ERE 224. Gebruiksaanwijzing
|
|
- Hugo de Vos
- 6 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 ERE Gebruiksaanwijzing H
2 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven in korte, overzichtelijke vorm. De hoofdstukken zijn alfabetisch gerangschikt. Ieder hoofdstuk begint met pagina 1. De pagina-aanduiding wordt gevormd door een hoofdstukletter en paginanummer. Voorbeeld: pagina B 2 is de tweede pagina in hoofdstuk B. Deze handleiding beschrijft verscheidene voertuigvarianten. Let er bij de bediening en de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden op dat u de beschrijving voor het juiste voertuigtype gebruikt. F M Z t o De volgende pictogrammen markeren veiligheidsaanwijzingen en belangrijke uitleg. Staat voor veiligheidsinstructies die u moet opvolgen, om gevaren voor mensen te vermijden. Staat voor instructies die u moet opvolgen, om materiële schade te vermijden. Staat voor aanwijzingen en toelichting. Duidt op de standaarduitvoering. Duidt op de optionele uitvoering. Onze apparaten worden continu verder ontwikkeld. Wij vragen om uw begrip voor het feit dat wij een voorbehoud moeten maken voor wijzigingen in vorm, uitrusting en techniek. Uit de inhoud van deze handleiding kunnen op grond hiervan geen claims met betrekking tot bepaalde eigenschappen van het apparaat worden afgeleid. Auteursrecht Het auteursrecht voor deze handleiding blijft in het bezit van JUNGHEINRICH AG. Jungheinrich Aktiengesellschaft Am Stadtrand Hamburg - DUITSLAND Telefoon: +49 (0) 40/ NL
3 0108.NL
4 Inhoudsopgave A B Doelmatig gebruik Beschrijving van het voertuig 1 Beschrijving gebruik... B 1 2 Constructiegroepen... B 2 3 Technische gegevens... B Gegevens over prestatie... B Maten... B EN-normen... B Voorwaarden gebruik... B 5 4 Gekenmerkte punten en typeplaatjes... B Typeplaatje, voertuig... B 7 C Transport en eerste ingebruikname 1 Verlading per hijskraan... C 1 2 Eerste ingebruikname... C 2 3 Het voertuig zonder eigen aandrijving bewegen... C 3 D Accu - onderhoud, opladen, vervangen 1 Veiligheidsbepalingen in de omgang met natte accu s... D 1 2 Accutype's... D 2 3 Accu openleggen... D Standaard uitvoering... D Accu zijdelings eruit nemen (o)... D 3 4 Accu opladen... D 4 5 Accu erinzetten en eruithalen... D Uitbreiden standaard uitvoering... D Uitbreiden Accu zijdelings eruit halen (o)... D Accu inbouwen... D NL I 1
5 E Bediening 1 Veiligheidsbepalingen voor de omgang met het bodemtransportvoertuig... E 1 2 Beschrijving van de elementen voor bediening en opgave... E 2 3 Voertuig in bedrijf nemen... E Voertuigtypen... E Voertuig aanzetten... E 6 4 Werken met het bodemtransportvoertuig... E Veiligheidsregels tijdens het rijden... E Rijden, sturen, remmen... E Het opnemen en neerzetten van ladingen... E Het voertuig beveiligd parkeren... E 15 5 Bedienings-toetsenblok (CANCODE) (o)... E Codeslot... E Rijprogramma... E Parameters... E Parameter-instellingen... E Rijparameters... E 23 6 Afleesinstrument (CANDIS) (o)... E Batterij leeg-waarschuwing... E Bedrijfsuren-indicatie... E Inschakel-test... E 26 7 Hulp bij storingen... E NL I 2
6 F Instandhouding van het bodemtransportvoertuig 1 Bedrijfsveiligheid en milieubescherming... F 1 2 Veiligheidsvoorschriften voor het instandhouden... F 1 3 Onderhoud en inspectie... F 3 4 Onderhouds-checklijst... F 4 5 Smeerplan... F Bedrijfsmiddelen... F 7 6 Beschrijving van de onderhouds- en instandhoudingswerkzaamheden... F Het voertuig voorbereiden voor onderhouds- en instandhoudingswerkzaamhe-den... F Accukap openen... F Voorkap openen... F Ligging en bevestiging van het aandrijfwiel controleren... F Stand hydraulica-olie controleren... F Elektrische stoppen controleren... F Hernieuwde inbedrijfname... F 11 7 Stilleggen van het bodemtransportvoertuig... F Maatregels voor het stilleggen... F Maatregels tijdens de stillegging... F Hernieuwde ingebruikname na stillegging... F 12 8 Veiligheidscontrole na verloop van tijd en buitengewone gebeurtenissen (D: UVV-controle volgens BGV D27 [voorschriften voor ongevallenpreventie])... F NL I 3
7 I NL
8 Bijlage Gebruiksaanwijzing JH-tractiebatterij Z Deze gebruiksaanwijzing is alleen voor batterijtypen van het merk Jungheinrich toegestaan. Indien andere merken gebruikt worden moeten de gebruiksaanwijzingen van deze fabrikant nageleefd worden NL 1
9 NL
10 A Z Doelmatig gebruik De richtlijn voor het juiste en doelmatige gebruik van bodemtransportvoertuigen (VDMA) wordt met dit toestel meegeleverd. Ze is onderdeel van deze gebruiksaanwijzing en moet in ieder geval worden nagekomen. Nationale bestemmingen blijven onbeperkt geldig. Het bodemtransportvoertuig dat in deze gebruiksaanwijzing is beschreven is bestemd voor het heffen en transporteren van ladingeenheden. Het dient volgens de gegevens in deze gebruiksaanwijzing ingezet, bediend en onderhouden te worden. Ieder ander gebruik is niet doelmatig en kan schade aan personen, materieel of goederen veroorzaken. Bovenal dient een te zware belasting door te zware of eenzijdig opgenomen lading vermeden te worden. Bindend voor de maximaal opneembare lading is het aan het voertuig aangebrachte typeplaatje of ladingdiagram. Het bodemtransportvoertuig mag niet in omgevingen met brand- of ontploffingsgevaar gereden worden en evenmin in omgevingen die corrosie veroorzaken of die sterk stofhoudend zijn. M Verplichtingen voor de exploitant: Exploitant in de hier bedoelde betekenis is iedere natuurlijke of juridische persoon die zelf gebruik maakt van het bodemtransportvoertuig of in diens opdracht deze gebruikt wordt. In speciale gevallen (b.v. leasing, verhuur) is de gebruiker diegene die volgens de bestaande contractuele bestemmingen tussen de eigenaar en de gebruiker van het bodemtransportvoertuig de verplichtingen voornoemd dient uit te voeren. De gebruiker dient ervoor te zorgen dat het bodemtransportvoertuig uitsluitend doelmatig gebruikt wordt en dat alle gevaren voor het leven en de gezondheid van de gebruiker of van derden vermeden worden. Bovendien moet erop gelet worden dat de voorschriften voor het vermijden van ongelukken, verdere arbeidstechnische aanwijzingen evenals de richtlijnen voor gebruik, onderhoud en instandhouding in acht genomen worden. De exploitant dient ervoor in te staan dat alle gebruikers deze gebruiksaanwijzing gelezen en begrepen hebben. Bij veronachtzaming van deze gebruiksaanwijzing vervalt onze garantie. Dit geldt dienovereenkomstig, wanneer zonder toestemming van de servicedienst van de fabrikant door de klant en/of derden ondeugdelijke werkzaamheden aan het product zijn verricht. Het aanbouwen van accessoires: Het aan- of inbouwen van extra installaties, waardoor ingegrepen wordt in de funkties van het bodemtransportvoertuig of die daardoor aangevuld worden, mag uitsluitend ná schriftelijke toestemming door de producent gebeuren. Indien nodig dient een schriftelijke vergunning van de lokale autoriteiten aangevraagd te worden. De vergunning van amtswege is echter geen alternatief voor de schriftelijke toestemming door de producent NL A 1
11 A NL
12 B Beschrijving van het voertuig 1 Beschrijving gebruik Het voertuig is een elektro-disselboom-reachtruck met uitklapbaar bestuurdersplatform en veiligheidsbeugels. Een vastzittend bestuurdersplatform is als optie mogelijk. Het voertuig is voor gebruik op vlakke vloeren voor het heffen en transporteren van goederen bestemd. Er kunnen pallets met open dragers of met dwarsliggers buiten bereik van de lastwielen of rollenwagens worden opgenomen. De nominale draagcapaciteit is op het typeplaatje of op het plaatje voor de draagcapaciteit Qmax aangegeven NL B 1
13 2 Constructiegroepen Pos. Benaming Pos. Benaming 1 t Rijschakelaar 8 t Opklapbaar bestuurdersplatform 2 t Dissel 9 t Botsbescherming 3 o Afleesinstrument 10 t Veiligheidsbeugel (CANDIS) 4 t Schakelslot 11 t Hoofdschakelaar 5 o Bedienings-toetsenblok 12 o Vast bestuurdersplatform (CANCODE) 6 t Steunwiel 13 o Dodemanstoets 7 t Aandrijfwiel t = Standaarduitvoering o = Accessoire NL B 2
14 3 Technische gegevens Z Opgave van de technische gegevens volgens VDI Onder voorbehoud van technische veranderingen en aanvullingen. 3.1 Gegevens over prestatie Benaming Q Draagcapaciteit kg c Ladingzwaartepuntafstand 600 mm Rijsnelheid, meeloopbedrijf met / zonder lading 4,5 km/h Rijsnelheid, bestuurder op voertuig met / zonder lading 8,5 / 10 km/h Hefsnelheid met / zonder lading 0,04 / 0,05 m/s Daalsnelheid met / zonder lading 0,065 / 0,04 m/s Max. klimcapaciteit (boven 5 min) met / zonder lading 8,0 / 15,0 % ** * NL * bij vastzittend bestuurdersplatform ca. 465 mm ** Chassishoogte B 3
15 3.2 Maten (alle maten in mm) Benaming h 13 Hoogte neergelaten ladingvork 85 h 2 Hefhoogte 125 b 5 Buitenafstand vork 510 / 540 / 670 b 3 Binnenafstand vork 170 / 200 / 330 e Vorkbreedte 170 b 11 Spoorbreedte 340 / 370 / 500 a Veiligheidsafstand 200 Eigen gewicht: vgl. typeplaatje van het voertuig Lengte inclusief vorkrug I 2 = 788 mm (bediening vanuit buiten) l I 3 1 ) y 1 1 ) 3 ) x 1 ) I 6 b 12 W 1 a ) 2 ) 3 ) A 2 st ) 3 ) ) Geheven: - 90 mm 2 ) Meerijden: mm 3 ) Korte versie (I 2 =723 mm): - 65 mm NL B 4
16 3.3 EN-normen Permanente geluidsdrukpeil: 68 db(a) Z Z volgens EN in overeenstemming met ISO De permanente geluidsdrukpeil is een volgens de opgegeven normen berekende gemiddelde waarde en houdt rekening met de geluidsdrukpeil bij het rijden, heffen en tijdens de vrijloop. De geluidsdrukpeil wordt dicht bij het oor van de bestuurder gemeten. Vibratie: 0,67 m/s 2 volgens EN De trillingsacceleratie, welke in de bedieningspositie op zijn lichaam werkt, is volgens de voorgeschreven normen de lineair geïntegreerde gewogen acceleratie in de verticale lijn. De acceleratie wordt bij het rijden over drempels met constante snelheid gemeten. Elektromagnetische verdraagzaamheid (EMV) Z De producent bevestigt het aanhouden van de grenswaarden voor elektromagnetische stoorzendingen en stoorbestendigheid evenals de controle van het ontladen van statische elektriciteit volgens EN en ook de daar aangegeven normatieve verwijzingen. Wijzigingen aan de elektrische en elektronische onderdelen en hun groepering mogen alleen met de schrijftelijke toestemming van de producent worden uitgevoerd. 3.4 Voorwaarden gebruik Z Omgevingstemperatuur - bij gebruik 5 C tot 40 C Bij voortdurende inzet onder 5 C of in het koelhuis resp. bij extreme temperaturen of verandering van luchtvochtigheidsgehalte is voor heftrucks een speciale uitrusting en toelating vereist NL B 5
