. Hij verleent hen tevens vergunningen. De andere toezichthouder, de Autoriteit Financiële Markten (AFM), komt bij verzekeraars enkel in beeld bij informatieverstrekking aan verzekeringnemers. 23 Er zijn vele handhavinginstrumenten waar DNB gebruik van kan maken. Er is hierbij een onderscheid te maken tussen enerzijds algemene instrumenten, die de AFM ook heeft. En anderzijds specifieke instrumenten. Die enkel DNB heeft. De algemene instrumenten staan in deel 1 Wft, terwijl de specifieke instrumenten voornamelijk zijn geregeld in deel 3 Wft. Om toezicht te houden heeft men, op grond van artikel 1:72 tot en met 1:74 Wft, de mogelijkheid om inlichtingen te vorderen en de mogelijkheid om inzage van gegevens te 18 Stb. 2001, Stb. 2001, 662. Per 1 januari 2007 is deze wet vervangen door de Wet op het financieel toezicht (Wft) (Stb. 2006, 475). 20 DNB 2007b. 21 Boshuizen & Jager 2010, p. 27, Soliditeit is hetzelfde als solvabiliteit. Dit begrip zal verderop in deze paragraaf worden uitgelegd. 23 Boshuizen & Jager 2010, p. 39. ~ 9 ~

12 vorderen. Voordat een toezichthouder maatregelen zal treffen, zal hij eerst een normoverdragend gesprek aangaan. Een normoverdragend gesprek is een gesprek tussen de toezichthouder en het bestuur van de verzekeraar. De toezichthouder stelt zo de verzekeraar in de gelegenheid zijn zienswijze te geven en om de situatie te wijzigen. Hij kan de verzekeraar ook waarschuwen dat er zal worden ingegrepen indien de situatie niet wijzigt, via een zogenaamde waarschuwingsbrief. 24 Indien de verzekeraar niet voldoet aan wat bij of krachtens de Wft is bepaald, heeft DNB de mogelijkheid om de verzekeraar een aanwijzing in de zin van artikel 1:75 Wft te geven. Dit is volgens lid 2 tevens mogelijk indien er bij de verzekeraar tekenen aanwezig zijn van een ontwikkeling die het eigen vermogen, de solvabiliteit of de liquiditeit van de verzekeraar in gevaar kunnen brengen. De levensverzekeraar is solvabel indien hij in staat is ongunstige ontwikkelingen in het bedrijfsklimaat op te vangen. Hij houdt dan voldoende eigen vermogen aan ten opzichte van zijn verplichtingen en de aard en grootte van zijn bedrijfsrisico s. 25 Liquide is de verzekeraar als hij kan voldoen aan de direct opeisbare schulden. 26 Het gaat bij een aanwijzing om een verplichting voor de verzekeraar om binnen een door de toezichthouder gestelde redelijke termijn ten aanzien van de in de aanwijzingsbeschikking weergegeven punten een bepaalde gedragslijn te volgen. 27 Indien de verzekeraar de aanwijzing niet nakomt kunnen er vervolgacties worden ingesteld. Zoals eerder weergegeven heeft DNB vele handhavinginstrumenten tot zijn beschikking. Deze zullen hierna nader uiteengezet worden. Echter niet alle instrumenten kunnen worden ingezet als de verzekeraar niet voldaan heeft aan de aanwijzing die DNB hem heeft gegeven. DNB kan de keuze maken om een stille curator te benoemen op grond van niet voldoen aan hetgeen bij of krachtens de Wft is bepaald. Voor toepassing dient er voldaan te zijn aan één van de voorwaarden. In artikel 1:76 lid 2 Wft staan de toepassingsvoorwaarden: de verzekeraar is een aanwijzing niet nagekomen, de overtreding brengt een adequate functionering van de verzekeringsonderneming ernstig in gevaar of de overtreding brengt de belangen van polishouders ernstig in gevaar. Tevens kan er op grond van lid 3, een stille curator worden benoemd op basis van dat er tekenen ontwaren van een ontwikkeling die het eigen vermogen, de solvabiliteit of de liquiditeit van de verzekeraar in gevaar kunnen brengen. Daarnaast heeft DNB de mogelijkheid om een acquisitieverbod in te stellen voor buitenlandse ondernemingen, op grond van artikel 1:77 Wft. Dit is een verbod dat de 24 Boshuizen & Jager 2010, p. 327; Schotsman 2009, p Busch 2010b, p Doff 2006, p Graaf & Stegeman 2007, p ~ 10 ~

13 financiële onderneming vanuit een bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten haar bedrijf uitoefent of financiële diensten verleent in een andere lidstaat. Verder bestaat er een mogelijkheid om de accountant of actuaris onbevoegd te verklaren, op grond van artikel 1:78 Wft. Een andere mogelijkheid is dat DNB, op grond van artikel 1:79 lid 1 Wft, een last onder dwangsom oplegt ter zake van een overtreding van voorschriften. Het daaropvolgende artikel, artikel 1:80 lid 1 Wft, regelt de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen ter zake van een overtreding van voorschriften. DNB heeft de keuze om, op overtredingen waarop de last onder dwangsom kan worden toegepast, een last onder dwangsom, een bestuurlijke boete of beiden op te leggen. Men kijkt hiervoor naar de omstandigheden bij de desbetreffende concrete overtreding. 28 Men kan ook de publiciteit erbij betrekken. DNB heeft namelijk op grond van de artikelen 1:94 tot en met 1:101 Wft, de bevoegdheid om een openbare waarschuwing uit te vaardigen bij overtreding van een verbodsbepaling uit de Wft of als de verzekeraar niet of niet voldoende gevolg heeft gegeven aan een aanwijzing. Uiteraard heeft DNB ook de mogelijkheid om aangifte te doen bij het Openbaar Ministerie (OM) wegens niet-nakoming van de aanwijzing. Op grond van artikel 1:104 Wft heeft DNB de bevoegdheid een door haar aan een verzekeraar verleende vergunning in een aantal limitatieve gevallen te wijzigen, geheel of gedeeltelijk in te trekken of te beperken. Er is ook een mogelijkheid om aan de vergunning nadere voorschriften te verbinden. DNB heeft tevens de bevoegdheid om een herstelplan op te vragen. Dit is één van de vele specifieke instrumenten. Uit artikel 3:132 Wft blijkt dat DNB dit kan doen indien hij van mening is dat de rechten van polishouders van een verzekeraar in het gedrang komen. Dit is enkel mogelijk indien de verzekeraar nog voldoet aan de minimale solvabiliteitseisen, maar de verwachting gerechtvaardigd is dat hij daar binnen afzienbare tijd niet meer aan zal voldoen. DNB heeft daarnaast ook de mogelijkheid om conservatoire maatregelen te nemen, op grond van artikel 3:135 Wft. Dit houdt in dat de beschikkingsbevoegdheid van verzekeraars over zijn waarden kan worden beperkt of zelfs kan worden uitgesloten, waar zij zich ook bevinden. Deze mogelijkheid bestaat indien een verzekeraar niet voldoet aan de wettelijke vereisten met betrekking tot de toereikendheid van de technische voorzieningen, en in bepaalde omstandigheden ook met betrekking tot de solvabiliteitsmarge. Technische voorzieningen is het vermogen dat de verzekeraar nodig heeft om aan zijn lopende 28 Graaf & Stegeman 2007, p ~ 11 ~

14 verplichtingen te voldoen. Het betreft dan de vorderingen die nog niet zijn ingediend door de polishouders. 29 Deze voorzieningen dienen als dekking voor de verzekeringsverplichtingen. 30 De verzekeraar dient een saneringsplan in te dienen bij DNB, indien deze laatste daarom verzoekt. DNB zal dit verzoeken indien de verzekeraar niet meer over de vereiste solvabiliteitsmarge beschikt. In dit plan dient weergegeven te worden, zoals uit artikel 3:136 lid 1 Wft blijkt, hoe en wanneer de marge weer op peil wordt gebracht. Wanneer de solvabiliteitsmarge daalt beneden het vereiste garantiefonds, dan moet er, volgens de leden 2 tot en met 5 van datzelfde artikel en artikel 4 lid 2 van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft, binnen 8 weken een financieringsplan worden opgesteld. Dit plan dient weer te geven hoe de solvabiliteitsmarge weer op de vereiste omvang wordt gebracht. Het vereiste garantiefonds bestaat volgens artikel 3:57 lid 4 Wft uit een derde van het voorgeschreven minimumbedrag aan solvabiliteitsmarge. Voor levensverzekeraars is er voor het garantiefonds een absolute ondergrens van 3,5 miljoen en voor schadeverzekeraars een ondergrens van 2,3 miljoen. 31 In beide situaties kan DNB indien er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden waarbij te verwachten is dat de financiële positie van de verzekeraar nog verder zal verslechteren een beperking opleggen. Er is namelijk op grond van artikel 3:138 Wft een mogelijkheid om de verzekeraar de vrije beschikking over zijn waarden te beperken of te verbieden. Het herstelplan, saneringsplan en financieringsplan zijn onderdeel van de interventieladder. De interventie wordt bij elke tree zwaarder. Bij het herstelplan is de verzekeraar namelijk nog solvabel en heeft DNB een vermoeden dat daar binnenkort geen sprake meer van is. Zakt de aanwezige solvabiliteit beneden de solvabiliteitsmarge dan is er het saneringsplan. Mocht de aanwezige solvabiliteit onder het garantiefonds zakken dan is er het financieringsplan. Het verschil tussen deze laatste twee plannen zijn de verschillende termijnen die er voor de verzekeraar zijn om zijn solvabiliteit weer op het gewenste niveau te brengen. Het verschil is dat voor het financieringsplan een kortere termijn geldt dan bij het saneringsplan. 32 De opvangregeling, deze zal nader uitgewerkt worden in paragraaf 3 van dit hoofdstuk, bevindt zich voor de twee laatste mogelijkheden die DNB heeft indien er sprake is van financiële problemen. De een-na-laatste maatregel is dat er in uitzonderlijke gevallen een noodregeling aangevraagd kan worden. Er is dus nog steeds sprake van een te lage solvabiliteitsmarge. De uitzonderlijke gevallen zijn neergelegd in artikel 3:160 en 3:161 Wft. Het wettelijk criterium voor verzekeraars is dat het belang der gezamenlijke schuldeisers bij 29 Doff 2006, p. 19; Lavrijssen 2011, p Artikel 3:67 Wft. 31 Artikel 49 Besluit prudentiële regels Wft (Bpr). 32 Boshuizen & Jager 2010, p ~ 12 ~

15 de afwikkeling van het bedrijf een bijzondere voorziening vordert, op grond van artikel 3:161 Wft. De noodregeling wordt gezien als een ultimum remedium. DNB zal namelijk de noodregeling pas aanvragen nadat zij andere maatregelen heeft getroffen die niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. 33 Indien men de noodregeling door de rechter laat uitspreken, krijgen bewindvoerders op grond van artikel 3:163 Wft een machtiging om alle of een deel van de rechten en verplichtingen uit of krachtens verzekeringsovereenkomsten over te dragen, of een machtiging om de portefeuille van de verzekeraar geheel of gedeeltelijk te vereffenen. In het eerste geval is er sprake van een overdracht van de verzekeringsportefeuille, in het tweede geval is er sprake van liquidatie. Ook is er een mogelijkheid dat beide machtigingen aan de bewindvoerder worden gegeven. De gehele of gedeeltelijke portefeuilleoverdracht zal plaatsvinden indien er sprake is van de eerder genoemde te lage solvabiliteitsmarge. De liquidatie zal plaatsvinden als er een tekort is ten opzichte van de technische voorzieningen maar er is nog geen sprake van een negatief vermogen. 34 De laatste maatregel die DNB kan nemen, is een faillissement aanvragen. De verzekeraar kan echter pas failliet worden verklaard indien er sprake is van een negatief vermogen en de vergunning dient ingetrokken te zijn door DNB. Daarnaast dient het doel van de noodregeling verwezenlijkt te zijn of kan het doel niet meer worden verwezenlijkt. 35 Een faillissement kan ook worden aangevraagd indien er geen noodregeling aan vooraf is gegaan. In deze situatie bestaat er geen vooruitzicht meer dat er met een noodregeling een faillissement zal worden voorkomen. 36 Afdeling 11B, waarin dit is geregeld, is een specifiek gedeelte van de Faillissementswet (Fw). Een verzekeraar kan namelijk ook op grond van artikel 1 Fw failliet worden verklaard als hij is opgehouden te betalen. Er bestaan dan problemen ten aanzien van de liquiditeit van de verzekeraar. Terwijl op grond van afdeling 11B van de Fw er sprake dient te zijn van een situatie waarin de verzekeraar zijn toekomstige verplichtingen niet meer zal kunnen nakomen, het zogenaamde solvabiliteitsprobleem. Er is dan nog geen situatie waarin de verzekeraar is opgehouden te betalen. De betalingen worden immers pas in de toekomst verricht. 37 Bij de noodregeling en het faillissement is er sprake van een preferentieregeling, waardoor de polishouder ten opzichte van sommige andere schuldeisers een preferente positie inneemt. 38 De hierboven genoemde handhavinginstrumenten kunnen worden toegepast bij verzekeraars. Bij de zorgverzekeraar is er nog een uitzonderlijke mogelijkheid. De 33 Busch 2010b, p. 310; Kamerstukken II 2004/05, , nr. 10, p Artikel 3:163 lid 2 Wft. 35 Artikel 213d lid 2 en 213f lid 1 Faillissementswet (Fw). 36 Artikel 213f lid 1 Fw. 37 Boshuizen 2004, p. 9; Boshuizen & Jager 2010, p Artikel 3:198 Wft, artikel 213m en 213kk Fw. ~ 13 ~

16 Zorgverzekeringswet (Zvw) geeft namelijk in artikel 31 weer dat men een garantieregeling zou kunnen instellen. Deze geeft de polishouders een garantie van gehele of gedeeltelijke compensatie voor het geval de verzekeraar, waar zij een verzekeringsovereenkomst mee hebben gesloten, (geheel of gedeeltelijk) niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. 39 Dit is uitzonderlijk omdat er meerdere malen de vraag is gesteld of er een garantieregeling voor de verzekeringssector ingesteld dient te worden. 40 Echter tot op heden is er geen algemene regeling voor opgenomen. Wel zijn er ondertussen plannen om op Europees niveau een verzekeringscompensatiestelsel in te voeren. Hierover zal meer worden uitgelegd in paragraaf 3.4 van dit hoofdstuk. 3. De werking van de opvangregeling Zoals uit paragraaf 1 van dit hoofdstuk blijkt, is de opvangregeling in werking getreden in 2001 en te vinden in afdeling van de Wft. Deze afdeling draagt de titel: Opvangregeling voor levensverzekeraars. Deze afdeling is, zoals uit de titel al blijkt, enkel van toepassing op levensverzekeraars. Men heeft de opvangregeling ingevoerd omdat het toenmalige instrumentarium niet genoeg bescherming bood. De Verzekeringskamer kon destijds bijvoorbeeld een aanwijzing geven indien de verzekeraar niet aan de solvabiliteitseis voldeed. Deze aanwijzing kon de vorm hebben van het zoeken naar een overnemer of de verzekeraar verplichten te gaan samenwerken met een andere onderneming. Een dergelijke aanwijzing was vaak niet effectief. De Verzekeringskamer kon een andere verzekeraar namelijk niet dwingen om de in de problemen verkerende verzekeraar over te nemen of om er mee samen te werken. Daarnaast had de Verzekeringskamer niet de mogelijkheid om de verzekeraar en zijn aandeelhouders te dwingen hun aandelen of de portefeuille van de verzekeraar te verkopen. Tevens zou er bij een overname sprake zijn van marktwerking. Overnemende partijen kunnen immers minder geïnteresseerd zijn door alle opschudding die er is ontstaan. Ook is er door de opschudding een mogelijkheid dat de prijs die verzekeraar krijgt veel lager is dan de reële waarde. Hierdoor worden de polishouders benadeeld. 41 Ten tijde van de problemen betreffende Vie d Or was er, zoals blijkt uit de bovenstaande alinea, geen instrument aanwezig dat er met succes toe kon leiden dat een eventueel faillissement zou worden voorkomen. Tevens speelt het feit mee dat DNB beslissingen moet nemen die zowel negatieve als positieve gevolgen zullen hebben voor betrokken partijen. DNB moet dus een belangenafweging maken. Vaak zal dit in een kort 39 Boshuizen & Jager 2010, p. 307; PVK Studies 1996, p Boshuizen & Jager 2010, p Lemaire 1997, p. 47; PVK Studies 1996, p. 20. ~ 14 ~

17 tijdsbestek moeten plaatsvinden aangezien het steeds slechter zal gaan met de verzekeraar. Dit wordt ook wel het toezichthoudersdilemma genoemd. De Minister van Financiën heeft het toezichthoudersdilemma toegepast op de Vie d Or-zaak: Indien een onder toezicht gestelde instelling in de problemen is gekomen, doet zich de vraag voor welke lijn de toezichthouder in het belang van de verzekeringnemers, verzekerden en gerechtigden op uitkeringen (hierna: polishouders) moet kiezen. Enerzijds worden hun belangen gediend door onverkorte toepassing van de in de wet- en regelgeving gestelde (financiële) normen. Anderzijds is het evenzeer in hun belang dat de continuïteit van de bedrijfsvoering zolang mogelijk wordt gehandhaafd. Deze doelstellingen kunnen haaks op elkaar staan, zoals bij de deconfiture van Vie d Or is gebleken. Het te vroeg laten vallen van het doek (in de zin van het intrekken van de vergunning) kan mede door de waardedaling van de beleggingen als gevolg van het versneld te gelde maken daarvan de belangen van de polishouders ernstig schaden. Een beleid dat bij het niet voldoen aan de (financiële) normen te snel aanstuurt op een liquidatiescenario leidt met een grote mate van zekerheid tot financieel nadeel voor de polishouders. Dit moet worden afgewogen tegen de kans dat de maatschappij zonder nadeel voor de polishouders door een moeilijke periode heen geloodst kan worden. Natuurlijk is aan de going concern -benadering het risico verbonden dat de continuïteit uiteindelijk toch niet kan worden gewaarborgd. 42 Uit dit stuk van de Minister van Financiën blijkt dat het toezichthoudersdilemma een grote rol heeft gespeeld in de zaak Vie d Or. De Verzekeringskamer had er tot december 1993 vertrouwen in dat er financiële verbeteringen zouden plaatsvinden bij de verzekeringsmaatschappij. Daardoor werd Vie d Or niet eerder failliet verklaard en volgde de Verzekeringskamer de going concern -benadering. Deze benadering houdt in dat de onderneming al geld waard is als zij blijft bestaan. 43 De waarde bestaat dan bijvoorbeeld uit dat het bedrijf al actief is, markten heeft veroverd, klanten en leveranciers heeft en een soepel lopende organisatie is. Door de opvangregeling toe te passen wordt de going concern -benadering versterkt, zodat de kans dat de noodregeling of een faillissement moet worden uitgesproken wordt verkleind. 44 Echter in deze zaak kon de continuïteit niet gewaarborgd worden, waardoor Vie d Or uiteindelijk failliet werd verklaard. Het doel van de opvangregeling is dat indien de verzekeraar niet meer in staat is om de verzekeringsverplichtingen te voldoen, deze voorkomt dat de polishouders schade lijden. 42 Kamerstukken II 1995/96, , nr. 15, p Van Schilfgaarde 2009, p Busch 2010b, p ~ 15 ~

18 De regeling beschermt dus de polishouders. Dit vloeit voort uit het feit dat bij toepassing van de opvangregeling de polissen geheel of gedeeltelijk, tijdelijk worden overgenomen door een opvanginstelling. De rechten van de polishouders worden bij een dergelijke overname onverkort gehandhaafd. 45 Welke mogelijkheden er zijn voor de gehele of gedeeltelijke overname door de opvanginstelling zal uiteengezet worden in paragraaf 3.1 van dit hoofdstuk. De opvangregeling is een preventief middel, omdat het wordt toegepast op een moment waarop de verzekeraar in beginsel nog aan al zijn (verzekerings-)verplichtingen kan voldoen. 46 Echter de verzekeraar kan niet op eigen kracht weer solvabel worden. Om solvabiliteitsproblemen te voorkomen is een solvabiliteitsmarge vereist, zoals in paragraaf 1 van dit hoofdstuk is uitgelegd. De levensverzekeraar kan dus nog wel voldoen aan zijn huidige verplichtingen. Er is echter een mogelijkheid dat hij aan de verplichtingen in de toekomst niet meer kan voldoen. Daarom zal er door middel van de opvangregeling worden ingegrepen. 3.1 Herverzekering of portefeuilleoverdracht? Er zijn twee verschillende mogelijkheden om invulling te geven aan het opvangplan: herverzekering of verplichte portefeuilleoverdracht. Bij beide mogelijkheden maakt DNB gebruik van een opvanginstelling. Een opvanginstelling is, volgens de definitie in artikel 1:1 Wft: een naamloze vennootschap (N.V.) met zetel in Nederland die uitsluitend tot doel heeft in opdracht van DNB een in problemen verkerende levensverzekeraar op te vangen door herverzekering of overname van de portefeuille van de levensverzekeraar. De opvanginstelling heeft als taak de solvabiliteitsmarge weer op het wettelijk vereiste niveau te brengen. De aandelen van deze N.V. zullen door de oprichter, DNB, gehouden worden. Nadere afspraken betreffende de opvanginstelling zijn te vinden in een convenant tussen DNB, de Minister van Financiën en het Verbond van Verzekeraars. 47 Ten eerste heeft DNB de keuze voor een verplichte herverzekering van een deel of van de gehele portefeuille. Dit is in beginsel een tijdelijke opvangvariant. De verzekeraar zal namelijk op termijn weer zelfstandig, dus zonder de herverzekeraar, opereren op de markt. 48 Een herverzekering is in het belang van de verzekeraar en van de polishouders. 49 Uit artikel 3:152 lid 2 Wft blijkt dat bij herverzekering verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten van directe verzekering van de noodlijdende verzekeraar geheel of 45 Boshuizen & Jager 2010, p Lemaire 1997, p Graaf & Stegeman 2007, p. 528; Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p PVK Studies 1996, p Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p. 15. ~ 16 ~

19 gedeeltelijk worden herverzekerd bij een opvanginstelling. Alle of enkele risico s die de verzekeraar heeft geaccepteerd worden dus door de opvanginstelling overgenomen. Door deze overname zal de solvabiliteit van de verzekeraar verbeteren, waardoor hij weer aan de wettelijke vereisten zou kunnen voldoen. 50 Op grond van artikel 3:155 lid 1 Wft zal de levensverzekeraar de voor de opvanginstelling benodigde activa aan de opvanginstelling moeten overdragen. De opvanginstelling gaat namelijk verplichtingen aan op grond van de herverzekering of portefeuilleoverdracht. De waarden die samenhangen met deze verplichtingen dienen te worden overgedragen, dus de activa die de opvanginstelling nodig heeft om de opvang te kunnen realiseren. Het gaat hier om de activa die dient tot dekking van de technische voorzieningen, zoals in artikel 3:67 Wft is genoemd. Door de overdracht komt het dagelijkse beleid van de levensverzekeraar grotendeels in handen van de opvanginstelling. 51 De levensverzekeraar wordt door te herverzekeren niet ontslagen van de verplichting om zijn financiële situatie weer gezond te maken. Busch noemt enkele voorbeelden van verplichtingen die blijven bestaan. Bijvoorbeeld dat de levensverzekeraar een overname door een andere verzekeraar zou kunnen overwegen. 52 De herverzekering wordt toegepast indien er sprake is van voldoende vertrouwen in het management van de verzekeraar of in zijn bedrijfsvoering. 53 Tevens dient de verzekeraar voldoende levensvatbaar te zijn. Er is sprake van voldoende levensvatbaarheid indien het eigen vermogen positief is en alle schuldeisers nog kunnen worden voldaan. 54 De koopsom wordt samengesteld uit de beleggingen die worden overgedragen en de premie-inkomsten zullen worden gecedeerd aan de opvanginstelling. Omdat de verzekeraar moet blijven voldoen aan de solvabiliteitseisen, zal de opvanginstelling hem hierbij moeten steunen. 55 De tweede mogelijkheid die DNB heeft is een verplichte portefeuilleoverdracht, zoals is neergelegd in artikel 3:152 lid 3 Wft. Dit is enkel in het belang van de polishouders. 56 De verplichte portefeuilleoverdracht is een definitieve opvangvariant. 57 De verzekeraar krijgt namelijk de verplichting opgelegd om zijn portefeuille geheel over te dragen aan de opvanginstelling. Dit heeft tot gevolg dat zijn vergunning wordt ingetrokken op grond van artikel 1:104 Wft. En uiteindelijk zal de verzekeraar ophouden te bestaan, aangezien het op grond van artikel 2:27 Wft verboden is zonder vergunning een verzekeringsbedrijf uit te oefenen. De portefeuilleoverdracht wordt toegepast indien er sprake is van onvoldoende vertrouwen in het management. Daarnaast dienen de verzekeringsverplichtingen nog 50 Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p Graaf & Stegeman 2007, p. 530; Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p Busch 2010b, p Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p PVK Studies 1996, p PVK Studies 1996, p Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p PVK Studies 1996, p. 6. ~ 17 ~

20 volledig gedekt te zijn door de geoormerkte activa, dit zijn de activa die dienen tot dekking van de verzekeringsverplichtingen. Ter discussie bij deze opvangvariant staat de levensvatbaarheid van de verzekeraar, terwijl dat bij de verplichte herverzekering niet het geval was. Het gaat hier enkel om de levensvatbaarheid van de verzekeraar en niet om de levensvatbaarheid van de verzekeringsportefeuille. 58 In paragraaf 3 van dit hoofdstuk is namelijk weergegeven dat de verzekeraar in beginsel nog aan al zijn (verzekerings-) verplichtingen dient te kunnen voldoen. Er is enkel sprake van dat de verzekeraar in de toekomst niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. De levensvatbaarheid van de verzekeraar staat ter discussie omdat de derde-schuldeisers door beslag te leggen aanspraak kunnen maken op de geoormerkte activa. 59 Terwijl deze dienen om, zoals eerder vermeld, de verzekeringsverplichtingen te dekken. De prijs voor de overname van de portefeuille wordt bepaald door de specifieke factoren van de verzekeraar, bijvoorbeeld zijn omvang en winstgevendheid. De verzekeraar krijgt eerst de mogelijkheid om zelf de portefeuille over te dragen. Mocht dit niet lukken, dan zal de portefeuille worden overgedragen aan de opvanginstelling De toepassing Voordat DNB de opvangregeling kan toepassen, dient er eerst gekeken te worden of paragraaf van de Wft van toepassing is op de levensverzekeraar. Dit wordt gedaan aan de hand van artikel 3:149 Wft. Er dient sprake te zijn van een levensverzekeraar met een zetel in Nederland die een vergunning in de zin van artikel 2:27 lid 1 Wft heeft. Daarnaast dient er voldaan te zijn aan drie voorwaarden. Deze zijn terug te vinden in artikel 3:151 Wft. Ten eerste dient de solvabiliteitsmarge van de levensverzekeraar te zijn gedaald beneden het voor hem vereiste garantiefonds. Ten tweede dient er een financieringsplan te zijn opgevraagd. Zo heeft de verzekeraar de kans om eerst zelf orde op zaken te stellen. Indien het financieringsplan niet of niet tijdig wordt overhandigd of als het door DNB niet wordt goedgekeurd, heeft men voldaan aan dit vereiste. Ten derde moet de opvangregeling zinvol worden geacht. Er dient dus sprake te zijn van een overlevingskans van de portefeuille. Kortom: hij moet levensvatbaar zijn. 61 Uit de tekst en toelichting op de Wft blijkt dat er sprake is van een overlevingskans indien DNB voldoende vertrouwen heeft dat de met de portefeuille van de levensverzekeraar te behalen resultaten, in de toekomst kunnen 58 Schotsman 2009, p Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p PVK Studies 1996, p Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p. 4. ~ 18 ~

21 worden verbeterd. 62 DNB heeft bij toetsing van de levensvatbaarheid een ruime beoordelingsvrijheid. 63 De volgende stap die DNB neemt, is dat hij een vertrouwenscommissie hoort, voordat zij een opvangplan opstelt. Deze commissie bestaat uit personen die over voldoende ervaring beschikken en gezag hebben in de financiële wereld, in het bijzonder in de levensverzekeringsbranche. 64 De commissie adviseert ten aanzien van de inwerkingstelling en toepassing van de opvangregeling DNB, tevens kan zij een nuttige bijdrage leveren aan het goede verloop van de opvang. 65 De exacte taakomschrijving is neergelegd in artikel 3:150 Wft, waaruit volgt: - Het adviseren van DNB in de bij de opvangregeling voorgeschreven gevallen. - Het desgevraagd adviseren van DNB bij door haar te nemen beslissingen inzake de opvangregeling. - Het desgevraagd behulpzaam zijn van DNB bij pogingen om de portefeuille van de verzekeraar bij een andere verzekeraar onder te brengen. Nadat de commissie is gehoord zal op grond van artikel 3:151 lid 3 Wft een opvangplan worden opgesteld. Hierin wordt bijvoorbeeld opgenomen welke vormen van opvang nodig zijn en hoeveel middelen daarvoor ingezet dienen te worden. 66 De verplichte portefeuilleoverdracht is zoals uit paragraaf 3.1 van dit hoofdstuk blijkt, een ingrijpende opvangvariant. De levensverzekeraar verliest namelijk de zeggenschap en eigendom over zijn portefeuille. Men dient dan ook het proportionaliteitsbeginsel toe te passen. DNB dient enerzijds rekening te houden met het feit dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het beoogde effect door het treffen van maatregelen, en anderzijds met het feit dat deze maatregelen geen onnodige schade toebrengen aan de gerechtvaardigde belangen van de levensverzekeraar op wie de regeling wordt toegepast. 67 Kortom: hier is sprake van het al eerder genoemde toezichthoudersdilemma. DNB deelt uiteindelijk de toestemming en het opvangplan mee aan de levensverzekeraar en opvanginstelling op grond van artikel 3:151 lid 4 Wft. Indien de levensverzekeraar het niet eens is met de verplichte herverzekering, kan hij hiertegen in bezwaar en beroep komen. Er zijn hier geen specifieke regels voor opgesteld, dus dient men de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) te volgen. Als de bestuursrechter besluit dat de levensverzekeraar gelijk heeft, zal de herverzekering worden teruggedraaid. Bij de tweede opvangvariant is het anders geregeld. Voor toepassing van deze variant dient DNB namelijk, op grond van artikel 3:154 lid 1 Wft, rechterlijke toestemming te hebben. Men 62 Graaf & Stegeman 2007, p. 529; Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p Boshuizen & Jager 2010, p Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p Graaf & Stegeman 2007, p Graaf & Stegeman 2007, p. 530; Kamerstukken II 2004/05, , nr. 10, p Boshuizen & Jager 2010, p ~ 19 ~

22 is hiertoe gekomen omdat deze opvangvariant ingrijpend is. Aangezien de vergunning wordt ingetrokken is de portefeuilleoverdracht niet omkeerbaar. Daarom is er vooraf een verplichte rechterlijke toetsing, deze zal marginaal plaatsvinden. DNB kan doordat er sprake is van een marginale toetsing zelf beoordelen of de portefeuille overlevingskans heeft. De rechter toetst enkel of DNB in redelijkheid heeft kunnen oordelen of de portefeuille nog overlevingskans heeft. 68 Indien de levensverzekeraar het niet eens is met de beslissing van de rechtbank kan hij slechts beroep in cassatie instellen. Hoger beroep is niet mogelijk omdat er haast achterzit. Dit zal allemaal buiten de publiciteit plaatsvinden, zodat de opvang een kans van slagen heeft. 69 De polishouders worden pas na de portefeuilleoverdracht ingelicht. 3.3 Financiering en einde van de opvangregeling Het geld om de opvangregeling te kunnen financieren wordt bijgedragen door alle levensverzekeraars met zetel in Nederland en levensverzekeraars met zetel buiten de Europese Economische Ruimte (EER) met bijkantoren in Nederland. In het laatste geval geldt de bijdrageplicht enkel voor de bijkantoren. De verplichting om bij te dragen bestaat slechts indien de levensverzekeraars zelf ook in aanmerking kunnen komen voor de opvangregeling. Het toepassingsbereik van de opvangregeling is neergelegd in artikel 3:149 Wft. De bijdrage vindt dus plaats door alle kantoren waar DNB toezicht op houdt. 70 Indien nodig zal het Verbond van Verzekeraars het bedrag voorschieten en dit bedrag later verdelen over de verzekeraars die moeten bijdragen. 71 De verzekeraars dragen bij naar evenredigheid van hun marktaandeel. 72 De bijdragende verzekeraars zullen naar evenredigheid van hun bijdrage, aandelen verkrijgen in de opvanginstelling op grond van artikel 3:156 lid 5 Wft. Zo hebben de verzekeraars voldoende zeggenschap verkregen. 73 Op grond van artikel 3:156 lid 1 Wft stelt de Minister van Financiën het maximumbedrag vast dat hij ter beschikking zal stellen aan opvang. Hij zal dit elk jaar aanpassen aan de hand van de ontwikkeling van de vereiste solvabiliteitsmarge van de levensverzekeraars waarop DNB toezicht houdt. Als er meer dan één levensverzekeraar wordt opgevangen zullen de beschikbare bedragen worden gehalveerd. Tevens zal er een maximum bedrag worden vastgesteld dat per opvang ter beschikking zal worden gesteld. 68 Artikel 3:154 lid 3 Wft. 69 Graaf & Stegeman 2007, p ; Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p ; Kamerstukken II 2004/05, , nr. 10, p Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p Lemaire 1997, p Schotsman 2009, p Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p. 6. ~ 20 ~

