Diver-Office Gebruikershandleiding

Transcriptie

1 Diver-Office Gebruikershandleiding Copyright 2007, Schlumberger Water Services

2 Copyright-informatie 2007 Schlumberger Water Services. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag worden gereproduceerd of overgebracht in welke vorm of op welke wijze dan ook zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Schlumberger Water Services. Gedrukt in Canada

3 Voorwoord Contact opnemen met Schlumberger Water Services Als u opmerkingen of suggesties hebt, kunt u contact met ons opnemen via: Waterloo Office 460 Phillip Street - Suite 101 Waterloo, Ontario, CANADA, N2L 5J2 Telefoon: +1 (519) Fax: +1 (519) Delft Office Delftechpark 20, Postbus AN Delft, Nederland Telefoon: +31 (0) Fax: +31 (0) Algemene informatie: sws-diver@slb.com Internet: Technische ondersteuning U kunt ons helpen uw technische vragen zo snel mogelijk te beantwoorden door onderstaande informatie bij de hand te houden als u belt, of door de informatie te vermelden in een gedetailleerd verzoek per om technische ondersteuning: Een volledige beschrijving van het probleem, inclusief een samenvatting van de belangrijkste handelingen en gebeurtenissen (of een screenshot van de foutmelding, indien van toepassing); Naam en versienummer van het product; Serienummer van het product; Merk en model computer; Besturingssysteem en versienummer; Totaal beschikbare RAM-geheugen; Aantal beschikbare bytes op uw harde schijf; Directory waarin de software is geïnstalleerd; Directory voor uw huidige projectbestanden. U kunt ons uw vragen en of faxen, of u kunt een van onze specialisten van de technische klantenservice bellen. U ontvangt binnen maximaal twee werkdagen bericht. 3

4 Inhoudsopgave Voorwoord... 3 Contact opnemen met Schlumberger Water Services... 3 Technische ondersteuning... 3 Inhoudsopgave Kennismaking met Diver-Office Diver-Office installeren Systeemvereisten Overzicht van ondersteunde apparatuur...6 Uitleesunits... 6 Divers... 7 Interfacekabels Installatie...7 Diver-Office-software... 7 Stuurprogramma s voor USB-uitleesunit De installatie van Diver-Office ongedaan maken Stuurprogramma s voor de uitleesunit deïnstalleren Een backup maken van uw database Interface-indeling van Diver-Office Online Help Diver-Office gebruiken Navigeren door Diver-Office met de projectboom Projectinstellingen Locatie-instellingen Handmetingen Tijdreeksgegevens...17 Grafiekinstellingen Tijdreeksgrafieken afdrukken Hoofdmenu Diver-Office Project...19 Nieuw (CTRL+N) Openen (CTRL+O) Verwijderen (CTRL+D) Instellingen (CTRL+S) Afsluiten (ALT+F4) Beeld...19 Diver (CTRL+R) Gegevens (CTRL+A) Voorkeuren...22 Eenheden (CTRL+U) Communicatie (CTRL+SHFT+C) Pomptesten (CTRL-P) Importeren...24 Diver-gegevens (CTRL-E) LDM-database (CTRL-L) Help...25 Help

5 Info Divers programmeren en uitlezen Een Diver aansluiten Diver-instellingen en gegevens uitlezen Diver-instellingen programmeren Locatie Meetmethode en meetinterval...28 Vast Variatie afhankelijk Vooraf gedefinieerde pomptests Gebruikergedefinieerde pomptest (alleen Cera-Diver en Micro-Diver) Hoogte Geleidbaarheidbereik Een Diver starten Direct starten Later starten Slim later starten (SLS) Een Diver stoppen Huidige gegevens CTD-Diver kalibreren Kalibratiehistorie Barometrische compensatie Wat is barometrische compensatie Gebruik van een Baro-Diver Barometrische compensatiemethoden Uw project opzetten Gegevens compenseren Vanuit de projectboom Vanuit het dialoogvenster Gegevens Barometrische compensatieresultaten Index

6 1 Kennismaking met Diver-Office Diver-Office is een softwarepakket dat is ontwikkeld voor het uitlezen en programmeren van Diver-grondwaterdataloggers, het downloaden van Diver-peilgegevens en het verwerken en weergeven van Diver-gegevens. In combinatie met een of meer Diver-dataloggers vormt Diver-Office een volledig en flexibel meetsysteem. De belangrijkste functies en kenmerken van Diver-Office zijn: Gemakkelijk te gebruiken, intuïtieve interface; Uitlezen/programmeren van Diver-dataloggers; Starten/stoppen van Diver-dataloggers, met verschillende startmethoden; Kalibreren van CTD-Divers; Importeren/exporteren van controlegegevens in meerdere indelingen; Weergeven van tijdreeksgegevens in een diagram of tabel; Importeren van databases uit LoggerDataManager 5.x; Uitvoeren van barometrische compensatie op waterniveaugegevens. In dit hoofdstuk wordt de installatie behandeld en maakt u kennis met de Diver-Officeinterface. 1.1 Diver-Office installeren Systeemvereisten Voor Diver-Office moet u minimaal beschikken over de volgende systeemconfiguratie: Pentium-processor, 800 MHz 256 MB RAM 100 MB beschikbare ruimte op de vaste schijf voor installatie. Voor de database is extra beschikbare ruimte nodig. Diver-Office ondersteunt databases tot maximaal 300 MB. Beschikbare USB-poort of seriële COM-poort Windows 2000 (SP4), Windows XP (SP2 of hoger, 32 & 64-bits), Windows Vista Business (32 & 64-bits) Schermresolutie: 1024 x 768, kleur: 16-bits Microsoft SQL Server 2005 Compact Edition (wordt geleverd bij het installatiepakket) Als u problemen ondervindt met uw specifieke systeemconfiguratie, controleer dan of u de installatie-instructies nauwkeurig hebt opgevolgd. Als dat het probleem niet oplost, neem dan contact op met uw hardwarespecialist of IT-afdeling Overzicht van ondersteunde apparatuur Uitleesunits Diver-Office ondersteunt de volgende uitleesunits: Uitleesunit RS232 AS 315 6

7 Uitleesunit USB AS 324 Diver USB-uitleesunit AS 330 Divers Diver-Office ondersteunt de volgende Diver-grondwaterdataloggers: Cera-Diver Mini-Diver Micro-Diver (M)TD-Diver Baro-Diver CTD-Diver (keramisch) CTD-Diver (roestvaststaal) TD-Diver DI701 DI702 DI705 DI710 DI500 DI501 DI502 DI505 DI510 DI601 DI602 DI605 DI610 DI240 DI241 DI243 DI245 DI250 DI500 DI261 DI263 DI265 DI218 DI219 DI221 DI223 DI224 DI212 DI213 DI214 DI215 DI217 DI220 7 Interfacekabels Installatie Diver-Office ondersteunt de volgende Diver-interfacekabels: Direct Read-interfacekabel AS 325 PC-interfaceboosterkabel AS 326 DRC USB-interfacekabel AS 327 Direct Read-interfacekabel (kort) AS 328 FT-US232B EVALCABLE HAD 211 Diver-Office-software Diver-Office is verkrijgbaar op CD-ROM, via onze website of FTP-site. Als u Diver-Office wilt downloaden van onze website, gaat u naar en zoekt u de Diver- Office-productpagina op. Als u Diver-Office wilt installeren vanaf een CD-ROM volgt u onderstaande aanwijzingen: Let op: Als u Diver-Office wilt installeren onder Windows Vista moet u eerst Gebruikersaccountbeheer (User Account Control - UAC) uitschakelen. Voer hiervoor de onderstaande stappen uit:

