De invloed van de moeder-kind interactie op 6 maanden. op het gedrag van het kind op 24 maanden
|
|
- Josephus de Haan
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 De invloed van de moeder-kind interactie op 6 maanden op het gedrag van het kind op 24 maanden Masterthesis Eline Schepers Master Geestelijke Gezondheidspsychologie Track Kinder- en Jeugdpsychologie Tilburg University December juni 2014 Onderzoek naar de invloed van de moeder-kind interactie Thesisbegeleider: A.J.B.M. Maas Tweede beoordelaar: M.J.A. Feltzer Aantal woorden: 3761
2 Samenvatting In deze studie is onderzocht wat de invloed is van de moeder-kind interactie op 6 maanden op het gedrag van het kind op 24 maanden. 466 moeders en kinderen uit de Nederlandse populatie namen deel aan dit onderzoek. Moeder-kind interactie werd geregistreerd aan de hand van de NICHD en het gedrag werd bepaald met behulp van de BITSEA. Eerst werd er met behulp van correlatieanalyses onderzocht wat de onderlinge samenhang was tussen de variabelen. Vervolgens werd er met behulp van een hiërarchische regressie analyse gekeken naar de invloed van de kwaliteit van de moeder-kind interactie op het gedrag van het kind anderhalf jaar later. Er werden significante resultaten gevonden voor invloed van de moeder-kind interactie op het probleemgedrag van het kind. De moeder-kind interactie had echter geen significante invloed op de competentiedomeinen van het kind. Dit betekent dat er in dit onderzoek enige relatie is gevonden tussen de invloed van de moederkind interactie op 6 maanden op het gedrag van het kind op 24 maanden en dat de hypotheses deels kunnen worden bevestigd. Abstract This study examines the influence of the interaction between mother and child at 6 months at the child s behavior at 24 months. 466 mothers and children of the Dutch population participated in this study. Mother-child interaction was registrated using the NICHD rating scales and the child s behavior was assessed by using the BITSEA. First of all the interrelationship between the variables was examined by a correlation analysis. Then, by using a hierarchical regression analysis, the effect of the mother-child interaction on the behavior of the child one and a half years later was examined. The analyses show significant results for the influence of the mother-child interaction on the problem behavior of the child. However, the mother-child interaction did not influence the competence domains of the child. This means that in this study, only a small relationship was found between the influence of the
3 mother-child interaction at 6 months on the behavior of the child at 24 months and that the hypotheses can be partially confirmed.
4 De invloed van de moeder-kind interactie op 6 maanden op het gedrag van het kind op 24 maanden De kwaliteit van de moeder-kind interactie beïnvloedt de ontwikkeling van het kind op vele gebieden. Zo hebben vroege sociale interacties een groot en langdurig effect op de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind en met name op de ego-veerkracht en het vermogen tot zelfregulatie. Deze vroege sociale interacties blijken een cruciale rol te spelen bij de ontwikkeling van de hersenstructuren die verantwoordelijk zijn voor de latere emotieen gedragsregulatie (Riksen-Walraven, 2002). Als gevolg van verkeerde sociale interacties kunnen kinderen zowel externaliserende gedragsproblemen als internaliserende gedragsproblemen ontwikkelen (Briggs-Gowan, Carter, Irwin, Wachtel, & Cicchetti, 2004). De rol van vroege interacties kan subtiel en complex zijn, bijvoorbeeld een toegenomen kwetsbaarheid voor verschillende vormen van stress na vroege inadequate ervaringen, maar dat deze vroege sociale interacties een rol spelen, is vrijwel zeker (Sroufe, 1979). Een positieve moeder-kind interactie kan het begin zijn van een veerkrachtige ontwikkeling van het kind. Wanneer er echter misverstanden en verstoringen in de interactie ontstaan, kan daarmee juist de kwetsbaarheid van het kind worden vergroot (Laucht, Esser, & Schmidt, 2002). Wanneer de moeder bijvoorbeeld een lage betrokkenheid toont tijdens de interactie, wordt het gedrag van het kind gekenmerkt door een verminderde positiviteit en depressieve symptomen (Dietz, et al., 2008). Kinderen hebben daarnaast een groter risico voor het krijgen van een depressie voor hun 19e levensjaar, wanneer ze minder stimulatie hebben gekregen tijdens de vroege interactie (Schmid, et al., 2011). Naast een lage betrokkenheid van de moeder tijdens de moeder-kind interactie beïnvloedt sensitief gedrag van de moeder eveneens de kwaliteit van de interactie. Sensitief gedrag blijkt gerelateerd te zijn aan negatief interactief gedrag van het kind, wat onafhankelijk is van het temperament van het kind. Het sensitieve gedrag van de moeder zorgt namelijk
5 voor minder negatief gedrag van het kind tijdens de interactie (Szabó, et al., 2008). Ook wanneer de reactiviteit van het kind als meer negatief wordt beoordeeld door zijn of haar moeder is dit van invloed op de interactie. Moeders laten dan namelijk minder leiding en controle zien ten opzichte van hun kinderen. Bovendien vertonen kinderen waarvan de moeder meer controlerend en minder leidend is aversievere stijlen van een mindere en een niet betrokken gehoorzaamheid (Braungart-Rieker, Garwood, & Stifter, 1997). Kochanksa, Forman en Coy (1999) toonden met hun onderzoek aan dat responsiviteit en positieve interactiviteit van de moeder tijdens haar vroege relatie met haar kind eveneens van invloed op het gedrag van het kind. Beide leiden namelijk tot positieve socialisatie effecten bij het kind. Meer responsiviteit van de moeder naar haar kind voorspelt het gebruik van minder macht in het tweede levensjaar van het kind (Kochanksa, Forman, & Coy, 1999). In dit onderzoek wordt onderzocht of de kwaliteit van de moeder-kind interactie op 6 maanden gerelateerd is aan het gedrag van het kind op 24 maanden. Er is al veel onderzoek gedaan naar de invloed van de kwaliteit van de interactie tussen moeder en kind op het gedrag van het kind. Eerder onderzoek gaf verbanden aan tussen de kwaliteit van de moeder-kind interactie en het gedrag van het kind op andere leeftijden. Zo keek het onderzoek van Schmid, et al. (2011) naar de moeder-kind interactie op 3 maanden, waarna er vervolgens pas weer op 19-jarige leeftijd werd gekeken naar gedragskenmerken van de kinderen. Dit onderzoek kijkt daarentegen naar de verbanden tussen de moeder-kind interactie en het latere gedrag van het kind op de specifieke leeftijden van een half jaar en twee jaar. Ook waren niet alle studies follow-up studies, wat deze studie wel is. Hierdoor is deze studie een toevoeging op de eerdere literatuur en kan er op een uitgebreidere en specifiekere manier iets worden gezegd over de invloed van de moeder-kind interactie en het latere gedrag van het kind. Er wordt verwacht dat hoe beter de kwaliteit van de moeder-kind interactie op 6 maanden is, hoe positiever het gedrag van het kind op 24 maanden is. Daarnaast wordt er verwacht dat
6 wanneer de kwaliteit van de moeder-kind interactie slechter is, het kind relatief hoog zal scoren op probleemgedrag en laag zal scoren op competentie domeinen. Methode Participanten Aan het onderzoek hebben 466 moeders en kinderen deelgenomen. 51% van de kinderen waren jongens en 49% meisjes. De gemiddelde leeftijd van de moeders tijdens de moeder-kind interactie was 34.4 jaar (SD = 3.76), waarbij de jongste leeftijd 23.4 jaar was en de oudste leeftijd 44.2 jaar. De gemiddelde leeftijd van de deelnemende kinderen tijdens de moeder-kind interactie was 6.1 maanden oud (SD = 0.28). Het jongste kind tijdens de interactie was 5.3 maanden en het oudste kind was 7.3 maanden. Tijdens het invullen van de BITSEA vragenlijst was de gemiddelde leeftijd van de kinderen 24.2 maanden (SD = 0.69). Het jongste kind was hierbij 23.5 maanden oud, het oudste kind 27.0 maanden. 82% van de moeders had een Nederlandse nationaliteit. 7% van de moeders was een Westerse allochtoon en 10% van de moeders was een niet-westerse allochtoon. 95% van de moeders was getrouwd of samenwonend en 6% van de moeders was alleenstaand. De hoogst genoten opleiding was bij 60% van de moeders HBO of WO, bij 38% van de moeders VWO, HAVO, MBO of lager en 2% van de moeders had geen enkele opleiding gevolgd. Van de moeders had 87% een baan en 13% had geen baan. 46% van de kinderen had ten minste één broer of zus, terwijl de overige 54% van de kinderen geen broer of zus had. In Tabel 1 zijn deze resultaten weergegeven. Deze studie betrof een aselecte steekproef uit de Nederlandse bevolking en maakte deel uit van de grotere londitudinale studie Expectant parents: Study protocol of a longitudinal study concerning prenatal (risk) factors and postnatal infant development,
7 parenting, and parent-infant relationships (Maas, Vreeswijk, De Cock, Rijk, & Van Bakel, 2012). Procedure Moeder-kind interactie Moeder en kind werden gefilmd in de thuissituatie in drie verschillende situaties, tijdens vrij spel, tijdens het verschonen van de luier en tijdens face-to-face spelen. Op basis van de videobeelden werd er gekeken naar de kwaliteit van de interactie tussen moeder en kind na 6 maanden. Gedrag kind Om het gedrag van het kind te meten werden er door de moeders scores gegeven op de Brief Infant-Toddler Social and Emotional Assessment (BITSEA) (Briggs-Gowan, Carter, Irwin, Wachtel, & Cicchetti, 2004) op de schalen Probleem (externaliserend gedrag) en Competentie (internaliserend gedrag). De BITSEA werd door de moeders ingevuld op het moment dat hun kind de leeftijd van ongeveer24 maanden had. Meetinstrumenten Moeder-kind interactie De moeder-kind interactie werd beoordeeld door middel van observatie en scoringsschalen van het National Institute of Child Health and Human Development (NICHD, 1999; NICHD, 2003). De oorspronkelijke acht interactieve gedragsdimensieschalen van de NICHD waarop de moeder kon scoren, werden samengevoegd tot drie schalen, namelijk Maternal Sensitivity Composite voor Spel, Maternal Sensitivity Composite voor Verschonen en Maternal Sensitivity Composite voor SFP_A, bestaande uit de som van de items Sensitivity of non-distress, Intrusiveness (andersom gecodeerd) en Positive regard en de
8 positieve, responsieve, niet-opdringerige en stimulerende moederlijke zorg die de moeder liet zien (Maas, et al, 2013). Eerder onderzoek suggereert dat composities van globale beoordelingen van de moeder-kind interactie beter psychometrische uitkomsten en een betere validiteit hebben dan de individuele schalen. Om die reden is er een moederlijke sensitiviteitscompositie (Maternal Sensitivity Composite) voor alle drie de situaties gemaakt (Egeland, Kalkoske, Gottesman, & Erickson, 1990). Uit eerder onderzoek blijkt dat de Maternal Sensitivity Composite een goede interne consistentie heeft met een Cronbach s alpha coëfficiënt van.75 (NICHD, 1999). Naast de gedragsdimensies van de moeder werden er eveneens vijf interactieve gedragsdimensies van het kind gemeten: (1) positieve stemming: de mate waarin het kind tevreden en blij is met de situatie; (2) negatieve stemming: de mate waarin het kind zijn of haar ontevredenheid uit; (3) activiteit niveau: de mate waarin het kind motorisch actief is; (4) sociabiliteit: de mate waarin het kind actief deelneemt aan zijn of haar sociale situatie; (5) behouden aandacht: de mate waarin het kind betrokken is met de wereld, inclusief mensen en objecten (NICHD, 2003). Zowel de interactieve gedragsdimensies van de moeder als de interactieve gedragsdimensies van de kinderen werden gemeten aan de hand van een 7- puntsschaal (1 = zeer laag, 2 = laag, 3 = beneden gemiddeld, 4 = gemiddeld, 5 = boven gemiddeld, 6 = hoog, 7 = zeer hoog) (NICHD, 1999). De interne consistentie van de test was goed, met een Cronbach s alpha van.70 en was gebaseerd op basis van de Maternal Sensitivity Composite schalen voor Spel, Verschonen en SFP_A. Gedrag kind Het gedrag van het kind op 24 maanden werd gemeten door middel van de BITSEA (Briggs-Gowan, Carter, Irwin, Wachtel, & Cicchetti, 2004). Het gedrag van het kind werd