17 4 Gekenmerkte punten en typeplaatjes Pos. Benaming 14 Typeplaatje, voertuig 15 Opgelet: Gebruiksaanwijzing nakomen! (zie hoofdstuk C) 16 Nominale draagcapaciteit 17 Bevestigingspunt voor kraanverlading 18 Typeplaatje, accu 19 Veiligheids-controleplaquette (UVV) Z Het typeplaatje voertuig (14) is na het openen van de frontkap (zie hoofdstuk F) te zien. Het typeplaatje accu (18) is na het openen van de accukap (zie hoofdstuk D) te zien NL B 6
18 4.1 Typeplaatje, voertuig Pos. Benaming Pos. Benaming 20 Type 26 Logo van de producent 21 Serienr. 27 Accugewicht min/max in kg 22 Nominale draagcapaciteit in kg 28 Aandrijfvermogen in kw 23 Batterijspanning 29 Zwaartepuntafstand lading in mm 24 Leeggewicht zonder batterij in kg 30 Bouwjaar 25 Producent 31 Optie Z Bij vragen aangaande het voertuig resp. bestellingen voor vervangende onderdelen het serienummer (21) opgeven s.v.p NL B 7
19 B NL
20 C Transport en eerste ingebruikname 1 Verlading per hijskraan F Z M M Uitsluitend gebruik maken van hefgerei met voldoende draagcapaciteit. (Gewicht van het voertuig zie typeplaatje voertuig. Vgl. hoofdstuk B). Voor het verladen van het voertuig met kraangerei zijn aan het frame en aan de ladingvork bevestigingspunten (1) voorzien. Voertuig beveiligd parkeren (vgl. hoofdstuk E). Het kraangerei aan de bevestigingspunten (1) bevestigen. Het kraangerei zo aan de bevestigingspunten bevestigen dat het niet kan wegglijden en bij het optillen de aanbouwonderdelen niet raakt Is de batterijkap overeenkomstig de afbeelding gemarkeerd, dan als volgt te werk gaan. Batterijkap (2) aan de komvormige greep omhoog trekken en omklappen (t). Kapvergrendeling via neerduwen ontgrendelen, batterijkap naar voren klappen, kapbeveiliging ontgrendelen en batterijkap omlaagklappen en op lastvork neerleggen (o) (vgl. hoofdstuk D). 1 Z In het batterijcompartiment bevinden zich een combisleutel (ring-steeksleutel SW19) en een demontage-, montagehandleiding voor de transportbeveiliging NL C 1
21 2 Eerste ingebruikname M Z F Het voertuig uitsluitend met accustroom rijden! Gelijkgerichte wisselstroom beschadigt de elektronische onderdelen. Kabelverbindingen naar de accu (sleepkabels) moeten korter dan 6 m zijn. Voor voertuigen vanaf februari 2001 werd een transportbeveiliging geïntroduceerd. Bevindt zich in het voertuig geen batterij, kan er niet met tegenstroom- en bedrijfsrem geremd worden. Ter hoogte van de frontkap bevindt zich een instructiebordjes voor de transportbeveiliging (3), dit dient na het inbouwen van de batterij verwijderd te worden. Opklapbare staanplaats omlaagklappen. Frontkap openen (vgl. hoofdstuk F). Moer M12 (SW19) losdraaien en transportbeveiliging verwijderen. Voor latere transporten zonder batterij dient de transportbeveiliging op het voertuig te blijven NL C 2
22 Om het voertuig na uitlevering of na een transport bedrijfsklaar te maken, de volgende werkzaamheden uitvoeren: Z De uitrusting op volledigheid en toestand controleren. Als nodig accu inbouwen, accukabel niet beschadigen. Accu opladen (vgl. hoofdstuk D). Indien nodig de instelling van het combi-instrument op overeenstemming met de accutype controleren (vgl. hoofdstuk D). Voertuig volgens voorschrift in gebruik nemen (vgl. hoofdstuk E). Na het neerzetten kunnen de banden afplattingen vertonen. Na enige tijd van rijden verdwijnen deze afplattingen weer. 3 Het voertuig zonder eigen aandrijving bewegen F F Deze vorm van bedrijf is aan glooiingen en hellingen verboden. Moet het voertuig na het optreden van een storing die van invloed is op het rijvermogen weggebracht worden, als volgt handelen: Hoofdschakelaar in positie Uit. Contactslot in positie Uit en contactsleutel eruit trekken. Het voertuig tegen wegrollen beveiligen. Frontkap openen en opzijleggen (vgl. hoofdstuk F). Contramoeren (5) losmaken en schroeven (4) vasttrekken. De rem wordt opgelicht en het voertuig kan weggereden worden. Bij aankomst op gewenste positie de reminstallatie in de oorspronkelijke staat terugbrengen! Het voertuig mag niet met opgelichte rem geparkeerd worden! 4 5 Schroeven (4) weer ca. 5 mm omhoogdraaien en met contramoeren (5) beveiligen. Het voertuig staat weer op de rem NL C 3
23 C NL
24 D Accu - onderhoud, opladen, vervangen 1 Veiligheidsbepalingen in de omgang met natte accu s Vóór alle werkzaamheden aan de accu s moet het voertuig beveiligd geparkeerd worden (vgl. hoofdstuk E). Personeel voor onderhoud: Het opladen, onderhouden en vervangen van accu s mag uitsluitend door hiervoor opgeleid personeel uitgevoerd worden. Deze gebruiksaanwijzing en de aanwijzingen van de producent van de accu en het acculaadstation moeten bij deze werkzaamheden opgevolgd worden. Maatregels voor brandbeveiliging: Bij het omgaan met de accu s mag niet gerookt en geen open vuur gebruikt worden. In de omtrek van het voor opladen geparkeerd voertuig mogen op een afstand van tenminste 2 m geen brandbare stoffen of vonkenvormende bedrijfsmiddelen aanwezig zijn. De ruimte moet geventileerd zijn. Brandwerend materieel moet gereedstaan. Onderhoud van de accu: De celdeksels van de accu moeten droog en schoon gehouden worden. Klemmen en kabelschoentjes moeten schoon, met weinig accupoolvet ingesmeerd en stevig vastgeschroefd zijn. Accu s met niet geisoleerde polen moeten met een niet glijdende isolatiemat afdeckken. M F M F Het uit de weg ruimen van de accu: De accu moet op juiste wijze en volgens de geldende nationale bepalingen voor milieubescherming of de desbetreffende wetten uit te weg worden geruimd. De aanwijzingen van de producent moeten in ieder geval worden nagekomen. Voordat de accukap wordt gesloten, moet worden gecontroleerd dat de accukabel niet kan worden beschadigd. De accu s bevatten opgelost zuur dat vergiftig en bijtend is. Om deze reden moet bij alle werkzaamheden aan de accu s beschermende kleding en oogbescherming gedragen worden. Ieder contact met accuzuur moet vermeden worden. Mochten kleding, huid of ogen desondanks met accuzuur in aanraking gekomen zijn, dienen de getroffen delen onmiddellijk met veel stromend water afgespoeld te worden, bij huid- of ogencontact moet bovendien een arts geraadpleegd worden. Uitgestroomd accuzuur moet onmiddellijk geneu-traliseerd worden. Er mag uitsluitend gebruik gemaakt worden van batterijen met gesloten batterijbak. Het gewicht en de afmetingen van batterijen hebben een aanzienlijke uitwerking op de bedrijfsveiligheid van de truck. De batterij-uitrusting mag uitsluitend met toestemming van de producent uitgewisseld worden NL D 1
25 2 Accutype's De accutypes voeldoen aan de EN Het volgende tabel toont door de capaciteit te tonen, welke combinaties mogelijk zijn: Accutype Accuruimte ca. 225 mm Accuruimte ca. 295 mm 24 V-accu's 3 EPzB 300 Ah 3 EPzS 345 Ah 24 V-accu's (met verhoogde prestatie) 3 EPzS 375 Ah Het gewicht van de accu is af te lezen uit het typeplaatje van de accu. F Afhankelijk van de accutype is het ook mogelijk onderhoudsvrije accu's met meer prestatie te gebruiken. Bij het vervangen/inbouwen moet op goed vastzitten van de accu in de accuruimte gelet worden. 3 Accu openleggen F Voertuig beveiligd parkeren (vgl. hoofdstuk E). 3.1 Standaard uitvoering Hoofdschakelaar (1) in positie Uit. Accukap (2) met behulp van greep (3) omhoogtrekken en omklappen NL D 2
26 3.2 Accu zijdelings eruit nemen (o) Hoofdschakelaar (7) in positie Uit. Kapvergrendeling (4) door omlaagdrukken ontgrendelen, accukap (5) naar voren leggen en kapvergrendeling (6) losmaken r. Accukap (5) naar beneden klappen en op de ladingvork leggen NL D 3
27 4 Accu opladen F F M Voertuig beveiligd parkeren (vgl. hoofdstuk E). Het verbinden en scheiden van de accustekker en het stopcontact mag alleen gebeuren, wanneer het voertuig uitgeschakeld is. Accu openleggen (vgl. punt 3). Bij het opladen moet de bovenkant van de accucellen openliggen om voor voldoende ventilatie te zorgen. Op de accu mogen geen metalen voorwerpen gelegd worden. Voor het opladen alle kabel- en insteekverbindingen controleren op zichtbare schade. De veiligheidsvoorschriften van de producent van de accu en het oplaadstation onvoorwaardelijk opvolgen. Accustekker (8) eruit trekken. Eventueel aanwezige isoleermatten van de accu s afnemen. Oplaadkabel (9) met de accustekker (8) verbinden en het oplaadapparaat inschakelen. Accu volgens de voorschriften van de producent van de accu en het oplaadstation opladen NL D 4
28 5 Accu erinzetten en eruithalen F Z Voertuig moet horizontaal (tegen wegrollen beveiligd) staan. Om kortsluitingen te voorkomen, moeten accu s met open polen of verbindingen met een rubbermat toegedekt worden. De accustekker resp. accukabel zo wegleggen dat ze niet aan het voertuig blijven hangen, wanneer de accu eruitgetrokken wordt. Bij het transport van een accu met hijsgerei op voldoende draagcapaciteit letten (vgl. het accugewicht op het accu-typeplaatje aan de accubak). Het hijsgerei moet loodrecht trekken, om de accubak niet in elkaar te laten drukken. De haken moeten aan de accu aan de bevestigingsogen (12) dusdanig vastgemaakt worden, dat ze bij ontspannen hijsgerei niet op de accucellen kunnen vallen. 5.1 Uitbreiden standaard uitvoering Accu openleggen (vgl. punt 3). Schroef (10) van de accuhouder (11) losdraaien. Accuhouder omhoogheffen en eruittrekken. Accu afklemmen. Hijstuig aan de bevestigingsogen (12) bevestigen en accu eruitheffen NL D 5
