AFC $cl AuW. Aanbiedingsbrief statenvoorstel provinciale norm voor topinkomens. Middelburg,

Transcriptie

1 P R O AFC $cl AuW. Afdeling Financieel-economische zaken p ka t5 b u ~ 1 2 OKT lllll lllll lllll l illll lilll l llll 4 A7C I Provincie Zeeland I I 1 CLASS. k bericht op brief van: uw kenmerk: De voorzitter van Provinciale Staten t.a.v. de Statengriffier ons kenmerk: afdeling: Financieel-economische Zaken bijlage(n): 2 behandeld door: A. Barentsen doorkiesnummer: (01 18) onderwerp: Aanbiedingsbrief statenvoorstel provinciale norm voor topinkomens verzonden: Middelburg, Geachte voorzitter, In uw vergadering van 14 november 2008 heeft u een motie aangenomen betreffende het toevoegen van een provinciale norm voor topinkomens aan de subsidieregels. In de vergadering van 18 december 2009 hebben wij u een statenvoorstel voorgelegd voor het opnemen van deze norm in de Algemene Subsidieverordening Zeeland Destijds heeft u besloten tot uitstel in afwachting van een nieuw voorstel. Hierbij zenden wij u een gewijzigd voorstel voor het opnemen van een provinciale norm voor topinkomens in de Algemene Subsidieverordening Zeeland In bijlage 2 vindt u nog een voorstel voor wijziging van het Algemeen Subsidiebesluit Zeeland Het toevoegen van een norm voor topinkomens heeft namelijk ook gevolgen voor deze regels. U hoeft over deze regels geen besluit te nemen. Het Algemeen Subsidiebesluit valt namelijk onder de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten. Deze wijzigingen worden derhalve ter kennisname aan u voorgelegd. Wij verzoeken u dit voorstel te behandelen in de vergadering van Provinciale Staten van 17 december Daarnaast verzoeken wij u dit voorstel te agenderen voor de vergadering van de commissie Bestuurlijke en Financiële Zaken van 24 november Hoogachtend, gedeputeerde staten, namens dezen, /' drs. R. ~l~~cf6ère, hoofd afdeling Financieel-economische Zaken.

2 Provinciale Staten Provincie Zeeland Gedeputeerde belast met behandeling: Onderwerp: Beveren, C. van Provinciale norm voor topinkomens toevoegen aan de Algemene Subsidieverordening Zeeland 2007 Vergadering PS: Nr: FEZ-1 93 Agenda nr: Vergadering GS: Nr: VOORSTEL Aan de Provinciale Staten van Zeeland Samenvatting: Bijgaand treft u een voorstel aan om een norm voor topinkomens toe te voegen aan de Algemene subsidieverordening In uw vergadering van 14 november 2008 heeft u besloten dat deze norm dient te worden toegevoegd aan de subsidieverordening. De norm voor topinkomens regelt dat er geen subsidie wordt verleend aan een instelling, waarbij personen werkzaam zijn die meer verdienen dan de gestelde norm. De norm is gebaseerd op de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens. Hierin wordt het gemiddeld belastbaar loon van de ministers als norm gehanteerd. De uitvoering is zo pragmatisch mogelijk ingericht. Het brengt hierdoor, voor zowel de subsidieontvanger als de Provincie Zeeland, een minimum aan administratieve lasten met zich mee. Om discussie te voorkomen is de norm van toepassing op iedere subsidie die wordt verstrekt op basis van de Algemene Subsidieverordening Zeeland Daarnaast is de norm van toepassing op iedere werknemer van de instelling, ook inhuurkrachten worden in bepaalde gevallen gebonden aan de inkomensnorm. Om overgangsproblemen en tegenstrijdigheden met inhoudelijke beleidsprioriteiten te voorkomen, kunnen Gedeputeerde Staten gemotiveerd afwijken van de norm. Wij informeren u jaarlijks over de gevallen waarin is afgeweken van de topinkomens norm. Wat willen we bereiken? In uw vergadering van 14 november 2008 heeft u een motie aangenomen. In de motie wordt uitgesproken dat per 1 januari 2009 geen subsidie meer wordt verleend aan in hoofdzaak publiek gefinancierde instellingen waar de salarissen van de directeuren/bestuurders hoger zijn dan de het salaris van de provincie bestuurders. Wij willen met de norm voor topinkomens bereiken dat de publiek gefinancierde instellingen zich matigen in het