9 gemeten op negen verschillende subschalen van de Probleemschaal: overactiviteit, agressie, uitdaging, angst, depressie, negatieve emotionaliteit, eet- en slaapproblemen, onaangepast gedrag, atypisch gedrag. Een voorbeeld van een item op de Probleemschaal is Loopt weg in publieke plaatsen. Op de Competentieschaal werd het gedrag gemeten op zeven subschalen: behouden aandacht, inschikkelijkheid, motivatiebeheersing, prosociale relaties, empathie, imitatie en speelvaardigheden, sociale verbondenheid. Een voorbeeld van een item op de Competentieschaal is Volgt de regels. Alle items werden gescoord op een 3-puntsschaal (0 = niet waar/zelden, 1 = een beetje waar/soms, 2 = waar/vaak). Door de scores op de twee domeinen te combineren, werd er een score op Totaal Probleemgedrag gegenereerd. Hierbij werden de scores op de Competentieschaal omgedraaid en werd een score van 2 een 0 en een score van 0 een 2 (Briggs-Gowan, Carter, Irwin, Wachtel, & Cicchetti, 2004). Een lage score op de Probleem schaal en een hoge score op de Competentie schaal betekende dat de kinderen positief gedrag vertoonden volgens de moeders die de vragenlijst hadden ingevuld. De interne consistentie van de Brief Infant-Toddler Social and Emotional Assessment had een Cronbach s alpha van.50. Hierbij werden de schalen Probleem Domein, Competentie Domein en Totaal Probleemgedrag meegenomen. Statistische analyses Als eerste werd de situatie van de moeders en hun kinderen bekeken door middel van beschrijvende statistiek. De onderzoeksvraag en bijbehorende hypotheses werden getoetst door gebruik te maken van correlatieanalyses en een meervoudige hiërarchische regressieanalyse in SPSS. Hierbij werd er nagegaan wat de invloed is van de moeder-kind interactie op 6 maanden op het gedrag van het kind op 24 maanden. Eerst werden de onderliggende verbanden tussen de moeder-kind interactie en het gedrag van het kind in kaart
10 gebracht door middel van een correlatieanalyse. Hierbij werden de scores op de schalen van de BITSEA gecorreleerd met de scores op de NICHD schalen. De hypothese dat hoe beter te kwaliteit van de moeder-kind interactie op 6 maanden is, hoe positiever het gedrag van het kind op 24 maanden is, werd in kaart gebracht aan de hand van een hiërarchische regressieanalyse. Hierbij werd er gecontroleerd voor eventuele storende variabelen. In het eerste regressiemodel werd er gecontroleerd voor de variabelen leeftijd moeder, leeftijd kind, opleiding moeder, geslacht kind, en heeft het kind broers/zussen. In het tweede model werd de moeder-kind interactie toegevoegd aan de variabelen. De afhankelijke variabelen is in elk regressiemodel anders, respectievelijk Probleem Domein, Competentie Domein of Totaal Probleemgedrag. In deze gehele studie werd er tweezijdig getoetst, met α=.05. Resultaten In Tabel 2 zijn de correlaties weergegeven tussen de items van de interactie tussen moeder en kind, gemeten met de NICHD. Hieruit blijkt dat er een sterk positief verband is tussen de situatie Spel en de situatie Verschonen, r(279) =.56, p < Er bestaan gemiddeld positieve verbanden tussen de situatie Spel en de situatie SFP_A, r(283) =.41, p <.0001, en tussen de situatie Verschonen en de situatie SFP_A, r(276) =.34, p < Tabel 2 geeft eveneens de correlaties tussen de items van de gedragsvragenlijst weer, gemeten met de BITSEA. Er is te zien dat er een zwak negatief verband is tussen het Probleem Domein en het Competentie Domein, r(236) = -.17, p =.009. Daarnaast is het verband tussen het Competentie Domein en de schaal Totaal Probleemgedrag sterk positief, r(236) = -.52, p < Tussen het Probleem Domein en Totaal Probleemgedrag is er eveneens een sterk positief verband gevonden, r(236) =.92, p < De correlaties tussen de schalen van de NICHD en de BITSEA zijn echter niet significant. Slechts de correlatie tussen de situatie
11 SFP_A en het Competentie Domein is significant als er gebruik wordt gemaakt van α=.10, r(199) =.12, p =.088. De resultaten zijn weergegeven in Tabel 2. De resultaten van de hiërarchische regressieanalyse van het Probleem Domein van de BITSEA laten zien dat wanneer de situaties Spel, Verschonen en SFP_A worden toegevoegd naast de controlevariabelen leeftijd van het kind (zowel tijdens de interactie als op het moment van invullen van de gedragsvragenlijst), leeftijd van moeder ten tijde van het invullen van de gedragsvragenlijst, geslacht van het kind, etniciteit van de moeder, of het kind broers of zussen heeft en opleiding van moeder het eerste model 11.8 % van de variantie verklaart, F(7, 179) = 3.417, p =.002, en het tweede model 11.9%, F(10, 176) = 2.375, p =.012. De resultaten hiervan zijn weergegeven in Tabel 3. Bij het tweede model wordt er dus 0.1% extra variantie verklaard dan bij het eerste model, wanneer er wordt gecontroleerd leeftijd van moeder en kind, geslacht van het kind, etniciteit van de moeder, broers of zussen van het kind en de opleiding van de moeder. In de hiërarchische regressieanalyse is er geen significante bijdrage van de onafhankelijke variabelen Maternal Sensitivity Composite voor Spel, β = -.016, p =.851, Maternal Sensitivity Composite voor Verschonen, β = -.017, p =.849 en Maternal Sensitivity Composite voor SFP_A, β = -.009, p =.905, te zien. De controlevariabelen geslacht van het kind, β = -.155, p =.035, en opleiding van de moeder, β = 5.43, p =.003, leverden echter wel een significante bijdrage aan het model. Wanneer de situaties Spel, Verschonen en SFP_A naast de controlevariabelen, worden toegevoegd aan de hiërarchische regressieanalyse van het Competentie Domein van de BITSEA levert bij zowel het eerste model, F(7, 180) =.994, p =.697, als bij het tweede model, F(10, 177) =.960, p =.480, geen significante resultaten op. Geen van de onafhankelijke variabelen van de hiërarchische regressieanalyse geeft een unieke bijdrage om het Competentie Domein te voorspellen. De onafhankelijke variabelen Maternal Sensitivity Composite voor Spel, β =.055, p =.550, Maternal Sensitivity Composite voor Verschonen, β