23 Daarnaast zal er een maximum worden vastgesteld aan het bedrag, waarvan bij de opvang het risico bestaat dat het niet kan worden terugbetaald. 74 Er dient terugbetaald te worden indien de positie van de verzekeraar is verbeterd, de portefeuille solvabel of verkocht is, of als de aandelen van de opvanginstelling verkocht zijn. Het einde van de opvang zal pas worden vastgesteld nadat de vertrouwenscommissie door DNB is gehoord, op grond van artikel 3:158 Wft. 75 DNB stelt hierna een vergoedingsplan op. Dat speelt voornamelijk bij de opvangvariant portefeuilleoverdracht een grote rol. Voor de herverzekering zullen er namelijk nauwelijks terugbetalingen plaatsvinden. De levensverzekeraar betaalt immers een premie voor de herverzekering aan de opvanginstelling waarin ook de kosten daarvoor zijn inbegrepen. 76 Aan de hand van het vergoedingsplan zullen de ontvangen middelen worden terugbetaald aan de bijdragende verzekeraars. Hiervoor zal de opvanginstelling eerst de kosten die hij heeft gemaakt van het bedrag moeten aftrekken. 77 Concreet staat er in dit vergoedingsplan dat uitkering van dividend en terugbetaling van kapitaal aan de aandeelhouders van de opvanginstelling zal plaatsvinden. Tevens zal er de rentevergoeding voor en de aflossing van de aan de opvanginstelling verstrekte achtergestelde lening in zijn opgenomen. Dit is geregeld in artikel 7 Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft. Blijft er na deze betalingen een positief bedrag over dan zal deze netto opbrengst aan de oorspronkelijke verzekeraar worden gegeven. 78 Het idee hierachter is dat de portefeuille door DNB is overgenomen zonder dat de aandeelhouders daar een bedrag voor hebben gekregen terwijl de portefeuille wel economische waarde kon hebben. 79 Hierboven is weergegeven dat de opvang eindigt indien de opvang volgens het vergoedingsplan is vergoed. Bij de verplichte herverzekering houdt dat in dat de herverzekering niet meer nodig is, en de kosten zijn terugbetaald. Bij de verplichte portefeuilleoverdracht houdt dat in dat de portefeuille is verkocht en de kosten zijn terugbetaald. Indien de verkoop van de portefeuille niet mogelijk is, komt er ook een einde aan de opvang als men alle aandelen van de opvanginstelling heeft kunnen verkopen, zodat het een zelfstandige levensverzekeraar is geworden. Ook hier dient de kostenvergoeding betaald te zijn. De opvang komt eveneens tot een einde indien het doel niet meer kan worden bereikt of de kosten niet meer kunnen worden terugbetaald. 80 DNB zal dan kijken of de noodregeling nog kan worden toegepast of dat er uiteindelijk een faillissement 74 Graaf & Stegeman 2007, p ; Kamerstukken II 2004/05, , nr. 10, p Graaf & Stegeman 2007, p. 533; Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p. 20; Kamerstukken II 2004/05, , nr. 10, p Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p Wessels 2004, p Artikel 3:158 lid 3 Wft. 79 Lemaire 1997, p Graaf & Stegeman 2007, p. 533; Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p. 20. ~ 21 ~

24 aangevraagd dient te worden. Mocht de verzekeraar failliet verklaard worden, dan zullen de middelen die beschikbaar zijn gekomen door opvang ingezet worden om de verzekeringsaanspraken mee te kunnen vergoeden. 81 Uit het bovenstaande blijkt dat de opvang op grond van verschillende redenen beëindigd kan worden. 3.4 De opvangregeling versus het verzekeringscompensatiestelsel Nederland is uniek met zijn opvangregeling, nergens in Europa bestaat er een dergelijk systeem. 82 Wel bestaan er in andere landen garantieregelingen, bijvoorbeeld in Letland, Malta, Roemenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. 83 Een garantieregeling is een garantie aan verzekeringscrediteuren dat de verzekeraar te allen tijde geheel of gedeeltelijk zijn uitkeringsverplichtingen zal nakomen. Het geeft de verzekeringscrediteuren een garantie dat de schade die zij zouden lijden indien de verzekeraar failliet wordt verklaard geheel of gedeeltelijk zal worden vergoed. Deze schade bestaat uit het niet uitkeren van een geldbedrag door de verzekeraar. Het zal geheel of gedeeltelijk vergoed worden omdat er niet met volledige zekerheid gegarandeerd kan worden dat de gehele schade vergoedt zal kunnen worden omdat de middelen die men heeft vaak gelimiteerd zijn. 84 Deze regeling werkt pas achteraf; dus pas nadat de schade zich heeft voorgedaan. De opvangregeling probeert een faillissement en de schade die daardoor ontstaat juist te voorkomen. Deze regeling werkt dus preventief. Oosenbrug heeft in zijn artikel kort weergegeven wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen de opvangregeling en garantieregeling. Bij een geslaagde reddingsoperatie zijn er noch onder een opvangregeling, noch onder een garantieregeling kosten die door derden moeten worden opgebracht; bij een mislukte reddingsoperatie verdwijnen zowel de beschikbaar gestelde opvangmiddelen, als de op te brengen garantiemiddelen in het gat dat de faillerende verzekeraar nalaat. Opvang en garantie verschillen daarbij enkel in die zin, dat de opvangregeling expliciet voorziet in het actief ondernemen van reddingspogingen, terwijl onder een garantieregeling in beginsel lijdzaam wordt afgewacht tot de eerste claims binnenkomen. In de kern is de opvangregeling daarmee dus meeromvattend dan een (loutere) garantieregeling Oosenbrug 2001, p Lemaire 1997, p. 45; Oxera 2007, p Oxera 2007, p. i. 84 PVK Studies 1996, p Oosenbrug 2001, p ~ 22 ~

25 De opvangregeling is volgens Oosenbrug dus meeromvattend omdat het de polishouders actief beschermt tegen het lijden van schade. Het gaat hier dus om twee verschillende regelingen die beiden aanwezig kunnen zijn in een land. Zoals uit paragraaf 2 van dit hoofdstuk blijkt, heeft Nederland geen algemene garantieregeling voor de verzekeringsbranche. Er is enkel een garantieregeling aanwezig bij de zorgverzekeraars. Daar zou in de toekomst verandering in kunnen komen. De EC is namelijk sinds kort actief bezig met de zekerheid voor de polishouders. Zo heeft zij het idee ontwikkeld van een verzekeringscompensatiestelsel voor de gehele Europese Unie (EU). Hier dienen alle verzekeraars die onder toezicht staan aan bij te dragen. Indien een verzekeraar failliet gaat, zal het verzekeringscompensatiestelsel van die lidstaat de polishouders en andere begunstigden compenseren. Het gaat hier dus om een garantieregeling. Het idee van de EC is dat het instrument zal worden toegepast op zowel levensverzekeraars als schadeverzekeraars. Zoals eerder ook al is weergegeven bestaan er in sommige landen binnen de EU al garantieregelingen. De verschillen onderling zijn echter zo groot, dat de EC een White Paper on Insurance Guarantee Schemes heeft gepubliceerd. 86 Elke lidstaat had de mogelijkheid om tot 30 november 2010 te reageren. De reactie van Nederland zal in deze paragraaf uiteengezet worden. Hierbij zal een vergelijking met de opvangregeling worden gemaakt, zodat uiteindelijk de conclusie kan worden getrokken of dit wel of niet een goede aanvulling zal zijn op de huidige regeling. Nederland heeft weergegeven dat zij het niet eens is met het voorgestelde idee. 87 Het Nederlandse kabinet is namelijk van mening dat ten aanzien van de levensverzekeraars de huidige opvangregeling een betere regeling is om de polishouders te beschermen. 88 Het voordeel van de opvangregeling is namelijk dat het minder duur is voor de verzekeraar, daardoor zal het minder duur zijn voor de polishouder. De kosten van de verzekeraar worden immers doorberekend in de polissen. De directe kosten van het verzekeringscompensatiestelsel bedragen een fonds van 900 miljoen, dit dient vooraf gefinancierd te worden. Terwijl de opvangregeling pas ten tijde van het besluit tot opvang gefinancierd wordt en in 2011 hooguit een bedrag van ,- zal zijn. 89 Daarnaast dient er indien er gebruik is gemaakt van een verzekeringscompensatiestelsel vaak een nieuwe levensverzekering te worden afgesloten. De kosten voor het afsluiten van dit nieuwe contract zullen hoogstwaarschijnlijk de compensatie die de polishouder heeft gehad overstijgen. De opvangregeling biedt de polishouders dan een betere bescherming, omdat een faillissement zal worden voorkomen. In de kabinetsreactie is tevens weergegeven dat de huidige regeling ook praktischer is. In Nederland heeft een bewindvoerder namelijk de 86 COM(2010) 370, p Kamerstukken II 2010/11, , nr. 1071, p Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p Zie de regeling van de Minister van Financiën van 1 februari 2011, Stcrt. 2011, 2150, p. 1. ~ 23 ~

26 mogelijkheid om tijdens de pre-insolventie fase de aanspraken terug te brengen, dat vervolgens de portefeuilleoverdracht vergemakkelijkt. Hier zijn de polishouders bij gebaat aangezien hun polissen dan zullen blijven bestaan. Het gaat hier dus om de liquidatie onder de noodregeling, zoals is uitgelegd in paragraaf 2 van dit hoofdstuk. Daartegenover staat dat de compensatie die voortvloeit uit het verzekeringscompensatiestelsel slechts zal bestaan uit een vast bedrag of een vast percentage omdat men de kosten moet beperken. 90 Dit heeft tot gevolg dat de polishouders in het laatste geval een grotere kans hebben dat slechts een klein deel van hun schade vergoed zal worden. Er zijn immers meer schuldeisers die een vergoeding eisen voor hun schade. Ten aanzien van schadeverzekeringen heeft Nederland het standpunt ingenomen dat een vorm van compensatie noodzakelijk kan zijn, aangezien een portefeuilleoverdracht niet altijd mogelijk is omdat de polishouders die geen schadeclaim hebben bij een schadeverzekeraar zullen overstappen naar een andere schadeverzekeraar. 91 Een schadeclaim heeft een polishouder indien er bij hem schade is ontstaan en hij deze heeft ingediend bij de verzekeraar en deze nog niet is uitgekeerd. Doordat de polishouders zonder schadeclaim overstappen naar een andere schadeverzekeraar blijven er voor een overnemende verzekeraar enkel de uitkeringsgerechtigde polishouders over. Daardoor wordt het voor hem niet aantrekkelijk om die schadeverzekeraar over te nemen. Aangezien de overdracht dus niet altijd mogelijk is zal worden overgegaan op liquidatie onder de noodregeling of het faillissement, hierbij zijn de polishouders de dupe. Het verzekeringscompensatiestelsel zou hier een oplossing voor zijn. Nederland geeft weer dat het de voorkeur heeft het verzekeringscompensatiestelsel slechts toe te passen op van overheidswege verplichte schadeverzekeringen, zoals de zorgverzekering en bij de meeste mensen ook de Wettelijke Aansprakelijkheids Motorrijtuigen (WAM)-verzekering. Indien er andere schadeverzekeringen overwogen zouden worden, dient er volgens het Nederlandse kabinet onderscheid gemaakt te worden tussen de hoogte van de claims. 92 Bij toepassing van het verzekeringscompensatiestelsel ontstaat er dus een soort van vangnet, waar de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) in 2003 een verslag over heeft uitgebracht. 93 Naast deze specifieke argumenten voor schade- en levensverzekeraars geeft het Nederlandse kabinet ook een algemene reden om weer te geven dat er voldoende bescherming bestaat. In Nederland bestaat er ter bescherming van de polishouders bijzondere faillissementswetgeving. De polishouder krijgt in Nederland namelijk een preferente positie als schuldeiser bij het faillissement. Net als in paragraaf 2 van dit hoofdstuk, verwijs ik ook hier naar de artikelen 3:198 Wft, 213m en 213kk Fw. 90 Kamerstukken II 2010/11, , nr. 1071, p Kamerstukken II 2010/11, , nr. 1071, p Kamerstukken II 2010/11, , nr. 1071, p PVK Studies 2003, p ~ 24 ~

27 Nederland geeft tevens in haar reactie weer dat zij van mening is dat het verzekeringscompensatiestelsel ook minder nodig is aangezien Solvency-II eind 2012 in werking zal treden. In Solvency-II zijn de Europees vastgelegde solvabiliteitseisen voor verzekeraars weergegeven. Bij toepassing van deze regeling zal een verzekeraar minder snel failliet raken. 94 De EC geeft weer dat de kans op faillissementen inderdaad zal verminderen, maar er zullen nog steeds verzekeraars failliet kunnen worden verklaard. Hierdoor is zij van mening dat een compensatiestelsel nog steeds ingevoerd dient te worden. 95 Zelf ben ik van mening dat het verzekeringscompensatiestelsel ten aanzien van het levensverzekeringsbedrijf wel een toegevoegde waarde heeft. De huidige regeling omtrent de opvangregeling biedt mijn inziens een goede bescherming. De voortzetting van de polissen wordt immers via een opvanginstelling mogelijk gemaakt. Echter, mocht de opvang niet slagen en de verzekeraar failliet worden verklaard, dan heeft de opvangregeling geen werking meer. Op de bijzondere faillissementswetgeving na krijgen de polishouders dan geen bescherming meer. Hier zou het verzekeringscompensatiestelsel uitkomst bieden. De polishouder heeft bij dit stelsel namelijk zekerheid dat hij een compensatie zal krijgen. Daarom ben ik van mening dat dit stelsel een goede toevoeging zou zijn op onze huidige regeling ten aanzien van de levensverzekeraars. Er dient ook gekeken te worden naar de kosten van een dergelijk compensatiestelsel. Hierboven is al weergegeven dat het zal gaan om een bedrag van 900 miljoen. Mocht het verzekeringscompensatiestelsel worden ingevoerd dan is er dus, met de opvangregeling, in totaal 1,1 miljard beschikbaar voor verzekeraars met financiële problemen. Dit is erg veel geld en zeker in deze huidige tijd, waarop de kredietcrisis nog steeds van invloed is. De kosten van het verzekeringscompensatiestelsel zullen worden doorberekend aan de polishouders. Aangezien er sprake is van een groot bedrag en de polishouders daarin moeten bijdragen neig ik de mening van het Nederlandse kabinet te volgen; ten aanzien van het levensverzekeringsbedrijf hoeft er geen verzekeringscompensatiestelsel ingevoerd te worden. De opvangregeling biedt dan ten opzichte van het levensverzekeringsbedrijf voldoende bescherming. Het gevolg hiervan is dat mocht er sprake zijn van een levensverzekeraar die niet gered kan worden door middel van de opvangregeling of noodregeling en de verzekeraar dus failliet gaat, dat dan de polishouders niet beschermd zullen worden door het verzekeringscompensatiestelsel. Een mogelijke oplossing hiervoor is een beperkte deelname van levensverzekeraars aan het verzekeringscompensatiestelsel. Doordat er sprake is van een kleinere groep levensverzekeraars die deelneemt hoeft mijn inziens het fonds van het 94 Meer informatie over Solvency II is te vinden in hoofdstuk 5 paragraaf 1 en COM(2010) 370, p. 4. ~ 25 ~

28 verzekeringscompensatiestelsel niet een bedrag van 900 miljoen te bedragen. Het bedrag dat is berekend heeft immers rekening gehouden met alle levens- en schadeverzekeraars. Bij levensverzekeraars zullen de claims vaak hoger zijn dan bij schadeverzekeraars. Het fonds zal dus nog steeds een hoog bedrag dienen te zijn, maar het bedrag zal wel verminderd kunnen worden. Daarnaast hebben de polishouders bij mijn voorstel zelf de keuze of ze beschermd willen worden door de opvangregeling en het verzekeringscompensatiestelsel of enkel door de opvangregeling. Willen de polishouders een goede bescherming dan dienen ze naar een verzekeraar te gaan die naast de opvangregeling ook het verzekeringscompensatiestelsel toepast. Mochten ze daarvoor kiezen dan hangt daar een hogere premie aan vast. Bij de tweede optie zal de premie lager zijn, aangezien enkel de opvangregeling van toepassing is. De AFM zal moeten toezien of de verzekeraar duidelijk weergeeft of hij wel of niet onder het verzekeringscompensatiestelsel valt. In de laatste situatie, enkel de opvangregeling is van toepassing, moet de AFM toezien of polishouders voldoende geïnformeerd worden over de gevolgen van deze lagere premie. Het gevolg is namelijk geen garantie van vergoeding na een faillissement. Om deze beslissing te kunnen nemen dienen de polishouders dus over voldoende financiële informatie te beschikken en daar hun oordeel over te kunnen geven. Door de invoering van Solvency II zullen deze gegevens voor hun beter vergelijkbaar worden. 96 Toch blijft dit een moeilijke opgave voor polishouders. Niet alle polishouders zullen namelijk de financiële gegevens begrijpen. De tussenpersoon, die bij het afsluiten van de verzekering is betrokken, dient hier de polishouder over te adviseren. Echter verzekeringen kunnen ook direct met de verzekeraar worden afgesloten, dus zonder een tussenpersoon. In deze situatie zullen niet alle polishouders hulp inroepen van een deskundige. De verzekeraar dient er daarom zorg voor te dragen dat de informatie duidelijk is. Hier is dus een belangrijke taak weggelegd voor de AFM. De AFM kan optreden met zijn handhavingsinstrumentarium tegen de verzekeraar indien hij niet voldoet aan de hierboven beschreven verplichting. Ten aanzien van het verzekeringscompensatiestelsel voor schadeverzekeraars ben ik van mening dat het voorstel van de EC een hele verbetering zou zijn. Er zijn nu immers geen regelingen voor polishouders van schadeverzekeringen aanwezig die een faillissement zullen proberen te voorkomen, zoals de opvangregeling bij levensverzekeraars. Wel bestaat er net als bij de levensverzekeraar de mogelijkheid van het inroepen van de noodregeling en de preferente positie van polishouders bij een faillissement. Indien het verzekeringscompensatiestelsel zal worden ingevoerd, zal het de polishouders beter beschermen tegen faillissementen. Naar mijn mening dienen hier alle schadeverzekeraars onder te vallen en niet zoals bij de levensverzekeraars een beperkt aantal. Hierdoor ontstaat 96 Meer informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 5 paragraaf 1.3. ~ 26 ~

29 er dus een onderscheid tussen levens- en schadeverzekeraars. Deze scriptie wordt geschreven naar aanleiding van dat ik het niet eens ben met het huidige onderscheid tussen levens- en schadeverzekeraars ten aanzien van de opvangregeling. Daarom lijkt deze keuze niet verantwoord. Echter, polishouders van schadeverzekeraars worden op dit moment naar mijn mening niet voldoende beschermd bij een dreigend faillissement. Er is immers geen mogelijkheid om op schadeverzekeraars de verplichte herverzekering van de opvangregeling toe te passen. Terwijl dat bij een levensverzekeraar wel mogelijk is en hierdoor zijn polishouders dus beter beschermd worden. De portefeuilleoverdracht is wel bij beide verzekeraars mogelijk, namelijk op grond van de opvangregeling of noodregeling. Er is dus sprake van een verschil tussen beide verzekeraars ten aanzien van de bescherming van polishouders. In de White Paper is weergegeven dat polishouders van een schadeverzekeraar andere schade lijden dan de polishouders van een levensverzekeraar. Dat neemt volgens de EC niet weg dat zij wel beschermd moeten worden, zij lijden immers wel schade. 97 Aangezien polishouders van een levensverzekeraar vooraf al beschermd worden door de opvangregeling en polishouders van schadeverzekeraars niet, ben ik van mening dat het verzekeringscompensatiestelsel op alle schadeverzekeraars van toepassing verklaard dient te worden. Het Nederlandse kabinet volg ik dus niet, hun willen het compensatiestelsel namelijk enkel op door de overheid verplichte verzekeringen van toepassing verklaren. Ik ben van mening dat namelijk alle polishouders beschermd dienen te worden. Daarnaast stelt het kabinet voor dat bij invoering van het stelsel voor alle schadeverzekeraars er een onderscheid gemaakt dient te worden tussen de hoogte van de claims. Met dit onderscheid ben ik het ook niet eens. Polishouders met een lage claim dienen immers ook beschermd te worden. Door invoering van de vorm van het verzekeringscompensatiestelsel dat ik heb voorgesteld bestaat er bij beide verzekeraars een beschermingsconstructie. Er blijft hierdoor wel een onderscheid tussen beide verzekeraars bestaan. Aangezien de ene beschermingsmogelijkheid een faillissement probeert te voorkomen. Terwijl de andere beschermingsmogelijkheid de polishouders beschermd na een faillissement. Mocht uiteindelijk de opvangregeling ook van toepassing worden verklaard op schadeverzekeraars kan men het stelsel op dezelfde wijze toepassen als bij levensverzekeraars. Men kan een aantal schadeverzekeraars onder het verzekeringscompensatiestelsel brengen. De polishouders krijgen dan zelf de keuze of ze beschermd willen worden door het verzekeringscompensatiestelsel. Hierdoor zal het fonds nog lager worden, want er zullen nog minder risico s bij het verzekeringscompensatiestelsel worden ondergebracht. 97 COM(2010) 370, p. 10. ~ 27 ~

30 Naast de oplossing die ik hierboven heb weergegeven kan er ook gekozen worden om de overheid in het fonds te laten bijdragen. Naar mijn mening is dit geen optie. De levens- en schadeverzekeraars zijn immers private ondernemingen. Een gewone onderneming wordt ook niet altijd geholpen door de overheid indien hij failliet dreigt te gaan. Daarom ben ik van mening dat dit geen goede oplossing is. Daarnaast bestaat er eenzelfde vorm van garantie bij banken, namelijk het depositogarantiestelsel. Dit wordt ook door de gezamenlijke overgebleven banken betaald en niet door de overheid. 98 Dit geeft mijn inziens ook weer waarom de overheid niet moet bijdragen in het fonds voor het verzekeringscompensatiestelsel. Bij de discussie omtrent of de overheid bij moet dragen aan het fonds dient ook gekeken te worden naar het voorstel van de Werkgroep Opvangregeling. Zij hadden naast de verplichte herverzekering en de verplichte portefeuilleoverdracht nog een derde mogelijkheid voorgesteld. Het ging om het verlenen van solvabiliteitssteun. Dit is door de wetgever niet overgenomen. Als reden hiervoor is gegeven dat het neerkomt op het verlenen van staatssteun. Dit is in beginsel niet toegestaan. Indien solvabiliteitssteun was ingevoerd was steun van de overheid een algemene regeling geworden. Dit is op grond van de Europese regeling niet mogelijk. Er dient namelijk door de EC per geval beoordeeld te worden of steun door de overheid mag plaatsvinden. 99 Aan bijvoorbeeld Aegon heeft de staat dit gegeven. 100 Aangezien er een mogelijkheid is dat de staat steun kan verlenen aan een verzekeraar indien nodig, hoeft de overheid naar mijn mening niet bij te dragen in het fonds van het verzekeringscompensatiestelsel. Wel is er naar mijn mening iets te zeggen voor een bijdrage van de overheid voor door de overheid verplicht gestelde verzekeringen. Het gaat hier bijvoorbeeld om de eerder genoemde zorgverzekeringen en bij de meeste mensen ook de WAM-verzekering. Indien deze niet verplicht waren gesteld hadden sommige polishouders deze niet afgesloten. Bij een faillissement lijden deze polishouders dus ook schade. Toch blijf ik van mening dat ook bij deze verzekeringen de overheid niet hoeft bij te dragen in het fonds. Men zou immers door de bijdrage van de overheid kunnen denken dat het een vorm van staatssteun is. Staatssteun mag op grond van artikel 107 Verdrag betreffende de werking van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag) enkel plaatsvinden in de daar genoemde gevallen. Zoals in de vorige alinea ook is weergegeven heeft de staat de mogelijkheid om een faillissement van de verzekeraar te voorkomen door staatssteun te verlenen. Bij de eerder genoemde verzekeringsmaatschappij Aegon was dit toegestaan. Staatssteun dient namelijk per geval beoordeeld te worden en dus niet vooraf te zijn vastgelegd. 98 DNB Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p Kamerbrief 29 oktober 2008, Versterking kapitaal AEGON, kenmerk: FM/2008/ 2669 M. ~ 28 ~

31 Het Nederlandse kabinet geeft daarnaast als reden dat er al voldoende bescherming is omdat er specifieke faillissementswetgeving bestaat. Deze wetgeving is mijn inziens niet voldoende. Polishouders krijgen wel een preferente positie maar daardoor hoeft er nog niet veel in de boedel aanwezig te zijn. Bij levensverzekeraars zal er waarschijnlijk meer aanwezig zijn dan bij een schadeverzekeraar, zij maken immers gebruik van een kapitaalopbouwsysteem. 101 Hierbij wordt het geld dat wordt ontvangen aan premie opzij gezet zodat het na vele jaren weer kan worden uitgekeerd aan de verzekerde. Echter, al dit geld zal niet aanwezig zijn bij de verzekeraar anders had hij immers niet te maken met financiële problemen. Het verzekeringscompensatiestelsel heeft ook betrekking op schadeverzekeraars en hierbij zal er minder in de boedel aanwezig zijn. Zij maken namelijk gebruik van het omslagstelsel. 102 Het geld dat zij aan premie ontvangen zal worden uitgekeerd aan de polishouders die recht hebben op een uitkering. Indien er weinig in de boedel aanwezig is, zullen de polishouders dus ook weinig ontvangen. Via het verzekeringscompensatiestelsel bestaat er meer zekerheid over de hoogte van het bedrag. Dit zal tevens een hoger bedrag zijn dan dat de polishouders uitgekeerd zullen krijgen in hun preferente positie. Daarom is mijn inziens de preferente positie van de polishouders niet voldoende als bescherming voor de polishouders. Het verzekeringscompensatiestelsel zou hier een goede aanvulling op zijn. Indien de polishouders niet voldoende ontvangen na een faillissement vanuit hun preferente positie, dan ontvangen zij via het verzekeringscompensatiestelsel hier een aanvulling op. Daarnaast geeft het kabinet weer dat het verzekeringscompensatiestelsel minder nodig is omdat in 2012 Solvency II zal worden geïmplementeerd. Hierin is bepaald dat er een extra buffer zal worden aangebracht, waardoor de kans op faillissementen zal worden verminderd. De kans op een faillissement zal dus wel blijven bestaan. Aangezien de kans op een faillissement blijft bestaan, ben ik van mening dat de polishouders daarom goed beschermd dienen te worden. Daardoor ben ik het niet eens met de beredenering van het Nederlandse kabinet en volg ik dus de mening van de EC. Het verzekeringscompensatiestelsel is namelijk niet minder nodig, maar juist wel nodig. Daarom dient deze naar mijn mening te worden toegepast op de hierboven beschreven wijze. Het voorstel dat de EC heeft gedaan is een goede aanvulling op het huidige systeem, zodat het uiteindelijk de polishouders een betere bescherming zal bieden. Het verzekeringscompensatiestelsel is een garantie ten opzichte van de individuele polishouders. Terwijl de opvangregeling als doel heeft dat de verzekeraar blijft bestaan. Ten aanzien van deze laatste regeling heeft Nederland gekozen voor een onderscheid tussen de schade- en de levensverzekeraars. Zoals hierboven kort is genoemd ben ik het niet eens met dit 101 Meer informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 3 paragraaf Meer informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 4 paragraaf 3. ~ 29 ~

32 onderscheid. Aangezien dit onderscheid wel bestaat ben ik ten aanzien van het verzekeringscompensatiestelsel van mening dat er ook een onderscheid gemaakt dient te worden tussen beide verzekeraars. Ik ben hiertoe gekomen aangezien het fonds voor het verzekeringscompensatiestelsel erg groot is in vergelijking met de opvangregeling. Ik wilde polishouders van levensverzekeraars wel de mogelijkheid geven om gebruik te kunnen maken van het verzekeringscompensatiestelsel en ben daarom van mening dat dit stelsel van toepassing verklaard dient te worden op een kleine groep levensverzekeraars. Het is immers een goede aanvulling op de opvangregeling. Ten aanzien van de schadeverzekeraars dient dit stelsel in de huidige situatie van toepassing verklaard te worden op alle schadeverzekeraars. Bij hun bestaat er immers geen mogelijkheid om de opvangregeling toe te passen. Zo bestaat er bij beide verzekeraars een beschermingsconstructie mocht het niet goed gaan met de verzekeraar. De polishouders dienen namelijk beschermd te worden, zij zijn immers de zwakste partij bij een (dreigend) faillissement. Dit onderscheid kan worden opgeheven indien de opvangregeling op beide verzekeraars van toepassing wordt verklaard. Bij een schadeverzekeraar kan vanaf dan ook enkele schadeverzekeraars onder het verzekeringscompensatiestelsel worden gebracht. Ten slotte wil ik nog opmerken dat dit verzekeringscompensatiestelsel Europees geregeld zal worden. Na publicatie van de richtlijn dient Nederland deze te implementeren. Indien in de richtlijn de wijze van financiering is weergegeven dient Nederland deze te volgen. Ondertussen is Europa nog steeds bezig met de voorbereidingen voor de invoering van deze richtlijn. Op 12 september 2011 is er een zitting van het Europees Parlement over het verzekeringscompensatiestelsel European Parliament ~ 30 ~

33 Hoofdstuk 2: Een verzekeraar en zijn risico s In dit tweede hoofdstuk zal eerst het begrip risico worden uiteengezet. Risico s spelen een belangrijke rol voor verzekeraars. De verzekeraar verzekert namelijk de risico s die particulieren of ondernemingen lopen. Hoe een verzekeraar met deze risico s omgaat, wordt uitgelegd in de tweede paragraaf. Daarna zal de keuze die de verzekeraar heeft ten opzichte van verschillende instrumenten om risico s af te dekken worden weergegeven. Er zal worden afgesloten met het uiteenzetten van één van de belangrijkste instrumenten voor een verzekeraar, de herverzekering. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is het van belang om te weten wat een risico is en hoe de verzekeraar hier mee om kan gaan. Hierdoor kan er uiteindelijk een vergelijking tussen de levens- en schadeverzekeraar worden gemaakt ten aanzien van hun risicomanagement. 1. Risico s Het begrip risico is door vele auteurs uiteengezet. Risico wordt door Claes omschreven als de mogelijkheid dat in een gegeven periode en situatie, positieve verwachtingen niet in vervulling gaan. 104 Deze definitie komt overeen met de definitie die Doff geeft. Doff geeft namelijk weer dat risico het verschijnsel is dat uitkomsten slechter kunnen zijn dan de verwachting. 105 De verzekeraar neemt de risico s over indien de particulier of ondernemer een verzekering afsluit. De risico s die worden overgenomen hebben betrekking op de financiële gevolgen waardoor er sprake zal zijn van een waardedaling van het eigen vermogen. De verzekeraar telt alle risico s die hij loopt bij elkaar op zodat het uiteindelijke totale risico kleiner wordt. Dit wordt ook wel het pooling principe genoemd. Daardoor zal als de groep verzekerden groeit het totale risico steeds kleiner worden. 106 Binnen het begrip risico geeft Claes weer welke risico s door een verzekeraar verzekerbaar zijn. Hij geeft weer dat enkel de statische risico s verzekerbaar zijn. Bij deze risico s is er slechts sprake van kans op verlies. 107 Statistische risico zijn namelijk verbonden met het bestaan van en het verrichten van activiteiten. 108 Enkele voorbeelden van statische risico s zijn het brandrisico of aansprakelijkheidsrisico. Deze risico s ontstaan dus doordat 104 Claes 2008, p Doff 2006, p Doff 2006, p Claes 2008, p Claes 2008, p. 13. ~ 31 ~

34 men eigendommen verkrijgt of activiteiten uitvoert. 109 Tegenover het statistische risico staat het speculatieve risico, deze hangt vaak samen met investeringen of beleggingen. De investeringen zijn nodig om als onderneming te kunnen groeien en vooruit te gaan. Daar hangt het risico aan vast dat er kans is op winst of verlies. Door een goede overweging te maken voor dat men de beslissing neemt, wordt dit speculatieve risico binnen een onderneming verkleind. 110 Echter de speculatieve risico s kunnen bij een analyse van de risico s leiden tot onjuiste conclusies. Kortom, deze risico s worden bewust opgeroepen. 111 Daarom zijn die soort risico s niet verzekerbaar. 112 Toch zijn er verzekeringsvormen ontstaan waarbij elementen van het speculatieve risico verzekerd kunnen worden. 113 Er zijn verschillende voordelen verbonden aan het risico onderbrengen bij een verzekeraar. Ten eerste is er bij een verzekeraar sprake van een efficiënte benutting van de expertise. Deze efficiënte benutting ontstaat omdat de verzekeraar ervaring heeft en over de benodigde schaalvoordelen beschikt. Naast de efficiënte benutting heeft zij goede mogelijkheden om de risico s te spreiden. 114 Er zijn echter ook nadelen voor de verzekeraar aan verbonden. Zij dient namelijk rekening te houden met moral hazard en adverse selection. Moral hazard, ofwel moreel risico, houdt in dat mensen minder voorzichtig zullen zijn nadat zij een verzekering hebben afgesloten. Er dient daarom vooraf door de verzekeraar een screening plaats te vinden. 115 Adverse selection, ofwel antiselectie, houdt in dat de mensen die het beste geholpen zullen zijn met het afdekken van de risico s op schade naar een verzekeraar zullen stappen. Hierdoor zal de verzekeraar enkel slechte risico s in zijn verzekeringsportefeuille krijgen. Slechte risico s zijn de risico s waarbij de verzekeraar dient uit te keren. Daarnaast bestaan er goede risico s, hierbij bestaat er een kleine kans voor de verzekeraar dat hij moet uitkeren. Deze worden door polishouders in mindere mate ondergebracht bij een verzekeraar. Indien allebei de soorten risico s bij een verzekeraar worden ondergebracht, heffen zij elkaar op. Als hier geen sprake van is heeft de verzekeraar enkel slechte risico s in zijn verzekeringsportefeuille, ofwel antiselectie. Indien de verzekeraar enkel slechte risico s in zijn portefeuille heeft zal het voor hem moeilijker zijn om zijn risico s te spreiden. 116 Na de bovenstaande alinea s kan men concluderen dat een verzekeraar een risico loopt. Volgens Doff kan er een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende 109 Beck & Bruinzeel 2004, 16A.2 onder B. 110 Claes 2008, p Beck & Bruinzeel 2004, 16A.2 onder B. 112 Claes 2008, p Beck & Bruinzeel 2004, 16A.2 onder B sub Doff 2006, p Doff 2006, p. 16; Duffhues 2006, p. 77; Hartlief & Mendel 2000, p Doff 2006, p. 16. ~ 32 ~

