I N T R O EERSTE IN NIEUWE SERIE ONDERWIJSDIENSTEN:

Transcriptie

1 RS I IUW SRI DRWIJSDIS: ntdekkingsreis naar Gods handelen in het ude estament. Meer en meer ontdekken wie God is. nze liefde en waardering voor de boeken van het ude estament mag daardoor ook groeien. Sluikreclame: S U D I B IJ B L Boek JA: - Profeet leefde v.chr., tijdens regering van Jerobeam II (2Kon.14:23-28) - Waarschijnlijk geschreven tussen het midden van de 8 e en het einde van de 3 e eeuw v.chr. I R Zondag,

2 H GR HMA in JA: Gods grenzeloze erbarmen, zowel voor ons (Jona en de Israëlieten) als hen (de heidense zeelui en de inevieten). DL VA H BK JA: nadenken over het barmhartige karakter van God, en zien of dat ook in het eigen leven wordt weerspiegelt. (voor meer details en datering, zie: SUDIBIJBL) SIJL van JA heeft discussie opgeroepen: Allegorie(verzonnen personages), Gelijkenis(waarschuwing om niet te zijn als Jona), Profetisch verhaal (zoals die van lia en lisa) I R Zondag,

3 BLAGRIJK (SUB)HMA S in JA: 1. GDS SVRI GZAG VR GBURISS P AARD. 2. GDS VASBSLHID M ZIJ BDSCHAP BKD MAK. 3. DZAAK VA BRUW VR ZD (I H ALGM). 4. VLL VRZKRIG VA GDS GAD BIJ BRUW. I R Zondag,

4 SLULWRD in JA: Ra ah(kwaad/onheil/kwelling) 1:2 De Heere confronteert Jona met het kwaadin de stad inevé. 1:7 De zeelui werpen het lot om te weten wie de oorzaak is van het onheil dat hun overkomt. 1:8 De zeelui vragen Jona waarom het onheil hun overkomt. 3:8 De koning van inevéroept op tot bekering van hun slechte weg. 3:10 God ziet dat de inevieten zich bekeren van hun slechte wegen krijgt berouw over het kwaaddat Hij hen zou aandoen. 4:1 Gods genadige houding t.o.v. inevéwas kwalijkin de ogen van Jona. 4:2 Jona wordt boos dat God berouw heeft over het kwaad. 4:6 De Heere beschikt een wonderboom om Jona te bevrijden van zijn kwelling. I R Zondag,

5 VRZICH DRWRP VADAAG: (1) Jona s opdracht en zijn vlucht (1:1-3) (2) Jona en de heidense zeelui (1:4-16) (3) Jona s dankgebed (1:17-2:10) (4) Jona s hernieuwde opdracht en zijn ongehoorzaamheid (3:1-3a) (5) Jona en de heidense inevieten (3:3b-10) (6) Jona s boze gebed (4:1-4) I R (7) Jona s les over bramhartigheid (4:5-11) Zondag,

6 HULPJ BIJ PZK: DAIL, HSA, JL, AMS, BADJA, JA, MICHA, AHUM, HABBAKUK, ZFAJA 1:1 Het woord van de HR kwam tot Jona, de zoon van Amitthai: 2 Sta op, ga naar de grote stad inevéen predik tegen haar, want hun kwaad is opgestegen voor Mijn aangezicht. 3 Maar Jona stond op om naar arsiste vluchten, weg van het aangezicht van de HR. Hij daalde af naar Jafo (huidige Joppe)en vond een schip dat naar arsisging. Hij betaalde de prijs voor de overtocht en ging aan boord om met hen mee te gaan naar arsis, weg van het aangezicht van de HR. 4 Maar de HR wierp een hevige wind op de zee; er ontstond een zware storm op de zee, zodat het schip dreigde te breken. 5 oen werden de zeelieden bevreesd en zij riepen, ieder tot zijn god. Zij wierpen de lading die in het schip was, in de zee om het daardoor lichter te maken. Maar Jona was afgedaald in het ruim van het schip, was gaan liggen en was in een diepe slaap gevallen.. L Z Zondag,

