Een kennisgeving van dit besluit zal worden gepubliceerd in Stadsblad De Echo I en Stadsblad De echo II en op de website

Transcriptie

1 Bezoekadres Ebbehout EA Zaandam Directie Bin 2 Barrel Amsterdam B.V. Van Baerlestraat 72 d 1071 BA Amsterdam Postbus EE Zaandam Betreft: omgevingsvergunning regulier Datum: OLO nummer: Zaaknummer: Vergunninghouder: Bin2Barrel Amsterdam BV Locatie: Petroleumhavenweg Amsterdam Contactpersoon A.W. Fresen Contactgegevens tel: Lex.Fresen@odnzkg.nl Geachte directie, Hierbij treft u een besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, waarbij een omgevingsvergunning is verleend ten behoeve van uw aan de Petroleumhavenweg te Amsterdam gelegen 1 inrichting. Dit besluit is namens genoemd college genomen door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG). In het besluit wordt nader gemotiveerd waarom de vergunning verleend is. Het besluit is als volgt opgebouwd: 1-Onderwerp 2-Procedurele aspecten 3-Inhoudelijke beoordeling 4-Overwegingen Voorschriften 5-Adviezen 6-Besluit Aan het einde van het besluit staat op welke wijze u bezwaar kunt maken. Daar treft u ook de digitale ondertekening aan. Een kennisgeving van dit besluit zal worden gepubliceerd in Stadsblad De Echo I en Stadsblad De echo II en op de website 1 Deze inrichting is nog niet daadwerkelijk opgericht; in die zin is er sprake van een geprojecteerde inrichting.

2 BESLUIT TOT HET VERLENEN VAN EEN OMGEVINGSVERGUNNING OP GROND VAN ARTIKEL 2.1, EERSTE LID, ONDER E, I.C.M. ARTIKEL 3.10, DERDE LID, VAN DE WABO (MILIEUNEUTRALE VERANDERING) Inhoudsopgave 1 ONDERWERP PROCEDURELE ASPECTEN Vergunningssituatie Bevoegd gezag Voorbereidingsprocedure en verlenging beslistermijn Volledigheid van de aanvraag en opschorting beslistermijn Adviezen/zienswijzen INHOUDELIJKE BEOORDELING Algemeen Lucht en geur Afvalstoffen die vrijkomen bij het verwerkingsproces Afvalwater Geluid Conclusie milieuaspecten Andere inrichting Geen milieueffectrapport Conclusie reguliere procedure OVERWEGINGEN VOORSCHRIFTEN ADVIEZEN BESLUIT ONDERWERP Wij hebben op 24 mei 2016 een aanvraag (met OLO-aanvraagnummer ) om een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) ontvangen van Bin 2 Barrel Amsterdam B.V. (verder: Bin2Barrel) voor het veranderen van haar aan de Petroleumhavenweg te Amsterdam gelegen inrichting. De verandering betreft een wijziging van de werkwijze, in die zin dat minder Euralcodes zullen worden ingenomen en het eindproduct beperkt wordt tot een brandstof die wat betreft samenstelling overeenkomt met de eisen die gesteld worden aan scheepsbrandstof. Tevens is bij de aanvraag een nieuw AV-beleid en een nieuwe AO/IC gevoegd waarin de acceptatiecriteria zodanig zijn aangepast, dat er geen gevaarlijke afvalstoffen kunnen worden geaccepteerd (hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan voorschrift 3.1.1, onder b, van de oprichtingsvergunning). Ook wordt een nadere beperking aangebracht aan de concentratie milieuverontreinigende stoffen die in de pyrolyseinstallatie worden gebracht. Concreet wordt verzocht om een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, eerste lid, onder e in combinatie met artikel 3.10, derde lid, van de Wabo (milieuneutrale verandering van een inrichting). 2 11

