Belangrijke informatie Groot risico op letsel. Instructieboek DC16 PDE Industriemotor nl-nl

Transcriptie

1 Belangrijke informatie Groot risico op letsel Bij werkzaamheden aan de motor, bijvoorbeeld bij het afstellen van aandrijfriemen en de koppeling of het verversen van de olie, is het belangrijk om de motor niet te starten. De motor kan beschadigd worden, maar bovenal bestaat een groot risico op letsel. Derhalve moet altijd het startsysteem geblokkeerd worden of een accukabel worden losgemaakt voordat er werkzaamheden aan de motor worden uitgevoerd. Dit is vooral belangrijk als de motor op afstand of automatisch kan worden gestart. WAARSCHUWING! Dit waarschuwingssymbool en de bijbehorende tekst vindt u naast de onderhoudspunten waarbij het uitermate belangrijk is aan het risico op letsel te denken. Instructieboek DC16 PDE Industriemotor nl-nl Uitgave 4.0

2 Begin van garantie Inleiding Certificatie Vermogensklassen Milieu en veiligheid Milieuverantwoordelijkheid Veiligheid Waarschuwingen en adviezen Plaatje met motorgegevens Componentidentificatie Starten en draaien Controles vóór eerste start Controles vóór draaien Motor starten Draaien Motoruitschakeling Controles na draaien Onderhoud Motoren met weinig bedrijfsuren Onderhoudsinterval Smeersysteem Oliespecificatie Olie-analyse Oliepeil controleren Olie verversen Maximale hellingshoeken in bedrijf Centrifugaalreiniger reinigen Werking controleren centrifugaalreiniger Oliefilter vervangen Luchtreiniger Vacuümindicator aflezen Filterelement vervangen Beschermfilter vervangen Koelsysteem Koelvloeistof Koelvloeistofpeil controleren Antivries of roestwerend middel in koelvloeistof controleren Koelvloeistof verversen en koelsysteem reinigen 40 Brandstofsysteem Zuiverheidsnormen Brandstofpeil controleren Waterafscheidend voorfilter vervangen Brandstoffilter vervangen Brandstofsysteem ontluchten Diversen Aandrijfriem controleren Op lekkage controleren Klepspeling en pompverstuivers controleren en afstellen Kwaliteitseisen voor brandstof Diesel Gebruik van brandstofolie in noodgenerators 64 Biodiesel (FAME) Motor voorbereiden op opslag Conserverende producten Voorbereidingen voor opslag Technische gegevens Algemene gegevens Smeersysteem Inlaatsysteem Koelsysteem Brandstofsysteem Elektrisch systeem Scania Assistance OPM 310 nl-nl 2

3 Begin van garantie Begin van garantie Hoe meer we weten over u, uw bedrijf en uw apparatuur, des te doeltreffender we onze diensten aan u kunnen aanpassen. Als u een nieuwe Scania motor in gebruik neemt, dient u het rapport Begin van garantie onmiddellijk naar ons te versturen. We moeten eenvoudigweg alle details over motoreigendom enz. registreren, zodat we controles voor u kunnen uitvoeren. U kunt de begindatum van de garantie rapporteren op de Scania website: N.B.: Als u niet het garantierapport verzendt, is de motor niet gedekt door de bijbehorende Scania-garantie. Vul hieronder tevens de informatie in die u op het garantierapport aangeeft. Deze gegevens kunnen bijvoorbeeld contact met een werkplaats vereenvoudigen. Het motorserienummer bevindt zich op het motorplaatje en is tevens ingegraveerd op het cilinderblok. Motorserienummer (bijv ) Identificatie nummer van het schip (bijvoorbeeld MMSI of IMO ) Datum ingebruikname (jjjj-mm-dd) Bedrijfsnaam Contactpersoon Telefoonnummer adres Adres Postcode Plaats/Stad Staat/Provincie Land OPM 310 nl-nl 3

4 Inleiding Inleiding In deze handleiding wordt de werking en het onderhoud beschreven van Scania industriemotoren. De motoren zijn direct ingespoten, vloeistofgekoelde, 4-takt dieselmotoren met turbocompressor. De motoren zijn beschikbaar met verschillende uitgangsvermogen- en motortoerentalinstellingen. Het motorvermogen voor de bestelde motor staat aangegeven op een plaatje op de motorregeleenheid. N.B.: In het Instructieboek worden alleen standaard componenten beschreven. Informatie over speciale uitrusting is opgenomen in de instructies van de diverse fabrikanten. Denk aan het volgende voor maximale prestaties en de langste levensduur van de motor: Lees het Instructieboek voor het gebruik van de motor. Zelfs regelmatige gebruikers van Scania-motoren halen nieuwe informatie uit de Handleiding. Volg altijd de onderhoudsinstructies. Lees het hoofdstuk over veiligheid zorgvuldig. Leer uw motor kennen. zodat u weet wat hij kan en hoe hij werkt. Neem altijd contact op met een geautoriseerde Scania werkplaats voor onderhoud en reparaties. De informatie in dit handboek was correct bij het ter perse gaan. Scania behoudt zich het recht voor om wijzigingen zonder voorafgaande kennisgeving te maken. N.B.: Gebruik altijd Scania-reserveonderdelen voor onderhoud en reparatie. Certificatie BELANGRIJK! Onderhoud moet worden uitgevoerd volgens de instructies in dit Instructieboek, zodat Scania kan garanderen dat de motor overeenkomt met de gecertificeerde configuratie en de verantwoordelijkheid kan nemen voor schade en letsel. Een emissiegecertificeerde motor voldoet aan de emissievereisten voor een bepaald toepassingsgebied. Op iedere emissiegecertificeerde motor is een label aangebracht met daarop de vereisten waaraan de motor voldoet. Scania garandeert dat dergelijke motoren voldoen aan de emissievereisten voor het toepassingsgebied waarvoor de certificatie geldt. Het volgende is nodig, zodat de gecertificeerde motor na onderhoud voldoet aan de emissievereisten. Onderhoud moet worden uitgevoerd volgens de instructies in dit Instructieboek. Onderhoud en reparatie van inspuitapparatuur moeten worden uitgevoerd door een erkende Scania werkplaats. De motor mag alleen worden aangepast met uitrusting die door Scania is goedgekeurd. Verzegelingen mogen alleen worden gebroken en instelgegevens mogen alleen worden gewijzigd na toestemming van Scania. Aanpassingen mogen uitsluitend worden uitgevoerd door bevoegde monteurs. Aanpassingen betreffende de uitlaat- en inlaatsystemen moeten worden goedgekeurd door Scania. In andere gevallen gelden de instructies in het Instructieboek voor de werking en onderhoud van de motor. Volg de veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's. OPM 310 nl-nl 4

5 Vermogensklassen Vermogensklassen Scania levert motoren in 5 verschillende vermogensklassen: ICFN, Continuous Service: Bedoeld voor continu gebruik en een onbeperkt aantal bedrijfsuren per jaar met een totale belastingsfactor van 100%. IFN, Intermittent Service: Bedoeld voor periodiek gebruik, waarbij het nominale vermogen beschikbaar is gedurende één uur per periode van drie uur. De totale belastingsfactor mag niet hoger zijn dan 80% van het berekende vermogen. Onbeperkt aantal bedrijfsuren per jaar. PRP, Prime Power: Bedoeld voor continu gebruik en een onbeperkt aantal bedrijfsuren met variërende belasting. De gemiddelde beladingsfactor mag niet meer bedragen dan 70% van het nominale vermogen in een periode van 24 uur. Geaccumuleerde overbelasting 110% gedurende één uur per periode van 12 uur. Deze vermogensklasse geldt voor single-speed motoren. COP, Continuous Power: Bedoeld voor continu gebruik met een vaste belasting en een onbeperkt aantal bedrijfsuren. ESP, Emergency Standby Power: Bedoeld voor gebruik met variërende belasting gedurende maximaal 200 uur per jaar. Kan niet worden overbelast. De gemiddelde beladingsfactor mag niet meer bedragen dan 70% van het nominale vermogen in een periode van 24 uur. ESP-motoren zijn bedoeld voor het gebruik als reservegenerator in de efficiënte elektriciteitsnetwerken in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland, Japan en Taiwan. In andere gebieden wordt PRP aanbevolen voor back-up voeding. De motorserienummers en vermogensklassen voor de motoren die in deze installatie worden gebruikt, moeten hieronder vermeld worden: U kunt de vermogensklasse van uw motor vinden op het gegevensblad motortype op de website van Scania, Motorserienummer: Motortype: Motorvermogen: kw bij omw/min ICFN, Continuous service IFN, Intermittent service PRP, Prime power COP, Continuous Power ESP, Maximum stand-by power OPM 310 nl-nl 5

6 Milieu en veiligheid Milieu en veiligheid Milieuverantwoordelijkheid Scania ontwikkelt en produceert motoren die zo milieuvriendelijk mogelijk zijn. Scania heeft aanzienlijk geïnvesteerd in de reductie van schadelijke uitlaatgassen om te kunnen voldoen aan de geldende milieuvereisten op bijna iedere markt. Tegelijkertijd blijft een hoog prestatieniveau en een zuinig gebruik behouden voor Scania motoren. Om deze punten te behouden gedurende de gehele levensduur van de motor moet de gebruiker de instructies volgen over draaien, onderhoud, brandstof en smeerolie zoals aangegeven in de handleiding. Bij andere ingevoerde groene initiatieven moet worden gezorgd dat na onderhoud en reparatie afval die schadelijk is voor het milieu (bijvoorbeeld olie, brandstof, koelvloeistof, filters en accu's) moet worden weggegooid in overeenstemming met de geldende milieuvereisten. Veiligheid De volgende pagina's bevatten een samenvatting van de te volgen veiligheidsmaatregelen bij het bedienen en onderhouden van Scania motoren. De vergelijkbare tekst kan tevens worden gevonden onder het betreffende onderhoudspunt. Volg de instructies in de waarschuwingen en adviezen om schade aan de motor te voorkomen en te zorgen dat deze optimaal draait. Indien de isntructies niet worden opgevolgd, is de garantie mogelijk niet meer geldig. Verschillende typen adviezen Waarschuwing! All adviezen voorafgegaan door het woord Waarschuwing! zijn zeer belangrijk. Er wordt gewaarschuwd voor ernstige storingen en een incorrecte werking die kunnen leiden tot letsel. Voorbeeld: WAARSCHUWING! Blokkeer het startsysteem wanneer er aan de motor wordt gewerkt. Als de motor onverwacht wordt gestart, dan bestaat een groot risico op letsel. Belangrijk! Adviezen voorafgegaan door het woord Belangrijk! waarschuwen voor storingen en een incorrecte werking die kunnen leiden tot beschadigde uitrusting. Voorbeeld: BELANGRIJK! Een te hoge koelvloeistoftemperatuur kan leiden tot schade aan de motor. Opmerking: Adviezen voorafgegaan door N.B.: Raadpleeg informatie die van belang is om te zorgen voor de beste werking en functionaliteit. Voorbeeld: N.B.: Wacht minstens 7 minuten voordat u het oliepeil controleert. OPM 310 nl-nl 6

7 Milieu en veiligheid Milieu Dit Instructieboek bevat speciaal gemarkeerde tekst met instructies voor het beschermen van het milieu tijdens onderhoud. Voorbeeld: Omgeving Gebruik een geschikte opvangbak. De verzamelde brandstof moet volgens de nationale en internationale wetgeving worden afgevoerd. Waarschuwingen en adviezen Roken Roken is verboden WAARSCHUWING! in de buurt van brandbaar of explosief materiaal (brandstof, oliën, accu's, chemicaliën, etc.) tijdens tanken en in de buurt van het tankstation tijdens werkzaamheden aan het brandstofsysteem Veiligheidsmaatregelen voor draaien van de motor Dagelijks onderhoud Voer altijd een visuele inspectie uit van de motor en de motorruimte alvorens de motor te starten of nadat de motor is afgezet na de bediening. Via dit onderhoud dient brandstof-, olie- of koelvloeistoflekkage te worden geconstateerd of andere zaken die om corrigerende maatregelen vragen. Brandstof WAARSCHUWING! De incorrecte brandstofkwaliteit kan leiden tot onherstelbare schade of blokkeringen, waardoor het inspuitsysteem defect raakt. Dit kan weer leiden tot schade aan de motor en mogelijk letsel. VEREISTE Gebruik alleen brandstof die voldoet aan de eisen in het hoofdstuk Kwaliteitseisen voor brandstof. Tanken WAARSCHUWING! Tijdens het tanken bestaat brand- en explosiegevaar. De motor moet worden afgezet en roken is verboden. Vul nooit te veel brandstof in de tank bij, omdat brandstof ruimte nodig heeft om uit te zetten. Zorg dat de tankdop volledig is gesloten. Schadelijke gassen WAARSCHUWING! Start de motor alleen in een goed geventileerde ruimte. De uitlaatgassen bevatten koolmonoxide en stikstofoxiden (beide giftig). Bij het bedienen van de motor in een afgesloten ruimte moet een effectief apparaat aanwezig zijn voor afzuiging van uitlaatgassen en cartergassen. OPM 310 nl-nl 7

8 Milieu en veiligheid Contactslot BELANGRIJK! Als het instrumentenpaneel niet is uitgerust met een contactslot, dan moet de motorruimte worden vergrendeld om starten van de motor door onbevoegden te voorkomen. Er kan tevens een vergrendelbare hoofdschakelaar of een accuhoofdschakelaar worden gebruikt. Startgas WAARSCHUWING! Gebruik nooit startgas of vergelijkbare producten om de motor te starten. Dit kan leiden tot een explosie in het inlaatspruitstuk en mogelijk letsel. Draaien WAARSCHUWING! De motor mag niet draaien in omgevingen met explosiegevaar, omdat alle elektrische of mechanische onderdelen vonken kunnen genereren. Het naderen van een draaiende motor breng altijd een veiligheidsrisico met zich mee. Lichaamsdelen, kleren of gevallen gereedschappen kunnen klem raken in draaiende onderdelen zoals de ventilator en letsel veroorzaken. Voor de persoonlijke veiligheid moeten alle draaiende onderdelen en hete oppervlakken worden uitgerust met beschermingen. Veiligheidsmaatregelen voor materiaalhantering Brandstof en smeerolie WAARSCHUWING! Alle brandstoffen en smeermiddelen en een groot aantal chemicaliën zijn brandbaar. Volg altijd de instructies op de betreffende verpakking. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij een koude motor. Brandstoflekkage en morsen op hete oppervlakken kan brand veroorzaken. Sla gebruikte doeken en andere brandbare materialen veilig op om spontane ontbranding te voorkomen. Accu's WAARSCHUWING! De accu's bevatten en vormen knalgas, vooral tijdens het laden. Knalgas is brandbaar en zeer explosief. Roken, open vuur of vonken in de buurt van de accu's of de accuruimte is verboden. Incorrect aansluiten van een accukabel of een verbindingskabel kan leiden tot een vonk, waardoor de accu kan exploderen. OPM 310 nl-nl 8

9 Milieu en veiligheid Chemicaliën WAARSCHUWING! De meeste chemicaliën zoals glycol, roestwerende middelen, conserverende oliën en ontvettingsmiddelen zijn gevaarlijk voor de gezondheid. Sommige chemicaliën zijn tevens brandbaar: bijvoorbeeld conserverende olie. Volg altijd de veiligheidsvoorschriften op de verpakking. Sla chemicaliën en andere materialen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid op in goedgekeurde, duidelijk gemarkeerde containers op en bewaar deze op een plek die ontoegankelijk is voor onbevoegden. Omgeving Resten van en gebruikte chemicaliën moeten volgens de nationale en internationale wetgeving worden afgevoerd. Veiligheidsmaatregelen voor onderhoud Motor uitschakelen WAARSCHUWING! Werkzaamheden aan een draaiende motor brengen altijd een veiligheidsrisico met zich mee. Lichaamsdelen, kleren of gevallen gereedschappen kunnen klem raken in draaiende onderdelen en letsel veroorzaken. Schakel de motor altijd uit alvorens onderhoud uit te voeren (tenzij anders aangegeven). Zorg dat de motor niet kan worden gestart: Verwijder contactsleutels of onderbreek de voeding met behulp van de hoofdschakelaar of accuhoofdschakelaar en bewaar de sleutels achter slot en grendel. Bevestig een waarschuwingsplaat op de juiste plek waarop staat vermeld dat werkzaamheden worden uitgevoerd aan de motor. Hete oppervlakken en vloeistoffen WAARSCHUWING! Er is altijd kans op brandwonden bij een hete motor. Zeer hete onderdelen zijn motorspuitstukken, turbocompressors, oliecarters en hete koelvloeistof en olie in leidingen en slangen. OPM 310 nl-nl 9

10 Milieu en veiligheid Smeersysteem WAARSCHUWING! Hete olie kan brandwonden en huidirritatie veroorzaken. Draag werkhandschoenen en een veiligheidsbril bij het verversen van hete olie. Zorg dat er geen druk in het smeersysteem aanwezig is voordat er werkzaamheden hieraan worden uitgevoerd. Zorg ervoor dat de olievuldop is aangebracht bij het starten en draaien om te voorkomen dat olie ontsnapt. Omgeving Gebruikte olie moet volgens de nationale en internationale wetgeving worden afgevoerd. Koelsysteem WAARSCHUWING! Open de vuldop van het expansievat nooit als de motor heet is. Er kunnen hete koelvloeistof en stoom naar buiten spuiten en brandwonden veroorzaken. Als de dop geopend moet worden, doe dit dan langzaam om de druk af te laten voordat de dop wordt verwijderd. Draag beschermende handschoenen, want de koelvloeistof is nog steeds erg heet. Brandstofsysteem WAARSCHUWING! Onderhoud en reparatie van inspuitapparatuur moeten worden uitgevoerd door een erkende Scania werkplaats. Gebruik altijd Scania reserveonderdelen voor het brandstofsysteem en de elektrische systemen. Scania reserveonderdelen zijn ontworpen om de kans op brand en explosie te verkleinen. Omgeving Gebruik een geschikte opvangbak. De verzamelde brandstof moet volgens de nationale en internationale wetgeving worden afgevoerd. Elektrisch systeem WAARSCHUWING! Schakel de motor en de voeding uit door de elektrische kabels naar de accu te ontkoppelen. Externe voedingen naar extra uitrusting op de motor moeten tevens worden ontkoppeld. Gebruik altijd Scania reserveonderdelen voor het brandstofsysteem en de elektrische systemen. Scania reserveonderdelen zijn ontworpen om de kans op brand en explosie te verkleinen. Omgeving Gebruikte koelvloeistof moet volgens de nationale en internationale wetgeving worden afgevoerd. OPM 310 nl-nl 10

11 Milieu en veiligheid Elektrisch lassen Vóór het starten WAARSCHUWING! Tijdens het uitvoeren van laswerkzaamheden aan en in de buurt van de motor moeten de accu en de dynamokabels worden ontkoppeld. Verwijder tevens de multistekkers voor de motorregeleenheid. Sluit de lasklem in de buurt aan van de te lassen component. De lasklem mag niet worden aangesloten op de motor of zodanig worden aangesloten dat stroom door een lager loopt. WAARSCHUWING! Zorg dat alle beschermingen zijn aangebracht alvorens de motor te starten. Zorg dat gereedschappen of andere voorwerpen niet zijn achtergelaten op de motor. Het luchtfilter moet worden aangebracht alvorens de motor te starten. Gebeurt dit niet, dan bestaat de kans dat voorwerpen in de compressorrotor worden gezogen of dat letsel ontstaat indien contact wordt gemaakt met het luchtfilter. Na de laswerkzaamheden: 1. Sluit de dynamo- en motorregeleenheidkabels aan. 2. Sluit de accu s aan. Accu's WAARSCHUWING! De accu's bevatten zeer bijtend zwavelzuur. Bescherm ogen, huid, en kleren tijdens het laden of hanteren van accu's. Draag beschermende handschoenen en een veiligheidsbril. Als zwavelzuur in contact komt met de huid: Wassen met zeep en ruim water. Contact met de ogen: Spoel onmiddellijk met veel water en raadpleeg een arts. Omgeving Gebruikte accu's moeten volgens de nationale en internationale wetgeving worden afgevoerd. OPM 310 nl-nl 11

12 Plaatje met motorgegevens Plaatje met motorgegevens Het plaatje met motorgegevens geeft het motortype, de inhoud en de toepassingen aan in de vorm van een code. Het geeft tevens het vermogensbereik en het nominale motortoerental van het motortype aan. De EU-typegoedkeuring van de motor voor uitlaatgassen staat aangegeven onder Output (indien van toepassing). Het motorvermogen wordt aangegeven op een plaatje dat is aangebracht op de motorregeleenheid. Het motorserienummer is aangebracht op de bovenzijde van het cilinderblok (rechtsvoor). Voorbeeld: DC16 071A DC Dieselmotor met drukvulling voorzien van luchtgekoelde tussenkoeler. 16 Cilinderinhoud in hele dm Prestatie- en certificaatcode. De code geeft samen met de toepassingscode het normale bruto motorvermogen aan. A Code voor toepassing. "A" betekent algemeen industrieel gebruik. Made by Type Engine No DC16 074A Output kw 2100 r pm. Output. kw r pm Voorbeeld van een plaatje met motorgegevens OPM 310 nl-nl 12

13 Componentidentificatie Componentidentificatie De afbeeldingen tonen een normale uitvoering van een DC16 motor. De bestelde motor kan over verschillende uitrusting beschikken. 1. Handpomp voor brandstof. 2. Brandstoffilter. 3. Oliefilter. 4. Olievulopening. 5. Motorregeleenheid. 6. Centrifugaalreiniger. 7. Motorplaatje en motorserienummer, ingeslagen op het cilinderblok. 8. Olieplug. 9. Oliepeilstok. 10. Nippels voor het aftappen en vullen van koelvloeistof (1 aan elke kant). Opmerking: Het waterafscheidend voorfilter voor de brandstof is aangebracht tussen de brandstoftank en de motor OPM 310 nl-nl 13

14 Starten en draaien Starten en draaien Controles vóór eerste start Voordat de motor voor de eerste keer wordt gestart, moeten de onderhoudspunten onder Eerste start in het Onderhoudsschema worden uitgevoerd. Controleer het volgende aan (zie ook Onderhoudsinterval): Oliepeil. Koelvloeistof. Brandstofpeil. Vloeistofpeil in accu's. Laadtoestand van de accu. Staat van de aandrijfriem. Controles vóór draaien Voer dagelijks onderhoud uit zoals beschreven in het onderhoudsschema voor de werking. Zie Onderhoudsinterval. Motor starten WAARSCHUWING! Gebruik nooit startgas of vergelijkbare producten om de motor te starten. Dit kan leiden tot een explosie in het inlaatspruitstuk en mogelijk letsel. Start de motor alleen in een goed geventileerde ruimte. Bij het bedienen van de motor in een afgesloten ruimte moet er effectieve apparaten aanwezig zijn voor afzuiging van uitlaatgassen en cartergassen. Uit milieu-overwegingen is de Scania motor ontwikkeld voor starten met een lage brandstoftoevoer. Het gebruik van onnodig grote brandstofhoeveelheden tijdens het starten van de motor leidt altijd tot uitstoot van onverbrande brandstof. 1. Open de brandstofafsluiter (indien aangebracht). 2. Schakel de motor uit. 3. Als de motor over een accuhoofdschakelaar beschikt: Schakel de stroom in door de accuhoofdschakelaar aan te zetten. 4. Start de motor. Als de brandstoftank is leeggereden of de motor lange tijd niet is gebruikt, ontlucht dan het brandstofsysteem. Zie het gedeelte Brandstofsysteem ontluchten. Starten bij lage temperaturen en grote hoogten Houd rekening met de plaatselijke milieuvereisten. Gebruik een brandstofverwarmer en een motorverwarmer om startproblemen en witte rook te voorkomen. Scania raadt aan dat een motorverwarming moet worden gebruikt wanneer de motor wordt gebruikt bij temperaturen lager dan -10 C (14 F) of op een hoogte van meer dan meter. Een laag motortoerental en een gemiddelde belasting van een koude motor beperkt witte rook, leidt tot een betere verbranding en warmt de motor sneller op dan opwarmen zonder belasting. Voorkom dat de motor langer dan nodig draait bij onbelast toerental. BELANGRIJK! De startmotor mag per keer slechts tweemaal gedurende 30 seconden worden rondgedraaid. Daarna moet 5 minuten worden gewacht alvorens de volgende startpoging uit te voeren. OPM 310 nl-nl 14

15 Starten en draaien Draaien Controleer de instrumenten en de waarschuwingslampen regelmatig. Motortoerentalbereik Het werktoerentalbereik van de motor ligt tussen het lage onbelaste toerental en het nominale motortoerental. Het nominale motortoerental wordt aangeduid op het plaatje met motorgegevens. Het lage onbelaste toerental kan worden ingesteld tussen 500 en 975 omw/min. Een iets hoger motortoerental dan het nominale motortoerental treedt op bij lage of negatieve belasting. Noodloopprocedure Ingeval van een storing in de normale gasklepopening of als de CAN-communicatie wordt onderbroken, dan treedt de volgende noodrijprocedure in werking: Een storing bij CAN of de gasklepopening bij een variabel-toerental motor (signaalschakelaar en schakelaar onbelast toerental): De waarde van de gasklepopening is 0% en de motor draait op normaal onbelast toerental. De waarde van de gasklepopening is 0% en de motor draait op verhoogd onbelast toerental (750 omw/min) wanneer deze functie is geactiveerd. CAN-storing: Gebruik op grote hoogte Bij gebruik op grote hoogte neemt het motorvermogen automatisch af als gevolg van het lage zuurstofgehalte in de lucht. Het is dan niet mogelijk om de motor op maximaal vermogen te laten draaien. N.B.: Rijden op een hoogte van meer dan meter boven zeeniveau is alleen toegestaan als dit eerst door Scania is goedgekeurd. Koelvloeistoftemperatuur BELANGRIJK! Een te hoge koelvloeistoftemperatuur kan leiden tot schade aan de motor. De normale koelvloeistoftemperatuur tijdens de werking is 90 tot 95 C (194 tot 203 F). De alarmniveaus worden ingesteld in de motorregeleenheid. De standaard instelling voor de laagste en hoogste grenswaarden voor hoge koelvloeistoftemperatuur is 95 C (203 F) en 105 C (221 F). De volgende functie is standaard als alarm voor een hoge koelvloeistoftemperatuur: Alarm en koppelreductie bij laagste grenswaarde. De motor wordt uitgeschakeld wanneer de motoruitschakeling is geactiveerd. OPM 310 nl-nl 15

16 Starten en draaien Afhankelijk van de motorconfiguratie zijn de volgende alarmfuncties wellicht beschikbaar: Alleen alarm. Alarm en motoruitschakeling bij hoogste grenswaarde. Alarm en koppelreductie bij laagste grenswaarde en motoruitschakeling bij hoogste grenswaarde. Alarm en motoruitschakeling bij hoogste grenswaarde met mogelijkheid van overnameregeling bij motoruitschakeling. Alarm en koppelreductie bij laagste grenswaarde en motoruitschakeling bij hoogste grenswaarde met de mogelijkheid van overnameregeling motoruitschakeling. Als de motor gedurende langere perioden onder extreem lichte belasting draait, dan kan het lastig zijn de koelvloeistoftemperatuur aan te houden. Bij een verhoogde belasting stijgt de koelvloeistoftemperatuur tot de normale waarde. Oliedruk De normale oliedruk tijdens de werking is 3-6 bar (43,5-87 psi). De laagst toegestane oliedruk bij stationair draaien is 0,7 bar (10,2 psi). Het motorregelsysteem geeft een alarm af op de volgende niveaus: Bij een motortoerental lager dan omw/ min en een oliedruk lager dan 0,7 bar (10,2 psi). Bij een motortoerental hoger dan omw/ min en een oliedruk lager dan 2,5 bar (36,3 psi) gedurende meer dan 3 seconden. Het alarm incorrecte oliedruk heeft de volgende functies: Alleen alarm. Alarm en koppelreductie met 30%. Alarm en motoruitschakeling. Alarm en motoruitschakeling overnameregeling. N.B.: Een hoge oliedruk (meer dan 6 bar/87 psi) is normaal tijdens het starten van een koude motor. Laadcontrolelamp Als de lamp gaat branden tijdens de bediening: Controleer de aandrijfriem van de dynamo en stel deze af volgens de instructies in het gedeelte Aandrijfriem controleren. Als de laadcontrolelamp blijft branden, dan kan dit worden veroorzaakt door een dynamostoring of een storing in het elektrische systeem. Riemdistributie Wanneer de riemdistributie nieuw is, is wellicht een piepend geluid hoorbaar tijdens de werking. Het geluid is normaal en verdwijnt na bedrijfsuren. Het geluid is niet van invloed op de levensduur van de riemdistributie. OPM 310 nl-nl 16

17 Starten en draaien Motoruitschakeling Controles na draaien BELANGRIJK! De kans op nakoken van de koelvloeistof en schade aan de turbocompressor is aanwezig wanneer de motor wordt uitgeschakeld zonder koeling. De voeding mag niet worden uitgeschakeld voordat de motor is gestopt. N.B.: De accuspanning moet enkele seconden nadat de 15-spanning is uitgeschakeld ingeschakeld blijven, zodat de regeleenheden de waarden kunnen opslaan en kunnen schakelen naar de standbymodus. 10 incorrecte motoruitschakelingen zorgen voor een koppelreductie (70% van de brandstofhoeveelheid). Reset de motor door deze eenmaal correct uit te schakelen. 1. Laat de motor zonder belasting enkele minuten draaien wanneer deze continu heeft gedraaid onder zware belasting. 2. Schakel de motor uit. WAARSCHUWING! Blokkeer het startsysteem wanneer er aan de motor wordt gewerkt. Als de motor onverwacht wordt gestart, dan bestaat een groot risico op letsel. Er is altijd kans op brandwonden bij een hete motor. Zeer hete onderdelen zijn motorspuitstukken, turbocompressors, oliecarters en hete koelvloeistof en olie in leidingen en slangen. BELANGRIJK! Controleer het koelvloeistofpeil na de eerste start Vul zo nodig koelvloeistof bij. 1. Controleer of de voedingsspanning is onderbroken. 2. Vul de brandstoftank bij. Zorg dat de vuldop en het gebied rond de vulopening schoon zijn om verontreiniging van de brandstof te voorkomen. 3. Als de kans op bevriezing bestaat, moet het koelsysteem genoeg glycol bevatten. Zie het gedeelte Koelvloeistofweerstand tegen kou. 4. Als de temperatuur lager is dan 0 C: Bereid de volgende start voor door de motorverwarming (indien hiermee uitgerust) aan te sluiten. OPM 310 nl-nl 17

18 Onderhoud Onderhoud Het onderhoudsprogramma omvat een aantal punten die in de volgende onderdelen zijn onderverdeeld: Smeersysteem. Luchtreiniger. Koelsysteem. Brandstofsysteem. Overige. WAARSCHUWING! BELANGRIJK! Bij aflevering is een Scania geoptimaliseerd voor de betreffende toepassing. Regelmatig onderhoud is echter nodig om: ongeplande stilstand te voorkomen de levensduur van de motor te verlengen de emissieprestaties van de motor op de lange termijn te maximaliseren een zo gunstig mogelijk brandstofverbruik te waarborgen. Blokkeer het startsysteem wanneer er aan de motor wordt gewerkt. Als de motor onverwacht wordt gestart, dan bestaat een groot risico op letsel. Er is altijd kans op brandwonden bij een hete motor. Zeer hete onderdelen zijn motorspuitstukken, turbocompressors, oliecarters en hete koelvloeistof en olie in leidingen en slangen. Het onderhoudsprogramma bevat het volgende: S-onderhoud: Minimum basisonderhoud. M-onderhoud: Uitgebreider onderhoud. L-onderhoud: Praktisch alle onderhoudspunten. XL-onderhoud: Alle onderhoudspunten. Tijdens een periode is de volgorde S-M-S-L-S- M-S-L-S-M-S-XL. S M S L S M S L S M S XL OPM 310 nl-nl 18

19 Onderhoud Motoren met weinig bedrijfsuren BELANGRIJK! Bij motoren met weinig bedrijfsuren moet onderhoud jaarlijks of iedere 5 jaar worden uitgevoerd. Noodgenerators en dergelijke die niet regelmatig worden gebruikt, moeten testdraaien en worden gecontroleerd volgens de instructies van de fabrikant. De volgende onderhoudspunten moeten worden uitgevoerd wanneer de motor op bedrijfstemperatuur is. 1. Oliepeil controleren. 2. Koelvloeistofpeil controleren. 3. Vacuümindicator controleren. 4. Brandstofpeil controleren. 5. Op motorlekkages controleren. OPM 310 nl-nl 19

20 Onderhoud Onderhoudsinterval Dagelijks Eerste keer bij Interval (uur) Minimaal eerste jaar- iedere start R Z M L XL lijks 5 jaar Smeersysteem Oliepeil controleren X X Olie verversen X X X X X X Centrifugaalreiniger reinigen X X X X X X Oliefilter vervangen X X X X X X Luchtreiniger Vacuümindicator aflezen X X X X X X Filterelement vervangen X X X Beschermfilter vervangen X X X Koelsysteem Koelvloeistofpeil controleren X X X X X X X Antivries of roestwerend middel in koelvloeistof controleren X X X X Koelvloeistof verversen en koelsysteem reinigen X X Brandstofsysteem Brandstofpeil controleren. X X Brandstoffilters vervangen X X X X Diversen Aandrijfriem controleren X X X X X Op lekkage controleren X X X X X X Klepspeling en pompverstuivers controleren en afstellen X X X OPM 310 nl-nl 20

21 Smeersysteem Smeersysteem Oliespecificatie Scania LDF staat voor de Scania Long Drain Field teststandaard. Scania LDF-olie is zorgvuldig geselecteerd na uitgebreide tests. De goedkeuring wordt alleen gegeven aan olie van de hoogste kwaliteit op de markt. Aanbevolen motorolie Scania Oil LDF-3 Scania Oil LDF-2 Scania Oil LDF Scania Oil E7 De motorolie moet aan de volgende kwaliteitseisen voldoen: ACEA E5/API CI-4. ACEA E7/API CI-4 +. Voor motoren die niet op brandstof met een laag zwavelgehalte draaien, moet het TBN (Total Base Number, base-getal) minimaal 12 (ASTM D2896) zijn. Olie met een laag asgehalte (ACEA E9/API CJ4) wordt niet aanbevolen. Controleer bij uw olieleverancier dat de olie aan deze voorwaarden voldoet. Als de motor wordt gebruikt in delen van de wereld waar motorolie met classificatie ACEA of API niet beschikbaar is, moet de oliekwaliteit in bedrijf gemeten worden. Neem in dit geval contact op met de dichtstbijzijnde Scania werkplaats. Voor bedrijf bij zeer lage buitentemperatuur: Neem contact op met uw Scania vertegenwoordiger voor informatie over het voorkomen van startproblemen. Viscositeitsklasse Buitentemperatuur SAE 20W C (5 F) C (30,00 C) SAE C (-10,00 C) C (30,00 C) SAE 40-5 C (23 F) C (113 F) SAE 50 0 C (32 F) C (113 F) SAE 5W-30 < -40 C (-40 F) C (30,00 C) SAE 10W C (-13 F) C (30,00 C) SAE 15W C (-4 F) C (113 F) OPM 310 nl-nl 21

22 Smeersysteem Labels oliekwaliteit Tijdens het vervangen van olie moet de correcte motoroliekwaliteit worden gebruikt. De olievuldop moet daarom duidelijk worden gemarkeerd met een label voor de oliekwaliteit die vereist is. Als het label ontbreekt of de motoroliekwaliteit is gewijzigd, moet een nieuw label worden aangebracht Vullabel op cilinderblok Vullabel op kleppendeksel. Artikelen Oliespecificatie Kleur Artikelnr. Artikelnr. Label voor cilinderblok Label voor kleppendeksel Scania LDF-3 Rood Scania LDF-2 Blauw Scania LDF Grijs ACEA E7 Wit Scania Low Ash Groen Scania Bioethanol Zwart Scania BEO-2 Oranje ACEA E OPM 310 nl-nl 22

23 Smeersysteem Olie-analyse Voor het verlengen van de olieverversingsintervallen met behulp van een olie-analyse moet Scania LDF-2 en LDF-3 olie worden gebruikt. De meeste oliebedrijven bieden een analyse van de motorolie aan. Er moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan bij het verversen van de olie: Viscositeit bij 100 C (212 F): max. ± 20% van de originele waarde van de nieuwe olie. TBN (in overeenstemming met ASTM D4739):> 3,5. TBN (in overeenstemming met ASTM D4739): > TAN (in overeenstemming met ASTM D664). Roet (in overeenstemming met DIN 51452):< 3%. Bij een dergelijke analyse wordt het TBN (Total Base Number), het TAN (Total Acid Number, zuurgetal), de brandstofverdunning, het watergehalte, de viscositeit en de hoeveelheid roetdeeltjes in de olie gemeten. Een geschikt olievervangingsinterval wordt vastgesteld op basis van een aantal olie-analyses. Als de bedrijfsomstandigheden veranderen, moet een nieuwe reeks olie-analyses worden uitgevoerd om nieuwe olieverversingsintervallen vast te stellen. Oliepeil controleren 2 N.B.: Wacht minstens 7 minuten voordat u het oliepeil controleert. 1. Verwijder de oliepeilstok en controleer het oliepeil. Het correcte peil moet tussen de minimum- en maximummarkering op de oliepeilstok liggen. 2. Vul meer olie via de olievulopening bij wanneer het oliepeil gelijk aan of lager dan de minimummarkering is. Zie het gedeelte Oliespecificatie voor informatie over het correcte olietype OPM 310 nl-nl 23

24 Smeersysteem Olie verversen WAARSCHUWING! Hete olie kan brandwonden en huidirritatie veroorzaken. Draag werkhandschoenen en een veiligheidsbril bij het verversen van hete olie. Zorg dat er geen druk in het smeersysteem aanwezig is voordat de olie wordt vervangen. De olievuldop moet altijd zijn aangebracht bij het starten en laten draaien van de motor om te voorkomen dat er olie wegspuit. N.B.: Ververs olie vaker als de motor wordt blootgesteld aan een veeleisende situatie (bijvoorbeeld een stoffige omgeving of als afzettingen in de centrifugaalreiniger dikker zijn dan 28 mm (1,1 inch). Vervang het oliefilter en reinig de centrifugaalreiniger bij het verversen van de olie. Omgeving Oliehoeveelheid voor oliecarter met diepe voorzijde: Max. 40 liter. Max. 48 liter Gebruik een geschikte opvangbak. Gebruikte olie moet volgens de nationale en internationale wetgeving worden afgevoerd. 1. Draai de olieplug los en tap de olie af bij een hete motor. Bij bepaalde motoren wordt de olie naar buiten gepompt m.b.v. een lenspomp. Bij het aftappen via de klep moet de olie heet zijn. Er kan ook een pomp gebruikt worden. Hierdoor verloopt het aftappen sneller. 2. Maak de magneet op de olieplug schoon. 3. Breng de olieplug aan. 4. Vul met olie. 5. Controleer het peil op de oliepeilstok. Oliehoeveelheid voor laag oliecarter: Min. 29 liter. Max. 37 liter OPM 310 nl-nl 24

25 Smeersysteem Maximale hellingshoeken in bedrijf De maximale toegestane hellingshoeken in bedrijf verschillen, afhankelijk van het type oliecarter. Zie afbeelding OPM 310 nl-nl 25

26 Smeersysteem Centrifugaalreiniger reinigen Gereedschap Benaming Momentsleutel 2-20 Nm met verwisselbare ratelhandgreep Afbeelding WAARSCHUWING! De olie kan heet zijn. Verwijder het deksel voorzichtig van de centrifugaalreiniger N.B.: Gebruik bij onderhoud van de centrifugaalreiniger altijd originele Scania onderdelen. Dit zorgt ervoor dat de centrifugaalreiniger blijft werken. Tijdens het reinigen van de centrifugaalreiniger is er vuilafzetting in het rotordeksel aanwezig. Dit betekent dat de rotor werkt. Als het rotordeksel schoon is, m.a.w. de rotor niet werkt, moet de oorzaak onmiddellijk worden vastgesteld. Als de afzetting van vuil dikker is dan 28 mm (1,1 in) bij de aanbevolen onderhoudsintervallen, dan moet het rotordeksel frequenter worden gereinigd. 1. Verwijder de centrifugaalreiniger. 2. Maak het deksel schoon. Maak de moer los waarmee het buitenste deksel is bevestigd. 3. Laat de olie uit de rotor stromen. 4. Verwijder de rotor. Veeg de buitenzijde af. Haal de rotormoer los en draai de moer ongeveer 1,5 slag rond om het lager te beschermen. N.B.: Zorg ervoor dat de rotoras niet wordt beschadigd. x OPM 310 nl-nl 26

27 Smeersysteem 5. Wanneer de rotormoer moeilijk los is te krijgen, keert u de rotor ondersteboven en bevestigt u de rotormoer in een bankschroef. Draai de rotor handmatig 1,5 omwenteling naar links of gebruik een M20 moer (zie de afbeelding). M20 BELANGRIJK! Zet de rotor niet in een bankschroef. Sla nooit op het rotordeksel. Dit kan schade en onbalans veroorzaken. x Verwijder het rotordeksel door de rotor met beide handen vast te houden en de rotormoer tegen de tafel te tikken. Sla nooit direct op de rotor, omdat de lagers van de rotor dan beschadigd kunnen raken. 7. Verwijder de zeef van het rotordeksel. Als de zeef vastzit, steek dan een schroevendraaier tussen het rotordeksel en de zeef en wrik ze voorzichtig uit elkaar. OPM 310 nl-nl 27

28 Smeersysteem 8. Verwijder het papieren inzetstuk en schraap eventuele vuilafzetting in het rotordeksel weg. Wanneer de afzetting meer dan 28 mm (1,1 in) dik is, moet de centrifugaalreiniger vaker schoongemaakt worden Reinig de onderdelen. 10. Controleer de twee sproeiers op de rotor. Zorg ervoor dat ze niet verstopt zijn of beschadigingen vertonen. Vervang beschadigde sproeiers. 11. Controleer of de lagers niet zijn beschadigd. Vervang beschadigde lagers Breng een nieuw papieren inzetstuk in het rotordeksel aan. OPM 310 nl-nl 28

29 Smeersysteem 13. Breng de zeef op de rotor aan. 14. Schuif een nieuwe O-ring over de zeef. 15. Breng het rotordeksel aan. Zorg dat de O- ring niet buiten de randen is aangebracht. 16. Haal de rotormoer handvast aan. 17. Controleer dat de rotoras niet beschadigd is of los zit. Als de rotoras meot worden vervangen, dan staat de vervangingsprocedure beschreven in het Werkplaatshandboek dat kan worden besteld bij een Scania dealer of rechtstreeks bij Scania. 18. Breng de rotor aan en draai deze met de hand rond om te controleren of de rotor licht ronddraait. N.B.: Zorg ervoor dat de rotoras niet wordt beschadigd OPM 310 nl-nl 29

30 Smeersysteem 19. Breng een nieuwe O-ring in het deksel aan. Breng het deksel aan en haal de borgmoer aan. Aanhaalmoment 15 Nm (11 lb/ft). BELANGRIJK! Om de kans op olielekkage te verkleinen moet de afdekking worden aangehaald met het correcte aanhaalmoment Werking controleren centrifugaalreiniger De werkingscontrole hoeft alleen uitgevoerd te worden wanneer het vermoeden bestaat dat de centrifugaalreiniger niet goed functioneert. Bijvoorbeeld bij abnormaal weinig vuilafzetting gezien de afgelegde afstand. De rotor draait zeer snel en blijft nog enige tijd draaien nadat de motor is afgezet. 1. Laat de motor draaien totdat deze op bedrijfstemperatuur is. 2. Schakel de motor uit en luister naar geluiden uit de rotor. Voel met uw hand of het filterhuis trilt. 3. Als het filterhuis niet trilt, demonteer dan de centrifugaalreiniger en controleer deze OPM 310 nl-nl 30

31 Smeersysteem Oliefilter vervangen Gereedschap 1 Benaming Dopsleutel, 1/2, 36 mm Afbeelding BELANGRIJK! Reinig de centrifugaalreiniger op hetzelfde moment dat u het oliefilter vervangt. Het oliefilter kan anders verstopt raken en de weerstand in het filter neemt toe. Wanneer dit het geval is, gaat een overstroomklep in de filterhouder open en deze laat de olie door het filter lopen zonder dat de olie gefilterd wordt. 4 De motor mag niet draaien zonder een filterelement in het oliefilter. Er is kans op motorbeschadiging veroorzaakt door deeltjes en een te lage oliedruk. 1. Draai het filterdeksel los met behulp van de dopsleutel. 5 6 BELANGRIJK! Gebruik geen verstelbare steeksleutel of ander open gereedschap, omdat het filterdeksel anders beschadigd kan raken. 2. Verwijder het deksel van het filterhuis inclusief filterelement. Het filterhuis loopt automatisch leeg wanneer het filterelement is verwijderd. 3. Haal het oude filterelement van het deksel door het voorzichtig naar één zijde te buigen. 4. Breng een nieuwe O-ring aan op het deksel. Smeer de O-ring met motorolie in. 5. Druk een nieuw filter in de borging van de afdekking en haal de filterafdekking aan met 25 Nm (18 lbf/ft). 6. Let erop dat de afvoer van het oliefilter de olie uit het filterhuis heeft afgevoerd. Draai het filterdeksel stevig vast met behulp van de dopsleutel. 1. Afdekking. 2. O-ring. 3. Filterelement. 4. Leiding. 5. Filterhuis. 6. Flensbout. 7. Pakking OPM 310 nl-nl 31

32 Smeersysteem 7. Start de motor en controleer het filterhuis op lekkage. OPM 310 nl-nl 32

33 Luchtreiniger Luchtreiniger Vacuümindicator aflezen Als de rode plunjer van de indicator volledig zichtbaar is, vervang het filterelement van de luchtreiniger volgens de onderstaande instructies. Filterelement vervangen A B WAARSCHUWING! Start de motor nooit zonder dat het luchtfilter aangebracht is. Doet u dit wel, dan kan dit resulteren in letsel en ernstige motorschade. BELANGRIJK! Vervang het filterelement eerder dan het onderhoudsinterval als de indicator rood is. Er bestaat altijd een risico dat het filterelement bij het reinigen beschadigd wordt. Het filterelement mag niet in water worden gereinigd of worden schoongeblazen met perslucht. A. Vacuümindicator. B. Filterelement Verwijder het deksel van de luchtreiniger. 2. Vervang het filterelement. 3. Steek een zaklamp in het element en controleer aan de buitenzijde of er geen gaten of barsten in het filterpapier aanwezig zijn. 4. Monteer de luchtreiniger. 5. Reset de vacuümindicator door op de knop te drukken Vacuümindicator resetten. OPM 310 nl-nl 33

