HET BOEK JONAH (een hervertelling door Juke Hudig & Anne C. Possel)

Transcriptie

1 HET BOEK JONAH (een hervertelling door Juke Hudig & Anne C. Possel) Hoofdstuk 1 Sta op Jonah wordt door God geroepen. Sta op, Jonah Wees de profeet die je bent Ga naar Nineveh, die grote stad, waarschuw Nineveh, want het kwaad dat zij daar doen is ten hemel schreiend. Maar Jonah slaat op de vlucht; weg van de Heilige. Naar Tarshish gaat hij. Hij daalt af naar Japho; daar scheept hij zich in. Aan boord zijn 70 zeelieden, die net als hij naar Tarshish varen. Jonah betaalt en daalt af in het schip. Maar de Heilige werpt een grote wind op de zee. Er ontstaat een hevige storm. Het schip lijkt te breken. De zeelieden worden bang. Zij schreeuwen het uit; ieder tot zijn eigen god. Maar Jonah daalt nog verder af in de buik van het schip; in de verborgenheid. Daar gaat hij liggen. Bewusteloos. Dan wekt de opperschipper Jonah: Hoe kun je zo diep slapen? Sta op Roep alsjeblieft jouw god aan Misschien denkt die god van jou dan ook aan ons en vergaan wij niet. Ondertussen overleggen de zeelieden met elkaar: Laten wij het lot werpen, dan zullen we erachter komen wie de oorzaak is van dit kwaad. Het lot valt op Jonah

2 Ze vragen: Wat is jouw boodschap? Waar kom je vandaan? Uit welk land kom je? Tot welk volk behoor je? Ik ben een Hebreeër. Ik heb ontzag voor de Ene, de God van de hemel, die de zee en het droge gemaakt heeft. Dan worden de mannen bang. Zij roepen: Wat heb je dan wel niet gedaan? Dan weten zij dat hij wegvlucht van de Heilige, want dit heeft hij hun verteld. Wat moeten wij met jou doen om te zorgen dat de storm gaat liggen? De zee wordt hoe langer hoe onstuimiger. Ik weet dat het door mij komt dat deze zware storm jullie treft. Til mij op en gooi mij in zee. Dan zal de zee jullie met rust laten. De mannen roeien uit alle macht. Zij willen terugkeren naar het droge. Maar het lukt hun niet; de zee wordt steeds woester. Zij roepen de Heilige aan en smeken: O God, wij bidden u, laat ons niet ten onder gaan omdat wij deze man offeren. Dan tillen zij Jonah op en gooien hem in zee. De storm valt stil. De mannen eerbiedigen de Heilige met groot ontzag. Zij offeren aan Hem. Zij leggen geloften af. Hoofdstuk 2 De Heilige stuurt een grote vis om Jonah op te slokken. Dan is hij in de buik van de vis, drie dagen en drie nachten. Zoals iemand de grote synagoge binnentreedt, zo gaat Jonah de bek binnen. De ogen van de vis zijn als twee glazen vensters die voor Jonah licht doorlaten. In het midden van de buik hangt een parel die veel licht geeft, zoals de middagzon.

3 In deze vis kan Jonah alles zien wat zich in de zee en in de diepten bevindt. Na drie dagen spreekt de Heilige: In het lichaam van deze vis is het ruim, maar nog steeds heeft Jonah niet tot mij gebeden. Ik zal een moedervis sturen die hem opslokt en in wie hij het zo benauwd krijgt dat hij wel tot mij gaat bidden. Want ik verlang naar de gebeden van een rechtvaardige. De moedervis verslindt Jonah. In haar donkere lichaam, waarin veel vuil en afval is, wordt hij overmeesterd door angst. Dan schreeuwt hij de Heilige om hulp. Hij geeft zich over. Hij begint te bidden vanuit het ingewand van de vis. Jonah herinnert zich de Heilige. Hij vlucht niet langer. Hij ontvangt Zijn zegen. Het is het begin van de weg terug. Dan spreekt de Heilige tot de vis. Zij spuugt Jonah op het droge. Hoofdstuk 3 Sta op Weer spreekt de Heilige tot Jonah. Ga naar Nineveh, die grote stad. Kondig haar aan wat ik je zeg. Jonah staat op. Hij gaat naar Nineveh, Gods heilige stad, drie dagreizen ver. De eerste dag trekt hij door het Droge. De tweede dag trekt hij door het Veld. De derde dag bereikt hij het Adamah. In één dag doorsteekt hij de stad. In opdracht van God roept hij: Nog veertig dagen en Nineveh zal worden omgekeerd. Zijn roep klinkt overal. De mensen roepen een vasten uit. Ieder bedekt zich met rouwgewaden, om zich te bekeren. De aanwezigheid van Jonah raakt hen in hun hart. Zij geloven weer in God.

4 Het volk is wakker. Maar de koning, het hart van Nineveh, slaapt. Hij gaat volledig op in zijn kleed van gelukzaligheid. Maar de profetische roep van Jonah schudt ook de koning wakker. Hij staat op van zijn troon. Hij legt zijn mantel af. Hij bedekt zich met een rouwgewaad en gaat zitten op de as. Hij vaardigt een bevel uit: Laat niemand, mens noch dier, kwaad doen, eten, grazen of water drinken. Nineveh is door Jonah verlost van zijn zonden. Hoofdstuk 4 Het is voor Jonah ontzagwekkend, deze verlossingstaak. Het kwaad, waardoor hij zeer diep getroffen is, moet hij omvormen. Jonah wist wat er van hem verwacht werd. Natuurlijk vroeg hij om hiervan verlost te worden. Hij bidt tot de Heilige: O God, dit was toch mijn opdracht? Daarom vluchtte ik naar Tarshish. Ik durfde niet Maar ik weet dat u vol van liefde en genade bent en mij vergeeft. Ik smeek U, neem mijn ziel van mij weg. Want het is beter dat ik sterf dan dat ik leef. Dan spreekt de Heilige: Het is goed dat je diep geraakt bent. Jonah verlaat Nineveh. Hij wacht af ten oosten van de stad. Daar maakt hij voor zichzelf een loo[ut, een wolk van heerlijkheid. Hij gaat zitten in de schaduw. Hij wacht af om te zien wat er in de stad gebeurt. De Heilige zendt een qiqayon, een wonderboom. De qiqayon schiet op tot boven Jonah, om een schaduw te zijn op zijn hoofd en om hem te verlossen van alle kwaad. Jonah verheugt zich over de qiqayon. Hij vereenzelvigt zich met die extatische heerlijkheid.

5 Dan grijpt God weer in. Bij het ochtendgloren zendt Hij een worm. De worm tast de qiqayon zo aan dat hij verdort. Wanneer de zon opkomt, zendt God een gloeiende, geheimzinnige wind. De zon slaat op de kruin van Jonah. Hij raakt bewusteloos. Dan knielt hij in volledige overgave. Hij verlangt dat zijn ziel sterft. Hij zegt: Het is beter dat ik sterf dan dat ik leef. Dan spreekt God: Het is goed dat je diep getroffen bent door de wonderboom. Ja, het is goed dat ik getroffen ben tot de dood toe. De Heilige spreekt opnieuw: Je vertrouwt op de qiqayon, je hoeft je niet in te spannen, want hij ontstaat en vergaat in één nacht. Ik ontferm mij over Nineveh, de grote stad, waar meer dan mensen leven, die het onderscheid tussen hun rechter- en hun linkerhand niet kennen. Hervertelling: Juke Hudig & Anne C. Possel Uit Het boek Jonah 55 pastels van Juke Hudig Te bestellen via: