nr. 13J& Het Grootlandbouwbedrijf In de jaren 1958 t/m 1977 rijksdienst voor de ijsselmeerpolders

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "nr. 13J& Het Grootlandbouwbedrijf In de jaren 1958 t/m 1977 rijksdienst voor de ijsselmeerpolders"

Transcriptie

1 flevobericht T w nr. 13J& Het Grootlandbouwbedrijf In de jaren 1958 t/m rijksdienst voor de ijsselmeerpolders

2 flevobericht BIBUOTHEEK RWKSDIENST VOOR OE IJSSELMEERPOLDERS nr. 13 * Rapponen inzake de inrichting en onvwikkeling van de Ijsselmeerpolders en andere landaanwmningswerken Het Grootlandbouwbedrijf in de jaren 1958 t/m 1977 ^ ^ m r. rijksdienst voor de ijsselmeerpolders smedinghuis, lelystad ^its

3 letuwarofn 1!» *» " _J+rJ In da voormaltge Zuiderzee, net hutdtga Ussalmear. is tot nu io* ha land uit water gew on nan Viar poldars met op 1 januari 1977 ruim inwonars. Deze mensen wonan in 18 dorpen en 1 siad (lely*.ad) Ean tweede stad. Almere. is in aanbouw Daar kwamen in 1976 da aarste bawonars

4 Foto 1. Augustus Aanleg van de dijk tussen Lelystad en Enkhuizen Foto 2. September Gemaal "Lovink" bij Harderwijk, gezien vanaf het Veluwemeer

5 INHOUD Biz, 1. INLEIDING 9 2. HET GROOTLANDBOUWBEDRIJF De ontginning Hoe het grootlandbouwbedrijf reilt en zeilt De organisatie van het bedrijf Het bouwplan De inzaai en de grondbewerking De bemesting De gewasbescherming De oogst Mechanisatie en arbeid Het personeel De arbeidsbehoefte Het personeelsbeleid De werktuigen De aankoop De onderhoud en de reparatie De ontwikkeling en de aanpassing van nieuwe werktuigen De opleiding voor het gebruik De verwerking en de verkoop van de oogstprodukten De geldelijke resultaten van het grootlandbouwbedrijf De opbrengsten De kosten De geldelijke resultaten In welke richting gaat het? HET ONDERZOEK Waarom eigen onderzoek? Het cultuurtechnische onderzoek Kartering en inklinking Het waterhuishoudkundige onderzoek Het landbouwkundige onderzoek Het bemestingsonderzoek Maai- en oogsttijdstippenproeven Het rassenonderzoek De invloed van de zaaitijd op de opbrengsten Het gewasbeschermingsonderzoek 65

6 biz Het besliskundige onderzoek Lineaire programmeringsmodellen Het oogstsimulatiemodel Machinekeuze en -beproeving BESLUIT 75 Aan dit geschrift werkten mee: ir. Biewinga ir. Duym dr. Ente ing. Fokkens hr. De Groene hr. Habekotte ir. Hemminga hr. Koornstra ir. Smits ing. Smook ir. De Vos ir. Zuidema De eindredactie is van ir. H. Smits

7 Foto 3. September Ontginningsschuren van de Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders Foto 4. Juni Een akkerbouwbedrijf van 35 ha

8 1. INLEIDING Een uiteenzetting over het grootlandbouwbedrijf van de Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders dient te beginnen met het vaststellen van de plaats en de functie ervan binnen het Zuiderzeeproject. Onder het Zuiderzeeproject wordt hier begrepen het totaal van werkzaamheden in de vroegere Zuiderzee, dat op basis van de in 1918 aangenomen Zuiderzeewet wordt uitgevoerd. Deze wet bepaalt dat de Zuiderzee zal worden afgesloten, zodat een binnenmeer (het IJsselmeer) ontstaat, waarna dit binnenmeer gedeeltelijk zal worden ingepolderd. Deze werkzaamheden zijn al vrij ver gevorderd. Hoe ver hangt af van waar het einde ligt, m.a.w. of de Markerwaard dan wel Zuidelijk Flevoland het sluitstuk zal zijn. De werken voor het Zuiderzeeproject werden en worden uitgevoerd door twee diensten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Voorop gaat de Directie Zuiderzeewerken die, als onderdeel van Rijkswaterstaat, tot taak heeft te zorgen dat er een polder komt. Dit houdt in het bouwen van dijken en gemalen, het droogmalen en het drooghouden van de polder en het graven van watergangen. Voorts behoort ook de ontsluiting door middel van wegen en bruggen tot de taak van deze dienst. Daarna komt de verdere uitvoering door de Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders. Deze heeft tot taak de polders in te richten en tot ontwikkeling te brengen. Laatstgenoemde werkzaamheden bestaan uit: de ontginning en het tijdelijke landbouwkundige gebruik van de gronden, het gereedmaken voor de uiteindelijke bestemmingen door de verpachting van landbouwbedrijven, het stichten van dorpen en steden, de aanleg en het tijdelijke beheer van bossen, stedelijke beplantingen, recreatieen natuurterreinen en het aantrekken van inwoners voor te vestigen bedrijven en instellingen. De Rijksdienst voert tevens het tijdelijke domeinbeheer over de in de polders tot stand komende rijkseigendommen. Het Zuiderzeeproject wordt dus geheel door en voor rekening van de rijksoverheid uitgevoerd. De omvang en daarmee de financiering van het project en het vermijden van onbekende en wellicht grote risico's voor particulieren of particuliere instellingen zijn daarbij belangrijke motieven. Verschuiving van risico's naar particulieren gebeurt wel in zekere mate door aanbesteding van werkzaamheden - maar dan gaat het, gezien het totale project, over telkens zeer kleine stukjes - en door vestiging van particuliere bedrijven van allerlei aard, waaronder landbouwbedri jven. Dit laatste echter pas dan, wanneer zodanige technische en maatschappelijke omstandigheden zijn geschapen dat deze vestigingen verantwoord worden geacht. Hierboven werd in het rijtje van werkzaamheden genoemd "het tijdelijke landbouwkundige gebruik van de gronden". Dit tijdelijke gebruik vindt uitvoering in de vorm van een grootlandbouwbedrijf. Hetgeen werd gezegd over de omvang en de financiering en over de onbekende risico's, is dan ook vooral op het grootlandbouwbedrijf van toepassing. De oppervlakte van het grootlandbouwbedrijf ligt in de orde van grootte van ha. Worden de civieltechnische en de bouwkundige werken ten behoeve van de aanleg van dorpen en steden vrijwel geheel aanbesteed, voor het grootlandbouwbedrijf geldt dat de meeste werkzaamheden in eigen beheer worden uitgevoerd. De staat is dus zelf grootboer, voorafgaand aan de gewone boeren. In beperkte mate is er invloed van het particuliere bedrijfsleven, doordat is bepaald dat de rechtspositie van 9

9 Foto 5. Mei Zaaien van rietzaad op de pas drooggevallen moddervlakte Foto 6. Augustus Begroeiing drie maanden na droogvallen. De mensen lopen met trippen onder de voeten 10

10 het uitvoerende (dus niet het leidinggevende) personeel geent dient te zijn op die in het particuliere bedrijfsleven. Het personeel werkt onder een reglement op de arbeidsvoorwaarden, dat is afgestemd op de C.A.O. voor de landbouw. Hiertoe is besloten in de tijd dat er een merkbare concurrentie bij het werven van arbeidskrachten bestond. De staat mocht zichzelf, zo oordeelde men, geen gunstige concurrentiepositie verschaffen t.o.v. de boeren. De andere hiervoor genoemde werkzaamheden die in eigen beheer worden uitgevoerd, zijn de ontginning van de gronden, de aanleg en het tijdelijke beheer van bossen en stedelijke beplantingen en van recreatie- en natuurterreinen. Al deze in eigen beheer uitgevoerde werkzaamheden zijn sterk met elkaar en met de stedebouw verbonden. De plaats waar in een bepaald jaar wordt ontgonnen, een beplanting in de stad wordt aangebracht, een natuurterrein - op wellicht onontgonnen grond - wordt aangelegd, een singel om een toekomstig golf- of vuilnisstortterrein wordt geplant, vloeit voort uit het totale proces van besluitvorming omtrent inrichting en bestemming van de ruimte. Het grootlandbouwbedrijf staat ten dienste van dit geheel, is een middel om op doelmatige wijze gronden te gebruiken die nog een te groot risico voor particulieren opleveren, bijv. omdat de bodem nog onvoldoende geschikt is om te verpachten of er huizen op te bouwen. De bedrijfsvoering van het grootlandbouwbedrijf wordt hierdoor uiteraard sterk belnvloed. Van het totaal van de door de Rijksdienst in eigen beheer genomen werkzaamheden verricht het grootlandbouwbedrijf een belangrijk deel. Binnen een overkoepelend groot bedrijf brengen verschillende onderdelen verschillende "produkten" voort: het ene onderdeel produceert ontgonnen gronden, een ander bos of stedelijke beplantingen, weer een ander recreatieterreinen en nog weer een ander natuurterreinen en 6n produceert landbouwprodukten, nl. het grootlandbouwbedrijf. Overigens heeft het spreken over een grootbedrijf bezwaren, omdat de koppeling van de onderdelen van het bedrijf niet hechter moet zijn dan voor de doelmatige personeelsbezetting en inzet van machines en werktuigen gedurende een bepaalde periode noodzakelijk is. De doelstellingen van de bedrijfsonderdelen, alsmede de kennis en de instelling van het daarbij behorende personeel, zijn uiteraard nogal verschillend. In de persoonlijke sfeer en in de groepssfeer wordt toch een eigen gezicht gewenst, wat ook alleszins te waarderen valt. De door het grootlandbouwbedrijf voor gebruik gereed te maken gronden hebben voor een belangrijk deel als blijvende bestemming landbouw. Dit houdt in dat, ook al is de rijping van de bodem en daardoor de draagkracht sterk toegenomen, deze definitieve landbouwgrond in de eerste drie jaren na de ontginning voorzichtig moet worden behandeld en dat bijv. de teelt van rooivruchten (aardappels, suikerbieten en uien) beperkt moet zijn. Om deze reden worden deze gewassen niet verbouwd, ook niet omdat de grote investeringen een continulteit vereisen die niet aanwezig is. De gewassenkeuze is daardoor beperkt, hetgeen de bedrijfsvoering uiteraard vereenvoudigt. Voor zover de gronden geen landbouwkundige bestemming hebben, maar bijv. bos- of stedebouw, zal de periode van het tijdelijke landbouwkundige gebruik soms korter, maar dikwijls aanzienlijk langer zijn dan het gemiddelde van vijf jaar. Meestal is een periode van ca. vijf jaar voldoende om de grond geschikt te maken voor de blijvende bestemmingen. Deze tijd is ook voldoende om de aanvankelijke ontwateringsgreppels te vervangen door een ondergrondse ontwatering (drainage). Pas na het vervallen van de greppels worden andere teelten dan granen en koolzaad mogeli

11 Foto 7. Maart Graven van een kavelsloot. Wegens de slapheid van de grond moeten de taluds eerst flauw zijn. Na enkele jaren worden de sloten verdiept van 1 m tot 1.60 ma 1.80 m bij gelijke bovenbreedte (4.5 m) Foto 8. Maart Graven van greppels met een greppelfrees achter een 200 pk zware wieltrekker. De greppels hebben een bovenbreedte van 1.15 m, een bodembreedte van 0.25 m en een diepte van 0.60 m Foto 9. Maart Verbranden van riet in het voorjaar 12

12 lijk. Een en ander zal later nog nader worden uiteengezet. Hier is het gegeven nodig om duidelijk te maken dat de omstandigheden van het grootlandbouwbedrijf zeer bijzonder zijn. Behalve dat het bedrijf is ingepast in een veelzijdig geheel van besluitvorming omtrent inrichting en bestemming en samenhangt met andere in eigen beheer uit te voeren werkzaamheden, bepalen de bijzondere cultuurtechnische omstandigheden - weinig draagkrachtige, weinig doorlatende, begreppelde gronden - de bedrijfsvoering in sterke mate. Ten slotte is ook de tijdelijkheid van het landbouwkundige gebruik medebepalend voor het gezicht van het grootlandbouwbedrijf. Het in eigen beheer uitvoeren van de werkzaamheden vergt uiteraard - met name voor het grootlandbouwbedrijf, dat het grootste deel van de te gebruiken ruimte bestrijkt - een grote investering in machines en werktuigen. De verzorging daarvan voor wat betreft reparatie en onderhoud vindt plaats door een eigen werktuigkundige afdeling. Deze afdeling verzorgt tevens de opleiding van machinebedienend personeel, een bosbouwkundige opleiding voor uitvoerend personeel e.d. Ook de ontwikkeling van nieuwe machines kan tot de taak behoren, wanneer bepaalde machines niet in de handel zijn. Ook wordt hulp verleend bij de uitvoering van bepaalde onderdelen bij de inrichting van recreatie- of natuurterreinen. Dat in de totale organisatie voor de uitvoering in eigen beheer verder onderdelen dienen te zijn opgenomen voor planning, bedrijfsadministratie, verkoop van produkten, aankoop van gebruiksmiddelen (zoals vrachtauto's, trekkers enz.) en verbruiksmiddelen (kunstmest, gereedschappen, enz.) is duidelijk. Uitgaande van het gezegde "Denkt aleer gij doende zijt en doende denkt dan nog", kan nog op het volgende worden gewezen: aan de uitvoering van werkzaamheden dient altijd onderzoek en werkvoorbereiding vooraf te gaan, terwijl de uitvoering zelf begeleiding en bezinning achteraf vraagt. Bij de bedrijfsvoering van het grootlandbouwbedrijf zijn er vragen van velerlei aard. Zij betreffen in willekeurige volgorde het terrein van de bodemkunde, de plantenteelt, de waterhuishouding, het personeelsbeheer, de mechanisatie, de arbeidskunde, de bedrijfseconomie, enz. Dank zij het feit dat het totale onderzoekapparaat van de Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders aanzienlijk groter is dan alleen voor het grootlandbouwbedrijf verantwoord zou zijn, wordt het onderzoek op verschillende van de genoemde terreinen bedreven op een hoger niveau dan wellicht in eerste instantie zou worden verwacht. Toch wordt aan de wensen vanuit de bedrijfsvoering ternauwernood voldaan. Daarbij blijkt telkens weer dat het onderzoek voor een goede bedrijfsvoering van wezenlijk belang en daardoor rendabel is. Hoewel een deel van dit onderzoek voortvloeit uit de bijzondere omstandigheden die jonge, ongerijpte gronden met zich brengen, dient overigens ook te worden gesteld dat een goede begeleiding van het grootlandbouwbedrijf door middel van andersoortig onderzoek, planning en werkvoorbereiding strikt noodzakelijk is om een dergelijk bedrijf verantwoord te leiden. In de volgende hoofdstukken zullen bepaalde facetten van hetgeen hierboven is gesteld nader worden belicht. 2. HET GROOTLANDBOUWBEDRIJF 2.1. De ontginning Om de drooggevallen gronden zo doelmatig mogelijk te kunnen ontginnen is het belangrijk de zogenaamde rijping ervan - dat is de verande- 13

13 A r *Y*4^*}r>, ', ' k Fli ol.nil /f ^ '^W ^A 1 \ A 1977 grootlandbouwti«dri f 14

14 ring van modder in gewone grond - al v66r de ontginning zoveel mogelijk te bevorderen. Dit kan worden bereikt door de pas drooggevallen gronden in te zaaien met riet. Riet bevordert nl. de verdamping, zodat de grond indroogt en daardoor draagkrachtiger wordt. Bovendien ontstaan er krimpscheuren in de grond, die enerzijds de lucht toegang tot de grond verschaffen en anderzijds de doorlatendheid voor water sterk vergroten. Lucht in de grond is noodzakelijk voor de groei van gewassen; doorlatendheid is nodig voor de afvoer van overtollig water. Ten slotte is het enkele meters hoge riet, door lichtonderschepping, van belang voor het tegengaan van veronkruiding. Omdat een dergelijke maatregel nog nooit was uitgevoerd, werd voor het droogvallen al veel onderzoek naar het uitzaaien van rietzaad verricht. Deze studie resulteerde in de verwerking van rietpluimen tot een gehakseld produkt, welke massa met behulp van vliegtuigen werd uitgestrooid. Gebleken is dat op deze wijze in twee a drie jaar een gesloten rietbestand ontstaat. De in een bepaald jaar te ontginnen oppervlakte wordt bepaald aan de hand van een meerjarenplan, waarbij o.a. rekening wordt gehouden met allerlei uiteindelijke bestemmingen van de poldergronden. Een of twee jaar voor het jaar van ontginnen wordt een voorbegrepling aangebracht met afstanden tussen de greppels van meestal 48 m. Het doel hiervan is, het oppervlaktewater - dat de rijping verhindert - te laten afvloeien. De eigenlijke ontginningsmaatregelen zijn in drie bewerkingen onder te verdelen: 1. het vernietigen van de rietmassa, 2. het uitschuiven van bij het graven op het land gebrachte sloot-, tocht- en kanaalgrond en 3. het aanbrengen van een ontwateringsstelsel. De vernietiging van het riet wordt in eerste instantie bewerkstelligd met behulp van het bestrijdingsmiddel dalapon. Deze stof doodt eenzaadlobbige planten, waartoe riet behoort. Het wordt in een hoeveelheid van 15 a 20 kg per ha met behulp van vliegtuigen d n of twee jaar voorafgaande aan het jaar van ontginnen in augustus op het riet gespoten. Het riet sterft hierdoor bovengronds af en na het afbranden in het volgende voorjaar lopen de wortelstokken niet meer uit. Dit afbranden van grote, aaneengesloten rietvelden heeft letterlijk en figuurlijk nogal wat stof doen opwaaien, zodat er in de laatste jaren toe is overgegaan het riet vooraf plat te rollen. Hierdoor ontstaat een rustiger brandbeeld met minder opstijging van roetdeeltjes. Bovendien kunnen de schaars aanwezige dieren zich beter in veiligheid stellen. Omdat de restanten van het riet zich als een verkoolde laag op de grond afzetten, ondervindt het uitvoerende personeel nogal wat hinder van dit roetstof. Bovendien is het achterblijvende roet buitengewoon hinderlijk voor het personeel bij latere grondbewerkingen. Daarom wordt er nu naar gestreefd een jaar eerder te branden, zodat het roetstof een jaar de tijd heeft om te verteren. Uit praktijkproeven is gebleken, dat het mechanisch opruimen van deze rietmassa's kostbaar is en ook extrarisico's voor het in te zaaien koolzaad geeft. Niet afbranden wordt daarom niet verantwoord geacht. Om de kavels toegankelijk te maken voor de werktuigen voor het aanbrengen van een ontwateringsstelsel dient de grond, die bij het graven van de kavelsloten op de kant is gedeponeerd, eerst te worden uitgeschoven. Dit uitschuiven vindt plaats met bulldozers over een breedte van ca. 10 m. Het uitschuiven van de tochtgrond achter op de kavel wordt, afhankelijk van de bestemming van deze stroken, al of niet uitgevoerd. Meestal beperkt dit zich tot het afronden op een zodanige wijze dat 15

15 1%**?:. Foto 10. Mei Brug in Oostelijk Flevoland over de Hoge Vaart Foto 11. Maart Zaaiklaar maken van de grond met m brede schijveneg achter een 200 pk zware wieltrekker 16

16 landbouwkundig gebruik mogelijk is. Het voorlopige ontwateringsstelsel is een begreppeling. Omdat de grond nog ongerijpt en slecht doorlatend is, is alleen een oppervlakteontwatering mogelijk. De neerslag stroomt daarbij over de oppervlakte en door de bovenste al ingedroogde grondlaag zijdelings naar de greppels. De greppels werden tot voor kort vrijwel alleen met een greppelploeg getrokken. Deze ploegen, die de (Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders) gedeeltelijk zelf heeft ontwikkeld, hebben een grote capaciteit. Het is een imposant gezicht een greppelploeg, getrokken door drie rupstrekkers, te zien werken. V66r het begin van de ontginning van Oostelijk Flevoland werd met het oog op de vele zware, slappe grond die hier op ontginning lag te wachten een greppelfrees geintroduceerd en verder ontwikkeld. Deze grote machine kan op slappe terreinen werken, maar de kosten per m' greppel ervan zijn in de loop van de tijd zo gestegen, dat greppelfrezen alleen nog maar in uiterste noodzaak worden gebruikt. De nieuwste ontwikkeling op dit gebied is een verzwaarde greppelreiniger, waarmee naar uit proefnemingen bleek het goedkoopst kan worden begreppeld. Ter illustratie zijn hieronder de verhoudingsgetallen van de kosten weergegeven: graven m.b.v. greppelfrees 250 idem m.b.v. greppelploeg (inclusief egalisatie greppelgrond) 100 idem met verzwaarde reiniger 65 De verbinding van de greppel met de kavelsloot bestaat uit een plastieken buis. Deze wordt met behulp van een speciale rupstrekker, voorzien van een soort mollichaam, door de grond getrokken. De slapheid van de grond maakt dit mogelijk. Nadat de greppels zijn gegraven en de kopakkerbuizen aangebracht, moeten nog grondbewerkingen worden uitgevoerd om het opkomende onkruid te bestrijden en een zaaibed te maken voor het in augustus in te zaaien koolzaad. Dit is nl. meestal het eerste gewas. Na de verbouw van enkele landbouwgewassen is de grond zo ver gerijpt, dat het vervangen van het voorlopige ontwateringsstelsel door het definitieve mogelijk is: greppels kunnen worden vervangen door drains. Dit werk wordt uitgevoerd met draineermachines van loonwerkers. Omdat hier vrijwel het hele jaar kan worden gedraineerd, is het mogelijk met drie a vier machines ruim 1000 km drain per jaar aan te leggen. De afstanden tussen de drains lopen, afhankelijk van de profielopbouw en de rijpingstoestand van de grond, uiteen van 12 tot 48 m. De draindiepte is gemiddel 1,20 m. Hiermee wordt een ontwatering verkregen die in landbouwkundig opzicht aan de hoogste eisen voldoet. Na de aanleg van de drainage kunnen de greppels worden gedicht, waardoor het mogelijk wordt verdere egalisaties van sloot- en tochtgrond uit te voeren. Ook kunnen eventueel noodzakelijke grondverbeteringen worden uitgevoerd, zoals bijv. egalisatie en diepploegen van stortgrond en van resten van zanddepots Hoe het grootlandbouwbedrijf reilt en zeilt Na de ontginningswerkzaamheden komt de grond beschikbaar voor de landbouw in de vorm van een tijdelijk grootlandbouwbedrijf. De grootte van het bedrijf bedraagt ca ha en is een gevolg van het tempo van de ontginning en de duur van het gebruik. 17

17 Organisatie van de Hoofdafdeling Cultuurtechniek en Recreatie Hooldafdeling Cultuurtechniek en Recreatie Aid Planning Aid. Matenaalvoor-iening Cultuurtechnische Aid. Aid Bepl-Uitlngen Aid. Recreatie Wetenschappeliike Atd. Aid Operationeel Onderzoek Ontginning en Lipi Cenuaal Mag,a/i n Weiktuigkundige Uiensi Uitvnflrmg Beplaminejen Uiivofiimg Hecicaiie Verkoop en landverhuui Bid^bidMMni i Bodemkunds Waieitiuishouding Planiemees Cena-bestlieiming rvoeidstechniek 8edn lsiedm*k Opmerkingen 1. Het grootlandbouwbedrijf is een onderdeel van de subafdeling Ontginning en Exploitatie. 2. De afdeling Planning stelt de werkplannen voor het komende jaar op, inclusief de begroting, en houdt de vinger aan de pols bij de uitvoering van het lopende werkplan. De vereiste gegevens worden via de bedrijfsadministratie verkregen van de uitvoerende afdelingen. 3. De Werktuigkundige Dienst verzorgt behalve het werktuigenpark en de machines van het grootlandbedrijf van de subafdeling Ontginning en Exploitatie, ook deze van de subafdelingen Uitvoering Beplantingen en Uitvoering Recreatie. 4. De subafdeling Verkoop en Landverhuur verkoopt niet alleen de oogstprodukten van het grootlandbouwbedrijf, maar regelt ook de verkoop van gewassen op stam en van gras op open ruimten in bossen en op wegbermen. 5. De vermelde onderdelen van de Wetenschappelijke Afdeling en de Afdeling Operationeel Onderzoek geven allerlei adviezen aan de uitvoerende onderdelen van de Cultuurtechnische Afdeling. 6. De afdeling Materiaalvoorziening zorgt voor de aanschaffing van werktuigen, trekkers, meststoffen, brandstoffen, bestrijdingsmiddelen en materialen. 7. Het Centraal Magazijn zorgt o.a. voor de opslag en de verdeling van meststoffen, brandstoffen en bestrijdingsmiddelen, alsmede voor de opslag en de verwerking van de oogstprodukten. 8. Voor kredietverschaffing, kredietbewaking en boekhouding heeft de Hoofdafdeling Cultuurtechniek en Recreatie binding met de Financiele Afdeling van de Dienst. 9. De personeelszaken van de hoofdafdeling worden verzorgd door de Afdeling Personeelszaken van de dienst. Onder deze afdeling behoort de regeling van het vervoer van de werknemers. 18

18 Tot voor enkele jaren werd jaarlijks 4000 ha ontgonnen. Aangezien de grond vier a vijf jaar in gebruik moet zijn geweest, voor hij beschikbaar kan worden gesteld aan de definitieve gebruiker, volgt hieruit dat het bedrijf a ha groot wordt. In de meerjarenplanning, inclusief de Markerwaard, werd destijds op deze basis tot het jaar 2000 een sluitend geheel verkregen De organisatie van het bedrijf Omdat de bedrijfsvoering in sterke mate wordt ondersteund vanuit het onderzoek, waarover later meer, kan de organisatie van het bedrijf eenvoudig zijn. Enerzijds berust ze op het feit dat het doelmatig is het veldwerk per gebied te organiseren, anderzijds op het feit dat bepaalde werkzaamheden beter centraal kunnen worden geleid. De organisatie per gebied is doelmatig, wanneer de aard der werkzaamheden een grote inzet van personeel en materieel noodzakelijk maakt, zodat plaatselijk beheer en toezicht van belang zijn. De grootte van het gebied wordt dan bepaald door hetgeen de leiding ter plaatse kan overzien en regelen. Concreet betekent dit dat een oppervlakte van 1500 a 2500 ha - afhankelijk van de omstandigheden - door een tweemansleiding kan worden beheerd. Daaruit volgt dat het grootlandbouwbedrijf in ongeveer 10 plaatselijke eenheden is verdeeld. Via e n tussentrap worden deze gebundeld onder rt n bedrijfshoofd. Onder dit hoofd ressorteert tevens de leiding van de activiteiten betreffende de ontginning en het Centraal Magazijn. Centrale leiding (in plaats van die per gebied) is doelmatig, zodra plaatselijk toezicht van minder belang is of wanneer, zoals bij de oogst, de direct noodzakelijke afvoer en de be- en verwerking van de produkten die centrale leiding - boven inschakeling van de plaatselijke - noodzakelijk maken. Hetgeen verder centraal plaatsvindt, is de voorbereiding van de werkorganisatie (bijv. de verdeling van personeel en materieel), de planvoorbereiding (bijv. zaaiplannen) en de normstelling daarbij (bijv. rassenkeuze, zaaizaadhoeveelheden). De eenvoud van de organisatie is uiteraard ook een gevolg van de gelijkmatigheid van de bodem en van de beperkte gewassenkeuze. Door de seizoengebondenheid van de arbeidsbehoefte voor de verbouw van gewassen is deze behoefte ongelijkraatig over het jaar verdeeld. Door uitwisseling van medewerkers in het kader van de ontginningswerkzaamheden of met andere uitvoerende afdelingen wordt de ongunstige invloed hiervan beperkt. Een afwijkende organisatie vertoont het bedrijf A 93 in het stadsgebied van Lelystad. Dit ca. 330 ha grote bedrijf wordt als een zelfstandige eenheid beheerd door een bedrijfsleider bijgestaan door n medewerker. Zij verrichten samen alle werkzaamheden. Dit experiraentele bedrijf is enige jaren geleden gesticht, mede met het doel ervaring op te doen voor het geval deze bedrijfsvorm in grotere mate zou gaan voorkomen, bijv. in de ruimten tussen de woonkernen in Almere. Ofschoon wel een onderdeel van het grootlandbouwbedrijf heeft het zgn. spuitvrijebedrijf NZ 27 toch een zo bijzonder accent dat het afzonderlijk dient te worden genoemd. De doelstelling is, te onderzoeken of en, zo ja, op welke wijze en tegen welke kosten het mogelijk is grond te ontginnen en een aantal jaren te gebruiken zonder gebruik te maken van chemische bestrijdingsmiddelen. Hoewel dit bedrijf, dat na verloop van tijd ruim 300 ha groot wordt, nog maar enige jaren draait, is wel gebleken dat hierbij veel hindernissen moeten worden overwonnen. 19

19 Tabel 1. De gewassen op het grootlandbouwbedrijf ^\^ Jaar Gewas\. Opp. % Opp. % Opp. % Opp. % Opp. % (ha) (ha) (ha) (ha) (ha) Wintertarwe , , , , ,1 Zomertarwe 89 0, , , , ,5 Zomergerst , , , , ,3 Haver , , , , ,5 Koolzaad , , , , ,1 Verhuurd , , , , ,2 Overige 469 2, ,6 40 0, ,9 47 0,3 Totaal , , , , ,0 * Zaaiklaar verhuurd (vanaf 1977 contractteelt) Tabel 2. Koolzaad;oppervlakten en rassen ""^^--.^^ Jaar Ras ^~^-~-.^^ Opp. % Opp. % Opp. % Opp. % Opp. % Marcus Rapol Major Primor Expander Ringot (ORMA) ,0 22, ,0 19,1 0, ,1 1,4 38,0 0,2 0, ,1 4,4 32,7 0,6 0, ,4 1,3 23,3 0,7 16,3 Totaal , , , , ,0 Tabel 3. Koolzaad: korrelopbrengsten van de verbouwde rassen in kg/ha bij 9% vocht "----^^^ Jaar Ras -^ft._ Marcus Rapol Major Primor Expander Ringot (ORMA) Gemiddeld

20 Het bouwplan Zoals reeds vermeld, wordt de gewassenkeuze beperkt gehouden; verbouwd worden koolzaad en granen, terwijl jaarlijks een zekere oppervlakte zaaiklaar voor contractteelt wordt gebruikt. Dit extensieve bouwplan wordt om verschillende redenen toegepast. In de eerste plaats kunnen op de jonge, ongerijpte grond geen hakvruchten worden geteeld, omdat hier behalve teelttechnische bezwaren (het aanwezig zijn van greppels, onkruid) ook nog moeilijkheden bij de oogst en de afvoer van de vele tonnen wegende opbrengst in de nazoraer en de herfst kunnen optreden. Bovendien zou het veroorzaken van structuurbederf in strijd zijn met een van de doelstellingen van het bedrijf: het bevorderen van de rijping van de grond. Als tweede bezwaar kan worden genoemd, dat bij verbouw van hakvruchten een grotere arbeidsbehoefte zal ontstaan in perioden waarin toch al een piekbelasting optreedt, namelijk in de rooitijd. Het bouwplan voor 1976 zag er als volgt uit (in enigszins afgeronde oppervlakten) Eigen gewassen koolzaad wintertarwe zomertarwe zomergerst haver 6510 ha 6300 ha 300 ha 4120 ha 1720 ha Sub-totaal ha Zaaiklaar verhuurd (contractteelt vanaf 1977) vlas 580 ha graszaad 250 ha conservenerwten 190 ha overig 280 ha Sub-totaal Diversen en braakland Totaal ha ha ha Al deze oppervlakten zijn netto, dus na aftrek van de oppervlakten aan greppels en sloten. Uit de getallen blijkt dat met de verbouw van de meest winstgevende gewassen - koolzaad en wintertarwe - tot het uiterste wordt gegaan. Bijna 70% van de "eigen" gewassen bestaat tegenwoordig uit deze twee gewassen. De ontwikkeling in de laatste vijf jaar is te zien in een aparte tabel (tabel 1). Koolzaad. Dit gewas is van ouds bekend als het meest geschikte eerste gewas op pas ingepolderde gronden. De snelle voorjaarsontwikkeling is in het pas ontgonnen gebied met veel onkruidgroei van groot belang. Bovendien rijpt dit gewas voor de granen, zodat een vervroeging, tevens verlenging, van de oogstperiode wordt bereikt. Een nadeel is dat de zaaiperiode in de laatste twee weken van augustus en de eerste week van September valt, dus in de tijd dat de oogstwerkzaamheden nog in vol- 21

21 O ' ; c - : '. s s pi ii ii-i r P* 4* fl CD CO rt O^CO vo tn 11 co m m in r» co CO rm CA am 100,0 (A fl o CO f* ""> cn co o «-* mm fs. m o r-m r» m fn 0"» fn fl CO VO IN M CN CN m # r> IN in vo Q il r- <* 9<? io fl co CN fl tft m c* CO fn rt rt CD fl in o *N r- fl r* fl m vo m O rn Am vo m r- fl * / *n / / > / a ' a. O fn CN * r- CN O t fl o rt I s - CN fl fi mm rm Oi rm -4 A <D «J< -H M «C -5 B - H t d i i i d s B i - < a a w _ Q _ E H O O o in CO 10 O 8 fl VO fl fl o 8 in vo vo fl 1 3 P vo in rm CO r> r- vo fl CO r-i CT» r* OV CD 01 in fl fl fl m fl O vo O -r r- ON CN rt N r» vo O fl -. fl fl fl vo fl fl OV rt r- fl t-~ r» vo ~* fn fl r-i cjv fl o fl co fl fl fl in T rn fl CO in 03 r^ O cn cn in CN «mm Cl fl fl flj CN (N rt fn o 0 r- Cn vo vfi o cn fn OV fl 30 fl rn fl " i en * i fl / n I o ra ra fl V V U «41 fl M rc -A V U W Q, rji J g -H CO t-i a -s E tn 3 ^ 0 U tt 3 o U 0) t-l -. J I < Q Q ID 1 a I 1 :: S I 1976 H i.n P* 0 in rt CN O.'fl in vo co IN»o » rt r- CN o O fl P» II r- P in CN O vo rt A* CN CD m* / m / «fl A in in 9*? 5 fn rt fl vo CD fl n vo fl rt ,0 29 3,0 \0 rt cn in r- CT* 1- rt fl vo S a m m 100,0 o <N o 8 CD CD O fn o o rt ,0 o CN fl fl k. «"3 «> «*J.3 fl N M *3 A s s s / 3 / /» rt m o O vo O O* fl fl i-i On O m in m vo CD CN fl in n in vo 3 S fl vo m fl fl u fl -3 ui > *J -3 fl N H oi oj at S_w.A m CJ o in 5424 A rn in ) 5 1 _a.* CN m vo co cn rt rt «o O fl fl - 00,0 3 0 CD rt rt cn P" a A CN rt rt in in o H a f r -. r -. f -. l-l... o fn CN vo # r- W CD CN CO mt mm VO OV O ra, mm, mm mm 00,0 l-l r- fl fl r- m in 1- a A r- co CN r* fl Q.1, Q.-C t- vo O vo C> rt CN rt m t* cfi & vo vo -- «co r» 00,0 fl vd cn rt at r^ r- en cn o fl fl m it?. in fl CN CN o - 1 \t> fl n rt rt ma fl fl in 00,0 m CN VO fl CO f* vo o m o CN Ov SS r- rt in vo SS CN CN in o ~- N r* fl r- o * tfl rt rt CD rt fl rt X vd cn fl in vo 4 CO r- O CN CO CO i cn ON vo CN o in i fl in m vo in u-i in tn r- c> O ot o r» p* in CN o cn vo Oi in cn fl fl fl co ifl i l 1/1 Ul io m fl A A -«rt r^ r< N u n i oi A in CD -- o vo in in vo vo rt l/> fl r-i p- CN CN ffv >> Pl co A o CO o CN cn vo in r- vo m J* 74,8 25,2 O'OO ^ -. <N in r- [> CN r- Ol ^r CN c^ II II " * o fn CD o IN fl o r- in 8 in «CO m m fl f a A & p- rm m CN rt fl ^ ^ CO ct O CN r* O m A o fl r^ rm CO il in tn o o O o o a CO (N o --,. -^ vo <n in p* 0, «<N fl 01 a_c O c* 32,6 67,4 00,0 3 s 9 s g I 9 I io rtc vo r» rt rt m cn 0> CD rm m mr fl m A mo VO r* Ot r~ O in cn CN CN CN m A A in fl A r- m vo p- cn cn r- ov m rt r- A in fl m o o CO h r- in cn cn A A m o m s 1 i it> cn r- -* CN i- (-1 CD -" O fl 01 a. «# ao r m "* # -- CN m jaax -T 0 fl fl m< (J ffj O fl c; -H c c J.! -0 o ra fl _H H fl a IB C -1 fl y - ^ C f l «0 * - > 3 0 t_.jx<u««o;2 /» '.' : 1 /a - H f l f l ' O ' H C O f l CN CN O A O o r- rt co r* vo in cn mm r- CN r- vd in fl fl A fl I u 1 «fl / 'r j tfl / a 148 TJ rt! Q fl 4-> 4J fl «8 5 3 f S S S 8-4 rt- * > > - «i r a B D 0 *J i D - H C f l S O * - ' ^J Q_l.-IQfl.TJ.HCO (5 ct. rs cn o Oi!- Om fl CN VO CD 0< H a -c o 3 / ro * / Sc -H 0 *-J A~ -4 / «S3 «ra IA 3 /i 13 s.-;; 0 CN cn i" O r- fl o in CN CO A rt cn m ~ * / «/ *_ / /» ' r\ TJ VI M ma 0 Q c 3 x: -A TJ fl U cj 3 c o U - 0 in fl 1 o ^ a, j 22

22 le gang zijn. Hierdoor wordt de grootste piek t.a.v. de behoefte aan personeel en materieel veroorzaakt. Gegevens over de oppervlakten, de verbouwde rassen en de behaalde opbrengsten in de jaren 1972 t/m 1976 staan vermeld in de tabellen 2 en 3. De belangrijkste overweging om het ras Major te telen is dat het bijna een week eerder afrijpt dan de andere rassen. Hierdoor is meer tijd beschikbaar voor het zwadmaaien, zodat per machine meer kan worden gedaan en de kosten per ha lager zijn. De rassen Orma en vooral Rapol kunnen later worden gezaaid. Gezien de lengte van de zaaiperiode kan dit in sommige jaren van belang zijn. Het ras Primor (erucazuurarm) wordt alleen verbouwd om zaaizaad beschikbaar te hebben, indien tot verbouw van dit ras in het groot zou - moeten - worden overgegaan. Tot dusverre heeft daartoe geen aanleiding bestaan. Tarwe. In beginsel wordt alleen wintertarwe verbouwd, vanwege de hoge opbrengsten die hiermee t.o.v. zomertarwe kunnen worden behaald. Zomertarwe is alleen in het bouwplan opgenomen om, in het geval van op grote schaal uitwinteren van de wintertarwe, over een voldoende voorraad zomertarwezaaizaad te kunnen beschikken. De tabellen 4, 5, 6 en 7 vermelden de oppervlakten, de rassen en de opbrengsten in de jaren 1972 t/m Aangezien straks dieper op de rassenkeuze wordt ingegaan, zij hier alleen vermeld dat in het algemeen zoveel mogelijk wordt gestreefd naar oogstzekerheid. Daarom wordt niet alles op 6 n kaart (ras) gezet, maar worden de risico's gespreid. Zomergerst. De oppervlakten, de rassen en de opbrengsten van de laatste vijf oogstjaren staan vermeld in de tabellen 8 en 9. Hier gelden dezelfde overwegingen als genoemd onder tarwe. Er is een duidelijke voorkeur voor het nieuwe, produktieve brouwgerstras Trumpf. Aramir wordt slechts geteeld om zaaizaad beschikbaar te hebben, indien erge tegenvallers bij de andere rassen zouden optreden. Haver. Dezelfde gegevens als voor de andere gewassen zijn te vinden in de tabellen 10 en 11. Verhuurd land. Deze percelen werden tot voor kort zaaiklaar en bemest met fosfaat aan landhuurders ter beschikking gesteld. In 1977 wordt een proef genomen waarbij de gewassen door de Rijksdienst op teeltcontract worden verbouwd. De oppervlakten van 1972 t/m 1976 staan in tabel 1. In het voorgaande werden al enige eisen genoemd waaraan het zaaiplan moet voldoen. Naast de al genoemde eisen is ook van groot belang, dat de oppervlakten van de gewassen zo op elkaar zijn afgestemd, dat de oogst optimaal kan verlopen. Dit betekent bijvoorbeeld, dat de oppervlakte koolzaad zo groot moet zijn, dat na beeindiging ervan de zomergerst rijp is om geoogst te worden enz. Hierdoor is het mogelijk dat per maaidorsmachine ruim 250 ha wordt geoogst, hetgeen voor Nederlandse begrippen erg veel is. Tevensraoethet zaaiplan zo goed mogelijk voldoen aan plantenteeltkundige eisen, waarbij de vruchtopvolging een belangrijke rol speelt. Ten aanzien hiervan worden echter in een koolzaadgraanbedrijf gemiddeld meer risico's genomen dan op een normaal akkerbouwbedrijf in de Ijsselmeerpolders. 23

23 Foto 12. Maart Voorj aarsbewerking v66r het zaaien Foto 13. Maart Kunstmest strooien in het voorjaar op nog in te zaaien land. De strooibreedte is 16 m Foto 14. September Zaaien van wintertarwe met 8 m brede zaaimachine, hier nog met een rupstrekker. Meer en meer worden deze vervangen door wieltrekkers 24

24 De inzaai en de grondbewerking De inzaai wordt in hoofdzaak uitgevoerd met 8m- rijenzaaimachines, waarvan er 16 aanwezig zijn. De belangrijkste maatstaf voor de bepaling van het aantal is de voorjaarszaaitijd, waarvan bekend is dat een te late zaai opbrengstderving tot gevolg heeft. Niet geheel zeker is of een in te zaaien oppervlakte van ca. 350 ha per machine optimaal is. Het voornemen bestaat dan ook dit binnenkort v66r de aanschaffing van nieuwe machines nog eens na te gaan. Voor het zaaien van in het bijzonder wintertarwe gelden deze overwegingen in geringere mate. De voorbewerking van de grond voor in het ontginningsgebied te zaaien koolzaad wordt uitgevoerd met schijveneggen. Gebleken is dat ploegen hier niet nodig en zelfs schadelijk kan zijn. Op kavels waar na een graan of een ander gewas koolzaad moet worden gezaaid, wordt na het op zaaivoor ploegen van de stoppel Sen en soms twee keer geschijfegd om een zo goed mogelijk zaaibed te krijgen. Dit geldt eveneens voor de te zaaien wintertarwe; hier beperkt de voorbewerking zich tot hoogstens 66n keer schijfeggen. Soms laat de ligging van het geploegde land inzaai zonder voorbewerking toe. In het voorjaar wordt het land waarop zomergraan zal worden gezaaid, bewerkt met cultivatoren of schijfeggen, met daarachter een stel zware onkruideggen. Op deze wijze kan voor de inzaai van graan een redelijk resultaat worden bereikt. Investeringen in dure werktuigen voor het maken van een fijn zaaibed worden, behalve voor het zaaiklaar maken voor fijnere teelten, niet verantwoord geacht. Hiervoor zijn drie egaliseer-cultivatoren aangeschaft, voorzien van een verkruimelrol. Vrijwel al het benodigde zaaizaad wordt op het eigen bedrijf gewonnen. Hiertoe zijn in 6 n van de drie eigen graanverwerkingsbedrijven voorzieningen getroffen om het zaaizaad te kunnen opslaan, schonen en ontsmetten. Daarna wordt het per vrachtauto aan de bedrijven geleverd. Er kan ca. 50 ton per dag worden verwerkt, hetgeen ongeveer overeenkomt met de zaaicapaciteit De bemesting Deze beperkt zich bijna uitsluitend tot het geven van stikstof. Meestal is het fosfaat- en kaligehalte voldoende voor een optimale groei van het koolzaad en de graangewassen. Alleen op enkele kavels met een laag lutumgehalte moeten fosfaat en kali worden gegeven. Anders ligt het ten aanzien van het verhuurde land; hierop wordt wel een fosfaatbemesting gegeven; kali is vrijwel nooit nodig. Omdat later op de totstandkoming van het bemestingsadvies zal worden ingegaan, kan hier worden volstaan met de opmerking, dat wordt gestreefd naar een zodanige bemesting, dat het gewas zonder een te groot risico t.a.v. legering en ziekten kan opgroeien tot aan de oogst. Het beraestingsplan wordt opgemaakt aan de hand van de jongste stikstof gehalten van de grond, de toestand van het gewas en van de grond, daarbij rekenend op overigens normale omstandigheden. Het koolzaad en de zomergranen worden zo vroeg mogelijk bemest, ofschoon dat voor de zomergranen toch veelal betekent: na de zaai. De wintertarwe krijgt een gedeelde stikstofgift, omdat hierdoor een oogstzekerder gewas kan worden verkregen (steviger stro). Als regel wordt de kalkammonsalpeter - de stikstofmeststof die vrijwel alleen wordt gebruikt - los per schip aangevoerd en bij het 25

25 Foto 15. April Door de larve van de koolzaadaardvlo ernstig beschadigd koolzaad. Er is hier geen bestrijding toegepast Foto 16. Maart Fors uitgegroeide pol bloeiend klein hoefblad, Sen jaar na kieming van een zaadje Foto 17. Juli Zwadmaaien van koolzaad 26