3 De aanvraag is ingediend via het OLO en bestaat uit een aanvraagformulier en de volgende bijlagen: 1. Bijlage_AOIC_AV_24_ 05_16_pdf ( ) 2. Bijlage_1323_AV07_1_16_06_16_pdf ( ) 3. Bijlage BL_1323_ AV07_1_190716_def_bijlage_AOIC-AV_pdf_( ) 4. Bijlage BL_1323_AV07_2_190716_Beantwoording_verzoek_pdf ( ) 2 PROCEDURELE ASPECTEN 2.1 Vergunningssituatie Bij besluit van 9 oktober 2015, kenmerk: 29075, hebben wij aan Bin2Barrel een de gehele inrichting omvattende oprichtingsvergunning ingevolge de Wabo verleend. 2.2 Bevoegd gezag Gelet op het bepaalde in artikel 2.4, tweede lid, van de Wabo juncto artikel 3.3, eerste lid, onder b, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage, onderdeel C, categorie 28.4 C 2 zijn wij het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning voor de onderhavige inrichting. Tot de inrichting behoort een IPPC-installatie die valt onder categorie 4.1, onder a, van Bijlage I, van de Richtlijn industriële emissies. 2.3 Voorbereidingsprocedure en verlenging beslistermijn Dit besluit is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo. Gelet hierop hebben wij op 8 juni 2016, overeenkomstig artikel 3.8 van de Wabo, van de aanvraag kennis gegeven in Stadsblad De Echo edities West I en West II en op de website van de OD. Overeenkomstig het gestelde in artikel 3.9, tweede lid, van de Wabo hebben wij op 13 juli 2016 de beslistermijn met zes weken verlengd. 2.4 Volledigheid van de aanvraag en opschorting beslistermijn Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze getoetst aan de daarvoor geldende indieningsvereisten, zoals deze zijn opgenomen in de Regeling omgevingsrecht. In verband met het ontbreken van een aantal gegevens hebben wij de aanvrager op 8 juli 2016 in de gelegenheid gesteld om de aanvraag tot 5 augustus 2016 aan te vullen. Wij hebben aanvullende gegevens ontvangen op 22 juli De beslistermijn is hierdoor opgeschort met 14 dagen. Na ontvangst van de aanvullende gegevens hebben wij de aanvraag wederom getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag thans voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. 2.5 Adviezen/zienswijzen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo juncto de artikelen 6.1 tot en met 6.4 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies aan Burgemeester en Wethouders van Amsterdam en de Inspectie Leefomgeving en Transport (verder ILT) gezonden. Wij hebben van de ILT op 17 juni 2016 een advies ontvangen. Hierna in hoofdstuk D gaan wij inhoudelijk in op dit advies het ontwateren, microbiologisch of anderszins biologisch of chemisch omzetten, agglomereren, deglomereren, mechanisch, fysisch of chemisch scheiden, mengen, verdichten of thermisch behandelen anders dan verbranden van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen met een capaciteit ten aanzien daarvan van kg per jaar of meer; 3 11

4 3 INHOUDELIJKE BEOORDELING 3.1 Algemeen De Wabo bepaalt in artikel 2.14, vijfde lid dat, een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale verandering kan worden verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden uit artikel 3.10, derde lid van de Wabo. Hieruit volgt dat de gevraagde vergunning kan worden verleend indien de realisering van de met deze aanvraag beoogde verandering van de inrichting of verandering van de werkwijze binnen de inrichting: niet zal leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan; niet zal leiden tot het ontstaan van een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend; en niet m.e.r.-plichtig is. Op basis van de ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens concluderen wij dat de aangevraagde verandering hieraan voldoet. Per relevant milieuaspect merken wij in dat kader het volgende op. 3.2 Lucht en geur De voorschriften t/m en t/m van de vergunning van 9 oktober 2015, kenmerk: 29075, hebben respectievelijk betrekking op de milieucompartimenten lucht en geur. De aangevraagde verandering heeft geen gevolgen voor deze milieucompartimenten. 3.3 Afvalstoffen die vrijkomen bij het verwerkingsproces De voorschriften van t/m van de vergunning van 9 oktober 2015, kenmerk: 29075, hebben betrekking op afvalstoffen die vrijkomen bij het verwerkingsproces. De aangevraagde verandering zal niet leiden tot een verandering van de gemiddelde samenstelling van de te verwerken afvalstoffen en heeft aldus geen gevolgen voor de aard en de hoeveelheid van afvalstoffen die vrijkomen. 3.4 Afvalwater Voorschrift van de vergunning van 9 oktober 2015, kenmerk: 29075, heeft betrekking op afvalwater. De aangevraagde verandering heeft geen gevolgen voor de hoeveelheid afvalwater die vrijkomt. 3.5 Geluid De voorschriften t/m van de vergunning van 9 oktober 2015, kenmerk: 29075, hebben betrekking op geluid. De aangevraagde verandering heeft geen gevolgen voor dit milieucompartiment. 3.6 Conclusie milieuaspecten De aangevraagde verandering leidt aldus niet tot grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan op grond van de al verleende omgevingsvergunning is toegestaan. 3.7 Andere inrichting De aangevraagde verandering leidt er niet toe dat een andere inrichting ontstaat. 3.8 Geen milieueffectrapport Voor de verandering bestaat geen verplichting tot het maken van een milieueffectrapport. 4 11

