Jezus zei tegen Petrus: "En u, als u eens tot inkeer gekomen bent, versterk dan uw broeders.", vlak voor zijn ontkenning (Lukas 22:32) Petrus

Transcriptie

1 Les 6 voor 11 augustus 2018

2 Jezus zei tegen Petrus: "En u, als u eens tot inkeer gekomen bent, versterk dan uw broeders.", vlak voor zijn ontkenning (Lukas 22:32) Petrus vervulde die opdracht door naar verschillende plaatsen te reizen en zijn broeders, de behoeftigen, sceptici en buitenlanders te bedienen. Het evangelie werd ook aan de heidenen geleerd die in Antiochië woonden.

3 En hij gaf haar de hand en hielp haar opstaan. Hij riep de heiligen en de weduwen en plaatste haar levend voor hen. (Handelingen 9:41) God gebruikte Petrus om soortgelijke wonderen te verrichten als Jezus verrichtte. Lucas 5: "Ik zeg u, sta op, neem uw bed op en ga naar uw huis." Markus 5: "Toen Hij ze allemaal buiten had gezet... Meisje, ik zeg je, sta op (Talitha koemi!). " Handelingen 9: "Eneas, Jezus Christus maakt u gezond; sta op en maak voor uzelf uw bed op!" Handelingen 9: "Petrus stuurt ze allen naar buiten... Tabitha, sta op! '" Acts 9:32-43

4 Het resultaat was in beide gevallen hetzelfde: "zij verheerlijkten God", "zij keerden zich tot de Heer", "zij werden overweldigd door grote verbazing" en "velen geloofden in de Heer". En hij gaf haar de hand en hielp haar opstaan. Hij riep de heiligen en de weduwen en plaatste haar levend voor hen. (Handelingen 9:41) Wanneer we God volledig toestaan om ons te gebruiken voor de zaak van het evangelie, kunnen grote dingen gebeuren. Hand. 9:32-43

5 "En Petrus opende zijn mond en zei: Ik zie nu in waarheid in dat God niet iemand om de persoon aanneemt' (Handelingen 10:34) Een engel vertelde Cornelius, de Centurion, wie hij moest roepen en waar hij hem kon vinden. Petrus was een vrome jood, dus hij wilde niet het huis van een heiden binnengaan, en dat was een kwestie van redding voor hem. Daarom gebruikte God een speciaal visioen om hem te vertellen om tot de heidenen te prediken. Jezus gebruikte Petrus' voorbeeld om te leren dat redding universeel is (Titus 2:11; Galaten 3: 26-28; Efeziërs 2: 11-19) Niemand is uitgesloten van Gods genade. We moeten het Goede Nieuws aan iedereen prediken. Handelingen 10: 1-43 Handelingen 10:1-43

6 En toen zij dit hoorden, waren zij gerustgesteld, en zij verheerlijkten God en zeiden: Zo heeft God dus ook aan de heidenen de bekering gegeven die tot het leven leidt. (Handelingen 11:18) Petrus zag heidenen de Heilige Geest ontvangen "evenals bij ons in het begin." Daarom begreep hij dat zij gedoopt konden worden en een deel van de kerk konden uitmaken (er was geen besnijdenis nodig) Maar de kerk was nog niet klaar om ze te accepteren. Hij redetwistte met Petrus over zijn gedrag. Ze konden echter geen tegenstand bieden na het beluisteren van het hele verhaal. De deur stond open voor de heidenen. Dit zou snel geweldige resultaten opleveren. Handelingen 10:44-11:1-18

7 " Er waren onder hen echter enkele mannen van Cyprus en uit Cyrene die, toen ze in Antiochië gekomen waren, het woord richtten tot de Griekssprekenden en de Heere Jezus verkondigden." (Handelingen 11:20) Veel gelovigen moesten vanwege Saulus vervolging Jeruzalem ontvluchten. Ze predikten tot elke Jood die ze ontmoetten. Sommigen van hen besloten om tot de heidenen in Antiochië te prediken. God arrangeerde alles. Saulus werd een apostel, Petrus begon tot de heidenen te prediken en de kerk accepteerde hen. Toen de kerk hoorde dat de heidenen te Antiochië zich bekeerden, zonden zij Barnabas. Waarom hij? Omdat hij 'een goed mens was, vol van de Heilige Geest en van het geloof', en hij kende Paulus en wist hem te vinden. Ze predikten samen een jaar lang Christus in Antiochië. De gelovigen stonden er voor het eerst bekend als 'Christenen'. Handelingen 11:19-30

8 "Omstreeks die tijd sloeg koning Herodes de hand aan sommigen van de gemeente om hen kwaad te doen. En hij doodde Jakobus, de broer van Johannes, met het zwaard." (Handelingen 12: 1-2) De vijand was kwaad vanwege de groei van de kerk, dus bewoog hij Herodes (Herodes Agrippa) ertoe om de voortgang van het Evangelie te stoppen. De dood van de eerste apostel en de gevangenneming van Petrus verontrustten de kerk. Herodes Agrippa zorgde ervoor dat Petrus niet kon ontsnappen, omdat andere apostelen heel gemakkelijk uit de gevangenis braken (Handelingen 5: 17-20) De kerk kwam samen om te bidden, en God beantwoordde hun gebeden door een engel te sturen om Petrus te bevrijden. Herodes werd later door een engel geslagen en stierf. Hand. 12

9 Christus maakte geen onderscheid tussen nationaliteit of rang of geloof. De Schriftgeleerden en Farizeeën verlangden ernaar een lokaal en nationaal voordeel te halen uit de gaven van de hemel en de rest van Gods familie in de wereld uit te sluiten. Maar Christus kwam elke scheidsmuur afbreken. Hij kwam om te laten zien dat Zijn gave van genade en liefde net zo onbegrensd is als de lucht, het licht of de regenbuien die de aarde verfrissen. Het leven van Christus vestigde een religie waarin geen kaste is, een religie waardoor Jood en Heiden, vrije en gevangene, verbonden zijn in een gemeenschappelijke broederschap, gelijk voor God. Geen enkele kwestie van beleid beïnvloedde zijn bewegingen. Hij maakte geen verschil tussen buren en vreemdeling, vrienden en vijanden. Wat Hem aansprak, was een ziel die verlangde naar de wateren des levens.. E.G.W. (The Ministry of Healing, cp. 1, p. 25)