8 Klik op Start/Configuratiescherm. Typ UAC in de zoekbalk. Het eerste resultaat dat wordt geretourneerd door de zoekopdracht, is Gebruikersaccounts Gebruikersaccountbeheer in- of uitschakelen. Klik hierop en klik op Doorgaan. Het UAC-venster wordt geopend. Haal het vinkje weg uit het selectievakje voor de optie Gebruik Gebruikersaccountbeheer (UAC) om uw computer beter te beveiligen en druk op OK. Start de computer opnieuw op voordat u verder gaat met de installatie van HydroGeo Analyst volgens onderstaande stappen. Als u de installatie hebt afgerond, kunt u UAC desgewenst weer inschakelen. 1. Plaats de CD in de CD-ROM-drive. Als het goed is, wordt het eerste installatievenster automatisch geladen. Als het venster is geladen, wordt een installatie-interface met verschillende tabbladen geopend. Doe het volgende als het installatievenster niet automatisch wordt geladen: Open Windows Explorer en blader naar de CD-ROM-drive. Dubbelklik op Diver-Office.MSI om met de installatie te beginnen. 2. Neem de tijd om de installatie-interface te verkennen. U vindt er informatie over andere SWS-producten, ons wereldwijde distributienetwerk, technische ondersteuning, advies, training en contactgegevens. 3. Op het eerste installatietabblad kunt u kiezen uit twee knoppen: Diver-Office installatie en Diver-Office gebruikershandeiding. 4. Als u op de knop Gebruikershandleiding klikt, wordt een PDF van de handleiding getoond die u kunt bekijken met Adobe Acrobat Reader. Als u niet over Adobe Reader beschikt, kunt u de betreffende software downloaden via een koppeling in de interface. 5. Als u op de knop Installatie klikt, wordt de installatie van Diver-Office op uw computer gestart. Diver-Office kan alleen worden uitgevoerd als het programma is geïnstalleerd op de lokale vaste schijf. Volg de installatie-instructies op en lees zorgvuldig de aanwijzingen op het scherm. 6. Als de installatie is afgerond, ziet u de Diver-Office-snelkoppeling op uw Bureaublad. Stuurprogramma s voor USB-uitleesunit Voordat u de uitleesunit kunt gebruiken met Diver-Office moet u twee verschillende apparaatstuurprogramma s installeren. Onder Windows 2000 worden de stuurprogramma s automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van Diver-Office. Onder Windows XP en Vista moet u de stuurprogramma s handmatig installeren. Voer hiervoor de onderstaande stappen uit: 1. Sluit de uitleesunit aan op een USB-poort op uw computer. 2. Als u dat voor de eerste keer doet, wordt het onderstaande dialoogvenster weergegeven: 8

9 3. Selecteer de optie Ja, alleen deze keer en klik op de knop [Volgende]. 4. Selecteer de optie De software automatisch installeren (aanbevolen) en klik op de knop [Volgende]. Als Diver-Office is geïnstalleerd, worden de stuurprogrammabestanden van de uitleesunit naar de installatiedirectory gekopieerd. Windows zoekt automatisch naar deze bestanden en voert de installatie van het stuurprogramma uit. Dit kan enkele minuten duren. 5. Als Windows de installatie van het stuurprogramma heeft afgerond, wordt het onderstaande dialoogvenster weergegeven: 9

10 6. Klik op de knop [Voltooien] om de installatie af te ronden. Nadat het eerste stuurprogramma is geïnstalleerd, wordt u door Windows automatisch gevraagd om het tweede stuurprogramma te installeren. Voer de bovenstaande stappen nauwkeurig uit om het tweede stuurprogramma te installeren. Als u klaar bent, kan de uitleesunit worden gebruikt met Diver- Office De installatie van Diver-Office ongedaan maken Soms zult u Diver-Office van uw systeem moeten deïnstalleren (verwijderen), bijvoorbeeld als de software naar een andere computer moet worden overgezet of als u het programma opnieuw moet installeren op de huidige computer. Ga als volgt te werk om de installatie van Diver- Office ongedaan te maken: Ga in het Configuratiescherm van Windows naar de optie Programma s wijzigen of verwijderen. Selecteer Diver-Office als het programma dat u wilt verwijderen. Volg de aanwijzingen op het scherm. Als u klaar bent, start u het systeem opnieuw op zodat alle systeembestanden worden bijgewerkt Stuurprogramma s voor de uitleesunit deïnstalleren Volg onderstaande instructies om de installatie van de stuurprogramma s voor de uitleesunit ongedaan te maken: 1. Ga via Windows Explorer naar de locatie waar Diver-Office is geïnstalleerd. De standaarddirectory is: C:\Program Files\Diver-Office\Reading Unit Drivers\x32 2. In de map x32 staat het bestand FTDIUNIN.exe. Dubbelklik op dit bestand om de installatie van de stuurprogramma's ongedaan te maken. 3. Een waarschuwingsbericht wordt weergegeven waarin u wordt gevraagd om, voordat u verder gaat, de uitleesunit los te koppelen van de computer. Doe dat en klik op [Verder] om verder te gaan. 4. Klik op [Voltooien] om de deïnstallatie af te ronden. 10

11 Menubalk Knoppenbalk Een backup maken van uw database Tijdens de installatie van Diver-Office wordt Microsoft SQL Server Compact Edition op uw computer geïnstalleerd. Dit is de belangrijkste database engine voor Diver-Office. Met andere woorden, al uw gedownloade en geïmporteerde Diver-gegevens worden opgeslagen in een SQL Server-database. Het databasebestand WHI.sdf bevindt zich in de hoofddirectory van de installatiedirectories, bijv. c:\program Files\Diver-Office. Als u gegevens toevoegt aan uw Diver-Office-project neemt het formaat van deze database toe, en vice versa. Houd rekening met de volgende beperkingen met betrekking tot Microsoft SQL Server Compact Edition: WHI.sdf moet in dezelfde map staan als de DiverOffice.exe. Uitsluitend databases van maximaal 300MB worden ondersteund. Databases die groter zijn, storen de werking van het programma. Het is een goede gewoonte in gegevensbeheer om regelmatig een back-up te maken van uw database om onverwacht verlies van gegevens te voorkomen. Een back-up maken van uw database is erg eenvoudig. Voer hiervoor de onderstaande stappen uit: 1. Ga in Windows Explorer naar de installatiedirectory van Diver-Office. 2. Zoek het bestand WHI.sdf. Klik erop met de rechtermuisknop en kies Kopiëren. 3. Klik met de rechtermuisknop in een veilige locatie (bijv. een andere plek op uw computer of een aparte harde schrijf) en kies Plakken. 1.2 Interface-indeling van Diver-Office Projectboom Detailvenster Hierboven wordt een typisch Diver-Office-venster getoond. De verschillende onderdelen ervan worden hieronder beschreven. 11