29 5.2 Uitbreiden Accu zijdelings eruit halen (o) F Accu openleggen (vgl. punt 3). Om de accuhouder (13) te ontlasten, de accu tegen het frame aandrukken. De accuhouder oplichten r, een klein stukje in het frame schuiven p, oplichten r en eruittrekken u. De accu afklemmen. Accu zijdelings op accuwisselstation trekken. Gebruiksaanwijzing van accuwisselstation nakomen! 13 Z De accu kan ook met behulp van hijstuig naar buiten gehaald worden. 5.3 Accu inbouwen F Het inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde. Na het opnieuw inzetten alle kabel- en insteekverbindingen controleren op zichtbare beschadigingen. Bij de standaard uitvoering moeten voor de ingebruikname de accuhouder (11) met schroeven (10) vastgeschroefd en de accukap met de kapvergrendeling veilig gesloten zijn! Bij voertuig met zijdelingse batterijverwijdering voorafgaand aan het opnieuw inbedrijfstellen controleren, of: de accuhouder geplaatst is, de accukap veilig gesloten is NL D 6
30 E Bediening 1 Veiligheidsbepalingen voor de omgang met het bodemtransportvoertuig Toestemming voor rijden: Het bodemtransportvoertuig mag uitsluitend gebruikt worden door personen die opgeleid zijn voor de besturing en de omgang met ladingen en die hun capaciteiten aan de exploitant of diens gemachtigde hebben bewezen en door hem uitdrukkelijk opdracht voor het besturen hebben gekregen. Rechten, plichten en gedragsregels voor de bestuurder: De bestuurder moet ingelicht zijn over zijn rechten en plichten en onderricht in de bediening van het bodemtransportvoertuig en de inhoud van de gebruiksaanwijzing kennen. Aan deze persoon moeten de noodzakelijke rechten overgedragen worden. Bij transportvoertuigen welke van buiten bediend worden, moeten bij de bediening beschermschoenen worden gedragen. Verbod gebruik door onbevoegden: De bestuurder is tijdens de tijd van gebruik voor het bodemtransportvoertuig verantwoordelijk. Hij moet onbevoegden verbieden, met het bodemtransportvoertuig te rijden of in werking te stellen. Er mogen geen personen worden getransporteerd of geheven. Beschadigingen en gebreken: Beschadigingen en andere gebreken aan het bodemtransportvoertuig of het accessoire moeten ogenblikkelijk aan het toeziend personeel meegedeeld worden. Bodemtransportvoertuigen welke niet bedrijfsveilig zijn (bvb. afgesleten banden of defecte remmen) mogen tot ze op juiste wijze gerepareerd werden, niet worden gebruikt. Reparaties: Zonder speciale opleiding en toestemming mag de bestuurder geen reparaties of veranderingen aan het bodemtransportvoertuig uitvoeren. In geen geval mag hij veiligheidsinrichtingen of schakelaars buiten werking stellen of verstellen. F Gevarenzone: Gevarenzone is die zone waarin personen door rij- of hefbewegingen van het bodemtransportvoertuig, het hefgerei (b.v. de ladingvork of accessoires) of het laadgoed in gevaar zijn. Hierbij hoort ook de zone die door neerstortend laadgoed of een neerzinkende/neerstortende arbeidsinstallatie bereikt kan worden. Onbevoegde personen moeten uit de gevarenzone gewezen worden. Bij gevaar voor personen moet op tijd een waarschuwingssignaal gegeven worden. Wanneer onbevoegden ondanks waarschuwing de gevarenzone niet verlaten, moet het bodemtransportvoertuig onmiddellijk tot stilstand gebracht worden. Veiligheidsinstallaties en waarschuwingsborden: De hier beschreven veiligheidsinastallaties, waarschuwingsborden en waarschuwingsaanwijzingen moeten in ieder geval worden nagekomen NL E 1
31 2 Beschrijving van de elementen voor bediening en opgave Pos. Element voor bediening resp. opgave Functie 1 Opklapbaar platform t Meeloopbedrijf: Standplatform in positie boven: meeloop rijsnelheid wordt beperkt op max. 4,5 km/u Bedrijf met bestuurder op het voertuig, standplatform heeft functie dodemanstoets: Standplatform in positie beneden en onbelast: functie rijden geblokkeerd. Standplatform in positie beneden en belast door bediener: functie rijden vrijgezet. 2 Veiligheidsbeugel t Bij niet uitgeklapte veiligheidsbeugels met een belast, uitgeklapt standplatform: snelheid is op max. 4,5 km/u beperkt. 3 Hoofdschakelaar (nooduit) t De stroomkring wordt onderbroken, alle elektrische functies worden uitgeschakeld en het voertuig wordt automatisch geremd. 4 Veiligheidstoets tegen botsingen t Meeloopbedrijf: Veiligheidsfunctie die bij in werking stellen het voertuig gedurende ca. 5 sec. in de rijrichting (R) dwingt en dan zo lang uitzet totdat de rijregelaar voor korte tijd in neutrale positie gezet wordt. Bedrijf met bestuurder op voertuig: Zonder functie 5 Rijregelaar t Het controleren van rijrichting en -snelheid (vgl. punt 4.2). 6 Afleesinstrument (CANDIS) o Bedrijfsuren-indicatie Indicatie van de batterijcapaciteit Geeft de resterende capaciteit van de accu en de reeds uitgevoerde bedrijfsuren van het voertuig aan 7 Contactslot t Aan- en uitschakelen van de stroom voor besturing. Door het sleuteltje uit het contact te trekken is het voertuig beveiligd tegen inschakelen door onbevoegden. 8 Bedienings-toetsenblok (CANCODE) o Code-instellingen Vrijgave van het rijprogramma 9 Dissel t Zwenkbare dissel; Sturen en remmen: Zwaaien in remradius B: Het voertuig wordt mechanisch geremd. Zwaaien in rijbereik F: De mechanische rem wordt gelost en het voertuig is klaar om te rijden. t= Standaarduitvoering o= Accessoire 1003.NL E 2
32 NL E 3
33 Pos. Element voor bediening resp. Functie opgave 10 Toets claxon t Waarschuwingssignaal in werking stellen. 11 Toets Neerlaten t Ladingvork neerlaten. 12 Toets Heffen t Ladingvork heffen. 13 Remtaster o Nooduit en bedrijfsrem (type geveerd standplatform ) 14 Dissel (elektrische besturing) o Besturing 15 Vaste veiligheidsbeugels o Alleen gebruik door meerijden mogelijk. 16 Dodemanstoets (functie afhankelijk van de disseltype) o Voertuig met zwenkbare dissel: Gedrukte dodemanstoets: rijden vrijgeven. Dodemanstoets vrijgeven: voertuig rolt uit. Voertuig met vaste dissel: Gedrukte dodemanstoets: voertuig klaar om te rijden. Dodemanstoets vrijgeven: voertuig remt. 17 Vast standplatform o Alleen gebruik door meerijden mogelijk. 18 Vaste veiligheidsbeugels o Alleen gebruik door meerijden mogelijk. (type geveerd standplatform ) 19 Vaste standplatform (geveerd) (type geveerd standplatform ) t= Standaarduitvoering o= Accessoire o Gebruik door meerrijden bij belast standplatform 1003.NL E 4
34 NL E 5
35 3 Voertuig in bedrijf nemen F Vóór het voertuig in bedrijf genomen, bediend of er een lading opgenomen mag worden, moet de bestuurder er zich van verzekeren dat er niemand in de gevarenzone is. Controles en handelingen vóór het dagelijks gebruik Het gehele voertuig (speciaal de wielen en ladingopname) nauwkeurig bekijken om opvallende beschadigingen vast te stellen. Speling van de besturing controleren. De accubevestiging en de kabelaansluitingen op zicht controleren. 3.1 Voertuigtypen F De manier van in gebruik nemen en de bediening van het voertuig verschillen afhankelijk van de voertuigtype en de uitrusting. Voertuiginrichting klapbaar standplatform Voertuigtype vast standplatform geveerd standplatform Dissel zwenkbaar t t -- vast -- o t Besturing mechanisch t t -- elektrisch o o t Veiligheidsbeugel klapbaar t vast -- t t Gebruik meegaan t meerijden t t t 3.2 Voertuig aanzetten F Hoofdschakelaar (3) eruit trekken. Contactslot (7) in positie I zetten. Claxon (10) op werking controleren. Bij het omhoogklappen van het klapbaar standplatform (als mogelijk) niet tussen standplatform en voertuiwand grijpen. Remfunctie controleren (vgl. punt 4.2) Het voertuig is nu bedrijfsklaar. Het afleesinstrument (CANDIS (6) (o)) toont de beschikbare batterijcapaciteit NL E 6
36 4 Werken met het bodemtransportvoertuig 4.1 Veiligheidsregels tijdens het rijden Rijwegen en arbeidsgebied: Er mag slechts op wegen gereden worden die aan het openbaar verkeer vrijstaan. Onbevoegde derden moeten het arbeidsgebied mijden. De lading mag uitsluitend op de daarvoor voorziene plaatsen neergelegd worden. Gedrag bij het rijden: De bestuurder moet de rijsnelheid aanpassen aan de lokale gegevens. Hij moet b.v. langzaam rijden in bochten, aan of in nauwe doorgangen, bij het rijden door zwaaideuren, op onoverzichtelijke plekken. Hij moet steeds een veilige remafstand t.o.v. voertuigen vóór zich hebben en het bodemtransportvoertuig steeds onder controle houden. Plotseling stoppen (behalve in geval van gevaar), snel keren, inhalen op gevaarlijke of onoverzichtelijke punten is verboden. Niet uit het bodemtransportvoertuig leunen of grijpen. Zicht bij het rijden: De bestuurder moet in rijrichting kijken en steeds voldoende overzicht over de door hem te berijden weg hebben. Wanneer ladingen getransporteerd worden die het zicht belemmeren, moet het bodemtransportvoertuig met lading achter rijden. Wanneer dit niet mogelijk is, moet een tweede persoon als waarschuwing voor het bodemtransportvoertuig uitgaan. Omhoog- en omlaagrijden van hellingen: Het omhoog- of omlaagrijden van hellingen is slechts dan geoorloofd, als deze gekenmerkt zijn als verkeersweg en schoon en goed berijdbaar zijn en volgens de technische specificaties van het bodemtransportvoertuig veilig kunnen worden bereden. Daarbij moet de lading steeds aan de hoge kant getransporteerd worden. Keren, schuin op- en afrijden en parkeren van het bodemtransportvoertuig aan hellingen is verboden. Hellingen mogen alleen omlaaggereden worden met verminderde snelheid en voortdurende gereedheid tot remmen. Oprijden op lifts of ladingbruggen: Lifts of ladingbruggen mogen alleen bij voldoende draagcapaciteit opgereden worden en wanneer ze door hun bouw geschikt zijn voor oprijden en het oprijden aan de bestuurder toegestaan is. Dit moet voor het oprijden onderzocht worden. Het bodemtransportvoertuig moet met de lading vooraan op de lift gereden worden en een positie innemen die het onmogelijk maakt de schachten aan te raken. Personen die in de lift meerijden mogen deze pas betreden als het bodemtransportvoertuig veilig staat en ze moeten de lift voor het bodemtransportvoertuig verlaten. Eigenschappen van de getransporteerde lading: Alléén ladingen die volgens voorschrift beveiligd zijn mogen getransporteerd worden. Nooit ladingen transporteren die hoger zijn dan de top van de vorkdrager of het beschermhek van de lading. Slepen van aanhangwagens: De voor het bodemtransportvoertuig voorgegeven maximale aanhanglast voor geremde en/of ongeremde aanhangwagens mag niet overschreden worden. De lading van de aanhangwagen dient volgens de voorschriften beveiligd te worden en mag de voor de weg voorgeschreven afmetingen niet overschrijden. Nadat de aanhangwagen is aangekoppeld, moet de bestuurder voordat hij begint te rijden controleren dat de koppeling beveiligd is. Het slepende bodemtransportvoertuig dient zo aangedreven te worden, dat veilig rijden en remmen van het voertuig bij alle rijbewegingen gegarandeerd is NL E 7
37 4.2 Rijden, sturen, remmen F Bij het rijden en sturen, vooral buiten de contour van het voertuig, is er een grotere attentie vereist. In het meeloopbedrijf op voldoende afstand letten. De elektrische stuurinstallatie vormt een zelfcontrolerend systeem. F Daarbij controleert de stuurbesturing de frequentie van fouten die in een besliste tijdruimte optreden. Wordt een fout meermaals in deze tijdruimte herkend, reduceert de stuurbesturing de rijsnelheid van het voertuig op kruipsnelheid. Als deze fout optreedt, kan de rijsnelheid door in- en uitschakelen van het voertuig weer op het normaalniveau worden gebracht. Hierdoor wordt vermeden dat de optredende fout zonder oplossing wordt verwijderd. Omdat de stuurinstallatie uit veiligheidsrelevante componenten bestaat, dient de opgetreden fout door geschoold servicepersoneel te worden verwijderd. Nooduit Hoofdschakelaar (3) naar beneden drukken. Alle elektrische funkties worden uitgeschakeld. Noodstop De noodstopfunctie wordt afhankelijk van de voertuigtype als in het volgende beschreven in werking gesteld. Voertuig met zwenkbare dissel (t): F Bij het loslaten van de dissel (9) wordt er automatisch geremd (noodstop) - de dissel zwaait vanzelf in het bovenste rembereik (B). Wanneer de dissel vertraagd in de rempositie zwaait, moet de oorzaak hiervoor weggenomen worden. Zo nodig moet de terustelveer vervangen worden! Voertuig met vaste dissel (o): De noodstopfunctie wordt door het vrijgeven van de dodemanstoets (16) in het standplatform in werking gesteld. Voertuig met vaste dissel en geveerd standplatform (type "geveerd standplatform") (o) Noodstopfunctie wordt in werking gesteld door: remtoets (13) an de dissel te drukken. standplatform (17) te verlaten NL E 8
38 3 B 4 5 R F 9 0 V R B V NL E 9
39 Rijden Er zijn twee verschillende bedrijfs-toestanden bij het rijden: F Z Voertuig met klapbaar standplatform en zwenkbare dissel. Bij het hoogklappen van de platform niet tussen platform en voertuigwand grijpen. meeloopbedrijf: veiligheidsbeugels (2.1) en (2.2) naar binnen zwenken (eerst veiligheidsbeugel 2.2), standplatform (1) hoogklappen. Voertuig kan alleen met verminderde rijsnelheid gereden worden. meerijdbedrijf: veiligheidsbeugels (2.1) en (2.2) naar buiten zwenken, standplatform (1) naar beneden klappen. Voertuig kan met de maximale rijsnelheid gereden worden. Algemeen: Dissel (9) in rijbereik (F) zwaaien. Rijregelaar (5) in de gewenste rijrichting (V of R) draaien. De rijfunctie is bij een niet belaste standplatform en bij niet naar buiten gezwenkte veiligheidsbeugels geblokkeerd. Bij belast standplatform en niet uitgezwenkte veiligheidsbeugels kan het voertuig alleen met verminderde rijsnelheid gereden worden. o Voertuig met vast standplatform en zwenkbare dissel: Standplatform (19) betreden. Dodemanstoets (16) in werking stellen. Dissel (14) in rijbereik (F) zwaaien. Rijregelaar (5) in de gewenste rijrichting (V of R) draaien. Voertuig met vast standplatform en vaste dissel (o): Standplatform (19) betreden. Dodemanstoets (16) in werking stellen. Rijregelaar (5) in de gewenste rijrichting (V of R) draaien. Voertuig met vast neergeleten geveerd standplatform (type geveerd standplatform ) (o): F Geveerd standplatform (19) betreden. Rijregelaar (5) in de gewenste rijrichting (V of R) draaien. Alleen met gesloten en als voorgeschreven vergrendelde kappen rijden. Bij het rijden door zwaaipoorten e.d. opletten, dat de poortvleugels de bots beveiligingstoets (13) niet in werking stellen. Het voertuig in bedrijf nemen (vgl. punt 3) NL E 10
40 3 B 4 5 R F 9 0 V R B V NL E 11
41 F F Sturen In nauwe bochten bevindt zich het lichaam van de bestuurder gedeeltelijk buiten de contouren van het voertuig. De dissel (9, 14) naar links of naar rechts draaien. Remmen Het remgedrag van het voertuig is voornamelijk afhankelijk van de hoedanigheid van de bodem. De bestuurder dient daarmee rekening te houden als hij rijdt. Het voertuig kan op twee manieren geremd worden: via tegenstroomrem via bedrijfsrem Remmen via tegenstroomrem: Voertuig met zwenkbare dissel (t): Rijregelaar (5) in de tegengestelde rijrichting draaien, totdat het voertuig stilstaat. Het voertuig wordt door tegenstroom geremd. Remmen via de bedrijfsrem: Z Dissel (9, 14) in een van de rembereiken (B) zwenken of dissel loslaten. De rijmotor wordt mechanisch met de motorrem geremd. Wanneer het voertuig geparkeerd staat functioneert de bedrijfsrem als parkeerrem. Wanneer de dissel losgelaten wordt zwaait deze in de bovenste rem sector (B). Voertuig met vaste dissel (o): Voetschakelaar (17) in het standplatform vrijgeven. Voertuigtype geveerd standplatform (o): Remtaster (13) in disselkop bedienen NL E 12
42 3 B 4 5 R F 9 0 V R B V NL E 13
43 4.3 Het opnemen en neerzetten van ladingen M Voordat een vracht opgenomen wordt, moet de bestuurder er zeker van gaan, dat deze op juiste wijze in pallets opgenomen is en de draagcapaciteit van het voertuig niet overschreden wordt. M Z Het voertuig met de vorktanden zo ver mogelijk onder de vracht rijden. Het dwars opnemen van lading is niet veroorloofd. De vracht zó opnemen, dat deze niet wezenlijk (< 50 mm) over de punten van de vorktanden heen staat. Heffen en neerlaten Via de toetsen Heffen resp. Neerlaten gebeurt de hef- resp. neerlatbeweging met vast ingestelde snelheid Heffen Toets Heffen (12) bedienen. Toets houden tot hefhoogte bereikt is. Neerlaten Toets Neerlaten (11) gebruiken; de ladingvork wordt neergelaten NL E 14
44 4.4 Het voertuig beveiligd parkeren Wanneer het voertuig verlaten wordt, moet het beveiligd geparkeerd worden, ook wanneer uw afwezigheid slechts van korte duur is. 3 F Het voertuig niet aan hellingen parkeren. Ladingvork helemaal neerlaten. Schakelslot (7) op positie 0 zetten en de sleutel uit het slot trekken. Hoofdschakelaar (3) in positie Uit. Klapbaar veiligheidsbeugel (indien mogelijk) naar binnen klappen. Bij het omhoogklappen van het klapbaar standplatform (als mogelijk) niet tussen standplatform en voertuigwand grijpen. 7 8 Klapbaar standplatform (indien mogelijk) aan een van de hoeken pakken en omhoog klappen NL E 15
45 5 Bedienings-toetsenblok (CANCODE) (o) Het bedienings-toetsenblok bestaat uit 10 cijfertoetsen, een SET-toets en een o-toets. De activering van het rijprogramma wordt met behulp van toets 1 door de groene LED aangegeven. De o-toets geeft via een rood/groene LED bedrijfstoestanden aan Set 0 Deze heeft de volgende functies: Codeslotfunctie (inbedrijfstelling van het voertuig). Instelling van de rij-en batterijparameters, alleen in combinatie met het afleesinstrument (CANDIS (o)). De o-toets heeft de eerste prioriteit, en plaatst het voertuig vanuit iedere toestand in de uitgangsstand terug, zonder dat wijzigingen aan de instellingen worden uitgevoerd. 5.1 Codeslot Z M Na invoer van de juiste code is het voertuig bedrijfsgereed Het is mogelijk, aan elk voertuig, iedere bestuurder of een bestuurdersgroep een individuele code toe te kennen. Bij levering is de operator-code (fabrieksinstelling ) middels een foliesticker aangegeven. Bij de eerste inbedrijfstelling de master- en de operator-code wijzigen! (zie sectie 5.4) 1003.NL E 16
46 Inbedrijfstelling Na inschakeling van de hoofdschakelaar en evt. het schakelslot brandt de LED (20) rood. Na invoer van de juiste bedieningscode (fabrieksinstelling ) brandt de LED (20) groen. Z Bij een foutieve code-invoer knippert de LED (20) gedurende twee seconden rood. Daarna is een nieuwe code-invoer mogelijk. De SET-toets (21) is in de besturingsmodus buiten werking. Uitschakelen Z Het voertuig wordt via de o-toets (25) uitgeschakeld. Het uitschakelen kan automatisch na een vooringestelde tijd geschieden. Daartoe moet de bijbehorende codeslot-parameter orden ingesteld (zie sectie 5.4) Set NL E 17
47 5.2 Rijprogramma Z Het voertuig beschikt over een rijprogramma. Het geactiveerde programma wordt door de groene LED (22) aangegeven, de toetsen 2 en 3 zijn buiten werking. Het rijprogramma kan individueel aan het voertuiggebruik worden aangepast. 5.3 Parameters Z Het besturings-keyboard maakt in de programmeermodus instelling van codeslotfuncties en aanpassing van het rijprogramma mogelijk. Bij voertuigen zonder afleesinstrument (CANDIS (o)) is alleen instelling van de codeslot-parameters mogelijk. Parametergroepen Het parameternummer is samengesteld uit drie cijfers. De eerste cijferpositie geeft de parametergroep aan overeenkomstig tabel 1. De tweede en derde positie zijn voor doorlopende nummers van 00 tot 99. Nr. Parametergroep 0xx Codeslot-instellingen (codes, vrijgave van het rijprogramma, automatische uitschakeling, etc.) 1xx Rijparameters van het rijprograma 1 (accelleratie, uitlooprem, snelheid, etc.) 4xx Rijprogramma-onafhankelijke parameters 1003.NL E 18
48 5.4 Parameter-instellingen Z M F Om de voertuiginstelling te wijzigen, moet de mastercode worden ingevoerd. De fabrieksinstelling van de mastercode is Bij de eerste inbedrijfstelling de mastercode wijzigen (zie sectie 5.1). Veiligheidsinstructies voor voertuigen met afleesinstrument (CANDIS (o)) Parameter-instellingen dienen uiterst zorgvuldig en uitsluitend door een hiervoor gekwalificeerde persoon te geschieden. Bij twijfel de servicedienst van de fabrikant inschakelen. Elke instelprocedure moet via het LCD-display van het afleesinstrument (CANDIS (o)) bewaakt worden. Bij twijfel dient de instelprocedure met behulp van de o- toets (25) worden afgebroken. Aangezien het rijgedrag van het voertuig verandert, dient na iedere wijziging van de parameters een proefrit, in een daarvoor vrijgegeven werkzone, worden uitgevoerd. Invoer van de mastercode: o-toets indrukken Mastercode intoetsen Afleesinstrument (CANDIS) Bedrijfsuren worden aangegeven LED (20) o-toets groen knipperend LED (22) Toets 1 LED (23) Toets 2 LED (24) Toets 3 Uit Uit Uit Codeslot-parameters Instelprocedure voor voertuigen zonder afleesinstrument (CANDIS (o)): Z Driecijferig parameternummer intoetsen, met SET-toets (21) bevestigen. Instelwaarde volgens de parameterlijst intoetsen resp. wijzigen en met de SETtoets (21) bevestigen. Bij een niet toegestane invoer knippert de LED (20) van de o-toets (25) rood. Na hernieuwde invoer van het parameternummer kan de instelwaarde ingetoetst of gewijzigd worden. Voor het invoeren van meer parameters dient de procedure te worden herhaald. Om de invoer te beëindigen, de o-toets (25) indrukken NL E 19