34 Luchtreiniger Beschermfilter vervangen WAARSCHUWING! Start de motor nooit zonder dat het luchtfilter aangebracht is. Doet u dit wel, dan kan dit resulteren in letsel en ernstige motorschade. 4 BELANGRIJK! 2 Ga bij het vervangen van het beschermfilter voorzichtig te werk om te voorkomen dat er vuil of andere onzuiverheden in de motor terecht komen. Verwijder het beschermfilter niet onnodig Verwijder het deksel van de luchtreiniger. 2. Verwijder het filterelement. 3. Verwijder het beschermfilter. 4. Breng een nieuw beschermfilter van Scania aan. 5. Vervang of reinig het filterelement. 6. Controleer de staat van de O-ring. Vervang de O-ring als deze beschadigd of hard is. 7. Monteer de luchtreiniger. Zorg dat de O-ring niet buiten de randen is aangebracht. Luchtreiniger. 1. Afdekking. 2. Filterelement. 3. Beschermfilter. 4. O-ring OPM 310 nl-nl 34

35 Koelsysteem Koelsysteem Koelvloeistof WAARSCHUWING! Ethyleenglycol kan fataal zijn bij inslikken en kan huidirritatie en oogletsel veroorzaken. N.B.: De koelvloeistof moet worden ververst wanneer het koelsysteem gereinigd wordt: iedere uur of minstens elke 5 jaar. Zie het gedeelte Koelvloeistof verversen en koelsysteem reinigen. Koelvloeistofweerstand tegen kou Voorbeeld van koelvloeistofeigenschappen bij een antiviresgehalte van 30 volumeprocent en roestwerend middel: IJsbrij wordt gevormd bij -16 C (3 F). Bij -30 C (-22 F) bestaat de kans op een defect koelsysteem. Er bestaat geen risico op schade door bevriezing bij een antivriesgehalte en roestwerend middel van minimaal 35 volumeprocent % 0 1 De koelvloeistof heeft verschillende eigenschappen die van belang zijn voor de werking van het koelsysteem: Roestwerend middel Antivries. Verhoogt het kookpunt C B A Scania adviseert gebruik te make van koelvloeistof die een mengsel is van water met antivries en roestwerend middel (ethyleenglycol). De koelvloeistof dient altijd volumeprocent antivries en roestwerend middel te bevatten, zodat de koelvloeistof over de correcte eigenschappen beschikt om het koelsysteem te laten werken. In het schema worden de koelvloeistofeigenschappen aangeduid bij antivriesgehaltes en roestwerend middel van verschillende volumepercentages. Kromme A: IJsvorming begint (ijsbrij) Kromme B: Schade door bevriezing treedt op Gebied 1: Veilig gebied Gebied 2: Er kunnen functiestoringen optreden (ijsbrij) Gebied 3: Risico op schade door bevriezing OPM 310 nl-nl 35

36 Koelsysteem Tabel concentratie antivries en roestwerend middel (liter) 35 volumeprocent Scania antivries biedt voldoende bescherming tegen corrosie. Voorbeeld: De totale inhoud van het koelsysteem is 40 liter. De gemeten concentratie ethyleenglycol is 35 volumeprocent (het vriespunt is -21 C). Volgens de tabel bevat het koelsysteem 14 liter ethyleenglycol. De benodigde concentratie ethyleenglycol is 45 volumeprocent (het vriespunt is -30 C). Volgens de tabel moet het koelsysteem 18 liter ethyleenglycol bevatten. Aangezien er al 14 liter in het koelsysteem aanwezig is, moet er 4 liter (18-14 = 4 liter) ethyleenglycol aan het koelsysteem worden toegevoegd. Adequate bescherming tegen roest Gehalte ethyleenglycol (%) Inhoud koelsysteem Vorming ijsbrij ( C) (liter) Hoeveelheid ethyleenglycol (liter) OPM 310 nl-nl 36

37 Koelsysteem Tabel concentratie antivries en roestwerend middel (US gallon) 35 volumeprocent Scania antivries biedt voldoende bescherming tegen corrosie. Voorbeeld: De totale inhoud van het koelsysteem is 10,6 US gallon. De gemeten concentratie ethyleenglycol is 35 volumeprocent (het vriespunt is -6 F). Volgens de tabel bevat het koelsysteem 3,7 US gallon ethyleenglycol. De benodigde concentratie ethyleenglycol is 45 volumeprocent (het vriespunt is -22 F). Volgens de tabel moet het koelsysteem 4,8 US gallon ethyleenglycol bevatten. Aangezien het koelsysteem reeds 3,7 US gallon bevat, moet er nog 1,1 US gallon ethyleenglycol in het koelsysteem worden bijgevuld (4,8-3,7 = 1,1 US gallon). Adequate bescherming tegen roest Gehalte ethyleenglycol (%) Inhoud koelsysteem Vorming ijsbrij ( F) (US gallon) Hoeveelheid ethyleenglycol (US gallon) 2,9 3,2 3,7 4 4,8 7,9 3,7 4,2 4,8 5,3 6,3 10,6 4,8 5,3 6,1 6,6 7,9 13,2 5,5 6,3 7,1 7,9 9,5 15,9 6,6 7,4 8,5 9,2 11,1 18,5 7,4 8,5 9,5 10,6 12,7 21,1 8,5 9,5 10,8 11,9 14,3 23,8 9,2 10,6 11,9 13,2 15,9 26,4 10,3 11,6 13,2 14,5 17,4 29,1 11,1 12,7 14,3 15, ,7 12,2 13,7 15,6 17,2 20,6 34,3 12,9 14,8 16,6 18,5 22, , ,8 23,8 39,6 14,8 16, ,1 25,4 42,3 15, ,3 22,5 26,9 44,9 16, ,4 23,8 28,5 47,6 17,7 20,1 22,7 25,1 30,1 50,2 18,5 21,1 23,8 26,4 31,7 52,8 OPM 310 nl-nl 37

38 Koelsysteem Antivries en roestwerende producten Om een goede bescherming tegen bevriezing en corrosie te bieden, mogen in Scania motoren alleen Scania koelvloeistof of andere door Scania geteste producten worden gebruikt. Producten die niet aan de eisen voor gebruik in Scania motoren voldoen, kunnen leiden tot storingen in en schade aan het koelsysteem. Dit kan ertoe leiden dat de Scania garantie m.b.t. storingen en beschadigingen door het gebruik van ongeschikte koelvloeistof vervalt. De antivries en roestwerende producten die in Scania motoren worden gebruikt, moeten van het ethyleenglycol-type zijn. Hieronder volgt een lijst met Scania antivries en roestwerend bescherming producten. Scania concentraat Koelvloeistof met antivries en roestwerend middel in de vorm van een concentraat. Artikelnr. Inhoud Inhoud liter US gallon , , Scania Ready Mix Koelvloeistof met antivries en roestwerend middel Ready Mix 50/50. Artikelnr. Inhoud Inhoud liter US gallon , , OPM 310 nl-nl 38