35 risicocategorieën die bij een verzekeraar aanwezig zijn. 117 In figuur 2..1 is weergegeven welke risicocategorieën er zijn. Figuur 2.1: Risicocategorieën Het bovenstaande onderscheid in de verschillende risicocategorieën komt overeen met de verdeling die De Ridder maakt. 119 De Ridder spreekt ook van een beleggingsrisico. Daarnaast maakt hij een onderscheid tussen technisch en niet-technisch risico. Het technisch risico waar De Ridder over spreekt komt overeen met het verzekeringsrisico van Doff. Het niet-technisch risico komt overeen met het niet-financieel risico van Doff. Aangezien het bij Doff gaat om een verzekeringsrisico en hij daar een onderscheid in heeft gemaakt tussen schade- en levenrisico zal er gebruik gemaakt worden van deze terminologie. Het beleggingsrisico en verzekeringsrisico zullen per verzekeringsbedrijf worden besproken in de hoofdstukken 3 en 4. Het niet-financieel risico is bij beide verzekeraars aanwezig. Omdat het risico niet relevant is voor mijn scriptie volsta ik met er hier een korte weergave van te geven. Ik wil hierbij wel opmerken dat dit risico wel wordt meegenomen in de beoordeling van DNB. Zij voert risicoanalyses uit zodat zij inzicht krijgt in de risico s die samenhangen met de activiteiten die de verzekeraar uitvoer Binnen het niet-financieel risico maakt men een onderscheid tussen operationeel en bedrijfsrisico. Het operationeel risico is naar de definitie van Doff het risico van verliezen als gevolg van tekortkomingen in interne processen, mensen, systemen of door externe gebeurtenissen. 121 Ook De Ridder geeft weer dat dit de heersende opvatting is. 122 Men moet hierbij bijvoorbeeld denken aan het risico dat de organisatie verkeerd is ingericht, het risico dat contracten verkeerd zijn opgesteld of het risico dat de reputatie wordt aangetast. 123 Het operationele risico heeft enkele kenmerken: Ten eerste is het een ruim begrip, het is namelijk rt Doff 2006, p Doff 2006, p De Ridder 2006, p AFM, Handhavingsbeleid van de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank, Stcrt. 2008, 132, p. 30. Deze methode wordt ook wel Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM) genoemd. 121 Doff 2006, p De Ridder 2006, p Kocken 1997, p ~ 33 ~

36 op de gehele bedrijfstak van toepassing. 124 Een tweede kenmerk is dat de schade vaak maar gedeeltelijk is te meten. Men kan bijvoorbeeld schade aan reputatie slecht meten en ook is het moeilijk om het toe te rekenen aan een bepaalde gebeurtenis. 125 Een derde kenmerk is dat het operationele risico overlap heeft met andere risicogebieden, bijvoorbeeld het beleggingsrisico. 126 Het laatste kenmerk is dat het operationele risico beïnvloedbaar is. Men kan dit doen door middel van risico-control of door risicofinanciering. Risico-control is het treffen van maatregelen om risico s te voorkomen of om de uiteindelijke schade te beperken. Deze maatregelen zullen intern worden getroffen. Indien men gebruik maakt van risicofinanciering, brengt men de risico s onder bij een derde. Men dient tussen deze twee vormen een evenwicht te vinden waarbij sprake is van een goede risicobeheersing. 127 Zoals eerder weergegeven bestaat het niet-financieel risico ook uit het bedrijfsrisico. Het bedrijfsrisico is volgens Doff het risico van verliezen die ontstaan uit veranderingen in de concurrentieomgeving of het tekortschieten van de interne flexibiliteit. 128 De concurrentieomgeving van de verzekeraar bestaat uit concurrenten, klanten, mogelijke toetreders in de markt en de overheid. Indien er in de concurrentieomgeving een verandering plaats vindt dient de verzekeraar hier snel op in te spelen, hij dient dus flexibel te zijn. Indien hij dit niet kan of niet doet zal hij verlies lijden. 129 Kortom, er dient gebruik gemaakt te worden van risicomanagement. 2. Risicomanagement Nu men weet wat een risico is en welk onderscheid hierbinnen is te maken is het van belang om te weten wat risicomanagement is. Het is van belang aangezien er uiteindelijk een vergelijking gemaakt dient te worden tussen een levens- en een schadeverzekeraar ten aanzien van hun risicomanagement. Volgens de definitie van Claes is risicomanagement systematisch en regelmatig onderzoek naar de risico s die mensen, materiële en immateriële belangen en activiteiten bedreigen en de formulering en implementering van een geïntegreerd beleid met betrekking tot risicoreductie, risico-overdracht en risicofinanciering. 130 Deze beschrijving komt overeen met die het Nederlands Instituut voor het Bank-, Verzekerings- en Effectenbedrijf (NIBE-SVV) geeft. Het geeft weer dat 124 Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p Claes 2008, p. 14. ~ 34 ~

37 risicobeheer en risicomanagement hetzelfde is. 131 De uitgebreide omschrijving die NIBE-SVV geeft is: Risicobeheer is dus te omschrijven als het systematisch bewaken van de risico s, die de continuïteit van een onderneming in economisch, financieel, politiek of sociaal opzicht bedreigen. Risicobeheer beoogt die continuïteitsbedreigende onzekere gebeurtenissen op te sporen, te analyseren, te meten en te evalueren en om dan op grond van die uitkomsten een zogenaamd risicobeheerplan te maken en uit te voeren. 132 Risicomanagement is dus het identificeren en kwantificeren van de risico s die de verzekeraar loopt. Aan de hand van dat onderzoek zullen er beheersmaatregelen worden vastgesteld. Risicomanagement speelt in de verzekeringsbranche een rol omdat de verzekeraar naar de aan hem ter verzekering aangeboden risico s kijkt in relatie tot de potentiële winstmogelijkheden die verzekering ervan voor hem met zich mee zou kunnen brengen. 133 Dit is het risicomanagement dat betrekking heeft op de financiële risico s. Zoals uit de vorige paragraaf blijkt bestaan er ook niet-financiële risico s. Het risicomanagement houdt hier ook rekening mee, maar ik zal ze verder niet behandelen. Er zijn vier stappen te onderscheiden die leiden tot risicomanagement: Ten eerste is er de identificatie van de kansen op verlies. Hierbij worden de risico s geïnventariseerd. Zo wordt men bewust van wat er mis kan gaan. 134 De tweede stap is de meting van de frequentie en de gemiddelde omvang van de te verwachte schade. Men kijkt hierbij naar de geïnventariseerde risicogebieden, de bijbehorende gevaren en de kans en omvang van de gevolgen. 135 Of een risico aanvaardt kan worden is afhankelijk van enkele factoren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kosten/batenanalyse. 136 De daaropvolgende stap is de ontwikkeling van een risicomanagementstrategie. Deze strategie hoort onderdeel uit te maken van de gehele bedrijfsstrategie. 137 Er bestaan twee soorten technieken om met risico s om te gaan. Er zijn beheersingstechnieken, hierbij moet men denken aan preventie. Daarnaast bestaan er financiële technieken, hierbij moet men bij een verzekeraar denken aan herverzekeren. 138 De laatste stap is dat de strategie wordt toegepast en dat er een 131 NIBE-SVV 2004, p NIBE-SVV 2004, p Claes 2008, p NIBE-SVV 2004, p NIBE-SVV 2004, p NIBE-SVV 2004, p NIBE-SVV 2004, p NIBE-SVV 2004, p ~ 35 ~

38 regelmatige evaluatie plaats zal vinden. 139 Het proces dat het NIBE-SVV omschrijft komt overeen met het proces zoals Claes dat omschrijft. 140 Men kan, zoals blijkt uit de bovenstaande alinea, op verschillende manieren omgaan met risico s. Men kan het risico gaan beheersen door middel van risico-control. Zoals uit paragraaf 1 van dit hoofdstuk blijkt, gaat men daarbij actief de uitkomsten in de gaten houden en grijpt men in indien nodig. Men grijpt dan in met maatregelen om de verliezen te beperken. 141 Daarnaast kan men kiezen voor risicofinanciering, dit is ook in paragraaf 1 van dit hoofdstuk genoemd. Hierbij dekt men de gevolgen van het risico financieel af. 142 Daarnaast bestaat er nog risico reductie. Hierbij is er soms een mogelijkheid om de risicovolle activiteit te stoppen. Dit is niet altijd wenselijk. Risico-overdracht is dan een oplossing Instrumentkeuze Zoals uit de vorige paragraaf blijkt, zijn er naast risico reductie en risico-control verschillende manieren om risico s af te dekken. Bij risicofinanciering en risico-overdracht zijn er verschillende instrumenten aanwezig die kunnen worden ingezet. Deze instrumenten kunnen worden ingedeeld in drie groepen. Zo zijn er de groepen interne risicofinanciering, risicooverdracht en externe risicofinanciering. 144 Deze groepen instrumenten zullen worden uiteengezet zodat het duidelijk is welke keuzes de verzekeraar heeft voor de invulling van zijn risicomanagement. In de volgende twee hoofdstukken zullen de instrumenten regelmatig genoemd worden. Bij de eerste groep gaat het er om dat de verzekeraar of een groep verzekeraars er voor kiezen om het risico binnen hun organisatie te houden. 145 Er wordt dan een contract gesloten tussen gelieerde ondernemingen. Een voorbeeld van gelieerde ondernemingen is een verzekeringsstructuur met verschillende ondernemingen uit een branche. 146 Enkele voorbeelden van interne risicofinanciering zijn captives en onderlinge verzekeringsmaatschappijen. Een captive is een (her)verzekeringsmaatschappij die als dochteronderneming van een grote onderneming uitsluitend verzekeringsactiviteiten uitoefent voor die onderneming of voor een bepaalde groep ondernemingen. 147 Onder bepaalde voorwaarden kan men hierbinnen de resultaten over de tijd spreiden. Hierdoor kan 139 NIBE-SVV 2004, p Claes 2008, p Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p Duffhues 2006, p Duffhues 2006, p Duffhues 2006, p Duffhues 2006, p. 87. ~ 36 ~

39 grote schade over meerdere jaren worden verspreid. 148 Bij een onderlinge verzekeringsmaatschappij is er sprake van een verzekeringsmaatschappij op coöperatieve basis, waarbij de verzekerden lid zijn van de coöperatieve maatschappij en meedelen in de winst van die maatschappij. 149 Indien er gebruik gemaakt wordt van de tweede groep, risico-overdracht, wordt het risico geheel overgedragen aan een verzekeraar of herverzekeraar. Het positieve element van risico-overdracht is dat het volledige dekking biedt voor het risico. Het negatieve element is dat het een negatieve invloed heeft op de verwachte winst van de onderneming. Voorbeelden van risico-overdracht zijn de traditionele verzekering en herverzekering waarbij de risico s worden overgedragen. 150 In paragraaf 4 van dit hoofdstuk zal, omdat de herverzekering een grote rol speelt bij verzekeraars, dit instrument verder worden uitgelegd. Daarnaast is er nog een mogelijkheid om risico s over te dragen met securisatie. Hierbij worden kapitaalmarktinstrumenten uitgegeven, waardoor het risico aan beleggers wordt overgedragen. 151 De financiële derivaten, valutaopties en rentecaps worden ingezet als het risico transparant is en de ondernemer het risico niet zelf kan beïnvloeden. De kosten van overdracht kunnen dan meevallen. 152 Daarnaast is er ook nog een mogelijkheid van risicooverdracht door gebruik te maken van een weerderivaat. Dit is een instrument dat zich speciaal richt op de door weersinvloeden veroorzaakte risico s. 153 Het keert pas uit indien er voldaan is aan de weersomstandigheden. Een voorbeeld hiervan is een weerderivaat dat uitkeert als de gemiddelde dagtemperatuur onder de 20 graden is. 154 Bij gebruik van externe risicofinanciering gaat het om tussenvormen van interne risicofinanciering en risico-overdracht. Het risico wordt namelijk gedeeltelijk overgedragen. Er wordt dan een contract gesloten tussen ondernemingen die niet tot dezelfde branche behoren. 155 Nadat de schade zich heeft voorgedaan dient de verzekerde een groot deel van de schade terug te gaan betalen aan de verzekeraar. Dit zal plaatsvinden in de vorm van hogere premies of andere vergoedingen. 156 Bij externe risicofinanciering moet men denken aan finite-risk (her)verzekering of fiscale verliescompensatie. Finite-risk (her)verzekering is een beperkte overdracht van het risico. Het is er op gericht om solvabiliteit te verlichten en resultaten te stabiliseren. 157 Bij fiscale verliescompensatie wordt het risico voor een deel gefinancierd door de overheid Doff 2006, p Duffhues 2006, p Duffhues 2006, p Duffhues 2006, p. 76, Duffhues 2006, p Duffhues 2006, p Doff 2006, p Duffhues 2006, p Duffhues 2006, p Duffhues 2006, p. 76, Duffhues 2006, p. 76. ~ 37 ~

40 De keuze voor een bepaald instrument is afhankelijk van enkele factoren. Ten eerste moreel risico. Dit begrip is in paragraaf 1 van dit hoofdstuk ook al aan bod geweest. Het gaat hier dus om dat de prikkel om de schade te beperken niet meer aanwezig is bij het afsluiten van een verzekering. Vooral bij risico-overdracht speelt dit begrip een rol. Het risico is dan namelijk niet meer binnen de onderneming aanwezig, terwijl dit bij interne risicofinanciering wel het geval is. Bij externe risicofinanciering is het risico slechts gedeeltelijk nog aanwezig. Men zou het moreel risico kunnen beperken door bijvoorbeeld een eigen risico op te nemen. 159 Daarnaast speelt het begrip antiselectie uit paragraaf 1 van dit hoofdstuk hier een rol. Het gaat dan om de situatie dat de risico s met de grootste kans op schade in verhouding tot de premie zullen worden verzekerd en daardoor dus enkel slechte risico s bij de verzekeraar aanwezig zullen zijn. Er zijn verschillende manieren om dit probleem op te lossen. Enkele voorbeelden zijn: een eigen risico opnemen, premiedifferentiatie of het oprichten van een onderlinge verzekeringsmaatschappij. 160 Ten derde dient er gekeken te worden naar welke risico s moeten worden overgedragen en welke risico s de verzekeraar zelf zou kunnen dragen. De risico s die de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen worden vaak overgedragen. De risico s die vaak voorkomen en die van een kleine omvang zijn zullen namelijk intern worden gefinancierd, omdat de verzekeraar deze zelf goed kan dragen. Een voorbeeld van een risico dat veel voorkomt en van kleine omvang is, is het ziektewetrisico van een werknemersbestand. Risico s die weinig voorkomen en van een hoog bedrag zullen zijn, zullen moeten worden overgedragen. Zo zal immers de continuïteit van de verzekeraar niet in gevaar worden gebracht. Een voorbeeld hiervan is het aansprakelijkheidsrisico. De externe risicofinanciering biedt ook hierbij een tussenvorm. Het risico dat ermee wordt afgedekt zal een risico zijn dat te groot is om als verzekeraar zelf te kunnen dragen. Het zou wel binnen een aantal jaren kunnen worden terugbetaald. 161 Externe risicofinanciering biedt dan dus de beste oplossing. Ten slotte dient er gekeken te worden naar de verwachte kosten. Hierin kan een onderscheid gemaakt worden tussen transactiekosten voor de structuur en de kosten voor het aan het risico toegewezen eigen vermogen. 162 Het eigen vermogen wordt namelijk verspreid over verschillende financiële instrumenten. Bij interne risicofinanciering zal er minder eigen vermogen worden toegewezen. Er is immers minder onzekerheid aanwezig dan bij risico-overdracht. De onzekerheid hangt samen met het eerder besproken moreel 159 Duffhues 2006, p Duffhues 2006, p Duffhues 2006, p Duffhues 2006, p. 78. ~ 38 ~

41 risico en antiselectie. De externe risicofinanciering neemt ook hier weer een tussenvorm aan Herverzekering Zoals uit de vorige paragraaf blijkt zijn er verschillende instrumenten om risico s te financieren en over te dragen. Er is gekozen om enkel het instrument herverzekering, dit instrument behoort tot de groep risico-overdracht, uit te werken omdat vele verzekeraars van dit instrument gebruik maken. Tevens maakt DNB hiervan gebruik bij toepassing van de opvangregeling, zoals blijkt uit hoofdstuk 1 paragraaf 3.1. Herverzekeren is het door een herverzekeraar verzekeren van risico s die voortvloeien uit de door hem gesloten verzekeringsovereenkomsten. 164 Deze risico s worden aan de herverzekeraar overgedragen. 165 Hiertegenover staat dat de verzekeraar premie zal betalen aan de herverzekeraar. 166 Kortom: Door te herverzekeren kan de verzekeraar grotere bedragen aanvaarden in vergelijking met enkel het gebruik van eigen dekking. 167 Een herverzekeraar is volgens artikel 1:1 Wft degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van herverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die herverzekeringen. Een herverzekering is dus een verzekeringsovereenkomst tussen verzekeraars onderling. Een herverzekeringsovereenkomst kan namelijk worden afgesloten tussen een verzekeraar en een herverzekeraar, tussen twee herverzekeraars of tussen twee verzekeraars. 168 Herverzekeringen worden vooral gebruikt door schadeverzekeraars. Levensverzekeraars maken hier in geringe mate gebruik van. Het zal, indien ze er gebruik van maken, gaan om dekking van het langlevenrisico. 169 Dat er door levensverzekeraars zo weinig gebruik wordt gemaakt van herverzekeren hangt samen met de aard van de risico s. De risico s zijn immers goed te voorspellen doordat men gebruik kan maken van sterftetafels 170 en het betreft vaak een lange periode voordat zij hoeven uit te keren. Hierdoor kunnen de levensverzekeraars het verzekeringsrisico zelf dragen. Daarnaast speelt het mee dat een levensverzekering vaak samenhangt met een beleggingsverzekering. Hier draagt de verzekeraar niet het risico, maar de polishouder zelf. Daardoor hoeft de levensverzekeraar geen risico over te dragen aan een herverzekeraar. 171 Herverzekeren wordt dus voornamelijk 163 Duffhues 2006, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 40; Duffhues 2006, p Artikel 1:1 Wft. 166 Doff 2006, p Van Barneveld 1984, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 40; Van Barneveld 1984, p ; Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder A; Boshuizen & Jager 2010, p. 96, 320; Doff 2006, p Boshuizen & Jager 2010, p. 321; Elfferich 2010, p. 41; Teeuwen & Van Heerwaarden 1996, p. 64. Over het langlevenrisico is meer informatie te vinden in hoofdstuk 3 paragraaf Meer informatie hierover is te vinden in hoofdstuk 3 paragraaf Elfferich 2010, p. 42. ~ 39 ~

42 gebruikt door schadeverzekeraars omdat hun risico s moeilijk in te schatten zijn. Hun cijfers kunnen namelijk moeilijk in modellen worden weergegeven. Daarnaast komt een combinatie van een schadeverzekering en beleggingsverzekering niet voor. De karakteristieken van een herverzekering zijn de volgende: Ten eerste is het een activiteit tussen professionele partijen. Ten tweede is er bij herverzekering geen rechtstreeks contractuele betrekking met de oorspronkelijke verzekerde polishouder. Ten derde kunnen de oorspronkelijk verzekerde polishouders geen recht doen gelden ten aanzien van de activa van de herverzekeraar bij het verhalen van vorderingen. Daarnaast zijn de verzekeringsportefeuilles van herverzekeraars vaak gevarieerder dan die van een verzekeraar. Dit komt doordat er sprake is van een grote geografische spreiding en een grote diversiteit in verzekerde risico s. Ten slotte zijn de grote herverzekeraars in staat om schade die voortvloeit uit extreme gebeurtenissen in dekking te nemen. Bij extreme gebeurtenissen moet men denken aan orkanen, overstromingen en epidemieën. 172 Ook een herverzekeraar kan te maken krijgen met moreel risico, zoals is besproken in paragraaf 1 van dit hoofdstuk. De verzekeraar kan door te herverzekeren namelijk makkelijker risico s accepteren. De herverzekeraar kan hier invloed op uitoefenen door: de commissie die betaald moet worden bij proportionele herverzekeringen, de limieten die worden gesteld bij surplus- / excess-of-loss- / stop-loss-herverzekeringen en door uitsluitingen die hij heeft geëist. 173 Vanwege het moreel risico zal de herverzekeraar zijn risico ook willen spreiden en daarom een deel van zijn portefeuille ergens anders onderbrengen. 174 Herverzekering kan verschillende doelen hebben waarvoor het door een verzekeraar wordt ingezet. Het kan zijn dat de verzekeraar het instrument gebruikt om verzekeringstechnische risico s over te dragen. Door de risico s over te dragen, kan de verzekeraar meer risico s accepteren. Het risico dat hij insolvent raakt zal niet worden vergroot door de vele risico s die hij accepteert omdat hij een deel heeft overgedragen aan de herverzekeraar. De verzekeraar blijft hierbij wel het insolventierisico dragen van de herverzekeraar. Er is immers geen directe relatie tussen de verzekerde en de herverzekeraar. Daarnaast kan het ingezet worden om een grotere homogeniteit van de verzekeringsportefeuille te creëren. Zo is er geen sprake meer van vele verschillende soorten verzekeringen. Mocht dit niet gedaan worden zal de verzekeraar meer eigen vermogen moeten aanhouden om de risico s te kunnen afdekken. Een andere reden om minder eigen vermogen te hoeven aanhouden is het verlagen van de vereiste solvabiliteitsmarge. Ten slotte kan het als doel hebben het beschikbaar krijgen van middelen 172 Boshuizen & Jager 2010, p Meer informatie over deze soorten herverzekeringen is te vinden in de paragrafen 4.1 en 4.2 van dit hoofdstuk. 174 KBC Bank & Verzekering 1999, p. 6. ~ 40 ~

43 voor financieringsdoeleinden. 175 De herverzekeraar zal het herverzekeringscontract opzeggen indien hij de goede trouw in de verzekeraar verliest of als deze de belangen van de herverzekeraar niet in het achterhoofd houdt. 176 Er zijn verschillende methoden aanwezig om herverzekeringen te ordenen. In deze paragraaf zal eerst de traditionele herverzekering worden besproken. In paragraaf 4.3 van dit hoofdstuk zal er aandacht besteed worden aan de financiële herverzekering. Men kan bij een traditionele herverzekering een onderscheid maken tussen een facultatief en een obligatoir herverzekeringscontract. Bij een facultatief contract wordt er een specifiek object of belang verzekerd tegen de omschreven risico s. De herverzekeraar heeft de keuze om dit object of belang te aanvaarden. 177 Een groot nadeel van deze methode is dat het veel tijd in beslag neemt, elk object of belang dient immers op zichzelf beoordeeld te worden. Men dient hier dus veel administratief werk aan te besteden. 178 Dit brengt uiteraard hoge administratiekosten met zich mee. Daarom wordt de facultatieve herverzekering enkel ingezet als aanvulling op de verplichte herverzekering. Vaak wordt het dan gebruikt om de dekking op enkele individuele verzekerde risico s te verminderen. 179 Een obligatoir contract wordt voor een bepaalde periode afgesloten. Hierbij zijn alle objecten of belangen verzekerd die de verzekeraar heeft geaccepteerd. De verzekeraar is verplicht alle in de overeenkomst omschreven risico s over te dragen. Daartegenover is de herverzekeraar verplicht deze risico s te aanvaarden. 180 Tevens is een facultatief-obligatoire herverzekering mogelijk. Hierbij kan de verzekeraar beoordelen welke objecten of belangen hij wil aanbieden aan de herverzekeraar. Terwijl de herverzekeraar verplicht is om al deze aangeboden objecten of belangen te accepteren. 181 Daarnaast bestaat er ook nog een mogelijkheid om gebruik te maken van reinsurance pools. Deze pools bestaan uit een groep van verzekeraars die zich aaneengesloten hebben. Het doel is om een grotere risicospreiding te realiseren. Een aangesloten verzekeraar draagt zijn risico s die voldoen aan de specifieke eisen over aan de pool. De pool draagt deze risico s weer over aan verschillende aangesloten verzekeraars. 182 Het hierboven beschreven onderscheid heeft betrekking op het contractuele onderscheid. Men kan ook een technisch onderscheid aanbrengen, dus een onderscheid op basis van hoe de herverzekering werkt. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen 175 Boshuizen & Jager 2010, p. 321; Horeman 2007, p. 343; KBC Bank & Verzekering 1999, p Van Barneveld 1984, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 41; Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder D sub 1; Claes 2008, p Van Barneveld 1984, p KBC Bank & Verzekering 1999, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 41; Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder D sub 2; Claes 2008, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 41; Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder D sub Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder D sub 4. ~ 41 ~

44 proportionele en non-proportionele herverzekering. In de volgende twee subparagrafen zal eerst de proportionele herverzekering worden uiteengezet en daarna de non-proportionele. 4.1 Proportionele herverzekering Bij de proportionele herverzekering betaalt de verzekeraar een vast percentage van de premie aan de herverzekeraar, waardoor deze een percentage van de door de verzekeraar verzekerde risico s overneemt. 183 Mocht er schade zijn dan keert de herverzekeraar hetzelfde percentage uit aan de verzekeraar. Daartegenover staat de verplichting voor de herverzekeraar om aan de verzekeraar commissie als vergoeding voor de marketing en administratie van de verzekeringsportefeuille te betalen. 184 Deze herverzekeringscommissie wordt berekend over de herverzekeringspremie. 185 De proportionele herverzekering wordt voornamelijk toegepast bij nieuwe verzekeringsproducten. Dat wordt gedaan omdat de premie van de nieuwe verzekeringsproducten nog niet kan worden vastgesteld op grond van schadehistorie. Bij proportionele herverzekering wordt de kans op verlies en de potentiële winst evenredig verdeeld tussen de verzekeraar en de herverzekeraar, zoals te zien is in figuur 2.2. Vaak is er een limiet afgesproken voor de maximale verzekerde jaarschade. 186 Bij proportionele herverzekering is de verzekerde som dus het onderwerp van de herverzekering Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 41; Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder E; Duffhues 2006, p. 81; KBC Bank & Verzekering 1999, p Duffhues 2006, p. 81; KBC Bank & Verzekering 1999, p Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder C; Claes 2008, p Duffhues 2006, p Teeuwen & Van Heerwaarden 1996, p. 67. ~ 42 ~

45 Drempel Figuur 2.2: De verschillende herverzekeringscontracten 188 Binnen de proportionele herverzekering is er een onderscheid te maken tussen het quota share contract en het surplus contract. Bij het quota share neemt de herverzekeraar de risico s van de verzekeraar van alle verzekerde posten tegen een bepaald percentage over. 189 Vaak zal de herverzekeraar een maximum stellen aan de hoogte van het verzekerde bedrag. Het gaat bij een quota share contract dus om het samen delen in de schade. 190 Van dit soort contracten wordt weinig gebruik gemaakt omdat de verzekeraar hierbij ook een gedeelte van de risico s die hij wel kan dragen dient over te dragen aan de herverzekeraar. 191 Deze contracten worden voornamelijk gebruikt door net startende verzekeringsmaatschappijen. Zij hebben nog geen historische gegevens die ze kunnen gebruiken om hun premie mee vast te stellen. Door quota share wordt een bepaald percentage van het oorspronkelijke premie-inkomen namelijk afgestaan aan de herverzekeraar. 192 Daarnaast bestaat er het surplus contract. De verzekeraar en herverzekeraar komen een aantal lines overeen. Een line geeft weer wat het eigen behoud is van de verzekeraar ten aanzien van een bepaalde verzekering. Dit eigen behoud varieert per verzekering. Ook kan er een limiet worden gesteld aan het bedrag van het door de herverzekeraar over te 188 Duffhues 2006, p. 82. Eigen toevoeging: Het woord drempel over het woord prioriteit geplakt. 189 Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 41; Van Barneveld 1984, p. 490; Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder E sub 1; Claes 2008, p Doff 2006, p Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder E sub KBC Bank & Verzekering 1999, p ~ 43 ~

46 nemen risico. 193 Van dit soort contracten wordt vooral gebruik gemaakt bij verzekeringsvormen waar een bepaald bedrag bij verzekerd is. Dus het gaat hier niet om aansprakelijkheidsverzekeringen. Een nadeel van dit contract ten aanzien van een quota share contract is dat het veel administratie met zich mee brengt. Daartegenover staat dat de verzekeraar hierbij niet verplicht is om ook een gedeelte van het risico over te dragen dat hij zelf kan dragen Non-proportionele herverzekering Bij de non-proportionele herverzekering betaalt de verzekeraar een vaste premie aan de herverzekeraar. De herverzekeraar keert enkel uit als de schade een bepaalde drempel overstijgt, zoals ook is weergegeven in figuur 2.2. De schade is gemaximeerd op een vooraf afgesproken niveau. De non-proportionele herverzekering wordt voornamelijk gebruikt voor risico s met een potentieel grote schadeomvang. Hierbij moet men denken aan catastrofe, brand en aansprakelijkheid. 195 Bij non-proportionele herverzekering is de eventuele schade dus het onderwerp van de herverzekering. 196 Er zijn twee verschillende soorten non-proportionele herverzekeringscontracten. Ten eerste bestaat er een excess-of-loss contract. Bij deze overeenkomst komen de verzekeraar en herverzekeraar overeen dat de verzekeraar de schade tot een bepaald bedrag, een drempel, voor eigen rekening neemt en dat de herverzekeraar het meerdere vergoedt. 197 Mocht er sprake zijn van meer schade dan die is gedekt dan komt dit weer voor rekening van de verzekeraar. Vaak doet een verzekeraar met meerdere herverzekeraars zaken. 198 Elke herverzekeraar is dan aansprakelijk voor een bepaalde layer, zoals te zien is in figuur 2.2. De dekking en drempel die worden vastgesteld hebben betrekking op of een enkel risico of een enkele gebeurtenis. De dekking en drempel zijn geen percentages van de premie maar vaste bedragen. Indien het gaat om excess-of-loss per risico wordt de dekking op ieder verzekerd object afzonderlijk toegepast. Indien het gaat om excess-of-loss per gebeurtenis dan hebben de drempel en dekking betrekking op alle overeenkomstige schades van de gehele portefeuille opgeteld. 199 Dus bijvoorbeeld alle brandschades. Ten tweede is er een stop-loss contract. Dit is een overeenkomst tussen de verzekeraar en herverzekeraar waarbij is afgesproken dat de herverzekeraar alle schade 193 Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 41; Van Barneveld 1984, p. 491; Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder E sub 2; Claes 2008, p Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder E sub 1; KBC Bank & Verzekering 1999, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 41; Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder E; Duffhues 2006, p. 82: KBC Bank & Verzekering 1999, p KBC Bank & Verzekering 1999, p. 5; Teeuwen & Van Heerwaarden 1996, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 41; Van Barneveld 1984, p. 491; Claes 2008, p. 286; KBC Bank & Verzekering 1999, p Doff 2006, p Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder E sub 2; Duffhues 2006, p. 84. ~ 44 ~

47 draagt die na verloop van de contractsperiode een van te voren afgesproken bedrag overschrijdt. 200 De verzekeraar betaalt een herverzekeringspremie aan de herverzekeraar. Deze premie is uitgedrukt als percentage van de premie-inkomsten. Bij een stop-loss contract worden net als bij de excess-of-loss contracten de dekking en drempel vastgesteld. De herverzekeraar zal bij een stop-loss contract enkel uitkeren als de totale schadeomvang van de portefeuille de overeengekomen drempel, die is uitgedrukt als percentage van het premie-inkomen, overstijgt. De herverzekeraar zal niet meer uitkeren dan de dekking. Deze is ook vaak aangeduid als percentage van het premie-inkomen maar kan ook aangeduid zijn in de vorm van een absoluut maximum. 201 Het verschil tussen de stop-loss contracten en de proportionele en excess-of-loss contracten is dat de eerste groep contracten de totale schadehoeveelheid zal limiteren. Terwijl het bij de andere groep herverzekeringscontracten gaat om bepaalde risico s of groepen van risico s. De stop-loss contracten beschermen de verzekeraar tegen grote schadebedragen en tegen het grote aantal schadebedragen. 202 De stop-loss contracten komen weinig voor omdat het hoge kosten met zich meebrengt. Het biedt namelijk de hiervoor genoemde uitgebreide bescherming. Men ziet het voornamelijk bij verzekering van natuurrampen. 203 Naast de twee hierboven genoemde vormen van non-proportionele herverzekeringscontracten bestaat er de mogelijkheid om de risico s facultatief te verzekeren. Facultatief verzekerd worden de risico s die buiten de dekking vallen. Deze worden dan apart aangeboden aan de herverzekeraars. De herverzekeraar hoeft deze niet te accepteren Financiële herverzekering De hierboven uiteengezette beschrijving heeft betrekking op het acceptatierisico. Met andere woorden het risico dat de werkelijk opgelopen schade afwijkt van de verwachte schade. 205 Dit risico wordt gedekt door de traditionele herverzekering. Er is ook een herverzekeringsvorm mogelijk die ziet op het tijdsrisico. Vaak kan men namelijk wel een schatting maken van de te verwachte schade maar wanneer het zich voordoet is niet goed in te schatten. Daarnaast is het onzeker hoelang het zal duren tussen dat de schade zich heeft voorgedaan en wanneer deze wordt vergoed door de verzekeraar. Dit risico beïnvloed de beleggingen van de verzekeraar. Het kan zijn dat hij minder lang kan 200 Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder E sub 2; Claes 2008, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 41; Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder E sub 2; Duffhues 2006, p. 83; KBC Bank & Verzekering 1999, p KBC Bank & Verzekering 1999, p Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder E sub 2; KBC Bank & Verzekering 1999, p Duffhues 2006, p KBC Bank & Verzekering 1999, p. 6. ~ 45 ~

48 beleggen dan waar hij op had gerekend. De herverzekeraar heeft hiervoor een ander herverzekeringsproduct ontwikkeld dan de traditionele herverzekering, die hierboven is uiteengezet, namelijk de financiële herverzekering. 206 De financiële herverzekeringsvorm garandeert aan de verzekeraar een bepaald beleggingsresultaat. Ook als de periode waarin hij belegt korter is doordat hij eerder moet uitkeren. De herverzekeraar neemt dus het tijdsrisico over, echter maar tot een bepaald bedrag. Deze herverzekeringsvorm heeft zijn opkomst gemaakt door de aansprakelijkheidsverzekeringen en door de vele moeilijk verzekerbare risico s. Bij deze verzekeringen is het immers voor de verzekeraar moeilijk vast te stellen wanneer het risico zich voor zal doen. Deze herverzekeringsvorm komt in de praktijk veel voor in combinatie met een traditionele herverzekering. 207 Zoals blijkt uit dit hoofdstuk is er sprake van risicomanagement bij verzekeraars. Een verzekeraar heeft verschillende instrumenten om zijn risico s te beheersen. In de volgende twee hoofdstukken zal worden stilgestaan bij de specifieke invulling hiervan bij een levensen een schadeverzekeraar. Uiteindelijk kan er hierna een vergelijking gemaakt worden tussen deze beide verzekeraars zodat er een antwoord kan worden gegeven op de onderzoeksvraag. Aangezien er hier een uitgebreide uiteenzetting is gegeven over de herverzekering zal er in de volgende hoofdstukken enkel genoemd worden wanneer er sprake is van herverzekeren. Er zal dan niet worden ingegaan op welke vorm de herverzekering heeft. 206 KBC Bank & Verzekering 1999, p KBC Bank & Verzekering 1999, p. 7. ~ 46 ~

49 Hoofdstuk 3: De levensverzekeraar E r is een duidelijke scheiding binnen de verzekeringsbranche aangebracht tussen schade- en levensverzekeringen. Deze twee verzekeringen zullen behandeld worden in de hoofdstukken 3 en 4. Hierdoor kan er een vergelijking tussen beide gemaakt worden ten aanzien van toepassing van de opvangregeling. In dit derde hoofdstuk zal er een uiteenzetting worden gegeven over de levensverzekeraar. Er zal in de eerste paragraaf worden weergegeven wat een levensverzekeraar is en wat zijn werkzaamheden zijn. Zoals uit figuur 2.1 blijkt heeft een levensverzekeraar te maken met het levensrisico. 208 In de tweede paragraaf zal daarom worden gekeken naar de vraag met welke specifieke risico s hij rekening dient te houden en hoe hij daar mee omgaat. Kortom: zijn risicomanagement. Naast het levensrisico heeft een levensverzekeraar ook te maken met het beleggingsrisico. In de derde paragraaf zal eerst een algemene uiteenzetting worden gegeven van dit risico, daarna zal er specifiek worden gekeken naar dit risico ten opzichte van de levensverzekeraar. 1. Wat is een levensverzekeraar? Er zal eerst worden weergegeven wat het begrip levensverzekeraar en levensverzekering inhoudt. Daarna zal er een uiteenzetting worden gegeven over uit welke elementen een levensverzekering bestaat. Ten slotte zal worden weergegeven wanneer de levensverzekering zal ingaan. 1.1 Het begrip levensverzekeraar/levensverzekering Het begrip verzekering is weergegeven in artikel 7:925 Burgerlijk Wetboek (BW). Hierin staat: Verzekering is een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich tegen het genot van premie jegens haar wederpartij, de verzekeringnemer, verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen, en bij het sluiten der overeenkomst voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer of tot welk bedrag enige uitkering moet worden gedaan, of ook hoe lang de overeengekomen premiebetaling zal duren. Zij is hetzij schadeverzekering, hetzij sommenverzekering. 208 Terug te vinden in hoofdstuk 2 paragraaf 1. ~ 47 ~

50 Een levensverzekering is op grond van artikel 7:975 BW een sommenverzekering. Er zijn verschillende definities in de wet te vinden ten aanzien van het begrip levensverzekering. Ten eerste moet volgens artikel 1:1 Wft een levensverzekering gezien worden als een levensverzekering in de zin van artikel 7:975 BW. De wetgever heeft hier in artikel 1:1 Wft een beperking op aangebracht. De prestatie van de levensverzekeraar dient namelijk uitsluitend in geld te geschieden. De tweede definitie is ook te vinden in artikel 7:975 BW. Dit artikel geeft weer dat een levensverzekering de sommenverzekering in de zin van artikel 7:964 BW is die in verband met het leven of de dood is gesloten. Een sommenverzekering is een verzekering die een van tevoren afgesproken bedrag uitkeert bij een bepaalde gebeurtenis. Ten aanzien van de levensverzekering is er de opmerking bij gemaakt dat de ongevallenverzekering niet als levensverzekering wordt beschouwd. Er bestaat ook nog een derde definitie van het begrip levensverzekeraar, namelijk de Molengraaff-definitie. Volgens deze definitie zijn levensverzekeringen alle overeenkomsten omtrent de uitkering van een kapitaal of van een rente, op levens- en sterftekansen gegrond (artikel 308 Wetboek van Koophandel (WvK)), waarbij mitsdien de uitkering of de premiebetaling of beide in enigerlei opzicht afhankelijk worden gesteld van het in leven zijn of de dood van een of meer bepaalde personen. 209 De belangrijkste elementen uit deze oude definitie zijn terug te vinden in het huidige verzekeringsrecht. 210 In deze scriptie ga ik uit van de eerste definitie. DNB zal immers op grond van de Wft de opvangregeling toepassen indien een levensverzekeraar in financiële problemen verkeert. Een levensverzekeringsovereenkomst kan niet door de verzekeraar worden opgezegd. Er is wel een mogelijkheid om de overeenkomst te wijzigen. Voorwaarde hierbij is dat het niet eenzijdig kan plaatsvinden en dat de verzekeringnemer uitdrukkelijke toestemming moet geven. 211 Dit volgt uit artikel 7:977 BW. Er bestaat hier een uitzondering op. Levensverzekeraars kunnen namelijk een en-bloc clausule opnemen in hun polisvoorwaarden. Hierdoor heeft de verzekeraar de mogelijkheid om de polisvoorwaarden eenzijdig te wijzigen. Een voorwaarde is dat de polisvoorwaarden worden toegepast op alle polishouders die tot een bepaalde categorie behoren. 212 Naast het begrip levensverzekering is het ook belangrijk om te weten wat het begrip levensverzekeraar inhoud. Dit begrip is ook in artikel 1:1 Wft te vinden. Volgens dit artikel is een levensverzekeraar degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van levensverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die levensverzekeringen. De rechtsvorm van de verzekeraar met zetel in Nederland is geregeld in artikel 3:20 Wft. Op 209 Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 450; Molengraaff 1955, p Castermans 2008, art. 7:975 BW, aant. 1 (bewerkt door: P. Clausing). 211 Beck & Bruinzeel 2008, 1A.8 onder B. 212 Boshuizen & Jager 2010, p. 92. ~ 48 ~

51 basis van dit artikel moet het de rechtsvorm hebben van een naamloze vennootschap, onderlinge waarborgmaatschappij of een Europese vennootschap. Binnen het begrip levensverzekering zijn er verschillende soorten te onderscheiden. Men kan een levensverzekering sluiten om het risico van overlijden van de verzekerde te dekken of om het risico van lang leven van de verzekerde te dekken. 213 Het zal hier dus vaak gaan om langlopende verzekeringen. Er kan ook een onderscheid gemaakt worden tussen de soort van uitkering waarop zij aanspraak geven. Er kan namelijk gekozen worden voor een kapitaal of een rente. Bij kapitaal gaat het om de uitkeringen die in eurobedragen zijn uitgedrukt. Terwijl het bij rente gaat om een lijfrente of vaste rente die niet afhankelijk is gemaakt van het leven van een persoon. 214 Om als levensverzekering aangemerkt te worden maakt het niet uit welke vorm de verzekering heeft, als er maar sprake is van een verband met het leven of de dood van de mens. 215 In Nederland is er slechts de mogelijkheid om bij een verzekeraar of een levens- of een schadeverzekering af te sluiten. In artikel 2:28 Wft is namelijk het compositieverbod opgenomen. Het is dus niet mogelijk om een levensverzekering en schadeverzekering bij dezelfde maatschappij af te sluiten. Toch lijkt het mogelijk om bij bijvoorbeeld Interpolis een levens- en een schadeverzekering af te sluiten. Er wordt hierbij wel gehandeld onder dezelfde naam, Interpolis. Echter de schade- en levensverzekeringen zijn ondergebracht in verschillende N.V. s, waardoor er sprake is van een scheiding tussen het schade- en het levensverzekeringsbedrijf. 216 Men maakt dus geen overtreding ten opzichte van het compositieverbod. In andere landen is het soms wel mogelijk dat beide verzekeringsbedrijven in één bedrijf gevestigd zijn, dit wordt dan een composietmaatschappij genoemd. 217 Dit verbod geldt niet voor de herverzekeraars. Deze mogen beide soorten herverzekeringen afsluiten. 218 Naast het compositieverbod is in artikel 3:36 Wft neergelegd dat er geen enkel ander bedrijf mag worden uitgeoefend dan een verzekeringsbedrijf. Daar heeft men immers enkel een vergunning voor. Dit verbod beperkt niet de uitoefening van handels- dan wel verzekeringsactiviteiten. De verzekeraar is namelijk bevoegd om hypotheken aan te bieden. Hij zal het verkregen geld, door middel van premies, immers moeten kunnen uitzetten. Tevens is de verzekeraar bevoegd om te bemiddelen. Zo kan de verzekeraar aan de polishouders een totaalpakket aanbieden. Het totaalpakket dat zij door bemiddeling kan aanbieden omvat ook branches waar de verzekeraar niet werkzaam in is Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 459; Castermans 2008, art. 7:975 BW, aant. 9 (bewerkt door: P. Clausing). 214 Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 460; Castermans 2008, art. 7:975 BW, aant. 9 (bewerkt door: P. Clausing). 215 HR 23 juni 1999, PJ 1999, 84; HR 30 juni 1999, PJ 1999, Interpolis Oosenbrug 1999, p Boshuizen & Jager 2010, p Schotsman 2009, p ~ 49 ~

52 1.2 De elementen Er zijn verschillende elementen bij een levensverzekering aanwezig. 220 Het eerste element waar sprake van dient te zijn is onzekerheid. Er dient een verband te bestaan tussen de onzekerheid en het leven of de dood van een persoon. De gebeurtenis op zichzelf is niet onzeker, ieder mens zal namelijk ooit sterven. Het gaat bij deze onzekerheid dan ook om het tijdstip waarop iemand sterft, dat is namelijk niet met zekerheid te zeggen. 221 Daarnaast dient de onzekerheid betrekking te hebben op de uitkering of op de duur van de premiebetaling. De onzekerheid ten aanzien van de premiebetaling betekent dat er geen zekerheid bestaat over het moment waarop en zodoende ook niet over hoe lang er een premiebetaling zal bestaan. 222 Deze verplichting is opgenomen in artikel 7:925 lid 1 BW. Op grond van ditzelfde lid dient de onzekerheid bij partijen te bestaan voor het sluiten van de overeenkomst. Het gaat hier om een subjectieve onzekerheid. Het gaat dus om wat de betrokkene wist omtrent de vraag of het risico zich al dan niet reeds verwezenlijkt heeft. En dus niet om wat de betrokkene behoorde te weten. 223 Het tweede element is ook neergelegd in artikel 7:925 lid 1 BW. De verzekeraar is de verbintenis aangegaan onder het genot van een premie. Echter er bestaat geen verplichting tot premiebetaling. 224 Daartegenover staat dat de levensverzekeraar slechts gehouden kan worden aan zijn verplichtingen indien de verzekeringnemer zijn premie heeft betaald. 225 Hierdoor vormt de premiebetaling slechts een voorwaarde waarvan de uitkering afhankelijk is. 226 Ten aanzien van de premiebetaling dient men te kijken naar dat wat er in de overeenkomst over dit punt is opgenomen en hoe dat moet worden uitgelegd. 227 Ook artikel 7:934 BW biedt bescherming aan de verzekeraar indien de premie niet tijdig betaald wordt. Op grond van dit artikel heeft hij namelijk de mogelijkheid om de verzekeringsovereenkomst te beëindigen of te schorsen. De berekening van de premie ten aanzien van het risico dat iemand zal overlijden hangt samen met vele factoren, zoals leeftijd, gezondheid, werkomstandigheden, levensverwachting, enzovoort. Om de factor levensverwachting te berekenen zijn er sterftetafels ontwikkeld. Deze sterftetafels berekenen de sterftekans, dus op welke leeftijd personen zullen overlijden. 228 Uit deze sterftetafels vloeit voort dat vrouwen 220 Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 18; Kamerstukken II 1985/86, , nr. 3, p NIBE-SVV 2004, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr ; Castermans 2008, art. 7:925, aant. 6 (bewerkt door: T.L. Cieremans); Kamerstukken II 1985/86, , nr. 3, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 27; Scheltema & Mijnssen 1998, nr. 5.5; HR 11 april 1997, NJ 1998, 111 (Bike Brothers). 224 Kamerstukken II 1985/86, , nr. 3, p NIBE-SVV 2004, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Meer informatie hierover is te vinden in paragraaf 2 van dit hoofdstuk. ~ 50 ~

53 langer leven dan mannen, waardoor deze een hogere premie moeten betalen indien zij een lijfrenteverzekering afsluiten. 229 Een ander element waar sprake van dient te zijn is de al dan niet voorwaardelijke verbintenis van de verzekeraar tot uitkering. Deze uitkeringen dienen vervolgens plaats te vinden in één of meerdere betalingen in geld. Zoals in paragraaf 1.1 van dit hoofdstuk al is weergegeven is er een mogelijkheid om uit te keren in kapitaal of rente. 230 Een ander element is een negatief element. Dit vloeit voort uit het feit dat een levensverzekering een sommenverzekering is. Bij de levensverzekering dient de strekking te ontbreken om vermogensschade te vergoeden. De strekking dient namelijk te zijn dat de verzekeraar op een bepaalde tijd uitkeert ongeacht de vraag of en in hoeverre er sprake is van vermogensverlies. De levensverzekering mag wel met het oog daarop worden gesloten. 231 Het laatste element is dat degene ten behoeve van wie de levensverzekering wordt gesloten, een belang heeft bij het leven van de verzekerde. Dit is in de huidige wet, boek 7 BW, niet terug te vinden. Op grond van het oude WvK, waar het verzekeringsrecht eerst in geregeld was, is dit wel een vereiste. Clausing en Wansink zijn van mening dat dit vereiste ook in de huidige situatie moet worden toegepast. 232 Ik ben het met Clausing en Wansink eens dat het vereiste in het huidige BW moet worden ingelezen. Er zal, zoals zij ook aangeven, door het belang in te lezen een onderscheid worden aangebracht tussen de levensverzekeringsovereenkomst en de overeenkomst van spel en weddenschap. Bij de overeenkomst van spel en weddenschap zal het belang enkel gelegen zijn in het sluiten van de overeenkomst. Daar staat tegenover dat bij een levensverzekeringsovereenkomst het belang niet in de overeenkomst gelegen is. Men dient een belang te hebben bij het leven van een verzekerde. Dit hoeft geen vermogensbelang te zijn, een familierelatie of andere relatie tussen belanghebbende en verzekerde is voldoende. 233 Het belang speelt dus een belangrijke rol bij het onderscheiden van een levensverzekering met een overeenkomst van spel en weddenschap. 1.3 Ingang van de dekking Totstandkoming van de verzekering en de risico-ingang vindt vaak op verschillende tijden plaats. De levensverzekering komt tot stand na aanvaarding van beide partijen, terwijl de risico-ingang later zou kunnen plaatsvinden. Risico-ingang geeft weer vanaf welk moment 229 Kalkman 2007, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr ~ 51 ~

54 het risico van overlijden is gedekt. Het zou voor kunnen komen dat de verzekerde overlijdt in de periode tussen het afsluiten van de verzekering en de ingang van het risico, dan is er meestal geen dekking. De wetgever heeft tegenover deze nadelige regeling voor de verzekerde een voordelige regeling voor hem gezet. De verzekerde heeft namelijk in deze tussenliggende periode geen spontane mededelingsplicht. 234 Hij hoeft bijvoorbeeld een ziekte die is ontdekt na het sluiten van de verzekeringsovereenkomst niet meer te melden. In het geval dat de risico-ingang plaatsvindt voor het tijdstip van sluiten van de overeenkomst, biedt artikel 7:925 lid 1 BW uitkomst. In dit artikel is er sprake van subjectieve onzekerheid. Dit houdt in, zoals blijkt uit de vorige subparagraaf, dat er onbekendheid was van partijen met het overlijden van de verzekerde. 235 Indien één van de partijen kennis betreffende het verwezenlijken van het overlijdensrisico droeg, dan is er geen sprake van onzekerheid. Het risico is dan dus niet gedekt. 236 Er kan door de levensverzekeraar en verzekerde gekozen worden voor een voorlopige dekking. Dit biedt een dekking voor de verzekerde terwijl de levensverzekeraar dan nog tijd heeft om het risico te beoordelen. Deze voorlopige dekking zal eindigen of overgaan indien de verzekeraar een beslissing heeft genomen of hij het risico zal accepteren. 237 Ten aanzien van de uitsluitingsclausule zelfmoord/zelfdoding 238 gaat de termijn van uitsluiting, van één tot drie jaar, pas lopen na ingang van de levensverzekering. De voorlopige dekking telt hierbij dus niet mee als termijn Risicomanagement Zoals in figuur 2.1 is weergegeven heeft de levensverzekeraar naast het beleggingsrisico, wat in de volgende paragraaf zal worden uiteengezet, en het niet-financiële risico, wat al is uiteengezet in hoofdstuk 2 paragraaf 1, te maken met het levensrisico. 240 Volgens de definitie van Doff is dit het risico van waardedalingen door andere sterfte dan verwacht of door een verandering van de sterfteverwachting. 241 Doff geeft hierbij weer dat er een onderscheid is tussen kortleven- en langlevenrisico. Het langlevenrisico doet zich bijvoorbeeld voor bij een verzekering waarbij de verzekerde een (levenslange) lijfrente ontvangt. De verzekerde ontvangt uitkeringen vanaf een vooraf afgesproken leeftijd en daartegenover staat dat de verzekerde premie dient te betalen. De verzekeraar dient uiteindelijk over een bedrag te 234 Rb. Rotterdam 25 januari 1937, NJ 1938, 261; Hof Amsterdam 28 juni 1950, NJ 1950, Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 453; Kalkman 2007, p HR 11 april 1997, NJ 1998, 111 (Bike Brothers); RvT 3 februari 2003, 2003/15 Med. 237 Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Meer informatie hierover is te vinden in paragraaf 2 van dit hoofdstuk. 239 Kalkman 2007, p. 63; Rb. Rotterdam 5 september 1996, PJ 1997/20; Hof Den Haag 21 november 2000, PJ 2000/ Terug te vinden in hoofdstuk 2 paragraaf Doff 2006, p. 39. ~ 52 ~

55 beschikken, wat bestaat uit de premiebetalingen en de beleggingen, dat voldoende is om te kunnen uitkeren aan de verzekerde. Echter, de levensverzekeraar loopt hierbij het risico dat de verzekerde langer leeft dan verwacht. Daardoor zal hij meer uitkeringen moeten doen dan waar hij op had gerekend. 242 Kortom: het langlevenrisico. Tegenover dit risico staat het kortlevenrisico. Een voorbeeld van dit risico kan zich voordoen bij een kapitaalverzekering bij overlijden. Het is namelijk nadelig voor de levensverzekeraar indien de verzekerde eerder overlijdt dan verwacht. 243 De verzekeraar krijgt dan immers minder premie binnen dan waar hij op had gerekend. Naast het onderscheid tussen kortleven- en langlevenrisico geeft Doff weer dat het levensrisico uit drie componenten bestaat. Ten eerste is er sprake van een volatiliteitsrisico. Doff omschrijft dit als het risico van reguliere schommelingen in de sterfte onder normale omstandigheden, inclusief de extreme uitschieters hierbij. 244 De tweede component is het trendrisico. Dit is het risico dat de op dit moment ingeschatte trend (zoals verwachte sterfteontwikkelingen) verandert en de verzekeraar naar de toekomst toe verkeerde inschattingen maakt. 245 Binnen dit risico is er een onderscheid te maken in parameterrisico en modelrisico. Bij de eerste heeft men gebruik gemaakt van de verkeerde parameters. Terwijl de verzekeraar in het tweede geval gebruik heeft gemaakt van het verkeerde model. 246 Vorig jaar zijn ze erachter gekomen dat men ten aanzien van de levensverwachtingen de laatste jaren het verkeerde model gebruikte. In de huidige tijd zijn de levensverwachtingen in Europa namelijk steeds hoger. Elk jaar steeg de levensverwachting van mensen met 0,2 jaar. Echter, vorig jaar zijn ze er achter gekomen dat de levensverwachting vanaf 2000 met 0,3 jaar per jaar stijgt. Dat mensen steeds ouder worden komt door de goede gezondheidszorg. Deze stijging is vooral te danken aan de verbeteringen van de zorg ten aanzien van hart- en vaatziekten. 247 De derde component omvat het calamiteitenrisico. Dit is naar de definitie van Doff het risico van rampen of calamiteiten (bijv. oorlog of epidemie) met een incidenteel hoge sterfte. 248 Naast de hierboven genoemde componenten bestaat er bij een levensverzekeraar een cumulatierisico Dit risico doet zich voor indien meerdere verzekerde personen en/of objecten in één of meer verzekeringsbranches door dezelfde gebeurtenis zwaar worden getroffen. Hierdoor worden dan alle verzekeringsproducten geraakt. 249 Dit risico doet zich bijvoorbeeld voor bij terroristische aanslagen. 242 Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p Jurriëns 2010, p Doff 2006, p Ammerlaan & Van Boom ~ 53 ~

56 De verzekeraar zal proberen het levensrisico te beheersen. Zoals uit het vorige hoofdstuk is gebleken zijn daar verschillende instrumenten voor. Het instrument herverzekering wordt door een levensverzekeraar niet veel gebruikt. 250 In hoofdstuk 2 paragraaf 4 is hier al uitgebreid op ingegaan. De reden is dat levensverzekeraars vooral gebruik maken van een herverzekering om hun langlevenrisico af te dekken. Daarnaast zal de herverzekeraar de levensverzekeringen die een spaarelement bevatten niet accepteren. De levensverzekeraar belegt bij deze vorm van levensverzekering net als bij andere vormen van verzekering maar het beleggingsrisico dat hij hierbij loopt herverzekerd hij niet of nauwelijks. 251 Dit hangt mijn inziens samen met dat het voor de levensverzekeraar goed te voorspellen is hoe lang iemand leeft, dus voor hoe lang de verzekeraar kan beleggen. Daarom zal hij het beleggingsrisico niet herverzekeren. De herverzekeraar zal het een te groot risico vinden dat de verzekeraar het risico niet herverzekerd en zal daarom de levensverzekeraar niet accepteren. Zoals uit hoofdstuk 2 paragraaf 4 blijkt kan het ook gaan om een verzekeringsvorm die samenhangt met een beleggingsverzekering. Hierbij draagt niet de verzekeraar het risico maar de polishouder zelf. Toch zijn er speciale herverzekeringsarrangementen ontwikkeld voor de levensverzekeraars. Bij de levenslange levensverzekeringen wordt er voornamelijk gebruik gemaakt van de risk premiumherverzekering. Deze herverzekering is een speciale vorm van proportionele herverzekering. De risk premium-herverzekering beschermd de levensverzekeraar tegen verliezen die ontstaan doordat hij meer moet uitkeren dan hij aan reserves heeft opgebouwd. De dekking die de herverzekeraar verleent zal bestaan voor het verschil tussen het bedrag dat voor rekening van de verzekeraar is en het bedrag dat moet worden uitgekeerd minus de opgebouwde reserves. De premie voor deze herverzekering wordt elk jaar opnieuw berekend aangezien het bedrag van de herverzekering elk jaar vermindert. Daartegenover staat, voor de tijdelijke levensverzekeringen, de original terms-herverzekering. Deze is in essentie hetzelfde en werkt op dezelfde wijze als de non-proportionele herverzekering. 252 Een andere mogelijkheid van risico-overdracht is securitiseren. Hierbij wordt het risico doorverkocht aan de geld- en kapitaalmarkten. Dit instrument kan niet door alle verzekeraars worden ingezet. Het gaat immers om grote pakketten polissen tegelijk, het instrument zal dus enkel kunnen worden ingezet door de grote levensverzekeringsmaatschappijen. 253 Een andere mogelijkheid van het levensrisico beheersen is het aanbrengen van een spreiding binnen de verzekeringsportefeuille tussen kortleven- en langlevenrisico. Indien er sprake is van een goede spreiding zullen deze twee risico s elkaar gedeeltelijk opheffen. Deze spreiding kan hij aanbrengen door het opstellen van een acceptatiebeleid. De 250 Boshuizen & Jager 2010, p. 321; Doff 2006, p Tulfer 2008, p Beck & Bruinzeel 2007, 1B.3 onder G. 253 Doff 2006, p. 41. ~ 54 ~

57 verzekeraar kan besluiten om personen wel of niet te accepteren als verzekerde. Hierbij kan hij gebruik maken van een geneeskundig onderzoek. Voor levensverzekeringen met hoge verzekerde bedragen wordt hier gebruik van gemaakt. Bij verzekeringen met een lager bedrag is een gezondheidsverklaring vaak al voldoende. Naast de hoogte van het bedrag dat van invloed is of er een keuring of gezondheidsverklaring nodig is, speelt de verzekeringsvorm ook een rol. Bij een verzekering die uitkeert bij of na overlijden van de verzekerde bestaat er namelijk een aanvangsrisico. Dit risico doet zich voor indien de verzekerde overlijdt direct na het afsluiten van de verzekering. 254 Dit risico doet zich uiteraard niet voor bij een verzekering die uitkeert als de verzekerde op een bepaalde leeftijd nog in leven is. Mocht de gezondheid van de verzekerde afwijken van de gezondheid van een normaal persoon van die leeftijd dan kan de verzekeraar besluiten het risico toch te accepteren, maar dan wel tegen een hogere premie. 255 De levensverzekeraar zal bij het vaststellen van het acceptatiebeleid ook gebruik maken van sterftecijfers. Men meet de kansen op sterfte aan de hand van historische gegevens, dit wordt vastgelegd in sterftetafels. Deze tafels worden door verschillende instanties jaarlijks gepubliceerd, maar een verzekeraar kijkt voor het vaststellen van zijn acceptatiebeleid ook naar de sterftecijfers in zijn eigen portefeuille. 256 Een sterftetafel is een kolom met getallen dat weergeeft hoeveel mensen er nog in leven zijn op een bepaalde leeftijd. 257 Op basis van de sterftetafel wordt door de verzekeraar bepaald hoe groot de omvang moet zijn van zijn technische voorzieningen. Mochten er wijzigingen optreden in de sterftecijfers dan dient de verzekeraar aanvullende voorzieningen te treffen. 258 Op een sterftetafel wordt vaak een correctie aangebracht die samenhangt met de soort verzekering. Indien het gaat om een verzekering waarbij de levensverzekeraar een langlevenrisico 259 loopt zal de verzekerde in een leeftijdscategorie worden geplaatst waarin de mensen een langere, gemiddelde levensduur hebben. Hierdoor dient de verzekerde een hogere premie te betalen. Indien het gaat om verzekeringen waarbij de dood van de verzekerde een rol speelt zal de verzekeraar een grotere kans van overlijden van de verzekerde toepassen. Men heeft via deze correcties willen voorkomen dat de verzekerde een verzekering afsluit die het beste bij zijn levensverwachtingen past. 260 Via deze correcties heeft de verzekeraar een grotere kans dat hij voldoende premies binnenkrijgt om de uitkeringen te kunnen verrichten. Naast al deze ingewikkelde mogelijkheden om de risico s te beheersen kan de levensverzekeraar de 254 NIBE-SVV 2004, p Beck & Bruinzeel 2002, 2A.3 onder B sub Doff 2006, p Beck & Bruinzeel 2002, 2A.1 onder B. 258 Doff 2006, p Het gaat hier om de verzekeringen waarbij het in leven zijn van de verzekerde een rol speelt. 260 Beck & Bruinzeel 2002, 2A.1 onder B. ~ 55 ~

58 verzekerden natuurlijk ook stimuleren om gezond te leven. Dit kan hij bijvoorbeeld doen door kortingen te geven op sportscholen. 261 Door het schatten van risico s kan men de individuele premie vaststellen waartegen de verzekering kan worden aangeboden. Het proces van risico-inschatting ziet er volgens Arnold en Van de Vathorst als volgt uit. Er zal eerst een risico-classificatie plaatsvinden. Hierbij worden de verzekerden ingedeeld in homogene groepen. Deze groepen bestaan uit verzekerden die overeenkomen met betrekking tot de risicofactoren. Men kan hierbij denken aan leeftijd en geslacht. De daaropvolgende fase zal na de indeling plaatsvinden. In deze fase worden de premietarieven voor elke combinatie van risicofactoren vastgesteld. Alle premietarieven bij elkaar worden aangeduid als tariefstructuur. In de derde fase van de risico-inschatting zal er bij elke verzekerde een individuele risico-analyse worden uitgevoerd. Iedere verzekerde heeft namelijk andere risico s. Uiteindelijk wordt zo de individuele premie voor een levensverzekering vastgesteld. 262 De omvang van de dekking kunnen partijen zelf bepalen. De verzekeraar zal op grond van de verstrekte gegevens of de keuringen enkele doodsoorzaken bij de verzekerde uitsluiten. Overlijdt de verzekerde door één van deze doodsoorzaken dan is er een mogelijkheid om het af te kopen. De afkoop is geregeld in artikel 7:978 BW. Er is sprake van afkoop als de verzekeraar zijn uitkeringsverplichting afkoopt door een bepaald bedrag uit te keren aan de verzekeringnemer. Hierdoor vervalt de verzekering of het verzekeringsgedeelte waarop de afkoop betrekking heeft. De verzekeraar dient tot afkoop over te gaan zodra de verzekeringnemer de verzekeraar meedeelt dat hij wenst dat de levensverzekering wordt afgekocht. Dit is geregeld in artikel 7:977 lid 2 BW. De afkoopwaarde bestaat uit de door de verzekeraar ontvangen premiebedragen, de rente en de winstdeling, minus de door de verzekeraar betaalde kosten en het gedeelte van de premie die geldt als tegenprestatie voor het lopen van risico. Afkoop is enkel mogelijk indien het voor de verzekeraar zeker is dat hij één of meer uitkeringen zal moeten doen. 263 Naast deze individuele uitsluitingen worden er vaak ook algemene uitsluitingen ten aanzien van de omvang van de dekking opgenomen. De levensverzekeraar heeft deze uitsluitingen opgenomen omdat hij het risico dat hij anders zou lopen te groot vindt. De uitsluitingen waar het hier om gaat zijn: zelfmoord/zelfdoding, oorlogsrisico, terrorismerisico en ten gevolge van een misdrijf. Ten eerste het overlijden ten gevolge van zelfmoord/zelfdoding. Ten aanzien hiervan is geen bepaling opgenomen in het BW. Dus is het opgenomen in de eigen verzekeringsvoorwaarden van de verzekeringsmaatschappij. 264 De reden van de 261 Doff 2006, p Arnold & Van de Vathorst 1991, p Hendrikse e.a. 2008, p. 493; Kalkman 2007, p ; Mijnssen 2007, p Castermans 2008, art. 7:981 BW, aant. 3 (bewerkt door: P. Clausing); Kalkman 2007, p. 63. ~ 56 ~