12 = -.082, p =.371 en Maternal Sensitivity Composite voor SFP_A, β =.102, p =.217, gaven alle drie geen significante resultaten. Wanneer er bij de hiërarchische regressieanalyse van het Totale Probleemgedrag van de BITSEA naast de controlevariabelen de situaties Spel, Verschonen en SFP_A worden toegevoegd, wordt er in het eerste model 12.0% van de variantie verklaard, F(7, 178) = 3.477, p =.002 en in het tweede model 12,8%, F(10, 175) = 2.561, p =.007. Het tweede model verklaart 0.8% meer variantie dan het eerste model, indien er wordt gecontroleerd oor de leeftijd van zowel moeder als kind, geslacht van het kind, etniciteit van de moeder, broers of zussen van het kind en opleiding van de moeder. Deze resultaten zijn te zien in Tabel 4. Deze hiërarchische regressieanalyse geeft ook geen significante bijdrage van de onafhankelijke variabelen Maternal Sensitivity Composite voor Spel, β = -.049, p =.574, Maternal Sensitivity Composite voor Verschonen, β =.019, p =.827 en Maternal Sensitivity Composite voor SFP_A, β = -.064, p =.418. Wel is er een significante bijdrage van de controlevariabelen etniciteit van de moeder, β =.161, p =.030, en opleiding van de moeder, β = -.232, p =.002. Discussie In deze studie is onderzoek gedaan naar de invloed van de moeder-kind interactie wanneer het kind 6 maanden was op het gedrag van het kind toen het 24 maanden was. Het onderzoek werd afgenomen bij een grote steekproef binnen de Nederlandse bevolking. Het toetsen van de hypothese dat hoe beter de kwaliteit van de moeder-kind interactie op 6 maanden is, hoe positiever het gedrag van het kind op 24 maanden is, leverde geen significante resultaten op. Op basis van eerder onderzoek zou er verwacht worden dat er wel verbanden werden gevonden die de hypotheses ondersteunen. Zo toonde eerder onderzoek aan dat sensitief gedrag van de moeder voor minder negatief gedrag van het kind tijdens de interactie zorgt (Szabó, et al., 2008).
13 De resultaten met betrekking tot het toetsen van de hypothese dat wanneer de kwaliteit van de moeder-kind interactie slechter is, het kind relatief hoog zal scoren op probleemgedrag en laag zal scoren competentie domeinen leverde slechts deels significante resultaten op. De resultaten van de hiërarchische regressieanalyses van zowel het Probleem Domein als het Totaal Probleemgedrag lieten zien dat er ietwat meer variantie werd verklaard door de onafhankelijke variabelen Maternal Sensitivity Composites voor Spel, Verschonen en SFP_A. Dit houdt in dat de drie onafhankelijke variabelen het probleemgedag van het kind beter voorspellen dan de variabelen waarvoor gecontroleerd werd. De verschillen in variantie zijn echter relatief klein. Eerdere studies toonden resultaten die hiermee overeenkomen. Briggs- Gowan, Carter, Irwin, Wachtel en Cicchetti (2004) stelden bijvoorbeeld dat verkeerde sociale interacties kunnen leiden tot de ontwikkeling van zowel externaliserende als internaliserende gedragsproblemen. Er is echter geen significant resultaat gevonden voor de relatie tussen een slechtere moeder-kind interactie en laag scoren op competentie domeinen en hierdoor kan de hypothese dus niet in zijn geheel worden bevestigd. Een mogelijk verklaring voor het feit dat de hypotheses in dit onderzoek niet bevestigd worden, is dat het onderzoek is uitgevoerd bij een relatief selecte steekproef, vrouwen in Noord-Brabant. Het kan zijn dat de resultaten hierdoor een veel specifiekere uitkomst hebben dan wanneer er getest was met een meer aselecte steekproef. Daarnaast is een groot deel het eerdere onderzoek in andere landen dan Nederland gedaan en vaak zelfs in niet-europese landen. Dit verschil in land van onderzoek en daarmee eventueel gepaard gaande verschil in cultuur zou tot verschillen in bijvoorbeeld de interactiestijl zou kunnen leiden. Eerder onderzoek toont dan ook verbanden aan waaruit blijkt dat er een verschil is in de interactiestijlen in verschillende culturen (Farver & Hower, 1993). Daarnaast blijkt uit de resultaten dat de etniciteit van de moeders een unieke significante bijdrage levert aan het Totaal Probleemgedrag.
14 Tevens heeft een groot deel van de deelnemende moeders een relatief hoge opleiding genoten, namelijk WO of HBO. Mogelijk is dit ook van invloed op de moeder-kind interactie. Uit de resultaten blijkt dan ook dat de opleiding van de moeder bij zowel het Probleem Domein als bij het Totaal Probleemgedrag een significante bijdrage levert aan de modellen. Ook blijkt uit eerder onderzoek dat er een effect is van de opleiding van de moeder op de moeder-kind interactie (NICHD, 1999). Een sterk punt van dit onderzoek is dat het is afgenomen bij een grote steekproef uit de Nederlandse bevolking, er namen 466 moeders en kinderen deel. Daardoor kunnen de resultaten met meer betrouwbaarheid worden geïnterpreteerd dan wanneer er gebruik werd gemaakt van een kleine steekproef. Daarnaast is er gekeken naar twee momenten in de ontwikkeling van de kinderen, op 6 maanden en op 24 maanden en was het dus een follow-up studie. In sommige eerdere studies werd er alleen gekeken naar één bepaald moment in de ontwikkeling van het kind, zoals bij het onderzoek van Braungart-Rieker, Garwood en Stifter (1997). Zij keken alleen naar het gedrag van kinderen op 30 maanden en hadden dus geen tweede meetmoment. Een limitatie van dit onderzoek is dat er alleen werd gekeken naar de interactie tussen de moeder en haar kind, terwijl de interactie tussen vaders en hun kinderen wellicht eveneens een belangrijke voorspeller is voor het latere gedrag van het kind. In vervolgonderzoek zou de vader-kind interactie dus kunnen worden meegenomen, om zo een beter beeld te krijgen van de invloed van de interactiewijze op het gedrag van een kind. Een andere limitatie van deze studie is dat de camera tijdens de opnames van de moeder-kind interactie duidelijk aanwezig was in de ruimte. Hierdoor was enerzijds de aandacht van sommige kinderen alleen maar daarop gefocust en anderzijds kan het zo zijn dat de moeders zich anders gedroegen dan wanneer de camera er niet zou zijn geweest, omdat ze wisten dat ze werden gefilmd. Vervolgonderzoek zou hier rekening mee kunnen houden.
