Eerlijk politieverhoor: schijn of werkelijkheid?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Eerlijk politieverhoor: schijn of werkelijkheid?"

Transcriptie

1 Eerlijk politieverhoor: schijn of werkelijkheid? Afstudeerrichting: Master Rechtsgeleerdheid, accent Strafrecht Examinatoren: mw. mr. L.H.A.M. Kemperman mw. mr. S.B.G. Kierkels Afstudeerdatum: 26 maart 2012 Auteur: Osman Eren ANR:

2 Door te twijfelen komen we tot de waarheid.. Cicero 2

3 Inhoudsopgave Afkortingenlijst 1. Inleiding Aanleiding onderzoek Onderzoeksopzet Deelvragen Onderzoeksmethoden Afbakening van het onderzoek 9 2. Fair trial: Wat houden de van toepassing zijnde waarborgen van artikel 6 EVRM in en hoe heeft het EHRM daar invulling aan gegeven? Inleiding Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens Strekking van eerlijk proces De van toepassing zijnde waarborgen van artikel 6 EVRM Het recht op gelijke kansen van de partijen (equality of arms) Het recht op eerlijke bewijsvoering Het zwijgrecht van de verdachte Het vermoeden van onschuld Het recht op informatie over de beschuldiging Het recht op voldoende tijd en faciliteiten om de verdediging voor te bereiden Recht op bijstand van een raadsman Conclusie Hoe is het huidige politieverhoor geregeld? Inleiding Het politieverhoor Het belang van een zorgvuldig verdachtenverhoor De in Nederland gangbare verhoormethode Werkwijze van SVS Hoe zijn nemo-teneturbeginsel, pressieverbod en zwijgrecht geregeld binnen het politieverhoor? De inhoud en vormgeving van het proces-verbaal Verweren gericht tegen de betrouwbaarheid van het procesverbaal Aanwezigheid van raadsman tijdens het politieverhoor Conclusie Ontwikkelingen met betrekking tot het nationale politieverhoor Inleiding Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor 45 3

4 4.3. Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten Experiment Raadsman bij politieverhoor Onderzoeksresultaat experiment Raadsman bij politieverhoor Conceptwetsvoorstel recht op bijstand van raadsman tijdens het politieverhoor Hoofdlijnen van het conceptwetsvoorstel Beoordeling wetsontwerp mede op grond van de rechtspraak EHRM en (ontwerp) EU-Richtlijnen Conclusie Slotconclusie 62 Literatuurlijst 70 Jurisprudentielijst 73 4

5 Afkortingenlijst Appl. nr. applicatienummer CPT European Commitee for the Prevention of Torture and Inhuman Degrading Treatment or Punishment De Handleiding Handleiding verhoor EHRM/Hof Europees Hof voor de Rechten van de Mens EVRM Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden hof Gerechtshof HR Hoge Raad der Nederlanden IVBPR Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten LJN Landelijk Jurisprudentie Nummer M.nt. met noot MvT Memorie van Toelichting NbSr Nieuwsbrief Strafrecht NJ Nederlandse Jurisprudentie NJB Nederlands Juristenblad OM Openbaar Ministerie P. pagina Par. paragraaf Stb. Staatsblad Stcrt. Staatscourant SV Wetboek van Strafvordering SVS Standaard Verhoorstrategie VN Verenigde Naties Vol. volume WODC Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum 5

6 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding onderzoek Aan de politie is een aantal bevoegdheden toegekend om te achterhalen door wie en hoe enig strafbaar feit is gepleegd. Zo is het de politie, in het kader van waarheidsvinding, toegestaan om de verdachte te onderwerpen aan een verhoor. In de praktijk heeft zich een aantal gevallen voorgedaan dat de correctheid van het politieverhoor in een negatief daglicht heeft geplaatst. De omstreden Zaanse verhoormethode, de Schiedammer parkmoord en de Puttense moordzaak zijn hier enkele bekende voorbeelden van. De Zaanse verhoormethode werd gebruikt bij de verdachte, die ondanks dagen intensief verhoord te zijn, bleef zwijgen. Om de verdachte een bekentenis af te laten leggen werd hij op verschillende manieren gemanipuleerd. Zo werd hij bijvoorbeeld indringend geconfronteerd met foto s van het misdrijf, het slachtoffer en van eigen familieleden, en werden er kwetsende opmerkingen gemaakt over zijn familieleden. Uiteindelijk bezweek de verdachte aan de druk en legde hij tegenover de politie van Zaanstad een bekentenis voor moord af. In de Schiedammer parkmoord, waarbij het tienjarige Schiedamse slachtoffer in het Beatrixpark in Schiedam om het leven werd gebracht, is aanvankelijk een onschuldige burger veroordeeld. Na langdurig onder hevige druk verhoord te zijn, legde de (onschuldige) verdachte tegenover de politie een valse bekentenis af. Jaren later, door een bekentenis van de ware dader, kwam de waarheid aan het daglicht en werd duidelijk dat de politie, justitie en deskundigen een opeenstapeling van blunders hadden begaan. De Puttense moordzaak, waarbij een jonge stewardess in Putten werd verkracht en vermoord, staat vanwege de onterechte veroordelingen bekend als een van de grootste zaken waarbij zich een gerechtelijke dwaling heeft voorgedaan. In deze moordzaak werden vier verdachten aan een serie zeer intensieve verhoren onderworpen. Tijdens de verhoren droeg de politie hen daderkennis over en kregen de verdachten elkaars afgelegde verklaringen te zien. Uiteindelijk zorgden de tegenover de politie afgelegde valse beschuldigingen mede voor de veroordelingen. Uit de bovengenoemde voorbeelden blijkt dat (valse) verklaringen bij een politieverhoor van cruciaal belang kunnen zijn voor een veroordeling. Wanneer u verbaasd bent over het feit dat een 6

7 verklaring tegenover de politie, in plaats van tegenover een rechter, tot een veroordeling kan leiden, is het wellicht belangrijk om een beperkt deel van ons strafrecht met u te delen. Sinds de inwerkingtreding van het Wetboek van Strafvordering (1 januari 1926) moesten zowel verdachte als getuigen in de rechtszaal, ten overstaan van de rechter, worden gehoord. De verklaringen werden dan rechtstreeks tegenover de zittingsrechter afgelegd. Deze trend heeft zich niet lang voortgezet. In de praktijk deden zich namelijk veelvuldig gevallen voor waarbij bekentenissen werden afgelegd tegenover de rechter-commissaris of opsporingsambtenaren (dus niet tegenover de zittingsrechter). Destijds gold dat enkel verklaringen die op de terechtzitting werden afgelegd 1 als bewijs konden dienen. In het jaar van de inwerkingtreding van het Wetboek van Strafvordering, heeft de Hoge Raad (hierna: HR) in het de-auditu-arrest mede bepaald, dat verklaringen die niet rechtstreeks tegenover de zittingsrechter zijn afgelegd, maar door een opsporingsambtenaar in een proces-verbaal van verhoor zijn vervat, als bewijsmiddel (in de zin van artikel 344 lid 2 Sv) mogen dienen. 2 Met de komst van het de-auditu-arrest kan gesteld worden dat het accent van bewijsgaring is verschoven van het eindonderzoek naar het voorbereidend onderzoek, waaronder dus het politieverhoor. De huidige strafrechtpraktijk is zodanig geregeld dat (aangehouden) verdachten voorafgaand aan het politieverhoor bijstand, in de zin van deskundig advies (consultatie), kunnen genieten van een raadsman. 3 Op grond van de huidige wetgeving kunnen verdachten nog niet in lijfelijke aanwezigheid van een raadsman het eerste verhoor in het vooronderzoek (voorafgaand aan de inverzekeringstelling) ondergaan. De verdachten kunnen zich in die fase in een kwetsbare positie bevinden. Naar aanleiding van de probleemuitwerking is de relevantie van dit onderzoek de relatie tussen het recht op een eerlijke behandeling, waarbij het is vereist dat tijdens de gehele procedure alle rechten van de verdachte worden geëerbiedigd (oftewel het fair trial beginsel) en het vooronderzoek waarin verdachten worden verhoord. Door middel van dit onderzoek zal achterhaald worden of het fair trial beginsel ook gedurende het politieverhoor in acht wordt genomen en zo de rechten van de verdachte worden gewaarborgd door de verhoorders. 1 Artikel 341 lid 1 Sv. 2 HR 20 december 1926, NJ 1927, 85 (het de-auditu-arrest) 3 Dit onderdeel zal nader aan bod komen in hoofdstuk 4 7