59 levensverzekeraar waarom hij zelfmoord uitsluit is dat hij wil voorkomen dat hij met iemand die van plan is zelfmoord te plegen een verzekeringsovereenkomst aangaat. 265 Vaak is er in opgenomen dat deze clausule geldt voor één tot drie jaar na het ingaan van de dekking. Na afloop van deze termijn valt zelfmoord wel onder de dekking. 266 Een tweede uitsluitingsgrond bestaat er op grond van het oorlogrisico. Het overlijden van niet militairen is vaak niet uitgesloten in verzekeringsvoorwaarden. Tegenwoordig is in vele verzekeringsvoorwaarden een regeling terug te vinden waarin de uitkeringen en afkoopwaarden met 10% worden verminderd indien Nederland in actieve oorlogstoestand verkeert. 267 Op grond van artikel 20 van de Noodwet Financieel Verkeer (NFV) is het mogelijk dat de minister van Financiën kortingen kan vaststellen. Hierin is geen maximum overeengekomen van 10%, maar hij zal wel van ongeveer gelijke principes uitgaan. 268 Dit artikel lijkt dus erg veel op wat er in de meeste verzekeringsvoorwaarden al is terug te vinden. Het doel van deze uitsluitingsgrond is voorkomen dat de financiële positie van de verzekeraar in gevaar wordt gebracht door een plotselinge grote vraag naar contant geld en om te bevorderen dat het doen van periodieke uitkeringen, welke in de meeste gevallen bestemd zijn voor het levensonderhoud van begunstigden, zo weinig mogelijk zal stagneren. 269 Daarnaast bestaat er nog een uitsluitingsclausule op grond van het terrorismerisico. Dit risico wordt door de Nederlandse verzekeringssector als onverzekerbaar beschouwd. 270 Er is een oplossing gekomen voor het verzekeren van terrorismeschaden in alle verzekeringsbranches, dus ook voor de schadeverzekeringsbranche. De Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT) is namelijk opgericht. 271 Per jaar is er via de NHT 1 miljard ter beschikking om de schade van de getroffen verzekerden te vergoeden. Het NHT geeft weer dat het bij terrorisme niet enkel gaat om daden met conventionele middelen 272 maar ook kwaadwillige besmetting en preventieve maatregelen vallen eronder. Dit volgt uit artikel 1.1 tot en met 1.3 van het Clausuleblad terrorismedekking dat onderdeel is van het Protocol afwikkeling claims van de NHT. Ten slotte is er een uitsluitingsclausule ten aanzien van het overlijden ten gevolge van een misdrijf. Dit is geregeld in artikel 7:973 BW. Op grond van artikel 7:974 BW mag van 265 NIBE-SVV 2004, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 556; Castermans 2008, art. 7:981 BW, aant. 4 (bewerkt door: P. Clausing); Kalkman 2007, p NIBE-SVV 2004, p Kalkman 2007, p. 84; Kamerstukken II 1975/76, , nr. 3, p Kamerstukken II 2002/03, , nr. 1, p Kamerstukken II 2002/03, , nr. 2, p Dit zijn bommen, rakketen en andere explosieve middelen die niet biologisch, chemisch, nucleair of radiologisch zijn. ~ 57 ~

60 deze regeling niet worden afgeweken. Een op artikel 7:973 BW gebaseerde regeling is in de meeste verzekeringsvoorwaarden terug te vinden. 273 Kortom, de levensverzekeraar kan enkele risico s uitsluiten op grond van zijn acceptatiebeleid. Daarnaast zijn er ook enkele risico s uitgesloten door de overheid. 3. Beleggingsrisico In het rapport Verzekerd van Toezicht heeft men weergegeven dat een verzekeraar naast een verzekeringsfunctie eveneens een beleggingsfunctie heeft. 274 Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk al is weergegeven zal er in deze paragraaf een uiteenzetting worden gegeven over het beleggingsrisico. Dit risico loopt de verzekeraar omdat hij belegt met zijn technische voorzieningen en zijn eigen vermogen. De verzekeraar belegt met de premies die hij ontvangt. Het doel dat de verzekeraar heeft, is een rendement behalen. Uiteindelijk zullen de polishouders met het beleggen door de verzekeraar ook voordeel behalen. Zij zullen immers bij een hoog rendement een lagere premie hoeven te betalen of een hogere uitkering ontvangen. Aangezien de beleggingen de toekomstige uitkeringen aan de polishouders betreffen, is de verzekeraar een voorzichtige belegger. Zo komen de uitkeringen niet in gevaar. De verzekeraar is een voorzichtige belegger omdat hij vaak op de lange termijn belegt en zorgt voor spreiding binnen zijn beleggingsportefeuille. Daarnaast worden de beleggingen afgestemd op de verplichtingen die de verzekeraar heeft. Een voorbeeld hierbij is: Als de verzekeraar belooft om na tien jaar een bepaald bedrag uit te keren, dient hij zo te beleggen dat het geld na tien jaar vrijvalt. 275 De verzekeraar heeft twee mogelijkheden waarin hij kan beleggen: risicovolle beleggingen en vastrentende waarden. Risicovolle beleggingen worden ook wel zakelijke waarden genoemd voorbeelden hiervan zijn aandelen en vastgoed. De verzekeraar zal zijn geld niet enkel in risicovolle beleggingen beleggen. Daarnaast zijn er daarom de vastrentende waarden. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn staatsobligaties en hypotheken. Vastrentende waarden geven echter geen garantie tegen schommelingen op de financiële markt. Deze schommelingen kunnen gevolgen hebben voor de verzekeraars. 276 Een voorbeeld dat hier genoemd kan worden is de kredietcrisis. Het risico dat de verzekeraar hier loopt wordt ook wel marktrisico genoemd. Marktrisico wordt door Doff omschreven als het risico van waardedalingen door veranderingen in marktvariabelen zoals rentestand, beurskoers, valutakoersen, 273 Kalkman 2007, p Verzekerd van toezicht 1995, p Doff 2006, p Doff 2006, p. 59. ~ 58 ~

61 vastgoedprijzen en dergelijke. Dit omvat ook het Asset & Liability Management (ALM). 277 ALM is volgens de omschrijving die Smid heeft ontleend aan Gardner & Mills het zodanig sturen (managen) van de netto interestmarge, dat de beweeglijkheid en het niveau daarvan in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de onderneming op het punt van risico en opbrengst. 278 Het ALM-model dient dus om de houding van de verzekeraar tegenover risico s te bepalen. 279 Doff maakt aan de hand van de marktvariabelen binnen het marktrisico nog een onderscheid aan. Namelijk tussen het renterisico, aandelenrisico, valutarisico, inflatierisico, vastgoedrisico, private equity risico en credit spread risico. 280 Bij bijna al deze risico s spreekt het voor zich waar de waardedaling mee samenhangt. Enkel van het private equity risico en het credit spread risico zal ik weergeven wat het inhoudt. Private equity risico is het risico van waardedalingen door veranderingen in de private equity markten. 281 Dit is een specifiek onderdeel van het aandelenrisico. 282 Private equity is namelijk het beleggen buiten de gereguleerde (openbare) kapitaalmarkt om. 283 Het credit spread risico is het risico van waardedalingen doordat er veranderingen hebben plaatsgevonden in de extra vergoeding boven op de rente op staatsobligaties. 284 De verzekeraar probeert het marktrisico af te dekken door derivaten in de portefeuille op te nemen. Derivaten zijn beleggingsinstrumenten die hun waarde ontlenen aan de waarde van een ander goed. 285 Dit afdekken van het marktrisico wordt ook wel hedging genoemd. 286 De beheersing van het totale risico vindt plaats aan de hand van de analyses van de ALMafdeling. Men maakt na de analyses namelijk een beleggingsplan. 287 Daarin zijn dan alle risico s tegen elkaar afgewogen. Naast het marktrisico kan er ook sprake zijn van risico s die voortvloeien uit de toestand van de individuele beleggingen. Dit risico wordt het kredietrisico genoemd. Het kredietrisico is het risico van waardedalingen als tegenpartijen niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen of door veranderingen in de kredietwaardigheid van tegenpartijen. 288 Binnen dit risico kan men een onderscheid maken tussen obligaties, hypotheken, herverzekeraars en derivaten. Door een goede spreiding tussen deze componenten kunnen de risico s worden beheerst. 277 Doff 2006, p Smid 1998, p Smid 1998, p Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p Peij 2007, p Doff 2006, p Busch 2010a, art. 1:1 Wft, aant (bewerkt door: K.W.H. Broekhuizen & M.G.C.M. Peeters). 286 Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p. 67. ~ 59 ~

62 Er is binnen het beleggingsrisico ook nog sprake van een liquiditeitsrisico. Dit is het risico van onverwachte of onverwacht grote betalingen, waardoor men het verlies moet voldoen aan betalingsverplichtingen. 289 Door liquiditeitsproblemen kan het zijn dat men verliezen lijdt of dat het vertrouwen in de verzekeraar verdwijnt. Op het moment dat er sprake is van liquiditeitsproblemen kan de verzekeraar nog wel solvabel zijn. Liquide is de verzekeraar namelijk als hij kan voldoen aan de direct opeisbare schulden, zoals ook uit hoofdstuk 1 paragraaf 2 blijkt. Terwijl hij solvabel is als er voldoende eigen vermogen aanwezig is, zoals ook uit hoofdstuk 1 paragraaf 2 blijkt. Dit vermogen kan vaststaan voor een bepaalde periode bijvoorbeeld vanwege beleggingen, waardoor de verzekeraar er niet direct bij kan. De verzekeraar kan dus wel solvabel zijn maar toch liquiditeitsproblemen hebben. Om het beleggingsrisico af te dekken dient er sprake te zijn van matching, neergelegd in artikel 2:362 lid 5 BW. Dit betekent dat er een goede aansluiting tussen uitkeringsverplichtingen en beleggingen is. Hierdoor worden de risico s op de korte termijn beperkt. Hierbij moet men bijvoorbeeld denken aan de schommelingen van de wisselkoersen. De risico s op de lange termijn worden afgedekt door het aanhouden van een voldoende groot solvabiliteitsmarge. De betekenis van deze marge is al behandeld in hoofdstuk 1 paragraaf 1. Deze marge moet waarborgen dat de verzekeraar in de toekomst aan al zijn uit de portefeuille voortvloeiende verplichtingen kan voldoen Beleggingsrisico bij een levensverzekeraar Na de uiteenzetting over het beleggingsrisico wordt er nu naar het specifieke beleggingsrisico van een levensverzekeraar gekeken. Het risico dat een levensverzekeraar loopt met zijn beleggingen is dat de opbrengsten daarvan tegenvallen op het moment dat hij een uitkering moet doen aan de verzekerde. 291 Een levensverzekeraar maakt namelijk gebruik van kapitaaldekking ofwel een kapitaalopbouwsysteem. Hierbij wordt een kapitaal opgebouwd door de premies die worden betaald door de polishouders. Het geld dat de verzekerde stort is ook weer voor hem bestemd. In feite wordt er dus een fonds gevormd. De premie voor een levensverzekeringsproduct staat voor de gehele periode vast. 292 Er is sprake van een lange periode tussen betaling van de premie en uitkering. Daardoor moet er een beleid worden vastgesteld voor op de lange termijn. 293 Wat betreft het beleggen heeft de verzekeraar dus ook een lange termijn om winst te behalen. Daarom 289 Doff 2006, p Verzekerd van toezicht 1995, p Doff 2006, p PVK Studies 2000, p Boshuzien & Jager 2010, p. 92. ~ 60 ~

63 speelt de solvabiliteitsmarge bij levensverzekeraars een belangrijke rol. 294 De polishouders dienen beschermd te worden. Daarom is er bij de levensverzekeraar een gedeelte van de middelen altijd in liquide vorm aanwezig of in een vorm die gemakkelijk liquide gemaakt kan worden. 295 Vroeger werd er vooral belegd in vastrentende waarden, zoals staatsobligaties. Dit deed de levensverzekeraar omdat het veiliger was. Er bestond immers zekerheid over het ontvangen van een bepaalde rente. Tegenwoordig is de levensverzekeraar actiever in de beleggingsmarkt aanwezig. Hij belegt nu risicovoller. Hij verstrekt nu bijvoorbeeld leningen aan bedrijven en hypotheken. 296 Hiermee behaalt hij sneller winst en hoogstwaarschijnlijk ook een hogere winst in vergelijking met de staatsobligaties. Hiertegenover staat voor de levensverzekeraar een groter risico dat het mis zal gaan. In dit hoofdstuk zijn de kenmerken van een levensverzekeraar weergegeven ten aanzien van het verzekeringsbedrijf en zijn risicomanagement. Uiteindelijk kan door middel van deze uiteenzetting een vergelijking worden gemaakt tussen de beide verzekeringsbedrijven om met die uitkomst de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. 294 Verzekerd van toezicht 1995, p Verzekerd van toezicht 1995, p NIBE-SVV 2004, p. 59. ~ 61 ~

64 ~ 62 ~

65 Hoofdstuk 4: De schadeverzekeraar N aast een levensverzekeraar bestaat er ook een schadeverzekeraar. In dit hoofdstuk zal eerst worden weergegeven wat een schadeverzekeraar is. Daarna zal er gekeken worden naar waar het schaderisico uit figuur uit bestaat. Ten slotte zal er nog aandacht worden besteed aan het beleggingsrisico van de schadeverzekeraar. Met deze uiteenzetting kan er uiteindelijk een vergelijking worden gemaakt met de levensverzekeraar. 1. Wat is een schadeverzekeraar? Deze paragraaf bestaat uit enkele subparagrafen. In de eerste subparagraaf zal het begrip schadeverzekeraar en het begrip schadeverzekering worden uitgelegd. In de daaropvolgende subparagraaf zal het begrip schade worden uitgelegd omdat hier de hele verzekering om draait. Daarna zullen de elementen die aanwezig dienen te zijn bij een schadeverzekering worden weergegeven. 1.1 Het begrip schadeverzekeraar/schadeverzekering Net als het begrip levensverzekeraar is ook het begrip schadeverzekeraar terug te vinden in artikel 1:1 Wft. In dit artikel staat dat het degene is die zijn bedrijf maakt van het sluiten van schadeverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die schadeverzekeringen. Het begrip schadeverzekering is ook te vinden in artikel 1:1 Wft. Er zijn volgens dit artikel drie soorten schadeverzekeringen. Ten eerste kan het een schadeverzekering in de zin van artikel 7:944 BW zijn, niet zijnde een natura-uitvaartverzekering. Dit is net als de sommenverzekering een soort verzekering, zoals weergegeven is in de laatste volzin van artikel 7:925 BW: Zij is hetzij schadeverzekering, hetzij sommenverzekering. In artikel 7:944 BW is weergegeven dat de schadeverzekering een verzekering is strekkende tot vergoeding van vermogensschade die de verzekerde zou kunnen lijden. De tweede soort schadeverzekering is volgens artikel 1:1 Wft een ongevallenverzekeringen. En de laatste mogelijkheid is een sommenverzekering zoals neergelegd is in artikel 7:964 BW niet zijnde een levensverzekering of een financieel instrument. 297 Terug te vinden in hoofdstuk 2 paragraaf 1. ~ 63 ~

66 Er bestaan vele vormen van schadeverzekeringen. Hier volgen enkele voorbeelden: aansprakelijkheidsverzekering, rechtsbijstandsverzekering, brandverzekering en motorrijtuigverzekering. 1.2 Het begrip schade Bij een schadeverzekeraar speelt uiteraard het begrip schade een grote rol. Zoals hierboven als is weergegeven, is in artikel 7:944 BW weergegeven dat de schadeverzekering de vermogensschade zal vergoeden. De door de verzekerde geleden schade wordt in de eerste plaats beperkt door artikel 7:955 lid 1 BW. Hierin staat weergegeven dat men met de vergoeding de verzekerde som niet mag overstijgen. De verzekerde som is het hoogste bedrag van de schadevergoeding tot uitkering waarvan de schadeverzekeraar als gevolg van eenzelfde voorval kan worden verplicht. 298 Deze som wordt op grond van lid 2 van dit artikel niet verminderd indien men tot uitkering is overgegaan. De verzekerde som geldt dus per schadevoorval. Op artikel 7:955 lid 1 BW wordt een uitzondering gemaakt in de artikelen 7:957 en 7:959 BW. Op grond van deze artikelen moeten de bereddingskosten en kosten gemaakt ter vaststelling van de schade, voor zover deze redelijk zijn, bovenop de verzekerde som worden vergoed. 299 Indien er sprake is van een schadeverzekering die in natura uitkeert is uiteraard geen sprake van een verzekerde som. Een voorbeeld hiervan is de glasverzekering. 300 Naast de verzekerde som bij de schadevergoeding is er ook sprake van een verzekerde waarde. Dit is de waarde die de zaak heeft en dat kan in verschillende waarden worden uitgedrukt. De waarde waar het in wordt uitgedrukt hangt vaak samen met de functie van de zaak. Bijvoorbeeld bij een inboedelverzekering zal de vervangingswaarde worden vergoed. 301 Indien de polis niets heeft geregeld over welke waarde zal worden vergoed biedt artikel 7:956 BW uitkomst. Op grond van dit artikel dient de vervangingswaarde te worden vergoed. Dit is het bedrag dat nodig is om een gelijkwaardige zaak naar haar soort, kwaliteit, hoeveelheid, staat en ouderdom aan te schaffen. 302 Doordat het regelend recht is, is het mogelijk dat de schadeverzekeraar zelf bepalingen erover heeft opgenomen in zijn polisvoorwaarden. Er zijn drie situaties te onderscheiden bij de vergoedingsverplichting voor de verzekeraar. Ten eerste kan het voorkomen dat de verzekerde som een hoger bedrag omvat dan de waarde van de verzekerde zaak. Er is dan sprake van oververzekering waarbij de 298 Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Teunissen & Van de Meent 2009, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Teunissen & Van de Meent 2009, p Hendrikse e.a. 2008, p ~ 64 ~

67 verzekeraar de verzekerde waarde moet uitkeren. 303 Ten tweede is het mogelijk dat de verzekerde waarde hoger is dan de verzekerde som. Er is dan sprake van onderverzekering waarbij de verzekeraar de verzekerde som naar evenredigheid is verschuldigd. 304 Bij onderverzekering wordt de schadevergoeding naar evenredigheid verminderd op grond van artikel 7:958 lid 5 BW. Deze bepaling is van regelend recht waardoor er van afgeweken mag worden. In sommige verzekeringsovereenkomsten kan men een premier-risquebeding terugvinden. Hierin wordt het evenredigheidsbeginsel uitgesloten. De verzekerde som wordt dan volledig vergoed. 305 Ten slotte bestaat er nog de mogelijkheid dat de verzekerde som en verzekerde waarde overeenkomen, er is dan sprake van voldoende verzekering. 306 Een andere beperking van de schadevergoedingsplicht is te vinden in artikel 7:960 BW. Hierin is bepaald dat de verzekerde geen vergoeding zal ontvangen indien hij daardoor in een duidelijk voordeliger positie zou komen dan wanneer het schadevoorval zich niet had voorgedaan. Dit wordt ook wel het indemniteitsbeginsel genoemd. De Hoge Raad heeft in enkele arresten een uitspraak gewezen op grond van dit artikel. 307 De uitkering is volgens hem niet in strijd met het indemniteitsbeginsel indien de verzekerde er iets op vooruitgaat. Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien een gebouw is verzekerd naar herbouwwaarde. Indien de verzekeraar deze herbouwwaarde moet vergoeden omdat het gebouw verwoest is kan het voorkomen dat deze waarde hoger is dan de waarde die het gebouw had voor de verwoesting. 308 De Hoge Raad heeft dus besloten dat de verzekerde als men naar het vermogen kijkt door te herbouwen er wel op vooruit mag gaan. Echter de waarde van het gebouw wat uitgekeerd zal worden dient niet een veel groter gebouw te omvatten dan dat was verzekerd. Van Zanten geeft in zijn artikel weer dat het moeilijk is vast te stellen wanneer er sprake is van een duidelijk voordeliger positie. Hij geeft weer dat er enkele rechtvaardigingsgronden zijn om meer uit te keren dan de waarde van het goed die het op het moment van schade aanbrengen had. Hij geeft als rechtvaardigingsgronden: Indien het nodig is om naar herbouwwaarde te vergoeden op grond van de continuïteit van de bedrijfsvoering en daarbij dient de gebruikswaarde niet heel hard te stijgen. De gebruikswaarde stijgt hard indien, zoals hierboven is weergegeven een groter bedrijf wordt neergezet. Ten tweede geeft hij weer dat er een plicht bestaat om de herbouwwaarde uit te keren indien dat is afgesproken in het contract. Ten slotte geeft hij als rechtvaardigingsgrond 303 Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 306; Teunissen & Van de Meent 2009, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 305; Teunissen & Van de Meent 2009, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr. 305; Teunissen & Van de Meent 2009, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr HR 3 maart 1972, NJ 1972, 339 (Maring/Assuradeuren); HR 17 februari 1978, NJ 1978, 577 (Landgoed Kraaijbeek); HR 6 oktober 1978, NJ 1980, 534; HR 5 april 1991, NJ 1992, 244 (Onderlinge Zeeuwse/Mangnus); HR 15 november 1991, NJ 1992, 473 (Interkes/Nieuw Rotterdam); HR 7 mei 2004, RvdW 2004, Teunissen & Van de Meent 2009, p. 80. ~ 65 ~

68 weer als er een vaststellingsovereenkomst bestaat. 309 Hieruit blijkt dat het van de feiten en omstandigheden afhangt of er sprake is van een duidelijk voordeliger positie. 1.3 De elementen Ook bij een schadeverzekering zijn er verschillende elementen aanwezig. Ten eerste dient de verzekeringsovereenkomst de strekking te hebben de vermogensschade te vergoeden. Dit is in de bovenstaande subparagraaf al behandeld. Ten tweede is er net als bij de levensverzekeraar sprake van het element uitkering. In artikel 7:925 lid 1 BW is immers opgenomen dat de verzekeraar verplicht is om uitkeringen te verrichten. Deze uitkeringen kunnen zoals in de bovenstaande subparagraaf is uiteengezet in geld of natura worden verricht. Ten derde de premie. De premie die de verzekerden dienen te betalen bestaat uit drie componenten. Ten eerste is er sprake van een kostencomponent. Dit bestaat uit de kosten die aan het proces verbonden zijn. Ten tweede is er de winstcomponent. De verzekeraar dient op lange termijn winst te maken om te kunnen blijven bestaan en heeft daarom deze component aan de premie toegevoegd. Echter, er ontstaat hierdoor voor hem geen zekerheid dat hij winst zal maken. De cijfers van het jaar kunnen immers tegenvallen. De laatste component is de risicocomponent. Deze component dient om de schade te kunnen vergoeden die de verzekerden lijden. De eerste twee componenten zullen niet veel problemen opleveren omdat deze van te voren kunnen worden ingecalculeerd. De laatste component zal een risico vormen voor de verzekeraar. Hij moet namelijk aan het begin van de termijn de premie vaststellen en zal aan het einde van de termijn pas weten of het voldoende was. 310 Dan zal de verzekeraar dus pas weten of hij winst of verlies heeft gemaakt. Bij een levensverzekeraar is deze laatste component beter in te schatten doordat er gebruik gemaakt kan worden van sterftetafels. Terwijl bij de schadeverzekeraar zulke modellen niet bestaan. In het nieuws van de laatste tijd is terug te vinden dat autoverzekeraars te weinig premie vragen en daardoor dus verlies lijden. Schadeverzekeraars hebben dus de moeilijke taak om toch voldoende premie te vragen zonder dat er modellen, zoals bij levensverzekeraars, voor hun bestaan. 311 Naast de eerder genoemde componenten bestaat er bij de levensverzekeraar ook nog de spaarcomponent. Dit hangt samen met de wijze van financiering, kapitaalopbouwsysteem, zoals is vermeld in hoofdstuk 3 paragraaf 3.1. Het spaardeel van de premie vormt samen met de daarbij behorende rente de voorziening waaruit de verzekeringsverplichtingen kunnen worden 309 Van Zanten 1998, p Claes 2008, p Hilhorst ~ 66 ~

69 voldaan. 312 Van een spaarcomponent is bij een schadeverzekeraar niet of nauwelijks sprake, vanwege het omslagstelsel. 313 In tegenstelling tot de levensverzekeraar is het voldoen van een premie bij de schadeverzekeraar een belangrijk vereiste. De verzekerde is verplicht de premie te betalen. Bij de levensverzekeraar is, zoals uit paragraaf 1.2 uit het vorige hoofdstuk blijkt, de premiebetaling nog slechts een voorwaarde die tot een uitkeringsverplichting voor de levensverzekeraar leidt. Bij een schadeverzekering is er ook sprake van het element onzekerheid. Net als in artikel 7:925 BW wordt in artikel 1:1 Wft dit element vereist. In artikel 1:1 Wft is namelijk te vinden dat voor toepassing van deze wet een verzekering slechts als schadeverzekering wordt aangemerkt indien er sprake is van een uitkeringsplicht ten gevolge van een onzeker voorval of een onzekere omstandigheid waardoor de verzekerde in zijn belangen wordt getroffen. In de Memorie van Toelichting (MvT) is terug te vinden dat onzekerheid in vier opzichten kan bestaan. Ten eerste kan er onzekerheid bestaan over of de verzekeraar ooit een uitkering verschuldigd zal worden. Ten tweede over het wanneer daar sprake van zou zijn. Tevens bestaat er onzekerheid over de hoogte van de uitkering. Ten slotte bestaat er onzekerheid over wat de duur van de door verzekeringnemer verschuldigde periodieke premiebetaling zal zijn. 314 Bij een schadeverzekering bestaat de onzekerheid volgens Clausing en Wansink enkel aan de uitkeringskant, het betreft hier dus de eerste drie genoemde opzichten van onzekerheid. Daartegenover staat dat bij een levensverzekering de onzekerheid aan de kant van de premie of uitkering dan wel aan beide kanten aanwezig kan zijn, dit omvat dus alle hierboven genoemde opzichten van onzekerheid. Bij een levensverzekering is het immers onzeker wanneer iemand overlijd, dus hoe lang er premie betaald zal worden. 315 Het klopt dat schadeverzekeringen vaak voor een bepaalde tijd worden afgesloten, zodat er zekerheid bestaat over de premie. Echter de verzekeringen kunnen door partijen worden opgezegd, hierdoor ontstaat er toch een onzekerheid over de duur van de premiebetaling. Verzekeringen kunnen dus worden opgezegd maar ook worden verlengd. Doordat er sprake is van verlengen kunnen schadeverzekeringen kortlopend dan wel langlopend zijn. Verzekeringen worden bijvoorbeeld voor een periode van vijf jaar afgesloten, maar kunnen ook voor enkel een paar weken worden afgesloten. Een voorbeeld van deze laatste vorm is de reisverzekering. Net als bij de levensverzekering gaat het bij de schadeverzekering om subjectieve onzekerheid, schade die al bestond ten tijde van het afsluiten van de verzekering en waar de verzekerde al kennis van droeg is niet gedekt. 316 Er is dus ook sprake van onzekerheid 312 Verzekerd van Toezicht 1995, p Meer informatie over het omslagstelsel is te vinden in paragraaf 3 van dit hoofdstuk. 314 Kamerstukken II 1985/86, , nr. 3, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Teunissen & Van de Meent 2009, p. 16. ~ 67 ~

70 indien de schadeoorzaak voor aanvang van de overeenkomst plaatsvindt maar zich pas erna openbaart. 317 Naast dat de verzekerde kennis droeg van schade is er ook geen sprake van een onzeker voorval wanneer bij het sluiten van de verzekering naar de normale gang van zaken te verwachten is dat het bewust blootstellen van de verzekerde zaak aan bepaalde omstandigheden tot schade zal lijden. Ook al is op dat moment niet zeker dat de verzekerde de verzekerde zaak ook daadwerkelijk aan deze omstandigheden zal blootstellen. 318 Een voorbeeld hierbij is de zaak van de Hoge Raad van 2 mei Hierin was een zeiljacht in de problemen geraakt door het slechte weer en andere omstandigheden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen sprake was van een onzeker voorval. Het slechte weer in oktober, wat al bekend was voor het uitvaren, is niet een zeldzaam voorkomend verschijnsel. Tegenwoordig is in vele polisvoorwaarden de term onzekerheid nader gedefinieerd. 320 Naast de eerder genoemde elementen dient er ten slotte bij de schadeverzekeraar ook sprake te zijn van een belang. 321 Het belang dat hier wordt vereist is, anders dan bij een levensverzekeraar, wel terug te vinden in boek 7 BW, namelijk in artikel 7:944 BW. Hierin wordt namelijk gezegd dat enkel de schade wordt vergoed die de verzekerde zou kunnen lijden. De verzekerde dient dus bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst een belang te hebben. 2. Risicomanagement Een verzekeraar spreidt de financiële gevolgen van een risico dat bij enkele van zijn verzekerden tot schade lijdt over de gehele groep van zijn verzekerden. Het moeilijke hierbij is dat de verzekeraar moet bepalen hoe groot het fonds dat hij aanhoudt dient te zijn. Indien het fonds namelijk niet groot genoeg is kan de verzekeraar niet aan zijn verplichtingen tot vergoeding van de schaden voldoen. 322 Een schadeverzekeraar zal daarom, indien hij een object krijgt aangeboden om het te verzekeren eerst een schatting willen maken. Deze schatting omvat de mate van onzekerheid dat de schade zich voordoet. Dit wordt ook wel de schadekans genoemd. Daarnaast maakt de verzekeraar een schatting van de te verwachten schadeomvang. De schadekans en schadeomvang vormen het schaderisico. 323 Het schaderisico is volgens Doff het risico van waardedalingen door andere of hogere schadeclaims dan verwacht of door een verandering van de verwachting in de tijd. 324 Naast dit schaderisico spelen het beleggingsrisico en niet-financieel risico ook een rol bij een 317 Castermans 2008, art. 7:925 BW, aant. 6 (bewerkt door: T.L. Cieremans). 318 Teunissen & Van de Meent 2009, p. 16; HR 26 november 1993, NJ 1994, HR 2 mei 1997, NJ 1997, Teunissen & Van de Meent 2009, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Claes 2008, p NIBE-SVV 2004, p Doff 2006, p. 47. ~ 68 ~

71 schadeverzekeraar. 325 Het beleggingsrisico zal in de volgende paragraaf aan bod komen en het niet-financieel risico is al aan bod geweest in hoofdstuk 2 paragraaf 1. Doff heeft binnen het schaderisico een onderscheid gemaakt tussen drie componenten. Ten eerste bestaat er het premierisico. Dit risico bestaat eruit dat er in het lopende jaar meer en/of grotere schademeldingen voordoen dan verwacht. 326 Dit risico wordt ook wel het lopend jaarrisico genoemd. Om dit risico te meten maakt men gebruik van kansverdelingen. Binnen de kansverdeling zal er een onderscheid gemaakt worden tussen de kleine en grote schades. 327 Ten tweede bestaat er een reserverisico. Dit risico wordt door Doff omschreven als een risico dat er aanvullende voorzieningen nodig zijn uit schademeldingen uit voorgaande boekjaren. 328 Dit risico wordt ook wel voorgaand jaarrisico of uitlooprisico genoemd. Om te bepalen hoe groot dit risico is maakt men gebruik van schadedriehoeken. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen het schadejaar en het ontwikkelingsjaar. In het schadejaar heeft de schade zich voorgedaan. In de daaropvolgende jaren, ontwikkelingsjaren, wordt duidelijk hoe groot de schade uiteindelijk zal worden. Dit is vooral bij aansprakelijkheidsverzekeringen een belangrijk instrument. 329 Het laatste risico dat Doff noemt is het catastroferisico. Kortom: het risico van de grote catastrofes. Men moet hierbij denken aan bijvoorbeeld natuurrampen. 330 Om dit te berekenen maakt men gebruik van modellen. Deze zijn gebaseerd op geografische en meteorologische informatie. De modellen zullen voorspellen wat de kans en de omvang van een catastrofe is. 331 Door het schaderisico te bepalen wordt de verzekerbaarheid van het object bepaald. Is er sprake van een klein risico zal de verzekeraar het aantrekkelijk vinden om het object te verzekeren. 332 In het vorige hoofdstuk is in paragraaf 2 uiteengezet dat er sprake kan zijn van een cumulatierisico. Hier kan uiteraard ook, in combinatie met een levensverzekeraar of enkel bij een schadeverzekeraar sprake van zijn. Naast al de hierboven genoemde risico s van een schadeverzekeraar, kan er bij een schadeverzekeraar sprake zijn van risicoverzwaring. Dit doet zich voor als er een verandering optreedt ten aanzien van het risico. Deze verandering dient voor de verzekeraar nadelige gevolgen te hebben. 333 Risicoverzwaring wordt door Feunekes omschreven als duurzame veranderingen welke samenhangen met het verzekerde risico, die plaatsvinden na het sluiten van de verzekeringsovereenkomst, waardoor enerzijds de kans dat het voorval waartegen is verzekerd zal intreden wordt vergroot, en anderzijds de omvang van de 325 Zie figuur 2.1 in hoofdstuk 2 paragraaf Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p. 48 ( additionele vervangen door aanvullende ). 329 Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p NIBE-SVV 2004, p Feunekes 2001, p ~ 69 ~