49 Instelprocedure voor voertuigen met en zonder afleesinstrument (CANDIS (o)): Z Driecijferig parameternummer intoetsen, met de SET-toets (21) bevestigen. In het afleesinstrument (CANDIS (o)) worden de bedrijfsuren nog steeds getoond. Wijzigt de aflezing, dan dient de instelprocedure met de o-toets (25) beëindigd en opnieuw gestart te worden. Instelwaarde volgens de parameterlijst intoetsen resp. wijzigen en met de SETtoets (21) bevestigen. Bij een niet toegestane invoer knippert de LED (20) van de o-toets (25) rood. Na hernieuwde invoer van het parameternummer kan de instelwaarde ingetoetst of gewijzigd worden. Voor invoer van meer parameters dient de procedure te worden herhaald. Om de invoer te beëindigen, de o-toets (25) indrukken. De volgende parameters kunnen worden ingevoerd: Codeslot-parameterlijst Nr. Functie Gebied instelwaarde Codeslot 000 Mastercode wijzigen De lengte (4-6 cijferig) van de mastercode bepaalt tevens de lengte (4-6 cijferig) van de operator-code. Zolang er operator-codes geprogrammeerd zijn, kan slechts één nieuwe code van dezelfde lengte worden ingevoerd. Dient de codelengte gewijzigd te worden, moeten eerst alle operator-codes worden gewist of of Standaard instelwaarde Opmerkingen Procedure 7295 (LED 22 knippert) Invoer van de actuele code bevestigen (Set) (LED 23 blinkt) Invoer van een nieuwe code bevestigen (Set) (LED 24 knippert) herhalen van de nieuwe code 001 Operator-code toevoegen (max. 600) of of bevestigen (Set) 2580 (LED 23 knippert) Invoer van een code bevestigen (Set) (LED 24 knippert) herhalen van de code-invoer bevestigen (Set) 1003.NL E 20
50 Nr. Functie Gebied instelwaarde Codeslot 002 Operator-code wijzigen of of Standaard instelwaarde Opmerkingen Procedure (LED 22 knippert) Invoer van de actuele code bevestigen (Set) (LED 23 knippert) Invoer van een nieuwe code 003 Operator-code wissen of of bevestigen (Set) (LED 24 knippert) herhalen van de code-invoer bevestigen (LED 23 knippert) Invoer van een code bevestigen (Set) (LED 24 knippert) herhalen van de code-invoer 004 Code-geheugen wissen (wist alle gebruikerscodes) 010 automatische tijduitschakeling bevestigen (Set) = wissen andere invoer = niet wissen = geen uitschakeling 01 tot 30 = uitschakeltijd in minuten 31 = uitschakeling na 10 seconden LEDs bevinden zich in de toetsvelden 1-3 (zie sectie 5.2) NL E 21
51 Nr. Functie Gebied instelwaarde Codeslot 030 Indicatie van het aantal toegewezen operatorcodes * ) Standaard instelwaard e Opmerkingen Procedure * ) alleen in combinatie met afleesinstrument (CANDIS (o)) Foutmeldingen van het bedienings-toetsenblok De volgende fouten worden door rood knipperen van de LED (20) aangegeven: Nieuwe mastercode is reeds operator-code. Nieuwe operator-code is reeds mastercode. Te wijzigen operator-code bestaat niet. Operator-code dient in een andere operator-code gewijzigd te worden, die reeds bestaat. Te wissen operator-code bestaat niet. Code-geheugen is vol NL E 22
52 5.5 Rijparameters Z Bij voertuigen zonder afleesinstrument (CANDIS (o)) kan instelling van de rijparameters alleen door de servicedienst van de fabrikant geschieden. In het volgende voorbeeld wordt de parameterinstelling van de acceleratie van het rijprograma 1 (parameter 101) getoond. Voorbeeld accelleratie actuele instelling wordt getoond gewijzigde instelling wordt getoond Afleesinstrument (CANDIS) Parameternummer Parameterinstelwaarde LED (20) o-toets groen knipperend groen knipperend LED (22) Toets 1 LED (23) Toets 2 LED (24) Toets 3 Uit Uit Uit Uit Uit Uit Z F Z Driecijferig parameternummer intoetsen (101), met de Set- toets (21) bevestigen. Controle van het LCD-display van het afleesinstrument (CANDIS (o)) (parameternummer en actuele parameterwaarde worden getoond). Geschiedt gedurende ca. 5 seconden geen invoer, schakelt het display terug op bedrijfsuren-indicatie. Wordt een ander parameternummer dan gewenst getoond, moet worden gewacht, tot de bedrijfsuren-display Verschijnt. Parameterwaarde volgens de parameterlijst intoetsen resp. wijzigen. Controle van het LCD-display van het afleesinstrument (CANDIS (o)), met de SET-toets (21) bevestigen. De LED (20) van de o-toets (25) brandt kortstondig continu en begint na ca. 2 seconden weer te knipperen. Bij een niet toegestane invoer knippert de LED (20) van de o-toets (25) rood. Na hernieuwde invoer van het parameternummer kan de instelwaarde ingetoetst of gewijzigd worden. Voor invoer van meer parameters dient de procedure te worden herhaald, zodra de LED (20) van de o-toets (25) knippert. Om de invoer te beëindigen, o-toets (25) indrukken NL E 23
53 De volgende parameters kunnen worden ingevoerd: Rijprogramma Nr. Functie Gebied instelwaarde Standaard instelwaarde 101 Accelaratie Uitlooprem Maximum snelheid in aandrijvingsrichting via rijregelaar 105 Rijdende man-snelheid in aandrijvingsrichting via rijregelaar 108 Maximum snelheid in vorkrichting via rijregelaar 109 Rijdende man-snelheid in vorkrichting via rijregelaar Opmerkingen afhankelijk van rijschakelaar afhankelijk van rijschakelaar afhankelijk van rijschakelaar afhankelijk van rijschakelaar Z Rijprogramma-onafhankelijke parameters Bij voertuigen zonder afleesinstrument (CANDIS (o)) is Instelling van de batterijparameters alleen door de servicedienst van de fabrikant mogelijk. Instelling geschiedt zoals bij de de rijparameters. De volgende parameters kunnen worden ingevoerd: Nr. Functie Gebied instelwaarde Batterijparameters 411 Batterijtype (normaal/versterkt/droog) Standaard instelwaarde Opmerkingen = normaal (nat) 1 = versterkt (nat) 412 Batterij leeg-waarschuwing 0 / = droog (onderhoudsvrij) In het gebied Instelwaarde 0 / 1 betekent: 0 = Uit 1 = Aan 1003.NL E 24
54 6 Afleesinstrument (CANDIS) (o) Het instrument toont: Restladingstoestand van de batterij (LED-staaf (27)), Bedrijfsuren (LCD-display (29)). Tevens worden storingsmeldingen van de elektronica-componenten en parameterwijzigingen getoond. Weergave van des ladingstoestand Uit het ingestelde batterijtype resulteren tevens de inschakelgrenzen voor de toestands-indicaties (26) Waarschuwing en (28) Stop. Aantal Staaf Ladingstoestand Natte batterij LED (geel) Waarschuwing LED (rood) Stop Onderhoudsvrije batterij LED (geel) Waarschuwing LED (rood) Stop 10 90,1-100% Uit Uit Uit Uit 9 80,1-90% Uit Uit Uit Uit 8 70,1-80% Uit Uit Uit Uit 7 60,1-70% Uit Uit Uit Uit 6 50,1-60% Uit Uit Uit Uit 5 40,1-50% Uit Uit Aan Uit 4 30,1-40% Uit Uit Aan Aan 3 20,1-30% Aan Uit Aan Aan 2 10,1-20% Aan Aan Aan Aan Een onderschrijding van de 20%- grens bij natte batterijen resp. de 40%- grens bij onderhoudsvrije batterijen vermijden NL E 25
55 6.1 Batterij leeg-waarschuwing Bij het bereiken van de ontladingsgrens (de Stop-LED schakelt in) wordt bij geactiveerde batterij leeg-waarschuwing de heffunctie uitgeschakeld. Rijden en neerlaten blijft mogelijk. Bij natte batterijen bedraagt de restcapaciteit 20%, bij onderhoudsvrije batterijen 40%. Vanaf 30% bij natte, resp. 50% capaciteit bij onderhoudsvrije batterijen dienen deze weer te worden opgeladen (ter waarschuwing brandt de gele LED). 6.2 Bedrijfsuren-indicatie Z Afleesgebied tussen 0,0 en ,0 uren. Rij- en hefbewegingen worden geregistreerd. Het display heeft achtergrondverlichting. Bij onderhoudsvrije batterijen verschijnt een T symbool in het bedrijfsuren-display (29). Foutmeldingen Z De bedrijfsuren-indicatie wordt ook voor weergave van fouten gebruikt. De storingsmelding is tweeledig en begint met een C voor component, en een driecijferig componentnummer en vervolgens verschijnt een E voor Error met een driecijferig foutnummer (intermitterend). Treden meerder fouten gelijktijdig op, worden deze successievelijk getoond. De storingen worden, zolang deze actief zijn, getoond (altijd in de combinatie Cxxx / Exxx). Foutmeldingen overschrijven de bedrijfsuren-indicatie. De meeste fouten leiden tot triggering van een Nood-Stop. De foutmelding blijft getoond, tot de stuurstroomkring wordt uitgeschakeld (schakelslot). Gedetailleerde componentbeschrijvingen met foutcodes zijn verkrijgbaar bij de servicedienst van de fabrikant. Indicatie bij parameterwijzigingen (rij-programa's) Z In combinatie met het bedienings-toetsenblok (CANCODE (o)) dient het LCD-display (29) voor weergave van de instelparameters. De eerste drie plaatsen van de aflezing tonen de parameternummers, de laatste drie plaatsen de parameterwaarde. Instelwaarden van de parametergroep 0XX (codeslot) worden niet getoond. 6.3 Inschakel-test Na inschakeling verschijnt de indicatie: van de softwareversie van het afleestoestel (kortstondig), de bedrijfsuren, de ladingstoestand NL E 26
ECE 220. Gebruiksaanwijzing
ECE 220 04.04 - Gebruiksaanwijzing H 50439707 10.06 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven
Nadere informatieECE 220. Gebruiksaanwijzing 04.04 - 50435805 03.07
ECE 220 04.04 - Gebruiksaanwijzing H 50435805 03.07 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven
Nadere informatieECC 10 ac. Gebruiksaanwijzing
ECC 10 ac 11.02 - Gebruiksaanwijzing H 50262664 07.04 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HNDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven
Nadere informatieECE 320. Gebruiksaanwijzing Set
1 2 3 4 5 6 7 8 9 Set 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Set 0 ECE 320 Gebruiksaanwijzing 50440942 01.06 04.04 - H Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE
Nadere informatieEJE C20. Gebruiksaanwijzing Set
1 2 3 4 5 6 7 8 9 Set 0 EJE C20 Gebruiksaanwijzing 08.03 - H 50249912 06.06 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt.