toekennen van salarissen aan hun bestuurders. Daarnaast willen wij hiermee bereiken dat instellingen publieke middelen verantwoord uitgeven. Indien een instelling deze salarissen niet matigt, dan is in principe hiervan de consequentie dat zij geen subsidie meer ontvangen van de Provincie Zeeland. De hogere bezoldiging van directeuren en bestuurders duidt er op dat de betreffende instelling voldoende financiële armslag heeft om haar maatschappelijke functie uit te voeren. In uw vergadering van 18 december 2009 is een eerste voorstel behandeld met betrekking tot de norm voor topinkomens. U heeft toen gevraagd naar de praktische toepassing en de juridische consequenties. ii >

3 Waaraan kunnen we zien of alles bereikt is? Het is niet gemakkelijk te toetsen of vanuit publieke middelen gefinancierde instellingen de hoogte van salarissen zullen matigen. Het toevoegen van de norm aan de Algemene Subsidieverordening Zeeland 2007 zorgt er in ieder geval wel voor dat de instellingen waarbij hogere salarissen worden gegeven dan de norm voor topinkomens, geen subsidie meer ontvangen. Ook komt er meer inzicht in het niveau van de salarissen bij gesubsidieerde instellingen. De instellingen worden door de nieuwe norm voor topinkomens voor de keuze gesteld om hun salarishuishouding te verlagen, of genoegen te nemen met minder inkomsten vanuit subsidies. Als er geen subsidie kan worden verleend doordat bij een instelling de norm wordt overschreden, dan is het mogelijk om dit aan te kaarten in een bestuurlijk overleg. Dit kan er voor zorgen dat instellingen die worden gefinancierd met publieke middelen, bewuster worden van de omgang met publiek geld. Wat doen we daarvoor? In de Algemene Subsidieverordening Zeeland 2007 wordt het volgende toegevoegd: 1 Subsidie wordt slechts verstrekt aan een instelling waarbij geen bestuurder, directeur of medewerker werkzaam is waarvan de som van het belastbare loon en de voorzieningen betaalbaar op termijn het gemiddeld belastbaar loon van de ministers, te boven gaat. 2 Subsidie wordt slechts verstrekt aan een instelling waarbij geen externe is ingehuurd op een functie die binnen een termijn van 18 aaneengesloten maanden langer dan 12 maanden door de desbetreffende externe is bezet, waarbij het gefactureerd bedrag het gemiddelde belastbare loon van de ministers vermeerderd met een factor van 20 procent voor werkgeverslasten, vermeerderd met een factor van 30 procent van overige bureaukosten, te boven gaat. Bovenstaande artikelen lijken op het eerste oog ingewikkeld geformuleerd. De reden hiervoor is dat aansluiting is gezocht bij de definities zoals deze worden gehanteerd bij het Rijk. Inhoudelijk komt het er op neer dat het loon van de medewerker wordt bepaald door de som van het belastbaar loon (bedrag op de jaaropgave), het werkgevers en werknemersdeel van de pensioensafdracht, de betaling van de werkgever ten behoeve van een pensioensvoorziening, voorziening voor een VUT-regeling, levensloop of sabbatical en ontslagvergoedingen. Dit is overigens duidelijk omschreven in de toelichting op de regels. Het toevoegen van deze artikelen zorgt er voor dat een instelling geen subsidie krijgt indien een medewerker meer verdient dan het gemiddelde loon van alle ministers. De norm voor topinkomens is door het opnemen in de Algemene Subsidieverordening Zeeland 2007 niet van toepassing op privaatrechtelijke aangelegenheden zoals opdrachtverstrekking en concessies. Daarnaast is de topinkomens norm niet van toepassing op subsidies die worden verstrekt op basis van andere verordeningen dan de Algemene Subsidieverordening Zeeland Voorbeelden hiervan zijn subsidies voor jeugdzorg en inrichting landelijk gebied (ILG). Uit praktische overwegingen is de norm van toepassing op iedere instelling. Daarnaast is het van toepassing op iedere medewerker. In een iets aangepaste vorm is het ook van toepassing op (langdurig) ingehuurde krachten. Gezien de discussie in uw statenvergadering van 18 