72 schadevergoedingsverplichting van een verzekeraar wordt vergroot. 334 Van risicoverzwaring is voornamelijk sprake in het schadeverzekeringsrecht. Mocht men er gebruik van willen maken bij een levensverzekeraar dan ontstaat er al een verandering wanneer de verzekerde ouder wordt. 335 Dit is niet wenselijk dus zal er enkel bij een schadeverzekeraar sprake van zijn. In de wet is hier niets over geregeld. Echter verzekeraars nemen in hun verzekeringsvoorwaarden clausules op om zich te beschermen tegen de gevolgen van risicoverzwaring. De mogelijkheden die hij hierbij heeft zijn de volgende: Hij kan een duidelijke omschrijving van de dekking geven in de verzekeringsvoorwaarden. Daarnaast kan hij een mededelingsclausule opstellen. Daardoor dient de verzekerde de risicoverzwaringen te melden zodat zijn recht op uitkering niet vervalt. Ten slotte bestaat er voor de verzekeraar nog de mogelijkheid om preventieve garantieclausules te gebruiken. Een voorbeeld dat Hendrikse en Rinkes hierbij geven is dat het recht op uitkering vervalt indien het huis niet meer is voorzien van twintig brandblussers. 336 In het vorige hoofdstuk is weergegeven dat bij een levensverzekeraar het risico samenhangt met het leven of de dood van een persoon. Bij een schadeverzekeraar kan het risico met vele factoren samenhangen. Toch heeft men een verdeling gemaakt in objectrisico s, persoonsgebonden risico s en aansprakelijkheidsrisico s. Bij een objectrisico gaat het om een object dat verzekerd is. Het bedrag dat hierbij verzekerd is kan oplopen tot hoge bedragen. Het risico dat de verzekeraar hierbij loopt is, mocht er sprake zijn van een catastrofe het bedrag dat hij dient uit te keren zeer hoog kan zijn. Er kunnen bij een catastrofe immers meerdere objecten beschadigd of verwoest worden. Bij een persoonsgebonden risico gaat het bijvoorbeeld om een zorgverzekering. Het risico hierbij is het lange vervolg dat een dergelijke verzekering kan hebben. Nadat de verzekeringsovereenkomst is geëindigd kan het voorkomen dat de verzekeraar alsnog dient uit te keren aan de verzekerde. Hierbij kan ook het eerdergenoemde cumulatierisico zich voordoen. Ook speelt dit risico een rol bij het aansprakelijkheidsrisico. Bij het aansprakelijkheidsrisico kan het bijvoorbeeld gaan om een claim vanwege een beroepsziekte. Het zal hier ook gaan om grote bedragen. 337 De verzekeraar dient de schade te vergoeden. In paragraaf 1.2 van dit hoofdstuk is al uiteengezet wat het begrip schade omvat. Er zal nu gekeken worden naar het verloop van de schades, er zijn daarbij twee soorten te onderscheiden. Ten eerste is er het structurele schadeverloop. Deze schade kan de verzekeraar met grote zekerheid in de toekomst verwachten. De tweede soort is het calamiteitenrisico. Dit soort schade komt weinig voor maar als het zich voor doet is het bedrag dat dient te worden uitgekeerd erg groot. Deze 334 Feunekes 2001, p Hendrikse 2007, p. 78; Hendrikse e.a. 2008, p. 378; Hendrikse & Rinkes 2009, p Hendrikse & Rinkes 2009, p PVK Studies 2000, p ~ 70 ~

73 schade is moeilijk in te schatten en dus onzeker. De verzekeraar dient maatregelen te nemen. Hij kan bijvoorbeeld een herverzekering afsluiten. Door te herverzekeren zal de schadeverzekeraar het risico verkleinen dat er sprake is van een ongunstiger schadeverloop. Toch zal hij proberen hier zo min mogelijk gebruik van te maken. De verzekeraar heeft namelijk door te herverzekeren te maken met premie die hij moet betalen aan de herverzekeraar. Daardoor is het voor hem moeilijker om winst te maken. 338 De herverzekeraar en schadeverzekeraar zullen een keuze maken tussen de verschillende herverzekeringsvormen die zijn genoemd in hoofdstuk 2 paragraaf 4. Naast een grote rol die is weggelegd voor herverzekeraars zijn er tegenwoordig ook middelen op de kapitaalmarkt aanwezig. Dit wordt ook wel Alternative Risk Transfer (ART)-technieken genoemd. 339 Hierbij moet men denken aan CAT-bonds 340, weerderivaten 341, voorwaardelijke vormen van vermogen 342 en captives 343. Schadeverzekeraars maken naast de hierboven genoemde instrumenten ook gebruik van poolvorming. Hierbij worden de risico s onderverdeeld in verschillende groepen. Daardoor ontstaan bijvoorbeeld de woonwagenpool en de Atoompool. 344 Het gaat bij poolvorming dus om speciale risico s. Iedere verzekeraar neemt deel in een pool voor een bepaald percentage. Dit percentage speelt een rol bij de verdeling van winst en verlies. 345 Naast de poolvorming bestaat er nog een wijze van risicospreiding waar bijna iedere Nederlander mee te maken heeft. Namelijk het dragen van een eigen risico. 346 Bij de zorgverzekering is namelijk een bedrag opgenomen dat men zelf dient te betalen. Dit wordt het eigen risico genoemd. Wanneer de claims dit bedrag te boven gaan, zal het door de verzekeraar wel worden vergoedt. Het eigen risico komt niet enkel bij de zorgverzekering voor maar ook bij andere schadeverzekeringen. Daarnaast kan er een spreiding van het risico worden aangebracht door coassurantie. Er is dan sprake van meer dan één verzekeraar bij één en dezelfde polis. 347 Men maakt hier gebruik van wanneer het risico te groot is om door één verzekeraar gedragen te worden. 348 Op grond van artikel 7:961 lid 4 BW kan de verzekeraar hierbij slechts aangesproken worden voor een evenredig deel in de schade. Een voorbeeld hierbij is 338 Claes 2008, p Doff 2006, p Doff 2006, p. 51: Een CAT-bond is een obligatielening waarvan rentebetalingen of aflossing afhankelijk zijn gemaakt van mogelijke catastrofes. Door deze obligatie uit te geven, creëert een verzekeraar financiële flexibiliteit in geval van een catastrofe. 341 Terug te vinden in hoofdstuk 2 paragraaf Doff 2006, p. 51: Voorwaardelijk vermogen is bijvoorbeeld een afspraak met bepaalde beleggers dat een verzekeraar aandelen mag uitgeven tegen een gunstige koers ten tijde van een catastrofe. Ook dit creëert financiële flexibiliteit voor een verzekeraar. 343 Terug te vinden in hoofdstuk 2 paragraaf PVK Studies 2000, p Schotsman 2009, p PVK Studies 2000, p Hendrikse e.a. 2008, p. 444; Weterings 2010, p Schotsman 2009, p. 34. ~ 71 ~

74 dat er een schade door de verzekeraar betaald dient te worden van 20 miljoen. Er zijn hierbij vier verzekeraars betrokken met elk een aandeel van 25% met een verzekerd bedrag van 50 miljoen. Iedere verzekeraar dient in deze situatie 5 miljoen uit te keren. Coassurantie vindt plaats op de assurantiebeurs. Hier worden de risico s aan de verzekeraars aangeboden. 349 Naast coassurantie bestaat er ook nog een andere wijze van risicospreiding, namelijk layering. Hiervan maakt de schadeverzekeraar gebruik als hij niet bereid is het volledige risico van de eventuele verzekerde te dekken. De verzekeraar verzekerd dan het risico voor een bepaalde omvang. 350 Er is dus niet zoals bij coassurantie sprake van een evenredig deel. Elke verzekeraar is dus aansprakelijk voor een bepaalde layer. Deze wijze wordt ook gebruikt bij herverzekeraars, zoals is weergegeven in figuur Een voorbeeld hierbij is dat er het risico tot een bedrag van 4 miljoen is ondergebracht bij verzekeraar A. Het risico van 4 tot 6 miljoen is ondergebracht bij verzekeraar B en het risico van 6 tot 10 miljoen bij verzekeraar C. Mocht er nu een schade zijn van 5 miljoen, dan keert verzekeraar A 4 miljoen uit en verzekeraar B 1 miljoen. Verzekeraar C hoeft in deze situatie niets uit te keren. Het grote verschil tussen coassurantie en layering is dus de verdeling. Bij coassurantie is er sprake van een horizontale verdeling. Terwijl er bij layering sprake is van een verticale verdeling. Er zijn nog meer maatregelen die een schadeverzekeraar kan nemen om het risico te beheersen. Er zouden bijvoorbeeld preventiemaatregelen genomen kunnen worden. Enkele voorbeelden hiervan zijn brandblussers, rookmelders en bliksemafleiders. Deze zijn in het belang van beide partijen. 352 Daarnaast kan de verzekeraar een acceptatiebeleid en polisvoorwaarden opstellen. Op grond van het acceptatiebeleid bepaalt de verzekeraar welke zaken zij wil verzekeren en welke niet. Het beleid omvat richtlijnen over bijvoorbeeld de maximaal te verzekeren som. Kortom: de omvang van zijn dekking. In de polisvoorwaarden worden de uitsluitingen door de schadeverzekeraar opgesomd. Een voorbeeld van een uitsluiting die is terug te vinden in de polisvoorwaarden is het terrorismerisico. 353 Verderop in deze paragraaf worden nog enkele uitsluitingen genoemd. Naast het acceptatiebeleid en de polisvoorwaarden kijkt de schadeverzekeraar ook naar welke objecten al in zijn verzekeringsportefeuille aanwezig zijn. De verzekeraar zal er geen probleem mee hebben om een enkel huis of enkele huizen in de straat in zijn portefeuille te hebben. Echter als hij elk huis in de straat in zijn portefeuille heeft is dat voor hem erg risicovol. 354 Mocht er bijvoorbeeld brand in die straat uitbreken dan zullen er vele claims bij die verzekeraar binnenkomen. Tevens kan de schadeverzekeraar gebruik maken 349 Schotsman 2009, p PVK Studies 2000, p. 37; Weterings 2010, p Terug te vinden in hoofdstuk 2 paragraaf Doff 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p. 49. ~ 72 ~

75 van scenarioanalyses, dit zijn gestructureerde brainstormsessies. Met deze scenarioanalyses wordt het voor de verzekeraar duidelijk wat zijn risico s zijn in zijn portefeuille bij bijvoorbeeld een overstroming. 355 Zoals hierboven al is weergegeven neemt de schadeverzekeraar enkele algemene zaken die worden uitgesloten van dekking op in zijn polisvoorwaarden. Het gaat hier om de uitsluitingen aard of gebrek van de zaak, opzet en roekeloosheid, oorlogsrisico en terrorismerisico. Ten eerste is in artikel 7:951 BW de uitsluitingsgrond terug te vinden die betrekking heeft op schade die veroorzaakt is door de aard of een gebrek van die zaak. De aard van de zaak is een eigenschap die aan die zaak toebehoort. Het voorbeeld dat hier vaak bij wordt genoemd is de bederfelijkheid van fruit. 356 Schade die is ontstaan door de aard van de zaak is te verwachten, daardoor kan het niet als onzeker gekwalificeerd worden. Men kan zich tegen deze schade daarom dus niet verzekeren. 357 Het gebrek van de zaak is een slechte eigenschap die zij niet behoorde te hebben. Een voorbeeld hierbij is fruit dat al overrijp is voordat het verzonden wordt. 358 Het gaat hier dus om stoffelijke eigenschappen van de zaak. Daarnaast hoeft het eigen gebrek niet al te bestaan bij het afsluiten van de verzekering. 359 Schade die is veroorzaakt door een gebrek is wel onzeker. De verzekerde zaak behoorde immers geen gebrek te hebben. Toch heeft men deze uitsluiting genoemd in artikel 7:951 BW. Partijen kunnen hier van afwijken en overeenkomen dat de verzekeraar wel dekking verleent tegen de gevolgen van een gebrek. 360 Voor het beantwoorden van de vraag of er sprake is van schade die is veroorzaakt door de aard of het gebrek van de zaak dient men gebruik te maken van de algemene causaliteitsregels. 361 Ten tweede zal de schadeverzekeraar geen schade vergoeden die is veroorzaakt met opzet of door roekeloosheid, op grond van artikel 7:952 BW. De opzet uit dit artikel omvat drie vormen. 362 Ten eerste opzet als oogmerk, het willens en wetens veroorzaken van schade. Daarnaast ook de vorm opzet als zekerheidsbewustzijn. Hierbij is het oogmerk van de dader niet gericht op schade veroorzaken, maar is het voor hem wel zeker dat de schade het gevolg zal zijn van zijn gedrag. Toch laat hij zich van deze zekerheid van schade niet weerhouden. Ten slotte omvat opzet ook de vorm voorwaardelijk opzet. Hierbij stelt de dader zich willens en wetens bloot aan de aanmerkelijke kans dat daardoor schade zal ontstaan Doff 2006, p Kamerstukken II 1985/86, , nr. 3, p Mijnssen 2007, p Kamerstukken II 1985/86, , nr. 3, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Mijnssen 2007, p Asser/Clausing & Wansink 2007 (5-VI), nr Kamerstukken I 2004/05, , nr. B, p Teunissen & Van de Meent 2009, p. 65. ~ 73 ~

76 Onder roekeloosheid dient men te verstaan een in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld. 364 Het is moeilijk om een duidelijke grens weer te geven van wanneer er sprake is van opzet of roekeloosheid, ofwel eigen schuld, en wanneer er sprake is van een gebrek. Er zal elke keer naar de omstandigheden van het geval gekeken dienen te worden om hier over te kunnen beslissen. 365 Zoals uit paragraaf 2 uit het vorige hoofdstuk blijkt is het terrorismerisico ook bij schadeverzekeraars uitgesloten. Dit risico wordt namelijk gedekt door de NHT. Daarnaast heeft de minister van Financiën bij een schadeverzekeraar dezelfde bevoegdheid ten aanzien van het oorlogsrisico als bij een levensverzekeraar. Hij kan op namelijk ook grond van artikel 20 NFV kortingen vaststellen. 3. Beleggingsrisico bij een schadeverzekeraar De schadeverzekeraar loopt net als de levensverzekeraar een beleggingsrisico. Hij belegt immers ook met de premies die hij ontvangt. Het verschil tussen beide verzekeraars is aanwezig in de wijze van financiering. De schadeverzekeraar maakt namelijk gebruik van een omslagstelsel in plaats van een kapitaalopbouwsysteem. Een omslagstelsel is een stelsel waarbij de schadeverzekeraar met de premie die hij in een jaar ontvangt de uitkeringen verricht. Bij deze wijze van financiering kan de premie elk jaar worden aangepast. 366 Hierdoor is er sprake van een andere wijze van financiering dan bij een levensverzekeraar. De schadeverzekeraar maakt dus niet gebruik van het principe dat het geld dat de verzekerde stort ook uiteindelijk weer voor hem is bestemd. Dat de schadeverzekeraar gebruik maakt van een omslagstelsel wil niet zeggen dat hij niet belegt. Dit doet hij namelijk wel en ontvangt daar dus ook rente over. Echter, het ontvangen van deze rente speelt geen rol bij de vaststelling van de premie. Bij een levensverzekeraar speelt dit wel een rol bij de vaststelling van de premie. Daar is, zoals in paragraaf 1.3 van dit hoofdstuk is weergegeven, immers sprake van een spaarcomponent bij de premie. Het geld dat de levensverzekeraar aan premie ontvangt en een gedeelte van de rente over de beleggingen zal ook weer worden uitgekeerd aan de polishouder, ofwel het kapitaalopbouwsysteem. Bij een schadeverzekeraar is daar geen sprake van. Deze belegt wel maar hoeft niet een bepaald bedrag aan het einde van de looptijd van de verzekering beschikbaar te hebben. Aangezien een schadeverzekeraar dus minder belegt spelen de beleggingsopbrengsten geen rol bij de vaststelling van de premie. 367 Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt namelijk dat er door schadeverzekeraars in Kamerstukken II 1985/86, , nr. 3, p Beck & Bruinzeel 2008, 1A.7 onder A sub PVK Studies 2000, p Kluwer 2010, Vpb C.c (De grondslagen van de premie). ~ 74 ~

77 voor een bedrag van bijna 47 miljard is belegd. Dit is veel lager bedrag dan bij de levensverzekeraars, die bijna 297 miljard hadden belegd. 368 Zoals hierboven is uiteengezet maakt een schadeverzekeraar gebruik van een omslagstelsel. Daarnaast speelt kanssolidariteit bij hem een belangrijke rol. Hij moet immers rekening houden met kansen dat bepaalde gebeurtenissen zich voordoen. Doordat hij moet kunnen inspelen op deze kansen wordt er bij een schadeverzekeraar gebruik gemaakt van een korte-termijn-beleid. Hij heeft bijvoorbeeld de mogelijkheid om jaarlijks zijn tarieven en verzekeringsvoorwaarden aan te passen. 369 Dit wil niet zeggen dat de schadeverzekeraar enkel belegt in korte-termijn-beleggingen. Hij hoeft immers niet elk jaar al het geld dat hij ontvangt aan premie uit te keren. Een deel van dit bedrag kan hij gaan beleggen. Dit kan dus ook op de langere termijn, waarmee er meer winst voor hem te behalen valt. In dit hoofdstuk zijn de kenmerken van een schadeverzekeraar weergegeven ten aanzien van het verzekeringsbedrijf en zijn risicomanagement. Uiteindelijk kan door middel van deze uiteenzetting een vergelijking worden gemaakt tussen de beide verzekeringsbedrijven om met die uitkomst de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. 368 CBS Boshuizen & Jager 2010, p. 92. ~ 75 ~

78 ~ 76 ~

79 Hoofdstuk 5: De toekomst Zoals uit het eerste hoofdstuk is gebleken zal er in de nabije toekomst een verandering optreden ten opzichte van de opvangregeling. De EC is immers bezig met het ontwikkelen van een verzekeringscompensatiestelsel. Naast dit plan zal er in de nabije toekomst nog een grote verandering plaatsvinden. Over enkele jaren zal namelijk Solvency II 370 worden geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Dit brengt veranderingen met zich mee voor de verzekeringsbranche. Uiteindelijk zal blijken dat door invoering van Solvency II het bestaande onderscheid tussen levens- en schadeverzekeraars niet groter wordt door deze implementatie. Deze informatie is van belang om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Immers bij de beantwoording zal er gekeken worden naar de verschillen en overeenkomsten tussen beide verzekeraars. In de eerste paragraaf zal er een uiteenzetting worden gegeven over de richtlijn. Daarna zullen in de subparagrafen van deze paragraaf de verschillende pijlers waar de richtlijn uit bestaat worden weergegeven. In de tweede paragraaf zullen de belangrijkste veranderingen voor de verzekeraars en polishouders worden weergegeven. Daarnaast zal er in dit hoofdstuk worden gekeken naar een andere mogelijke verandering in de toekomst. Het Ministerie van Financiën publiceerde onlangs namelijk het Wetsvoorstel bijzondere maatregelen financiële ondernemingen (Interventiewet). In de derde paragraaf van dit hoofdstuk zal een uiteenzetting worden gegeven over de Interventiewet. Door dit voorstel zou het zo kunnen zijn dat een opvangregeling niet meer noodzakelijk wordt geacht. Hier wordt in de laatste paragraaf aandacht aan besteed. 1. Solvency II Solvency II is een richtlijn die van toepassing is op levens-, schade- en herverzekeraars. Het doel van Solvency II is dat er een systeem voor solvabiliteit ontstaat dat beter aansluit bij de werkelijke risico s van een verzekeringsbedrijf. 371 Eigenlijk zou men kunnen zeggen dat het primaire doel is dat de aanspraken van de polishouders via Solvency II op een betere wijze worden gewaarborgd. 372 Net als de opvangregeling en het verzekeringscompensatiestelsel biedt dit bescherming aan de polishouders. Ik zal hier enkel de veranderingen ten opzichte van de eerste twee genoemde verzekeraars, levens- en schadeverzekeraars, bespreken 370 Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot de uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (PbEU 2009, L335/2). 371 De Ridder 2006, p DNB 2009a, p. 44. ~ 77 ~

80 aangezien deze door mij worden onderzocht in deze scriptie. In Solvency II wilde men een driepijlerstructuur ontwerpen die gebaseerd zou zijn op Bazel II. Daarnaast moest de actuele waarde een rol gaan spelen en er moest een mogelijkheid ontstaan waardoor er interne modellen gehanteerd konden worden. 373 De drie pijlers die zijn te onderscheiden binnen Solvency II zullen in de subparagrafen verder worden uitgewerkt. Het Europees Parlement en de Europese Raad van Ministers van Financiën hebben in 2009 met de Solvency II-richtlijn ingestemd. Toch zal het nog drie jaar duren voordat de richtlijn is geïmplementeerd. 374 De verzekeraar moet namelijk nog vele interne voorbereidingen treffen om over te stappen op deze nieuwe wijze. Men dient data te verzamelen, risicomodellen te ontwikkelen, 375 systemen te bouwen en rapportages te maken. Daarnaast dient de richtlijn vertaald te worden in de eigen nationale wetgeving. 376 Daarom zal het nog tot begin 2013 duren voordat Solvency II zal worden geïmplementeerd. In artikel 2 Solvency II is weergegeven wat onder het begrip schade- en levensverzekering valt in de zin van deze richtlijn. Daarnaast zijn de grenzen weergegeven in artikel 4 Solvency II. Het dient te gaan om verzekeraars met een bruto premie-inkomen dat groter is dan 5 miljoen of met bruto technische voorzieningen die groter zijn dan 25 miljoen. In de onderafdelingen 2 en 3 van afdeling 2 zijn enkele uitsluitingen opgenomen ten aanzien van de verzekeraars. 1.1 Pijler 1 De eerste pijler zijn de financiële vereisten, hierbij wordt rekening gehouden met het aanwezige risico. 377 Het gaat hier om de eisen voor de waardering van de technische voorzieningen en de solvabiliteitseisen. 378 Er wordt een onderscheid gemaakt ten aanzien van de technische voorzieningen tussen de aan te houden technische voorzieningen en de waarden die dienen ter dekking daarvan. Ten eerste de aan te houden technische voorzieningen. Een grote verandering ten opzichte van het huidige systeem is dat men onder Solvency II de schattingen regelmatig aan de praktijk moet toetsen. Kortom: een doorlopende controle. Er is dus niet zoals onder het huidige model sprake van enkel een jaarlijkse toets. 379 Mijn inziens is dit een goede verbetering. Doordat er sprake is van een doorlopende controle is het voor de verzekeraar mogelijk om eerder in te grijpen zodat grote problemen, zoals een faillissement, kunnen 373 Doff 2006, p DNB 2009a, p Deze bevatten de risico s die genoemd zijn in figuur 2.1 uit hoofdstuk 2 paragraaf Doff 2006, p De Ridder 2006, p Doff 2006, p. 119; Pos 2009, p Pos 2009, p ~ 78 ~

81 worden voorkomen. DNB kan verzoeken om de gegevens van de verzekeraar. 380 Doordat dit niet de jaarlijkse cijfers zijn maar de doorlopende cijfers, kan DNB naar mijn mening ook beter ingrijpen in de situatie. Ten tweede de waarden die dienen ter dekking van de technische voorzieningen. Ook hierbij is geen onderscheid aangebracht tussen de levens- en schadeverzekering. In de derde alinea van artikel 132 lid 2 Solvency II is geregeld dat de activa worden belegd in het belang van alle polishouders en begunstigden. Deze laatste bepaling is in de huidige regelgeving nergens terug te vinden. Mijn inziens is dit een goede toevoeging op de wijze van beleggen. Het maakt de verzekeraars via vastlegging in de wet namelijk nogmaals duidelijk dat ze ook rekening moeten houden met de belangen van de polishouders en begunstigden. Naast het onderscheid ten aanzien van de technische voorzieningen, kan er ook een onderscheid gemaakt worden ten aanzien van de solvabiliteit. Hierbij kan worden onderscheiden het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste aan de ene kant tegenover de kwalificerende vermogenscomponenten aan de andere kant. 381 Onder Solvency II wordt de term solvabiliteitsmarge zoals in hoofdstuk 1 paragraaf 1 is weergegeven, vervangen door de term solvabiliteitskapitaalvereiste ofwel Solvency Capital Requirement (SCR). 382 Dit is het vermogen dat een onderneming nodig heeft om te kunnen opereren met een kleine, gekwantificeerde kans op insolvabiliteit. 383 Er wordt onder Solvency II een methode geïntroduceerd die rekening zal houden met alle door de verzekeraar gelopen risico s. 384 Bij beide verzekeraars dient er sprake te zijn van een SCR. Er zijn wel verschillen tussen levens- en schadeverzekeraars ten aanzien van de berekening van de SCR. 385 Men berekent de SCR door middel van een standaardformule. Er kan ook de keuze gemaakt worden om een intern model te gebruiken of om dit gedeeltelijk toe te passen. Zo kan een verzekeraar beter aansluiten op de risico s van zijn eigen balans. De voordelen hiervan zijn dat de verzekeraars bekend worden met de risico s waar hun financiële positie gevoelig voor is. Tevens worden de verzekeraars aangemoedigd om hun risico s goed te beheersen. Indien er sprake is van een laag risicoprofiel worden er lagere solvabiliteitseisen gesteld. Daarnaast zullen de toezichtslasten worden beperkt doordat het toezicht zal worden aangesloten op het interne risicobeheer Artikel 84 Solvency II. 381 Pos 2009, p Pos 2009, p De Ridder 2006, p In artikel 101 lid 4 Solvency II is weergegeven welke risico s daar in elk geval onder vallen. 385 Bijvoorbeeld artikel 107 Solvency II. 386 DNB 2009a, p. 45. ~ 79 ~

82 In plaats van dat er wordt gesproken over een garantiefonds zal Minimum Capital Requirement (MCR) worden gehanteerd. 387 De toezichthouder dient in te grijpen indien er minder dan het minimum aan kapitaal aanwezig is. De toezichthouder kan dan overgaan tot liquidatie. 388 De berekeningsmethode is voor beide verzekeraars hetzelfde. Een verschil is enkel aanwezig tussen beide verzekeraars ten aanzien van de ondergrens van het vereiste. 389 Ten slotte de kwalificerende vermogenscomponenten. In artikel 100 Solvency II is geregeld dat er sprake dient te zijn van in aanmerking komend eigen vermogen. De vaststelling van het eigen vermogen dat in aanmerking komt bestaat uit drie fasen. 390 Hier is geen onderscheid gemaakt tussen levens- en schadeverzekeraars. 1.2 Pijler 2 De tweede pijler omvat het toezicht. Hieronder valt, naast de functies van de toezichthouder uit de eerste pijler, de interne controle en de risicomanagementsystemen. 391 In artikel 27 Solvency II is opgenomen dat het toezicht als belangrijkste doel heeft de verzekeringnemers en begunstigden te beschermen. Er zal een intensieve dialoog worden gevoerd tussen de toezichthouder en verzekeraar over het toezicht. 392 Daarnaast is in Solvency II ook de interventieladder uit hoofdstuk 1 paragraaf 2 te vinden. Hierin is opgenomen welke maatregelen de verzekeraar en de toezichthouder kunnen nemen als de verzekeraar onder een bepaalde drempelwaarde zakt. Het gaat hier om de situatie dat het eigen vermogen ontoereikend is om de SCR te dekken, maar wel toereikend om de MCR te dekken. Via dit systeem weet de verzekeraar waar hij aan toe is mocht hij met zijn eigen vermogen onder de drempelwaarde zakken. De verzekeraar komt dan onder verzwaard toezicht te staan. Mocht de verzekeraar dichter bij de MCR grens komen, dan zal het toezicht zwaarder worden. 393 Zo kunnen beide partijen op tijd maatregelen treffen of een noodplan opstellen, zodat een faillissement wordt voorkomen. Indien een verzekeraar financieel in de problemen geraakt dient hij dit aan DNB te melden op grond van artikel 136 Solvency II. Deze bepaling geldt voor beide verzekeraars. DNB hoeft op grond van deze richtlijn niet meer te verzoeken om een saneringsplan of financieringsplan. 394 Deze dienen spontaan te worden overhandigd door de verzekeraar Pos 2009, p Doff 2006, p. 121; De Ridder 2006, p Artikel 129 lid 1 sub d Solvency II. 390 Boshuizen & Jager 2010, p De drie fasen zijn geregeld in afdeling 3 van Solvency II. 391 De Ridder 2006, p Doff 2006, p DNB 2009b, p Meer informatie over beide plannen is terug te vinden in hoofdstuk 1 paragraaf Pos 2009, p ~ 80 ~

83 De termijnen voor de regelingen worden onder Solvency II aangepast. Het herstelplan vervalt onder Solvency II. 396 Op grond van artikel 141 Solvency II heeft DNB, bij een aanhoudende verslechtering van de verzekeraar, de bevoegdheid om alle nodige maatregelen te treffen om de belangen van de polishouders te beschermen. DNB zou op grond van dit artikel wel een herstelplan kunnen vragen. Daarnaast wordt in Solvency II een nieuw instrument ingevoerd: een kapitaalopslagfactor van het kapitaalvereiste, ofwel een capital add-on. Deze kan worden opgelegd indien het interne model en/of governancesysteem tekortschiet. Het heeft als doel dat de berekening van de SCR beter aansluit op het risicoprofiel van de verzekeraar. 397 Het kan enkel in uitzonderlijke omstandigheden worden opgelegd. 398 Eerst komen namelijk de andere instrumenten aan bod die hetzelfde doel voor ogen hebben. Een capital add-on is net als de verplichte herverzekering bij de opvangregeling een tijdelijke maatregel en er dient door DNB elk jaar te worden bekeken of er nog steeds sprake van is. 399 Dit is een instrument waardoor de belangen van de polishouders weer beter beschermd worden aangezien hierdoor een faillissement zal worden voorkomen. Naar mijn mening is dit daarom een goede toevoeging aan het toezichtinstrumentarium. Naast het toezicht wordt er in de tweede pijler ook aandacht besteed aan de beheerste en integere bedrijfsvoering. De vereisten uit Solvency II ten aanzien van dit onderwerp komen grotendeels overeen met de al in de Wft en Besluit prudentiële regels Wft (Bpr) neergelegde eisen. Er zijn enkele toevoegingen ten aanzien van de functies waar een verzekeraar over dient te beschikken Pijler 3 De derde pijler omvat de verstrekking van informatie aan de toezichthouders en de openbaarmaking voor het publiek. Deze laatste rapportage wordt ook wel Solvency and Financial Condition Report (SFCR) genoemd. Ten aanzien van de informatie die verstrekt wordt aan de toezichthouders is deze verplichting neergelegd in artikel 35 Solvency II, dat van toepassing is op beide verzekeraars. Deze verplichting bestond al onder de huidige wetgeving. Onder Solvency II is er sprake van een uitbreiding van de rapportages ten aanzien van het toegepaste governancesysteem en de risicobeheerssystemen. 401 Door gebruik te maken van de gegevens uit de eerste pijler zal het specifieke risicoprofiel van een 396 Meer informatie over dit plan is terug te vinden in hoofdstuk 1 paragraaf DNB 2009b, p Artikel 37 lid 1 Solvency II. 399 Artikel 37 lid 4 Solvency II. 400 DNB 2009b, p. 29. Het gaat hier om de risicobeheerfunctie, compliance functie, interne auditfunctie en de actuariële functie. 401 Pos 2009, p ~ 81 ~

84 verzekeraar kunnen worden samengesteld. Aan de hand daarvan wordt bepaald hoeveel kapitaal hij aan dient te houden. Indien de verzekeraar zijn risico s beheert zoals het moet, hoeft hij minder kapitaal aan te houden dan dat in pijler 2 wordt bepaald. Daartegenover staat dat als hij de risico s niet goed beheert of risicovolle beleggingen doet, hij meer kapitaal aan moet houden. Zo bestaat er voor de polishouders zekerheid dat er aan hun vorderingen voldaan kan worden. 402 Ten aanzien van de openbaarmaking van de SFCR is in artikel 51 Solvency II neergelegd welke informatie die moet bevatten. Ook hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen levens- en schadeverzekeraars. Onder de huidige regeling moesten er ook al gegevens bekend worden gemaakt. De grootste veranderingen onder Solvency II hebben betrekking op het volume en het niveau van detaillering van het rapporteren. 403 Doordat de richtlijn aanwijzingen geeft hoe er gepubliceerd dient te worden, zullen de gegevens onderling beter vergelijkbaar en transparant zijn. 404 Hierdoor krijgen beleggers en andere partijen ook inzicht in de risico s die de verzekeraar loopt. 405 Kortom: het is mogelijk dat - als de verzekeraar goed risicomanagement voert - de polishouder een lagere premie hoeft te betalen. Dit zou zich voordoen in een perfecte economie. Echter hier is geen sprake van, daarom houdt de toezichthouder via de tweede pijler toezicht. De eerste pijler biedt de toezichthouder daarbij ondersteuning Gevolgen van Solvency II voor de verzekeraars en polishouders Onder Solvency II speelt risicobeheer van de verzekeraar een grote rol. Indien de verzekeraar grote risico s neemt wordt er meer vermogen vereist. Omgekeerd is er ook sprake van een lager vereist vermogen bij kleinere risico s. Hiervan is sprake als er een goede spreiding is aangebracht in de beleggingsportefeuille. Door de buffers die de verzekeraars moeten aanhouden is er sprake van een toename van de soliditeit. Naast dat het ten gunste is voor de verzekeraars is het tevens ten gunste voor de polishouders. De verplichtingen die de verzekeraars ten aanzien van hen hebben zijn immers beter gewaarborgd. 407 Een goede spreiding in de beleggingsportefeuilles kan men verwezenlijken door risicoconcentraties te voorkomen. 408 Er is sprake van een risicoconcentratie indien er door een verzekeraar veel wordt belegd in een wederpartij of enkele aaneengesloten 402 Boshuizen & Jager 2010, p. 190; DNB 2009a, p Pos 2009, p De Ridder 2006, p Doff 2006, p Doff 2006, p DNB 2009a, p DNB 2009a, p. 44. ~ 82 ~

85 wederpartijen. 409 Doordat de risico s een grote rol spelen onder Solvency II is het belangrijk om deze te spreiden of af te dekken. Zo zal de verzekeraar minder afhankelijk zijn van een bepaalde belegging. Tevens zullen de financiële veranderingen beter opgevangen kunnen worden. Door de verbeteringen ten aanzien van het risicobeheer zal uiteindelijk de soliditeit van de verzekeringssector toenemen. 410 Ik ben van mening dat dit gunstige veranderingen zijn voor de polishouders. Echter door de implementatie van Solvency II zal er niet kunnen worden gewaarborgd dat de verzekeraar nooit failliet zal gaan. Er kan door Solvency II wel een betere bescherming aan polishouders worden geboden. Voor kleinere verzekeraars bestaan er enkele voordelen aan hun grootte. Hun zullen hun klanten goed kennen. Hierdoor kunnen zij betere inschattingen maken ten aanzien van het claimrisico. Er kan dus ook ten aanzien van de kans op fraude door polishouders die schade claimen die nooit is voorgevallen, een betere inschatting worden gemaakt. Daarnaast zullen moreel risico en antiselectie 411 in mindere mate voorkomen. Deze voordelen worden onder Solvency II onder de noemer proportionaliteitsbeginsel geschaard. Het proportionaliteitsbeginsel krijgt erkenning doordat de kleine verzekeraars gebruik mogen maken van hun eigen historische gegevens. Er moeten dan wel voldoende historische gegevens aanwezig zijn. 412 Door dit beginsel hoeven dus verzekeraars met een laag risicoprofiel de opgelegde vereisten niet in dezelfde mate van nauwkeurigheid en detail uit te voeren in vergelijking tot verzekeraars met een hoog risicoprofiel. 413 Het beginsel is terug te vinden in artikel 29 lid 3 Solvency II. Hierin staat dat de richtlijn dient te worden toegepast op een wijze die proportioneel is aan de aard, omvang en complexiteit van de risico s van de verzekeraar. Naast een betere waarborg zal het voor de polishouders betekenen dat er sprake is van een vergroting van de markttransparantie van de verzekeraar. Hierdoor is er meer informatie over de financiële gesteldheid van de verzekeraar bekend bij de polishouders. Ook voor beleggers is dit belangrijke informatie. Uiteindelijk komt de transparantie de soliditeit van de verzekeraar ten goede. Zodat uiteindelijk ook de belangen van de polishouders weer beter worden gewaarborgd. 414 Er is namelijk een kleinere kans dat de verzekeraar failliet zal gaan. Daarnaast zal de verzekeraar verschillende producten aan de polishouders gaan aanbieden. Verzekeraars zullen immers een verband leggen tussen de solvabiliteitseisen die aan hun worden opgelegd en de premie die ze zelf kunnen vragen. Er zullen producten worden aangeboden met een hoog en een laag risicoprofiel. Indien het gaat om een verzekering met een hoger eigen risico of een lagere dekking zal de verzekeraar een 409 DNB 2007a. 410 DNB 2009a, p Terug te vinden in hoofdstuk 2 paragraaf DNB 2009a, p DNB 2009b, p DNB 2009a, p. 44. ~ 83 ~

86 lagere premie vragen. De verzekeraar deelt hierbij de risico s met de polishouder. Hierdoor zijn de solvabiliteitseisen voor hem lager en kan hij dus een lagere premie vragen. Hiertegenover staat de verzekering waarbij de verzekeraar al het risico draagt. Hiervoor zal de verzekeraar een hogere premie vragen vanwege de hogere solvabiliteitseisen die aan hem worden gesteld. 415 Onder het huidige systeem biedt de verzekeraar ook al verzekeringsproducten aan met verschillende premies. Naar mijn mening is er dus geen sprake van een verandering voor de polishouders. Voor de verzekeraar is er wel sprake van een verandering. De solvabiliteitseisen worden namelijk voor hem afhankelijk gemaakt van de risico s die hij loopt met het afsluiten van polissen. De AFM heeft hierbij als taak om te zorgen dat het voor de polishouder duidelijk is wat de gevolgen voor hem zijn bij het afsluiten van een verzekering met een lage premie. 416 Kortom: Het risicomanagement van de verzekeraars, zoals is besproken in de hoofdstukken 3 en 4, zal door Solvency II veranderingen ondergaan. Echter het bestaande onderscheid tussen een levens- en schadeverzekeraar zal door invoering van deze richtlijn niet groter worden. Uiteindelijk zal door invoering van Solvency II voor de polishouders een betere bescherming ontstaan. 3. Een andere verandering: de Interventiewet In maart van dit jaar heeft het Ministerie van Financiën een conceptwetsvoorstel gedaan voor een Interventiewet. 417 Hierdoor zullen er aanpassingen plaatsvinden in de huidige Wft en Fw. In Engeland en Duitsland bestaat er al een Interventiewet. Echter, deze wet is bij hun niet van toepassing op verzekeraars. België heeft besloten om de Interventiewet wel van toepassing te verklaren op verzekeraars. Nederland volgt deze wijze. Zij geeft weer dat kredietinstellingen, entiteiten voor risico-acceptatie en verzekeraars een nutsfunctie vervullen. Daardoor is het wenselijk dat alle drie de categorieën instellingen onder de Interventiewet vallen. Men kan namelijk niet met zekerheid garanderen dat interventies bij deze categorieën instellingen nooit wenselijk zal zijn. Op Europees niveau is er nog niets geregeld omtrent interventie. Wel is er dit jaar een EU Framework gepubliceerd over interventie. De Interventiewet in Nederland zal dus goed aansluiten bij de toekomstige ontwikkelingen op Europees niveau. 418 In de MvT is weergegeven wat de huidige mogelijkheden zijn van DNB bij een dreigend faillissement van een verzekeraar. Ten eerste kan men de verzekeraar aansturen 415 DNB 2009a, p. 46; Doff 2006, p DNB 2009a, p Het wetsvoorstel (Interventiewet) en de Memorie van Toelichting (MvT 2011) zijn te vinden op De Serière 2011, p ~ 84 ~

87 op een overdracht. DNB heeft niet de bevoegdheid om de verzekeraar hiertoe te dwingen. Ten tweede bestaat er de mogelijkheid van een noodregeling, zoals is uitgelegd in hoofdstuk 1 paragraaf 2. Ten slotte heeft DNB nog de bevoegdheid om een faillissement aan te vragen, dit is ook weergegeven in hoofdstuk 1 paragraaf 2. In de MvT is weergegeven dat men in sommige gevallen aan twee randvoorwaarden dient te voldoen voordat er sprake is van een efficiënte afwikkeling. Het gaat hier om afdwingbaarheid en dat het uitstellen van de betalingsverplichting niet mogelijk is. Bij de eerste mogelijkheid, overdracht, is deze niet afdwingbaar. Deze mogelijkheid zorgt er wel voor dat de betalingsverplichting niet kan worden uitgesteld, dus voldoet maar aan één randvoorwaarde. Bij de noodregeling en het faillissement is er ook maar sprake van één randvoorwaarde. Deze is namelijk wel afdwingbaar maar er zal sprake zijn van het uitstellen van de betalingsverplichtingen. Hierdoor moest er een mogelijkheid worden ingevoerd die voldoet aan beide randvoorwaarden, de Interventiewet. Het doel van dit wetsvoorstel is dus om een instrument toe te voegen aan het instrumentarium van DNB waardoor deze kan ingrijpen indien de verzekeraar in financiële problemen verkeert. In de MvT is weergegeven dat er een bevoegdheid nodig is waardoor bepaalde delen die in de problemen zijn geraakt of dreigen te raken kunnen worden voortgezet. 419 Op grond van artikel 3:159s en verder van de Interventiewet kan DNB aansturen op een gedwongen overdracht. Het gaat hierbij om een overdracht waarbij sprake is van going concern net als bij de overdracht onder de opvangregeling, zoals is te vinden in hoofdstuk 1 paragraaf 3. Het gaat bij de overdrachtsregeling om het tijdstip dat gelegen is tussen wanneer de verzekeraar financiële problemen krijgt maar het instrumentarium van DNB (noodregeling en faillissement) nog niet kan worden ingezet en wanneer er dient te worden overgegaan op de noodregeling of het faillissement. 420 De Interventiewet bevindt zich bij een levensverzekeraar gedeeltelijk op dezelfde hoogte als de opvangregeling, namelijk ten aanzien van de overdracht. Bij de opvangregeling bestaat er immers voor het ingrijpen met een portefeuilleoverdracht nog de mogelijkheid van een verplichte herverzekering. Bij een schadeverzekeraar bevindt de wet zich in de praktijk tussen het financieringsplan en de noodregeling. Ten aanzien van de twee mogelijkheden van overdracht zou men in eerste instantie beoordelen dat er sprake is van dat de regelingen gedeeltelijk op gelijke hoogte staan. Bij beide kan er immers gebruik gemaakt worden van een overdracht wanneer er gevaar is voor een faillissement. In theorie staan de regelingen dus op gelijke hoogte. Echter, bij de noodregeling is er in de praktijk geen sprake van een overdracht waarbij sprake is van going concern. Het gaat bij de noodregeling uiteindelijk immers vaak om een gone concern, er is dus geen redden meer 419 MvT 2011, p De Serière 2011, p. 2. ~ 85 ~

88 aan de verzekeringsportefeuille. 421 Doordat er in de praktijk bij de noodregeling vaak sprake is van een gone concern is er mijn inziens geen sprake van regelingen die op gelijke hoogte staan. Daarnaast speelt hier mee dat DNB de overdracht onder de Interventiewet regelt, terwijl de bewindvoerder dit doet onder de noodregeling. De regelingen kunnen dus beiden worden toegepast indien er gevaar is maar de uitvoering van de overdracht is anders, waardoor ze mijn inziens niet op gelijke hoogte staan. Na de mogelijkheid van een overdracht bestaat er bij de noodregeling de mogelijkheid van een liquidatie. De mogelijkheid onder de Interventiewet om in te grijpen in de interne bevoegdheden bevindt zich tussen de overdracht en liquidatie. Er bestaan in de Interventiewet twee mogelijkheden van ingrijpen; overdracht en interventies omwille van de stabiliteit van het financiële stelsel. Ten eerste is er de mogelijkheid van overdracht. DNB kan hiertoe overgaan indien er is voldaan aan één van de voorwaarden uit artikel 3:159b Interventiewet. Op dat moment stelt DNB een overdrachtsplan op. DNB deelt aan de verzekeraar die in financiële problemen verkeert mede dat hij een overdrachtsplan aan het voorbereiden is. Dit heeft als gevolg dat de verzekeraar aan bepaalde derden informatie moet verlenen en bepaalde derden toegang dient te verlenen tot de verzekeraar. Deze derden zijn opgenomen in artikel 3:159c lid 2 Interventiewet. Echter deze mededeling van DNB is niet verplicht. DNB neemt via het overdrachtsplan het initiatief tot een overdracht en regisseert deze. Daartegenover staat dat bij de overdracht onder de noodregeling of eventueel bij het faillissement er voor DNB geen taak is weggelegd. Hierbij wordt de overdracht namelijk geleid door de bewindvoerder of curator. De rol van DNB bij de overdracht onder de Interventiewet is op zoek gaan naar een overnemer. Er kan ook gekozen worden voor een overbruggingsinstelling die dan als tijdelijke overnemer zal optreden totdat er een werkelijke overnemer is gevonden. 422 Dit lijkt op de opvanginstelling uit hoofdstuk 1 paragraaf 3.1. Tegen de voorbereidingen van het opstellen van een overdrachtsplan staat geen bezwaar en beroep open. 423 In een later stadium kan de verzekeraar wel tegen de genomen besluiten door DNB opkomen, namelijk bij de behandeling van het verzoek. 424 DNB verzoekt de rechtbank om een overdrachtsregeling, de noodregeling of het faillissement uit te spreken. Bij een verzoek tot een overdrachtsregeling is het overdrachtsplan verplicht. Bij de andere twee instrumenten bestaat er een mogelijkheid om een overdrachtsplan te overleggen, maar het is niet verplicht. Het verzoek zal met spoed en achter gesloten deuren worden behandeld. 425 Eerst zal er getoetst worden of DNB in redelijkheid tot haar verzoek van een overdrachtsregeling, noodregeling of faillissement heeft 421 NautaDutilh MvT 2011, p. 4, Kamerstukken II 1994/95, , nr. 3, p. 142; Kamerstukken II 1994/95, , nr. 5, p MvT 2011, p MvT 2011, p. 17. ~ 86 ~

89 kunnen komen. Zo ja, dan zal het overdrachtsplan (indien het is ingediend) getoetst gaan worden. Het plan kan betrekking hebben op deposito-overeenkomsten, overige activa en/of passiva, aandelen of een combinatie van deze. 426 Hierdoor ontstaan er dus verschillende soorten van overdracht, die later besproken zullen worden. Men toetst of in het overdrachtsplan een redelijke prijs is opgenomen en of alle elementen, die verplicht zijn, zijn opgenomen. Dit is opgenomen in de artikelen 3:159h, 3:159n en 3:159q Interventiewet. Of er sprake is van redelijkheid van de prijs wordt bepaald op grond van artikel 3:159t lid 6 Interventiewet. Er wordt hierbij gekeken naar het toekomstperspectief van de verzekeraar indien het overdrachtsplan niet wordt goedgekeurd. Zoals eerder in deze paragraaf is weergegeven is er sprake van going concern, hierdoor is er sprake van een hogere waarde bij deze overdracht dan bij de overdracht uit de noodregeling. Bij de activa/passivaoverdracht wordt er ook gekeken naar of de achterblijvende schuldeisers door de overdracht niet worden benadeeld. 427 Uiteindelijk zal de rechtbank het verzoek toe- of afwijzen. Indien het verzoek wordt afgewezen kan DNB in hoger beroep gaan op grond van artikel 3:159u lid 1 Interventiewet. Op grond van ditzelfde artikel maar dan lid 2 is er geen hoger beroep mogelijk bij toewijzing van het verzoek. De verzekeraar, zijn aandeelhouders en schuldeisers kunnen dus geen stappen meer ondernemen. Bij toewijzing van de overdracht verliest de verzekeraar van rechtswege de beschikking en het beheer over dat deel van haar vermogen waarop het overdrachtsplan betrekking had. 428 Na de procedure hierboven te hebben weergegeven zullen nu de verschillende mogelijkheden van overdracht worden weergegeven: - Ten eerste is er de mogelijkheid van deposito-overdracht. Een deposito is geld dat voor een bepaalde tijd aan de bank is toevertrouwd. Een deposito-overdracht kan enkel toegepast worden bij een bank, zoals is weergegeven in artikel 3:159b lid 2 Interventiewet. Aangezien deze scriptie over verzekeraars gaat zal er verder geen aandacht aan worden besteed. - De tweede overdracht is die van activa/passiva. Het gaat hier om alle activa en passiva, dus niet enkel om de activa en passiva die op de balans vermeld staat. 429 In de MvT is weergegeven dat dit in vergelijking met de deposito-overdracht een ingewikkelde overdracht is. Er is sprake van een ingewikkelde overdracht omdat DNB snel moet handelen. Tijdens een naderend faillissement zal het moeilijk zijn om deze overdracht plaats te laten vinden. Daarnaast is het erg afhankelijk van wat er zal worden overgedragen. Indien er namelijk een deel van de activa en een deel van de passiva zal worden overgedragen is het mogelijk dat de crediteuren 426 Vrolijk 2011, p Artikel 3:159t lid 7 Interventiewet. 428 NautaDutilh MvT 2011, p. 9. ~ 87 ~

90 die niet worden overgedragen worden achtergesteld ten opzichte van de overgedragen crediteuren. In de MvT is weergegeven dat er sprake is van achterstelling indien de mogelijkheden van verhaal minder zijn dan bij het faillissement. Indien enkel de activa of alle activa en passiva wordt overgedragen is er geen sprake van benadeling. Er blijven dan immers geen crediteuren over. 430 Zoals eerder in deze paragraaf ook al is vermeld keurt de rechtbank het verzoek niet goed als er sprake is van benadeling, op grond van artikel 3:159t lid 7 Interventiewet. - De derde vorm van overdracht is die van de aandelen. Hierbij krijgt DNB de bevoegdheid om aandelen tegen de wil van de aandeelhouders over te dragen. Deze overdracht is niet zo ingewikkeld als de hierboven omschreven overdracht. Echter de aandelenoverdracht is wel risicovoller. Immers alle rechten en verplichtingen worden overgedragen aan de overnemer. Deze neemt dus een behoorlijk risico door de aandelen van een verzekeraar die onomkeerbare problemen heeft over te nemen. Onomkeerbare problemen wil niet zeggen dat er sprake is van insolventie of dat de problemen niet kunnen worden opgelost. In de MvT is weergegeven dat indien de verzekeraar insolvent is er alsnog de voorkeur kan worden gegeven voor een aandelenoverdracht. Het voorbeeld dat hierbij wordt genoemd is dat het de voorkeur heeft indien er een akkoord tot overdracht gesloten kan worden met enkele crediteuren. 431 Indien het overdrachtsplan betrekking heeft op een deposito-overdracht of een activa/passiva-overdracht dan zal DNB vaak om een noodregeling of faillissement verzoeken. Echter een overdrachtsregeling is ook mogelijk, het wordt immers niet uitgesloten. Indien het plan betrekking heeft op aandelen dan zal er verzocht worden om een overdrachtsregeling. 432 De overdrachtsregeling kan op vier manieren worden beëindigt. Ten eerste wanneer de verzekeraar failliet wordt verklaard. Ten tweede wanneer de noodregeling wordt uitgesproken over de verzekeraar. Tevens is het mogelijk dat het eindigt wanneer de rechtbank een verzoek binnenkrijgt van DNB of de overdrager om de overdrachtsregeling te beëindigen. Ten slotte is het mogelijk dat de overdrachtregeling beëindigt indien DNB vaststelt dat de overdrachtsregeling geheel is uitgevoerd. 433 Naast de mogelijkheid van overdracht bestaat er een mogelijkheid tot interventie omwille van de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals is geregeld in deel 6 van de Interventiewet. In dit deel krijgt de minister van Financiën de bevoegdheid om in te grijpen in 430 MvT 2011, p MvT 2011, p MvT 2011, p Vrolijk 2011, p ~ 88 ~

91 de interne bevoegdheden van een financiële onderneming en om in uiterste noodzaak de verzekeraar te onteigenen. Deze bevoegdheden kunnen enkel worden ingezet indien er sprake is van de uitzonderlijke omstandigheid dat er ernstig en onmiddellijk gevaar dreigt voor de stabiliteit van het financiële stelsel. Daarnaast dient er een rechtstreeks verband te zijn tussen de situatie van de betrokken onderneming en het dreigende gevaar voor het financiële stelsel. Het kan dus niet gebruikt worden als voorzorgsbeginsel. Het ingrijpen in de interne bevoegdheden is neergelegd in artikel 6:1 Interventiewet. De minister van Financiën is op grond van dit artikel bevoegd om onmiddellijk voorzieningen te treffen indien hij dat nodig vindt voor de stabiliteit van het financiële stelsel. Een voorbeeld hiervan is het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder. Vooraf dient de minister DNB te raadplegen. Indien dit instrument niet effectief genoeg is of andere voorzieningen niet het gewenste resultaat hebben gegeven, kan worden overgegaan op artikel 6:2 Interventiewet. Hierin is de onteigening opgenomen. De onteigening zal door de staat plaatsvinden. Er hoeft niet eerst voldaan te zijn aan artikel 6:1 Interventiewet voordat de minister kan onteigenen. 434 Mocht er kunnen worden ingegrepen door middel van de overdracht en door middel van de onteigening dan dient er eerst gebruik gemaakt te worden van overdracht. Dit heeft als reden dat de onteigening het meest ingrijpende middel is en dus ook als uiterste redmiddel gezien moet worden. Echter, dit zegt niet dat men verplicht is om eerst gebruik te maken van de mogelijkheid tot overdracht. 435 Het geval kan zich immers voordoen dat er nog enkel kan worden ingegrepen door onteigening. Onteigening is enkel toegestaan in het algemeen belang en indien er sprake is van een schadeloosstelling zoals is genoemd in artikel 14 Grondwet. De staat zal op grond van artikel 6:8 Interventiewet een schadeloosstelling betalen. De polishouders zullen geen schadeloosstelling ontvangen aangezien zij geen rechthebbenden zijn van vermogensbestanddelen of effecten. Het ingrijpen door middel van deel 6 van de Interventiewet heeft een tijdelijk karakter. In artikel 6:1 lid 3 Interventiewet is namelijk weergegeven dat er sprake is van een termijn. Daarnaast is er bij het ingrijpen door middel van onteigening sprake van tijdelijkheid aangezien de onderneming uiteindelijk geprivatiseerd zal worden. 4. De Interventiewet versus de huidige opvangregeling en noodregeling De Interventiewet geeft DNB en de minister van Financiën extra bevoegdheden om de polishouders beter te beschermen. In de vorige paragraaf is weergegeven dat men met de Interventiewet inspeelt op de mogelijke toekomstige ontwikkelingen op Europees niveau. Hierdoor bestaat er grote zekerheid dat er een Interventiewet zal komen. Aangezien de 434 MvT 2011, p MvT 2011, p. 30. ~ 89 ~

92 Interventiewet de polishouders ook beter zal beschermen is dit van invloed op mijn onderzoeksvraag. De opvangregeling, Interventiewet en noodregeling worden alle drie toegepast voordat een verzekeraar failliet kan worden verklaard. In deze paragraaf zal er worden weergegeven wat de verhouding is tussen opvangregeling, Interventiewet en noodregeling. Dit is van belang om te beoordelen of de opvangregeling voor schadeverzekeraars nog wel nodig is indien de Interventiewet wordt aangenomen. Er zal daarom een vergelijking tussen alle drie de mogelijkheden worden gemaakt. In tabel 5.1 is er een overzicht weergegeven tussen deze drie regelingen. In de vorige paragraaf heb ik weergegeven wat de positie is van de Interventiewet in het huidige instrumentarium van DNB, namelijk gedeeltelijk gelijk aan de opvangregeling of tussen het financieringsplan en de noodregeling. Er is bij alle drie de te bespreken regelingen sprake van een te lage solvabiliteitsmarge. De opvangregeling zal worden ingezet indien de verzekeringsportefeuille nog levensvatbaar is. Bij de opvangregeling zijn er twee mogelijkheden om te kunnen ingrijpen. Indien er voldoende vertrouwen is in het management zal men ingrijpen door verplichte herverzekering. Is het vertrouwen in het management verdwenen, zal DNB ingrijpen door een verplichte overdracht van de verzekeringsportefeuille. Bij deze overdracht staat de levensvatbaarheid van de verzekeraar ter discussie. Mocht de opvang niet slagen of niet kunnen worden toegepast omdat men niet aan de vereisten voldoet of als het om een schadeverzekeraar gaat, zal DNB een noodregeling kunnen toepassen. Bij de noodregeling zijn er ook twee mogelijkheden om in te kunnen grijpen. Het vereiste om te kunnen ingrijpen op grond van de noodregeling is het belang van de gezamenlijke schuldeisers behoeft een bijzondere voorziening. Ten eerste is er de mogelijkheid om de verzekeringsportefeuille geheel of gedeeltelijk over te dragen. Het vereiste hierbij is enkel dat de solvabiliteitsmarge te laag is. Er wordt hier dus niet net als bij de opvangregeling vereist dat er onvoldoende vertrouwen bestaat in het management. De portefeuilleoverdracht is in beide regelingen dus mogelijk. Het lijkt dus overbodig om bij beiden toe te kunnen passen. Echter, op een schadeverzekeraar kan enkel de portefeuilleoverdracht worden toegepast via de noodregeling, de opvangregeling is immers niet op hem van toepassing. Het is daarom van belang om beide regelingen te behouden. Destijds heeft men de opvangregeling ingevoerd om eerder in te grijpen bij een levensverzekeraar, namelijk via de verplichte herverzekering. Indien de financiële situatie van de levensverzekeraar verslechterd en de portefeuille dus niet meer levensvatbaar is kan er alsnog worden overgestapt op een noodregeling. 436 Zo kan er toch nog gebruik gemaakt worden van de gehele of gedeeltelijke liquidatie. Dit is de tweede mogelijkheid die de 436 Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p. 21. ~ 90 ~

93 noodregeling biedt. Deze mogelijkheid wordt toegepast indien er sprake is van een tekort van de technische voorzieningen, de verzekeringsportefeuille is dan dus niet meer levensvatbaar. Een overdracht is dan vaak niet meer mogelijk en er zal daarom worden overgegaan op liquidatie. Dit komt uiteindelijk dus neer op een faillissement van de verzekeraar. De situatie kan zich voordoen dat tijdens de noodregeling de situatie van de verzekeraar verbetert. Indien de portefeuille weer overlevingskans heeft mag worden overgestapt op de overdracht onder de opvangregeling, de overdracht going concern. 437 Daarnaast wil ik nog opmerken dat er een verschil bestaat met de opvangregeling ten aanzien van de rechten van de polishouders. In hoofdstuk 1 paragraaf 3 heb ik vermeld dat de polishouders hun rechten bij opvang zullen behouden. Bij de noodregeling kunnen op grond van artikel 3:195 Wft de rechten van de polishouders wijzigen. Echter het is niet mogelijk om de verzekeringnemers meer verplichtingen op te leggen, dus bijvoorbeeld het laten betalen van een hogere premie is niet mogelijk. 438 Vereisten voor toepassing: Vormen: Opvangregeling Interventiewet Huidige noodregeling Levensvatbaarheid van de Onomkeerbare problemen Belang van de verzekeringsportefeuille bij de verzekeraar gezamenlijke schuldeisers behoeft een bijzondere 1.Verplichte herverzekering Voorwaarde: voldoende vertrouwen in het management 1.Overdracht Voorwaarde: faillissement onafwendbaar voorziening 1.Gehele/gedeeltelijke portefeuilleoverdracht Voorwaarde: enkel een te lage solvabiliteitsmarge 2.Verplichte portefeuilleoverdracht Voorwaarde: onvoldoende vertrouwen in het management 2. Interventie omwille van de stabiliteit van het financiële stelsel Voorwaarde: ernstig en onmiddellijk gevaar voor de stabiliteit van het financiële stelsel Tabel 5.1: Vergelijking tussen de opvangregeling, Interventiewet en noodregeling 2.Gehele/gedeeltelijke liquidatie Voorwaarde: tekort aan technische voorzieningen Na de korte bespreking van de opvangregeling en noodregeling zal nu de verhouding van de Interventiewet met deze twee regelingen worden weergegeven. Ook bij de Interventiewet bestaat er een mogelijkheid van overdracht. De overdrachtsregeling uit deze wet kan drie vormen hebben of een combinatie hiervan, zoals in de vorige paragraaf is weergegeven. Een overdracht van activa/passiva komt overeen met de portefeuilleoverdracht zoals die bij de andere twee regelingen is besproken. Deze overdracht kan worden ingezet indien een faillissement onafwendbaar is. Dus net als bij de portefeuilleoverdrachten van de andere regelingen dient er geen vertrouwen meer te zijn dat 437 Artikel 3:200 Wft; Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p Graaf & Stegeman 2007, p ~ 91 ~

94 de verzekeraar op zichzelf weer zal voldoen aan de solvabiliteitsmarge. Door invoering van de Interventiewet zal er sprake zijn van drie portefeuilleoverdrachten. Om de Wft overzichtelijk te houden vraag ik mij af of alle drie de mogelijkheden dienen te blijven bestaan. In de MvT bij de Interventiewet is weergegeven dat de rechtbank het overdrachtsplan voor een overdracht van activa/passiva dient goed te keuren tenzij er sprake is van benadeling van de schuldeisers die achterblijven. Dit is in de vorige paragraaf ook al enkele keren genoemd. Doordat er ook bij de opvangregeling toestemming aan de rechtbank gevraagd dient te worden, is er sprake van een overeenkomst tussen de verplichte portefeuilleoverdracht en de activa/passiva-overdracht. 439 Door de toets van de rechter worden de polishouders beschermd. De overeenkomst tussen de opvangregeling en Interventiewet roept de vraag op of de opvangregeling nog wel noodzakelijk is. Eumedion vraagt zich dan ook af wat de verhouding is tussen de opvangregeling en de mogelijkheden die er bestaan onder de Interventiewet. 440 Hieronder zal ik daar een antwoord opgeven. De voorwaarden waar aan voldaan dient te worden voordat er door DNB kan worden ingegrepen bij een verzekeraar op grond van de Interventiewet zijn te vinden in artikel 3:159b van deze wet. Er dient sprake te zijn van één van deze voorwaarden. Er kan dus een verzoek door DNB worden ingediend indien er ten aanzien van de solvabiliteit of liquiditeit tekenen zijn van een ontwikkeling die gevaarlijk is en geen verbetering te voorzien is, dus onomkeerbare problemen. Hierbij is er een overeenkomst met artikel 3:160 Wft, die de voorwaarden voor de noodregeling bij banken weergeeft. DNB kan via de Interventiewet niet ingrijpen indien hij niet in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat deze tekenen er zijn. De rechtbank zal dan immers de overdrachtsregeling, noodregeling of het faillissement niet uitspreken. 441 In eerste instantie lijkt dit een vaag criterium. Immers wanneer zijn de tekenen gevaarlijk? In de MvT is te vinden, bij de uitleg van artikel 3:160 Wft, dat hierdoor eerder kan worden ingegrepen door DNB. 442 Mocht de solvabiliteitsmarge te laag zijn dan zal er dus al sprake zijn van gevaar en kan er worden ingegrepen door DNB. Echter, er wordt ook vereist dat er geen verbetering is te voorzien. Aangezien er vereist wordt dat er geen verbetering is te voorzien, is er in deze situatie dus geen sprake meer van vertrouwen in het management. De Interventiewet zal dus worden toegepast nadat de verplichte herverzekering een mogelijkheid is geweest. Zoals uit de bovenstaande alinea is gebleken kan de overdracht onder de Interventiewet op hetzelfde tijdstip worden toegepast als de verplichte overdracht onder de opvangregeling. Ten aanzien van de overdracht ben ik van mening dat deze niet op grond 439 MvT 2011, p Eumedion 2011, p MvT 2011, p MvT 2011, p. 21. ~ 92 ~

95 van de opvangregeling dient te worden toegepast, maar op grond van de Interventiewet. De overdracht uit de Interventiewet heeft namelijk mijn voorkeur omdat deze ook gedeeltelijk kan plaatsvinden, terwijl dit bij de overdracht uit de opvangregeling niet mogelijk is. 443 De portefeuilleoverdracht bij de opvangregeling is niet gedeeltelijk mogelijk omdat het doel van de opvangregeling is dat de polishouders beschermd worden. Er is sprake van bescherming indien de gehele portefeuille weer gezond gemaakt wordt. Herverzekering van de gehele of een gedeelte van de portefeuille komt ten goede aan de gehele portefeuille. Bij overdracht kan er niet een deel worden overgedragen omdat het deel dat achterblijft bij de verzekeraar onder toezicht staat van het management waar DNB geen vertrouwen in heeft. Een gedeelte van de polishouders zal dan ook nadeel ondervinden van een gedeeltelijke overdracht. 444 Toch is onder de Interventiewet mogelijk om de portefeuille gedeeltelijk over te dragen. Hier dient ook weer verwezen te worden naar artikel 3:159t lid 7 Interventiewet. Op grond van dit artikel keurt de rechtbank de overdracht niet goed als de achtergebleven schuldeisers schade ondervinden door de overdracht. De situatie zoals hierboven is weergegeven kan zich dus niet voordoen bij de activa/passiva-overdracht onder de Interventiewet. Daarnaast kan de overdracht onder de Interventiewet ook uit aandelen bestaan. Bij de portefeuilleoverdracht uit de opvangregeling en noodregeling omvat het enkel de activa/passiva. De opvangregeling speelt mijn inziens dus enkel nog een rol voor schadeverzekeraars ten aanzien van de verplichte herverzekering, indien de Interventiewet zal worden ingevoerd. Naar mijn mening is het geen oplossing om de opvangregeling geheel af te schaffen. Indien er namelijk geen opvangregeling zou bestaan zal er nadat het financieringsplan niet goed wordt gekeurd of er niet aan voldaan is, worden overgegaan op de mogelijkheden die de Interventiewet biedt. Naast de mogelijkheden uit de Interventiewet bestaat er ook nog de mogelijkheid om een noodregeling of faillissement uit te spreken. Naar mijn mening zijn alle drie genoemde regelingen ingrijpende mogelijkheden die direct worden ingezet nadat het financieringsplan niet lukt. De verplichte herverzekering van de opvangregeling is naar mijn mening een goede oplossing indien de verzekeringsportefeuille nog levensvatbaar is en er vertrouwen bestaat in het management van de verzekeraar. Dit is immers een tijdelijke opvangvariant. De verzekeraar wordt weer zelfstandig indien hij aan de solvabiliteitsmarge voldoet. De overdracht uit de Interventiewet is geen tijdelijke ingreep. Indien de overdracht gedeeltelijk plaatsvindt zal de verzekeraar voor een gedeelte blijven bestaan. Het andere gedeelte komt definitief in handen van een andere verzekeraar. Via deel 6 van de Interventiewet kan wel tijdelijk bij de verzekeraar worden ingegrepen. Echter deze mogelijkheden kunnen niet altijd worden ingezet. Er dient namelijk sprake te zijn van een 443 Kamerstukken II 1998/99, , nr. 3, p Kamerstukken II 2000/01, , nr. 5, p. 2. ~ 93 ~