Nadere informatieELE ac 16/18/20. Gebruiksaanwijzing 08.02- 50249836 04.03. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Set
1 2 3 4 5 6 7 8 9 Set 0 ELE ac 16/18/20 08.02- Gebruiksaanwijzing H 50249836 04.03 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HNDLEIDING
Nadere informatieECE 116. Gebruiksaanwijzing
ECE 116 04.04 - Gebruiksaanwijzing H 50439691 01.06 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven
Nadere informatieEJE 220/222/225/230/220r/222r
EJE 220/222/225/230/220r/222r 10.03 - Gebruiksaanwijzing H 50425894 06.06 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De
Nadere informatieRoetdeeltjesfilter. Handleiding 12.07 - 08.10 DFG 316-320. DFG 316s-320s DFG 425-435 DFG 425s-435s
Roetdeeltjesfilter 12.07 - Handleiding H 51098687 DFG 316-320 08.10 DFG 316s-320s DFG 425-435 DFG 425s-435s Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze
Nadere informatieEJE 116/118/120. Gebruiksaanwijzing Set
1 2 3 4 5 6 7 8 9 Set 0 EJE 116/118/120 10.03 - Gebruiksaanwijzing H 50425857 06.06 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING
Nadere informatieEJC 110 / 112. Gebruiksaanwijzing 01.05 - 50444130 03.07
EJC 110 / 112 01.05 - Gebruiksaanwijzing H 50444130 03.07 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is
Nadere informatieEMC 110/B 10. Gebruiksaanwijzing 06.96- 10003630 07.08
EMC 110/B 10 06.96- Gebruiksaanwijzing H 10003630 07.08 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven
Nadere informatieBGR 233 GEKEURD (DE) Gebruikshandleiding Laadbrug. Bekijk de instructievideo op www.kruizinga.nl
BGR 233 GEKEURD (DE) Gebruikshandleiding Laadbrug Bekijk de instructievideo op www.kruizinga.nl Lees mij eerst! 1Lees deze handleiding zorgvuldig voor de laadbrug te gebruiken. De handleiding omschrijft
Nadere informatieECE 220 / 225 ECE 220XL / 225XL
ECE 220 / 225 ECE 220XL / 225XL Gebruikershandleiding 12.06- H 51051910 07.08 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt.
Nadere informatieEME 112. Gebruiksaanwijzing 05.00- 77800389 07.08
EME 112 05.00- Gebruiksaanwijzing H 77800389 07.08 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven
Nadere informatieOorspronkelijke gebruiksaanwijzing. Routetrein CX T. Aanvullingopdeseriebedieningsinstructies. vandetrekkercxt 51048070051 NL - 02/2012
Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing Routetrein CX T Aanvullingopdeseriebedieningsinstructies vandetrekkercxt 1050 51048070051 NL - 02/2012 Inhoudsopgave g 1 Voorwoord Informatie over de documentatie...
Nadere informatieGEBRUIKSAANWIJZING AQUA LASER 2 IN 1 RAAMREINIGER ARTIKEL NUMMER :
GEBRUIKSAANWIJZING AQUA LASER 2 IN 1 RAAMREINIGER ARTIKEL NUMMER : 808.478 Lees deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig voordat u het apparaat in gebruik neemt. Doelmatig gebruik: Gebruik het apparaat alleen
Nadere informatieWeegschaaltruck EL20W-1150-TAZPN. Capaciteit: 2t
NL GEBRUIKSAANWIJZING Weegschaaltruck EL20W-1150-TAZPN Capaciteit: 2t N.B.: Eigenaar en gebruiker moeten deze instructies voor gebruik van de handpallettruck lezen en begrijpen. Inhoudsopgave I. Algemeen
Nadere informatieHandleiding: Rupsdumper roterende kipbak.
Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak. Veiligheidsvoorzieningen Beschermingsvoorzieningen mogen alleen worden verwijderd resp. geopend na stilstand van de dumper met geactiveerde parkeerrem, uitschakelen
Nadere informatieDe elektrische laadlift
Art-Lift De elektrische laadlift 1 Lees deze bedienings- en gebruikshandleiding nauwkeurig door, voordat u de laadlift in gebruik neemt. Neem deze handleiding goed door en zorg ervoor dat u de informatie
Nadere informatieHoogfrequent batterijladers. KOP serie. Handleiding
Hoogfrequent batterijladers KOP serie Handleiding Inhoud. 1. Belangrijke veiligheidsinstructies 1.1 Algemeen 1.2 Voorzorgsmaatregelen bij het werken met batterijen 2. Eigenschappen 2.1 Algemene specificatie
Nadere informatieELEKTRONISCH SLOT MET MINSTENS 111.000.000 ECHTE INSTELMOGELIJKHEDEN EIGENSCHAPPEN VAN HET SLOT, FABRIEKSINSTELLINGEN
ELEKTRONISCH SLOT MET MINSTENS 111.000.000 ECHTE INSTELMOGELIJKHEDEN Master-programmeeraanwijzing van het elektronisch slot TeamLock 4 Het elektronisch slot TeamLock 4 is een elektronisch sluitsysteem,
Nadere informatieERE 120. Handleiding
ERE 120 09.05- Handleiding H 50466105 04.08 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven in
Nadere informatieERE 225. Gebruiksaanwijzing 10.07 - 11.14
ERE 225 10.07 - Gebruiksaanwijzing H 51054865 11.14 Verklaring van overeenstemming Jungheinrich AG, Am Stadtrand 35, D-22047 Hamburg Producent of in de gemeenschap gevestigde vertegenwoordiger Type Optie
Nadere informatieALCT 6/24-2 GEBRUIKSAANWIJZING
ALCT 6/24-2 GEBRUIKSAANWIJZING [1] b c g d f e a [2] 0,5 1 2 NL Gebruiksaanwijzing ALCT 6/24-2 VOORWOORD Geachte klant, Dank u voor de aanschaf van de ANSM ANN lader ALC T 6-24/2. Deze gebruiksaanwijzing
Nadere informatieECC 20 SH. Gebruiksaanwijzing Set
1 2 3 4 5 6 7 8 9 Set 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Set 0 ECC 20 SH Gebruiksaanwijzing 50439763 07.04 04.02 - H Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE
Nadere informatieVerkorte gebruiksaanwijzing
Verkorte gebruiksaanwijzing Fun2Go Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06
Nadere informatieGEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE
Voertuigverwarmingen Technische documentatie NL GEBRUIKSAANWIJZING EASYSTART REMOTE Bedieningselement voor de Eberspächer-standverwarmingen EasyStart Select Bedienungsanleitung EasyStart Remote Gebruiksaanwijzing
Nadere informatieECE 118. Gebruikershandleiding
ECE 118 08.06- Gebruikershandleiding H 51044958 07.08 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING vindt. De informatie is weergegeven
Nadere informatieMS Semen Storage Pro
MS Semen Storage Pro 150 4508425 NL MS Semenstorage PRO 150 Gebruiksaanwijzing... 3 4508425/11-01-2016/F Inhoud MS Semen Storage Pro 150... 1 Bepalingen... 3 Introductie... 4 MS Semen Storage... 5 Aanbevelingen...
Nadere informatieEJC 110 / 112. Gebruiksaanwijzing 09.07 - EJC 110 EJC 112 02.11
EJC 110 / 112 09.07 - Gebruiksaanwijzing 51080474 02.11 EJC 110 EJC 112 H Conformiteitsverklaring Jungheinrich AG, Am Stadtrand 35, D-22047 Hamburg Fabrikant of in de Gemeenschap gevestigde vertegenwoordiger
Nadere informatieEMC 110 / EMC B10. Gebruiksaanwijzing 04.09 - 02.11 EMC 110 EMC B10
EMC 110 / EMC B10 04.09 - Gebruiksaanwijzing 51040497 02.11 H EMC 110 EMC B10 Conformiteitsverklaring Jungheinrich AG, Am Stadtrand 35, D-22047 Hamburg Fabrikant of in de Gemeenschap gevestigde vertegenwoordiger
Nadere informatieElektrische fiets Pedelec
Versie 06/2010 Bestnr. 86 20 23 Elektrische fiets Pedelec Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand,
Nadere informatieA Stoel naar voren klappen. B Controleer of de batterijstekker in het apparaat is gestoken. C Klap de stoel naar achteren.