8 1.2 Onderzoeksopzet De doelstelling van onderhavig onderzoek is erop gericht de regelgeving van het huidige politieverhoor te staven aan de minimum garanties zoals deze zijn opgenomen in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden 4 (hierna: het EVRM). De onderzoeksopzet vertaalt zich hierdoor naar de volgende centrale onderzoeksvraag: In welke mate voldoet de huidige (concept)regelgeving met betrekking tot het politieverhoor aan de waarborgen van artikel 6 EVRM (fair trial) en welke toevoegingen behoeft het om de regelgeving hiermee in overeenstemming te brengen? Het onderzoek zal zich niet enkel beperken tot het al dan niet aanwezig moeten zijn van een raadsman. Alle overige (van toepassing zijnde) waarborgen van artikel 6 EVRM 5 krijgen een gelijkwaardige behandeling. De bovenstaande hoofdvraag zal middels een aantal deelvragen beantwoord worden. De deelvragen zullen in hoofdstukken en paragrafen ingedeeld worden, waardoor uitwerking van de deelvragen zal leiden tot beantwoording van de hoofdvraag. In het navolgende hoofdstuk zal artikel 6 EVRM nader besproken worden en zullen de van toepassing zijnde onderdelen grondig worden behandeld. In het derde hoofdstuk zal de huidige praktijk van het politieverhoor worden belicht. Hierbij zal onderzocht worden in welke mate de van toepassing zijnde onderdelen van artikel 6 EVRM in acht worden genomen. Het vierde hoofdstuk staat in het teken van het resultaat van het experiment Raadsman bij politieverhoor, het daaruit voortvloeiende conceptwetsvoorstel en alle overige ontwikkelingen. Er zal mede onderzocht worden in hoeverre de bovenstaande ontwikkelingen invulling geven aan: - de rol van de raadsman tijdens het politieverhoor, - de overige eisen van het fair trial beginsel, - alle overige geldende regels. 4 In hoofdstuk 2 (paragraaf 2.2) ziet u een volledige weergave van artikel 6 EVRM. 5 Zie voor nadere details paragraaf

9 Tot slot volgt er een eindconclusie ter beantwoording van de centrale vraag Deelvragen De deelvragen die er toe dienen de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden zijn: - Wat houden de van toepassing zijnde waarborgen van artikel 6 EVRM in? - Hoe heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens invulling gegeven aan de van toepassing zijnde waarborgen van artikel 6 EVRM? - Hoe is het huidige politieverhoor geregeld? 1.3 Onderzoeksmethoden Dataverzameling ter beantwoording van de centrale hoofdvraag heeft zich gericht tot literatuur en (internationale) jurisprudentie. Door gebruik te maken van de verschillende databronnen is het onderzoeksthema vanuit verschillende invalshoeken benaderd. Hiermee is er getracht het politieverhoor in relatie tot het fair trial beginsel in beeld te brengen. Hoewel het politieverhoor een zeer belangrijk aspect vormt van de centrale vraagstelling, bleek het fysiek bijwonen van politieverhoren helaas niet mogelijk. Hierdoor hebben observaties en eigen waarnemingen niet plaats kunnen vinden. Desalniettemin heeft dit uiteindelijk geen nadelige gevolgen gehad voor het onderzoek, aangezien er voldoende literatuur bleek te zijn. 1.4 Afbakening van het onderzoek Gelet op de omvang van het onderzoek, dient er een zorgvuldige afbakening plaats te vinden. De afbakening uit zich op meerdere fronten. Allereerst zal niet het gehele strafproces onderzocht worden. Het strafproces kan als het ware verdeeld worden in drie fasen: - Het voorbereidend onderzoek, bestaande uit het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk vooronderzoek; - Het onderzoek ter terechtzitting; - De tenuitvoerlegging van de straf of maatregel. Het onderzoek zal zich beperken tot de eerste fase van het voorbereidend onderzoek in strafzaken (oftewel het opsporingsonderzoek). In de huidige praktijk kan de verdachte niet gedurende de gehele fase van het opsporingsonderzoek van rechtsbijstand genieten. Zodra de verdachte onderworpen wordt aan het politieverhoor, kan hij enkel voor de aanvang van het verhoor een 9

10 raadsman raadplegen. De verdachte kan zich derhalve in de beginfase van het voorbereidend onderzoek in een kwetsbare positie bevinden. Zodoende zal enkel het opsporingsonderzoek, waarbij de verdachte onderworpen kan worden aan het politieverhoor, worden behandeld. Het gerechtelijk vooronderzoek, het onderzoek ter terechtzitting en de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel vallen dus buiten het bereik van de onderzoeksopzet. Vervolgens zal een kernelement van de probleemstelling (artikel 6 EVRM) afgebakend worden. Artikel 6 EVRM bestaat uit een aantal waarborgen, ook wel aangeduid als mensenrechten, die gericht zijn tot het bewerkstelligen van een eerlijk proces en die door het recht dienen te worden beschermd. In deze scriptie zullen enkel de voor het politieverhoor van toepassing zijnde waarborgen, verwerkt worden, namelijk: - het recht op gelijke kansen van de partijen (equality of arms), - het recht op een eerlijke bewijsvoering, - het zwijgrecht van een verdachte, - het vermoeden van onschuld, - het recht op informatie over de beschuldiging, - het recht op voldoende tijd en faciliteiten om de verdediging voor te bereiden, en - het recht op bijstand van een raadsman. De overige waarborgen, zoals een openbare behandeling van de zaak door een onpartijdig en onafhankelijk gerecht zullen dientengevolge buiten beschouwing blijven. Het beginsel van het zwijgrecht richt zich op de volgende onderdelen: - de verdachte kan niet gedwongen worden om tegen zichzelf verklaringen af te leggen, - de verdachte kan niet gedwongen worden om al dan niet bestaande documenten af te staan. Gezien de aard van probleemstelling, waarbij het politieverhoor wordt geaccentueerd, zal enkel het eerste onderdeel behandeld worden. Het onderzoek richt zich hoofdzakelijk op het volwassenen strafrecht. Deze beperking vindt zijn rechtvaardiging in het feit dat jeugdigen, jonger dan 18 jaar, recht hebben op bijstand van een raadsman tijdens het politieverhoor. De onevenwichtigheid in procespartijen wordt daardoor teniet gedaan. Er zal dus geen afzonderlijke behandeling plaatsvinden voor jeugdigen. 10

11 Tot slot zal het onderzoek zich niet concentreren op internationale rechtsvergelijking. Temeer omdat aspecten zoals (buitenlandse) rechtssystemen, internationale regelgeving, rechtsgeschiedenis, opbouw van het strafproces en taalaspecten, het onderzoek onnodig compliceren. 11

12 Hoofdstuk 2 Fair trial: Wat houden de van toepassing zijnde waarborgen van artikel 6 EVRM in en hoe heeft het EHRM daar invulling aan gegeven? 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk komen de van toepassing zijnde waarborgen van artikel 6 EVRM aan bod. In paragraaf 2.2 zal het EVRM nader toegelicht worden. In de daarop volgende paragrafen zullen de van toepassing zijnde waarborgen worden behandeld. Een toelichting zorgt voor duidelijkheid van de probleemstelling en verschaft inzicht in de strekking van de waarborgen. 2.2 Het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens Na de Tweede Wereldoorlog rees de fundamentele vraag hoe het begaan van onmenselijke gruweldaden (waaronder willekeurige gevangenschap, maatschappelijke wanorde en andere onmenselijke handelingen), voorkomen zou kunnen worden. In 1948 heeft dit ertoe geleid dat de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens hebben aanvaard. Het verdrag het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden- is in 1953 door alle landen van de Raad van Europa bekrachtigd en is in 1954 in Nederland in werking getreden. Het EVRM is een Europees verdrag waarin mensen- en burgerrechten voor alle inwoners van de verdragspartijen zijn vastgelegd. Het EVRM biedt burgers van de verdragspartijen de mogelijkheid om schending van de eerbiediging van hun rechten en vrijheden te laten toetsen door een rechterlijk college. Bij vermoedelijke schending hiervan kunnen burgers van de lidstaten een procedure aanspannen bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM / Het Hof). Het recht op een eerlijk proces (fair trial) is opgenomen in artikel 6 EVRM. Het betreffende artikel luidt als volgt: - 1. Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, 12

13 gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of de nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van een minderjarigen of de bescherming van het privé leven procespartijen dit eisen of, in die mate als de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten: a. onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging; b. te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging; c. zich zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen; d. de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en ondervraging van getuigen à dècharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge; e. zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt. De verdragsbepaling bestaat uit diverse (minimale) waarborgen die, gezien de bindende aard, onderdeel moeten uitmaken van nationale procedures (van de verdragspartijen) wil er sprake zijn van een eerlijk proces. 6 In de uitwerking van wat onder een eerlijk proces kan worden verstaan in artikel 6 EVRM, schuilen in feite twee verschillende soorten rechten. Enerzijds zijn er de rechten die de positie van de verdachte in het strafproces direct raken, zoals het vermoeden van onschuld en het recht getuigen te ondervragen. Anderzijds zijn er rechten van de verdachte die eisen stellen aan de kwaliteit van de strafrechtspleging en van de rechter. Uitgaande van de tekst van artikel 6 EVRM gaat het daarbij om de volgende facetten: a. openbaarheid, 6 Voor Nederland geldt dat verdragen van een hogere rang zijn dan andere Nederlandse wettelijke bepalingen. Is een Nederlands wettelijk voorschrift in strijd met een ieder verbindende bepaling van een verdrag waarbij Nederland is aangesloten, dan vindt dat Nederlandse wettelijke voorschrift geen toepassing (artikel 94 Grondwet). 13

14 b. onpartijdig gerecht, c. onafhankelijk gerecht, d. een bij de wet ingesteld gerecht, e. het door het EHRM uit artikel 6 EVRM afgeleide recht op toegang tot de rechter. Nederland is als verdragsluitende lidstaat- gebonden aan de waarborgen van artikel 6 EVRM. De waarborgen van het fair trial-beginsel dienen derhalve onderdeel uit te maken van nationale (strafrechtelijke) procedures. 2.3 Strekking van eerlijk proces Handhaving en verwezenlijking van (straf)rechtsnormen, bijvoorbeeld vervolging en bestraffing, kunnen ertoe leiden dat de overheid soms inbreuk maakt op burgerrechten en vrijheden. Deze inbreuken kunnen erg ingrijpend zijn. Het recht kent derhalve beginselen, waaronder het fair trial beginsel, dat de burgers een waarborg moeten bieden tegen willekeurige overheidsingrepen. De achterliggende gedachte van het feit dat het nationale strafproces aan de waarborgen van het fair trial-beginsel moet voldoen is dat lidstaten burgerrechten moeten eerbiedigen. De waarborg van een eerlijk proces, zoals vervat in artikel 6 EVRM, staat niet als zodanig geformuleerd in het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De werkingssfeer van artikel 6 EVRM vormt een belangrijk vraagstuk bij de interpretatie en de toepassing van dit artikel. De reikwijdte van artikel 6 EVRM in strafrechtelijk opzicht is beperkt tot de procedure die betrekking heeft op het bepalen van de gegrondheid van een vervolging. 7 De voornoemde beperking zorgt ervoor dat artikel 6 EVRM niet op alle strafrechtelijke procedures van toepassing is. Het Hof heeft in diverse uitspraken aangegeven dat artikel 6 EVRM slechts van toepassing is als er een criminal charge (een vervolging) tegen de betrokkene is ingesteld. Van een criminal charge is sprake zodra een individu van de bevoegde autoriteit officieel bericht ontvangt dat hij ervan verdacht wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd. 8 Toepasbaarheid van artikel 6 EVRM kan dus aan de beschuldiging/verdenking van een strafbaar feit worden 7 Het EHRM heeft in de zaak Ramsahai e.a. tegen Nederland van 15 mei 2007, NJ 2007, 618 m.nt Schalken, beslist dat artikel 6 EVRM niet van toepassing is op de procedure van artikel 12 Sv. 8 Harteveld e.a. 2004, p.83, Corstens & Pradel 2003, p.373. Zie ook HR 29 oktober 1996, NJ 1997, 232 en HR 17 juni 2008, LJN BD

15 afgemeten. Iedere handeling/maatregel waaruit de verdachte kan afleiden dat hij ervan verdacht wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd, kan beschouwd worden als aanvang van een vervolging. 9 Het Hof bepaalde in het Salduz-arrest dat het fair trial beginsel niet enkel geldend is voor de rechter die bevoegd is enige strafrechtelijke beschuldiging vast te stellen. Artikel 6 EVRM is tevens van toepassing op de fasen voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting. 10 In Handleiding verhoor stellen de auteurs dat de verdragsbepalingen waaronder artikel 6 EVRM- als het ware hun schaduw vooruitwerpen, namelijk naar de fase van het politieverhoor. Volgens de auteurs geldt het fair-hearing -beginsel derhalve ook voor de verhorende politieambtenaar, die door middel van het verhoor materiaal aanlevert dat voor bewijsvoering kan worden gebruikt. 11 Op basis van de aangehaalde jurisprudentie (EHRM Foti e.a. tegen Italië, EHRM Motta tegen Italië en EHRM Salduz tegen Turkije) en de bovengenoemde literatuur, kan er gesteld worden dat zodra een verdachte onderworpen wordt aan een politieverhoor, de opsporingsautoriteiten de waarborgen van artikel 6 EVRM in acht moeten nemen omdat er dan sprake is van een vervolging. Om te beoordelen of het proces eerlijk verloopt, dient dus niet uitsluitend het onderzoek ter terechtzitting beoordeeld te worden. Het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk vooronderzoek worden ook betrokken bij de beoordeling van het eerlijke procesverloop. Het eindpunt van de proceswaarborgen voor een eerlijk proces is het moment waarop het strafproces wordt afgerond en de strafuitvoering wordt aangevat De van toepassing zijnde waarborgen van artikel 6 EVRM Het recht op gelijke kansen van de partijen (equality of arms) Het vermoeden van onschuld (artikel 6 lid 2 EVRM) en de waarborgen die zijn opgesomd in artikel 6 lid 3 EVRM vormen niet de enige bouwstenen van een eerlijk proces. Naast deze minimumvereisten moet de procedure ook waarborgen bevatten die niet expliciet in artikel 6 EVRM zijn opgenomen. Waarborgen die volgens het Hof een vast onderdeel vormen van een 9 Aldus ook EHRM 10 december 1982, NJ 1987, 828, m.nt. PvD (Foti e.a. tegen Italië) en EHRM 19 februari 1991, A. 195 (Motta tegen Italië). 10 EHRM 27 november 2008, appl. no /02 (Salduz tegen Turkije) par Van Amelsfoort 2007, p Rimanque & De Smit 2002, p

16 eerlijke procedure zijn de gelijke behandeling van de procespartijen ( equality of arms ), het recht op een eerlijke bewijsvoering en het zwijgrecht van de verdachte. 13 Zoals reeds is vermeld is de waarborg van equality of arms niet expliciet genoemd in artikel 6 EVRM. Het is een uitvloeisel van het principe dat de verdachte dezelfde kansen moet krijgen als de vervolgende partij om bewijsmateriaal aan te brengen, gegevens te betwisten en rechtsmiddelen aan te wenden. De verdachte moet dus het proces kunnen beïnvloeden. Om de verdediging in staat te stellen daadwerkelijk invloed uit te oefenen, is het van belang aan de verdediging tijdig volledige informatie te verstrekken ter voorbereiding van het proces, vrij (vertrouwelijk) verkeer tussen raadsman en verdachte te gunnen, en het recht op rechtsbijstand vanaf het moment dat de verdachte onderworpen wordt aan het politieverhoor. Daarnaast dient er gewaakt te worden dat de verklaring van de verdachte geheel in vrijheid is afgelegd en door de verhoorders de regels in acht worden genomen. Het strafproces dient dus zoveel mogelijk in evenwicht te zijn Het recht op eerlijke bewijsvoering Volgens jurisprudentie van het Hof moet het bewijs op rechtmatige wijze dus in overeenstemming met de bepalingen van de nationale recht- verkregen zijn en moet het voor tegenspraak vatbaar zijn. 14 Het bewijsrecht is een zaak van de nationale wetgever die eigen regels kan ontwerpen met betrekking tot de toelaatbaarheid van bewijsmiddelen en de waardering van het bewijs. 15 Krachtens artikel 359a Sv kan de rechter, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd, bepalen dat de resultaten van het onderzoek niet mogen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde feit. Bij uitoefening van opsporingsbevoegdheden mag de politie wel listen 16 gebruiken en druk uitoefenen op verdachte, maar niet ten koste van de rechten van de verdediging Rimanque & De Smit 2002, p EHRM 12 juli 1988, A. 140 (Schenk tegen Zwitserland). 15 Rimanque & De Smit 2002, p Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan: lange stiltes laten vallen in de hoop dat verdachte zal spreken, of door insinuerende vragen te stellen. 17 Rimanque & De Smit 2002, p