5 3.9 Conclusie reguliere procedure Op grond van het vorenstaande kan de aangevraagde omgevingsvergunning ingevolge artikel 3.10, derde lid, van de Wabo worden verleend met gebruikmaking van de reguliere procedure uit paragraaf 3.2 van de Wabo. 4 OVERWEGINGEN VOORSCHRIFTEN De aanvraag heeft betrekking op het verminderen van het aantal Euralcodes. In dat kader wordt ook een aangepast AO/IC en AV-beleid overgelegd. Tevens geeft de aanvraag een nadere duiding van de stromen in het proces. Ook de samenstelling van het eindproduct wordt thans inzichtelijker gemaakt. In dat kader hebben wij het nodig geoordeeld om aan de omgevingsvergunning ter nadere borging en nadere uitwerking van het gestelde in de aanvraag een tweetal voorschriften te verbinden, te weten de voorschriften A1 en A2. Omdat de verandering naar haar aard betrekking heeft op de werkwijze van de inrichting als geheel, is er een directe relatie met de voorschriften van de oprichtingsvergunning: de voorschriften A1 en A2, treden volgens de systematiek van de Wabo van rechtswege in de plaats van de voorschriften a en Voorschrift A1 In dit voorschrift wordt de (aangevraagde) beperking tot zes Euralcodes vastgelegd. Voorschrift A2 In dit voorschrift wordt de (aangevraagde) aangepaste samenstelling en nadere specificering van de kunstafvalstroom die direct na de voorbehandeling vrijkomt, vastgelegd. Vanwege de bijzonderheden van het proces, hebben wij tevens ter controle een periodieke meetverplichting voorgeschreven. Goedkeuring aangepaste A&V-beleid en AO/IC In voorschrift b van de oprichtingsvergunning is bepaald, dat het A&V-beleid en de AO/IC zodanig moeten worden aangepast dat het niet mogelijk is om gevaarlijke afvalstoffen te accepteren. Het aangepaste A&V-beleid en de AO/IC moeten ter goedkeuring aan het bevoegd gezag zijn voorgelegd. Met de onderhavige aanvraag en vergunning is hieraan gevolg gegeven. De afvalstoffen die worden geaccepteerd zijn niet gevaarlijk met uitzondering van de afvalstof met Euralcode Deze afvalstof kan een gevaarlijke afvalstof zijn. Om te kunnen vaststellen of er sprake is van een gevaarlijke afvalstof moet de samenstelling worden bepaald en getoetst aan de grenswaarden weergegeven als HP-criteria die onderdeel uitmaken van Bijlage III van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen en aan de Verordening(EG) Nr. 1272/2008 van 16 december en aan de Verordening(EG) Nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april In het bij deze aanvraag ingediende (en door de verlening van deze vergunning goedgekeurde) AV-beleid en AO/IC is opgenomen dat de samenstelling van de afvalstoffen die worden geaccepteerd niet de grenswaarden mogen overschrijden zoals die zijn vastgelegd in tabel B, D en E. Hiermee wordt in voldoende mate geborgd dat er geen gevaarlijke afvalstoffen worden geaccepteerd en tevens wordt aan de verplichting van voorschrift b voldaan. 3 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en de VERORDENING (EG) Nr. 850/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG. 4 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG 5 11

6 5 ADVIEZEN Wij hebben van ILT op 17 juni 2016 een advies ontvangen. Het advies kan als volgt worden samengevat (per onderdeel treft u daarbij onze reactie aan): 1. Algemeen uitgangspunt. De ILT is van mening, dat een brandstof gemaakt van kunststofafval vergelijkbaar of beter moet zijn dan brandstof vervaardigd uit minerale ruwe olie en verder op zijn minst voldoet aan de NEN/ISO normen die zijn gesteld voor dit soort brandstoffen ingezet als (scheeps)brandstof. De kwaliteitscriteria waaraan het product moet voldoen, staan in het AV-beleid en AO/IC. De aanwezige verontreinigingen kunnen ook voorkomen in brandstoffen welke via conventionele processen worden geproduceerd. Op basis van de vigerende jurisprudentie (zie o.m. AbRvS, d.d. 5 februari 2003, kenmerk: /1) kunnen wij in de omgevingsvergunning milieu geen eisen stellen aan de in de inrichting vervaardigde producten. 2. Acceptatiebeleid van de te verwerken afvalstoffen. a) ILT is van mening dat de acceptatiecriteria voor chloor/halogeenverbindingen, arseen (As) en zwavel te hoog zijn gelet op de te accepteren ingangsstromen en doet het voorstel aan Bin2Barrel de acceptatiecriteria als volgt aan te passen. Parameter Acceptatiegrenswaarde Halogeenhoudende kunststoffen 0,5% (conform DKR352) Zwavel 100ppm As 5% Chloor 0,5% EOX 0,5% Wij zijn van mening dat wanneer gewerkt wordt in overeenstemming met het goedgekeurde AVbeleid en AO/IC in voldoende mate is geborgd dat er geen gevaarlijke stoffen worden geaccepteerd. b) ILT is van mening dat het totaalgehalte van 10 gram aan zware metalen leidt tot een inconsistentie. De 10 gram aan zware metalen is niet meer opgenomen in het AO/IC. c) ILT stelt voor dat Bin2Barrel de samenstelling van de inputstroom die na voorbewerking ontstaat, opneemt in haar AV-beleid en AO/IC. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop deze stroom wordt bemonsterd, de frequentie en de gehanteerde analyse methode. Thans is in het AV-beleid en AO/IC de wijze bemonstering, de frequentie en de gehanteerde analyse methode beschreven. 3. REACH, POP-verordening en EVOA. a) ILT stelt dat er een REACH-registratie moet worden aangevraagd. Als niet aantoonbaar wordt dat er een constante kwaliteit kan worden geleverd, dan is voor iedere batch een registratie nodig. Hierop kan een uitzondering worden gevraagd. Van het uitzonderingsartikel voor recycling (REACH artikel 2 lid 7 onder d) kan alleen gebruik gemaakt worden als de stof onder een reeds eerder 6 11