7 6 De kapitein kwam bij hem en zei tegen hem: Hoe kunt u zo diep in slaap zijn! Sta op, roep uw God aan! Misschien zal die God aan ons denken, zodat wij niet vergaan! 7 Daarop zeiden de mannen tegen elkaar: Kom, laten wij het lot werpen, zodat wij weten door wie dit onheil ons overkomt. Zij wierpen het lot, en het lot viel op Jona. 8 oen zeiden zij tegen hem: Vertel ons toch door wie dit onheil ons overkomt. Wat is uw werk en waar komt u vandaan? Wat is uw land en van welk volk bent u? 9 Hij zei tegen hen: Ik ben een Hebreeër en ik vrees de HR, de God van de hemel, Die de zee en het droge gemaakt heeft. 10 oen werden de mannen zeer bevreesd, en ze zeiden tegen hem: Hoe hebt u dit kunnen doen? De mannen wisten namelijk dat hij op de vlucht was, weg van het aangezicht van de HR, want hij had het hun verteld. 11 Zij zeiden dan tegen hem: Wat moeten wij met u doen, zodat de zee ons met rust laat? Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. L Z Zondag,

8 12 Daarop zei hij tegen hen: Pak mij op en werp mij in de zee; dan zal de zee u met rust laten, want ik weet dat deze zware storm u omwille van mij overkomt. 13 De mannen roeiden echter om het schip terug te brengen naar het droge. Maar zij konden het niet, want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen. 14 oen riepen zij de HR aan en zeiden: ch HR, laat ons toch niet vergaan om het leven van deze man! Leg geen onschuldig bloed op ons! Want U, HR, doet zoals het U behaagd heeft. 15 Daarop pakten zij Jona op en wierpen hem in de zee. n de woedende zee kwam tot bedaren. 16 oen werden de mannen zeer bevreesd voor de HR; zij brachten de HR een slachtoffer en legden geloften af. 17 n de HR beschikte een grote vis om Jona op te slokken. 18 Jona was drie dagen en drie nachten in het binnenste van de vis. L Z Zondag,

9 2:1 oen bad Jona tot de HR, zijn God, vanuit het binnenste van de vis. 2 Hij zei: Ik riep uit mijn benauwdheid tot de HR en Hij antwoordde mij. Uit de schoot van het graf riep ik om hulp, U hoorde mijn stem. 3 Want U wierp mij de diepte in, in het hart van de zeeën, een watervloed omringde mij; al Uw baren en Uw golven sloegen over mij heen. 4 n ík zei: Verstoten ben ik van voor Uw ogen; toch zal ik opnieuw aanschouwen Uw heilige tempel. 5 Water omving mij, bedreigde mijn leven, de watervloed omving mij. Zeewier was om mijn hoofd gebonden. 6 aar de diepste gronden van de bergen daalde ik af in de aarde; haar grendels sloten zich voor eeuwig achter mij. Maar uit het verderf trok U mijn leven omhoog, HR, mijn God! 7 oen mijn ziel in mij bezweek, dacht ik aan de HR; mijn gebed kwam tot U, in Uw heilige tempel. L Z Zondag,

10 8 Wie nietige afgoden vereren, verlaten Hem Die hun goedertieren is. 9 Maar ik, met dankzegging zal ik U offers brengen; wat ik beloofd heb, zal ik nakomen. Het heil is van de HR! 10 oen sprak de HR tot de vis, en hij spuwde Jona uit op het droge. 3:1 Het woord van de HR kwam voor de tweede keer tot Jona: 2 Sta op, ga naar de grote stad inevéen predik tegen haar de prediking die Ik tot u spreek. 3 oen stond Jona op en ging naar inevé, overeenkomstig het woord van de HR. inevé was een geweldig grote stad, van drie dagreizen doorsnee. 4 n Jona begon de stad in te gaan, één dagreis. Hij predikte en zei: og veertig dagen en inevé wordt ondersteboven gekeerd! 5 De mensen van inevégeloofden in God. Zij riepen een vasten uit en trokken rouwgewaden aan, van de grootste tot de kleinste onder hen. L Z Zondag,