17 Waarborgen die zijn gesteld voor een eerlijke procesvoering impliceren dus niet dat elke druk om te verklaren per definitie onaanvaardbaar is en bijgevolg schending van een eerlijke procesvoering teweeg brengt. De eis van een eerlijke bewijsvoering houdt ook in dat alle gegevens, waarop de rechter zijn overtuiging steunt, weerlegbaar dienen te zijn. Derhalve dienen alle stukken die de vervolgende instantie in het proces wil voegen voor de verdediging toegankelijk te zijn Het zwijgrecht van de verdachte Het zwijgrecht houdt in dat de verdachte niet gedwongen mag worden mondelinge verklaringen af te leggen. De verdachte kan dus niet gedwongen worden om aan zijn eigen veroordeling mee te werken. Het zwijgrecht is niet expliciet in artikel 6 EVRM opgenomen. Het EHRM heeft in het arrest Alan tegen het Verenigd Koninkrijk uitgesproken dat: As regards the privilege against selfincrimination or the right to silence, the Court has reiterated that these are generally recognised international standards which lie at the heart of a fair procedure. 18 Op basis van bovengenoemde jurisprudentie ligt het zwijgrecht besloten in artikel 6 EVRM. Het Wetboek van Strafvordering kent een bepaling omtrent de wijze van verhoor. Krachtens artikel 29 Sv dient het verkrijgen van verklaringen plaats te vinden op een wijze, waarvan gezegd kan worden dat zij in vrijheid zijn afgelegd. In lid twee van bovengenoemd artikel wordt daaraan toegevoegd: voor het verhoor wordt aan de verdachte meegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden (cautieplicht). Schending van de cautieplicht kan ertoe leiden dat het bewijsmateriaal ontoelaatbaar wordt verklaard. 19 Indien de verdachte in zijn belangen is geschaad kan dat een zeer goede reden zijn voor bewijsuitsluiting. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als de verdachte een bekentenis heeft afgelegd, zonder dat hem voorafgaand aan het verhoor cautie is verleend. Het uitgangspunt van artikel 29 Sv is om de verdachte te behoeden tegen ongewilde medewerking aan zijn eigen veroordeling. Van Zwieten stelt dat het moment van cautieverlening nogal op gespannen voet staat met eerlijkheid van het proces. Hij is van mening dat de politie het moment van verdachte zijn met het oog op verhoor- uitstelt. Hierdoor hoeft de cautie namelijk nog niet verleend te worden en is 18 EHRM 5 november 2002, NJ 2004, 262 (Allan tegen Verenigd Koninkrijk) par Zie HR 4 maart 1980, NJ 1980,

18 de verhorende persoon verplicht om medewerking te verlenen. 20 Een zaak die hier van belang is, is de volgende rechtszaak. Op 1 januari 1998 heeft er zich in Rotterdam een steekpartij voorgedaan. Verbalisanten kregen een melding van de steekpartij en gingen direct naar de plaats delict. Zij troffen daar een gewonde vrouw aan. De vrouw vertelde de verbalisanten dat ze met een mes was gestoken, ze seksueel mishandeld was en ze gaf het signalement van de dader door. De verbalisanten troffen een verdachte persoon aan die voldeed aan het signalement. De man reageerde nerveus op de verschijning van de verbalisanten en had de gulp van de broek openstaan en de man veegde bij aankomst van de verbalisanten zijn handen af aan zijn jas. Vervolgens hebben de verbalisanten de verdachte man aangesproken en hem enkele vragen gesteld (mede of hij in bezit was van een mes). Het hof oordeelde dat, gezien de feiten en omstandigheden, bij de verbalisanten een redelijk vermoeden van schuld bestond en dat zij voorafgaand aan de vragen cautie hadden moeten verlenen. Verzuim van de cautieplicht heeft er in deze zaak toe geleid dat de verklaringen van de verdachte niet als bewijs konden dienen. 21 Een andere zaak die aansluit bij het onjuiste moment van cautieverlening betreft het volgende. In januari 2009 deed verdachte aangifte van mishandeling door haar man. Tijdens de aangifte gaf ze nerveus aan dat er nog iets was. Vervolgens vertelde de verdachte aan de verbalisanten dat er in de gezamenlijke woning een hennepplantage was. Aansluitend hierop werd de verdachte nader ondervraagd. De rechtbank was van oordeel dat op het moment nadat verdachte verklaarde dat er iets (een hennepplantage) was, ze als verdachte kon worden aangemerkt. De verbalisanten hadden, alvorens ze haar nader gingen verhoren, cautie moeten verlenen. In casu heeft dat zich niet voorgedaan, waarop de rechter oordeelde dat op dit onderdeel sprake was van een vormverzuim. 22 De hierboven besproken rechtszaken, in combinatie met de stelling van Van Zwieten, benadrukken het feit, dat zich bij de tenuitvoerlegging van de cautieplicht onjuistheden voor kunnen doen. 20 Van Zwieten 2001, p HR 23 april 2002, LJN AD 8860, 03678/00J par. 5.2, Rechtbank Maastricht 8 februari 2011, LJN BQ 0852, 03/

19 In de zaak John Murray heeft het Hof bepaald dat het recht om te zwijgen op vragen van de politie, en bescherming tegen zelfincriminatie 23, basiselementen vormen van een eerlijk proces. Het is de vraag in hoeverre de voorgaande elementen een absolute garantie kunnen bieden. Uit het Murray arrest 24 blijkt namelijk, dat indien er tijdens verhoren wordt aangegeven dat het zwijgen tegen de verdachte kan werken, dit geen inbreuk maakt op onbehoorlijke druk. Het Hof heeft immers gesteld dat er onder bepaalde omstandigheden conclusies getrokken mogen worden uit het zwijgen van verdachte. 25 Vreemd genoeg leidt het tot een constatering dat een zwijgende verdachte (aan wie het recht tot zwijgen toekomt) verweten kan worden dat hij van zijn zwijgrecht gebruik maakt. Uit het zwijgen van de verdachte mogen de verbalisanten en de rechter (belastende) conclusies trekken. Temeer omdat er geen weerleggende verklaring is voor het belastend bewijs. In het Nederlandse strafproces mag het beroep op het zwijgrecht niet als bewijs dienen. De HR heeft namelijk bepaald: Vooropgesteld moet worden dat de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf, ook gelet op art. 29, eerste lid Sv, niet tot het bewijs kan bijdragen. 26 Het zwijgen van de verdachte komt immers niet overeen met het afleggen van een verklaring. 27 Echter, jurisprudentie van de HR bevestigt dat de bewijsuitsluiting geen absolute garantie is. De HR heeft namelijk gesteld dat het zwijgen van de verdachte niet mag bijdragen aan het bewijs, daarentegen is het de rechter toegestaan om het zwijgen te betrekken in zijn bewijsoverweging. De rechter mag redengevende omstandigheden, die door de verdachte niet weerlegd/verklaard kunnen worden, in zijn overweging betrekken. 28 Stevens erkent dat de verklaringsvrijheid en het zwijgrecht van verdachte gedurende het opsporingsonderzoek, niet zonder beperkingen zijn. Het niet, gedeeltelijk of onjuist antwoorden op vragen door de verdachte kan volgens Stevens nadelige gevolgen teweeg brengen. Temeer indien het niet meewerken wordt geplaatst in het licht van het al aanwezige belastende bewijsmateriaal Hiermee wordt bedoeld dat de verdachte niet gedwongen kan worden tegen zichzelf te getuigen. 24 EHRM 8 februari 1996, NJ 1996, 725 (Murray tegen het Verenigd Koninkrijk) 25 Er mogen gevolgtrekkingen worden genomen in situaties waarbij het bewijs tegen de verdachte een verklaring vereist. Als bijvoorbeeld een simpele gebeurtenis niet uitgelegd kan worden, kan dat nadelige gevolgen teweegbrengen. 26 HR 1 juni 2004, NJ 2004, 336 en HR 10 november 1998, NJ 1999, HR 27 juni 1972, NJ HR 15 juni 2004, NJ 2004, Stevens 2005, p Dat leugenachtige verklaringen nadelige gevolgen kan hebben blijkt bijvoorbeeld uit 19