26 Centraal Magazijn in een grote kunstmestloods gestort. In de wintermaanden wordt de kunstmest opgezakt in plastieken zakken. Gezien de enorme hoeveelheden, die in korte tijd moeten worden gestrooid (ca ton), wordt ernaar gestreefd minstens 5000 ton aan de bedrijven te leveren voor het strooiseizoen begint. Op de bedrijven wordt het in schuren, op het erf of op de kaveldam opgeslagen. Het strooien wordt uitgevoerd met gewone werpradstrooiers. Al enige jaren zijn studies en berekeningen gemaakt over de verwerking van losse kunstmest. Momenteel zijn deze in zoverre afgerond, dat is overgegaan tot de aankoop van zes grote (3 1.- en 5-tons-)strooiers. De losse kunstmest wordt bij dit systeem met behulp van zelfgemaakte hoogkippers aangevoerd en rechtstreeks in de strooier gestort. Berekeningen hebben aangetoond dat binnen een straal van ca. 20 km vanaf de opslagplaats vervoeren van de kunstmest over de weg met de strooier zelf doelmatig is. Verwacht wordt, dat met het bovenomschreven systeem bij minder kosten een redelijk resultaat kan worden bereikt. De overgang naar dit systeem is voor ongeveer een derde voltooid De gewasbescherming Afgezien van het eerdergenoemde spuitvrije bedrijf wordt de gewasbescherming voor het overgrote deel uitgevoerd met chemische middelen. Gezien de grootte van het te bespuiten oppervlak en de noodzaak jaarlijks enige duizenden ha riet te bespuiten, ligt inschakeling van landbouwvliegtuigen voor de hand. Daarnaast wordt jaarlijks een contract gesloten met een landbouwspuitbedrijf voor het bespuiten van kavels die extra-risico's opleveren bij het spuiten met vliegtuigen of waarbij het goedkoper uitkomt (voor een dalaponbespuiting in de stoppel moet een vliegtuig op de halve afstand vliegen, gezien de te hoge concentratie bij relatief veel dalapon in weinig water). Onkruiden in koolzaad en granen kunnen steeds beter met allerlei middelen worden bestreden. Het is hierdoor mogelijk zonder verdere maatregelen redelijk onkruidvrije gewassen te telen. Uitzonderingen komen uiteraard voor. Zo kan melkdistel in koolzaad chemisch (nog) niet worden bestreden en dient hier de oude vertrouwde wiedmachine te worden ingezet. Ook riet en gras in granen zijn moeilijk chemisch te bestrijden. Hier moet een bestrijding na de oogst plaatsvinden, chemisch of mechanisch door middel van stoppelen. Vooral koolzaad is gevoelig voor aantasting door insecten (koolzaadaardvlo, koolzaadaardvlolarve, glanskever, snuitkever en koolzaadgalmug). De landbouwkundige opzichters en de afdeling Gewasbescherming moeten dan ook steeds op hun hoede zijn teneinde op tijd met de bestrijdingen te beginnen. Bij de bestrijding van de graanziekten hoort ook de bestrijding van meeldauw, vooral in zomergerst, die al enkele jaren af en toe wordt uitgevoerd. De laatste jaren komt de bestrijding van voetziekte (oogvlekkenziekte), gele roest en afrijpingsziekten in tarwe meer op de voorgrond. Ofschoon deze bestrijding landelijk al een grote vlucht heeft genomen, is hiermee in het grootlandbouwbedrijf nog steeds enige terughoudendheid betracht. Ten aanzien van de afrijpingsziekten valt dit o.m. te verklaren uit de omstandigheden dat op het grootlandbouwbedrijf meer de nadruk wordt gelegd op de oogstzekerheid dan in de normale landbouw, waar men zich wat meer risico's, vooral t.a.v. de zwaarte van het gewas, X Het Centraal Magezijn slaat kunstmeststoffen en andere hulpmiddelen op en verdeelt ze. Ook de drie graanverwerkingsbedrijven behoren ertoe. 27

27 Foto 18. Juli Dorsen van koolzaad uit het zwad Foto 19. September Lossen van graan uit de tank van maaidorsers in zaadwagens Foto 20. Januari Bus voor vervoer van personeel naar en van het werk 28

28 kan veroorloven. In het laatste geval is het gewas ook gevoeliger voor af ri jpingsz_.ekten. Ten aanzien van gele roest en voetziekte vallen geen duidelijke verschillen te constateren. Het bovenstaande had tot gevolg dat in 1975 in beperkte mate een bestrijding tegen deze ziekte werd uitgevoerd. Overigens is nu de gedachtenvorming omtrent de stikstofbemesting gecombineerd met een bestrijding tegen afrijpingsziekten weer op gang gekomen De oogst Zoals al vermeld, moesten er in 1976 in totaal ha koolzaad en granen worden geoogst. Hiervoor waren beschikbaar: 57 zwadmaaiers voor het koolzaad 76 maaidorsmachines, 200 7tons zaadwagens en 60 zware wieltrekkers. Om de oogst optimaal te laten verlopen, is van het oogstgebeuren een wiskundig model gemaakt. Hierin zijn tal van gegevens ingebracht, zoals: de weergegevens van de afgelopen 40 jaar, de voortschrijdende verliescijfers die de granen vertonen als ze na maaidorsrijpheid nog op het veld staan, de kosten van het totale oogstapparaat enz. Met behulp van de computer kan dan worden nagegaan, hoe de optimale inzet van het oogstmateriaal moet zijn. Tijdens de oogst wordt wekelijks nagegaan in welke mate de werkelijkheid overeenstemt met de voorgecalculeerde vorderingen. Aangezien na medio augustus loonwerkers beschikbaar zijn, kan met behulp van de actuele gegevens worden berekend of het financieel aantrekkelijk is van hun diensten gebruik te maken. Voor het in het zwad maaien van het koolzaad worden aparte berekeningen gemaakt. Hieruit kan de optimale maaitijd worden afgeleid. Deze berekeningen zijn van belang om te grote verliezen door te vroeg of te laat maaien te voorkomen. Voor het vervoer van het koolzaad en de granen wordt berekend, hoeveel trekkers moeten worden ingezet om tegen minimale kosten het koolzaad en het graan naar de graanverwerkingsbedrijven te vervoeren Mechanisatie en arbeid Een van de middelen om de kosten per eenheid produkt zo laag mogelijk te houden, is machines het werk te laten doen. In het grootlandbouwbedrijf is hieraan steeds gewerkt, de laatste jaren echter in versterkte mate. Zo wordt het merendeel van de versleten werktuigen vervangen door nieuwe werktuigen met een grotere capaciteit (zwadmaaiers, maaidorsmachines, kunstmeststrooiers, greppelreinigers, enz.) En de rupstrekkers, die van ouds op de slappe gronden noodzakelijk waren, zijn vervangen door zware wieltrekkers. Dit is mogelijk geworden door de verdere ontwikkeling van trekkers met alleen grote banden, waarbij alle vier wielen worden aangedreven. Door deze ontwikkeling konden de kostenstijgingen vrijwel worden opgevangen door een produktiviteitsstijging en kon de rentabiliteit op peil worden gehouden. Dit houdt tevens in dat de personeelsbezetting steeds is teruggebracht, tot momenteel een veldwerker per ongeveer 100 ha in gebruik zijnde grond. 29

29 Foto 21. Februari Vergadering van de Contactcommissie Ontginning en Exploitatie Foto 22. Mei Werkkamp Lelystad. V.l.n.r. de eetzaal, woning van de beheerder met een gedeelte van een woonverblijf 30

30 2.3. Het personeel De arbeidsbehoefte De hoeveelheid te verrichten werk in het grootlandbouwbedrijf wisselt met de seizoenen. In voorjaar, zomer en herfst is de arbeidsbehoefde aanmerkelijk groter dan in de wintermaanden. Het onderstaande staatje illustreert dit op duidelijke wijze. Maand Gemiddelde personeelsbezetting per maand in 1975, verlof en ziekte Teelt van gewassen incl. Netto-opp. in Ander Totaal ha per man werk januari februari maart april mei juni juli augustus September oktober november december Gemiddeld Opmerking 1. Opmerking 2. Opmerking 3. Als gevolg van de ongunstige weersomstandigheden in het najaar van 1974 was de bezetting in januari 1975 in vergelijking met andere jaren erg hoog. Ander werk is in hoofdzaak werk voor de ontginning. Naast de 270 werken er nog ongeveer 430 op C.A.0.-basis; het grootste deel daarvan bij de aanleg van bossen en van recreatie- en natuurterreinen. Verder heeft de Centrale Werkplaats ongeveer 100 medewerkers. Een belangrijk uitgangspunt van het personeelsbeleid is, het personeel "vast" werk te garanderen, d.w.z. het gehele jaar door werk. Dit betekent dat er, afhankelijk van het werkaanbod, mogelijkheden moeten zijn, tijdelijk, personeel uit andere sectoren aan te trekken en personeel van het grootlandbouwbedrijf tijdelijk elders te plaatsen. Die mogelijkheden zijn er. Naast de landbouw op het grootlandbouwbedrijf heeft de R.IJ.P. immers ook tot taak de aanleg van boscomplexen, stedelijke en landschappelijke beplantingen, natuurterreinen en recreatieve voorzieningen. Een deel van die werkzaamheden is eveneens seizoengebonden; een ander deel kan echter worden verschoven naar een tijdstip dat het best past in de arbeidsfilm. Zo heeft elke sector wel een eigen personeelsgroep, maar telkens vindt over een weer uitwisseling plaats. Op deze wijze kan al met al met een optimale personeelsbezetting worden gewerkt. 31

31 1J A 'm _^_ afllft ^_r A BSC V BWC_IH_RI '«^_^B Warn m**^ s v%i_bl ^** l_^_k^v^^^i _3 r^ t J _L / _^Bt_tf_ko A*f^ i ^F f^8 * Foto 23. December Gezamenlijke jaarlijkse viering van 25- en 40-jarige jubilea van werknemers Foto 24. Mei Een van de drie graansilobedrijven voor ontvangst, bewerking en aflevering van geoogste produkten 32

32 Het personeelsbeleid Vermeld werd al dat het doorlopend in dienst houden van de mensen een van de uitgangspunten is van het personeelsbeleid en dat het steeds kunnen aanbieden van werk alleen te verwezenlijken is via personeelsuit- 1 wisseling. Dat die uitwisseling van personeel eisen stelt ten aanzien van verschillende aspecten van het beleid behoeft nauwelijks betoog. Bij de werving van nieuw personeel komt dit al direct naar voren. Aan te trekken personeel moet enerzijds op de hoogte zijn met het werk in de landbouw, anderzijds mag men evenwel ook weer niet zo sterk aan die werkzaamheden zijn verknocht dat men niet bereid is ook ander werk te doen. Naast de bereidheid werkzaamheden te verrichten van verschillende aard, moet men er bovendien ook niet tegen op zien nogal eens van chef en collega's te veranderen. Nieuwe personeelsleden hebben het daar, vooral in het begin, wel eens moeilijk mee. Een ander aspect van het werken bij het grootlandbouwbedrijf, waar nieuwelingen aan moeten wennen, is het alleen of met een enkele collega (lang niet altijd binnen gehoorafstand), moeten werken op een onafzienbare vlakte. Dit leidt gemakkelijk tot een gevoel van eenzaamheid. Om deze en nog vele andere zaken met chefs en collega's te kunnen bepraten is geregeld contact onontbeerlijk. In het personeelsbeleid krijgt het bevorderen van het overleg daarom veel aandacht. Overleg met het personeel vindt plaats, behalve in de lijn, in twee vormen, namelijk in werkoverleg en in vertegenwoordigend overleg. Aan het werkoverleg nemen alle medewerkers deel die daar werken op het moment waarop dit overleg op een bedrijf wordt gehouden. De chef verstrekt informatie over het werk dat voor de deur staat en gezamenlijk bespreekt men de aanpak. Er wordt inbreng gevraagd van de zijde van degenen die het werk moeten uitvoeren. Behalve de werkmethode komen ook aan de orde de machines, de werktuigen, de werkomstandigheden en de resultaten van werkzaamheden die gereed zijn. De leiding heeft tevens de gelegenheid zo nodig onderdelen van het totale bedrijfsbeleid uiteen te zetten of toe te lichten. Het vertegenwoordigend overleg heeft een andere doelstelling en vindt ook in een andere vorm plaats. Door de personeelsleden uit hun midden gekozen vertegenwoordigers (10 personen) vormen samen met enkele leden van het kader de zgn. Contactcommissie. Deze commissie heeft o.a. tot taak het adviseren omtrent maatregelen die tot verbetering van de gang van zaken binnen het bedrijf bijdragen. De commissie heeft adviserende en toetsende bevoegdheden ten aanzien van arbeidstijd- en pauzeregelingen en secundaire arbeidsvoorwaarden. Ook kan de commissie voorstellen tot wijziging van primaire arbeidsvoorwaarden indienen. Ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van het grootlandbouwbedrijf geldt een regeling die is vastgesteld door de directeur van de R.IJ.P. na gevoerd overleg met de vertegenwoordigers (districtbestuurders) van de Voedingsbonden CNV, NKV en NW. Dit overleg vindt periodiek plaats (6 a 8 keer per jaar). De regeling bevat uiteraard een aantal voor het bedrijf specifieke arbeidsvoorwaarden, zoals op het seizoen afgestemde werktijden, een oogsttoeslag e.a. De in gebruik zijnde machines en werktuigen stellen bijzondere eisen aan de kundigheid van de mannen die ze moeten bedienen. De opleiding van het bedienend personeel krijgt daarom veel aandacht. Hiertoe bezit de R.IJ.P. een eigen Opleidingscentrum, waar voor nagenoeg elk type trekker of machine terstond na binnenkomst een instructie wordt opgesteld. Deskundige instructeurs dragen met behulp van moderne technieken de kennis over aan de bestuurders. 33

33 Foto 25. Mei Onkruidbestrijding in wintertarwe met behulp van het landbouwvliegtuig Foto 26. September Rupstrekker met twee vierscharige ploegen 34

34 Al zeer spoedig nadat een nieuw personeelslid in dienst is gekomen gaat het Opleidingscentrum zich met hem bezighouden. Hij krijgt een uitnodiging om een test af te leggen over zijn theoretische en praktische kennis van de wieltrekker. Blijkt die kennis te voldoen aan de gestelde norm, dan blijft zijn opleiding op dat moment beperkt tot een instructie over het type middelzware wieltrekker dat hij gaat bedienen en over zijn gedrag met een wieltrekker in het verkeer. In het andere geval krijgt hij voorafgaand aan de instructie een basisopleiding over motoren en wieltrekkers. Spoedig daarna komt hij in ieder geval terug om kennis op te doen over de werktuigen die bij het betreffende type trekker behoren. Komen er plaatsen op rupstrekkers vrij, dan worden de nieuwe bestuurders gekozen uit de chauffeurs die de wieltrekkers bemannen. Zij gaan dan opnieuw naar "school" voor een opleiding gericht op het bedienen van de rupstrekker en de bijbehorende werktuigen. Nu de zware wieltrekker de plaats gaat innemen van de rupstrekker, is ook de opleiding daarbij aangepast. In vrijgekomen plaatsen op maaidorsers, bulldozers, kranen en andere machines wordt weer voorzien door een gerichte opleiding van daarvoor geschikt geachte bestuurders van rupstrekkers of zware wieltrekkers. De behoefte vanuit de bedrijfsvoering bepaalt het aantal op te leiden bestuurders voor een bepaald type trekker of machine. Het promotiebeleid, een ander aspect van het personeelsbeleid, is gekoppeld aan de opleidingen. Een nieuweraedewerkerbegint in de functie van landbouwkundig medewerker. Elke opleiding in de bovengeschetste trits betekent een hogere loonklasse-indeling en dus een hogere beloning. Alvorens te worden bevorderd moet de kandidaat met gunstig resultaat een examen over de betreffende opleiding hebben afgelegd. De keuze van de kandidaten voor een opleiding geschiedt mede aan de hand van een systernatische personeelsbeoordeling. Via de ziekenbegeleiding krijgen de tijdelijk uitgeschakelde medewerkers aandacht van ziekenbezoeker, bedrijfsarts en eventueel de bedrij fsmaatschappelijk werker. Tijdelijk en blijvend gehandicapten worden zo goed mogelijk opgevangen in voor hen geschikte arbeid. Bij individuele problemen kan naast chefs en collega's, desgewenst het bedrijfsmaatschappelijk werk hulp bieden. Het personeelsbeleid in het grootlandbouwbedrijf tot slot samenvattend, richt zich op: het in dienst nemen en houden van gemotiveerd personeel voor zinvol werk in passende functies in een arbeidsgroep en een werkorganisatie waarin persoonlijke ontplooiing mogelijk is, waarin verantwoordelijkheid kan worden beleefd en goede verhoudingen en een plezierige sfeer heersen, kortom: waarin zorg wordt besteed aan welzijnsaspecten en waarin men optimaal kan functioneren. Idealistisch gesteld? Inderdaad, maar de inspanning waard om samen met alle betrokkenen na te streven De werktuigen De vervangingswaarde van het grootmateriaal, dat op het grootlandbouwbedrijf en voor de ontginning en de groenvoorzieningen wordt gebruikt, bedraagt ca. / In 1975 was dit als volgt samengesteld: 35

35 Trekkers - rupstrekkers 110 st. bulldozers 20 st. wieltrekkers 206 st. 336 st Ontginningswerktuigen Werktuigen voor grondbewerking, inzaai en bemesting Werktuigen voor onderhoud en verzorging Werktuigen voor oogst en oogstverwerking Transportmiddelen en diversen Auto's (diverse typen bestel-, vracht- en personenauto's) Totaal 88 St. 524 St. 98 St. 143 St. 893 St. 87 St st De aankoop Jaarlijks wordt voor een waarde van ca. / aan grootmateriaal aangeschaft (prijspeil 1975). De ontwikkelingen in de mechanisatie van de akkerbouw worden daarbij nauwgezet gevolgd. Enkele fabrikanten van landbouwwerktuigen maken gebruik van de mogelijkheden die het grootlandbouwbedrijf biedt om prototypen te testen. Deze samenwerking maakt het mogelijk in een vroeg stadium nieuwe werktuigen te beoordelen op hun geschiktheid voor het grootlandbouwbedrijf. De voordelen van nieuwe ontwikkelingen kunnen hierdoor snel worden benut zonder dat daarbij grote risico's worden gelopen. Er wordt gestreefd naar aankoop in grote series. Dit vanwege uitwisselbaarheid bij inzet, eenvoud van onderhoud en instructie, voorziening met reserve-onderdelen, korting bij aankoop, enz. Om risico's van verkeerde keuze te vermijden worden vaak werktuigen van verschillende fabrikanten voor &6n of meer seizoenen gehuurd. De gehuurde werktuigen worden uitgebreid gevolgd en met de in gebruik zijnde werktuigen vergeleken. Deze vergelijking vindt zowel plaats op operationele als op technische kwaliteiten. De kwaliteit van de importeur en de dealer is bij de definitieve keuze ook nog in het geding. Hierbij speelt de serviceverlening en de onderdelenvoorziening een belangrijke rol Het onderhoud en de reparatie De kosten van onderhoud en reparatie van het grootmateriaal (incl. voor ontginning, beplantingen en natuurterreinen) bedroegen in 1975 ca. / De kosten voor verzorging, d.w.z. brandstof, smeren, olieverversen, filters verwisselen, schoonmaken enz. bedroegen ca. / Het onderhoud en de reparaties worden vanuit e&n Centrale Werkplaats georganiseerd. In totaal zijn voor de uitvoering van dit werk 66 medewerkers beschikbaar (de leiding niet meegerekend). Toegerekend naar de verschillende soorten werktuigen is de verdeling als volgt: 1 medewerker per 12 trekkers, 1 medewerker per 10 maaidorsers of zwadmaaiers, 1 medewerker voor de werktuigen behorend bij 14 trekkers en 1 medewerkeir voor de auto' s. Het onderhoud en de reparaties aan lichte bestelauto's en personenauto' s zijn aan derden uitbesteed. Normaal onderhoud en kleine reparaties vinden in het veld plaats. Grote reparaties en revisies worden in de werkplaats uitgevoerd. Vanuit de werkplaats vertrekken iedere morgen zes monteurs naar het veld om het werk dat de vorige dag werd gemeld te gaan uitvoeren. Voor spoedgevallen kunnen de 's morgens vastgestelde routes worden gewijzigd. De 37

36 service-wagens zijn alle uitgerust met een mobilofoon die in verbinding staat met de werkplaats. Indien de monteur een reparatie niet kan uitvoeren, beslist hij wat er dient te gebeuren: of een monteur met onderdelen naar het veld laten komen of het kapotte werktuig naar de werkplaats laten brengen. Voor monteurshulp vanuit de werkplaats zijn 2 landrovers beschikbaar. Twee lassers met voor laswerk ingerichte landrovers zorgen voor de uitvoering van het laswerk in het veld. Verder zijn er nog twee speciaal ingerichte service-wagens, 6 n voor bandenreparaties en 66n voor reparaties aan airconditioners van trekkers en maaidorsers. Gedurende het zwadmaaien en maaidorsen worden zes monteurs met speciaal ingerichte service-auto's in het werkgebied van de zwadmaaiers en de maaidorsers gestationeerd. Iedere monteur heeft dan de zorg voor ongeveer 13 maaidorsers. In de werkplaats is een man aanwezig om kapotte onderdelen te repareren en 6en man zorgt voor de onderdelenvoorziening vanuit de werkplaats aan deze zes monteurs. Gedurende de oogst, d.w.z. vanaf begin juli tot half September, zijn 19 monteurs mobiel en via de mobilofoon te dirigeren naar de plaatsen waar hulp nodig is. Via drie graanverwerkingsbedrijven wordt het graan gedroogd en afgeleverd. Het onderhoud en de reparaties aan de installaties van deze drie bedrijven verzorgt de Centrale Werkplaats. Tijdens de oogst zijn hiervoor twee elektromonteurs en een constructie-lasser beschikbaar. Voor het weer produktiegereed maken na het seizoen zijn n elektromonteur en &&n constructielasser nodig tot aan het nieuwe seizoen. Doordat van alle reparaties nacalculaties worden gemaakt is het mogelijk de reparaties te analyseren. Deze analyses worden naast de aanwezige ervaring gebruikt voor de vaststelling van het vereiste preventieve onderhoud De ontwikkeling en de aanpassing van nieuwe werktuigen De zojuist genoemde analyses worden ook gebruikt om vast te stellen waar behoefte bestaat aan constructieverbeteringen. Deze aanpassingen vinden plaats om de capaciteit op te voeren, de onderhoudskosten te verlagen of de betrouwbaarheid te vergroten. Ongeveer 1% van de voor onderhoud en reparaties beschikbare manuren wordt aan aanpassing van de werktuigen besteed, terwijl het vervaardigen van zelf ontwikkelde werktuigen en verbeteringen aan bestaande werktuigen ongeveer 3% van deze manuren vergt. Voor arbeidsintensieve werkzaamheden waarvoor geen werktuigen te koop zijn, worden op het eigen bedrijf werktuigen ontwikkeld. Zodoende kunnen onproduktieve uren die door de afhankelijkheid van het aanbod van reparaties in de las- en constructieafdeling ontstaan, produktief worden gemaakt met het vervaardigen van zelf ontwikkelde werktuigdelen of soms complete werktuigen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: - een zwadmaaibord om koolzaad mee te maaien en in het zwad te leggen als extra aanbouwdeel aan een maaidorser; - een 6 m breed maaibord voor middenzwadmaaier om o.a. de capaciteit van de grote maaidorsers volledig te kunnen benutten; - een 8 m trede rietrol. Om roetontwikkeling bij rietbranden tegen te gaan moet het riet voor het branden eerst worden platgerold, - een hoogkipper op een zaadwagenonderstel; bij verwerking van kunstmest als los materiaal moeten de strooiers snel kunnen worden gevuld De opleiding voor het gebruik De opleiding van het bedienend personeel van trekkers en werktui- 39

37 Foto 27. Maaien van gras op een dijk met drie kooimaaiers 40

38 gen, waarvan in de paragraaf over het personeel sprake was, wordt verzorgd door het Opleidingscentrum, een onderdeel van de Werktuigkundige Dienst. Het doel is, te komen tot een optimaal gebruik van de werktuigen bij minimale kosten voor reparatie De verwerking en de verkoop van de oogst De oogst van het grootlandbouwbedrijf was in 1975 in ronde getallen: koolzaad ton tarwe " zomergerst " haver " totaal ton Uitvoerig onderzoek heeft uitgewezen, dat verwerking van de gemaaidorste produkten in drie graanverwerkingsbedrijven de voordeligste werkwijze is. Vestigingsplaats en capaciteit van deze bedrijven werden eveneens in het onderzoek betrokken. Thans zijn de volgende graanverwerkingsbedrijven beschikbaar (capaciteiten in tonnen per uur): Polder Naam Per as ontvangen Per schip afleveren Drogen Reinigen Werkruimte (ton) O.Fl. Z.Fl. Z.Fl. Larservaart Hogevaart Hagevoort 2 x 60 2 x 80 2 x Totaal Ontvangen, afleveren, drogen en reinigen kunnen tegelijkertijd plaatsvinden. De werkruimte is verdeeld in zelflossende cellen van 250 ton. De cellen kunnen met buitenlucht worden geventileerd, waardoor graan met een hoog vochtgehalte enige tijd buiten bederf kan worden gehouden, tot het kan worden gedroogd. Bij gunstig weer wordt per dag 3000, een enkele maal 3500 ton, geoogst. Om voldoende werkruimte te houden dient de verscheping gelijke tred te houden met de ontvangst. Eind augustus 1975 liep dat spaak; als gevolg van schippersacties konden drie dagen geen schepen worden gecharterd. In de graanverwerkingsbedrijven wordt graan (en koolzaad), dat aan kopers wordt geleverd - indien nodig - gedroogd en gereinigd, zodat het aan de overeengekomen kwaliteitseisen voldoet. Produkten die elders in gehuurde bewaarruimte worden opgeslagen, worden voor zover mogelijk in de eigen graanverwerkingsbedrijven bewerkt, zodat ze bewaarbaar zijn en tevens aan de in de handel gebruikelijke kwaliteitseisen voldoen. Als de droog- en reinigingscapaciteit te kort schiet, vinden deze bewerkingen plaats in de silobedrijven waar bewaarruimte is gehuurd; de voortgang van het maaidorsen heeft de hoogste prioriteit. In de zeer fraaie zomer van 1975 leverde het drogen geen problemen op; slechts een kwart van alle produkten moest worden gedroogd. 41

39 It IR % r. 42

40 Gemiddeld over de laatste vijf jaar was dat iets meer dan driekwart. Het is niet mogelijk alle produkten tijdens de oogst in de polder aan kopers te leveren. Tevoren is noch de hoeveelheid, noch de kwaliteit bekend, terwijl ook de capaciteit van de graanverwerkingsbedrijven er niet op berekend is. Een gedeelte van de oogst zal derhalve moeten worden bewaard. Tot voor kort was het voordeliger de nodige bewaarruimte te huren dan zelf te bouwen. De kosten van bewaring elders zijn echter de laatste jaren zo sterk gestegen, dat thans met enig voordeel eigen opslagruimte kan worden gesticht, mits uiterst eenvoudig en bij een bestaand graanverwerkingsbedrijf kan worden gebouwd. In 1975 is bij het graanverwerkingsbedrijf op kavel BZ 47 een loods gebouwd, waarin 5000 ton tarwe kan worden bewaard. De bouwkosten waren f 200, per ton bewaarruimte. Berekend over de totale oogst bedroegen in 1975 de kosten voor de verwerking circa / 40, per ton, waarvan f 30, voor de eigen bedrijven en / 10, voor de elders gehuurde ruimte, inclusief transport. Door de jaren heen werden de kosten van opslag elders ongeveer goedgemaakt door de hogere prijs van de bewaarde produkten. De verkoop van koolzaad en granen vindt gespreid in de tijd plaats. In 1975 werd ton v66r de oogst verkocht en tijdens de oogst uit de polder aan kopers afgeleverd ton werd opgeslagen in gehuurde ruimte in Amsterdam, Rotterdam, Groningen en Dronten en met de resterende ton werd op het eind van de oogst de werk- en opslagruimte in eigen bedrijven gevuld. De opgeslagen produkten werden van September tot maart geleidelijk aan verkocht, die in de eigen bedrijven het laatst, deels voor levering in april, mei en juni. De eigenlijke verkoop wordt tot stand gebracht door een makelaar, die in Rotterdam is gevestigd. Verkoop vindt plaats in grote partijen, doorgaans 500 ton of meer. Kopers zijn in de regel verwerkende industrieen en groothandelaren-exporteurs. Gemiddeld werden voor oogst 1975 de volgende - afgeronde - prijzen per 100 kg gemaakt: koolzaad f 96, gerst i 46, tarwe / 46, en haver / 41,. De totale opbrengst van koolzaad en granen was / 43,5 miljoen, inclusief ruim / 0,9 miljoen voor het stro, dat een bijprodukt is van de teelt van granen en koolzaad. Bij gebrek aan afzetmogelijkheden wordt het koolzaadstro meestal verbrand of gehakseld. Het graanstro wordt los op het land verkocht tegen een bedrag per hectare. De kopers, een tiental strohandelaren, doen er alle werk aan, dat door 300 a 350 man in gemiddeld 6 weken wordt uitgevoerd. Bij de oogst en de verwerking van het zaad zijn circa 250 eigen mensen betrokken. Het is dus van bijzonder belang dat de stro-oogst door derden plaatsvindt De geldelijke resultaten Zoals reeds vermeld, is de hoofddoelstelling van de tijdelijke landbouw door het grootlandbouwbedrijf gericht op het geschikt maken van de jonge en nog maar weinig gerijpte gronden voor uiteenlopende bestemmingen. Binnen deze doelstelling wordt echter gestreefd naar een zo gunstig mogelijk geldelijk bedrijfsresultaat door een zo doelmatig mogelijke bedrij fsvoering. Om dit bedrijfsresultaat te kunnen beoordelen en beinvloeden of te kunnen vergelijken met de resultaten van andere bedrijven is een bedrijfseconomische waardering aan de hand van bepaalde kengetallen noodzakelijk. Hieronder worden met name de resultaten van 1974 nader beschouwd. 43

41 De opbrengsten Van zeer grote invloed op het uiteindelijke netto-overschot zijn de geldelijke opbrengsten. Omdat de prijzen van de produkten min of meer vast liggen, bepaalt de hoogte van de fysieke gewasopbrengsten sterk de grootte van het netto-overschot. Onder invloed van de (weers)- omstandigheden kunnen van jaar tot jaar aanzienlijke verschillen in de opbrengsten optreden, zoals in tabel 12 wordt geillustreerd. Tabel 12. Totale en gemiddelde korrelopbrengst per ha per gewas in 1974 en in de periode van 1970 t/m 1974 Gewas Totale opbrengst Opbrengst in kg/ha Gemiddelde opbrengst in tonnen verkoop aan verkoopbaar in kg/ha aan verkoopbaar produkt produkt baar produkt in 1974 in 1974 over tarwe gerst haver koolzaad Met uitzondering van de haver blijkt hieruit een circa 10% hogere gewasopbrengst in 1974 dan het laatst bepaalde vijfjaarlijks gemiddelde Op basis van de verkoopprijzen en met toevoeging van de geldelijke opbrengst van het bijprodukt stro en van het zaaiklaar verhuurde land kwam dit voor 1974 neer op een gemiddelde opbrengst van / per ha ofwel een totaalopbrengst van ruim 46 miljoen gulden De kosten In vergelijking met een normaal landbouwbedrijf zijn de kosten afwijkend van samenstelling en tevens moeilijker vast te stellen. Zo omvatten de algemene beheerskosten een groot bedrag voor directie, leiding, onderzoek, administratie en toezicht en dienen voor de onrijpe, begreppelde gronden afwijkende pachtnormen te worden gehanteerd. In tabel 13 zijn voor 1974 de totale kosten en de kosten per ha naar soort weergegeven. Tabel 13. Verdeling van de kosten naar soort voor 1974 Kostensoort Grond en gebouwen Bewerkingskosten, waarvan: - arbeid - trekkers - werktuigen - werk door derden Middelen en materiaal Overige kosten Beheerskosten Totaal x t Gemiddeld in gld/ha Percentage van totaal 25,5 39,4 20,4 7,2 10,4 1,4 10,9 10,0 14,2 Totale kosten

42 De geldelijke resultaten Na vermindering van de opbrengst met de kosten blijkt er in 1974 een netto-overschot van ruim 18 miljoen gulden te zijn, wat neerkomt op f 953 per ha. Voor een bedrijf met alleen koolzaad en granen kan dit als uitermate gunstig worden aangemerkt. Wel hebben de al genoemde hoge gewasopbrengsten hier ook voor een deel aan bijgedragen, maar zelfs met gemiddelde opbrengsten voor alle gewassen zou het netto overschot nog ruim / 700 per ha hebben bedragen, wat ook nog goed is te noemen. Hoe het resultaat volgens enige andere economische waarderingsmaatstaven is, laat tabel 14 zien. Hier zijn economische kengetallen weergegeven voor een resultatenrekening op erfpachtsbasis (i.v.m. de toerekening van de werkelijke kosten van de gebouwen) en op eigendomsbasis bij een grondprijs van / per ha. Gezien tegen de onrijpe en begreppelde toestand van de gronden is dit zeker niet laag. Tabel 14. Economische kengetallen in guldens, resp. percentages, op erfpachts- en eigendomsbasis in 1974 Erfpacht Eigendom Opbrengst per f 100 kosten Bruto-opbrengst per ha Kosten per ha Netto-overschot per ha Arbeidsinkomen per manjaar Totale investeringen (vervangingswaarde) Investeringen per ha Rendement investeringen / 164 / _ 320., % 7, 2% Hieruit blijken nogmaals de zeer goede resultaten, zowel op erfpachtsbasis als op eigendomsbasis. Deze resultaten zijn echter een gemiddelde over de eerder genoemde gewassen en het zaaiklaar verhuurde land. Tussen deze gewassen kunnen nog grote verschillen voorkomen, getuige het uiteenlopen van de bruto-opbrengst per f 100 kosten van / 123 tot / 244 of van het netto-overschot van / 353 tot / per ha. Het belang van een juiste keuze van de verhouding tussen de oppervlakten van de verschillende gewassen wordt hieruit duidelijk. Uiteraard kunnen deze niet onbeperkt worden gewijzigd, omdat er rekening moet worden gehouden met de beperkingen door vruchtopvolging en organisatorische omstandigheden. Vermeldenswaard zijn de, ook naar Amerikaanse maatstaven, lage kostprijzen per 100 kg. Voor de verschillende gewassen waren deze in 1974 voor koolzaad / 47, voor gerst f 36, voor tarwe / 25 en voor haver t In welke richting gaat het? Kengetallen op basis van standaardbedrijfseenheden (S.B.E.'s) bieden de mogelijkheid tot een gerichte waardering van de doelmatigheid van het gezamenlijk gebruik van de drie primaire produktiefactoren arbeid, grond en kapitaal. Een S.B.E. is een maat voor de omvang van het bedrijf op basis van de kosten voor grond, arbeid en rente (de zgn. factorkosten) 47

43 Een samenvatting van het verband tussen de produktieomvang en de hoeveelheid gebruikte arbeid geeft tabel 15. Hierin is het verloop van de arbeidsproduktiviteit over de periode 1971 t/m 1974 weergegeven. De hierin weergegeven samengestelde verhouding is het resultaat van het aan het bedrijf ten gunste gekomen deel van de stijging van de arbeidsproduktiviteit en van het door de werknemers verkregen deel van deze stijging (werktijdverkorting). Tabel 15. Verloop van de arbeidsproduktiviteit over de periode 1971 t/m 1974 Jaar S.B.E.'s per manj. manuren per manj. Samengestelde verhouding 1) aantal in % aantal in % ) = arbeidsproduktiviteit per manuur in procenten van 1971 Er blijkt dus een gemiddelde stijging van de arbeidsproduktiviteit van ca. 4% per jaar. De arbeidsproduktiviteit van 324 S.B.E.'s per manjaar in 1974 kan als hoog worden aangemerkt, in vergelijking met de 113 S.B.E.'s per volwaardige arbeidskracht die landelijk gezien al als rendabel wordt beschouwd. Hieruit kan worden afgeleid dat bij een voldoende schaalvergroting, een stijging van de arbeidsproduktiviteit met een faktor 2 of 3 in de Nederlandse landbouw in beginsel mogelijk is. Bovendien ligt voor het grootlandbouwbedrijf een verdere stijging, gezien de voortgaande mechanisatie, voor de hand. De in tabel 16 weergegeven faktoropbrengsten, faktorkosten en netto-overschotten per S.B.E. geven het verband weer tussen het gebruik van de drie produktiefaktoren gezamenlijk en de produktie-omvang. Onder factorkosten verstaat men dus de som van netto-pacht, rente en arbeid (de primaire produktiefactoren). De factoropbrengsten vindt men door hierbij het netto-overschot op te tellen. Tabel 16. Factoropbrengsten factorkosten en netto-overschot in guldens per S.B.E. over de jaren 1971 t/m 1974 Jaar Factorkosten Netto-overschot Factoropbrengsten Het blijkt dat de factoropbrengsten per S.B.E. een progressief stijgend verloop vertonen over de beschouwde jaren, evenals trouwens het netto-overschot per S.B.E. De factorkosten blijven daarbij op een 49

44 vrij constant niveau, behalve in het laatste jaar, waarin een vervangingsinvestering voor een afgeschreven silobedrijf, samen met een sterke stijging van de arbeidskosten, een aanzienlijke stijging van deze kosten veroorzaakt. Duidelijk mag zijn dat de benodigde hoeveelheid arbeid voor de komende jaren kritisch dient te worden bepaald. De mechanisatie dient tevens in de juiste, economisch bepaalde, vorm voortgang te vinden, terwijl een verdere aanpassing van werkmethoden en werkorganisatie hand in hand met voornoemde punten moet plaatsvinden. Dit wordt nog gestaafd door het feit dat de factorkosten waarin de afschrijvings-, reparatie- en brandstofkosten van de machines en werktuigen zijn opgenomen, over dezelfde periode een zeer geringe stijging vertonen. Bij het streven naar zo laag mogelijke kosten dient echter de relatie tussen de kosten en de te behalen bruto-opbrengsten niet uit het oog te worden verloren. Indien met relatief geringe kostenverhogingen een aanzienlijke opbrengstzekerheid van de verschillende gewassen kan worden verkregen (bijv. spuiten tegen afrijpingsziekten), dan dient het maken van deze kosten zeker te worden overwogen. Een afweging op basis van bedrijfseconomische analyses is en blijft, zoals duidelijk zal zijn, voor het nemen van een juiste beslissing een noodzaak. 51

45 GLOBALE BODEMKAART USSELMEERPOLOERS <* an urn u da Nillr.k O HOMOGENE BOOEMTYPEN HETEROGENE BODSMTYPEN i tanriige giond grol lot rni-dellijn /anil E! (.5*. lulum U-ciilei < 1201 bovengrond 0 tol 25 l 60 i ondergrond ' lot 75 cm \:i''ii'}, Mvelige Qrond lichte uvel HI uilmt lijn land W <!/'.!A (3-I2-. lulum Uci l«"1201 tavelig km*. klmige gmnd klei en ia.it level I- 12 *. lutum l rtsttug,avfk, mm, vpnigr grond ween. loms detritus tmrn, nvelig reus MvengiomJ/ondeigrond lussen 25 en 60 cm 52

46 3. HET ONDERZOEK 3.1. Waarom eigen onderzoek Er wordt in ons land heel wat landbouwkundig onderzoek verricht. Ons land heeft er zelfs een zekere vermaardheid door verworven. De vraag dringt zich dan ook op of er nog wel zo nodig eigen landbouwkundig onderzoek voor het grootlandbouwbedrijf dient te worden verricht. Om een aantal redenen moet het antwoord op deze vraag onvoorwaardelijk bevestigend luiden. De belangrijkste redenen zullen hieronder worden genoemd. In de eerste plaats heeft niemand in ons land, behalve de Rijksdienst, te maken met de vraagstukken verbonden aan de omvorming van modder tot normale grond. Deze vraagstukken worden dan ook door geen enkele andere instelling voor landbouwkundig onderzoek onderzocht. De Wetenschappelijke Afdeling van de Rijksdienst moet daarom deze leemte opvullen. Het onderzoek betreft in eerste instantie de kartering van de bodem en de voorspelling van het verloop van de inklinking. In tegenstelling tot oude gronden verandert de grond na het droogvallen vooral in de eerste tien jaar snel en ingrijpend: de grond ondergaat een zgn. rijpingsproces. Dit proces gaat gepaard met inklinking, verandering van de doorlatendheid en verandering van het luchtgehalte. Ten behoeve van de waterhuishouding wordt het rijpingsproces bestudeerd. Ook hier gebeurt dit door eigen onderzoek, omdat anderen er zich niet mee bezighouden. Bij de teelt van de landbouwgewassen is er veel meer aansluiting bij elders verricht onderzoek. De bijzondere eigenschappen van de grond en de eisen die het grootlandbouwbedrijf stelt, rechtvaardigen echter eigen aanvullend onderzoek. Zo kan bijv. de bemesting op de tot grote diepte rijke, maagdelijke, jonge gronden heel anders zijn dan op oudere gronden. Bemesting met fosfaat en kali is niet of nauwelijks nodig. De hoogte van de stikstofbemesting is o.a. afhankelijk van de ontwateringstoestand en dus ook van het rijpingsstadium. Hier kan alleen eigen onderzoek uitkomst geven. De grootte van het grootlandbouwbedrijf brengt met zich mee dat de oogst zich over een veel langere periode uitstrekt dan op gewone landbouwbedri jven. Het is daarom van belang bij de vaststelling van het bouwplan een zodanige verdeling van gewassen en rassen te kiezen dat al met al een zo gunstig mogelijke uitkomst wordt verkregen. Het eigen rassenonderzoek en het onderzoek naar de invloed van uitstel van de oogst op de opbrengst leveren daarbij de onontbeerlijke gegevens. Op geen enkel landbouwbedrijf wordt zo'n groot deel van de oppervlakte ingenomen door koolzaad. Nu is koolzaad uitgerekend een gewas met veel belcigers. Eigen onderzoek naar bestrijdingsmogelijkheden is daarom op zijn plaats. De zeer jonge gronden hebben hun eigen onkruidproblemen. Riet, roodbeen, klein hoefblad, distels en muur zijn de belangrijkste onkruiden. De zeer grote oppervlakten rechtvaardigen eigen onderzoek voor de aanpak van het onkruidprobleem. Bestrijding met behulp van vliegtuigen speelt een grote rol. De grootte van het grootlandbouwbedrijf en de verwevenheid met de ontginning en de aanleg van bos, natuurterreinen en recreatieterreinen leveren moeilijke besliskundige vraagstukken op. Zij kunnen alleen door eigen onderzoek worden opgelost. 53

47 Foto 28. Oktober Bodemkartering direct na droogvallen van de grond Foto 29. Juni Grondverbetering door loonwerker met behulp van de mengwoeler. Werkdiepte 90 cm, gezamenlijk vermogen van de trekkers ca. 300 pk 54

48 3.2. Het cultuurtechnische onderzoek De bodemkartering en het inklinkingsonderzoek Kennis van de bodem is een van de vereisten voor een goede bedrijfsvoering. Globale kennis van de polderbodem wordt al verkregen voordat deze droogvalt. Dan wordt nl. al een globale bodemkartering uitgevoerd met behulp van boorvaartuigen. Op deze wijze wordt een algemeen beeld verkregen van de bodemopbouw en door onderzoek van genomen monsters in het laboratorium tevens van de niet op het oog of met de hand waarneembare hoedanigheden, zoals bijvoorbeeld de chemische samenstelling. Ook dient dit onderzoek ter controle van de geschatte hoedanigheden als kleigehalte, zandgrofheid, kalkgehalte, humusgehalte en dergelijke. Na het droogvallen wordt het net van waarnemingen verdicht door een gedetailleerde opname. Deze geschiedt voor of tijdens het ontginningsstadium. Daarnaast wordt vanaf het droogvallen jaarlijks op zo'n veertig plekken de voortgang van de rijping en de inklinking van de aanvankelijk slappe bodem gemeten. Dit ter controle van eerder gedane prognoses. Hoewel de Zuiderzee - IJsselmeerbodem na drooglegging 's werelds beste gronden oplevert (grote natuurlijke vruchtbaarheid), is de toestand niet altijd volmaakt of wordt ze verslechterd door de werkzaamheden. Bij onvolmaaktheid in de natuurlijke gesteldheid kan men bijvoorbeeld denken aan zandlagen of schelpenbanken in een kleigrond en hun storende invloed op de beworteling. Verslechtering door werkzaamheden kan ontstaan, doordat zandresten van een bijvoorbeeld voor de wegenbouw gebruikt zanddepot achterblijven. In al dergelijke gevallen is grondverbetering, bijv. door middel van diepploegen, op zijn plaats. Er is een grote mate van overeenkomst in bodemgesteldheid tussen de verschillende polders (inclusief de eventueel toekosmtige Markerwaard) ten zuiden van de lijn Enkhuizen-Stavoren. Daarom is er eerder al veel kennis en ervaring met de bodem opgedaan. De bodem van Zuidelijk Flevoland wordt, enigszins met uitzondering van de zuidoostrand, gekenmerkt door een grote homogeniteit en een vrij zware samenstelling en neemt in dit opzicht een uiterste positie in. Alle andere polders hebben ook wel lichtere en zelfs zandige gedeelten. De inklinking is een belangrijk gegeven voor veel zaken. Zo moet het polderpeil zijn afgestemd op de hoogteligging na de inklinking. Omdat de gemalen, die dit peil moeten verwezenlijken, al vroeg moeten worden gebouwd, moet de inklinking ook al erg vroeg - ver voor het droogvallen - worden bepaald. O.a. daarvoor wordt de eerste verkenning van de bodem vanaf vaartuigen uitgevoerd. Door de inklinking komen in de grond gelegde buizen en kabels na verloop van tijd ondieper te liggen. Het is van belang te weten hoeveel ondieper. Daarover wordt bijv. geadviseerd bij de aanleg van waterleidingbuizen. Deze moeten een minimumdekking behouden om niet te bevriezen. De inklinking hangt samen met de dikte, de zwaarte en de meer of minder dichte opbouw van de bodemlagen. Zij loopt uiteen van 0 cm voor zandgronden tot meer dan 1,20 m bij dikke kleilagen. Deze waarde geldt dan voor de eerste eeuw na droogvallen. In het begin gaat de inklinking snel en zij nadert asymptotisch tot nul. In de eerste tien jaar kan de grond wel een halve meter inklinken. 55

49 Foto 30. April Drainage door loonwerker met machine die uitgerust is met "laserplane". De bestuurder behoeft niet zelf te "zichten". Dit gebeurt automatische met hoogteregelingsapparatuur Foto 31. Oktober Het meten van de waterafvoer van een drain ten behoeve van ontwateringsonderzoek 56

50 Het waterhuishoudkundige onderzoek Voor een normaal gebruik van de gronden in het grootlandbouwbedrijf is een voldoende ontwatering noodzakelijk. Deze situatie kan worden bereikt door natuurlijke indroging van de grond onder invloed van verdamping door begroeiing en gewassen en door het aanbrengen van een begreppelings- of een drainagestelsel, een menselijke ingreep dus. Het is van belang het effect van de verschillende maatregelen ter verbetering van de ontwateringstoestand te leren kennen. Gericht onderzoek in het laboratorium en onder veldomstandigheden vormt de ruggegraat voor de adviezen die ten behoeve van de uitvoering van deze maatregelen worden opgesteld. De verschillende typen van onderzoek worden hierna kort besproken. 1. Toen na het droogvallen van de polder rietzaad werd gezaaid en tot ontkieming kwam, begon het natuurlijke indrogingsproces van de zeer slappe, ondoorlatende, met water verzadigde meerbodera. Het diep wortelende riet-"gewas" draagt daartoe in hoge mate bij. Op een daartoe ingericht proefveld werd in samenwerking met het Instituut voor Oecologisch Onderzoek nagegaan wat de invloeden op de groei en de achteruitgang van het riet zijn van al dan niet branden in het voorjaar en al dan niet een waterstand van ca. 20 cm op het maaiveld gedurende het gehele jaar. De invloed van insecten, zoals stengelboorders, werd ook in het onderzoek betrokken. 2. Een snelle afvoer van de overtollige neerslag in de winter via greppels en sloten zal het indrogingsproces door riet en gewassen in de zomer ten goede komen. Bij het ontbreken van een detailontwateringsstelsel zal de overtollige neerslag uiteindelijk tot een waterschijf van 5 a 10 cm op het maaiveld leiden. Dit water zal in het voorjaar eerst moeten verdampen, voordat het riet, door vocht aan het bodemprofiel te onttrekken, een extra-bijdrage aan het indrogingsproces kan leveren. De eerste begreppelingswerkzaamheden beginnen al 64n of twee jaar voor de ontginning van de grond. Met een ruime greppelafstand (24 of 48 m) worden op deze wijze de winterregens zoveel mogelijk afgevoerd. In de praktijk is het gunstige effect van de zgn. voorbegreppeling op de draagkracht en het luchtgehalte van de bovengrond duidelijk gebleken. Op daartoe ingerichte proefvelden wordt het effect van verschillende begreppelings- en slootafstanden op het bodemrijpingsproces (wijziging aeratiediepte, toename doorlatendheid en bergend vermogen) onderzocht. Brede kavels (500 m) blijken na verloop van tijd geen ongunstiger ontwateringstoestand te hebben dan smallere (250 m), al is het onderhoud van de greppels en de eindkokers op de brede kavels eerder een beperkende factor. De 0%-aeratiediepte - dit is de diepte tot waartoe zuurstof in de grond voorkomt - is op de smalle kavel aanvankelijk duidelijk dieper dan op de brede, waaruit een verschil in de voortgangssnelheid van de rijping blijkt. Ook is er een duidelijk verband tussen de greppelafstand en de ontwateringsdiepte. Veranderingen in vochtgehalte en dichtheid van de grond worden d.m.v. metingen met "nucleaire" apparatuur gevolgd. Na enkele jaren van begreppeling is de doorlatendheid van de grond zo toegenomen dat een drainagesysteem kan worden aangebracht. Dit geschiedt op een diepte van ca m. Soms blijft een aantal greppels nog gehandhaafd gedurende 1 a 2 jaar, waardoor later met een ruimere drainafstand kan worden volstaan. Onderzocht wordt of toepassing van moldrainage in combinatie met buizendrainage het bezwaar van de greppels (landverlies, onkruidgroei, onderhoud) kan opheffen. 57

51 Foto 32. Overzicht van een proefveld van de sectie Plantenteeltkundig Onderzoek 58

52 3. Kennis over drainagematerialen wordt verkregen door laboratoriumen proefveldonderzoek, waarbij verschillende combinaties van buisen filtermateriaal worden beproefd. De geribbelde plastieken buis vindt cilgemene toepassing, in zavel- en kleigronden zonder, in lichtere gronden met omhullend filtermateriaal. 4. Verschillende gewassen stellen uiteenlopende eisen aan de ontwatering van de grond. Voor gebruik van de jonge gronden als grasland is het aanbevelingswaardig het land op tonronde akkers te leggen. Op deze wijze wordt de overtollige neerslag gereguleerd afgevoerd en wordt vertrapping van de zode door het vee zoveel mogelijk voorkomen. In het algemeen zal een diepe ontwatering van bouwland het mogelijk maken de vruchtbare ondergrond optimaal te benutten. Anderzijds lijken tijdelijke overschrijdingen van het polderpeil (een a twee dagen) wel aanvaardbaar. De gewassen ondervinden daarvan nagenoeg geen schade. Hierover is nog niet alles bekend; onderzocht wordt welke afwijkingen van de optimale toestand ter wille van een grotere milieudifferentiatie in het landelijk gebied (water in de sloten) nog toelaatbaar zijn. In speciale meetgebieden met akkerbouw, bos en grasland wordt het afvoerverloop van de overtollige neerslag uit drains en sloten onderzocht om nieuwe afvoercriteria af te leiden Het landbouwkundige onderzoek Het bemestingsonderzoek Het bemestingsonderzoek ten behoeve van het grootlandbouwbedrijf beperkt zich voornamelijk tot het voedingselement stikstof. Dit in verband met het feit dat de fosfaatgehalten en de kaligehalten in de pas drooggevallen Ijsselmeerpolders zodanig hoog zijn, dat bij de gebruikelijke vruchtopvolging met uitsluitend koolzaad en granen geen bemesting met fosfaat en kali nodig is. Het onderzoek naar de voedingselementen beperkt zich dan ook tot het jaarlijks vaststellen van de gehalten aan P-totaal, P-citroen en P-water onder invloed van twee vruchtopvolgingen en twee a drie niveaus van fosfaatbemesting. Uit deze proeven blijkt dat na tien jaar zonder fosfaatbemesting een fosfaatgift op granen nog steeds niet kostendekkend is. Bij fosfaatminnende gewassen als consumptie-aardappelen, vlinderbloemigen en suikerbieten is de laatste van deze tien jaar wel een, zij het matige, fosfaatgift nodig om optimale opbrengsten te bereiken. Des te meer aandacht wordt er aan het stikstofonderzoek geschonken. De jonge grcnden kunnen afhankelijk van de ouderdom van het afgezette slib, de voorafgaande pioniersvegetatie (riet), de ontwateringstoestand en de voortschrijdende bodemchemische en bodemfysische rijping sterk wisselende hoeveelheden bodemstikstof bevatten. Bij het landbouwkundig gebruik is het van groot belang de stikstofleverantie van de grond te kennen, teneinde deze met de juiste hoeveelheid kunstmeststikstof aan te vullen. Vanaf 1964 heeft intensief stikstofmineralisatie-onderzoek plaatsgevonden om een inzicht te krijgen in het stikstofleverend vermogen van kalkrijke, jonge zeekleigronden teneinde de optimale kunstmeststikstofgift voor de landbouwgewassen vast te stellen. Daartoe wordt op het proefbedrijf "De Schreef" in Oostelijk Flevoland vanaf 1964 op drie a vier plaatsen maandelijks de hoeveelheid direct beschikbare minerale stikstof (NH + NO ) bepaald. Daarnaast wordt van deze monsters ook de hoeveelheid stikstof gemeten, die na een incubatietijd van 6 weken bij 29 C vrijkomt. Verder wordt op negen vaste plaatsen op "De Schreef" 59

53 Foto 33. September Zaadverlies bij op stam staande haver. In uitzonderlijke gevallen zoals hier kan dit verlies wel 2000 kg per ha bedragen Foto 34. Mei Proefboerderij "de Schreef" van de R.IJ.P. in Oostelijk Flevoland 60

54 vanaf 1964 in de late herfst (nov.-dec.) en in het voorjaar (half febr. -maart) de direct beschikbare hoeveelheid bodemstikstof bepaald. Zo ontstonden reeksen van gegevens die de stikstofleverantie van de grond onder invloed van de voortschrijdende fysische-(bio)chemische rijping van de grond, de voorvrucht en de weersomstandigheden (neerslag en temperatuur) weergaven. Dit onderzoek wordt verricht op onbegroeide veldjes om de invloed van de opname van de gemineraliseerde stikstof door planten in het groeiseizoen uit te sluiten. Omdat het grootlandbouwbedrijf meer en meer gronden in Zuidelijk Flevoland in gebruik neemt, worden vanaf 1973 op vier plaatsen ook in deze polder kale veldjes aangelegd, waar periodiek de hoeveelheid beschikbare stikstof wordt bepaald. Daarnaast wordt ook grond van begroeide veldjes bemonsterd, terwijl tevens gewasanalyses op stikstof worden uitgevoerd, dit om te proberen een stikstofbalans op te stellen. Bij deze veldjes worden stikstoftrappenproeven aangelegd. Ten slotte wordt in het voorjaar vlak voor de bemesting op een 70-tal representatieve plaatsen op het grootlandbouwbedrijf de direct beschikbare bodemstikstof bepaald. Gewapend met al deze gegevens wordt op basis van een door het stikstofbemestingsonderzoek verkregen normenstelsel de voor iedere afzonderlijke kavel meest wenselijke kunstmeststikstofgift bepaald. Het uitgangspunt hierbij is enigszins anders dan bij de individuele boer. Door de ver doorgevoerde mechanisatie is bij het grootlandbouwbedrijf geen sprake van een oogsttijdstip, maar veeleer van een oogstperiode. Stagnatie in de oogstperiode als gevolg van legering van te zware gewassen brengt bij het grootlandbouwbedrijf veel grotere opbrengstverliezen met zich mee dan op een normaal akkerbouwbedrijf (zie ook maai- en oogsttijdstippenproeven). In verband daamiee wordt aan de oogstzekerheid van de gewassen op het grootlandbouwbedrijf een grote waarde toegekend. Het stikstofmineralisatie-onderzoek is tot dusverre vrij succesvol, getuige het feit dat in de laatste drie jaar vrijwel geen legering is opgetreden en met name in 1973 en 1974 honderden hectaren gerst zijn geteeld op percelen die, op grond van bodemstikstofanalyses, geen kunstmeststikstof ontvingen, zonder dat dit, naar achteraf werd geconstateerd, tot opbrengstdervingen leidde Het onderzoek naar de invloed van de maai- en oogsttijd op de opbrengst Het op tijd zwadmaaien van koolzaad is in verband met de gevoeligheid voor korreluitval een dwingende noodzaak. Omdat de kosten van zwadmaaien in verband met de korte maaiperiode relatief hoog zijn, is het aantrekkelijk zoveel mogelijk hectares per zwadmaaier te oogsten. Proeven met maaitijdstippen bij koolzaad geven een indruk van de invloed van het tijdstip van zwadmaaien op de opbrengst en de kwaliteit van winterkoolzaad. Met behulp van de uitkomsten betreffende het verband tussen de lengte van de zwadmaaiperiode en de daarbij behorende geldelijke opbrengstdervingen enerzijds en de zwadmaaikosten anderzijds kan dan het optimale aantal zwadmaaiers worden bepaald. Uit de proeven bleek dat bij een zwadmaaiperiode van 10 dagen met de minste verliezen gemaaid wordt tussen het tijdstip 6 dagen v66r zwadmaairijpheid tot 3 dagen na zwadmaairijpheid van het gewas. Zwadmaairijp is het gewas, wanneer de volledige opbrengst gegroeid is en nog juist geen korreluitval optreedt. Uitstel van de graanoogst nadat het gewas oogstrijp is geworden, kan opbrengstverliezen en kwaliteitsachteruitgang tot gevolg hebben. De kans op en ce omvang van deze verliezen nemen toe, naarmate de tijd verstrijkt. Verlenging van de oogstperiode betekent echter ook een verla- 61

55 KOOLZAADAARDVLO (I'SYI.LIODKS CHRYSOCEPHALA L.) ware grootte [ 0 El ware grootte Imago I volwassen insekt I Larve DK KOOLZAADGLANSKEVEB (MELIGETHES A.ENEUS P.J «-_. I ware grootte ware grootte Imago DE KOOLZAADSNUITKEVER (CEUTHORRHYNCHU8.SSIMILI8 I'AYCK. ware groolte I [ ware grootte Imago (volwassen insekt I Larve Ei van de koolzaadsnuitkever met larven van de koolzaadgalmug KOOLZAADGALMUG IDASYNEURA BRASSICAE WINN.) ware groolte i I ware grootte Imago I volwassen insekt I Larve 62

56 ging van de oogstkosten, omdat vanwege de langere periode de oogstcapaciteit klsiner kan zijn. Bij het afwegen van de kostenbesparing (door verkleining van de oogstcapaciteit door minder maaidorsers met bijbehorend materiaal voor het vervoer) tegen de kans op en de grootte van opbrengstdervingen in de tijd moet men beschikken over gegevens van opbrengstdervingen bij uitstel van de oogst. Daartoe zijn ten behoeve van het grootlandbouwbedrijf vanaf 1966 oogsttijdstippenproeven genomen. De gemeten opbrengstachteruitgang is de resultante van een vrij groot aantal moeilijk afzonderlijk te bepalen invloeden. We noemen hier: de rasgevoeligheid voor korreluitval en schot, de aard van het gewas (gelegerd of niet gelegerd, gezond of ziek), de weersomstandigheden in verschillende stadia van verwerking en de kans op wildschade bij de laatste oogsttijdstippen. De opbrengstgegevens werden tegen de tijd uitgezet en grafisch weergegeven. Bij een dergelijke weergave worden alle hierboven geschetste invloeden samengevoegd, wat tot gevolg heeft dat elk jaar zijn eigen curve qua opbrengstverloop krijgt. De spreiding van de uitkomsten van de verschillende jaren is zo groot, dat toepassing van het gemiddelde verband tussen tijd en opbrengst tot grote afwijkingen van de verbanden voor de afzonderlijke jaren kan leiden. Daarom werden nadien de opbrengsigegevens in verband gebracht met de invloedsfactoren regen, wind en tijd. Uit de beschikbare gegevens werd voor granen een formule ontwikkeld, waarbij met behulp van neerslag en windgegevens bij wintertarwe 67%, bij haver 79% en bij gerst 50% van het opbrengstverloop verklaard werd. Deze verliesgegevens worden gebruikt om met behulp van computerberekeningen en weersverwachtingen de kans op grote geldelijke verliezen bij een mogelijke slecht-weerperiode te berekenen Het rassenonderzoek Het onderzoek naar geschikte rassen voor het grootlandbouwbedrijf is erop gericht zo snel mogelijk van de in gebruik zijnde rassen op meer produktieve en/of meer oogstzekere rassen te kunnen overstappen. Het onderzoek spitst zich vrijwel uitsluitend toe op winterkoolzaad en granen. Aangezien bij het grootlandbouwbedrijf de gewassen nu eenmaal veel langer rijp op het veld moeten blijven staan dan bij een gewone boer, wordt veel aandacht geschonken aan die eigenschappen die een ras hiervoor geschikt maken. Het is begrijpelijk dat daarbij ook eigenschappen, die kunnen zorgen voor een zekeren oogstspreiding, een rol spelen. Door de keuze van gewassen en oppervlakten wordt in grote lijnen de volgorde bij de oogst en de duur van de oogstperiode bepaald, nl. eerst winterkoolzaad, dan zomergerst, daarna wintertarwe en haver en als laatste vaak nog wat zomertarwe. Toch is het noodzakelijk ook binnen een gewas voor enige oogstspreiding te zorgen door rassen te nemen die op bepaalde punten duidelijk van elkaar verschillen. Verder is het van belang uit het oogpunt van risicospreiding, vooral wat het optreden van ziekten betreft, bijv. ten aanzien van nieuwe gele-roest-fisio's, niet alles op Sen kaart te zetten. Om te zorgen dat het rendement van het grootlandbouwbedrijf zo hoog mogelijk blijft, is het noodzakelijk dat rassen die om de e n of andere reden in opbrengst teruglopen, zo spoedig mogelijk worden vervangen door nieuwe, produktievere en oogstzekere rassen. Daartoe dient het op het grootlandbouwbedrijf gerichte rassenonderzoek. Het vlot onderkennen van gunstige eigenschappen en een snelle vermeerdering zijn eisen om zo snel mogelijk aan te voldoen. 63

57 Foto 35. Aantasting van de stengelvoet van koolzaad door de schimmel Phoma lingam (Leptosphaeria maculans) vbiv *- - «..'*atr-. MtJktTmr, _»_» AB A - -*.. Foto 36. Juni Uitgestoelde zaailing van de akkerdistel in juni, 2 maanden na kieming 64

58 Het onderzoek naar de invloed van de zaaitijd op de opbrengst De zaaitijd van de gewassen is een belangrijke factor voor een goede opbrengst. Op een normaal landbouwbedrijf is men meestal in staat de gewassen op tijd te zaaien en te poten. Op het grootlandbouwbedrijf is dit veel minder het geval, omdat de zaaiperiode zich hier vanwege de grote oppervlakten over een veel langere tijd uitstrekt. Gemiddeld over alle gewassen mogen we aannemen dat ten gevolge van het feit dat een deel van de gewassen niet op de gunstigste tijd kan worden gezaaid, globaal ca. 6% minder inkomsten worden verworven dan wanneer dit wel het geval zou zijn geweest. Deze schade moet zoveel mogelijk worden beperkt. Mede hierdoor worden er rassenproeven aangelegd met verschillende zaaitijdstippen. Nagegaan wordt wat de verschillen zijn bij vroeger en later zaaien t.o.v. de normale zaaitijd en welke rassen de geringste opbrengstderving geven bij latere zaai. Tevens wordt nagegaan welke invloed de zaaitijd heeft op het ziektebeeld, de aantastingen door insecten, de afrijping en de korrelkwaliteit. De invloed van de zaaitijd is vaak medebepalend voor de rassenkeuze. Er zijn rassen die laat zaaien duidelijk minder goed verdragen. Tevens komt bij laat zaaien vaak duidelijker de gevoeligheid voor bepaalde ziekten naar voren dan bij een normale zaai. Soms worden de late, soms de vroege gewassen aangetast door ziekten. Ook de korrelkwaliteit loopt bij late zaai, vooral bij zomergranen, terug. Bij winterkoolzaad kan ook een vroege zaai nadelig zijn, doordat er v66r de winter stengelvorming optreedt, waardoor de kans op uitvriezen toeneemt. Een late zaai bij winterkoolzaad vergroot eveneens het vorstrisico, wanneer de plantjes onvoldoende ontwikkeld de winter ingaan. Soms heeft een late zaai een minder gunstige invloed op het vetgehalte Het gewasbeschermingsonderzoek Met meerjarig rietland als uitgangspunt worden na het aanbrengen van de detailontwatering door middel van greppels gedurende enkele jaren op het grootlandbouwbedrijf alleen winterkoolzaad en granen verbouwd. Deze gewassen lenen zich het best voor gemechaniseerde teelt op begreppeld land. Meestal is koolzaad het eerst verbouwde gewas. Het hierin als wortelonkruid terugkomende riet wordt door koolzaad met zijn forse ontwikkeling in het vroege voorjaar redelijk goed bestreden, maar e#n jaar koolzaad is niet in staat het riet volledig te onderdrukken. Na koolzaad volgen wintertarwe, zomergerst en haver of opnieuw koolzaad. Omdat riet in granen een zeer nadelige invloed heeft op de opbrengst, moet voor het inzaaien van het koolzaad het riet worden bestreden. Vanwege de aanwezige greppels en het nog hoge vochtgehalte van de grond valt het resultaat van mechanische onkruidbestrijding vaak tegen. Dit geldt evenzeer voor de bestrijding van andere onkruiden als klein hoefblad, akkerdistel en muur, die zich na de ontginning gemakkelijk op de jonge grond vestigen en uitbreiden. In verband met deze moeilijkheden er. de hieraan verbonden hoge kosten vindt de onkruidbestrijding dan ook voornamelijk met chemische middelen plaats. Onderzoek heeft uitgewezen dat riet chemisch kan worden bestreden door bespuitingen met dalapon, zowel in het jaar voorafgaand aan de begreppeling, als in de koolzaad- en/of vroege graanstoppel. De overige hierboven genoemde onkruiden en ook koolzaadopslag kunnen in de granen worden bestreden door bespuitingen met de groeistoffen 2,4-D, MCPA of 65

59 Foto 37. "Vallers" in koolzaad als gevolg van aantasting door Phoma lingam Foto 38. Gezond koolzaad zonder "vallers" 66

60 MCPP. Tegen graanopslag en muur in koolzaad worden voor dit doel specif ieke middelen gebruikt. Behalve van onkruiden kunnen de gewassen ook nadeel ondervinden van insecten of schimmels. Bij het relatief grote aandeel dat koolzaad in het bouwplan inneemt (ca. 30%) moet, ondanks het feit dat een belangrijk deel van het koolzaad als eerste gewas op nieuwe grond wordt gezaaid, ieder jaar een groter of kleiner deel tegen aardvlooien en snuitkevers worden behandeld. Zonder parasietenbestrijding is de teelt van koolzaad vrijwel onmogelijk. Op proefvelden wordt het effect van de door de industrie aangeboden middelen bij verschillende doseringen en behandelingstijdstippen onderzocht. Op de resultaten hiervan worden de adviezen aan het grootlandbouwbedrijf gebaseerd t.a.v. zaaizaadbehandeling en bespuitingen. Met betrekking tot de schimmelziekten wordt eveneens onderzoek verricht. Afhankelijk van de voorvrucht, de infectiedruk, de weers- en gewasomstandigheden komen van de voet-, blad- of aarziekten jaarlijks e6n of enkele schimmels als meer of minder schadelijk naar voren. In sommige jaren kan de opbrengstderving door schimmels (oogvlekkenziekte, gele of bruine roest, meeldauw, Fusarium, Septoria in granen) aanzienlijk zijn. De mate van optreden is moeilijk te voorspellen. De werking van de fungiciden tegen de afzonderlijke schimmels is maar ten dele bekend. Bij lage bestrijdings(middelen)kosten is de verleiding groot, zekerheidshalve al te spuiten bij een geringe aantasting en vaak te spuiten. Rekening moet echter worden gehouden met ongewenste neveneffecten die zich bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen kunnen voordoen. Naast direct economische voordelen kleven aan het gebruik ook (vaak indirecte) bezwaren, die kunnen voortvloeien uit: onvoldoende selectiviteit, dus het giftig of nadelig zijn voor organismen die men niet bestrijden, maar in tegendeel juist sparen wil, zoals natuurlijke, dierlijke en plantaardige vijanden; - te langzame afbreekbaarheid (persistentie), eventueel samengaand met ophoping in de voedselketen, waardoor de werking van een middel in tijd en ruimte soms veel verder reikt dan de bedoeling is en ongewenste neveneffecten in het milieu worden teweeggebracht; - het oproepen van resistentie bij plagen of ziekten, als gevolg waarvan steeds hogere doseringen en/of steeds giftiger middelen moeten worden gebruikt om het gewenste doel te bereiken; - het voorkomen van ongewenste resten van bestrijdingsmiddelen op het oogstprodukt. Hoe groot de nadelen zijn hangt vooral af van het type middel dat wordt gebruikt. De voor- en nadelen moeten nauwgezet tegen elkaar worden afgewogen. Veel onderzoek is nog nodig om alle neveneffecten van de verschillende middelen op te sporen en om schadedrempels vast te stellen waar beneden het niet nodig is om te spuiten. Het vraagt jarenlang onderzoek van vele specialisten. Omdat de omstandigheden in het grootlandbouwbedrijf sterk afwijken van die in het gewone akkerbouwbedrijf en sommige middelen zich hier anders gedragen, is eigen onderzoek bij de gewasbescherming noodzakelijk Het besliskundige onderzoek In de landbouw grijpen de opbrengsten- en kostenbepalende factoren op een ingewikkelde wijze in elkaar. Op gezinsbedrijven zoals die in Nederland voorkomen, is deze samenhang het bedrijfsvoeringsvraagstuk waarvan de boer de kwalitatieve verbanden onderkent. Hij probeert voor een groot deel gevoelsroatig e'en en ander zo goed mogelijk op elkaar af 67

61 Foto 39. De terminal De oogstverwachting op 11 augustus Ka 5 s _^t_de_oogst_zonder hulp van loonwerkers eindigt voor: 1 September is ca. 27% 10 " is ca. 64% 20 " is ca. 80% 10 oktober is ca. 90% 2. Kans op besparing door het inzetten van loonwerkers Kans Besparing x 1000 gld 64% geen besparing of verlies 17% % % % R ans_dat_bij_een hepaalde_door_loonwerkers_te_oogsten_oppervlakte een maximale besparing wordt verkregen Kans 64% 10% 12% 7% 7% Oppervlakte in ha

62 te stemmen. Gezien de bedrijfseconomische resultaten gelukt dit de Nederlandse boeren vrij aardig. Het grootlandbouwbedrijf heeft in principe de mogelijkheid om de samenhang van de diverse factoren meer in kwantitatieve zin te benaderen. Mits dit goed gebeurt, zou hierin de oorzaak kunnen liggen dat grotere bedrijven, met name bedrijfseconomisch gezien, een betere positie zouden kunnen innemen dan het gezinsbedrijf. Nu is een afweging waarbij zowel vanuit de kostenbepalende, als vanuit de opbrengstbepalende factoren het bouwplan, de werkmethode, de machinekeuze, de personeelsbezetting en de organisatievorm worden bepaald, niet eenvoudig. Een gerichte mogelijkheid tot een juiste afweging kan een modelmatige benadering, samen met een breed opgezette beproeving van met name trekkers en werktuigen, bieden. Gezien de produktie-omvang van het grootlandbouwbedrijf is een effectieve besteding van tijd en geld hieraan zeker verantwoord Lineaire programmeringsmodellen Bij de optimalisatie van de bedrijfsvoering spelen de volgende elementen een rol: a. de doelstelling van de ondernemer, b. de produktieprocessen waarmee de doelstelling kan worden verwerkelijkt en c. de beperkingen die voor de produktieprocessen gelden. Deze factoren kunnen door middel van een zogenaamd lineair programmer ingsmodel, dat een wiskundige formulering inhoudt van de probleemstelling en waarvan oplossing met behulp van een computer mogelijk is, worden samengevat. Dit leidt dan tot een maximalisatie van de doelstellingsfunctie, in dit geval een zo hoog mogelijk netto-overschot, bij optimalisatie van de produktieprocessen, die hier inhouden de teelt van diverse gewassen onder invloed van een aantal voorwaarden, zoals in dit geval bijvoorbeeld een beperkte gewassenkeuze, vruchtopvolgingseisen en de beperkingen van de organisatie. Voor een afgesplitste eenheid van het grootlandbouwbedrijf van 300 ha (bedrijf A 93) wordt al zes jaar met behulp van deze techniek de meeste gewenste bedrijfsvoering bepaald. Door vergelijking van de modeluitkorasten met de werkelijke uitkomsten, zowel organisatorisch als bedrijf seconomisch, is gebleken dat op deze wijze betrouwbare informatie over de meest gewenste bedrijfsvoering voor dit bedrijf is te verkrijgen. Door toepassing van deze informatie wordt daardoor een beter bedrijf seconomisch resultaat verkregen dan bij een meer gevoelsmatige aanpak. Aan een qua omvang groter en qua opzet omvattender model voor gebruik ten behoeve van de bedrijfsvoering voor het gehele grootlandbouwbedrijf wordt gewerkt. Delen van dit model zijn al op de praktische toepasbaarheid getoetst en ook deze resultaten zijn alleszins hoopvol Het oogstsimulatiemodel Ook met betrekking tot de directe uitvoering doen zich op het grootlandbouwbedrijf beslissingsproblemen voor. Met name ten aanzien van de oogst zijn deze vaak zo ingewikkeld dat hiervoor niet op eenvoudige wijze een oplossing is te vinden, zoals uit het volgende moge blijken. De bepaling van de uit het oogpunt van kosten gunstigste grootte van het oogstapparaat gebeurt door afweging van de opbrengstverliezen tegen de jaarlijkse kosten van het oogstapparaat. Echter, doordat het 69

63 Foto 40. Augustus Fietspad in het Roggebotzand in Oostelijk Flevoland Foto 41. Februari Kolganzen en enige brandganzen op land dat voor graszaadteelt is verhuurd. De foto is begin februari genomen 70

64 weer van jaar tot jaar verschilt, zal ieder jaar een andere grootte van het oogstapparaat tot zo laag mogelijke kosten leiden. Met behulp van de computer en een speciaal daarvoor ontwikkeld programma van het oogstsysteem is het mogelijk voor verschillende weersomstandigheden de oogst te simuleren. Door met verschillende grootten van het oogstapparaat de oogst te simuleren voor de weersomstandigheden van de jaren 1930 tot en met 1975 is de optimale grootte van het oogstapparaat uit het oogpunt van kosten te bepalen. Uiteraard worden hierbij de actuele omstandigheden, zoals de totale gewasoppervlakte, het oogstsysteem, de machinesoorten en de kosten, gehanteerd. In ongeveer 35% van de jaren zal deze grootte van het apparaat echter ontoereikend zijn voor het verkrijgen van de minimale totale oogstkosten als gevolg van hoge verliezen. De oogstverliezen (lagere opbrengsten door korreluitval, afknippen van aren, krimp van de korrel en achteruitgang van de kwaliteit door schot) worden in het model tot de oogstkosten gerekend. Voor deze jaren is echter de mogelijkheid aanwezig om gebruik te maken van maaidorsers van loonwerkers en droog- en opslagcapaciteit van derden. Of, en in welke mate hiervan gebruik kan en moet worden gemaakt om tot een kostenverlaging te komen, kan ook weer met behulp van het simulatiemodel worden voorspeld met een toenemende betrouwbaarheid, naarmate de oogst vordert. Na afloop van de oogst wordt ook weer door middel van simulatie met de dan bekende omstandigheden vastgesteld wat het effect van de tijdens de oogst genomen beslissingen is geweest. Aanzienlijke kostenbesparingen in afzonderlijke jaren konden met behulp van deze aanpak worden verkregen Machinekeuze en -beproeving Bij aankoop van trekkers en werktuigen ter vervanging of uitbreiding van het machinepark kan bij de machinekeuze niet worden voorbijgegaan aan de plaats van deze machines binnen het gehele al geschetste systeem van samenhang tussen kosten- en opbrengstbepalende factoren. In de eerste plaats hangt het gebruik van de factor arbeid daar sterk mee samen. Op het grootlandbouwbedrijf liep de arbeidsproduktiviteit op van 280 SBE's per manjaar in 1970 tot 324 SBE's per manjaar in Hieruit kan zonder meer worden afgeleid dat de mechanisatie op het grootlandbouwbedrijf een gunstige invloed op het gebruik van de arbeid heeft gehad. Nu is deze vergroting van de arbeidsproduktiviteit door het gebruik van machines nog niet zonder meer een waarborg voor het bereiken van een goed bedrijfseconomisch resultaat. De stijging van de werktuigkosten zou immers groter kunnen zijn dan de daling van de arbeidskosten. De mechanisatie kan wel een goed uitgangspunt vormen om, naast een efficiente benutting, bezien vanuit de kostenbepaling, ook op een optimaal bewerkingstijdstip voor de opbrengst de noodzakelijke bewerkingen uit te voeren. Indien hierbij dan ook kwalitatief goed werk wordt geleverd, dan is ook het juiste verband met de belnvloedbare opbrengstbepalende factoren gelegd. Gezien al deze invloeden zal het duidelijk zijn dat een nauwkeurige vaststelling van de omvang, de aard, de samenstelling en de inzet van het gehele machinepark of een onderdeel daarvan niet eenvoudig is. Deze bepaling dient in ieder geval duidelijk bedrijfsgericht te gebeuren met onderkenning van alle invloedsfactoren. In de praktische situatie komt dit erop neer dat aan de definitieve aanschaf van machines vaak een beproeving onder verschillende om- 71

65 Foto 42. Juni Aankomst van 10 nieuwe zwadmaaiers en 10 nieuwe maaidorsers, hier uitgerust als opraapdorsers, te Dronten 72

66 standigheden en met meer typen van een aan te kopen machine dient vooraf te gaan. Hiermee kunnen ook zowel de functionele, als de technische eigenschappen bij verschillende werkmethoden worden onderzocht. Alleen met deze kennis kan een (economische) waardering van de betekenis van een bepaald soort machine voor het grootlandbouwbedrijf worden gegeven. Een op deze wijze verricht onderzoek in 1974 heeft ertoe geleid dat in vierwielaangedreven, knikbestuurde trekkers zijn gekocht ter vervanging van de al jaren op het grootlandbouwbedrijf in gebruik zijnde rupstrekkers. Bij vergelijking door beproeving onder praktijkomstandigheden van verschillende soorten en typen trekkers bleek de gekochte soort de beste eigenschappen te bezitten, gekoppeld aan een technisch goede uitvoering, en mede daardoor ook met aanzienlijke bedrijfseconomische voordelen ten opzichte van de andere soorten en typen. Voor Sen soort werk, het ploegen, blijken deze voordelen met name zoals is weergegeven in tabel 17. Tabel 17. Kosten van ploegen met rups- en wieltrekkers in 1974 Soort trekker en Uurprijs Verhouding Verhouding Verhouding Verhouding aantal ploegscharen inclusief van de van de van de van de bediening capaciteit kosten per werkbaar- kosten per opp.een- heid opp. eenheid heid 1) 1) 2) Rupstrekker (4-8 scharen / 76 Wieltrekker 60 pk, 2-wiel aangedreven (2-3 scharen) / 41 Wieltrekker 100 pk, 2-wielaangedreven (3-5 scharen) / 56 Wieltrekker 125 pk, 4-wiel aangedreven (6 scharen) / 64 Wieltrekker 200 pk, 4-wiel aangedreven (8 scharen) f Uitgangspunten: Rupstrekker maakt 750 uur per jaar bij een levensduur van 13 jaar. Wieltrekker maakt 900 uur per jaar bij een levensduur van 8 j aar. 1) bij voor alle combinaties meetbare omstandigheden 2) met in achtneming van de verschillende werkbaarheid van de combinaties. 73

67 Foto 43. Mei Gebouwen van een verpacht weidebedrijf met vierrijige ligboxenstal en losstaande werktuigenberging in Oostelijk Flevoland Foto 44. November Gebouwen van een verpacht akkerbouwbedrijf in Oostelijk Flevoland. De erfbeplanting moet nog worden aangebracht 74

68 4. BESLUIT De hoofdstukken 2 en 3, die bepaalde facetten belichten, zijn duidelijk gericht op wat genoemd zou kunnen worden een objectieve beschrijving van het. grootlandbouwbedrijf. Daarnaast kunnen er uiteraard ook vragen worden gesteld van buitenaf. Hoe ligt het grootlandbouwbedrijf "in de markt", wanneer bijv. van biologische zijde wordt gevraagd naar de mogelijkheid van een verantwoord natuurbeheer bij dit type bedrijf in vergelijking met andere typen. Ook ten aanzien van de landinrichting zijn velerlei vragen denkbaar, bijv. van mensen die medegebruikers van de ook landbouwkundig gebruikte ruimte willen zijn zonder daar hun werkkring te vinden. Soortgelijke vragen zijn in allerlei vormen in Nederland in discussie. Zij zijn niet bijzonder bij de landinrichting in het Zuiderzeeproject. Wanneer het daarbij zou gaan om een optimaliseringsproces bij het tegemoetkomen aan velerlei en veelsoortige wensen, kan de vraag worden gesteld of en zo ja in welke mate juist het grootlandbouwbedrijf hier bepaalde moeilijkheden geeft. Gesteld mag worden dat van bepaalde moeilijkheden geen sprake is, mits de fijnmazigheid van de landschappelijke structuur niet te ver gaat. Positief gesteld: het grootlandbouwbedrijf laat toe dat ter wille van andere doelstellingen het landschap in Flevoland wordt verdicht of anders wordt ingericht. De leegte van het landschap in het gebied van het huidige grootlandbouwbedrijf hangt niet samen met eisen van dat grootlandbouwbedrijf, maar met het feit dat het dient om met de feitelijke landinrichting te kunnen beginnen. Een andere niet behandelde vraag is in hoeverre het grootlandbouwbedrijf specifieke mogelijkheden biedt of heeft geboden die anders in Nederland niet aanwezig zijn. In dit verband mag worden gewezen op allerlei onderzoek op cultuurtechnisch terrein en op dat van de bedrijfsvoering in brede zin dat alleen in en door het grootlandbouwbedrijf mogelijk is. Daarmee werpt het ook vruchten af voor de landbouw elders in Nederland. Bepaalde ontwikkelingen die anders niet of vertraagd zouden hebben plaatsgevonden, zijn er door ingang gezet of gestimuleerd. Ook de ruimte en de mogelijkheid om te zoeken naar andere vormen voor het bedrijven van landbouw zijn hier aanwezig. Een kleine aanzet om van deze mogelijkheid gebruik te gaan maken is gegeven. Verdere ontwikkelingen in deze zijn vooral afhankelijk van de daaraan landelijk getoonde behoefte. Ten slotte dient nog op het volgende te worden gewezen. De mogelijkheid die het grootlandbouwbedrijf biedt om op een doelmatige wijze een in te richten ruimte langjarig te gebruiken, is voor het stedelijk gebied zeker van belang, maar ook daarbuiten kan van die mogelijkheid gebruik worden gemaakt, zolang discussies over de inrichting en gebruik van de ruimte niet zijn afgesloten. De vraag kan dan ook worden gesteld, of er aanleiding is om het grootlandbouwbedrijf in een of andere vorm te handhaven. Het is hier niet de plaats om deze vraag te behandelen, laat staan te beantwoorden. Wel is het de geeigende plaats om op de mogelijkheid te wijzen. De feiten dat na Wereldoorlog II de oppervlakte van het bedrijf heeft gewisseld van ca tot ca ha en de gewassenkeuze alle normaal in de landbouw gangbare gewassen uit die periode heeft omvat, geven al aan dat het grootlandbouwbedrijf als onderdeel van de rijksoverheid alle gewenste vormen kan krijgen. De huidige vorm is gebonden aan het bredere verband waarin het is opgenomen en aan het tempo waarin het totale Zuiderzeeproject wordt uitgevoerd. Deze vorm is dus bepaald niet maatgevend, niet wat betreft de 75

69 Foto 4 5. Augustus Woningen in Lelystad Foto 46. September Woningbouw in Almere-Haven. Op de voorgrond een gedeelte van de stadsgracht 76

70 grootte van de bedrijfseenheden van 2500 a 3000 ha waarin het totale bedrijf is cpgedeeld, noch wat betreft de woonplaats van leiding en ander personeel dat zich een meer blijvende woonplek in dorp of stad heeft verkozen. Telkens na vijf jaar verhuizen is niet aanlokkelijk en de bedrijfsvoering wordt er in zijn huidige vorm niet door gehinderd. Wel staat vast dat, indien het grootlandbouwbedrijf blijvend zou zijn en plaatsgebonden, dus niet telkenjare een beetje verschuivend zoals nu het geval is, de bedrijfsvoering zou moeten worden aangepast. Het zou een ander bedrijf worden. Landbouwkundig en bedrijfseconomisch gezien zouden de mogelijkheden duidelijk worden vergroot. In zijn huidige vorm levert het goede grond af aan opvolgende, definitieve gebruikers, terwijl het grootlandbouwbedrijf, ondanks de korte gebruiksduur van de grond al een belangrijk gedeelte van de inrichtingskosten terugverdient. Alleen de stedebouwer die zijn bouwterrein graag van zand wil voorzien, moet daar zelf voor zorgen. Vruchtbare grond is slecht om op te bouwen en goed om op te wonen. 77

71 In de reeks Flevoberichten zijn na 1963 verschenen: 40. HEIDE, G.D. VAN" DER. Het oorspronkelijke landschap als woongebied. Zwoll. Al. ENTE, P.J., J. KONING en H. SMITS. De bodemgesteldheid en de bodemgeschiktheid van het Enkhuizerzand. Zwolle, KLASEMA, M. Toepassing van nieuwe materialen en nieuwe werkmethoden in de dijkbouw. Zwolle, Voordrachten - ontwikkelingsdag 1963 Oostelijk Flevoland. Zwolle, ZUUR, A.J. (- ) e.a. Rapporten over de inklinking in de Noordoostpoler. Zwolle, SMID, J.E. Het rioleringsstelsel in onze woonkernen. Zwolle, DUYM, J. De opleiding van personeel voor de ontginnging en tijdelijke exploitatie van de drooggevallen gronden in de Usselmeerpolder. Zwolle, LINDENBERGH, D.J. Enkele aspecten van de stikstofbepaling volgens Kjeldahl. Zwolle, FEITSMA, K.S. en H. SMITS. Over de verharding van kavelpaden. Zwolle, KALISVAART, C. De bestemming van de gronden in Oostelijk Flevoland. Zwolle, VEER, J. DE. Terugblik op de exploitatie van de bedrijven in eigen beheer in de Noordoosterpolder. Zwolle, ZUIDEMA, F.C. De mogelijkheden van samengestelde drainage in de Ijsselmeerpolders. Zwolle, Consumentengedrag in Ens en Biddinghuizen. Een onderzoek van de Sociografische Afdeling naar de koopgewoonti-n op nieuw land. Zwolle, LOOS, P., W.A. SEGEREN en B.R. VOORTMAN. Inrichting, aanleg en onderhoud van sportvelden in de Ijsselmeerpolders. Zwolle, BERGER, C. De sedimentatie van zand en slib langs de Friese en Groningse kust. Zwolle, WOUTERS, L.J.A. Het onderzoek naar de bestrijding van slakken in Oostelijk Flevoland. Zwolle, VISSER, J. De invloed van het bodemrailieu op het voorkomen van Cox's ziekte in de Ijsselmeerpolders. Zwol BRAAMS, B.W. en K.S. FEITSMA. De voordeligste lengten en breedten van fruitteeltbedrijven uit het oogpunt van landinrichting en landgebruik. Zwolle, HAAR, E. TER. Dagrecreatie langs het Veluwemeer. Verslag van een onderzoek. Zwolle, GELUK, H.E.J. Afstand van boerderij tot dorp (een analyse van soilicitatiegevens t.a.v. landbouwbedrijven en de beleving van de afstand door het boerengezin in Oostelijk Flevoland). Zwolle, KORIDON, A.H. De schommelingen in de reservestoffen van de akkerdistel (Cirsium Arvense L.) en de betekenis hiervan voor de bestrijding van de plant. Zwolle, SCHREVEN, D.A. VAN. Onderzoek naar verontreiniging van polderwater door weidebedrijven in Oostelijk Flevoland. Zwolle, KIESTRA, H. De winkelverkoop van dagelijks benodigde goederen in Emmeloord (de reikwijdte van de winkels en de loopafstanden van huis naar winkel geanalyseerd). Zwolle, VEENSTRA, K. De bodemkartering en het grondonderzoek in de kuststrook van de oostelijke wadden gedurende de jaren 1955 t/m Zwolle, BONTJE, G.J.B. en A.G. VAN OMMEREN. Rendement van bedrijfsgebouwen in 1967 op akkerbouwbedrijven in Oostelijk Flevoland. Zwolle, ENTE, P.J. en W.A. SEGEREN e.m. Toelichting bij de bodemkundige code- en profielkaart en de grondwaterstandskaarten van Oostelijk Flevoland. Zwolle, ENTE, P.J. e.ra. De bodemgesteldheid en de bodemgeschiktheid van het Balgzand en de Breehorn. Zwolle, ZELHORST, L. Resultaten van veldproeven met CCC op wintertarwe in Oostelijk Flevoland, Zwolle, BR1IN1NG, H.A. Facetplan voor de recreatie van het Lauwerszeegebied. Zwolle, VAN DER KANT, N.F., P. DUUT en S. SPANJER. Voorbereiding en uitvoering van een draingeproject bij de Rijksdi. voor de Ijsselmeerpolders. Zwolle, VERHOEVEN, B. Sylviidae in een wegbeplanting. Zwolle, ZELHORST, L. Verandering van het maaiveld door het ploegen met variabele diepten (het rondploegen van akkers). Zwolle, MAKLED, M.A. Compaction of sandy soils and its influences on the growth and distribution of bean roots. Zwolle, 1969.