december 2009, alsmede de landelijke discussie over de in te voeren Balkenende-norm is er meermaals gesproken over een afwijkmogelijkheid. Deze is omschreven in het 4e en 5e lid van het artikel over de provinciale topinkomens norm. Daarnaast is er nog een lid toegevoegd dat regelt hoe wordt omgegaan met deeltijddienstverbanden. Door toevoeging van de bepalingen over de provinciale norm voor topinkomens zijn om praktische redenen de huidige artikelen 2 en 3 van de Algemene Subsidieverordening samengevoegd. Hieronder wordt verder ingegaan op de door ons gemaakte keuzes. Afwijkmogelijkheid In het nieuwe artikel met de topinkomens norm is ook een afwijkmogelijkheid opgenomen. Het is namelijk denkbaar dat het verstrekken van een subsidie belangrijker is dan het vasthouden aan de norm voor topinkomens. De afwijkmogelijkheid biedt ook gelegenheid om met een instelling een overgangsperiode af te spreken over de subsidiëring in relatie tot topsalarissen. Uiteraard kunnen er aanvullende verplichtingen worden opgenomen in de subsidiebeschikking over bijvoorbeeld de duur van deze periode. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om gebruik te maken van de mogelijkheid tot afwijken van de norm. Wij verantwoorden jaarlijks de gevallen waarbij is afgeweken van de norm middels de jaarrekening. Daar moet de Provincie Zeeland namelijk ook melding maken van werknemers en bestuurders die meer verdienen als de norm uit de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens. 3

4 Aansluiting bij het ministersalaris In uw motie stelt u voor met de norm aan te sluiten bij het salaris van de Commissaris van de Koningin. In ons voorstel sluiten wij echter aan bij het gemiddelde salaris van de ministers. Dit is ook de normering die het Rijk stelt in de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT). De belangrijkste overweging is dat er hierdoor meer duidelijk ontstaat bij de instellingen, met name die instellingen die werkzaam zijn over de provinciegrens. Zij worden immers maar geconfronteerd met één norm en niet steeds met verschillende normen. Daarnaast is het aansluiten bij de Rijksnorming erg praktisch voor de provincie. Jaarlijks maakt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties de nieuwe norm bekend. Hierdoor is het niet nodig ieder jaar de norm voor topinkomens in de algemene subsidieverordening te wijzigen, doordat in de subsidieverordening een verwijzing wordt gemaakt naar de bekendmaking van de norm door de minister. Een publicatie op de website of een persbericht is hiermee voldoende om de nieuwe norm kenbaar te maken aan de gesubsidieerde instellingen. Daarnaast is het aansluiten bij het Rijk efficiënt, aanzien het Rijk de regels met betrekking tot de norm zorgvuldig heeft uitgewerkt. Op de website van het Rijk (topinkomens.minbzk.nl) staat duidelijk uitgelegd hoe een instelling het loon van hun medewerkers dient te bepalen en hoe het gemiddeld belastbaar loon van de ministers wordt berekend. Het rijk heeft ook al enige ervaring met de norm. Zij hebben daarom al een rubriek met vraag en antwoord op de website geplaatst. Dit vergemakkelijkt nog meer de praktische uitvoerbaarheid van de inkomensnorm. De website is daarnaast eenvoudig te raadplegen. Voor iedere medewerker In de motie wordt gesteld dat het salaris van de directeur(en)/bestuurder(s) aan de inkomensnorm moet voldoen. Doorgaans zijn dit ook de medewerkers van een instelling met het hoogste inkomen. Om uitzonderingen te ondervangen kan de norm beter van toepassing worden verklaard op iedere medewerker van een instelling. Zo worden ook de salarissen van andere topfunctionarissen meegenomen in de vergelijking met de topinkomens norm. Ook voor interim functionarissen We stellen voor om ook een norm te hanteren voor de inhuur van externen. Zo worden instellingen die bijvoorbeeld een externe directeur in dienst hebben tegen een topsalaris niet bevoordeeld ten opzichte van instellingen met een directeur in vaste