12 Menubalk: Knoppenbalk: Bevat menuopdrachten die toegang bieden tot de in Diver-Office beschikbare functies. Bevat verschillende knoppen met snelkoppelingen naar de meestgebruikte functies van Diver-Office. Elke knop wordt hieronder beschreven. Met Nieuw wordt een nieuw project aangemaakt Met Openen wordt een bestaand project geopend Met Diver wordt het dialoogvenster voor Diver-instellingen geopend Met Gegevens wordt het dialoogvenster Gegevens geopend. Met Barocomp wordt het dialoogvenster Gegevens geopend. Met Help wordt de Diver-Office-help geopend. 1.3 Online Help Projectboom: Een boomstructuur waarin alle projectlocaties, hun respectievelijke tijdreeksgegevens en handmetingen worden vermeld. Detailvenster: Een contextgevoelig venster dat verandert op basis van het niveau van de projectboom dat is geselecteerd. Deze handleiding is in twee vormen beschikbaar: als een PDF-document en als een online helpbestand. Als u de online helpversie van deze handleiding wilt bekijken, kiest u Help > Help. 12

13 2 Diver-Office gebruiken In dit hoofdstuk worden de functies van Diver-Office behandeld waartoe u toegang hebt via de projectboom en de menubalk. De informatie is gerangschikt overeenkomstig de structuur en indeling van de Diver-Office-interface. Eerst wordt elk niveau van de projectboom in detail beschreven. Na deze paragraaf wordt elk onderdeel van het hoofdmenu beschreven. In dit hoofdstuk vindt u informatie over: Projectboomnavigatie Projectinstellingen Locatie-instellingen Handmetingen Gegevens bekijken Diver-gegevens importeren/exporteren Tijdreeksgegevens filteren Diver-communicatie instellen Gebruikergedefinieerde pomptesten aanmaken Standaardunits instellen. 2.1 Navigeren door Diver-Office met de projectboom In het Projectboom worden alle locaties voor het huidige project weergegeven, met voor elk van de locaties de handmetingen en tijdreeksgegevens. De basisstructuur van de projectboom wordt hieronder afgebeeld. Projectnaam Naam barometerlocatie Naam gewone locatie Handmetingen Tijdreeksgegevens Als een item van de projectboom wordt geselecteerd, wordt de bijbehorende informatie in het detailvenster ernaast getoond. In de volgende paragrafen worden alle items van de projectboom uitvoerig beschreven Projectinstellingen Als de hoofddirectory van de projectboom wordt geselecteerd (projectnaam), worden in het detailvenster ernaast de Projectinstellingen getoond (zie hieronder). 13

14 Hier kunt u de projectinstellingen voor het huidige project definiëren. De beschikbare instellingen zijn: Projectmap: De map waarnaar alle tijdreeksgegevens (*.MON, *.CSV en *.NITG) worden geëxporteerd. Bij elke Diver-download wordt een a-binair DAT-bestand aangemaakt en opgeslagen in een submap DAT van deze locatie. U kunt de locatie van de projectmap wijzigen door op de knop Openen nieuwe locatie op te geven. te klikken en een VerticaAl referentievlak: Het verticale referentievlak dat wordt gebruikt op peillocaties. Deze instelling heeft geen enkel effect op barometrische compensatieberekeningen. Als u de naam van het verticale referentievlak niet weet, laat u de standaardinstelling (Gemiddeld zeeniveau) staan. Standaardinstellingen exporteren: Bestandstype: Selecteer de bestandstypen die moeten worden gegenereerd bij het exporteren van tijdreeksgegevens. DAT MON CSV NITG Een binaire indeling die tijdens elke Diver-download wordt geëxporteerd. Een ASCII-bestandsindeling die wordt ondersteund door SWS-software. Kommagescheiden bestandsindeling, compatibel met Microsoft Excel. Een standaard database-indeling in Nederland. Indeling bestandsnaam: Specificeer de benamingconventie voor geëxporteerde tijdreeksbestanden. Hiermee kunt u een bestandsnaam koppelen aan drie tekenreeksen (serienummer van de Diver, locatie van de Diver en datum van de download). Als de datum geen deel uitmaakt van de bestandsnaam (bijv. als alleen het serienummer en de locatienaam 14

15 deel uitmaken van de benamingconventie), dan wordt een unieke bestandsnaam gecreëerd door aan elk bestand de extensie _1, _2, enz. toe te voegen. Let op: Het is een goed gebruik om de datum op te nemen in de bestandsnaam. Exporteren bij downloaden: Selecteer deze optie om gegevens te exporteren telkens wanneer gegevens van een Diver worden gedownload Locatie-instellingen Als in de projectboom een locatie wordt geselecteerd, worden in het detailvenster de locatieinstellingen getoond (zie hieronder). Instellingen locatie bevat: Locatietype: Kies voor Barometer of Gewoon. Een barometerlocatie bevat gemeten barometrische tijdreeksgegevens, terwijl een gewone locatie grondwatertijdreeksgegevens bevat, zoals druk, temperatuur en geleidbaarheid. Het locatietype wordt als volgt weergegeven door een pictogram in de projectboom: Barometerlocatie Gewone locatie Als de locatie een gewone locatie is, moet u een overeenkomstige barometerlocatie opgeven voordat u de tijdreeksgegevens ervan kunt compenseren. De keuzelijst bevat alle locaties in het huidige project die zijn ingesteld als een barometerlocatietype. Afhankelijk van de barometrische compensatiemethode die u wilt gebruiken, moet u mogelijk ook een kabellengte en lengte bovenkant peilbuis specificeren. Deze waarden worden schematisch in het diagram weergegeven, respectievelijk als lengte B en A. Raadpleeg Barometrische compensatiemethoden op pagina 35 voor meer informatie over de vereisten voor barometrische compensatie. 15

16 2.1.3 Handmetingen Een Handmeting is het verschil tussen het waterniveau in een boorgat en de bovenkant behuizing, door een medewerker gemeten met een meetlint (zie onderstaande afbeelding). Handmetingen kunnen in Diver-Office worden opgeslagen en dan worden gebruikt voor barometrische compensatie in plaats van kabellengtes. Als in de projectboom Handmetingen wordt geselecteerd, wordt het volgende venster getoond. Klik op de knop [Nieuw ] om een nieuwe Handmeting aan de locatie toe te voegen. Klik op de knop [Bewerken ] om een bestaande Handmeting te bewerken. U kunt een Handmeting eenvoudig verwijderen door de meting in de lijst te selecteren en op de knop [Verwijderen] te klikken. 16

17 2.1.4 Tijdreeksgegevens In de projectboom worden voor elke tijdreeks de begin- en eindtijd en de barometrische compensatiestatus voor de geselecteerde locatie weergegeven. De barometrische compensatiestatus kan zijn Gecompenseerd, Gedeeltelijk gecompenseerd of Ongecompenseerd. Elke status wordt als volgt weergegeven door een pictogram: Ongecompenseerd Gedeeltelijk gecompenseerd Gecompenseerd Als in de projectboom een tijdreeks wordt geselecteerd, worden de tijdreeksgegevens zowel in een grafiek als in een tabel getoond (zie hieronder). Locatie Serienr. Begindatum/-tijd Einddatum/-tijd Navigatieknoppen Legenda Met de knoppen onder de grafieklegenda kunt u door tijdreeksgegevens navigeren die in de grafiek worden getoond. Naar links Naar rechts Inzoomen Instellingen herstellen Uitzoomen Naar boven Naar beneden 17

18 Als u wilt Zoeken naar een bepaald punt in de tijdreekstabel, geeft u (onder de tijdreekstabel) de datum en tijd op en klikt u op de knop [Zoeken]. Als er gegevens overeenkomen, wordt het door u gezochte punt in de tijdreeks door Diver-Office gemarkeerd en benadrukt in de tijdreekstabel. Grafiekinstellingen In de grafiek worden standaard alle voor dat specifieke Diver-type beschikbare parameters opgenomen. U kunt parameters eenvoudig tonen/verbergen door het overeenkomstige selectievakje in de grafieklegenda aan te klikken (zie hieronder). U kunt de weergave van de grafiek verder aanpassen door op de knop [Instellingen] te klikken. Selecteer voor elke parameter een Aslijn (links of rechts) en een Stijl (regel of balk). U kunt de legenda zichtbaar maken/verbergen of de grafiek in 3 Dimensies weergeven door in de overeenkomstige selectievakjes te klikken. Klik op [Toepassen] om de wijzigingen door te voeren in de grafiek. De wijzigingen worden toegepast op de grafieken van alle tijdreeksen. Tijdreeksgrafieken afdrukken U kunt een tijdreeksgrafiek eenvoudig afdrukken door op de knop [Afdrukken] te klikken. In het dialoogvenster Afdrukken van Windows dat wordt geopend, kunt de gewenste afdrukinstellingen opgeven. 18

19 2.2 Hoofdmenu Diver-Office Project Nieuw (CTRL+N) Hiermee wordt in Diver-Office een nieuw project aangemaakt en wordt u gevraagd een naam in te voeren voor het nieuwe project. Openen (CTRL+O) Hiermee wordt een bestaand Diver-Office-project geopend. Selecteer het gewenste project en klik op Openen. Verwijderen (CTRL+D) Hiermee wordt het huidige project verwijderd. Als u hierop klikt, wordt u om een bevestiging gevraagd. Instellingen (CTRL+S) Hiermee worden de projectinstellingen voor het huidige Diver-Office-project getoond. Meer informatie over projectinstellingen vindt u in Projectinstellingen op pagina 13. Afsluiten (ALT+F4) Beeld Hiermee wordt Diver-Office afgesloten. Diver (CTRL+R) Hiermee wordt het dialoogvenster Diver geopend (zie hieronder). Meer informatie over dit dialoogvenster vindt u in Divers programmeren en uitlezen op pagina 26. Gegevens (CTRL+A) Hiermee wordt het dialoogvenster Gegevens geopend (zie hieronder). 19

20 Het dialoogvenster Gegevens bevat bovenaan een knoppenbalk met snelkoppelingen naar een aantal van de belangrijkste functies in Diver-Office. Hieronder volgt een omschrijving van elke optie in de knoppenbalk: Met de knop BaroComp wordt het dialoogvenster Barometrische compensatie geopend van waaruit u barometrische compensatie kunt uitvoeren op geselecteerde tijdreeksgegevens. Met de knop Exporteren kunt u geselecteerde tijdreeksgegevens exporteren naar MON-, CSV- en/of NITG-bestanden. Met de knop Verwijder kunt u geselecteerde tijdreeksgegevens uit het huidige project verwijderen. Met de knop Help wordt de Diver-Office-help geopend. Tijdreeksgegevens filteren Het dialoogvenster Gegevens bevat standaard alle tijdreeksgegevens die in het huidige Diver- Office-project voorkomen. U kunt de tijdreeksgegevens echter ook filteren op locatietype, barometrische compensatiestatus en/of op begin-/downloadtijd. U kunt de tijdreeksgegevens filteren op barometrische compensatiestatus door het in- /uitschakelen van het selectievakje naast de gewenste barometrische compensatiestatus (bijv. Ongecompenseerd, Gedeeltelijk gecompenseerd of Gecompenseerd). Stel dat u alleen alle 20

21 gecompenseerde tijdreeksgegevens wilt zien. U plaatst dan een vinkje in het selectievakje naast Gecompenseerd en verwijdert de vinkjes uit de selectievakjes naast Ongecompenseerd en Gedeeltelijk gecompenseerd. Als u de tijdreeksgegevens wilt filteren op begin-/downloadtijd, dan specificeert u de gewenste begin- en eindtijden in de betreffende keuzevakjes. Pas de filter toe door op de knop Toepassen te klikken. Alle tijdreeksgegevens die voldoen aan de filtercriteria worden in de tabel onderin het venster weergegeven. U kunt de tijd- en datumcriteria herstellen door op de knop Reset te klikken Tijdreeksgegevens exporteren U kunt tijdreeksgegevens exporteren vanuit het dialoogvenster Gegevens door een vinkje te plaatsen in het selectievakje naast de gewenste tijdreeks en vervolgens in de knoppenbalk op Exporteren te klikken. Het volgende dialoogvenster wordt weergegeven: De Exportmap is de doelmap op uw computer waarin alle geëxporteerde gegevens worden opgeslagen. De map is standaard ingesteld als de projectmap in Diver-Office. U kunt de exportmap wijzigen door op de knop Openen te klikken en een nieuwe doelmap te selecteren. Geëxporteerde gegevens worden altijd op basis van de geëxporteerde bestandtypen opgeslagen in een overeenkomstige submap (bijv. MON, CSV of DAT). U kunt de tijdreeksgegevens zowel in ongecompenseerde vorm als in gecompenseerde vorm exporteren door de gewenste optie te selecteren. Klik op [OK] om de gegevens te exporteren. De gegevens worden geëxporteerd in de onder Projectinstellingen gespecificeerde bestandsindelingen. Raadpleeg de paragraaf Projectinstellingen op pagina 13 voor meer informatie over het instellen van de standaard exportinstellingen. Barometrische compensatie In het dialoogvenster Gegevens kunt u barometrische compensaties uitvoeren op geselecteerde tijdreeksgegevens. Plaats gewoon een vinkje in het selectievakje voor de gewenste tijdreeksgegevens en klik in de knoppenbalk op BaroComp. Hiermee wordt het dialoogvenster Barometrische compensatie geopend. Meer informatie vindt u in Hoofdstuk 3: Barometrische compensatie (pagina 35). 21

22 2.2.3 Voorkeuren Eenheden (CTRL+U) Hiermee worden de standaard eenhedeninstellingen voor het huidige Diver-Office-project geopend. Het volgende dialoogvenster wordt weergegeven. U kunt de eenheden eenvoudig wijzigen door de gewenste eenheden te selecteren in de keuzelijsten en op de knop [Opslaan] te klikken. Let op: De eenheid Lengte is altijd uitgegrijsd en is afhankelijk van de eenheid Druk. Als de eenheid Druk bijvoorbeeld mh2o is, wijzigt de eenheid Lengte automatisch naar meter. Communicatie (CTRL+SHFT+C) Hiermee worden de Diver-communicatie-instellingen voor het huidige Diver-Office-project geopend. Het volgende dialoogvenster wordt weergegeven: Als u voor de communicatie met Diver-dataloggers een USB-uitleesunit/interfacekabel gebruikt, moet u USB selecteren als Poort voor uitleesunit. Als u een Diver gebruikt waarvoor een seriële poortverbinding is vereist, moet u in de keuzelijst de juiste COM-poort selecteren. Als u een selectie hebt gemaakt, klikt u op [OK] om de wijzigingen toe te passen. 22

23 Pomptesten (CTRL-P) Bepaalde Divers kunnen worden geprogrammeerd op basis van een gebruikergedefinieerde pomptestmeetmethode. Het basisprincipe van een pomptest is dat het meetinterval in de loop van de tijd toeneemt. Hier kunt u een gebruikergedefinieerde pomptest aanmaken, bewerken en verwijderen (alleen voor Micro-Diver en Cera-Diver). Nadat u een selectie hebt gemaakt, wordt het volgende dialoogvenster weergegeven: U kunt een nieuwe pomptest toevoegen door op de knop Een nieuwe meetmethode aanmaken te klikken. De velden eronder worden actief. Specificeer een Naam, Omschrijving (optioneel) en een Basis meetinterval. Bepaal vervolgens voor elke stap in uw meetmethode het gewenste aantal metingen en intervallen. Het totaal aantal metingen mag samen niet meer zijn dan het totale geheugen van de Diver, omdat u anders de meetmethode niet kunt opslaan. Klik als u klaar bent op de knop [Opslaan]. De meetmethode wordt nu toegevoegd aan de lijst met meetmethoden. U kunt een meetmethode verwijderen door de methode te selecteren in de keuzelijst en op de knop De geselecteerde meetmethode verwijderen te klikken. U kunt een meetmethode bewerken door de gewenste pomptest te selecteren in de keuzelijst en op de knop De geselecteerde meetmethode bewerken te klikken. 23

24 2.2.4 Importeren Diver-gegevens (CTRL-E) Met deze optie kunt u Diver-dataloggergegevens uit MON- en DAT-bestanden importeren in Diver-Office. Als deze optie wordt geselecteerd, wordt het volgende dialoogvenster weergegeven. Hier kunt u de gegevensbestanden die u wilt importeren, opzoeken en selecteren. U kunt meerdere selecties maken door de CTRL-toets op uw toetsenbord ingedrukt te houden en elk gewenste bestand aan te klikken. Als u alle bestanden hebt geselecteerd, klikt u op de knop [Openen] om de gegevens te importeren naar Diver-Office. Let op: Diver-Office ondersteunt alleen MON-bestanden die zijn gegenereerd in LoggerDataManager versie 5.0 en hoger, Diver-Pocket en Diver-Office. Als de locatie in het gegevensbestand al in het Diver-Office-project voorkomt, worden de metingen aan die locatie toegevoegd. Als de locatie in het gegevensbestand nog niet in het Diver-Office-project voorkomt, wordt de locatie aan de projectboom toegevoegd. LDM-database (CTRL-L) Met deze optie kunt u gegevens van een database uit LoggerDataManager 5 (of hoger) importeren in een Diver-Office-project. 24

25 U kunt een LDM-database importeren door op de knop Openen te klikken en naar de gewenste LDM-databasemap te bladeren. De standaarddirectory is: C:\Program Files\LDM\EXE Selecteer map DB en klik op [OK]. Nadat de LDM-database is gevalideerd, wordt deze door Diver-Office overgebracht en in het huidige project geïmporteerd. Let op: Deze functie ondersteunt uitsluitend databases van LDM-versie 5 en hoger Help Help Info Hiermee wordt de Online Help van Diver-Office weergegeven. Hiermee wordt het dialoogvenster met informatie over Diver-Office weergegeven. Dit bevat het versienummer en contactgegevens voor Schlumberger Water Services. 25

26 3 Divers programmeren en uitlezen U opent het dialoogvenster Diver door in het hoofdmenu op Beeld te klikken en vervolgens Diver te selecteren, of door in de knoppenbalk op Diver te klikken. U kunt ook de toetsencombinatie CTRL + R indrukken op uw toetsenbord. Als u het dialoogvenster opent, probeert Diver-Office de instellingen van de aangesloten Diver te lezen en weer te geven. Het volgende dialoogvenster wordt geopend: Het dialoogvenster Diver (zie hierboven) is de belangrijkste interface voor de communicatie met Divers. In dit dialoogvenster kunt u: Diver-instellingen uitlezen; Diver-instellingen programmeren; Divers starten/stoppen; Diver-gegevens downloaden naar Diver-Office; Actuele gegevens van aangesloten Divers uitlezen; CTD-Diver kalibreren. Elk van deze procedures wordt in de volgende paragrafen beschreven. Als u met Divers wilt communiceren, moet u in het dialoogvenster Voorkeuren/Communicatie de geschikte communicatiemethode selecteren en moet de Diver zijn aangesloten op de computer (zie hieronder). 26