20 Het bovengenoemde rechtvaardigt dat de verdachte op de hoogte gesteld dient te worden van wat de eventuele consequenties kunnen zijn van weigering tot beantwoording van vragen (in relatie tot overig bewijsmateriaal). Om evenwicht tussen de procespartijen te behouden in het voorbereidend onderzoek behoren de verbalisanten, indien zij conclusies trekken uit het zwijgen van verdachten, hiervoor ondersteunend bewijs te leveren. Zodoende kan de conclusie onderbouwd worden met aanvullend bewijs. Dit stelt de rechter, in een later stadium van het strafproces, in de gelegenheid de conclusies uiterst zorgvuldig te beoordelen. Het voorgaande bevordert de controleerbaarheid en rechtvaardigheid van het proces. Als een verklaring onder dwang is verkregen, en die in een later stadium als bewijs wordt gebruikt, dan is de eerlijkheid van het proces niet altijd in het geding. Een zaak die hier van belang is, is het arrest Schenk tegen Zwitserland. In het arrest was Schenk mede op grond van een geheime bandopname van een door hem gevoerd telefoongesprek veroordeeld. Schenk was het oneens met het feit dat de geheime opname als bewijs werd gebruikt. Het Hof bepaalde in het arrest dat indien de verdachte in een later stadium het bewijsstuk kan betwisten en de veroordeling niet enkel op het onrechtmatig verkregen bewijs steunt, het proces in zijn geheel als fair kan worden beschouwd. Daarnaast berustte de veroordeling niet enkel op het afgetapte telefoongesprek. 30 Uit het Schenk-arrest vloeit voort dat het Hof het eerlijke verloop van het proces niet enkel op rechtmatigheid van de bewijsmiddelen beoordeelt. Het Hof voegt alle processtadia samen en beoordeelt of het proces in zijn geheel genomen fair is verlopen Het vermoeden van onschuld Het vermoeden van onschuld (onschuldpresumptie) houdt in dat wie strafrechtelijk wordt vervolgd, maar nog niet definitief veroordeeld is, geacht wordt onschuldig te zijn totdat zijn schuld onomstotelijk vaststaat. Het vermoeden van onschuld geldt dus gedurende de gehele procedure totdat de zittingsrechter de verdachte schuldig heeft verklaard aan het ten laste gelegde strafbare feit. HR 12 november 1974, NJ 1975, 41 m.nt. ThWvV. Daarnaast kan het zwijgen ter bevestiging worden gebruikt voor belasten bewijs, zie bijvoorbeeld HR 10 november 1998, NJ 199, EHRM 12 juli 1988, A. 140 (Schenk tegen Zwitserland), par

21 Zoals reeds in paragraaf 2.3 is vermeld, vangt het vermoeden van onschuld aan op het moment dat iemand uit een officiële handeling (bijvoorbeeld een proces-verbaal) kan afleiden dat tegen hem een vervolging wordt ingesteld. Derhalve geldt het ook in het voorbereidend onderzoek. Het Hof heeft in de zaak Allenet de Ribemont een schending vastgesteld van het vermoeden van onschuld, omdat de politie voordat de rechter uitspraak had gedaan- tijdens een persconferentie de verdachte schuldig oordeelde. De verdachte werd namelijk als opdrachtgever van een moord bestempeld. Deze uitlatingen zouden volgens het Hof een zodanig zware impact hebben op het proces, dat van onpartijdigheid bij bewijsgaring geen sprake meer kon zijn. 31 Gezien het bovenstaande dient voor opsporingsambtenaren als norm te gelden dat zij van de onschuld van de verdachte dienen uit te gaan, aangezien er nog maar sprake is van een vermoeden van schuld. De mogelijkheid dat de verdachte het strafbare feit niet heeft begaan dient derhalve niet weggedrukt te worden. Dit leidt tot het volgende principiële vraagstuk met betrekking tot de onschuldpresumptie van de verdachte. Om de verdachte te onderwerpen aan het politieverhoor, dient er op grond van feiten en/of omstandigheden een redelijk vermoeden te bestaan dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit. Is het politieverhoor dan an sich niet strijdig met de onschuldpresumptie? De HR antwoordt hierop: In het Nederlandse recht is niet verankerd een onvoorwaardelijk recht of beginsel dat een verdachte op generlei wijze kan worden verplicht tot het verlenen van medewerking aan het verkrijgen van voor hem mogelijk bezwarend bewijsmateriaal. 32 Hieruit kan worden afgeleid dat het vermoeden van schuld om onderzoek te mogen verrichten wezenlijk anders is dan het veronderstellen van de daadwerkelijke schuld aan enig strafbaar feit. De mogelijke stelling dat het politieverhoor in strijd is met de onschuldpresumptie kan hierdoor worden ontkracht Het recht op informatie over de beschuldiging Krachtens artikel 6 lid 3 EVRM heeft de verdachte het recht om onverwijld te worden ingelicht over de aard en de redenen van de beschuldiging in een taal die hij begrijpt. De verdachte moet bij de aanvang van zijn proces weten van welke feiten hij wordt beschuldigd en hoe deze feiten strafrechtelijk worden gekwalificeerd. Een eerlijk proces kan namelijk moeizaam tot stand komen 31 EHRM 10 februari 1995, A. 308 (Allenet de Ribemont tegen Frankrijk). 32 HR 15 februari 1977, NJ 1977,

22 als de verdachte niet de precieze grondslag van de verdenking kan achterhalen. Het uitgangspunt is dat de verdachte het recht toekomt om voldoende informatie te krijgen om zijn verweer op te bouwen Het recht op voldoende tijd en faciliteiten om de verdediging voor te bereiden Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld heeft het recht te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging; aldus artikel 6 lid 3 sub b EVRM. Het recht op faciliteiten doet de verdachte het recht toekomen om processtukken in te zien die nuttig zijn voor het verweer. 33 In de zaak Edwards heeft het Hof erkend dat in artikel 6 EVRM ligt besloten dat de vervolgingsautoriteiten relevante informatie aan de verdachten dienen te verstrekken. In het vorengenoemd arrest klaagde de verdediging, dat de procedure niet naar behoren is verlopen omdat de politie ontlastend bewijs had weggelaten. Het recht op het onthullen van relevante informatie is echter niet een absoluut recht; het kan worden beperkt met het oog op het beschermen van nationale veiligheid en kwetsbare getuigen. 34 Volgens Harteveld moeten de beperkingen proportioneel zijn, en moeten er procedurele waarborgen voor de verdachte zijn. 35 Krachtens rechtspraak mag onthouding van stukken slechts plaatsvinden, indien er ernstig moet worden gevreesd dat de verdachte bij kennisneming van de stukken de waarheidsvinding erg zou (kunnen) hinderen. Onder de ernstige vrees valt niet de omstandigheid dat de verdachte voorafgaand aan het verhoor, bij kennisneming van de stukken, zijn proceshouding kan afstemmen op de verstrekte onderzoeksresultaten. 36 Het recht op voldoende faciliteiten impliceert ook dat de verdachte vrij met zijn raadsman moet kunnen overleggen, ook al is de zaak nog niet bij het gerecht aanhangig. 37 In de zaak S. tegen Zwitserland werd inbreuk gemaakt op vrije communicatie tussen verdachte en diens raadsman. De verdachte kon namelijk alleen in het bijzijn van een gevangenbewaarder met zijn raadsman communiceren. In deze zaak oordeelde het Hof dan ook 33 EHRM 14 december 1981, nr. 8403/78 (Jespers tegen België). 34 EHRM 16 december 1992, Serie A, vol. 247-B (Edwards tegen het Verenigd Koninkrijk); EHRM 16 februari 2000, appl. nr /95 (Jasper tegen het Verenigd Koninkrijk). 35 Harteveld e.a.2004, p Rechtbank Amsterdam 26 juni 2008, NbSr 2008, Rimanque & De Smit 2002, p

23 dat de verdachte geen eerlijk proces genoot. De beperking van het vrije verkeer met een raadsman tijdens het vooronderzoek, was volgens het Hof zo zwaar, dat de verdere procedure (onderzoek ter terechtzitting) hierdoor was aangetast. 38 Uit het voren genoemd arrest blijkt dat belemmering van het verkeer tussen de verdachte en diens raadsman ertoe kan leiden dat de verdediging niet goed kan worden voorbereid Recht op bijstand van een raadsman Op grond van artikel 6 lid 3 sub c EVRM heeft een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, het recht zichzelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman. Op basis van vaste jurisprudentie van de EHRM blijkt dat de verdachte recht heeft op daadwerkelijke en effectieve rechtsbijstand. 39 In het betreffende arrest ligt besloten dat de verleende rechtsbijstand kwalitatief aan de maat moet zijn. Naarmate het gaat om de verdenking van een ernstiger strafbaar feit, waardoor er dus meer op het spel staat, is het van groot belang dat de verdachte over rechtsbijstand kan beschikken. Het recht om zich te laten bijstaan door een raadsman begint op het moment dat er sprake is van een verhoorsituatie. 40 De vraag hoe de regeling van de positie van de raadsman in relatie tot het politieverhoor eruit zou moeten zien, is voorwerp van een continue ontwikkeling. In de navolgende arresten zal er een rode draad geschetst worden aangaande deze ontwikkeling. Een standaardoverweging van het Hof met betrekking tot rechtsbijstand bij het politieverhoor stamt uit Het Hof heeft in het Murray-arrest gesteld dat het recht op rechtsbijstand in het vooronderzoek relevant kan zijn indien nalaten van dit recht de eerlijkheid van het proces in gevaar brengt. 41 Het Murray-arrest leidt voorts tot een opmerkelijke constatering. Er kan namelijk gesteld worden dat de processuele waarborgen zich dienen te richten tot situaties die bepalend kunnen 38 EHRM 28 november 1991, A. 220 (S. tegen Zwitserland). 39 EHRM 24 november 1993, A. 275 (Imbrioscia tegen Italië). 40 Uit de jurisprudentie van de HR blijkt dat met het vragen naar de personalia het verhoor nog niet aanvangt (HR 18 september 1989, NJ 1990, 531). 41 EHRM 8 februari 1996, NJ 1996, 725 (Murray tegen het Verenigd Koninkrijk) par , Zie ook EHRM 12 mei 2005, appl. no /99 (Öcalan tegen Turkije) en EHRM 2 mei 2000, appl. no /97 (Condron tegen het Verenigd Koninkrijk). 23