96 gevaar voor de stabiliteit van het financiële stelsel. De mogelijkheden die de Interventiewet biedt, en de noodregeling en het faillissement zijn naar mijn mening dus nogal ingrijpende maatregelen om direct na het financieringsplan in te zetten. Ten aanzien van de noodregeling zijn ook vele aanpassingen opgenomen in het wetsvoorstel. Deze aanpassingen zijn opgenomen omdat er vele overeenkomsten tussen beiden zijn en om de regelingen, waar ze verschillen, gelijk te maken. Echter in een Kamerbrief vraagt men zich af of de noodregeling wel dient te blijven bestaan. De portefeuilleoverdracht bij deze regeling blijkt namelijk in de praktijk niet te werken. Men geeft weer dat de overdracht in de Interventiewet beter is geregeld. Daardoor hoeft de overdracht onder de noodregeling volgens hun niet te blijven bestaan. Daarnaast geeft men in de Kamerbrief weer dat indien de noodregeling is afgeschaft men in de uitzonderlijke gevallen waar gebruik kon worden gemaakt van de overdracht uit de noodregeling, men gebruik kan maken van een doorstart. Ten aanzien van de liquidatie onder de noodregeling geeft men weer dat het geen toegevoegde waarde heeft naast een faillissement. 445 Daarnaast geeft men weer dat de noodregeling in de praktijk bijna altijd omgezet wordt naar een faillissement. Hierdoor kan men dus de conclusie trekken dat mocht de Interventiewet worden geaccepteerd, de noodregeling beter kan worden afgeschaft. Zelf ben ik van mening dat indien de liquidatie inderdaad geen toegevoegde waarde heeft naast het faillissement deze beter afgeschaft kan worden. Ten aanzien van de portefeuilleoverdracht is het verschil tussen de noodregeling en de Interventiewet dat op grond van deze laatste ingegrepen kan worden op een wijze die in het belang is van de polishouders. Zoals in de vorige paragraaf is weergegeven zal er via de Interventiewet namelijk sprake zijn van een overdracht going concern, terwijl daar bij een noodregeling geen sprake van is. De overdracht going concern komt ten goede aan de polishouders. Via die overdracht is er namelijk een grotere kans dat de verzekeringsportefeuille blijft bestaan. Hierdoor kan men mijn inziens dus beter enkel de Interventiewet van toepassing verklaren. Tevens blijkt de overdracht onder de noodregeling in de praktijk niet te werken. Naast de mogelijkheid van portefeuilleoverdracht bestaan er ook nog andere bevoegdheden op grond van de Interventiewet. De in deel 6 opgenomen bevoegdheden zijn een goede aanvulling op het huidige handhavingsinstrumentarium. Hierdoor wordt er niet meteen na het niet lukken van een overdracht overgegaan op de voorbereidingen voor een faillissement 446 of het faillissement zelf. De minister van Financiën heeft, indien er gevaar is voor de stabiliteit van het financiële stelsel, namelijk de bevoegdheid om in te grijpen in de interne bevoegdheden 445 Kamerbrief 4 maart 2011, Specifieke vraagpunten bij het Wetsvoorstel bijzondere maatregelen financiële ondernemingen (Interventiewet), is te vinden op: Dit is liquidatie onder de noodregeling. Ik heb hierbij niet verwerkt dat de noodregeling naar mijn mening kan worden afgeschaft. ~ 94 ~

97 van de verzekeraar en kan uiteindelijk overgaan tot een onteigening. Ik volg dus de mening die is weergegeven in de Kamerbrief; de noodregeling kan afgeschaft worden. De overdracht onder de Interventiewet is immers in het belang van de polishouders en de liquidatie blijkt weinig toegevoegde waarde te hebben. Ik wil hierbij opmerken dat er wel enkele aanpassingen dienen plaats te vinden ten aanzien van de Interventiewet in vergelijking met de noodregeling. Een voorbeeld hierbij heeft betrekking op dat er bij de Interventiewet geen mogelijkheid tot hoger beroep is indien het verzoek tot overdracht wordt toegewezen, zoals in de vorige paragraaf is weergegeven. Dit is ten nadele van de verzekeraar, zijn aandeelhouders en schuldeisers. Bij de noodregeling is hier wel een mogelijkheid toe, namelijk op grond van artikel 3:191 lid 2 Wft. Daarom zal ten aanzien van dit een wijziging moeten plaatsvinden. Concluderend kan ik stellen dat de Interventiewet bij invoering ervoor zorgt dat de noodregeling geschrapt kan worden. Een voorwaarde die ik hierbij maak is dat de Interventiewet zal worden aangepast. Zoals hierboven is weergegeven bestaan er namelijk verschillen tussen beiden ten aanzien van bijvoorbeeld het hoger beroep. Ten aanzien van de opvangregeling ben ik van mening dat de verplichte herverzekering in ieder geval dient te blijven bestaan. Hierdoor bestaat er een minder ingrijpende mogelijkheid voor DNB dan de portefeuilleoverdracht. De verzekeraar blijft immers bestaan bij een verplichte herverzekering. Terwijl daar bij overdracht enkel sprake van is indien de overdracht gedeeltelijk plaatsvindt. De portefeuilleoverdracht van de opvangregeling kan mijn inziens geschrapt worden. DNB kan naar mijn mening in plaats daarvan via de portefeuilleoverdracht zoals die is weergegeven in de Interventiewet ingrijpen. Deze overdracht kan namelijk gedeeltelijk plaatsvinden en kan ook betrekking hebben op aandelen. Men dient dus eerst in te grijpen door middel van de verplichte herverzekering voordat er zal worden overgegaan op de mogelijkheden uit de Interventiewet. Hierdoor komt het instrumentarium van DNB er anders uit te zien. In figuur 5.2 heb ik in blauwe cirkels weergegeven welke regelingen dienen te blijven bestaan. De rest kan mijn inziens dus worden afgeschaft. ~ 95 ~

98 Vereisten voor toepassing: Vormen: Opvangregeling Interventiewet Huidige noodregeling Levensvatbaarheid van de Onomkeerbare problemen Belang van de verzekeringsportefeuille bij de verzekeraar gezamenlijke schuldeisers behoeft een bijzondere 1.Verplichte herverzekering Voorwaarde: voldoende vertrouwen in het management 1.Overdracht Voorwaarde: faillissement onafwendbaar voorziening 1.Gehele/gedeeltelijke portefeuilleoverdracht Voorwaarde: enkel een te lage solvabiliteitsmarge 2.Verplichte portefeuilleoverdracht Voorwaarde: onvoldoende vertrouwen in het management Tabel 5.2: Voorstel van Marjolein Timmermans 2. Interventie omwille van de stabiliteit van het financiële stelsel Voorwaarde: ernstig en onmiddellijk gevaar voor de stabiliteit van het financiële stelsel 2.Gehele/gedeeltelijke liquidatie Voorwaarde: tekort aan technische voorzieningen Daarnaast wil ik bij deze paragraaf nog de opmerking maken dat het hier gaat om een conceptvoorstel. Het kan dus zo zijn dat het voorstel nog aangepast zal worden, hierdoor zou mijn mening kunnen veranderen. Door de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie is er een reactie gegeven op het conceptvoorstel. Zij geven in hun reactie weer dat er op vele punten uitleg gegeven dient te worden over hoe bepaalde artikelen dienen te worden toegepast. 447 Het voorstel kan dus nog veranderen. Tevens wil ik nog opmerken dat ik in deze paragraaf enkel aandacht heb besteed aan de positie van de Interventiewet ten opzichte van de opvangregeling en noodregeling. Er is dus niet ingegaan op alle overige punten waar kritiek opgegeven kan worden. Aan het einde van dit hoofdstuk kan men stellen dat het onderscheid tussen beide verzekeraars steeds kleiner zal worden bij invoering van de toekomstige regelingen. Deze zullen namelijk op beiden van toepassing verklaard worden. Hierdoor kan men zich afvragen of het huidige onderscheid tussen levens- en schadeverzekeraars dient te blijven bestaan ten aanzien van de opvangregeling? In het volgende hoofdstuk zal hier antwoord op worden gegeven. Bij de beantwoording wordt tevens meegenomen wat de gevolgen zullen zijn van invoering van de Interventiewet. 447 Commissie Vennootschapsrecht ~ 96 ~

Bescherming van pensioenbelangen bij een pensioenverzekeraar

Bescherming van pensioenbelangen bij een pensioenverzekeraar Door Aloys Bart, pensioenjurist Bescherming van pensioenbelangen bij een pensioenverzekeraar NNet als iedere andere onderneming deelnemers heeft ook een pensioenverzekeraar last van de economische malaise.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 059 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet, alsmede enige andere wetten in verband met de introductie van aanvullende

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2002 2003 Nr. 301 28 838 Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met het actualiseren van de solvabiliteitseisen voor het verzekeringsbedrijf

Nadere informatie

Antwoorden op de kamervragen van de vaste commissie voor Financiën van 20 december 2005 en 11 januari 2006.

Antwoorden op de kamervragen van de vaste commissie voor Financiën van 20 december 2005 en 11 januari 2006. Bijlage I en op de kamervragen van de vaste commissie voor Financiën van 20 december 2005 en 11 januari 2006. Vragen d.d. 20 december 2005: Vraag 1 Hoe heeft dit kunnen gebeuren in Nederland? Zie hoofdstuk

Nadere informatie

399. Verzekering verzekerd?

399. Verzekering verzekerd? Verzekering verzekerd? 399. Verzekering verzekerd? Mw. mr. dr. N. Lavrijssen Om een eventueel faillissement van een verzekeraar te voorkomen, zijn in Nederland vier saneringsregelingen in het leven geroepen:

Nadere informatie

Tilburg University. Sanering en liquidatie van verzekeraars Lavrijssen, Noortje. Published in: Tijdschrift voor Financieel Recht

Tilburg University. Sanering en liquidatie van verzekeraars Lavrijssen, Noortje. Published in: Tijdschrift voor Financieel Recht Tilburg University Sanering en liquidatie van verzekeraars Lavrijssen, Noortje Published in: Tijdschrift voor Financieel Recht Document version: Author final version (often known as postprint) Publication

Nadere informatie

1 Inleiding. 1.1 Aanleiding

1 Inleiding. 1.1 Aanleiding 1 Inleiding 1.1 Aanleiding In het verleden werd aangenomen dat banken en verzekeraars nooit in staat van faillissement zouden geraken. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat deze aanname niet juist

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 287 Besluit van 7 juli 2010 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met het tijdelijk buiten beschouwing

Nadere informatie

- 1 - De Nederlandsche Bank NV (DNB) legt een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80 en 1:81 van de Wft, op aan:

- 1 - De Nederlandsche Bank NV (DNB) legt een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1:80 en 1:81 van de Wft, op aan: - 1 - Beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan Matrix Asset Management B.V. als bedoeld in artikel 1:80 van de Wet op het financieel toezicht Gelet op artikel 1:80, 1:81, 1:98 en 3:72,

Nadere informatie

PVK STUDIES10 RAPPORT VAN DE WERKGROEP OPVANGREGELING

PVK STUDIES10 RAPPORT VAN DE WERKGROEP OPVANGREGELING PVK STUDIES10 RAPPORT VAN DE WERKGROEP OPVANGREGELING pvk studies Rapport van de Werkgroep opvangregeling december 1996 10 Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor de afwezigheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 26 705 Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde daarin een opvanginstrument voor levensverzekeraars op te nemen Nr. 5 NOTA

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 838 Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 in verband met het actualiseren van de solvabiliteitseisen voor het verzekeringsbedrijf

Nadere informatie

Met dit formulier kunt u een aanvraag doen voor instemming door de Nederlandsche Bank (dnb) met een voorgenomen portefeuilleoverdracht.

Met dit formulier kunt u een aanvraag doen voor instemming door de Nederlandsche Bank (dnb) met een voorgenomen portefeuilleoverdracht. Aanvraagformulier portefeuilleoverdracht (Aanvraag ter verkrijging van instemming als bedoeld in afdeling 3.5.1a van de Wet op het financieel toezicht) Met dit formulier kunt u een aanvraag doen voor instemming

Nadere informatie

WIJZIGINGEN IN DE FAILLISSEMENTSWET NA INWERKINGTREDING VAN DE WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT

WIJZIGINGEN IN DE FAILLISSEMENTSWET NA INWERKINGTREDING VAN DE WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT WIJZIGINGEN IN DE FAILLISSEMENTSWET NA INWERKINGTREDING VAN DE WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT B.Wessels (november 2006) 1. De enorme wetgevingsoperatie om de Wet op het financieel toezicht (Wft) tot stand

Nadere informatie

Aansprakelijkheid van toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht

Aansprakelijkheid van toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht Aansprakelijkheid van toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht VIDE Jaarcongres 15 juni 2012 A.J. (Lian) van Poortvliet aj.vanpoortvliet@pelsrijcken.nl June 17, 2012 Programma Juridisch kader

Nadere informatie

Toelichting. c. Wijziging van het Besluit zorgverzekering met het oog op de dekking van terrorismeschade

Toelichting. c. Wijziging van het Besluit zorgverzekering met het oog op de dekking van terrorismeschade Artikel 1.11 (van het concept Aanpassingsbesluit Zorgverzekeringswet) Het Besluit zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 2.3 van het Besluit zorgverzekering komt te luiden: Artikel 2.3 1.

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Convenant. het College voor zorgverzekeringen. De Nederlandsche Bank N.V.

Convenant. het College voor zorgverzekeringen. De Nederlandsche Bank N.V. Convenant tussen het College voor zorgverzekeringen en De Nederlandsche Bank N.V. inzake samenwerking en informatie-uitwisseling met het oog op de effectieve en efficiënte uitvoering van hun wettelijke

Nadere informatie

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.minfin.nl

Nadere informatie

Verzekerd van toezicht

Verzekerd van toezicht Verzekerd van toezicht Regelgeving voor levensverzekeraars, schadeverzekeraars, natura-uitvaartverzekeraars en herverzekeraars op grond van de Wet op het financieel toezicht Mr. dr. G.R. Boshuizen Drs.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 506 Besluit van 12 oktober 2006, houdende regels ter uitvoering van de Wet op het financieel toezicht met betrekking tot de reikwijdte en toegang

Nadere informatie

Herstel van de verzekeringsbranche in 2003

Herstel van de verzekeringsbranche in 2003 Herstel van de verzekeringsbranche in 2003 Uit voorlopige cijfers 1 van de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) blijkt dat de verzekeringsbranche na een moeizame periode (vanaf 1999) zich enigszins hersteld

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 705 Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 teneinde daarin een opvanginstrument voor levensverzekeraars op te nemen Nr. 3 MEMORIE

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 20 maart 2013 Betreft Beantwoording vragen lid Van Hijum

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag. Datum 20 maart 2013 Betreft Beantwoording vragen lid Van Hijum > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet, alsmede enige andere wetten in verband met de introductie van aanvullende bevoegdheden tot interventie bij financiële ondernemingen

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt: 34 842 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de herziening van het kader voor herstel en afwikkeling van verzekeraars (Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars)

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 1671 31 januari 2012 Mededeling van DNB van de aanpassing van bepaalde bedragen in het Besluit prudentiële regels Wft

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 484 Beschikking van de Minister van Justitie van 27 september 2010 tot plaatsing in het Staatsblad van de tekst van het Besluit bijzondere vergunningen

Nadere informatie

Circulaire betreffende de procedure voor de overdracht van een portefeuille verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten

Circulaire betreffende de procedure voor de overdracht van een portefeuille verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten de Berlaimontlaan 14 BE-1000 Brussel tel. +32 2 221 37 40 fax + 32 2 221 31 04 ondernemingsnummer: 0203.201.340 RPR Brussel www.nbb.be Circulaire Brussel, 09 maart 2018 Kenmerk: NBB_2018_08 uw correspondent:

Nadere informatie

CONCEPT DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Good Practice Kapitaalbeleid kleine verzekeraars

CONCEPT DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Good Practice Kapitaalbeleid kleine verzekeraars CONCEPT DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. Good Practice Kapitaalbeleid kleine verzekeraars Good Practice van De Nederlandsche Bank N.V. van [DATUM] 2014, houdende een leidraad met betrekking tot het kapitaalbeleid

Nadere informatie

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. Juridisch kader Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT Nummer: Betreft: 101758_11-6 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d,

Nadere informatie

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's Gravenhage

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's Gravenhage > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's Gravenhage Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

DNB-intern. 27 januari Volledig herverzekerde fondsen 2011/ Vinken, W.C.M. Geacht bestuur,

DNB-intern. 27 januari Volledig herverzekerde fondsen 2011/ Vinken, W.C.M. Geacht bestuur, Toezicht Pensioenfondsen en beleggingsondernemingen Amsterdam Postbus 98 1000 AB Amsterdam DNB-intern Volledig herverzekerde fondsen 27 januari 2011 Uw kenmerk Behandeld door Vinken, W.C.M. Doorkiesnummer

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Wet toezicht accountantsorganisaties in verband met het vergroten van de transparantie van het toezicht op financiële markten (Wet transparant toezicht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 842 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met de herziening van het kader voor herstel en afwikkeling

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van een civielrechtelijk bestuursverbod (Wet civielrechtelijk bestuursverbod) VOORSTEL VAN WET Wij Willem-Alexander, bij

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011

No.W /III 's-gravenhage, 21 april 2011 ... No.W06.11.0108/III 's-gravenhage, 21 april 2011 Bij Kabinetsmissive van 8 april 2011, no.11.000859, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van

Nadere informatie

1. Inleiding. Geacht bestuur, geachte directie,

1. Inleiding. Geacht bestuur, geachte directie, De Nederlandsche Bank N.V. Toezicht horizontale functies en integriteit Expertisecentrum markttoegang Onderwerp Verzoek om reactie vanwege de vrijstelling van kleine schadeverzekeraars Postbus 98 1000

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1999 2000 Nr. 17 26 075 Wijziging van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en in verband daarmee

Nadere informatie

1 Juridisch kader BESLUIT

1 Juridisch kader BESLUIT Directie Toezicht Energie BESLUIT Nummer: Betreft: 102461/3.BT827 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d, eerste lid,

Nadere informatie

tot wijziging van het Besluit financiële markten BES in verband met de invoering van het depositogarantiestelsel

tot wijziging van het Besluit financiële markten BES in verband met de invoering van het depositogarantiestelsel Besluit van tot wijziging van het Besluit financiële markten BES in verband met de invoering van het depositogarantiestelsel Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van (...), FM/jaar/0000 M,

Nadere informatie

Besluit minimumbedrag eigen vermogen pensioenfondsen

Besluit minimumbedrag eigen vermogen pensioenfondsen Besluit minimumbedrag eigen vermogen pensioenfondsen Besluit van 27 januari 2006, Stb. 2006, 52, houdende regels ter berekening van het minimumbedrag van het eigen vermogen van pensioenfondsen en beroepspensioenfondsen

Nadere informatie

PERSBERICHT. Versterking kapitaalpositie ING met 10 miljard euro

PERSBERICHT. Versterking kapitaalpositie ING met 10 miljard euro PERSBERICHT Versterking kapitaalpositie ING met 10 miljard euro Op 19 oktober 2008 is bekend gemaakt dat ING haar kapitaal verder heeft versterkt met behulp van de Nederlandse overheid. De solvabiliteit,

Nadere informatie

Winstdeling Polishouders. Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.

Winstdeling Polishouders. Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. Winstdeling Polishouders Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. Juridische fusie Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. en RVS Levensverzekering N.V. De juridische

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 13 Besluit van 14 januari 2011 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met herverzekerde fondsen 0

Nadere informatie

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie Directie Toezicht Energie BESLUIT Nummer: 102491_1/12 Betreft: Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d, eerste lid,

Nadere informatie

Wanneer is eigenlijk sprake van feitelijk leidinggeven of opdracht geven?

Wanneer is eigenlijk sprake van feitelijk leidinggeven of opdracht geven? Q&A Inleiding Met de inwerkingtreding op 1 juli 2009 van de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk om, indien sprake is van een overtreding door een rechtspersoon, ook de feitelijk

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 259 4 januari 2012 Regeling vaststelling bedragen 2012 ex artikelen 2 en 3 Besluit bekostiging financieel toezicht 23

Nadere informatie

Juridisch kader: mededelingenbrieven financiële verslaggeving

Juridisch kader: mededelingenbrieven financiële verslaggeving Juridisch kader: mededelingenbrieven financiële verslaggeving Hieronder vindt u een overzicht van enige relevante wetsartikelen (1 januari 2019). Voor de meest actuele informatie zie https://wetten.overheid.nl/

Nadere informatie

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme; Besluit van de deken in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 12 april 2017 tot vaststelling van de beleidsregel handhaving Wwft 2017 in het arrondissement Zeeland-West- Brabant De deken van de orde

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 521 Introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 396 Besluit van 23 augustus 2011 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van verzekeraars 0 Wij Beatrix,

Nadere informatie

PVK STUDIES18 DE NOODREGELING

PVK STUDIES18 DE NOODREGELING PVK STUDIES18 DE NOODREGELING MR. P.M. Tulfer pvk studies januari 2000 18 Mr. P.M. Tulfer De auteur is werkzaam als bestuursadviseur bij de Pensioen- & Verzekeringskamer Hoewel bij deze uitgave de uiterste

Nadere informatie

: Landsverordening houdende bepalingen in verband met de invoering van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf

: Landsverordening houdende bepalingen in verband met de invoering van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf Intitulé : Landsverordening houdende bepalingen in verband met de invoering van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf Citeertitel: Invoeringsverordening Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf

Nadere informatie

Inleiding. liquidatie van verzekeringsondernemingen (PbEG 2001, L 110/28).

Inleiding. liquidatie van verzekeringsondernemingen (PbEG 2001, L 110/28). Inleiding In deze scriptie staat artikel 10 van Richtlijn 2001/17/EG betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen 1 centraal. Dit artikel gaat over de behandeling van vorderingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 218 Wijziging van de Faillissementswet in verband met de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de afwikkeling

Nadere informatie

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Turbo-liquidatie en de bestuurder Turbo-liquidatie en de bestuurder Juni 2012 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten

Nadere informatie

Handhaving pensioenrecht

Handhaving pensioenrecht Handhaving pensioenrecht Vereniging voor Pensioenrecht, 18 juni 2014 Saskia Nuyten Rechter: toezicht op handelen DNB DNB: toezicht op naleving wettelijke eisen Uitvoerder: uitvoering met als minimum wettelijk

Nadere informatie

VOORSTEL VAN WET ARTIKEL I. De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:

VOORSTEL VAN WET ARTIKEL I. De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Faillissementswet in verband met de invoering van de mogelijkheid van aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de doelmatige afwikkeling dan wel toepassing

Nadere informatie

Winstdeling Polishouders. Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.

Winstdeling Polishouders. Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. Winstdeling Polishouders Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. Juridische fusie Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. en RVS Levensverzekering N.V. De juridische

Nadere informatie

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT Nummer: Betreft: 101758_13-4 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 34 100 Wijziging van de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II en de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I ter implementatie

Nadere informatie

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

gelet op artikel 24, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme; Besluit van de deken in het arrondissement Oost-Brabant van 11 mei 2016 tot vaststelling van de beleidsregel handhaving Wwft 2016 in het arrondissement Oost- Brabant De deken van de orde in het arrondissement

Nadere informatie

BESLUIT _6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan

BESLUIT _6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT Nummer: Betreft: 101758_6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d, eerste

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 1432 18 nuari 2016 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. van 7 nuari 2016 houdende regels met betrekking tot het prudentieel

Nadere informatie

De Minister van Financiën, Besluit: De Tijdelijke regeling invoering Wft wordt als volgt gewijzigd:

De Minister van Financiën, Besluit: De Tijdelijke regeling invoering Wft wordt als volgt gewijzigd: Directie Financiële Markten Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 15 augustus 2007 FM 2007-01901 M Onderwerp Regeling tot wijziging van de Tijdelijke regeling invoering Wft De Minister van Financiën, Gelet

Nadere informatie

Gelet op de artikelen 2:26d, derde lid, en 3:3 van de Wet op het financieel toezicht;

Gelet op de artikelen 2:26d, derde lid, en 3:3 van de Wet op het financieel toezicht; Regeling van de Minister van Financiën van 2018-0000000000, directie Financiële Markten, tot wijziging van het Besluit aangewezen staten Wft en de Vrijstelingsregeling Wft in verband met de bilaterale

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet. Nummer 4246/10 Betreft

Nadere informatie

Nota inzake het handhavingsbeleid van de Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank en de Pensioen- & Verzekeringskamer

Nota inzake het handhavingsbeleid van de Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank en de Pensioen- & Verzekeringskamer Nota inzake het handhavingsbeleid van de Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank en de Pensioen- & Verzekeringskamer 1. INLEIDING Onderhavige nota dient ter beschrijving van het handhavingsbeleid

Nadere informatie

Besluit bijzondere prudentiële maatregelen beleggerscompensatie

Besluit bijzondere prudentiële maatregelen beleggerscompensatie Besluit bijzondere prudentiële maatregelen beleggerscompensatie & depositogarantie Bbpm 6 R.E. Batten, januari 2018 1 Verwerkte publicaties Staatsblad Naam Stb. 2006, nr. 507 Besluit bijzondere prudentiële

Nadere informatie

Beheerovereenkomst WINKELVASTGOEDFONDS DUITSLAND 5 NV. WVGF Dlnd 5 NV - BEH (execution copy).docx

Beheerovereenkomst WINKELVASTGOEDFONDS DUITSLAND 5 NV. WVGF Dlnd 5 NV - BEH (execution copy).docx WVGF Dlnd 5 NV - BEH (execution copy).docx ONDERGETEKENDEN: I. Holland Immo Group Beheer B.V., een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, statutair gevestigd te Eindhoven en kantoorhoudende

Nadere informatie

TWEEDE VERSLAG CURATOR EX ARTIKEL 73a FAILLISSEMENTSWET 29 september 2010

TWEEDE VERSLAG CURATOR EX ARTIKEL 73a FAILLISSEMENTSWET 29 september 2010 TWEEDE VERSLAG CURATOR EX ARTIKEL 73a FAILLISSEMENTSWET 29 september 2010 in het door de rechtbank in Amsterdam op 14 juni 2010 uitgesproken faillissement van: JOMED N.V. te Amsterdam faillissementsnummer:

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank Eurosysteem

De Nederlandsche Bank Eurosysteem De Nederlandsche Bank Eurosysteem Amsterdam Postbus 98 1000 AB Amsterdam RW Honig Prins Frederikstraat 62 5951 BT Belfeld Datum Uw kenmerk Dossiernummer DCR641624 Doorkiesnummer 0800 020 1068 (gratis)

Nadere informatie

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 1 Datum: 17 mei 2016. Gegevens failliet: ABOS Finance B.V. KvK-nummer: 30171057

FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 1 Datum: 17 mei 2016. Gegevens failliet: ABOS Finance B.V. KvK-nummer: 30171057 FAILLISSEMENTSVERSLAG Nummer: 1 Datum: 17 mei 2016 Gegevens failliet: ABOS Finance B.V. KvK-nummer: 30171057 Faillissementsnummer: F.16/16/243 Datum uitspraak: 19 april 2016 Rechter-commissaris: mr. M.H.F.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 131 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de uitvoering van Richtlijn nr. 2005/68/EG van het Europees Parlement en

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 236 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten (Wijzigingswet financiële markten 2013) Nr. 10 DRD NOTA VAN WIJZIGING

Nadere informatie

In artikel 5 wordt 3:47, eerste en vijfde lid, 3:99, eerste lid, of 3:149 vervangen door 3:47, eerste en vijfde lid, of 3:99, eerste lid,.

In artikel 5 wordt 3:47, eerste en vijfde lid, 3:99, eerste lid, of 3:149 vervangen door 3:47, eerste en vijfde lid, of 3:99, eerste lid,. Besluit van tot wijziging van het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depositogarantie Wft en enige andere besluiten (Besluit herstel

Nadere informatie

Deze lijst is bijgewerkt tot en met 1 juni 2009.

Deze lijst is bijgewerkt tot en met 1 juni 2009. Disclaimer De onderhavige lijst van bepalingen van algemeen belang voor levensverzekeraars en schadeverzekeraars is niet volledig en evenmin uitputtend. Verzekeraars met zetel in een andere lidstaat van

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 61542 31 oktober 2017 Protocol tussen De Nederlandsche Bank N.V. en de Autoriteit Consument en Markt betreffende concentraties

Nadere informatie

MEEST GESTELDE VRAGEN AAN VERBOND VAN VERZEKERAARS

MEEST GESTELDE VRAGEN AAN VERBOND VAN VERZEKERAARS MEEST GESTELDE VRAGEN AAN VERBOND VAN VERZEKERAARS 1. ING en AEGON hebben een kapitaalinjectie van de Nederlandse overheid ontvangen. Waarom is dat gebeurd? De belangrijkste reden voor deze kapitaalinjecties

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 144 Besluit van 14 maart 2011, houdende wijziging van het Besluit Prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 231 Wet van 21 april 2011, houdende introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 323 Besluit van 22 juni 2011 tot wijziging van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft in verband met de implementatie van titel

Nadere informatie

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. Juridisch kader Dienst uitvoering en toezicht Energie BESLUIT Nummer: Betreft: 101759_19-6 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van gas aan kleinverbruikers op grond van artikel 45, eerste lid,

Nadere informatie

Algemene gegevens. Openbaar faillissementsverslag natuurlijk persoon. (ex art. 73a Fw.) Verslagdatum: Volgnummer: 3

Algemene gegevens. Openbaar faillissementsverslag natuurlijk persoon. (ex art. 73a Fw.) Verslagdatum: Volgnummer: 3 Algemene gegevens Insolventienummer: Naam schuldenaar / schuldenaren: Adres: Woonplaats: F.16/14/955 dhr. van Reenen Woon- of verblijfplaats onbekend Geboortedatum: 22-11-1967 Datum faillissement: 28-10-2014

Nadere informatie

4204 REGELING INCIDENTEN KREDIETINSTELLINGEN EN VERZEKERAARS NEDERLANDSE STAATSCOURANT VAN 23 DECEMBER 2003 NR 248

4204 REGELING INCIDENTEN KREDIETINSTELLINGEN EN VERZEKERAARS NEDERLANDSE STAATSCOURANT VAN 23 DECEMBER 2003 NR 248 4204 REGELING INCIDENTEN KREDIETINSTELLINGEN EN VERZEKERAARS NEDERLANDSE STAATSCOURANT VAN 23 DECEMBER 2003 NR 248 Regeling van De Nederlandsche Bank N.V. en de Pensioen- & Verzekeringskamer ingevolge

Nadere informatie

1 Wat is de Wet op het financieel toezicht?

1 Wat is de Wet op het financieel toezicht? 1 Wat is de Wet op het financieel toezicht? 1.1 Korte introductie Vanaf 1 januari 2007 is de Wet op het financieel toezicht (in het vervolg met de afkorting Wft aangeduid) in werking getreden. Deze wet

Nadere informatie

Workshop Toezicht op vrije. Maurice Verhoeven en Sjoerd Warringa

Workshop Toezicht op vrije. Maurice Verhoeven en Sjoerd Warringa Workshop Toezicht op vrije beroepsoefenaren Maurice Verhoeven en Sjoerd Warringa 23 september 2010 Toezicht: ja Inzicht: nee Agenda Inleiding en afbakening Toezicht op accountants Toezicht op curatoren

Nadere informatie

Nadere voorschriften inzake de continuïteit van de beroepsuitoefening door de openbaar accountant

Nadere voorschriften inzake de continuïteit van de beroepsuitoefening door de openbaar accountant Nadere voorschriften inzake de continuïteit van de beroepsuitoefening door de openbaar accountant Het bestuur van de Orde Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants, Gelet op artikel 25, derde

Nadere informatie

DNB-intern. 27 januari Gedeeltelijk herverzekerde fondsen 2011/ Vinken, W.C.M. Geacht bestuur,

DNB-intern. 27 januari Gedeeltelijk herverzekerde fondsen 2011/ Vinken, W.C.M. Geacht bestuur, Toezicht Pensioenfondsen en beleggingsondernemningen Postbus 98 1000 AB Amsterdam DNB-intern Gedeeltelijk herverzekerde fondsen 27 januari 2011 Uw kenmerk Behandeld door Vinken, W.C.M. Doorkiesnummer Bijlage(n)

Nadere informatie

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2012)0217),

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2012)0217), P7_TA-PROV(2012)0267 Verzekering en herverzekering (Solvabiliteit II) ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 3 juli 2012 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement

Nadere informatie

de Aanbieder en de Bemiddelaar, hierna gezamenlijk ook te noemen Partijen,

de Aanbieder en de Bemiddelaar, hierna gezamenlijk ook te noemen Partijen, S A M E N W E R K I N G S O V E R E E N K O M S T M A R K E L O N L I N E De ondergetekenden, 1. Markel International Insurance Company Limited, handelend onder de naam Markel International Nederland,

Nadere informatie

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Toelichting. Algemene toelichting. Hoofdstuk 2 Herstellend traject Toelichting Algemene toelichting Hoofdstuk 2 Herstellend traject In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden. Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang Het college

Nadere informatie

- 1 - BESLUIT de Nederlandsche Bank NV (hierna: DNB) het navolgende.

- 1 - BESLUIT de Nederlandsche Bank NV (hierna: DNB) het navolgende. - 1 - Gelet op de artikelen 3:5, eerste lid, 1:72, eerste lid, en 1:79 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) en de artikelen 3:2, 3:4, tweede lid, 3:46, 4:8, tweede lid, 5:16, 5:20, eerste

Nadere informatie

Verlening van de aanvankelijke verklaringen van geen bezwaar

Verlening van de aanvankelijke verklaringen van geen bezwaar Directie Financiële Markten De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 26 februari 2008 FM 2008-00445 M Onderwerp ABN

Nadere informatie

Vragen & antwoorden over uw pensioen en de kredietcrisis

Vragen & antwoorden over uw pensioen en de kredietcrisis Vragen & antwoorden over uw pensioen en de kredietcrisis Corporate Pensioen 4 Juni 2009 Vragen 1. Hoe zeker is mijn toekomstige pensioenvoorziening bij Nationale-Nederlanden? 3. Hoe weet ik hoeveel pensioen

Nadere informatie

Aanvullende Voorwaarden Spaargroeiverzekering SGV-0311

Aanvullende Voorwaarden Spaargroeiverzekering SGV-0311 Aanvullende Voorwaarden Spaargroeiverzekering SGV-0311 Artikel 1 Begripsomschrijvingen De navolgende definities en voorwaarden zijn van toepassing indien en voor zover zij in de polis staan vermeld. 2.6

Nadere informatie

Evaluatieverslag De Nederlandsche Bank NV (DNB)

Evaluatieverslag De Nederlandsche Bank NV (DNB) Evaluatieverslag De Nederlandsche Bank NV (DNB) Beschrijving De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) is verantwoordelijk voor het bewaken van de financiële stabiliteit. Dit doet zij door haar drie hoofdtaken

Nadere informatie

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie Directie Toezicht Energie BESLUIT Nummer: 102467_1-11 Betreft: Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers op grond van artikel 95d, eerste lid,

Nadere informatie