27 3.1 Een Diver aansluiten Welke methode wordt gebruikt voor het aansluiten van Divers is afhankelijk van de manier waarop de Diver in het boorgat is geïnstalleerd: Divers die aan een stalen kabel in het boorgat hangen, moeten uit het boorgat worden gehaald voordat ze kunnen worden aangesloten. De Diver wordt met behulp van een uitleesunit aangesloten op de computer. Divers die aan een DDC (Diver Data Cable) hangen, hoeven niet uit het boorgat te worden gehaald. U kunt de Diver met een interfacekabel op de computer aansluiten. 3.2 Diver-instellingen en gegevens uitlezen U kunt de instellingen van een Diver uitlezen door op de knop onderstaande instellingen worden geretourneerd: Instellingen te klikken. De Instelling Diver-type Diver-status Serienummer Geheugencapaciteit Batterijcapaciteit Firmware-versie Bereik Geleidbaarheidbereik Locatie Meetmethode Meetinterval Hoogte (indien van toepassing) Omschrijving Het type Diver (bijv. Mini-Diver, Micro-Diver, CTD-Diver). De status van de Diver kan GESTART of GESTOPT zijn. Als u later starten of slim later starten gebruikt, kan de status ook LATER STARTEN zijn. Het serienummer van de Diver. Toont op een voortgangsbalk hoeveel geheugen de Diver nog beschikbaar heeft. Toont hoeveel batterijvermogen de Diver nog heeft. Firmware-versie van de Diver. Het drukbereik van de Diver. Het geleidbaarheidbereik van de Diver (alleen voor CTD-Diver). De aan de Diver toegewezen locatie. De meetmethode, bijv. Vast, Variatie afhankelijk, Gebruikergedefinieerde pomptest. De tijd tussen twee opeenvolgende metingen. De hoogte boven zeeniveau. U kunt de door de Diver geregistreerde gegevens downloaden door op de knop [Gegevens] te klikken. De voortgang van het downloaden van de gegevens wordt aangegeven door een voortgangsbalk. Als de gegevens eenmaal zijn gedownload, worden deze geëxporteerd als die optie is geselecteerd in de projectinstellingen. Het programma verspringt vervolgens naar 27

28 de projectboom waar de gedownloade tijdreeks wordt geselecteerd en de gegevens in een grafiek/tabel worden weergegeven. U kunt teruggaan naar het Diver-venster door op de knop Diver uitlezen te klikken. 3.3 Diver-instellingen programmeren Locatie Als de instellingen eenmaal zijn uitgelezen, kunt u de volgende instellingen aanpassen en programmeren: Locatie, Meetmethode, Meetinterval, Hoogte (indien van toepassing) en Geleidbaarheidbereik (indien van toepassing). Elke instelling wordt hieronder uitgebreid beschreven. Als u de instellingen voor de Diver eenmaal hebt bepaald, klikt u op de knop [Programmeren] om de instellingen op te slaan naar de Diver. Een locatie is een unieke naam die aan een Diver wordt toegekend en die gewoonlijk verwijst naar de fysieke locatie waar de Diver wordt ingezet, bijv. een specifieke buis en een buisfilter. Omdat de naam van de locatie deel uitmaakt van de bestandsnaam voor het exporteren van gegevens mag de locatienaam geen speciale tekens bevatten die een ongeldige bestandsnaam genereren Meetmethode en meetinterval De Meetmethode is Vast, Variatie afhankelijk, een van de vooraf gedefinieerde pomptestsinstellingen (Set-up A, B of C), of Gebruikergedefinieerd (uitsluitend voor de Micro-Diver en Cera-Diver). Elke meetmethode wordt hieronder beschreven: Vast Als deze methode is geselecteerd, voert de Diver met regelmatige tijdsintervallen metingen uit en slaat die op. Het tijdsinterval moet worden gespecificeerd in het tekstvak Meetinterval. Als bijvoorbeeld een vast meetinterval van 10 seconden is ingesteld, voert de Diver elke 10 seconden een meting uit op alle kanaalinstellingen. De waarden, voorzien van datum en tijd, worden vervolgens opgeslagen in het interne geheugen. Variatie afhankelijk Als u deze methode selecteert, vergelijkt de Diver elke meting met de laatst opgeslagen meting en berekent het verschil. Een nieuwe meting wordt alleen opgeslagen als: Het verschil in de hoofdparameter een opgegeven percentage overschrijdt ten opzichte van de laatst opgeslagen meting. De hoofdparameter is meestal druk. Voor de CTD- Diver is geleidbaarheid de hoofdparameter. Als er tijdens de voorgaande 250 metingen geen metingen zijn opgeslagen. Als u deze methode selecteert, wordt het veld Drempel weergegeven. In het veld Drempel kunt u de gewenste verschildrempel opgeven. Voer dit verschil in als een percentage van het totale bereik van de Diver. Het percentage moet tussen 0,1% en 25% liggen. U moet ook een Meetinterval specificeren. 28

29 Vooraf gedefinieerde pomptests Diver-Office bevat drie handige vooraf gedefinieerde pomptests in het Meetmethodekeuzemenu van Divers die deze functie ondersteunen, bijv. TD-Diver, Cera-Diver en Micro- Diver. De specificaties van deze vooraf gedefinieerde meetmethoden zijn als volgt: Pomptestset-up A Basis meetinterval: 0,5 seconden. Stap Aantal metingen Aantal intervallen Pomptestset-up B Basis meetinterval: 1 seconde Stap Aantal metingen Aantal intervallen Pomptestset-up C Basis meetinterval: 5 seconden Stap Aantal metingen Aantal intervallen

30 Gebruikergedefinieerde pomptest (alleen Cera-Diver en Micro-Diver) Hoogte Als de vooraf gedefinieerde pomptests niet geschikt zijn, kunt u uw eigen, aangepaste pomptestmeetmethode definiëren en selecteren. Meer over het aanmaken van pomptests leest u in Pomptest op pagina 23. Voer voor de locatie van de Diver een hoogtewaarde boven zeeniveau in. Dit is alleen van toepassing op de TD- en CTD-Divers. De ingevoerde waarde moet de eenheid hebben die is geprogrammeerd in de Diver, dus meter of voet. De waarde moet binnen het volgende bereik liggen: m tot 3000 m (-984 voet tot 9842 voet) Geleidbaarheidbereik In de locatie-instellingen van CTD-Diver DI-263 worden bij het uitlezen van de Diverinstellingen twee extra velden getoond (zie hieronder). Kies een Geleidbaarheidbereik van 80,00 of van 30,00 ms/cm. In de keuzelijst ernaast kiest u 1. Geleidbaarheid of 2. Spec.Geleid. Raadpleeg de Diver-handleiding voor meer informatie over deze instellingen. 3.4 Een Diver starten Voordat u een Diver start moeten de instellingen zijn uitgelezen en moet de Diver-status op GESTOPT staan. U start de Diver door in de knoppenbalk op de knop Starten te klikken. Als u op de knop hebt geklikt, wordt op basis van het gekozen meetinterval een waarschuwingsbericht getoond met een schatting van de beschikbare werkingstijd totdat het Diver-geheugen vol is. Een voorbeeld hiervan staat hieronder: Als de opgegeven tijdsraming bruikbaar is, klikt u op [Ja] om door te gaan. Anders klikt u op [Nee] om terug te gaan naar het Diver-dialoogvenster waar u het meetinterval kunt aanpassen. Als u op [Ja] klikt, wordt het dialoogvenster Diver starten geopend (zie hieronder): 30