15 Deze studie laat zien dat er enige invloed is van de kwaliteit van de moeder-kind interactie op 6 maanden op het gedrag van het kind op 24 maanden. Deze studie is dus deels bevestiging geweest van de in eerdere studies gevonden resultaten en draagt bij aan een meer volledig beeld van de invloed van de kwaliteit van de moeder-kind interactie ten opzichte van het latere gedrag van het kind.
16 Referenties Braungart-Rieker, J., Garwood, M. M., & Stifter, C. A. (1997). Compliance and noncompliance: The roles of maternal control and child temperament. Journal of Applied Developmental Psychology, 18(3), doi: /s (97 ) Briggs-Gowan, M. J., Carter, A. S., Irwin, J. R., Wachtel, K., & Cicchetti, D. V. (2004). The brief infant-toddler social and emotional assessment: Screening for social-emotional problems and delays in competence. Journal of Pediatric Psychology, 29(2), doi: /jpepsy/jsh017 Dietz, L. J., Birmaher, B., Williamson, D. E., Silk, J. S., Dahl, R. E., Axelson, D. A., Ehmann, M., & Ryan, N. D. (2008). Mother-child interactions in depressed children and children at higher risk and low risk for future depression. Journal of the American Acadademy of Child and Adolescent Psychiatry, 47(5), doi: /CHI.0b013e Egeland, B., Kalkoske, M., Gottesman, N., & Erickson, M. F. (1990). Preschool behavior problems: Stability and factors accounting for change. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 31, doi: /j tb00832.x Farver, J. M. & Howes, C. (1993). Cultural differences in American and Mexican Mother- Child pretend play. Merill-Palmer Quarterly, 39(3), Verkregen van: Kochanska, G., Forman, D. R., & Coy, K. C. (1999). Implications of the mother-child relationship in infancy for socialization in the second year of life. Infant Behavior and Development, 22(2), doi: /s (99) Laucht, M., Esser, G., & Schmidt, M. H. (2002). Vulnerability and resilience in the
17 development of children at risk: The role of early mother-child interaction. Revista de Psiquiatria Clínica, 29(1), Verkregen van: /vol29 /n1/20.html Maas, A. J. B. M., Vreeswijk, C. M. J. M., De Cock, E. S. A., Rijk, C. H. A. M., & Van Bakel, H. J. A. (2012). Expectant parents : Study protocol of a longitudinal study concerning prenatal (risk) factors and postnatal infant development, parenting, and parent-infant relationships. BMC Pregnancy and Childbirth: 12, 46. doi: / Maas, A. J. B. M., Vreeswijk, C. M. J. M., & Van Bakel, H. J. A. (2013). Effect of situation on mother-infant interaction. Infant Behavior and Development, 36, doi: /j.infbeh NICHD Early Child Care Research Network (1999). Child care and mother-child interaction in the first three years of life. Developmental Psychology, 35(6), NICHD Early Child Care Research Network (2003). Early child care and mother-child interaction from 36 months through first grade. Infant Behavior and Development, 26(3), doi: /s (03) Riksen-Walraven, M. (2002). Wie het kleine niet eert Over de grote invloed van vroege sociale ervaringen. Oratie, Katholieke Universiteit Nijmegen. Schmid, B., Blomeyer, D., Buchmann, A. F., Trautmann-Villalba, P., Zimmermann, U. S., Schmidt, M. H., Esser, G., Banaschewski, T., & Laucht, M. (2011). Quality of early mother-child interaction associated with depressive psychopathology in the offspring: A prospective study from infancy to adulthood. Journal of Psychiatric Research, 45(10), doi: /j.jpsychires Sroufe, L. A. (1979). The coherence of individual development: Early care, attachment, and
18 subsequent developmental issues. American Psychologist, 34(10), doi: / X Szabó, N., Deković, M., Van Aken, C., Verhoeven, M., Van Aken, M. A., & Junger, M. (2008). The relations among child negative interactive behavior, child temperament, and maternal behavior. Early Childhood Research Quarterly, 23(3), doi: /j.ecresq
19 Appendix Tabel 1: Beschrijvende Statistiek (n = 466) Variable N Mean SD Leeftijd moeders tijdens moeder-kind interactie (in jaren) Leeftijd kinderen tijdens moeder-kind interactie (in maanden) Leeftijd tijdens invullen BITSEA vragenlijst (in maanden) Nationaliteit moeders Nederlandse 334 (82%) Westerse allochtoon Niet-Westerse allochtoon 30 (7%) 42 (10%) Opleiding moeders HBO / WO 241 (60%) VWO / HAVO / MBO / lager 153 (27%) Geen 9 (2%) Heeft moeder baan Ja 353 (87%) Nee 51 (13%) Heeft kind broers/zussen Ja 188 (46%) Nee 221 (54%)
20 Tabel 2: Correlatie Coëfficiënten (n = 466) MaSeCo Spel MaSeCo Verschonen MaSeCo SFP_A Probleem Domein Competentie Domein Totaal Probleemgedrag MaSeCo Spel MaSeCo Verschonen MaSeCo SFP_A Probleem Domein Competentie Domein Totaal Probleemgedrag.564**.408**.335** ** **.524** *p <.05, **p<.01, ***p<.001
21 Tabel 3: Hiërarchische Regressie Analyse, Afhankelijke variabele: Probleem Domein (n = 466) De invloed van de moeder-kind interactie op 6 maanden op het gedrag van het kind op 24 maanden Model 1 Model 2 Variabelen B SE β B SE β Leeftijd kind tijdens interactie Leeftijd kind tijdens invullen vragenlijst Leeftijd moeder tijdens interactie Geslacht Etniciteit Heeft kind broers/zussen Opleiding moeder * *** * ** Maternal Sensitivity Composite Spel Maternal Sensitivity Composite Verschonen Maternal Sensitivity Composite SFP_A (Constant) F Adjusted R Change in Adjusted R *p <.05, **p<.01, ***p<.001
22 Tabel 4: Hiërarchische Regressie Analyse, Afhankelijke variabele: Totaal Probleemgedrag (n = 466) De invloed van de moeder-kind interactie op 6 maanden op het gedrag van het kind op 24 maanden Model 1 Model 2 Variabelen B SE β B SE β Leeftijd kind tijdens interactie Leeftijd kind tijdens invullen vragenlijst Leeftijd moeder tijdens interactie Geslacht Etniciteit Heeft kind broers/zussen Opleiding moeder * *** * *** Maternal Sensitivity Composite Spel Maternal Sensitivity Composite Verschonen Maternal Sensitivity Composite SFP_A (Constant) F Adjusted R Change in Adjusted R *p <.05, **p<.01, ***p<.001
Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen
Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic
Nadere informatieKaren J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon
Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety
Nadere informatieDe Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen
Running head: INVLOED VAN DAGELIJKSE STRESS OP BURN-OUT KLACHTEN De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale Veerkracht en Demografische Variabelen The Influence of
Nadere informatieSekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar
Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6
Nadere informatieWat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?