QUIKSTRT R/D 00/50 WRSHUWING Dit is slechts een korte handleiding! Lees voor het gebruik of onderhoud van het apparaat de bij het apparaat gevoegde gebruiksaanwijzing. ij niet-naleving van de gebruiksaanwijzing
Nadere informatieEPT12-EZ Elektrische transpallet. Gebruikershandleiding
EPT12-EZ Elektrische transpallet Gebruikershandleiding 1 Bedankt voor uw aankoop van ons product. Deze handleiding legt u uit hoe deze elektrische transpallet te gebruiken en te onderhouden. Elke gebruiker
Nadere informatiePure Charge&Go Nx. Handleiding voor audiciens. Hearing Systems
Pure Charge&Go Nx Handleiding voor audiciens Hearing Systems Inhoudsopgave Inleiding 3 Voor en na het aanmeten 4 Monteren 4 Activeren 4 Opladen 5 Aansluiten 5 Het serienummer noteren 6 De behuizing vervangen
Nadere informatieProgrammeerbare elektronische tijdschakelklok
G E B R U I K S A A N W I J Z I N G Bestnr.: 62 24 60 Programmeerbare elektronische tijdschakelklok Omwille van het milieu 100% recyclingpapier Impressum Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets
Nadere informatieCellion primax. Handleiding voor audiciens. Hearing Systems
Cellion primax Handleiding voor audiciens Hearing Systems Inhoudsopgave Inleiding 3 Voor en na het passen 4 Monteren 4 Activeren 4 Opladen 5 Aansluiten 5 Het serienummer noteren 6 Loskoppelen 6 De behuizing
Nadere informatieERE 120. Gebruiksaanwijzing 05.08 - 02.11
ERE 120 05.08 - Gebruiksaanwijzing H 51093147 02.11 Verklaring van overeenstemming Jungheinrich AG, Am Stadtrand 35, D-22047 Hamburg Producent of in de gemeenschap gevestigde vertegenwoordiger Type Optie
Nadere informatieArt-No NL Handleiding
Art-No. 18141 NL Handleiding Art-No. 18142 Digitale momentsleutel Art.nr. 18141 3/8 aandrijving, 17-170 Nm Art.nr. 18142 1/2 aandrijving, 20-200 Nm Handleiding Inhoud verpakking: Momentsleutel Batterijen,
Nadere informatieLCD scherm va LCD scherm
scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica
Nadere informatieLees aandachtig deze handleiding vooraleer u uw Strider scooter gebruikt!
ST4 HANDLEIDING INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 2. VEILIGHEID 3. BEDIENING 4. ZITPOSITIE 5. RIJDEN 6. BATTERIJEN OPLADEN 7. ONDERHOUD 8. TECHNISCHE GEGEVENS 1. INLEIDING Deze handleiding geldt voor de volgende
Nadere informatieProgrammeer- en bedieningsinstructies
KNSV-6000 elektronisch KNSV-6020 elektronisch KNSV-7000 elektronisch Programmeer- en bedieningsinstructies CODES - DE BASIS BEDIENINGSINSTRUCTIES De door de fabriek ingestelde mastercode is #1234. Deze
Nadere informatieMontage- en gebruiksaanwijzing
Montage en gebruiksaanwijzing Cooper Safety BV Postbus 3397 4800 DJ Breda Nederland Tel. +31 (0)76 750 53 00 Fax +31 (0)76 587 14 22 www.coopersafety.nl Pagina 1 1. Algemene opmerkingen 1.1 Korte beschrijving
Nadere informatieGebruikershandleiding vochtmeter FMW * * FMW Vochtmeter. Gebruiksaanwijzing Versie 3.13 VOCHTMETERS
28.07.999 Gebruikershandleiding vochtmeter FMW *28.07.999* FMW Vochtmeter Gebruiksaanwijzing Versie 3.13 VOCHTMETERS Voorwoord Gefeliciteerd met de aankoop van de FMW microprocessor gestuurde vochtmeter.
Nadere informatieMontage- en gebruiksaanwijzing. NFC-module voor BDC-i440-besturingen
NFC-module nl Montage- en gebruiksaanwijzing NFC-module voor BDC-i440-besturingen Belangrijke informatie voor: de monteur / de elektricien / de gebruiker Aan de betreffende personen doorgeven! De gebruiker
Nadere informatie2. Geadviseerde omgevingstemperatuur van 0 C tot 50 C.
BT111 ACCU TESTER BT222 ACCU / LAADSTART / TESTER BEDIENINGSHANDLEIDING BELANGRIJK! 1. Voor het testen van 12 V accu's: SAE : 200~1200 CCA DIN : 110~670 CCA IEC : 130~790 CCA EN : 185~1125 CCA CA(MCA)
Nadere informatieUitsluitend aansluiten op de spanning en frequentie zoals aangegeven op het typeplaatje.
MODELLEN 1221 AANSLUITINGEN 1 kanaal 2 kanalen VEILIGHEIDSINSTRUCTIES In verband met brandgevaar of het risico op een elektrische schok dient inbouw en montage uitsluitend door een elektro vakman te geschieden.
Nadere informatieVIESMANN. Montagehandleiding. Regeling vervangen. Veiligheidsvoorschriften. Vitodens openen. voor de vakman. voor Vitodens 100-W, type WB1C
Montagehandleiding voor de vakman VIESMANN Regeling vervangen voor Vitodens 100-W, type WB1C Veiligheidsvoorschriften Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel
Nadere informatieAX-3010H. Multifunctionele schakelende voeding. Gebruiksaanwijzing
AX-3010H Multifunctionele schakelende voeding Gebruiksaanwijzing Bewaar deze gebruiksaanwijzing op een veilige plaats, zodat u hem later nog eens in kunt kijken. De gebruiksaanwijzing bevat belangrijke
Nadere informatiePrinted: 07.07.2013 Doc-Nr: PUB / 5071466 / 000 / 00
OORSPRONKELIJKE GEBRUIKSAANWIJZING DD-ST-150/160-CCS Kruisrails Lees de handleiding beslist voordat u de machine de eerste keer gebruikt. Bewaar deze handleiding altijd bij het apparaat. Geef het apparaat
Nadere informatieInhoudstafel pagina. Gebruikte symbolen, inbouw batterij / batterij vervangen.. 3
Inhoudstafel pagina Flash-versie TULOX 100, Typ 4.17.0010.0 2 Gebruikte symbolen, inbouw batterij / batterij vervangen.. 3 Openen / Openen na vierogen-identificatie / Sluiten, blokkeertijd 4 Code veranderen,
Nadere informatieBatterijdiagnosetoestel voor het testen van alle types 12 V-batterijen.
CBT12XS BATTERIJTESTTOESTEL Batterijdiagnosetoestel voor het testen van alle types 12 V-batterijen. TESTVERLOOP / GEBRUIKSAANWIJZINGEN BELANGRIJK: 1. Voor het testen van de prestatie van 12 V-accu s (CCA:
Nadere informatieLCD scherm ve LCD scherm
scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf
Nadere informatieHandleiding. Tilly Light fietsendrager
Handleiding Tilly Light fietsendrager mei 2015 Tilly Light BV Inhoudsopgave Algemeen 4 Onderdelen 5 Stekker aansluiting 10 Eerste gebruik 11 Op de auto plaatsen 15 Fietsen plaatsen 18 Rijden 23 Fietsen
Nadere informatieQUICKSTART. Inbedrijfstelling. Werking B90R
QUIKSTRT 90R WRSHUWING it is slechts een korte handleiding! Lees voor het gebruik of onderhoud van het apparaat de bij het apparaat gevoegde gebruiksaanwijzing. ij niet-naleving van de gebruiksaanwijzing
Nadere informatieVerkorte gebruiksaanwijzing
Verkorte gebruiksaanwijzing VeloPlus Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06
Nadere informatieMEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) DS300 / DS400 1/13. t 0183 30 28 00 f 0183 30 28 46 01 INHOUDSOPGAVE
MEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) ELEKTRISCHE INHOUDSOPGAVE 1 Inhoudsopgave 2 Bedienings element 3 Slot met bevestigings elementen 4 Installatie informatie 4 Preparatie van de deur 4 Installtatie 5 Draairichting
Nadere informatieVIESMANN. Montagehandleiding. Regeling vervangen. Veiligheidsvoorschriften. Vitodens openen. voor de vakman. voor Vitodens 100-W
Montagehandleiding voor de vakman VIESMANN Regeling vervangen voor Vitodens 100-W Veiligheidsvoorschriften Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële
Nadere informatieDe elektrische laad lift
Art-Lift De elektrische laad lift 1 Lees deze bedienings- en gebruikshandleiding nauwkeurig door, voordat u de laad lift in gebruik neemt. Neem deze handleiding goed door en zorg ervoor dat de informatie
Nadere informatieAfstandsbediening Telis 16 RTS
Afstandsbediening Telis 16 RTS Bedieningshandleiding Telis 16 RTS Pure Art.nr. 1811020 Telis 16 RTS Silver Art.nr. 1811021 Afstandsbediening Telis 16 RTS 16 Kanaals zender met display Telis 16 RTS Pure
Nadere informatieSTART SET DRAADLOOS SCHAKELEN
START-LINE GEBRUIKERSHANDLEIDING Op www.klikaanklikuit.nl vindt u altijd de meest recente gebruiksaanwijzingen Lees deze eenvoudige instructies. Bij onjuiste installatie vervalt de garantie op dit product.
Nadere informatieProfessional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *688.107
Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT Modelnr.: *688.107 GEBRUIKSAANWIJZING Om volledig gebruik te maken van de mogelijkheden en storingen tot het minimum te beperken raden wij u aan om de gebruiksaanwijzing
Nadere informatieHandleiding Code Combi B 30
Handleiding Code Combi B 30 Lees deze instructies aandachtig door voordat u het slot gebruikt. Met de bijgevoegde noodsleutel kunt u altijd het slot openen; ook als de elektronica onverhoopt niet functioneert.