72 73. HEMMINGA, M.A. en J. VAN DER TOOftN, Toepassing van riet in de Ijsselmeerpolders. Zwolle, Jaarverslag over het Jaar 1969 van de Wetenschappelijke Afdeling. Zwolle, BERGER, C. Over de hoedanigheid van het water in de neren rondom Flevoland van 1966 tot Zwolle, HAGTING, A. en G. VELTHUIS. Verslag over het bedrijfsjaar 1969 van bedrijfseenheid A 93 in Oostelijk Flevoland. Zwolle, VAN DER HEIDE, G.D. Jaarverslag 1969 van de musea voor de Ijsselmeerpolders gevestigd te Schokland en te Ketellmven. Zwolle, Verkenningen omtrent de ontwikkeling van de nieuwe stad "Almere" in Flevoland. Lelystad, Enkele aspecten van de randmeren van Flevoland. Lelystad, VIS, J. Roggobotzand. Revebos. De Abbert. Beheersplan voor de periode 1 augustus augustus Lelystad, BARGERBOS, G. en A. HAGTING. Inleidende studies over bedrijfsvoering in de landbouw in grote eenheden. Zwollo, Jaarverslag over het Jaar 1970 van de Wetenschappelijke Afdeling van de Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders. Zwolle, LINDENBERGH, D.J. en W. EKNKHCORN. Afsterving van darmbacterien in een water-monster van de Eem en van het Eemmeor. Zwolle, HAGTING, A. en G. VELTHUIS. Graslandverplichting en Rentabiliteit van een gemengd bedrijf van 36 ha in Oostelijk Flevoland. Lelystad, HAGTING, A. en G. VELTHUIS. Verslag over het Bedrijfsjaar 1970 en Bedrijfseenheid A 93 van ca. 300 ha in Oostelijk Flevoland. Kampen, KIESTRA, Drs. H. Koopgewoonten in de Noordoostpolder. Het kooppatroon van duurzame goederen van een allochtone bevolking. Zwolle, Jaarverslag over het jaar 1971 van de Wetenschappelijke Afdeling van de Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders. Lelystad, Jaarverslag over het jaar 1972 van de Wetenschappelijke Afdeling van de Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders. Lelystad, De tweede woonwijk van Lelystad. (Rapporteur C.J. de Goede), Lelystad, Almere Aanzet tot een ontwikkelingsstrategie Lelystad, CONSTANDSE, A.K. en J. NICOLA I. Het centrumgebied van Lelystad. I,ply«t»d Almere-haven; ontwerp. Lelystad, VEENSTRA, K. en P.J. HUISMAN. De ontzilting en de rijping van de bektalingsklei en de ontwikkeling van de grasmat op de afsluitdijk van de Lauwerszee. Lelystad, GOEDE, C.J. de. Alternatieven voor een spoorlijntrac6 door Lelystad. Lelystad, Jaarverslag over het jaar 1973 van de Wetenschappelijke Afdeling van de Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders. Lelystad, SCHOLTEN, J. Tien jaar onderzoek van drainagematerialen in Oostelijk Flevoland. Lelystad, p e voortzetting van de ontwikkeling van Lelystad op langere termijn. l,elystr>d, GREINER, R.W. en J. de JONG. De vorwijderlng van vaste afvalstoffen In de Zuidelijke Ijsselmeerpolders Lelystad, ATLAS Markerwaard betreffende bodemgesteldheid en bodemgeschiktheid. Lelystad, HAPEREN, H.J. van. Inpakken en wegwezen. Lelystad, SCHEER, A. van der. Over de te verwachten inklinking van de gronden in het Markerwaardgebied na drooglegging. vstad VERKF.N'MNGIJJ Markerwaard. Lelystad, FOKKENS, B. Verslag over het bedrijfsjaar 1973 van het grootlandbouwbedrijf van de Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders in Flevoland. Lelystad, JONG, J de. Bulrush and reed ponds. Lelystad, K>5. SMOOK, A.A.II. Di- invloed v.m uitstel Lelystad, v.m dfl oogst op opbrengst en kwaliteit van granen en koolz.i 106. VEN, G.A. Over de bepaling van de geohydrologische bodeaconstanten uit een tweetal pompproeven ln de zuidlob van Zuldalijk Flevoland. Lelystad, AKKERMAN, J. on A. VAN DER SNEE. Jaarverslag van de fruitteeltbedrijven ln eigen beheer in Oostelijk Flevoland; boekjaar 1973/1974. Lelystad, VFJ/lHUIS, r.. Versla.- over het bedrijfsjaar 1974 van de bedrijfseenheden A 93 en C 49 in het stadsgebied van Lelystad. Lelystad. 1 :,

73 109. NAWIJN. K.E., on F.H. VAM DER VEEN. Almere mensen in 25 jaar? Lelystad, BOELES, J.E. De bestuurlljke organisatie van de Parljse vllles nouvelles. Lelystad, PUTTEN, C. VAN, en L.A. TADEMA. Verslag over het bedrijfsjaar 1974 van de landbouwkundige exploitatie door de Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders. Lelystad, BRUNING, H.A. Herzlene prognoses voor de recreatie in het Lauwerszeegebied. Lelystad, HAPEREN, H.J. VAN, en J.J.P. SCHEEK. De belangstelllng voor Almere. Wie zljn ze, wat willen ze. Lelystad, FOKKENS, B. Bedrijfsplan.iing voor de tijdelijke landbouwkundige exploitaties in het Lauwersmeergebied. Lelystad, LIEROP, M.J.M. VAN. Voorstel basisplan voor de openbare verlichting in Almere-Haven. Lelystad VIS, J. Beheersplan voor de boswachterij Spijk-Bremerbergbos voor de periode Lelystad, FOKKENS, B., en A.A.H. SMOOK. De opbrengst van winterkoolzaad ln relatie tot de zwadmaaicapaclteit. Lelystad Structuurnota wijk 4 Lelystad. Lelystad, ABCOUWER, N.F. De stuwende werkgelegenheid in het Gooi e.o HUISMAN, P.J. Inzaai en jnderlioud van de grasmat op dijken. Lelystad, SLAGER, P. De ontwikkeling van de vegetatie in de Lauwerszee van het droogvallen (1969) tot en met (Nog niet verschenen) Stadsverwarming Almere. Lelystad, VOORTMAN. B.R. De ontwatering van enkele wegen in Lelystad. Lelystad, OMMEREN, A.G. VAN, K.F. POSTHUMUS en L.S. GROOT-KOERKAMP. De uitgaande pendel van Lelystad en omatreken in Lelystad, SCHONK, M.K.A. Onderzoek naar de tijd en ruimtebesteding in Lelystad. Lelystad, Ontwerp Almere-Stad. Lelystad, BOUMAN, J.E.G., en E. SCHULTZ. Berekening van de niet - stationaire stroming in waterlopen in stedelijk- en landelijk gebied. (Nog niet verschenen) BO.NTJE, G.J.B., P. DAVEHAR, L.S. GROOT-KOERKAMP e.a. De economische ontwikkeling in de Zuidelijke Ijsselmeerpolders. Lelystad, FOKKENS, B., en C. VAN PUTTCN. Verslag van de resultaten in het bedrijfsjaar 1975 van de tijdelijke bouwkundige exploitatie op het grootlandbouwbedrijf en A 93 in Flevoland en in het Lauwersmeergebied. Lelystad, Studie t.b.v. de inrichting van het Lauwerszeegebied. (Nog nlet verschenen) REITSMA, Tj. Facetplan v-or de bestemming natuur in de voormalige Lauwerszee. (Nog niet verschenen) Bedrijfseconomische rentabillteitastudie railverbinding Almere ZUIDEMA, F.C. Urban hydrological modeling and catchment research in the Netherlands SMITS, H, Het grootlandbouwbedrijf van de Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders DIJK, W. van, H. Hengeveld en A. Overwater. In bewerking.

H. Sloots Bedrijfsadministratie Cultuurtechnische WERKDOCUMENT PRAKTIJKGEGEVENS VAN DE MASSEY FERGUSON TYPE MF PK GELEDE WIELTREKKERS IN 1976

H. Sloots Bedrijfsadministratie Cultuurtechnische WERKDOCUMENT PRAKTIJKGEGEVENS VAN DE MASSEY FERGUSON TYPE MF PK GELEDE WIELTREKKERS IN 1976 WERKDOCUMENT PRAKTIJKGEGEVENS VAN DE MASSEY FERGUSON TYPE MF 1200 100 PK GELEDE WIELTREKKERS IN door H. Sloots Bedrijfsadministratie Cultuurtechnische Afdeling 1977203 Abc juni " t ; l K s D E N s v o

Nadere informatie

Programma voor vandaag:

Programma voor vandaag: Plantenteelt Graan Programma voor vandaag: Opdracht Zomertarwe voorkeur boven zomergerst" Rassenkeuze Opdracht Rassenkeuze Grondbewerking en zaaien van wintertarwe PowerPoint presentaties No. Achternaam

Nadere informatie

SPNA SPNA. Laboratorium. Directzaai. Directzaai 12-1-2011. Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 2003 2010

SPNA SPNA. Laboratorium. Directzaai. Directzaai 12-1-2011. Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 2003 2010 12-1-211 SPNA Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw: 12-1-211 Minimale grondbewerking in het Oldambt Ervaringen SPNA 23 21 Masterclass Niet-Kerende Grondbewerking Jaap van t Westeinde www.spna.nl

Nadere informatie

Werkdocument 1973-44 Co. (te hanteren in het Statistisch Overzicht voor Flevoland) door. ir. A. G. van Ommeren

Werkdocument 1973-44 Co. (te hanteren in het Statistisch Overzicht voor Flevoland) door. ir. A. G. van Ommeren I- RIJKSDIENST DE.I JSSELMEERPOLDERS L E L Y S T A D \ Sociaal-Economische Hoofdafdeling Onderzoek Werkdocument 1973-44 Co INDELING GEBIED BI JZONDER DOMEINBEHEER (te hanteren in het Statistisch Overzicht

Nadere informatie

Aan de slag met erosie

Aan de slag met erosie Aan de slag met erosie Ploegloze grondbewerking in beweging 2004-2006 Ing. J.G.M. Paauw Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Business-unit Akkerbouw, Groene Ruimte en Vollegrondsgroente PPO nr. 325115105

Nadere informatie

VOORBEELDEN REKENEN IN DE BEROEPSGERICHTE VAKKEN GROENHORST COLLEGE

VOORBEELDEN REKENEN IN DE BEROEPSGERICHTE VAKKEN GROENHORST COLLEGE VOORBEELDEN REKENEN IN DE BEROEPSGERICHTE VAKKEN GROENHORST COLLEGE 1.1 Rekenopgave Dier Het begrip verhoudingen met de breuken en procenten is lastig voor de niveau 2 deelnemers dier. Wanneer leerlingen

Nadere informatie

Werkdocument Bbc ORGANISATIE STEDELIJKE DRAINAGE. door. J. Dekker

Werkdocument Bbc ORGANISATIE STEDELIJKE DRAINAGE. door. J. Dekker 3 \: ib YOOR RI JKSDIENST DE I JSSELMEERPOLDERS L E L Y S T A D HIJKSDIEIdSI VOCR DE IdSSE:LMEERPC'LOI'R'5 Werkdocument 1976-1 Bbc ORGANISATIE STEDELIJKE DRAINAGE door J. Dekker Concept-voorstel De organisatie

Nadere informatie

Boerenexperiment No 4 aanvulling

Boerenexperiment No 4 aanvulling Boerenexperiment No 4 aanvulling Aardappels op zware grond, aanvulling op rapport Aanvulling en Resultaten en ervaringen van de groenbemestervelden op zware klei, najaar 2012 Achtergrond De toepassing

Nadere informatie

rapport njp, Abo Verslag over het bedrijfsjaar 1979 van bedrijfseenheid A93 in het stadsgebied van Lelystad door G. Velthuis io.

rapport njp, Abo Verslag over het bedrijfsjaar 1979 van bedrijfseenheid A93 in het stadsgebied van Lelystad door G. Velthuis io. njp, rapport 1982-26 Abo Verslag over het bedrijfsjaar 1979 van bedrijfseenheid A93 in het stadsgebied van Lelystad door G. Velthuis io.; 9265 ministerie van verkeer en waterstaat rijksdienst voor de ijsselmeerpolders

Nadere informatie

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 29 nateelt groenbemesters Nederlands Limburg Onderdeel: Werkgroep 3 Document: Rapport Tijdstip: januari 21 Versie: 1 Status: definitief Opgesteld door: Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Meer en beter gras van Eigen land met onze nieuwe graslandverzorgingsmachine

Meer en beter gras van Eigen land met onze nieuwe graslandverzorgingsmachine Nieuwsbrief nr.1 maart 2015 Technieken en wetgeving veranderen continu. Middels de nieuwsbrief gaan we proberen u een aantal keer per jaar op de hoogte te houden van de actualiteiten en nieuwe ontwikkelingen

Nadere informatie

Hoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen

Hoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen Hoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen Natuur en Landschap Pleasure green Milieu Tonnis van Dijk Nutriënten Management Instituut NMI 3 november 2011 Beperkingen in bemesting Europese regelgeving:

Nadere informatie

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H.

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H. BIBLIOTHEEK IJS~tl Mi: :l,.;(:,loehs...... W E R K D O C U M E N T INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR 1980 door H. van Elburg 198127 Abw

Nadere informatie

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt Interprovinciaal Proefcentrum voor de Biologische Teelt (P.C.B.T.) v.z.w. Ieperseweg 87 8800 RUMBEKE Tel. : 051/26 14 00, Fax. : 051/24 00 20 Verslag BT03ZTA_RAS01 Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe

Nadere informatie

2 Keuze plantmateriaal Rassenkeuze Plantgetallen Gentechnologie Afsluiting 33

2 Keuze plantmateriaal Rassenkeuze Plantgetallen Gentechnologie Afsluiting 33 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Percelen indelen en inplanten 9 1.1 Het perceel 9 1.2 Het perceel opmeten 10 1.3 Het perceel indelen en uitzetten 11 1.4 Het zaaien van een perceel 15 1.5 Het poten van

Nadere informatie

INSTITUUT VOOR LANDBOUWTECHNIEK EN RATIONALISATIE. BULLETIN No.46 BEPROEVING BAUTZ UNIVERSAL BINDER TYPE USB

INSTITUUT VOOR LANDBOUWTECHNIEK EN RATIONALISATIE. BULLETIN No.46 BEPROEVING BAUTZ UNIVERSAL BINDER TYPE USB INSTITUUT VOOR LANDBOUWTECHNIEK EN RATIONALISATIE DR. S. L. MANSHOLTLAAN 12, WAGENINGEN BULLETIN No.46 BEPROEVING BAUTZ UNIVERSAL BINDER TYPE USB Fabrikant: Josef Bautz A. G., Saulgau (Württ.). Importeur:

Nadere informatie

METHODE VOOR HET VASTSTELLEN VAN OOGSTVERLIEZEN. door. - -H. Sloots Afdeling Bedrijfsadministratie C.A. 1976-268 Bbc november

METHODE VOOR HET VASTSTELLEN VAN OOGSTVERLIEZEN. door. - -H. Sloots Afdeling Bedrijfsadministratie C.A. 1976-268 Bbc november W E R K D O C U M E N T METHODE VOOR HET VASTSTELLEN VAN OOGSTVERLIEZEN door - -H. Sloots Afdeling Bedrijfsadministratie C.A. 1976-268 Bbc november 91 54 V O O R D E I J S S E L M E E R P O L D E R S S

Nadere informatie

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten ^v^tffâv^^^ IR ',-A- GROOTENHUIS Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten ^ it. c/ 3 r ' * * ' ^ " / ; ^3 %* 3 Uit onderzoekingen, verricht door Den Bakker en Ferrari in 1958 en 1959, bleek

Nadere informatie

Gevolgen van de slechte weersomstandigheden in de herfst van 1974 voor g rond en gewas

Gevolgen van de slechte weersomstandigheden in de herfst van 1974 voor g rond en gewas Gevolgen van de slechte weersomstandigheden in de herfst van voor g rond en gewas Ir. P. Boeket - Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Haren (Gr.) De weersomstandigheden in nazomer en herfst van waren

Nadere informatie

TEELT VAN VEZELVLAS 1. Perceelskeuze Vezelvlas groeit goed op gronden van 15 35% afslipbaar.op zeer zware gronden kan de gewaslengte in droge jaren tegenvallen. Voor vlas is een goede vochthoudende grond

Nadere informatie

Werkdocument 1975-496 Bbp BEGROTINGSUITGAVEN PAKHUIS- EN VERKOOPKOSTEN

Werkdocument 1975-496 Bbp BEGROTINGSUITGAVEN PAKHUIS- EN VERKOOPKOSTEN Werkdocument 1975-496 Bbp BEGROTINGSUITGAVEN PAKHUIS- EN VERKOOPKOSTEN -- 1. 'I b I. Inleidlk.--- In deze nota is een prognose gegeven over 1975 van de begrotingsuitgaven van de post pakhuis- en verkoopkosten

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rapportage ervaringen no-till

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rapportage ervaringen no-till Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw Rapportage ervaringen no-till Project: no-till Locatie: verschillende praktijklocaties in het Oldambt Auteur: Jaap van t Westeinde, SPNA periode : januari

Nadere informatie

werkdocument -,p.- rljksdienst voor de ijsselmeerpolders rnlntsterle van verkeer en waterstaat ~eideperiode van de graskavels door Ing. P.J.

werkdocument -,p.- rljksdienst voor de ijsselmeerpolders rnlntsterle van verkeer en waterstaat ~eideperiode van de graskavels door Ing. P.J. -,p.- rnlntsterle van verkeer en waterstaat rljksdienst voor de ijsselmeerpolders werkdocument I ~eideperiode van de graskavels EZ 20 en E'Z :2 1 in 1982 door Ing. P.J. Huesmann mei, 1984-94 Abw postbus

Nadere informatie

HET GEBRUIK VAN SALDO'S BIJ BEDRIJFSBEOORDELING EN BEDRIJFSBEGROTING

HET GEBRUIK VAN SALDO'S BIJ BEDRIJFSBEOORDELING EN BEDRIJFSBEGROTING 631.16 HET GEBRUIK VAN SALDO'S BIJ BEDRIJFSBEOORDELING EN BEDRIJFSBEGROTING Proefstation voor de Akker- en Weidebouw OVERDRUK UIT LANDBOUWVOORLICHTING 16. 6. 288-292. 'S-GRAVENHAGE, JUNI 1959 HET GEBRUIK

Nadere informatie

CONSERVERENDE AKKERBOUW. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman BIOBEURS

CONSERVERENDE AKKERBOUW. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman BIOBEURS CONSERVERENDE AKKERBOUW Saalland Mts Klein Swormink - Stegeman WIE BEN IK? Wim Stegeman Tot 2009 werkzaam bij R&D DuPont Vanaf 2005 boer samen met Marga Klein Swormink Vanaf 2009 eigen adviesburo Saalland

Nadere informatie

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN!

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN! MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN! In deze editie aandacht voor: Vernietigen en verkleinen vanggewas ph Organische stof: compost Kali bemesting Onderzaai Raskeuze Organisatie maisteelt Een plant groeit

Nadere informatie

Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering

Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering Plantenteelt Graan Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering Huiswerk Werkopdracht Ziekten, plagen en

Nadere informatie

Flevolands Agrarisch Collectief. Akkerranden

Flevolands Agrarisch Collectief. Akkerranden Flevolands Agrarisch Collectief Akkerranden Past een akkerrand bij mij(n bedrijf)? Intrinsieke motivatie Leuk of omdat het moet? Wat/wie wil je er mee bereiken? Natuurlijke plaagbeheersing, voedsel bijen/hommels,

Nadere informatie

Invloed van het organische-stof gehalte van de grond op de produktiviteit van grasland

Invloed van het organische-stof gehalte van de grond op de produktiviteit van grasland Invloed van het organischestof gehalte van de grond op de produktiviteit van grasland Ir. M. Hoogerkamp en G. Krist Proefstation voor de akker en weidebouw Inleiding In het kader van de algehele verbetering

Nadere informatie

Groenbemester als vervanging vals zaaibed

Groenbemester als vervanging vals zaaibed Groenbemester als vervanging vals zaaibed Onkruidonderdrukking door groenbemesters 24 januari 2019, Wiepie Haagsma Onkruidbeheersing in de praktijk Vruchtwisseling en gewaskeuze Hoofdgrondbewerking Teeltwijze

Nadere informatie

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot 22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot Inleiding In de tarweteelt is de grondbewerking een belangrijke kostenpost. Vooral bij monocultuur wintertarwe komt

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE KB

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE KB Examen VMBO-KB 2017 gedurende 200 minuten landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE KB Het examen landbouw en natuurlijke omgeving CSPE KB bestaat uit twee deelexamens waarvan dit

Nadere informatie

van harte welkom Koolstof Kringlopen

van harte welkom Koolstof Kringlopen van harte welkom Koolstof Kringlopen 1 Programma 13:30 Opening met lezing 14:00 Instructie geleide rondgang 14:15 Geleide rondgang 16:45 Actieve demonstratie machines Afsluiting met drankje & snack Koolstof

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Grond bewerken 9 1.1 Grond bewerken is noodzakelijk 9 1.2 Grondbewerkingswerktuigen 10 1.3 Bodem en grondbewerking 17 1.4 De invloed van grondbewerkingsmachines op de structuur

Nadere informatie

Oosterwold informatiebijeenkomst

Oosterwold informatiebijeenkomst Roy Michielsen Oosterwold informatiebijeenkomst - 1 - Inhoud Wie is ERF Teeltcyclus en belang van de bodem Voedselveiligheid Afspraken Contact - 2 - ERF: van bioland tot stadsrand Afkorting voor Exploitatie

Nadere informatie

Veldleeuwerik vergroeningspakket 2019 Toegestane maatregelen voor de invulling van Ecologisch aandachtsgebied. Vanggewassen Opties Weegfactor

Veldleeuwerik vergroeningspakket 2019 Toegestane maatregelen voor de invulling van Ecologisch aandachtsgebied. Vanggewassen Opties Weegfactor Veldleeuwerik vergroeningspakket 2019 Toegestane maatregelen voor de invulling van Ecologisch aandachtsgebied. Vanggewassen Opties Weegfactor Voorwaarden Stikstofbindende gewassen 1.0 a. Eén van de toegestane

Nadere informatie

ZITTING 1960 1961 Z U I D E R Z E E F O N D S MEMORIE VAN TOELICHTING. Nr. 2

ZITTING 1960 1961 Z U I D E R Z E E F O N D S MEMORIE VAN TOELICHTING. Nr. 2 ZITTING 1960 1961-6100 B VASTSTELLING VAN DE BEGROTING VAN INKOMSTEN EN UITGAVEN VAN HET Z U I D E R Z E E F O N D S VOOR HET DIENSTJAAR 1961 MEMORIE VAN TOELICHTING Nr. 2 De voor 1961 totaal uitgetrokken

Nadere informatie

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2019

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2019 Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2019 Laatst gewijzigd 28 februari 2019 Om aan de vergroeningseis 5% ecologisch aandachtsgebied te voldoen kunt u in 2019 kiezen voor 1 of meer van de volgende

Nadere informatie

Opbrengstmeting op rooiers en combines. Succesvol data oogsten voor een hogere opbrengst

Opbrengstmeting op rooiers en combines. Succesvol data oogsten voor een hogere opbrengst Opbrengstmeting op rooiers en combines Succesvol data oogsten voor een hogere opbrengst Meten is weten Het eeuwenoude gezegde meten is weten kent iedereen. Door te meten kunt u controleren, vergelijken,

Nadere informatie

Kansen voor NKG op zand

Kansen voor NKG op zand Kansen voor NKG op zand Sander Bernaerts DLV plant 14 juni Vessem NKG Niet Kerende Grondbewerking betekent het systematisch vermijden van intensief kerende of mengende grondbewerking en het zoveel mogelijk

Nadere informatie

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen Eiwitgewassen Eiwitrijke gewassen Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja Voordelen luzerne Nadelen luzerne Positief effect op bodemstructuur Droogteresistent door diepe beworteling Nalevering N: 60

Nadere informatie

- 1 - Informatie over het bedrijf van Jaap Dogterom dochters van 15 en 18 jaar.