dienst. Nadrukkelijk willen wij kenbaar maken dat deze norm niet van toepassing is op de inhuur van een accountant of advocaat. Het moet gaan om de invulling van een (tijdelijke) formatieplaats. Daarnaast dient de externe binnen een periode van 18 aaneengesloten maanden, ten minste 12 maanden te zijn ingehuurd. Het is voor instellingen zo doende wel mogelijk om bijvoorbeeld een topfunctionaris voor een korte periode in te huren voor het assisteren bij een reorganisatie met de mogelijkheid tot subsidiëring te behouden. Bij het instellen van een norm voor inhuur van externen moet rekening gehouden worden met de wijze waarop de uurtarieven van externen wordt berekend. Het totaal gefactureerd bedrag komt namelijk niet in zijn geheel in handen van de externe. Daarom wordt rekeninggehouden met marges voor bureaukosten en werkgeverslasten. Daarnaast wordt rekening gehouden met het percentage declareerbare uren dat externen worden geacht te maken. Het Rijk hanteert vanaf 1 januari een norm voor inhuurcontracten. Deze norm is bepaald aan de hand van het wetsvoorstel voor de Wet normering uit publieke middelen bekostigde bezoldiging topfunctionarissen (WNT) Deze wordt vermeerderd met een factor van 20 procent werkgeverslasten. Die uitkomst wordt vervolgens nog vermeerderd met een factor van 30 procent voor bureaukosten. De Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) is inmiddels een aantal jaren van kracht. De Wet normering uit publieke middelen bekostigde bezoldiging topfunctionarissen (WNT) is nog in ontwerp. Het is niet bekend op welke termijn deze wet wordt ingevoerd. Daarom is het voorstel om bij de Provincie Zeeland uit te gaan van het gemiddeld belastbaar loon van de ministers op basis van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) in plaats van het maximum bepaald in de Wet normering uit publieke middelen bekostigde bezoldiging topfunctionarissen (WNT). Er zijn geen grote verschillen tussen de beide wetten, het maximum uit de Wet normering uit publieke middelen bekostigde bezoldiging topfunctionarissen (WNT) is bepaald op E ,00, het gemiddeld loon van de ministers bedraagt E ,OO. 4

5 Voor het jaar 2010 zou op basis van het gemiddeld belastbaar loon van de ministers de norm voor inhuur van medewerkers als volgt zijn: ,OO + 20 procent werkgeverslasten = E ,OO E 225,600,OO + 30 procent bureaukosten = E ,OO. Op basis van declareerbare uren, zoals het Rijk deze hanteert, is dit bedrag vergelijkbaar met een uurtarief van E 225,60. Dit tarief kan ook worden gebruikt bij ingehuurde externen die werkzaam zijn op een deeltijdfunctie. Dit tarief dient uiteraard jaarlijks op nieuw te worden bepaald. Relatie met wetsvoorstel: Wet normering uit publieke middelen bekostigde bezoldiging topfunctionarissen (WNT) Ook bij het Rijk is men bezig met het invoeren van een norm voor topinkomens. Deze is op dit moment verwerkt in een nog niet openbaar wetsvoorstel. Deze ligt ter toetsing bij de Raad van State. Daarna zal het wetsvoorstel nog worden voorgelegd aan de Tweede en Eerste Kamer. In ons voorstel wordt nog niet aangesloten bij het wetsvoorstel Wet normering uit publieke middelen bekostigde bezoldiging topfunctionarissen (WNT). Nog onzeker is wanneer en of deze norm in werking zal treden. De Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) is een goed alternatief en komt grotendeels overeen met de Wet normering uit publieke middelen bekostigd bezoldiging topfunctionarissen. Zodra de wet in werking is getreden, komen wij met een voorstel tot wijziging. In plaats van aansluiting te zoeken met de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) wordt er dan aansluiting gezocht met de Wet normering uit publieke middelen bekostigd bezoldiging topfunctionarissen (WNT). Van toepassing op iedere instelling Uw motie geeft aan dat de inkomensnorm van toepassing dient te zijn op instellingen die (in hoofdzaak) publiek worden gefinancierd. Op het eerste gezicht lijkt dit een heldere definitie. Bij nadere beschouwing zijn de exacte grenzen van de definitie lastiger te bepalen. Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies zijn vanzelfsprekend publiek gefinancierd. Bij een ziekenhuis ligt het anders. De instelling ontvangt de meeste middelen van zorgverzekeraars. Een conclusie kan zijn dat er daardoor geen sprake is van publieke financiering. Een andere visie is ook mogelijk. Het is immers voor iedere burger verplicht om een zorgverzekering af te sluiten en daarvoor premie te betalen. De inkomsten van een zorgverzekeraar en daarmee ook de inkomsten van het ziekenhuis zijn dan wel voor een groot deel uit publieke middelen afkomstig. Naast de ziekenhuizen zijn er nog enkele andere instellingen waarbij de financiering op de grens ligt tussen publieke- en private financiering. Voorbeelden zijn openbaar vervoersbedrijven, woningcorporaties en zorginstellingen. Een definitie van een hoofdzakelijk met publieke middelen gefinancierde instelling is moeilijk op papier te geven. Een andere optie is om een lijst op te stellen met instellingen waarvoor de provinciale topinkomens norm moet gelden. De verwachting is echter dat een dergelijke lijst net zo veel discussie oproept als een definitie. De onduidelijkheid kan worden weggenomen door de provinciale topinkomens norm voor alle subsidies die worden verstrekt op grond van de Algemene Subsidieverordening Zeeland 2007 van toepassing te verklaren. In combinatie met een mogelijkheid om uitzonderingen te maken is deze optie wat ons betreft praktisch gezien het meest wenselijk. Wat mag het kosten? Niet van toepassing. 5

6 Wij stellen u voor te besluiten overeenkomstig bijgevoegd ontwerp-besluit. gedeputeerde staten, Karla Peijs, voorzitter, Viek Verdult, secretaris. De staten der provincie Zeeland, gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 5 oktober 201 0, nr ; - overwegende dat het wenselijk is om een norm te stellen met betrekking tot topinkomens; - gelet op artikel 143 Provinciewet jo. Artikel 4:23 van de Algemene wetbestuursrecht en artikel 152 van de Provinciewet; besluiten: Artikel I Vast te stellen de navolgende wijzigingen van de Algemene Subsidieverordening Zeeland 2007: A artikel 1 van de Algemene Subsidieverordening Zeeland 2007 aan te passen door invoeging van sub j, k en I: Artikel 1 In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. SMART: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden; b. programmabegroting: de jaarlijks door provinciale staten vastgestelde begroting waarin de gelden per beleidsprogramma worden verdeeld; C. beleidsdoelstelling: een door provinciale staten in de programmabegroting en beleidsnota's vastgestelde doelstelling van het provinciaal beleid; d. resultaatsubsidie: een subsidie voor een SMART geformuleerde activiteit; e. budgetsubsidie: een resultaatsubsidie aan een in een beleidsnota genoemde instelling, die uitvoering geeft aan meerjarige provinciale beleidsdoelstellingen; f. stimuleringssubsidie: een subsidie ter stimulering van een niet SMART formuleerbare activiteit; 9. actiebegroting: een door gedeputeerde staten vastgestelde begroting, waarin het bedrag per beleidsdoelstelling nader is verdeeld; h. prestatieafspraak: een als resultaat van een te subsidiëren activiteit geformuleerd doel of subdoel; I. prestatieverwachting: een door gedeputeerde staten opgestelde verwachting van de prestaties die een instelling die in aanmerking komt voor een budgetsubsidie gedurende de subsidieperiode kan leveren. j. belastbaar loon: loon in de zin van artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met de eindhefingsbestanddelen bedoeld in artikel 31 van die wet; k. gemiddeld belastbaar loon van de ministers: het als laatst in de Staatscourant gepubliceerde gemiddeld belastbaar loon van de ministers bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens. ' 1. externe: een persoon die niet in loondienst is bij de instelling, maar wel een formatieplaats bezet.

7 B artikel 2 van de Algemene Subsidieverordening Zeeland 2007 aan te passen door invoeging van lid 2 en 3: Artikel 2 1 Subsidie wordt slechts verstrekt voor een activiteit die bijdraagt aan de realisering van een beleidsdoelstelling. 2 Provinciale staten kunnen besluiten dat naar aanleiding van een bijzondere gebeurtenis subsidie kan worden verleend in afwijking van het in artikel 2 eerste lid bepaalde en stellen daartoe dan de benodigde middelen beschikbaar. 3 Ingeval van een besluit als bedoeld in het tweede lid, stellen gedeputeerde staten zonodig nadere regels terzake van het verstrekken van de subsidie. C Artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Zeeland 2007 te wijzigen in: Artikel 3 1. Subsidie wordt slechts verstrekt aan een instelling waarbij op het moment van aanvraag van de subsidie er geen bestuurder, directeur of medewerker werkzaam is waarvan de som van het belastbare loon en de voorzieningen betaalbaar op termijn het gemiddeld belastbaar loon van de ministers, te boven gaat. 2. Subsidie wordt slechts verstrekt aan een instelling waarbij op het moment van aanvraag van de subsidie er geen externe is ingehuurd op een functie die binnen een termijn van 18 aaneengesloten maanden langer dan 12 maanden door de des betreffende externe is bezet, waarbij het gefactureerd bedrag het gemiddelde belastbare loon van de Ministers vermeerderd met een factor van 20 procent voor werkgeverslasten, vermeerderd met een factor van 30 procent van overige bureaukosten, te boven gaat. 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van een dienstverband met een kleinere omvang dan het voltijds dienstverband, waarbij de som van het belastbaar loon en de voorzieningen betaalbaar op termijn meer bedraagt dan het gemiddeld belastbaar jaarloon van de ministers vermenigvuldigd met het aantal uren waarop het dienstverband betrekking heeft en gedeeld door het aantal uren van een voltijds dienstverband van de instelling. 4. Gedeputeerde Staten kunnen gemotiveerd afwijken van hetgeen bepaalt in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel en stellen Provinciale Staten jaarlijks daa~an achteraf in kennis. D De toelichting op artikel 2 en 3 van de Algemene Subsidieverordening Zeeland 2007 te wijzigen in: Artikel 2 Op grond van artikel 4:23, eerste lid, Awb mag in beginsel alleen subsidie worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Daaraan wordt in het eerste lid van dit artikel invulling gegeven. Er is gekozen voor een verwijzing naar de doelstellingen in de programmabegroting en specifieke beleidsnota's. Primair worden hiermee de door provinciale staten vastgestelde (meerjarige) beleidsnota's bedoeld. De reden voor deze keuze is dat hiermee de wettelijke grondslag zo flexibel mogelijk wordt ingevuld en wordt voorkomen dat bij iedere beleidswijziging ook de Algemene Subsidieverordening moet worden aangepast. Met het tweede lid van dit artikel wordt bepaald dat provinciale staten kunnen besluiten dat in afwijking van het eerste lid subsidie mag worden verleend indien er sprake is van bijzondere gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld ten behoeve van de wederopbouw naar aanleiding van een natuurramp. In het derde lid wordt bepaald dat gedeputeerde staten in dergelijke gevallen bevoegd zijn zonodig nadere regels te stellen. Artikel 3 Artikel 3 houdt in dat er geen subsidie wordt verleend aan instellingen waarbij een medewerker meer loon ontvangt dan het gemiddelde belastbaar loon van de ministers. Bij deze normering wordt aangesloten bij de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens. De