De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve
Nadere informatieDe Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen
De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen The Association between Daily Hassles, Negative Affect and the Influence of Physical Activity Petra van Straaten Eerste begeleider
Nadere informatieDe Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering
De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering The relation between Mindfulness and Psychopathology: the Mediating Role of Global and Contingent
Nadere informatieVoorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel
Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,
Nadere informatieOuderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit
1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan
Nadere informatieBeïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?
Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety
Nadere informatieHet verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij
Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Een vergelijking van een depressieve en een niet-depressieve groep met Experience-Sampling-Method
Nadere informatieHet Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.
Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine
Nadere informatieHet verband tussen het temperament van het kind, de kwaliteit van de moeder- kind
TEMPERAMENT, KWALITEIT VAN DE MOEDER- KIND INTERACTIE EN PROBLEEMGEDRAG KIND 1 Het verband tussen het temperament van het kind, de kwaliteit van de moeder- kind interactie op 6 maanden en het ontstaan
Nadere informatieDe Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie
De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited
Nadere informatieKwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing
Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing Quality of Life and Depressive Symptoms of People with Multiple Sclerosis:
Nadere informatieDe Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS
Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering
Nadere informatieZimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie
DIAGNOSTIC INVENTORY FOR DEPRESSION (DID) Zimmerman, M., Sheeran, T., & Young, D. (2004). The Diagnostic Inventory for Depression: A self-report scale to diagnose DSM-IV Major Depressive Disorder. Journal
Nadere informatieDe Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior
De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:
Nadere informatieVerschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming
Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming Differences between Immigrant and Native Young Student Mothers
Nadere informatieDe relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style
De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style Jenny Thielman 1 e begeleider: mw. dr. Esther Bakker 2 e begeleider: mw. dr.
Nadere informatieEmotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid
Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en Bevlogenheid Emotional Labor, the Dutch Questionnaire on Emotional Labor and Engagement C.J. Heijkamp mei 2008 1 ste begeleider: dhr. dr.
Nadere informatieVerwevenheid van Temperament en Hechtingsstijl: verbanden tussen de temperamentkenmerken negatief affect, extraversie/energie en
Verwevenheid van Temperament en Hechtingsstijl: verbanden tussen de temperamentkenmerken negatief affect, extraversie/energie en verbondenheid en de hechtingsstijl in een volwassenen populatie. Interrelationships
Nadere informatieDe Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen
Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development
Nadere informatiede Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality
De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Emotioneel Eten: de Rol van Persoonlijkheid The Relationship between Daily Stress and Emotional Eating: the Role of Personality Arlette Nierich Open Universiteit
Nadere informatiebij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven
Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form
Nadere informatieDANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1
DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1 Dankbaarheid in Relatie tot Intrinsieke Levensdoelen: Het mediërende Effect van Psychologische Basisbehoeften Karin Nijssen Open Universiteit
Nadere informatieWelke Factoren hangen samen met Kwaliteit van Leven na de Kanker Behandeling?
Welke Factoren hangen samen met Kwaliteit van Leven na de Kanker Behandeling? Which Factors are associated with Quality of Life after Cancer Treatment? Mieke de Klein Naam student: A.M.C.H. de Klein Studentnummer:
Nadere informatieVormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners?
Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners? Are Premorbid Neuroticism-related Personality Traits a
Nadere informatiePsychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere
Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere vrouwen: Onderzoek naar de relatie tussen angst, depressieve
Nadere informatieHet Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping
Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit
Nadere informatieHet modererend effect van de moeder kind relatie op de effecten van prenatale blootstelling aan PCB s op de cognitieve ontwikkeling van het kind
Het modererend effect van de moeder kind relatie op de effecten van prenatale blootstelling aan PCB s op de cognitieve ontwikkeling van het kind The moderating effect of the mother child relation on the
Nadere informatieDe Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs
De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs The Relationship between Existential Fulfilment, Emotional Stability and Burnout
Nadere informatieMENTALE VEERKRACHT ALS BUFFER TEGEN DOCENTEN STRESS 1. Mentale Veerkracht als Buffer tegen Docenten Stress-Reactiviteit: een ESM-studie
MENTALE VEERKRACHT ALS BUFFER TEGEN DOCENTEN STRESS 1 Mentale Veerkracht als Buffer tegen Docenten Stress-Reactiviteit: een ESM-studie Mental Resilience buffers Teacher Stressreactivity: An ESM-study Tanya
Nadere informatieWerk in balans. verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance. turnover of nurses and health-care workers.