31 Hier kunt u kiezen uit drie startmethoden: Direct starten Selecteer deze optie om de Diver direct te starten. Als u op [Starten] klikt, begint de Diver met het uitvoeren en vastleggen van metingen volgens de vastgelegde Diver-instellingen. Later starten Selecteer deze optie om de Diver op een vastgesteld moment in de toekomst te starten. Voer in de datum- en tijdvakjes de gewenste toekomstige starttijd in. Slim later starten (SLS) Deze optie is handig in situaties waarin u volgens een opgegeven meetinterval de Diver wilt stoppen, de gegevens wilt downloaden en vervolgens door wilt gaan met het verzamelen van gegevens. Met andere woorden, met deze optie kunt u gegevens in opeenvolgende segmenten downloaden terwijl het meetinterval consistent blijft. SLS kan aan de hand van het onderstaande diagram worden verduidelijkt. niveau gegevens 1 later starten later starten gegevens 2 t 0 start t 1 uitlezen gegevens stop Diver t 2 uitlezen gegevens stop Diver tijd 31

32 De Diver wordt gestart op t 0. Bij t 1 wordt de Diver gestopt en wordt de database gedownload. Voor het opnieuw starten van de Diver wordt gebruikgemaakt van de Slim later starten-tijd. Bij t 2 wordt de Diver opnieuw gestopt en wordt de database gedownload. Voor het opnieuw starten van de Diver wordt gebruikgemaakt van de Slim later starten-tijd, enz. Nadat u de gewenste startmethode hebt geselecteerd, klikt u op de knop [Starten] om de startinstellingen op te slaan naar de Diver. Let op: Als een Diver wordt gestart, worden alle gegevens van de Diver gewist. Download uw gegevens voordat u de Diver start. 3.5 Een Diver stoppen Als u een Diver wilt stoppen, moet u eerst de instellingen van de Diver uitlezen en dan op de knop Stoppen klikken. Er wordt een bevestigingsvenster geopend om ongewenst stopzetten van de Diver te voorkomen. 3.6 Huidige gegevens In het vak Huidige gegevens (zie hieronder) kunt u de meest recente metingen bekijken die in het geheugen van de Diver zijn opgeslagen. Als de Diver is gestart en op Diver-Office is aangesloten, bijvoorbeeld door een interfacekabel, klikt u op de knop [Vernieuwen] om de tabel bij te werken met de meest recente metingen die in de Diver zijn opgeslagen. 3.7 CTD-Diver kalibreren Met Diver-Office kunt u zowel de keramische CTD-Diver kalibreren als de kalibratiehistorie van de CTD-Diver ophalen. Wij raden aan de CTD-Diver regelmatig te kalibreren om ervoor te zorgen dat de geleidbaarheid correct wordt gemeten. Meer informatie over kalibreren vindt u in de producthandleiding van de CTD-Diver. Het kalibreren van een CTD-Diver met Diver-Office is bijzonder eenvoudig. U plaatst de CTD-Diver gewoon in een kalibratie-oplossing met een standaard geleidbaarheid. Dergelijke oplossingen zijn verkrijgbaar bij leveranciers van laboratoriumgereedschap. De keramische CTD-Diver kan op maximaal vier punten worden gekalibreerd. De temperatuur van de oplossingen moet tussen 5 C(41 F) en 30 C(86 F) liggen. Het is aan te bevelen de vloeistof(fen) lang voor de kalibratie in de ruimte te plaatsen waar de kalibratie wordt uitgevoerd, zodat de temperatuur van de vloeistof stabiliseert. 32

33 Als u een CTD-Diver wilt kalibreren, klikt u op de knop Kalibreren in het dialoogvenster Diver. Let op: Deze knop is alleen beschikbaar als de Diver wordt herkend als een CTD- Diver. Als u hebt geklikt, wordt het volgende dialoogvenster geopend. Plaats een vinkje in het selectievakje naast de voor het kalibreren van de Diver gebruikte oplossing(en). Klik op de knop [Kalibreren] om de CTD-Diver te kalibreren. Het bericht wordt weergegeven dat alle gegevens op de CTD-Diver door het kalibratieproces worden gewist. Klik op [Ja] om door te gaan of op [Nee] om te annuleren. U wordt gevraagd de CTD-Diver in de geselecteerde oplossing te plaatsen. Klik op [OK] om door te gaan. Als u meerdere oplossingen gebruikt, wordt u gevraagd de kalibraties uit te voeren van de laagste opgegeven concentratie tot de hoogste opgegeven concentratie. Diver-Office kalibreert de CTD-Diver overeenkomstig de opgegeven oplossingen. Als de kalibratie succesvol is afgerond, wordt een bevestigingsbericht getoond. 3.8 Kalibratiehistorie Telkens wanneer een CTD-Diver wordt gekalibreerd, worden de kalibratie-instellingen opgeslagen in het interne geheugen van de Diver. U kunt de kalibratiehistorie van een CTD-Diver bekijken door in de knoppenbalk van het dialoogvenster Diver op de knop Kal Historie te klikken. De kalibratiehistorie wordt afgezet in een grafiek (zie hieronder). 33

34 Deze functie is handig als u wijzigingen in kalibraties wilt controleren die in de loop der tijd hebben plaatsgevonden om zo aanzienlijke verschillen in afwijkingen te verklaren. Let op: De kalibratiehistorie van een CTD-Diver kan alleen worden getoond als de Diver is aangesloten op de uitleesunit/interfacekabel. Zoomen Klik met de linkermuisknop en sleep de cursor naar beneden om op een bepaald gedeelte van de grafiek in te zoomen. Laat de linkermuisknop los om op het aangegeven gebied in te zoomen. Klik op de knop [Vernieuwen] om weer uit te zoomen. 34