11 6 oen dat woord de koning van inevébereikte, stond hij op van zijn troon, legde zijn staatsiegewaad af, hulde zich in een rouwgewaad en ging in het stof zitten. 7 n in inevéwerd op bevel van de koning en zijn rijks groten omgeroepen: Mens en dier, runderen en schapen, mogen niets eten, niet grazen en geen water drinken. 8 Mens en dier moeten in rouwgewaden gehuld zijn en met kracht tot God roepen. Zij moeten zich bekeren, ieder van zijn slechte weg en van het geweld dat aan zijn handen kleeft. 9 Wie weet zal God Zich omkeren, berouw hebben en Zijn brandende toorn laten varen, zodat wij niet omkomen! 10 oen zag God wat zij deden, dat zij zich bekeerden van hun slechte weg. n God kreeg berouw over het kwade dat Hij gezegd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet. L Z Zondag,

12 4:1 Dit was volstrekt kwalijk in de ogen van Jona en hij ontstak in woede. 2 Hij bad tot de HR en zei: ch HR, waren dit mijn woorden niet toen ik nog in mijn eigen land was? Daarom ben ik het voor geweest door naar arsiste vluchten! Want ik wist dat U een genadig en barmhartig God bent, geduldig en rijk aan goedertierenheid, Die berouw heeft over het kwaad. 3 u dan, HR, neem toch mijn leven van mij weg; het is immers voor mij beter te sterven dan te leven. 4 Maar de HR zei: Bent u terecht in woede ontstoken? 5 oen verliet Jona de stad en ging ergens ten oosten van de stad zitten. Hij maakte daar voor zichzelf een afdak en ging daaronder in de schaduw zitten, tot hij zou zien wat er met de stad gebeurde. 6 n de HR God beschikte een wonderboom en liet hem boven Jona opschieten, zodat er schaduw zou zijn boven zijn hoofd, om hem te bevrijden van zijn kwelling. Jona was erg blij met de wonderboom. L Z Zondag,

13 7 De volgende dag beschikte God bij het aanbreken van de dageraadeen worm, die de wonderboom stak, zodat hij verdorde. 8 n het gebeurde, toen de zon opging, dat God een verzengende oostenwind beschikte. n de zon stak op het hoofd van Jona, zodat hij geheel uitgeput raakte. Hij verlangde ernaar te sterven en zei toen: Het is voor mij beter te sterven dan te leven. 9 Maar God zei tegen Jona: Bent u terecht in woede ontstoken over die wonderboom? Hij zei: erecht ben ik in woede ontstoken, tot de dood toe. 10 Daarop zei de HR: Ú ontziet die wonderboom, waarvoor u niet gezwoegd hebt en die u niet hebt laten groeien, die in één nacht ontstond en in één nacht verging. 11 Zou Ík dan die grote stad inevéniet ontzien, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn die het verschil tussen hun rechteren hun linker hand niet weten, en daarbij veel vee? L Z Zondag,

14 (1) JA S PDRACH ZIJ VLUCH IVĖ lag op de oostoever van de IGRIS, ca. 350km ten noorden van BAGDAD en meer dan 800km ten noordoosten van Israël, dicht bij het huidige MSUL.. IV: Groot (hevig, zwaar) komt 14x voor Kwaad(slecht, ramp) komt 8x voor. De IVI waren slecht, er stond hun een ramp te wachten. ARSIS in Spanje volledig andere richting IV D K Zondag,