Werk in balans Een onderzoek naar de invloed van werktijden op werkthuisinterferentie en de gevolgen daarvan voor burnout en verloop bij verzorgenden en verpleegkundigen. Work in balance A study of the
Nadere informatieDe meerwaarde van Haptonomische Zwangerschapsbegeleiding voor de prenatale gehechtheid tussen ouders en kind: Een effectstudie. Monica Pollmann, MSc
De meerwaarde van Haptonomische Zwangerschapsbegeleiding voor de prenatale gehechtheid tussen ouders en kind: Een effectstudie Monica Pollmann, MSc Disclosure belangen spreker (Potentiële) belangenverstrengeling:
Nadere informatieDysphagia Risk Assessment for the Community-dwelling Elderly
DYSPHAGIA RISK ASSESSMENT FOR THE COMMUNITY-DWELLING ELDERLY (DRACE) Miura, H., Kariyasu, M., Yamasaki, K., & Arai, Y. (2007). Evaluation of chewing and swallowing disorders among frail community-dwelling
Nadere informatieDifferences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children
1 Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working mothers with spouse and young children Verschil in stress en stressreactiviteit tussen hoogopgeleide thuisblijf-
Nadere informatieGeslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive
1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:
Nadere informatieKeuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie
1 Keuzetwijfels in de Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze in Relatie tot Depressie Open Universiteit Nederland Masterscriptie (S58337) Naam: Ilse Meijer Datum: juli 2011
Nadere informatieBISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen
Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen Bisexuality: the Invisible Social Identity with Visible Health Consequences Maria Verbeek Eerste begeleidster: dr. N.
Nadere informatieDe Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.
Running head: Desistance van Criminaliteit. 1 De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van Criminaliteit. The Influence of Personal Goals and Financial Prospects
Nadere informatieRunning head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende
Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1 Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Problematiek: De Mediërende Invloed van de Ouder-Therapeut Alliantie
Nadere informatieHechting en Psychose: Attachment and Psychosis:
Hechting en Psychose: Bieden Hechtingskenmerken een Verklaring voor het Optreden van Psychotische Symptomen? Attachment and Psychosis: Can Attachment Characteristics Account for the Presence of Psychotic
Nadere informatieExposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.
Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary
Nadere informatieDe Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats
De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats The Relationship between Physical Health, Resilience and Subjective Wellbeing of Inhabitants
Nadere informatieHill P.D., Humenick S.S. (1996). Development of the H&H Lactation Scale. Nursing Research, 45(3), 136-140.
H & H LACTATION SCALE (HHLS) Hill P.D., Humenick S.S. (1996). Development of the H&H Lactation Scale. Nursing Research, 45(3), 136-140. Meetinstrument H&H Lactation Scale Afkorting HHLS Auteur(s) Hill
Nadere informatieDe Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.
RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede
Nadere informatieDe Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.
De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:
Nadere informatieEmotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.
Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities
Nadere informatieDenken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten
Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking
Nadere informatiemoeder-kind interactie
Persoonlijkheid van de moeder en de kwaliteit van moederkind interactie Lette Vaessen ANR: 217399 Universiteit van Tilburg Master Psychologie & Geestelijke Gezondheid Track: Kinder & Jeugdpsychologie Faculteit
Nadere informatieExecutief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression
Executief Functioneren en Agressie bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag Executive Functioning and Aggression in a Forensic Psychiatric Population in PPC The Hague Sara Helmink 1 e begeleider:
Nadere informatieDe Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner
De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner The association between momentary affect and sexual desire: The moderating role of partner
Nadere informatieDe invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis.
De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis. The influence of resilience on the relationship between pain and psychological symptoms
Nadere informatieKnelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch
Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch Bottlenecks in Independent Learning: Self-Regulated Learning, Stress
Nadere informatieLeader Member Exchange: Effecten van Locus of Control, Coping en de Mediatie van Persoonlijk Initiatief
Leader Member Exchange: Effecten van Locus of Control, Coping en de Mediatie van Persoonlijk Initiatief Leader Member Exchange: Effects of Locus of Control, Coping and the Mediation of Personal Initiative
Nadere informatieHet executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen
Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Executive and social cognitive functioning of mentally
Nadere informatieThe relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope
The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope Een onderzoek naar de relatie tussen sociale steun en depressieve-
Nadere informatieHet nagaan van het verloop van borstvoeding bij de pasgeborene
INFANT BREASTFEEDING ASSESSMENT TOOL (IBFAT) Matthews M.K. (1988) Developing an instrument to assess infant breastfeeding behavior in early neonatal period. Midwifery, 4, 154-165. Meetinstrument Afkorting
Nadere informatieTNO-AZL Preschool Children Quality of Life (TAPQOL)
Uitgebreide toelichting van het meetinstrument TNO-AZL Preschool Children Quality of Life (TAPQOL) Februari 2015 Review: Jungen MJH Invoer: Bokhorst ML 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen
(Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen
Nadere informatieDe Breastfeeding Self-Efficacy Scale wil nagaan hoe vertrouwensvol vrouwen zijn met betrekking tot het geven van borstvoeding.
BREASTFEEDING SELF-EFFICACY SCALE (BSES) Dennis C-L., Faux S. (1999). Development and Psychometric Testing of the Breastfeeding Self-Efficacy Scale. Research in Nursing and Health, 22, 399-409. Meetinstrument
Nadere informatieStress, neuroticism, bias towards negative emotions, positive and. negatief affect als voorspellers van (sub)klinische depressie
Stress, neuroticisme, bias towards negative emotions, positief en negatief affect als voorspellers van (sub)klinische depressie Stress, neuroticism, bias towards negative emotions, positive and negative
Nadere informatieHet Effect van Cliëntgerichte Speltherapie op Internaliserende Problematiek bij. Kinderen: Affect als Moderator
1 Het Effect van Cliëntgerichte Speltherapie op Internaliserende Problematiek bij Kinderen: Affect als Moderator The Effect of Client-Centered Play Therapy on Internalizing Problems of Children: Affect
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie
Nadere informatieDe Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering
De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering The Relationship between Daily Hassles and Depressive Symptoms and the Mediating Influence
Nadere informatieFysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50
De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and
Nadere informatieModererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal
Running head: momentaan affect en seksueel verlangen bij vrouwen 1 De Samenhang Tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen van Vrouwen en de Modererende Rol van Seksuele Gedachten The Association Between
Nadere informatieSLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het
SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het modererend effect van coping Cyberbullying: the implications
Nadere informatieMINDFULNESS, ZELFASPECTEN EN WELZIJN 1. Bewust (wel)zijn? De mediërende rol van het zelf in de relatie tussen mindfulness en psychologisch welbevinden
MINDFULNESS, ZELFASPECTEN EN WELZIJN 1 Bewust (wel)zijn? De mediërende rol van het zelf in de relatie tussen mindfulness en psychologisch welbevinden Mindful (well)being? The mediating role of the self
Nadere informatieGOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out
GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1 Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out The effect of Goal-striving Reasons and Personality on facets of Burn-out
Nadere informatieVerklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of
Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van het I-change Model The explanation of the physical activity of elderly by determinants of the I-change Model Hilbrand Kuit Eerste begeleider:
Nadere informatieExamen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008
Examen Statistische Modellen en Data-analyse Derde Bachelor Wiskunde 14 januari 2008 Vraag 1 1. Stel dat ɛ N 3 (0, σ 2 I 3 ) en dat Y 0 N(0, σ 2 0) onafhankelijk is van ɛ = (ɛ 1, ɛ 2, ɛ 3 ). Definieer
Nadere informatieMentaal Weerbaar Blauw
Mentaal Weerbaar Blauw de invloed van stereotypen over etnische minderheden cynisme en negatieve emoties op de mentale weerbaarheid van politieagenten begeleiders: dr. Anita Eerland & dr. Arjan Bos dr.