vergoedingen betaalbaar op termijn houden hierbij in: de betalingen van de werkgever ten behoeve van pensioensvoorziening (inclusief het werknemersdeel dat door de werkgever op het bruto salaris in mindering wordt gebracht), maar ook voorzieningen voor een VUT-regeling, levensloop of een sabbatical. Het loon van de medewerker wordt, overeenkomstig bovengenoemde wet, bepaald door de som van: het belastbaar loon (bedrag op jaaropgave) het werkgevers en werknemersdeel van de pensioensafdracht (onderdeel voorzieningen betaalbaar op termijn)

8 - overige vergoedingen betaalbaar op termijn: o de betaling van de werkgever ten behoeve van een pensioensvoorziening (inclusief het werknemersdeel dat door de werkgever op het bruto salaris in mindering wordt gebracht) O voorzieningen voor een VUT-regeling, levensloop of een sabbatical - Ontslagvergoedingen voor zover deze al niet in het belastbaar loon zijn opgenomen. De Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) bepaalt dat het gemiddelde belastbaar loon van de ministers zes weken na afloop van het kalenderjaar waarop het betrekking heeft wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Voor de Provincie Zeeland is steeds het meest recent gepubliceerde belastbaar loon van toepassing. Bijvoorbeeld: Het gemiddeld belastbaar loon van de ministers over het jaar 2009 was E ,OO. Dit is op 4 februari gepubliceerd in de Staatscourant. Dit gemiddeld belastbaar loon is voor de Provincie Zeeland van toepassing tot het moment dat de Minister van Binnenlandse Zaken en koninkrijkrelaties het gemiddeld belastbaar loon van de ministers over heeft gepubliceerd in de Staatscourant. Gedeputeerde Staten bepalen in het Algemeen subsidiebesluit op welke wijze dit artikel wordt nageleefd (zie artikel 4, eerste lid, sub h). Het tweede lid regelt dat de normering ook van toepassing is op de inhuur van een externe. In dat geval gaat de normering pas lopen op het moment dat een medewerker voor langer dan 12 maanden is ingehuurd op een functie (formatieplaats) binnen een termijn van 18 maanden. De inhuur van een derde is vaak duurder dan iemand die direct in vaste dienst is. Het bedrijf waar de ingehuurde kracht werkzaam is rekent de werkgeverslasten door en heeft daarnaast nog een opslag voor bureaukosten. Vanaf 1 januari heeft het rijk een norm voor inhuurcontracten. De provincie hanteert deze norm voor het bepalen van de norm voor topinkomens indien er sprake is van inhuur van extern personeel. De norm komt neer op het gemiddeld belastbaar loon van de ministers, vermeerderd met een factor van 20 procent voor werkgeverslasten. De uitkomst hiervan wordt vermeerderd met een factor van 30 procent bureaumarge. Uitgaande van een gemiddeld belastbaar loon van de minister van E ,OO bedraagt de norm voor inhuur van een externe: E ,OO + 20 procent werkgeverslasfen = ,OO E ,OO + 30 procent bureaumarge = E ,OO. In het geval van een deeltijddienstbetrekking wordt de norm bepaald aan de hand van het gemiddeld belastbaar loon van de ministers omgerekend naar een deeltijd betrekking. Dit is geregeld in artikel 3 derde lid. Om de norm te bepalen wordt gebruik gemaakt van het bij de instelling gebruikelijke aantal uren van een voltijddienstverband. Stel dat een bestuurder gedurende 20 uur per week werkzaam is voor een bepaalde instelling en het gebruikelijke voltijddienstverband bij de instelling 40 uur betreft. Om de norm te bepalen dient de volgende formule te worden uitgewerkt: Gemiddeld belastbaar loon van de ministers x aantal uren waarop het dienstverband betrekkinq heeft Gebruikelijk aantal uren van een voltijddienstverband Voor het jaar 2009 zou de norm voor bovengenoemde bestuurder als volgt worden bepaald: E ,OO x 20 uur = = E ,OO 40 uur 40 uur De norm voor deze bestuurder in het jaar 2009 is E ,OO. Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van de normering (lid 4). Mogelijke afwijkmogelijkheden zijn situaties waarbij het inhoudelijk belang van de te subsidiëren activiteit de salarisnormering te boven gaat, of dat Gedeputeerde Staten besluiten om over te gaan tot een overgangsperiode voor een bepaalde instelling. Indien wordt afgeweken van de norm door Gedeputeerde Staten, wordt dit achteraf kenbaar gemaakt aan Provinciale Staten. Dit geschiedt jaarlijks via de jaarrekening. 8

9 Artikel II Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst. Aldus vastgesteld in de vergadering van provinciale staten van 17 december Voorzitter,... Griffier,... 9

10 Bijlage 2: Wijzigingen ASB Aan artikel 4 van hef ASB sub h en i toevoegen. Artikel 4 1. De aanvraag bevat tenminste: a. een SMART beschrijving van de activiteit, b. een uiteenzetting van de wijze waarop de activiteit bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen van de provincie Zeeland; c. de duur van de activiteit; d. het geografisch gebied waarop de activiteit betrekking heeft; e. een concrete beschrijving van het verwachte resultaat en het na te streven kwaliteitsniveau; f. een plan van aanpak; g. een begroting; h. een verklaring van het bestuur of de directie van de instelling waaruit blijkt dat de instelling voldoet dan wel niet voldoet aan de voorwaarde dat het belastbaar loon en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, bij een deeltijdbetrekking omgerekend naar een voltijdbetrekking van de bestuurders, directeuren of medewerkers, het belastbaar loon van de ministers niet te boven gaat, zoals bedoeld in artikel 3, eerst lid, van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2007 ; i. een verklaring van het bestuur of de directie van de instelling waaruit blijkt dat de instelling voldoet dan wel niet voldoet aan de voorwaarde dat het totaal gefactureerd bedrag van alle ingehuurde externen die gedurende een termijn van 18 aaneengesloten maanden voor 12 maanden of langer is ingehuurd en bij een deeltijdbetrekking omgerekend naar een voltijdbetrekking, het belastbaar loon van de ministers vermeerderd met een factor van 30 procent niet te boven gaan, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2007 Toelichting Aan artikel 4 van de toelichtina over sub h en i het volgende toevoeaen. Artikel 4 Lid 1 sub h bepaalt dat de subsidieontvanger dient te verklaren dat wordt voldaan aan artikel 3, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Zeeland Mocht in het gehanteerde aanvraagformulier van de provincie Zeeland geen vraag worden gesteld met betrekking tot het belastbaar loon van medewerkers van de instelling die subsidie aanvraagt, dan verzoeken wij de subsidieaanvrager een en ander te verklaren in de aanbiedingsbrief bij de subsidieaanvraag. Als voorbeeld kan de volgende tekst worden gehanteerd: 'ik verklaar1 wij verklaren hierbij dat van geen van onze bestuurders, directeuren of medewerkers het belastbaar loon en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn het belastbaar loon van de ministers te boven gaat. Lid 1 sub i geeft invulling aan artikel 3, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Zeeland Voor sub i geldt hetzelfde als voor sub h van dit artikel. In de Algemene Subsidieverordening Zeeland 2007 is een nadere toelichting gegeven op dit artikel.