7 geregistreerde stof valt. Bij wisselen samenstelling is dit niet mogelijk. Zoals wij ook al in de oprichtingsvergunning (zie onder C5 van de considerans) hebben aangegeven, werkt de REACH-verordening rechtstreeks en is het bedrijf primair verantwoordelijk voor de naleving ervan. Het toezicht op de naleving van de REACH in Nederland berust bij ILT, I- SZW en de NVWA. Dit geldt ook voor de naleving van de in de REACH opgenomen registratieplicht. Wij, als bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning, hebben overigens voldoende stofinformatie voor een goede beoordeling van de lokale milieu-effecten (gevaarseigenschappen, risico s, risicobeperkende maatregelen). Op basis van de door het bedrijf aangeleverde informatie achten wij het voldoende aannemelijk dat i.c. geen sprake is van strijd met de REACH. b) ILT stelt dat de POP-verordening het in de handel brengen van PCB s verbiedt. PCB s mogen dus niet in de te accepteren afvalstoffen noch in de te produceren brandstof zitten. Dat betekent dat een eventuele normstelling in de vergunning op het niveau van de detectiegrens gesteld dient te worden. Afvalstoffen die minder dan 50 mg/kg d.s. POP s bevatten mogen conform de POP-Verordening alle be- en verwerkingshandelingen ondergaan. Als de afvalstoffen meer dan 50 mg/kg POP bevatten dan mogen de afvalstoffen uitsluitend nog verwijderd worden. In het AO/IC en AV-beleid is een acceptatiegrenswaarde voor POP opgenomen, die onder deze grens van 50 mg/kg d.s. ligt, zodat de aangevraagde verwerking conform de POP-verordening is toegestaan. De POP-verordening werkt, net als de REACH-verordening, rechtstreeks. Het bedrijf is primair verantwoordelijk voor de naleving ervan. Het toezicht op de naleving van de POP-verordening berust, overeenkomstig het POP-besluit milieubeheer bij ILT. Op basis van de door het bedrijf aangeleverde informatie achten wij het voldoende aannemelijk dat i.c. geen sprake is van strijd met de POP-verordening. 4. Monitoring volgens gevalideerde methoden a) Er ontbreekt een duidelijk en overzichtelijk monitoringsplan waarmee de input- en outputstromen worden gemonitord en de kwaliteit van de geproduceerde olie geborgd wordt. Thans is in het AV-beleid en AO/IC het monitoringsplan opgenomen waarmee de input- en outputstromen worden gemonitord. De kwaliteit van de geproduceerde olie wordt hiermee in voldoende mate geborgd. b) Een aantal van de genoemde NEN-methoden zijn niet gevalideerd op de bepaling van de parameters in het kunststofafval. Het AV beleid en AO/IC is hierop aangepast. 7 11

8 5. Overige opmerkingen. a) Er wordt in de bijlage Installaties (van Installaties, Activiteiten en Milieuaspecten) verwezen naar F-Gassenverordening 842/2006, wanneer het gaat om koelmiddelen en airco s die gebruikt worden. Deze verordening is inmiddels niet meer geldig en vervangen door F-Gassenverordening 517/2014. In deze laatste verordening staan wezenlijk andere artikelen in en is het controleregime (op lekkages) veranderd. De genoemde bijlage maakt geen onderdeel uit van deze aanvraag van Bin2Barrel. 8 11

9 6 BESLUIT Wij besluiten, gelet op de hiervoor opgenomen overwegingen: I De aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen. II Aan de vergunning de volgende voorschriften te verbinden: A1 (treedt in de plaats van voorschrift 3.1.3, onder a, van de oprichtingsvergunning) Binnen de inrichting mogen maximaal 95 ton/dag en maximaal 35 kton per kalenderjaar aan afvalstoffen van de in de onderstaande tabel genoemde Euralcodes worden geaccepteerd. Euralcode Herkomst Nadere specificering Omschrijving soort Afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, afval van landbouw, tuinbouw, aquacultuur, bosbouw, jacht en kunststofafval (exclusief verpakkingen) bosbouw, jacht en visserij en de voedingsbereiding en -verwerking visserij Afval van de machinale afval van de machinale kunststofschaafsel en krullen bewerking en de fysische en mechanische oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen bewerking en de fysische en mechanische oppervlaktebehandeling van metalen en kunststoffen Verpakkingsafval; verpakking (inclusief gescheiden kunststofverpakking absorbentia, poetsdoeken, filtermateriaal en beschermende kleding (niet elders genoemd) ingezameld stedelijk verpakkingsafval) Bouw- en sloopafval hout, glas en kunststof kunststof (inclusief afgegraven grond van verontreinigde locaties) Afval van installaties voor afval van niet elders genoemde kunststoffen en rubber afvalbeheer, off-site waterzuiveringsinstallaties en de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water en water voor industrieel gebruik mechanische afvalverwerking (bv. sorteren, breken, verdichten, pelletiseren) Stedelijk afval (huishoudelijk afval en soortgelijk bedrijfsafval, industrieel afval en afval van instellingen), inclusief gescheiden ingezamelde fracties gescheiden ingezamelde fracties (exclusief verpakkingsafval zoals genoemd in subhoofdstuk 15 01) kunststoffen 9 11

10 A2 (treedt in de plaats van voorschrift van de oprichtingsvergunning) a) De samenstelling van de kunststofafvalstroom die direct na de voorbehandeling vrijkomt, mag de volgende waarden niet overschrijden. Component Gehalte aan organische halogeen (Fl, Cl, Br en I) verbindingen concentratie 5 g/kg (0,5 gew-%) Zwavelgehalte 0,1 g/kg (0,01 gew-%) EOX (X=Fl, Cl, Br of I) Totaal gehalte aan zware metalen (As, Co, Cr, Ni, Hg, V, Cd, Cu, Pb Sb en Sn) Totale gehalte aan PAK s 50 mg/kg (0,005 gew-%) 5 mg/kg (0,0005 gew-%) 80 mg/kg (0,008 gew-%) Totale Gehalte van de PCB s* 0,5 mg/kg (0,00005 gew-%) Fenolen 40 mg/kg (0,004 gew-%) BTEX 200 mg/kg (0,02 gew-%) *PCB s betreft tenminste de volgende congoneren:28, 52, 101, 118,138, 153 en 180 als genoemd in NEN-EN :2000 deel 1, 2 en 3 b) Binnen 6 maanden na ingebruikname van installatie en vervolgens elk kwartaal, moet de samenstelling van de kunststofafvalstroom worden vastgesteld onder normale bedrijfsomstandigheden op de in sub a genoemde componenten. c) 6 weken voorafgaand hieraan moet een meetplan ter goedkeuring aan het bevoegd gezag worden aangeboden. Het meetplan moet worden opgesteld volgens de dan geldende normen. Onderdeel hiervan is een beschrijving van de wijze waarop een representatief monster wordt genomen. d) Het monsternamepunt ter bepaling van de kwaliteit van de kunststofafval moet zich direct achter de voorbehandeling bevinden. e) De meting moet worden uitgevoerd volgens het goedgekeurde meetplan

11 Inwerkingtreding besluit Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking (artikel 6.1, eerste lid, van de Wabo). Afschriften Een exemplaar van dit besluit zullen wij zenden aan: Directie Bin2Barrel, Van Baerlestraat 72, 1071BA, Amsterdam Smitadvies, IJsbaanpad 70 E, 1076 CW Amsterdam Burgemeester en Wethouders van gemeente Amsterdam, Postbus 922, 1000 AX AMSTERDAM Inspectie voor Leefomgeving en Transport, Postbus16191, 2500 BD Den Haag Rijkswaterstaat West-Nederland Noord, Toekanweg 7, Postbus 3119, 2001 DC Haarlem Rechtbank Noord-Holland, t.a.v. J. Wesseling, Postbus 1621, 2003 BR Haarlem Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Noord-Holland namens dezen, De Directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, voor deze, Jan Rosch Teammanager Vergunningverlening Portefeuille BRZO/RIE Dit document is digitaal vastgesteld. Een fysieke of ingescande handtekening is daarom niet nodig. Meer informatie: Beroepsclausule Dit besluit en de bijbehorende stukken liggen gedurende een termijn van zes weken ter inzage (zie voor informatie daarover de kennisgeving waarmee dit besluit is gepubliceerd). Als u belanghebbende bent kunt u binnen deze termijn tegen dit besluit schriftelijk beroep instellen bij de Rechtbank Noord-Holland, Locatie Haarlem, Postbus 1621, 2003 BR Haarlem. U kunt informatie over de beroepsprocedure vinden op de internetsite of telefonisch een folder aanvragen via het informatienummer van de Rijksoverheid (1400). U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Voor de goede orde wijzen wij nog op het gestelde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht. Aldaar is bepaald dat het bezwaar op beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit. Het onderhavige besluit kan als een zodanig besluit aangemerkt worden, zodat ILT geen afzonderlijk beroep meer hoeft in te dienen omdat zij reeds tegen de oprichtingsvergunning beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. Andere partijen die geen beroep hebben ingesteld tegen de oprichtingsvergunning als zodanig dienen zelfstandig beroep in te dienen bij de rechtbank (zie het gestelde in artikel 6:19, derde en vierde lid)