Nadere informatiePsychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)
Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede
Nadere informatieAuteur Bech, Rasmussen, Olsen, Noerholm, & Abildgaard. Meten van de ernst van depressie
MAJOR DEPRESSION INVENTORY (MDI) Bech, P., Rasmussen, N.A., Olsen, R., Noerholm, V., & Abildgaard, W. (2001). The sensitivity and specificity of the Major Depression Inventory, using the Present State
Nadere informatieDe causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie
Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal
Nadere informatieDe relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.
De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment
Nadere informatieHet Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive
Gender, Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive 1 Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive Gender Effect on the Relationship between Personality Traits and Sex Drive
Nadere informatieTestattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties
Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties Test-taker Attitudes of Job Applicants: Test Anxiety and Belief in Tests as Antecedents of
Nadere informatieDe Relatie tussen Dagelijkse Stress en Stemming met Modererende Invloed van Coping stijl
De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Stemming met Modererende Invloed van Coping stijl The Relation between Daily Stress and Affect with Moderating Influence of Coping Style Bundervoet Véronique Eerste
Nadere informatieMaster Thesis. Early Career Burnout Among Dutch Nurses: Comparing Theoretical Models. Using an Item Response Approach.
1 Master Thesis Early Career Burnout Among Dutch Nurses: Comparing Theoretical Models Using an Item Response Approach. Burnout onder Beginnende Nederlandse Verpleegkundigen: een Vergelijking van Theoretische
Nadere informatieHet Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen
REACTIEVE AGRESSIE Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve Agressie Pien S. Martens Open Universiteit Heerlen Naam student: Pien Sophie Martens Studentnummer: 850945172
Nadere informatieDe Invloed van Familie op
De Invloed van Familie op Depressie- en Angstklachten van Verpleeghuisbewoners met Dementie The Influence of Family on Depression and Anxiety of Nursing Home Residents with Dementia Elina Hoogendoorn Eerste
Nadere informatieInvloed van Coping en Ziektepercepties op Depressie- en Angstsymptomen. bij Voormalige Borstkankerpatiënten
Invloed van Coping en Ziektepercepties op Depressie- en Angstsymptomen bij Voormalige Borstkankerpatiënten Influence of Coping and Illness Perceptions on Depression and Anxiety Symptoms among Former Breast
Nadere informatieSamenvatting, conclusies en discussie
Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit
Nadere informatieRunning head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD
1 Opvoedstijl en Externaliserend Probleemgedrag en de Mediërende Rol van het Zelfbeeld bij Dak- en Thuisloze Jongeren in Utrecht Parenting Style and Externalizing Problem Behaviour and the Mediational
Nadere informatievan Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw
De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren
Nadere informatieWerkbevlogenheid bij Wethouders: De Bijdrage van Zingeving en Veerkracht en de Rol van Werkdruk en. Emotionele Werkstressoren
WERKBEVLOGENHEID BIJ WETHOUDERS 1 Werkbevlogenheid bij Wethouders: De Bijdrage van Zingeving en Veerkracht en de Rol van Werkdruk en Emotionele Werkstressoren Work Engagement of Municipal Executive Councillors:
Nadere informatieDOELGROEP De test richt zich tot zwangere vrouwen of vrouwen die recent bevallen zijn.
BREASTFEEDING PERSONAL EFFICACY BELIEFS INVENTORY (BPEBI) Cleveland A.P., McCrone S. (2005) Development of the Breastfeeding Personal Efficacy Beliefs Inventory: A measure of women s confidence about breastfeeding.
Nadere informatieHet samenspel van genen en omgeving: Relevantie voor de Jeugdgezondheidszorg
Het samenspel van genen en omgeving: Relevantie voor de Jeugdgezondheidszorg Luc Goossens KU Leuven Schoolpsychologie and Ontwikkeling in Context (SCenO) Leuven Institute of Human Genomics and Society
Nadere informatieThe Influence of Video Interaction Guidance on the. G.F. van Haaften
The Influence of Video Interaction Guidance on the Quality of Parental Bonding towards and Interaction with the Premature Infant G.F. van Haaften Faculty of Psychology Open University of the Netherlands
Nadere informatieRunning head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op
Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1 De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op Contingente Zelfwaardering en Depressieve Klachten. Tammasine Netteb Open
Nadere informatieInhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation
Nadere informatieVisual Analogue Scale for Fatigue (VAS-F)
Visual Analogue Scale for Fatigue (VAS-F) Lee KA, Hicks G, Nino-Murcia G. (1991) Validity and reliability of a scale to assess fatigue. Meetinstrument Visual Analogue Scale for Fatigue (parfois Lee Fatigue
Nadere informatieIk voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie. I feel nothing though in essence everything:
Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie I feel nothing though in essence everything: Associations between Alexithymia, Somatisation and Depression
Nadere informatieType Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?
Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla
Nadere informatieDe Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden
De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden van Sporten en de Invloed van Egodepletie, Gewoonte en Geslacht The Role of Selfregulation, Motivation and Self-efficacy
Nadere informatieQuality of life Index: Cancer version
Quality of life index : cancer version Ferrans, C. E. & Powers, M. J. (1985). Quality of life index: development and psychometric properties. ANS Adv Nurs Sci., 8, 15-24. Ferrans, C. E. (1990). Development
Nadere informatie