15 Reis van Jona van Joppe (Haifa) naar inevé. Duur: mogelijk meer dan een maand!

16 (2) JA D HIDS ZLUI (1:4-16) vs.4 De zeelui riepen (bidden?) vs.5 Jona was afgedaald in het schip (richting dood?) vs.6 Kapitein: Sta op, roep uw God aan! IRI!! vs.9 Jona: Ik ben een Hebreeër en is vrees de HR, BVRSD vs HR VRZ De God van de hemel, Die de zee en het droge gemaakt heeft. IRI!! vs Zeelui ZR BVRSD! Zee hoe langer hoe onstuimiger. God aan het werk! vs.14 Zeelui roepen nu de HR aan grote angst mondde uit in vrees voor de HR! vs.16 Zeelui brengen een slachtoffer en leggen geloften af! D K Zondag,

17 (3) JA S DAKGBD (1:17-2:10) HR beschikte een grote vis (PVIS?) (1 e van 4 x dat de HR iets beschikt) 3 dagen en 3 nachten Voldoende om aan jezelf af te sterven. D K Zondag,

18 (3) JA S DAKGBD (vervolg) iet gered VAmaar DRde vis. vs.2: Jona RIP, God AWRDD. vs.2: In de schoot van het graf. vs.3: U wierp mij (niet de zeelui!). vs.4: och zal ik U opnieuw aanschouwen. vs.6: Ik daalde af in de diepste gronden van de bergen. vs.6: Haar grendels sloten zich voor eeuwig achter mij. vs.6: U trok mijn leven MHG. vs.9: Het HIL is van de HR. D K Zondag,

19 (4) JA S HRIUWD PDRACH GHRZAAMHID (3:1-3a) vs.1: De tweede keer spreekt de HR tot Jona. vs.2: De prediking die Ik tot u spreek. vs.3: Jona gaat naar inevé. (5) JA D HIDS IVI (3:3b-10) vs.3: Geweldig grote stad 3 dagreizen doorsnee vs.4: og 40 dagen en inevé wordt ondersteboven gekeerd! vs.5: IVI: geloofden, vasten en trokken rouwgewaden aan. vs.6: Woord van de HR bereikt de koning. vs.7-8: De koning laat een bevel uitgaan Ieder moet zich bekeren! Wie weet zal God Zich omkeren? D K vs.10: GD KRG BRUW! Zondag,

20 (6) JA S BZ GBD (4:1-4) vs.1: Dit was volstrekt kwalijkin de ogen van Jona. vs.2: De HR is barmhartig heeft berouw over het kwaad, is rijk aan goedertierenheid. vs.3: eem toch mijn leven van mij weg... beter om te sterven! (7) JA S LS VR BARMHARIGHID (4:5-11) vs.5:oen verliet Jona de stad tot hij zou zien wat er met de stad zou gebeuren. vs.5: Jona ging in de schaduw zitten (woedend?) vs.6:de HR beschikt (2 e x) wonderboom om hem te bevrijden van zijn kwelling. vs.7:de HR beschikt (3 e x) worm verderf. vs.8-9:de HR beschikt (4 e x) verzengende oostenwind beproeving. vs.10-11: De HR vergeeft zowel de IVI als Jona. D K Zondag,

21 GD IS UIK, K I ZIJ RBARM! ZLFS ALS WIJ R I M VRAG! K VRAL ALS W H I VRDI! ZLFS ALS WIJ HLMAAL GDRAADS ZIJ! ZLFS ALS WIJ VR VA HM WG DK KU VLUCH! ZLFS ALS WIJ (RCH) BS P HM ZIJ! ZLFS ALS WIJ ADR BLD VA HM HBB! ZLFS ALS WIJ H HLMAAL I MR ZI ZI! Hoe groot en bijzonder is HIJ! GD ZAL SDS WR BWIJZ DA HIJ UIK IS I ZIJ RBARM! Z L S Zondag,