- 1 - Informatie over het bedrijf van Jaap Dogterom dochters van 15 en 18 jaar. 44 Voor het maken van deze opgave moet je eerst alle gegevens over het akkerbouwbedrijf van Jaap Dogterom invullen in de Excel-begroting, versie 8 of hoger die bij deze serie boeken hoort. Als je dat gedaan

Nadere informatie

HANDLEIDING. Drijfmest als rijenbemesting bij maïs met behulp van GPS. Deze handleiding is mede mogelijk gemaakt door:

HANDLEIDING. Drijfmest als rijenbemesting bij maïs met behulp van GPS. Deze handleiding is mede mogelijk gemaakt door: HANDLEIDING Drijfmest als rijenbemesting bij maïs met behulp van GPS Deze handleiding is mede mogelijk gemaakt door: Het ministerie van Economische Zaken is eindverantwoordelijk voor POP2 in Nederland.

Nadere informatie

9720 SDBENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS

9720 SDBENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS 9720 SDBENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS ARCHIEF RIJKS. VCOR DE IJSSELMEERPOLDERS Intern Rapport No. 96 Ervaringen met I.P.C. als bestrijder van graanopslag, grassen en muur in koolzaad van oogstjaar 1967

Nadere informatie

Bewerken. Bewerken en inwerken van groenbemesters. Groenbemesters Wageningen University & Research

Bewerken. Bewerken en inwerken van groenbemesters. Groenbemesters Wageningen University & Research Bewerken Bewerken en inwerken van groenbemesters Gewasbescherming Robuust Optimaal Economisch Natuurlijk Groenbemesters 2019 1 10 Bewerken van groenbemesters Groenbemesters kunnen op veel verschillende

Nadere informatie

Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien.

Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien. Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien. In opdracht van: Agro-vital/Agriton Molenstraat 10-1, 8391 AJ Noordwolde Fr, The Netherlands Uitgebracht door: N.G. Boot

Nadere informatie

Teeltsystemen voor concurrerende teelt van wintertarwe EH 0412 Door: Henk Floot (SPNA) en Ruud Timmer (PPO)

Teeltsystemen voor concurrerende teelt van wintertarwe EH 0412 Door: Henk Floot (SPNA) en Ruud Timmer (PPO) Teeltsystemen voor concurrerende teelt van wintertarwe EH 0412 Door: Henk Floot (SPNA) en Ruud Timmer (PPO) Inleiding Door de lage graanprijzen staat het rendement van de graanteelt onder druk. De aanzienlijke

Nadere informatie

Teelthandleiding wintertarwe - zaaien

Teelthandleiding wintertarwe - zaaien Gepubliceerd op Kennisakker.nl (http://www.kennisakker.nl) Home > Inhoud Door A. Darwinkel - PPO-agv Aangemaakt 15/03/1997-06:00 kenniscentrum Kennisdocument Uitgangsmateriaal Grondbewerking Tarwe Teelthandleiding

Nadere informatie

Enkele 'grepen' uit het Centraal Archief voor Veldproevenen. andere onderzoekingen. Ir. W. G. M. van den Brand

Enkele 'grepen' uit het Centraal Archief voor Veldproevenen. andere onderzoekingen. Ir. W. G. M. van den Brand Enkele 'grepen' uit het Centraal Archief voor Veldproevenen andere onderzoekingen Ir. W. G. M. van den Brand Ir. W. G. M. van den Brand - Proefstation voor de Akker- en Weidebouw te Wageningen Enkele 'grepen'

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, Gelet op artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Kaderwet subsidies I en M; BESLUIT:

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, Gelet op artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Kaderwet subsidies I en M; BESLUIT: Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van, nr. IENM/BSK-2017/231961, houdende regels voor het subsidiëren van het onderwerken van graanresten na de oogst (Subsidieregeling onderwerken

Nadere informatie

Motivatie uitbreidingsplannen Landbouwbedrijf Cerfontaine

Motivatie uitbreidingsplannen Landbouwbedrijf Cerfontaine Motivatie uitbreidingsplannen Landbouwbedrijf Cerfontaine Algemene omschrijving bedrijfsontwikkelingsplan. Landbouwbedrijf Cerfontaine is een agrarisch loon- en grondverzetbedrijf met een eigen akkerbouwtak

Nadere informatie

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen Auteur Alex De Vliegher 16/04/2014 www.lcvvzw.be 2 / 7 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 3 Wanneer grasland vernieuwen in het najaar? Wanneer in het voorjaar?...

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE KB

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE KB Examen VMBO-KB 2018 gedurende 200 240 minuten landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE KB Het examen landbouw en natuurlijke omgeving CSPE KB bestaat uit twee deelexamens waarvan

Nadere informatie

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN? Ronald Euben Wat vraagt de biet? 2 Bij de zaai Enkele (kleine) kluiten bovenaan (dichtslaan, erosie) Verkruimelde, aangedrukte laag (contact zaad bodem) Vaste,

Nadere informatie

Kansrijke teelt van vlas voor een gezonde bodem

Kansrijke teelt van vlas voor een gezonde bodem Kansrijke teelt van vlas voor een gezonde bodem www.vandebiltzadenvlas.com Langeweg 26 4541 PC Sluiskil info@vandebiltzadenvlas.com The Netherlands Tel. +31 115 471922 Fax. +31 115 472229 1. Introductie

Nadere informatie

Keuze uit 3 soorten beitels. Type AL, vleugelscharen en geveerde tandarmen, geschikt voor middelzware gronden en intensieve menging

Keuze uit 3 soorten beitels. Type AL, vleugelscharen en geveerde tandarmen, geschikt voor middelzware gronden en intensieve menging Beschrijving van de machine Farmet KOMPaktomat ZAAIBEDBEREIDERS zijn beproefde machines die zijn ontworpen voor het creëren van een egaal zaaibed voor bijvoorbeeld bieten en uien. Gedurende één run wordt

Nadere informatie

Overtredingen en daarbij horende mogelijkheden voor herstel of sancties

Overtredingen en daarbij horende mogelijkheden voor herstel of sancties Overtredingen en daarbij horende mogelijkheden voor herstel of sancties 1. Inleiding De collectieven hebben besloten zoveel mogelijk een lijn te hanteren voor het herstel en sanctieprotocol te hanteren

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE BB

landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE BB Examen VMBO-BB 2017 gedurende 240 minuten landbouw en natuurlijke omgeving plantenteelt open teelten CSPE BB Naam kandidaat Kandidaatnummer Bij dit examen horen een bijlage en een digitaal bestand. Dit

Nadere informatie

NORBERT RAUCH RAUCH LANDMASCHINENFABRIK GMBH

NORBERT RAUCH RAUCH LANDMASCHINENFABRIK GMBH NORBERT RAUCH RAUCH LANDMASCHINENFABRIK GMBH De rol van minerale en organische meststoffen in de komende 10 jaar vanuit het oogpunt van de kunstmeststrooier fabrikant 2 Norbert Rauch 20151208 Grond om

Nadere informatie

Duurzame onkruidbeheersing d.m.v. afdekmaterialen onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Duurzame onkruidbeheersing d.m.v. afdekmaterialen onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Duurzame onkruidbeheersing d.m.v. afdekmaterialen 2015-2016 onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten 1. Doel van project In de teelt van buxus struikjes wordt binnen het PT Koepelproject

Nadere informatie

Bedrijfsontwikkelingsplan. Onderbouwing landbouwkundige noodzaak voor wijziging van de bestemming op het perceel Hoofdstraat 28 te Beerta

Bedrijfsontwikkelingsplan. Onderbouwing landbouwkundige noodzaak voor wijziging van de bestemming op het perceel Hoofdstraat 28 te Beerta Bedrijfsontwikkelingsplan Onderbouwing landbouwkundige noodzaak voor wijziging van de bestemming op het perceel Hoofdstraat 28 te Beerta Opdrachtgever Naam : B.A. de Boer Postadres : Hoofdstraat 28, 9686

Nadere informatie

Kennisdocument bodembeheer

Kennisdocument bodembeheer Kennis en tips uit de bodembijeenkomsten Kennisdocument bodembeheer In september 2015 startte het project Vruchtbare Kringloop Overijssel. Samen werken wij aan een vruchtbare bodem en een efficiënte benutting

Nadere informatie

Satellietbedrijf Graveland

Satellietbedrijf Graveland Satellietbedrijf Graveland Rapportage 2016 Algemeen Bedrijfsgegevens Naam:Firma Graveland Adres: Bosweg 5A, 7958 PZ Koekange Het bedrijf van Wout Graveland telt circa 100 stuks melkkoeien en 65 stuks jongvee.

Nadere informatie

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland 2014 groei door kennis Rassenkeuze Het juiste tarweras zaaien is een sleutelfactor voor het realiseren van een goede financiële opbrengst. Hieronder een aantal

Nadere informatie

Doelstelling. Totstandkoming aanvraag. Organisatie. Samenwerkingsverband. Startbijeenkomst Bloeiend Bedrijf

Doelstelling. Totstandkoming aanvraag. Organisatie. Samenwerkingsverband. Startbijeenkomst Bloeiend Bedrijf Startbijeenkomst Bloeiend Bedrijf Meer dan 500 landbouwbedrijven die zich inzetten voor het beheer van nuttige akkerranden Deze presentatie Totstandkoming van dit project Doelstelling Samenwerkingsverband

Nadere informatie

rilksdienst voor de ijsselmeerpolders

rilksdienst voor de ijsselmeerpolders / rninisterie van verkeer en waterstaat rilksdienst voor de ijsselmeerpolders Landbouw in de Oostvaardersplassen door ing. G.H. Jippes maart 1983 77 Abc I postbus 600 8200 AP lelystad Smedingh~is I zuiderwagenplein

Nadere informatie

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. www.dlvplant.nl TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. www.dlvplant.nl TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN KENNISBUNDEL Biologische aardappelen Mei 2013 TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN ZIEKTEN EN PLAGEN / VIRUSZIEKTEN ZIEKTEN EN PLAGEN / PHYTOPHTHORA INFESTANS ZIEKTEN EN PLAGEN / RHIZOCTONIA SOLANI DE SMAAK

Nadere informatie

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve Inleiding Dit document is opgesteld als vervolg en update van de analyse van de waterhuishouding, opgesteld in januari 2008. Toen is geconstateerd dat de

Nadere informatie

Stefan Muijtjens. keukentafel, demo s, studiegroepen & waardenetwerken.

Stefan Muijtjens. keukentafel, demo s, studiegroepen & waardenetwerken. Stefan Muijtjens Ploegloze bodembewerking(ruim 15 jaar ervaring) Bedrijfseconomische begrotingen(rentabiliteit, rendement per ha of per uur, liquiditeit) Stadslandbouw & lage input landbouw Werkvormen:

Nadere informatie

Begeleidingscommissie Bodem Vredepeel. 15 december 2015 Janjo de Haan, Harry Verstegen, Marc Kroonen

Begeleidingscommissie Bodem Vredepeel. 15 december 2015 Janjo de Haan, Harry Verstegen, Marc Kroonen Begeleidingscommissie Bodem Vredepeel 15 december 2015 Janjo de Haan, Harry Verstegen, Marc Kroonen Programma Mededelingen Eerste resultaten 2015 Teeltseizoen 2015 Opbrengsten Eerste resultaten uitspoelingsmetingen

Nadere informatie

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN De toelating van het gewasbeschermingsmiddel wordt op basis van de volgende artikelen gewijzigd: Artikel 31, 44, 45 en 75 Verordening

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 8

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 8 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 8 1 Werktuigen voor het zaaien 13 1.1 Normalisatie 14 1.2 Mechanische pijpenzaaimachines 16 1.3 Pneumatische pijpenzaaimachines 26 1.4 Mechanische precisiezaaimachines 26 1.5

Nadere informatie

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen Resultaten uit onderzoek PPO en andere WUR-instituten Willem van Geel, PPO-AGV, 8-11-2012, Bergeijk Praktijkonderzoek Plant & Omgeving

Nadere informatie

Naaldwijk, oktober 1977 Intern verslag no. 65 <i

Naaldwijk, oktober 1977 Intern verslag no. 65 <i cv Bibliotheek Proefstation Naaldwijk A T B 67 Proefstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder glas te Naaldwijk Verslag van een proef met sla naar de gebruikswaarde van V.A.M, compost door G.A, Boertje

Nadere informatie

Bbc februari

Bbc februari elbllotmeek RIJKSOIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS W E R K D O C U M E N T... ::.....,.;:,:.:;..,, GEWASSENBESCHERMING 1975. door W.R. Smits /., 1976-97 Bbc februari 9500 E N S T V O O R i D E I J S S E

Nadere informatie

landbouw en natuurlijke omgeving groene ruimte CSPE KB

landbouw en natuurlijke omgeving groene ruimte CSPE KB Examen VMBO-KB 2017 gedurende 200 minuten landbouw en natuurlijke omgeving groene ruimte CSPE KB Het examen landbouw en natuurlijke omgeving CSPE KB bestaat uit twee deelexamens waarvan dit er één is.

Nadere informatie

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009) Let wel: de proeven aangelegd door het LCG in 2009 werden uitgevoerd conform de bemestingsnormen die van kracht waren in 2009. Deze bemestingsnormen

Nadere informatie

Graszoden en Big Slabs

Graszoden en Big Slabs Graszoden en Big Slabs De periode van inzaai tot graszode neemt ongeveer anderhalf jaar in beslag. Dan is de zode sterk genoeg om geoogst te worden.. Welke periode van het jaar is de beste zaaitijd? Gedurende

Nadere informatie

Bereken voor uw akker- en groentepercelen eenvoudig zelf: de organische koolstofevolutie de stikstof- en fosforbalans

Bereken voor uw akker- en groentepercelen eenvoudig zelf: de organische koolstofevolutie de stikstof- en fosforbalans Demetertool Vlaanderen is open ruimte Bereken voor uw akker- en groentepercelen eenvoudig zelf: de organische koolstofevolutie de stikstof- en fosforbalans LNE Groenbedekker Gele mosterd De online Demetertool

Nadere informatie

Programma voor vandaag:

Programma voor vandaag: Aardappelteelt Programma voor vandaag: Standdichtheid en benodigde hoeveelheid pootgoed Bemesting van aardappelen Opdrachten no.2 Pauze 10:30 10:45 PowerPoint presentatie / werk in groepen Opdrachten no.

Nadere informatie

Betere maïs met drijfmest in de rij

Betere maïs met drijfmest in de rij Betere maïs met drijfmest in de rij Mogelijkheden en beperkingen van drijfmest in de rij op snijmaïs Albert-Jan Bos DLV Rundveeadvies 12 febr. 2015 Inhoud Hoe werkt het? Wat zijn de effecten op de opbrengst?

Nadere informatie

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN

HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN HET COLLEGE VOOR DE TOELATING VAN GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN EN BIOCIDEN 1 BESLUIT VERLENGING WEDERZIJDSE ERKENNING Op 16 juli 2015 is van Albaugh Europe SARL Avenue Gratta-Paille 2 1018 LAUSANNE ZWITSERLAND

Nadere informatie

Concept Schouwkalender

Concept Schouwkalender Concept Schouwkalender Gebaseerd op overzicht beheerpakketten ANLB versie 1.3, 15 februari 2015 Toelichting: Op basis van deze (voorbeeld) schouwkalender kan het moment van de veldcontroles worden bepaald.

Nadere informatie

De bodem is de basis voor gewasbescherming!

De bodem is de basis voor gewasbescherming! De bodem is de basis voor gewasbescherming! www.tenbrinkebv.nl Agenda Bemestingsproeven bloembollen. Bodemvruchtbaarheid Flevoland in gevaar. Verschillen tussen kavels binnen de Noordoostpolder. Grond

Nadere informatie

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. SPNA Precisiezaai wintertarwe

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. SPNA Precisiezaai wintertarwe Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw SPNA Precisiezaai wintertarwe SPNA Precisiezaai wintertarwe Auteur: Rapportnummer: Projectnummer: 270 Onderzoekslocatie: Dhr. W.S. Otter Dhr. J. van t Westeinde

Nadere informatie

copyright protected Praktijkgids voor een optimale graanteelt Han Hammink

copyright protected Praktijkgids voor een optimale graanteelt Han Hammink Han Hammink Praktijkgids voor een optimale graanteelt Colofon Graansignalen Praktijkgids voor een optimale graanteelt Auteur Han Hammink Met dank aan Marjan Bakker, Frits Barlagen, Albert Darwinkel, Dick

Nadere informatie

Reken af met duist in stappen

Reken af met duist in stappen Reken af met duist in stappen Zo blijft resistente duist beheersbaar Duist is een lastig onkruid in wintertarwe. Dat komt met name doordat het een directe concurrent is voor het gewas. Het ontneemt voedsel

Nadere informatie

8 Onkruidbestrijding. 8.1 Preventie

8 Onkruidbestrijding. 8.1 Preventie 8 Onkruidbestrijding Maïs heeft een vrij trage beginontwikkeling. De perioden tussen zaaien en een volledige grondbedekking is gemiddeld 8 weken. Onkruiden vormen dan een bedreiging voor het gewas door

Nadere informatie

Onderwerpen. Veranderingen en uitdagingen. Proefopzet BASIS (1) 1/12/2011. Proefopzet BASIS Resultaten 2009-2010 Eerste bevindingen

Onderwerpen. Veranderingen en uitdagingen. Proefopzet BASIS (1) 1/12/2011. Proefopzet BASIS Resultaten 2009-2010 Eerste bevindingen 1/12/211 Onderwerpen Masterclass NKG 13 januari 211 Derk van Balen (derk.vanbalen@wur.nl) Proefopzet BASIS Resultaten 2921 Eerste bevindingen Veranderingen en uitdagingen Meer bodembedekking, gbm overwinteren,

Nadere informatie

Wintertarwe Zuid-Nederland

Wintertarwe Zuid-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland 2013 Rasadvies Raseigenschappen Opbrengstgegevens Teeltmaatregelen groei door kennis Rassenkeuze Om een goede financiële opbrengst te realiseren is het goed om een

Nadere informatie

Rassengids

Rassengids Rassengids 2016-2017 Wintertarwe Benchmark Nieuw Benchmark is een nieuw ras dat in september 2015 is opgenomen op de Nederlandse Aanbevelende Rassenlijst. Benchmark is de nieuwe standaard in opbrengst.

Nadere informatie

14684~ - q-20 ERVARINGEN MET MECHANISCHE ONKRUIDBE- BESTRIJDING OP HET GROOTLANDBOUWBE- DRIJF IN 1981 N.F Abw. IJSSELMkiHPOLDQRS.

14684~ - q-20 ERVARINGEN MET MECHANISCHE ONKRUIDBE- BESTRIJDING OP HET GROOTLANDBOUWBE- DRIJF IN 1981 N.F Abw. IJSSELMkiHPOLDQRS. BIBLIOTHEEK RIJKSDIENST VOOR O@ IJSSELMkiHPOLDQRS W E R K D O C U M E N T ERVARINGEN MET MECHANISCHE ONKRUIDBE- BESTRIJDING OP HET GROOTLANDBOUWBE- DRIJF IN 1981 door N.F. de jong / r ' ' 14684 1981-293

Nadere informatie

Vanggewas na maïs. Verplichting Aandachtspunten. VAB Maarsbergen, 4 april Bert Knegtering

Vanggewas na maïs. Verplichting Aandachtspunten. VAB Maarsbergen, 4 april Bert Knegtering Vanggewas na maïs Verplichting 2019 Aandachtspunten VAB Maarsbergen, 4 april 2019 Bert Knegtering Vanggewas na maïs Vanaf 2019 is er een verschil in de inzaaidatum voor vanggewassen die direct na de oogst

Nadere informatie

Watertekort en wateroverschot op hetzelfde bedrijf

Watertekort en wateroverschot op hetzelfde bedrijf Watertekort en wateroverschot op hetzelfde bedrijf Hoe een graszodenbedrijf met een te droog deel en een te nat deel zijn problemen oplost Foto Waterschap Limburg Korte introductie Leon Steenbergen heeft

Nadere informatie

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland

Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Midden-Nederland 2015 groei door kennis Rassenkeuze Het juiste tarweras zaaien is een sleutelfactor voor het realiseren van een goede financiële opbrengst. Hieronder een aantal

Nadere informatie

Bijeenkomst Beheerconvenant Blauwzaam Lint. 10 december 2015. Presentatie Wageningen UR

Bijeenkomst Beheerconvenant Blauwzaam Lint. 10 december 2015. Presentatie Wageningen UR Bijeenkomst Beheerconvenant Blauwzaam Lint 10 december 2015 Presentatie Wageningen UR Meedenksessie kansen voor duurzaam beheer Parallel aan de totstandkoming van het beheerconvenant heeft Blauwzaam via

Nadere informatie

Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas. onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas. onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Gezonde bodem, precisielandbouw & weerbaar gewas onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten Doel van project Door middel van beperkte eerste ervaringen in een project waarin boomkwekers

Nadere informatie

Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland

Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland Rassenadvies Wintertarwe Zuid-Nederland 2015 groei door kennis Rassenkeuze Het juiste tarweras zaaien is een sleutelfactor voor het realiseren van een goede financiële opbrengst. Hieronder een aantal aandachtspunten

Nadere informatie

Lesbrief Cumela PSO. naam: Klas:

Lesbrief Cumela PSO. naam: Klas: Lesbrief Cumela PSO naam: Klas: 1. Je komt vast weleens op het sportpark. Daar heb je natuurlijk alleen oog voor de bal Maar weet je ook hoe sportvelden aangelegd en onderhouden worden? Hieronder staan

Nadere informatie