24 zijn voor het verdere verloop van het strafproces. 42 Verklaringen die niet rechtstreeks tegenover de zittingsrechter zijn afgelegd, maar door een opsporingsambtenaar in een proces-verbaal van verhoor zijn vervat, mogen als bewijsmiddel dienen (de-auditu-arrest). Het voorgaande zou kunnen rechtvaardigen dat de verdachte vanaf het eerste politieverhoor van rechtsbijstand moet kunnen genieten. Het Hof wijkt in de arresten Dougan tegen het Verenigd Koninkrijk af van de voorgenoemde zienswijze. Het Hof stelde in het Dougan-arrest dat: ( ) an applicant cannot rely on Article 6 to claim the right to have a solicitor physically present during interview. 43 Op basis van het Dougan-arrest kan derhalve gesteld worden dat verdachten tijdens het (politie)verhoor de fysieke aanwezigheid van een raadsman niet kunnen eisen. In de zaak Barbera Messegue en Jabardo tegen Spanje houdt de stelling, dat verdachte vanaf het eerste politieverhoor van rechtsbijstand moet kunnen genieten, ook geen stand. Het Hof stelde in bovengenoemd arrest namelijk dat het eerlijke karakter van het proces ook afhangt van de manier waarop het vooronderzoek is georganiseerd. Bekentenissen die na langdurige verhoren zijn verkregen, zonder dat de verdachte zijn raadsman kon spreken, zorgden voor inbreuk op een fair trial. Het Hof beklemtoonde echter niet dat de raadsman van de verdachte bij elke verhoor aanwezig moet zijn. 44 Het is maar de vraag in hoeverre de uit het Dougan en Barbara en cons. voortvloeiende denkwijze stand zou moeten kunnen houden. Temeer omdat het Hof in het arrest Condron tegen het Verenigd Koninkrijk het belang van aanwezigheid van de raadsman tijdens het politieverhoor benadrukte. Het Hof heeft namelijk gesteld: (...) the applicants' solicitor was present throughout the whole of their interviews and was able to advise them not to volunteer any answers to the questions put to them. The fact that an accused person who is questioned under caution is assured access to legal advice, and in the applicants' 42 Aldus ook EHRM 23 november 1993, Serie A, appl. no. 227-A (Poitrimol tegen Frankrijk) par. 34 waarin het Hof heeft bepaald dat een van de fundamentele kenmerken van een eerlijk proces effectieve verdediging vormt. Iedere verdachte tegen wie een vervolging is ingesteld moet op cruciale momenten bijstand kunnen genieten van een raadsman. 43 EHRM 14 december 1999, appl. no /98 (Dougan v. the United Kingdom). 44 EHRM 6 december 1988 A 140 (Barbera Messegue en Jabardo tegen Spanje). 24

25 case the physical presence of a solicitor during police interview, must be considered a particularly important safeguard for dispelling any compulsion to speak (...). 45 Op basis van het Condron arrest kan er gesteld worden dat de verdachte van actieve rechtsbijstand moet kunnen genieten. Temeer omdat de verdachte onderworpen kan worden aan zeer scherp gerichte vragen en dat weigering tot medewerking voor hem nadelige gevolgen teweeg kan brengen. In de literatuur wordt deze zienswijze gedeeld. Zo is Boksem van mening dat de positie van de verdachte beter beschermd dient te worden. Het verhoor van de verdachte ter zitting vindt namelijk meestal plaats aan de hand van de verklaringen die de verdachte eerder tegenover de politie heeft afgelegd gedurende het vooronderzoek. Het vooronderzoek in het strafproces is naar zijn mening een cruciale fase. Het is immers in deze fase dat het dossier ontstaat dat uiteindelijk tijdens de behandeling ter terechtzitting en bij de rechtelijke beraadslaging een prominente rol speelt. 46 In het Salduz-arrest staat het recht op rechtsbijstand bij het politieverhoor centraal. Uit het arrest valt af te leiden dat een aangehouden verdachte op grond van artikel 6 EVRM aanspraak kan maken op rechtsbijstand. De verdachte dient in de gelegenheid te worden gesteld om voorafgaand aan het verhoor enige vorm van rechtsbijstand te genieten. Vóórdat het verhoor plaatsvindt, dient de verdachte hierop gewezen te worden. Mocht de verdachte geen mogelijkheid zijn geboden tot het inschakelen van rechtsbijstand dan vormt dit een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek en kan het leiden tot bewijsuitsluiting van de afgelegde verklaringen. 47 Door middel van dit arrest lijkt het erop dat het Hof een belangrijke stap heeft genomen in de zin van een algemene regel op het gebied van bijstand van een raadsman vanaf het eerste politieverhoor. Het Salduz-arrest heeft in die zin voor veel opschudding gezorgd over de precieze interpretatie betreffende bijstand van een raadsman tijdens het verhoor. 48 Vanaf dit roemruchte arrest heeft het Hof zich nog vele malen uitgesproken over het onderwerp bijstand van een 45 EHRM 2 mei 2000, appl. no /97 (Condron v. the United Kingdom) par Boksem 2007, p EHRM 27 november 2008, appl. no /02 (Salduz tegen Turkije). 48 Sinds het Salduz-arrest heerst er onduidelijkheid of acces to a lawyer ook betekent bijstand tijdens de politieverhoren. Naar mijn mening wel. In het arrest worden de begrippen acces to a lawyer en assistance of a lawyer, ondanks het feit dat ze verschillen in betekenis, regelmatig door elkaar gebruikt. In par. 52 benadrukt het Hof: Article 6 will normally require that the accused be allowed to benefit from the assistance of a lawyer already at the initial stages of police interrogation. [eigen onderstreping] 25

26 raadsman tijdens het politieverhoor. 49 Het gaat buiten het bestek van deze scriptie om al de betreffende arresten te behandelen. Daarom zullen enkele zeer betekenisvolle arresten de revue passeren. In het arrest Shabelnik tegen Oekraïne 50 lijkt het Hof van mening te zijn dat enkel de voorafgaande consultatie onvoldoende rechtsbescherming biedt. In casu werd verdachte Shabelnik gearresteerd op verdenking van ontvoering en moord van een minderjarige dame. Tijdens het onderzoeksproces gaf de verdachte te kennen dat hij een getuigenverklaring wenste af te leggen met betrekking tot een ander delict (moord op mevrouw K.). Ten tijde van de ondervraging betreft de moord op mevrouw K., werd Shabelnik gewezen op het feit dat hij in de hoedanigheid van een getuige verplicht was te spreken, maar dat hij het recht had om zichzelf niet te incrimineren. Gedurende de ondervraging legde hij, zonder aanwezigheid van een raadsman, een bekentennis af. Het Hof concludeerde dat er in casu sprake was van een schending van het recht op fair trial. De verdachte was namelijk in de war gebracht door de mededelingen van de verhoorders. Het Hof benadrukt dat dit plaatsvond in afwezigheid van enige juridische bijstand tijdens het verhoor. 51 Het ziet ernaar uit dat het Hof streeft naar een algemeen geldende regel van het recht op bijstand van een raadsman tijdens het politieverhoor, zodat deze zijn cliënt tijdens het verhoor effectief juridische bijstand kan verlenen. In het arrest Pishchalnikov tegen Rusland benadrukt het Hof opnieuw het recht dat verdachte toekomt om tijdens het politieverhoor bijstand te kunnen genieten van een raadsman EHRM 11 december 2008, appl. no. 4268/04 (Panovits tegen Cyprus), EHRM 19 februari 2009, appl. no /03 (Shabelnik tegen Oekraïne), EHRM 31 maart 2009, appl. no /02 (Płonka tegen Polen), EHRM 24 september 2009, appl. no. 7025/04 (Pishchalnikov tegen Rusland), EHRM 13 oktober 2009, appl. no /02 ( Demirkaya tegen Turkije), EHRM 13 oktober 2009, appl. no. 7377/03 (Dayanan tegen Turkije) en EHRM 22 september 2009, appl. no /03 (Halil Kaya v. Turkije) 50 EHRM 19 februari 2009, appl. no /03 (Shabelnik tegen Oekraïne) 51 EHRM 19 februari 2009, appl. no /03 (Shabelnik tegen Oekraïne), par. 59: 'the applicant, having been warned about criminal liability for refusal to testify and at the same time having been informed about his right not to testify against himself, could have been confused, as he alleged, about his liability for refusal to testify, especially in the absence of legal advice during that interview'. [eigen onderstreping] 52 EHRM 24 september 2009, appl. no. 7025/04 (Pishchalnikov tegen Rusland) par. 79: ( ) the Court is not convinced that by giving replies to the investigator s questions the applicant, in a knowing, explicit and unequivocal manner, waived his right to receive legal representation during the interrogations ( )In the Court s view, when a accused his right to be assisted by counsel during interrogation, valid waiver of that right cannot be established by showing only that the responded to further police-initiated interrogation even if he has been advised of his right. [eigen onderstreping] 26