Nadere informatiePersonal tag. Personal tag. Drukknop of bewegingsdetector. TABEL 2 Samenvatting van de Programmeerfuncties
TAG-IN-A-BAG Stand alone proximity toegangscontrolesysteem Gebruikershandleiding 1. Introductie De TIAB is ontworpen om de toegang voor onbevoegden tot beschermde gebieden te beperken. De unit maakt gebruik
Nadere informatiegebruikershandleiding Elektronisch slot met noodsleutel think safe
gebruikershandleiding Elektronisch slot met noodsleutel think safe 2 Gebruikershandleiding elektronisch slot met noodsleutel think safe Belangrijke aandachtspunten Lees de handleiding voordat u het elektronische
Nadere informatieGebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS
Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS Gefeliciteerd! U heeft gekozen voor een fiets met elektrische ondersteuning, de E-bike. Uw E-bike zal u door zijn elektrische ondersteuning
Nadere informatieAfbeelding 1: Schakelklok met alle segmenten
Art.-Nr.:..5201 DTST.. Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd. Als de handleiding niet wordt
Nadere informatiePowerpack. gebruikshandleiding
Powerpack gebruikshandleiding 1 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding De RMA powerpack is een hulpmiddel voor de begeleiding. Het vergemakkelijkt het duwen van een rolstoel gebruiker. De hulpmotor is niet ontworpen
Nadere informatieETM/V 110/112/114/116
ETM/V 110/112/114/116 04.99- Gebruiksaanwijzing H 50047423 10.05 Belangrijke aanwijzingen voor transport en montage van masten op reachtrucks Transport Het transport kan ahankelijk van de constructiehoogte
Nadere informatieSpecificaties. WD 2300 Serie. Dubbelheffende stapelaar WD 2300. Serie
C Specificaties WD 2300 Serie Dubbelheffende stapelaar WD 2300 Serie C WD 2300 Serie Dubbelheffende stapelaar 4.5 4.22 4.4 4.2 4.6 Q 1.6 4.9 90 1.9 180 4.20 4.19 4.35 4.25 3.7 4.21 1.8 4.34 C WD 2300S
Nadere informatieHandleiding EPT20-15ET Elektrische transpallet
Handleiding EPT20-15ET Elektrische transpallet 0 Wij danken u voor de aankoop van ons product. Deze handleiding bevat alle instructies om dit toestel te gebruiken en te onderhouden. De gebruiker van de
Nadere informatiePRODUCTMANUAL PROGRAMMEERTRANSPONDER Stand: Ontwerp 2012 v02 baseert op april 2007_V
PRODUCTMANUAL PROGRAMMEERTRANSPONDER 3067 Stand: Ontwerp 2012 v02 baseert op april 2007_V05-04-2007 Stand: mei 2012 Inhoudsopgave 1 VEILIGHEIDSADVIEZEN...3 2 INTRODUCTIE...3 3 BEVEILIGINGSKAART...4 4 PROGRAMMEERADVIEZEN...4
Nadere informatieGebruikers handleiding versie
Gebruikers handleiding versie 280109 Gebruikers handleiding 1. Gebruik Een fiets met VTS ondersteuning rijdt als een gewone fiets, waarbij het VTS systeem zorgt voor een extra ondersteuning die instelbaar
Nadere informatieGEBRUIKSAANWIJZING. Afstandsbediening BRC315D7
GEBRUIKSAANWIJZING 1 3 2 1 4 11 NOT AVAILABLE 12 6 5 5 7 8 14 9 10 19 17 18 21 13 20 15 16 1 ONZE WELGEMEENDE DANK VOOR UW AANKOOP VAN DEZE AFSTANDS- BEDIENING. LEES DE HANDLEIDING AANDACHTIG ALVORENS
Nadere informatieEJC/EJC-Z 14/16. Gebruiksaanwijzing 06.98 - 10004251 01.06
EJC/EJC-Z 14/16 06.98 - Gebruiksaanwijzing H 10004251 01.06 Voorwoord Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HNDLEIDING vindt. De inormatie is
Nadere informatieINLEIDING VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN SYMBOLEN. De symbolen in deze gebruiksaanwijzing. Symbolen op het apparaat
INLEIDING Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld voor Rapid 100E. Lees ze eerst grondig door alvorens u het apparaat in gebruik neemt. Deze gebruiksaanwijzing bevat de veiligheidsvoorschriften, de voorschriften
Nadere informatieGEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR
GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR A B C * Verlichting: Aan / Uit * Afbeelding van de YCT-102 (niet altijd inbegrepen, check de specificaties op de verpakking) A: Indicator (spannings-
Nadere informatieMEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) TC-LS200 LS200.130214. t 088 500 2800 f 088 500 2899 21
MEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) MODELLEN LS200ZA, LS200ZB, LS200ZC, LS200ZD, LS200WA, LS200WB, LS200WC, LS200WD 1. INHOUDSOPGAVE 1 Inhoudsopgave 2 Bedieningselement 3 Slot met bevestigingsmaterialen 4 Installatie
Nadere informatieAccu-Multifunction tool artikelnummer Handleiding
Accu-Multifunction tool artikelnummer 17810 Handleiding Inhoud Allgemeene veiligheidsinstructie voor elektrisch werktuig Extra veiligheidsinstructie voor de accu-multifunction tool Gebruik volgens bestemming
Nadere informatieInteGra Gebruikershandleiding 1
InteGra Gebruikershandleiding 1 Algemeen Met dank voor de keuze van dit product aangeboden door SATEL. Hoge kwaliteit en vele functies met een simpele bediening zijn de voordelen van deze inbraak alarmcentrale.
Nadere informatieGebruiksaanwijzing kort
Fun2Go Van Raam BV Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Tel. : +31 (0)315 257370 E-mail : info@vanraam.nl Internet : www.vanraam.nl Versie 17.04 Positie zitting Om de positie van de stoel correct
Nadere informatieGebruikershandleiding Monty Alarmzender
Gebruikershandleiding Monty Alarmzender Voorwoord Hartelijk dank voor het gebruik van de Monty alarmzender. Wij hebben met de grootste zorg deze applicatie en het device ontwikkeld, om u in staat te stellen
Nadere informatieDIGITALE STROOMTANG - KEW SNAP MODEL 2017/2027RMS voor het meten van wisselstroom. Klauwen. Klauwopener. Bereikkeuzeschakelaar. Veiligheidsarmband
DIGITALE STROOMTANG - KEW SNAP MODEL 2017/2027RMS voor het meten van wisselstroom Klauwen Data Hold Klauwopener Bereikkeuzeschakelaar Uitlezing Aansluitklem COM Aansluitklem VOLT/ Veiligheidsarmband 1.
Nadere informatieGEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 APCR-2300 STEKKERBLOK SCHAKELAAR
GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 APCR-2300 STEKKERBLOK SCHAKELAAR A B C A: LED-indicator B: Verbindingsknop C: Kinderbeveiliging 1 [1] Plaatsen stekkerblok schakelaar Plaats de stekker van het stekkerblok in
Nadere informatieMEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) TC-LS100 LS100.130214 VERGRENDELINGEN. t 088 500 2800 f 088 500 2899 13
MEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) MODELLEN LS100ZA, LS100ZB, LS100ZC, LS100ZD, LS100WA, LS100WB, LS100WC, LS100WD 1. INHOUDSOPGAVE 1 Inhoudsopgave 2 Bedieningselement 3 Slot met bevestigingsmaterialen 4 Installatie
Nadere informatieDraadloze bussysteem Draadloze handzender comfort. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Best.nr. : 0527 00
Best.nr. : 0527 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd. Als de handleiding niet wordt opgevolgd,
Nadere informatieEKS 110. Gebruiksaanwijzing 03.09 - 03.09
EKS 110 03.09 - Gebruiksaanwijzing H 51141995 03.09 Voorwoord Aanwijzingen voor de handleiding Voor een veilig gebruik van het interne transportmiddel is kennis nodig, die u in deze ORIGINELE HANDLEIDING
Nadere informatieGebruiksaanwijzing, waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften voor gesloten batterijen met vast elektrolyt (AGM-technologie) voor motorfietsen.
Gebruiksaanwijzing, waarschuwingen en veiligheidsvoorschriften voor gesloten batterijen met vast elektrolyt (AGM-technologie) voor motorfietsen. Let op de aanwijzingen op de batterij, in de gebruiksaanwijzing
Nadere informatieMauer GmbH Technologie voor beveiliging. Code Combi B VdS-Cl 2 Artikelnummer 82131 - standaard
Informatie over de bediening: Mauer GmbH Technologie voor beveiliging Code Combi B VdS-Cl 2 Artikelnummer 82131 - standaard Bedieningsinstructies Lees deze instructies aandachtig door voordat u het slot
Nadere informatieVerkorte Gebruiker Handleiding
Verkorte Gebruiker Handleiding Inhoud Algemeen... 3 Het keypad... 3 Functietoetsen... 4 Cijfertoetsen... 4 Navigatietoetsen... 4 LCD scherm... 4 Signalisatie LED s... 6 Noodtoetsen... 6 De verschillende
Nadere informatieVOLT POT 1K R 220. OPEN FOR 60 Hz STAB. Spanningsregelaars R 220. Installatie en onderhoud
VOLT POT 1K 110 0V E+ E- OPEN FOR 60 Hz STAB Deze handleiding is van toepassing op de regelaar van de alternator die u aangekocht hebt. We wensen uw aandacht te vestigen op de inhoud van deze onderhoudshandleiding.
Nadere informatie1. Batterijpakket Onderdelen. Kabeltas. Batterijtas Laderstekker. Sleutels (2 stuks) Lader. Batterijstekker F B
HANDLEIDING Inhoud 1. Batterijpakket... 4 1.1. Onderdelen... 4 1.2. Batterijpakket opladen... 5 2. Bediening... 7 2.1. Beveiliging... 7 2.2. Display... 7 2.3. Vullingsgraad... 7 2.4. Trapbekrachtiging...
Nadere informatieThermis WireFree io temperatuur sensor
Thermis WireFree io temperatuur sensor Installatiehandleiding Artikelnummer 822303 - 2 - Thermis WireFree io temperatuur sensor Inhoudsopgave Pagina Omschrijving 4 Productvoordelen 4 Veiligheid 4 Specifieke
Nadere informatieCA2010 Handleiding Digitale Alcoholmeter
CA2010 Handleiding Digitale Alcoholmeter Onderdelen Mondstuk Uitgang adem (Niet afdekken) LCD Scherm Aan/Uit Schakelaar Lichtnet Aansluiting Batterij Compartiment (Achterkant) Deze meter is bestemd om
Nadere informatieAccu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens
Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens 1. Als u de accu helemaal leeg hebt gereden, zorg er dan voor dat u uw accu kort hierna weer aan de lader zet (binnen enkele uren). 2. Laat de accu nooit
Nadere informatieGEBRUIKSAANWIJZING Stralingsmeter PCE-EMF 823
PCE Brookhuis Institutenweg 15 7521 PH Enschede The Netherlands Telefoon: +31 53 737 01 92 Fax: +31 53 430 36 46 info@pcebenelux.nl www.pcebrookhuis.nl GEBRUIKSAANWIJZING Stralingsmeter PCE-EMF 823 Inhoudsopgave
Nadere informatieIntelligente Zonne-energie Regelaar Solar30
Intelligente Zonne-energie Regelaar Solar30 Gebruikershandleiding Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit product gaat gebruiken. SOLAR30 12V/24V AUTO WORK 1 Productintroductie Deze regelaar
Nadere informatieGebruikersinstructies LED display, accu en lader voor handbikes uitgevoerd met elektrische ondersteuning
Gebruikersinstructies Led Display, accu en lader V2.4 Double Performance BV Antwerpseweg 13/1 2803 PB Gouda Tel: 0182-573833 Gebruikersinstructies LED display, accu en lader voor handbikes uitgevoerd met
Nadere informatieInhoud. 1. Veiligheidsinstructies
1 2 Inhoud 1. Veiligheidsinstructies... 3 2. Gebruik volgens de voorschriften... 4 3. Omschrijving... 4 4. Toepassingstabel... 4 5. Montage... 4 5.1 Omschrijving van de onderdelen... 5 5.2 Meeneemring
Nadere informatie