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 500 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2011 Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID

Nadere informatie

Raadsman bij het politieverhoor

Raadsman bij het politieverhoor De Nederlandse situatie J. Boksem Leuven, 23 april 2009 Lange voorgeschiedenis o.a: C. Fijnaut EHRM Schiedammer Parkmoord Verbeterprogramma Motie Dittrich: overwegende dat de kwaliteit van het politieverhoor

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Het recht van de verdachte op toegang tot rechtsbijstand

Hoofdstuk 1: Het recht van de verdachte op toegang tot rechtsbijstand Leidraad politieverhoor Hoofdstuk 1: Het recht van de verdachte op toegang tot rechtsbijstand Artikel 1: Consultatierecht en recht op rechtsbijstand tijdens de (politie)verhoren 1. De verdachte wordt de

Nadere informatie

CONCEPT AMvB Besluit slachtoffers van strafbare feiten

CONCEPT AMvB Besluit slachtoffers van strafbare feiten CONCEPT AMvB Besluit slachtoffers van strafbare feiten Besluit van..., houdende regels voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten (Besluit slachtoffers van

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Rechtsbijstand en politieverhoor

Rechtsbijstand en politieverhoor Rechtsbijstand en politieverhoor Over de rechtsbijstand voor de verdachte, het politieverhoor en de EU richtlijn. Scriptie Masteropleiding Rechtsgeleerdheid Open Universiteit Nederland Abel van Olst Begeleider:

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling:

Als er sprake is van een incident op heterdaad (tijdens of kort na plegen) en het gaat om een mishandeling of een bedreiging met mishandeling: 1-2-3 Aangiftewijzer Geweld, bedreiging en belediging tegen de gerechtsdeurwaarder Soms heeft de gerechtsdeurwaarder te maken met agressie en geweld. Helaas worden strafbare feiten niet altijd en automatisch

Nadere informatie

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen

De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen This is a postprint of De Hoge Raad moet om! Over het recht minderjarige slachtoffers in zedenzaken te ondervragen Wilde, B. de Nederlands Juristenblad, 2009(44/45), 2885-2886 Published version: no link

Nadere informatie

Recht en bijstand bij juridische procedures

Recht en bijstand bij juridische procedures Recht en bijstand bij juridische procedures In deze folder leest u meer 0900-0101 (lokaal tarief) over de juridische bijstand door Slachtofferhulp Nederland en de rechten van slachtoffers. Een wirwar van

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073 Rapport Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni 2013 Rapportnummer: 2013/073 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een consulent van de sociale dienst van de gemeente Weert hem heeft

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 13508 13 maart 2017 Voorpublicatie tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met onder

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni Rapportnummer: 2011/194

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni Rapportnummer: 2011/194 Rapport Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni 2011 Rapportnummer: 2011/194 2 Klacht Verzoekers, een vrouw, een jongeman en hun advocaat klagen

Nadere informatie

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE

RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE RIJKSINSTITUUT VOOR ZIEKTE- EN INVALIDITEITSVERZEKERING Tervurenlaan 211-1150 Brussel Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle COMITE Nota CCMC 2017/014 Brussel, 20 april 2017 BETREFT : Nota Salduz

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2 Aan de minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 1 april 2011 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 5683418/11/6 onderwerp

Nadere informatie

1. voorafgaand aan het verhoor een advocaat kan raadplegen, 2. de verdachte tijdens het verhoor bijstand van zijn advocaat geniet,

1. voorafgaand aan het verhoor een advocaat kan raadplegen, 2. de verdachte tijdens het verhoor bijstand van zijn advocaat geniet, You have the right to remain silent. Should you waive that right, anything you say can be held against you in a court of law. You have the right to speak to an attorney. If you cannot afford an attorney,

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 3 juni 2013 doorkiesnummer 06-18609322 e-mail uw kenmerk 377747 Voorlichting@rechtspraak.nl Advies Wetsvoorstel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 143 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Nadere informatie

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD Brussel, 22 januari 2010 (OR. en) 2010/0801 (COD) PE-CONS 1/10 DROIPEN 6 COPEN 22 CODEC 41 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Initiatief voor

Nadere informatie

Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates

Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates 2019-1 Nummer 1, 2019 INHOUDSOPGAVE 1. Wat een behoorlijk advocaat betaamt Raad van Discipline Amsterdam, ECLI:NL:TADRAMS:2019:28 05-02-2019 Dekenbezwaar. Verweerster

Nadere informatie

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum Instantie Hof van Cassatie Onderwerp Bewijs. Strafzaken. Bewijsvoering. Onrechtmatig verkregen bewijs. Toelaatbaarheid. Beoordeling door de rechter Datum 23 maart 2004 Copyright and disclaimer Gelieve

Nadere informatie

Artikel 1. Verplichting tot eerbiediging van de rechten van de mens

Artikel 1. Verplichting tot eerbiediging van de rechten van de mens Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden zoals gewijzigd door Protocol Nrs. 11 en 14 met de aanvullende Protocollen Nrs. 1 en 12. Dutch version/version néerlandaise

Nadere informatie

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor?

De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? De Salduzwet: welke rechten hebt u bij een verhoor? Is er in uw bedrijf al eens een ernstig arbeidsongeval gebeurd? Dan bent u als werkgever, als lid van de hiërarchische lijn, als preventieadviseur, als

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 FEBRUARI 2019 P.18.1028.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.1028.N J J M S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jorgen Van Laer, advocaat bij de balie Antwerpen, tegen 1. D W, burgerlijke

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

6/03/2015. Marc Bockstaele (ere)hoofdcommissaris Federale Gerechtelijke Politie

6/03/2015. Marc Bockstaele (ere)hoofdcommissaris Federale Gerechtelijke Politie Marc Bockstaele (ere)hoofdcommissaris Federale Gerechtelijke Politie 1 In Nederland is er wel een definitie van verdachte. Artikel 27 lid 1 Sv.: - Als verdachte wordt vóór de vervolging is aangevangen,

Nadere informatie

De inzet van deskundigen EHRM 8 oktober 2015, nr /12 Korošec

De inzet van deskundigen EHRM 8 oktober 2015, nr /12 Korošec De inzet van deskundigen EHRM 8 oktober 2015, nr. 77212/12 Korošec Ruud Ruijters (Jaegers & Soons Advocaten) Wendy van Wendel de Joode (Belastingdienst Pdb Amsterdam) Onderwerpen EHRM Korošec vs. Slovenië¹

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31

INHOUDSOPGAVE LIJST VAN AFKORTINGEN 21 INLEIDING Algemene inleiding Aanleiding Probleemstelling en onderzoeksvragen 31 De rol van de rechter bij de waarheidsvinding in de correctionele procedure. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar Belgisch, Frans en Nederlands recht. Daniel DE WOLF WAV TO KNOWLfDGE \UGrfV r die keure

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april Rapportnummer: 2012/062 Rapport Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 16 april 2012 Rapportnummer: 2012/062 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat een met naam genoemde politieambtenaar van het

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 35062 17 december 2013 Aanwijzing bijstand van tolken en vertalers bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 APRIL 2015 P.15.0073.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0073.F 1. P. D., 2. L. D., Mrs. Jean-Pierre Dardenne, advocaat bij de balie te Charleroi, en Régine Ceulemans, advocaat bij de balie

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109 2 Aanleiding Verzoekster is advocaat en haar cliënt stelt dat hij op

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 2151 Arrest nr. 119/2002 van 3 juli 2002 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Arbitragehof,

Nadere informatie

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG.

VOOR RECHTSPRAAK NEDERLANDSE VERENIGING. De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus EH DEN HAAG. NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. l.w. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 28 maart 2014 Uw kenmerk 476490 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2009 33 Wet van 22 januari 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering tot verbetering van de regeling van de positie van de deskundige

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer,

eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer, 30 OKTOBER 2001 P.01.1239.N/1 Nr. P.01.1239.N.- K. M., beklaagde, gedetineerd, eiser tot cassatie van een arrest, op 25 juni 2001 gewezen door het Hof van Beroep te Gent, correctionele kamer, met als raadsman

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Limburg-Noord op 14 juli 2008 heeft geweigerd de aangifte van diefstal van haar kat op te nemen. Beoordeling

Nadere informatie

Het recht op vertaling in Nederlandse

Het recht op vertaling in Nederlandse Het recht op vertaling in Nederlandse strafzaken Strafblad Het recht op vertaling in Nederlandse strafzaken Mr. P. van Kampen & mr. S. Denneman* Inleiding Na jaren van steggelen binnen de Europese Unie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 Rapport Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van het arrondissementsparket te Den

Nadere informatie

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917

ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 ECLI:NL:RBBRE:2003:AN9917 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 11-12-2003 Datum publicatie 12-12-2003 Zaaknummer 3498-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie

Nadere informatie

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B

15490/14 cle/gar/as 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 17 november 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0409 (COD) 15490/14 NOTA van: aan: het voorzitterschap Raad DROIPEN 129 COPEN 278 CODEC 2241 Nr. Comdoc.:

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1234.N I-II T M T, beschuldigde, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Frédéric Thibaut, advocaat bij de balie te Mechelen,

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2016 Datum publicatie 16-08-2016 Zaaknummer 23-003649-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 116 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Overleveringswet ter implementatie van richtlijn nr. 2016/800/EU van het Europees Parlement

Nadere informatie

Datum 25 april 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de positie van kwetsbare verdachten in het strafproces

Datum 25 april 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de positie van kwetsbare verdachten in het strafproces 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamerd der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B

13538/14 cle/rts/sv 1 DG D 2B Raad van de Europese Unie Brussel, 30 september 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2013/0407 (COD) 13538/14 DROIPEN 112 COPEN 230 CODEC 1868 NOTA van: aan: het voorzitterschap het Comité van permanente

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ1 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 APRIL 2013 P.12.2018.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.2018.N M F D, beklaagde, eiseres, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000

Nadere informatie

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten Afdeling openbaarheid van bestuur 21 maart 2011 ADVIES 2011-102 over de weigering om toegang te verlenen tot het volledige fiscaal

Nadere informatie

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM

Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten. Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM Nederlandse antiterrorismeregelgeving getoetst aan fundamentele rechten Een analyse met meer bijzonder aandacht voor het EVRM P.H.P.H.M.C. van Kempen & J. Van de Voort Samenvatting Radboud Universiteit

Nadere informatie

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures

OTA het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten en beklaagden in strafprocedures RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 1 juli 2009 (03.07) (OR. en) 11457/09 DROIPE 53 COPE 120 OTA van: aan: Betreft: het voorzitterschap de delegaties Routekaart voor een betere bescherming van verdachten

Nadere informatie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

Het opschrift van de Eerste afdeling van Titel IIIA van het Eerste Boek komt te luiden: EERSTE AFDELING Definities

Het opschrift van de Eerste afdeling van Titel IIIA van het Eerste Boek komt te luiden: EERSTE AFDELING Definities [2 juni 2015] Implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van

Nadere informatie

Access to a lawyer. Welke invulling moet gegeven worden aan dit recht. R.J. van Vliet

Access to a lawyer. Welke invulling moet gegeven worden aan dit recht. R.J. van Vliet Access to a lawyer. Welke invulling moet gegeven worden aan dit recht. R.J. van Vliet 5731623 Afstudeerscriptie master Publiekrecht met als afstudeerrichting Strafrecht Aan de Universiteit van Amsterdam

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 475 Wet van 17 november 2016, houdende implementatie van richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende

Nadere informatie

Het spreekrecht van het slachtoffer en het ondervragingsrecht Notitie van het NJCM naar aanleiding van wetsvoorstel nr. 27632

Het spreekrecht van het slachtoffer en het ondervragingsrecht Notitie van het NJCM naar aanleiding van wetsvoorstel nr. 27632 Het spreekrecht van het slachtoffer en het ondervragingsrecht Notitie van het NJCM naar aanleiding van wetsvoorstel nr. 27632 1. Inleiding Het NJCM heeft kennis genomen van het door Tweede kamerlid Dittrich

Nadere informatie

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. Begeleidend document bij het

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING. Begeleidend document bij het EUROPESE COMMISSIE Brussel, 8.6.2011 SEC(2011) 687 definitief WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij het Voorstel voor een RICHTLIJN

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565 Instantie Datum uitspraak 22-05-2012 Datum publicatie 29-05-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-1542 WWB + 10-1557

Nadere informatie

Handleiding voor de deken ter waarborging van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van advocaten bij extern onderzoek.

Handleiding voor de deken ter waarborging van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van advocaten bij extern onderzoek. Handleiding voor de deken ter waarborging van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht van advocaten bij extern onderzoek Maart 2013 Vastgesteld door de algemene raad op 4 maart 2013 1 Voorwoord

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175 Rapport Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Limburg-Noord: - niet hebben gereageerd op een melding van verzoekers

Nadere informatie

Onderzoek door het Openbaar Ministerie Informatiefolder voor de medewerker

Onderzoek door het Openbaar Ministerie Informatiefolder voor de medewerker Informatie folder Onderzoek door het Openbaar Ministerie Informatiefolder voor de medewerker Pagina 2 van 16 Onderzoek door het Openbaar Ministerie Informatiefolder voor de medewerker Landelijke versie,

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba BESLISSING gegeven naar aanleiding van diverse verzoeken van de verdediging in de strafzaak in

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Sociaal strafrecht. Arbeidsinspectie. Sociale inspecteurs. Bevoegdheden. Draagwijdte. Gevolg. Verhoor mits bijstand van advocaat Datum 17 april 2012 Copyright and

Nadere informatie

Strafrechtelijke context huwelijksdwang en achterlating

Strafrechtelijke context huwelijksdwang en achterlating Strafrechtelijke context huwelijksdwang en achterlating Bij de aanpak van huwelijksdwang en gedwongen achterlating dient het belang van het slachtoffer centraal te staan. De in Nederland geldende wet-

Nadere informatie

Aanwijzing. Slachtofferzorg. Parket Curaçao

Aanwijzing. Slachtofferzorg. Parket Curaçao Aanwijzing Slachtofferzorg Parket Curaçao Samenvatting Deze aanwijzing stelt regels betreffende de bejegening van slachtoffers van misdrijven, zoals zeden, geweld- en verkeersmisdrijven. Daarbij worden

Nadere informatie

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak tegen de verdachte: (naam

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop

JURISPRUDENTIE STRAFRECHT. Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop JURISPRUDENTIE STRAFRECHT Uitspraken 10 februari 2015 Paul Verloop HR uitspraken 10 februari 2015 Beslissingen voorlopige hechtenis (Cassatie in het belang der wet) HR:2015:247 HR:2015:255 HR:2015:256

Nadere informatie

SALDUZ GEMISTE KANS OF OPPORTUNITEIT VOOR EEN BETERE WAARHEIDSVINDING PLEIDOOI VOOR EEN GEZAMENLIJKE GEDRAGSCODE

SALDUZ GEMISTE KANS OF OPPORTUNITEIT VOOR EEN BETERE WAARHEIDSVINDING PLEIDOOI VOOR EEN GEZAMENLIJKE GEDRAGSCODE SALDUZ GEMISTE KANS OF OPPORTUNITEIT VOOR EEN BETERE WAARHEIDSVINDING PLEIDOOI VOOR EEN GEZAMENLIJKE GEDRAGSCODE 1 Artikel 2bis, 2, lid 3 De bijstand van de advocaat heeft UITSLUITEND tot doel een TOEZICHT

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 834 Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering inzake het rechtsgeding voor de politierechter en de mededeling van vonnissen

Nadere informatie

ADVIES. Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet

ADVIES. Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet ADVIES Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet Oktober 2014 1 Inleiding Een ieder heeft het recht op een eerlijk proces. Of het nu in een strafzaak of in een civiele zaak

Nadere informatie