35 4 Barometrische compensatie 4.1 Wat is barometrische compensatie Een Diver meet het grondwaterniveau met een zeer accurate druksensor die een absolute druk meet. Deze druk is gelijk aan het gewicht van de waterkolom boven het meetinstrument plus de heersende luchtdruk. Door deze luchtdrukmetingen af te trekken van de absolute drukmeting compenseert u de variaties in luchtdruk. Met behulp van Diver-Office kan dit snel en eenvoudig. Het proces maakt gebruik van lineaire interpolatie voor luchtdrukwaarden als die niet tegelijkertijd worden gemeten met het waterniveau. De meetsnelheid van de barometer hoeft niet dezelfde te zijn als die van de Diver-metingen die worden gecompenseerd. De barometer hoeft alleen maar de variaties in atmosferische druk te registreren; een meting met een vaste meetsnelheid van 1 per 30 minuten is meestal goed genoeg. Divers meten het grondwaterniveau met betrekking tot de Diver zelf (bijv. hoogte van de waterkolom boven de Diver). In Diver-Office kunt u echter ook waterniveaus gebruiken met betrekking tot een externe referentie (bijv. verticaal referentievlak, bovenkant peilbuis). In het volgende gedeelte worden de drie verschillende barometrische compensatiemethoden, de barometrische compensatieprocedure en de compensatieresultaten beschreven. Gebruik van een Baro-Diver SWS maakt een Baro-Diver waarmee atmosferische druk kan worden gemeten en vastgelegd. Deze Diver kan op verschillende posities worden geplaatst, bijvoorbeeld in een kantoor, in de peilbuis (in het gedeelte waar geen water staat) of op een drijvende inrichting zodat de afstand tussen de lucht-water-interface en de Baro-Diver altijd constant is. Met de laatste configuratie worden grote temperatuurschommelingen in de Baro-Diver voorkomen. Meestal volstaat één Baro-Diver voor meerdere Divers. Het gebied waarin de Divers worden ingezet moet een gelijke barometrische druk hebben. Dit is afhankelijk van het terrein (bergen en meren kunnen invloed hebben op barometrische druk) en de grootte van het gebruiksgebied. Soms worden meerdere Baro-Divers gebruikt voor één isobarometrisch gegeven. Een ervan doet dan dienst als back-up voor het geval de andere Baro-Diver niet werkt. Baro-Diver-gegevens kunnen worden gedownload en toegekend aan elke gewenste locatie voor barometrische compensatie. Raadpleeg Locatie-instellingen op pagina 15 voor informatie over het toekennen van een Baro-Diver-locatie aan een gewoon locatietype. 4.2 Barometrische compensatiemethoden Waterniveaus kunnen op drie manieren worden gecompenseerd en uitgedrukt: a) De hoogte van de waterkolom boven de Diver b) Met betrekking tot de bovenkant peilbuis (BKPB) c) Met betrekking tot een verticaal referentievlak 35

36 Deze drie verschillende opties worden in de onderstaande afbeeldingen getoond. Bij de laatste twee opties moet een kabellengte worden opgegeven of een handmeting worden uitgevoerd. (a) (b) (c) De 3 verschillende barometrische compensatiemethoden. Let op: De richting van het plus- en minteken voor de waterkolom verandert met betrekking tot het verticaal referentievlak of de bovenkant peilbuis. Als het waterniveau zich boven het verticaal referentievlak bevindt, heeft het een positieve waarde. Als het waterniveau zich beneden de bovenkant peilbus bevindt, heeft het een positieve waarde. Hetzelfde geldt voor de handmeting. Als het waterniveau zich boven de bovenkant peilbuis bevindt, heeft de handmeting een negatieve waarde. 4.3 Uw project opzetten Afhankelijk van welke barometrische compensatiemethode u wilt gebruiken, moet u mogelijk extra locatie-informatie opgeven voordat barometrische compensatie kan worden uitgevoerd. Opties (b) en (c) vereisen bijvoorbeeld dat u handmetingen hebt uitgevoerd of dat u een kabellengte hebt gespecificeerd en een bovenkant peilbuis (BKPB)-meting hebt uitgevoerd. In onderstaande tabel worden de vereiste parameters voor elke barometrische compensatieoptie weergegeven. Raadpleeg Locatie-instellingen op pagina 15 voor meer informatie over het opgeven van een kabellengte en handmeting voor een locatie. Raadpleeg ook Hand op pagina 16 voor meer informatie over het toevoegen van handmetingen voor een locatie. 36

37 = Verticaal referentievlak Bovenkant peilbuis Parameter Waterkolom Kabellengte Handmeting Kabellengte Handmeting = Barometer Bovenkant V peilbuis Kabellengte Handmeting v Verticaal e referentievlak r vereiste parameter Voor de barometer en de handmeting bestaan extra vereisten met betrekking tot de tijdreeks van de Diver die wordt gecompenseerd: De tijdreeks van de barometer en die van de Diver moeten (gedeeltelijk) overlappen. Als de handmeting wordt gebruikt, moet die binnen de tijdreeks van de barometer en die van de Diver vallen. Als aan deze voorwaarden niet wordt voldaan, kan barometrische compensatie niet worden uitgevoerd. 4.4 Gegevens compenseren Barometrische compensatie kan op twee manieren worden uitgevoerd: vanuit het tijdreekspunt in de projectboom of vanuit het dialoogvenster Gegevens. Vanuit de projectboom Als u tijdreeksgegevens wilt compenseren vanuit de projectboom, klikt u gewoon met de rechtermuisknop op de gewenste tijdreeks en kiest u Compenseren uit het pop-upmenu (zie hieronder). Vanuit het dialoogvenster Gegevens Ga als volgt te werk om tijdreeksgegevens te compenseren vanuit het dialoogvenster Gegevens: Ga naar Beeld/Gegevens, of druk op CTRL + A op uw toetsenbord. 37

38 Selecteer de gewenste tijdreeks(en) uit de tabel door een vinkje te plaatsen in het overeenkomstige selectievakje. Klik op de knop [BaroComp]. In beide gevallen wordt het dialoogvenster Barometrische compensatie geopend (zie hieronder). Hier kunt u de passende barometrische compensatiemethode selecteren. Als u de selectie hebt gemaakt, klikt u op de knop [Baro.comp.]. 4.5 Barometrische compensatieresultaten De resultaten van de barometrische compensatie worden opgenomen in een Barometer Compensatie Log. Dit logbestand wordt geopend als u de tijdreeksgegevens probeert te compenseren. Een voorbeeld van dit logbestand wordt hieronder gegeven. 38

39 Het Logbestand barometrische compensatie bevat de datum en tijd van de compensatie, de gebruikte compensatiemethode en de resultaten van de compensatie (d.w.z. gecompenseerd, gedeeltelijk gecompenseerd of ongecompenseerd) voor elk van de geselecteerde tijdreeksen. Er zijn zes mogelijke uitkomstscenario s die kunnen worden weergegeven in het Logbestand barometrische compensatie. Deze scenario s worden afgebeeld in de onderstaande diagrammen: gecompenseerd gedeeltelijk gecompenseerd 39

40 ongecompenseerd handmeting niet binnen tijdspan van tijdreeks ongecompenseerd handmeting niet binnen tijdspan van barometertijdreeks ongecompenseerd handmeting niet binnen tijdspan van Diver-tijdreeks en barometertijdreeks ongecompenseerd geen overlap van Divertijdreeks en barometertijdreeks 40

41 Index A Aansluiten Diver, 27 B Barometerlocatie, 15 Barometrische compensatie, 21 algemeen, 35 methoden, 35 resultaten, 38 Bestandsnaamindeling, 14 Bovenkant peilbuis, 15 C CTD-Diver kalibreren, 32 D Diver-communicatie, 22 Diverhoogte, 30 Diverinstellingen, 27 Diverinstellingen programmeren, 28 Diver-Office deïnstalleren, 10 Diver-Office installeren, 7 E Exporteren bij download, 14 G Gegevens exporteren, 19 Gegevensfilter, 19 Gewone locatie, 15 H Handmetingen, 16 Huidige gegevens, 32 I Importeren Diver-gegevens, 24 LDM-database, 24 Interface-indeling, 11 K Kabellengte, 15 Kalibratiegeschiedenis, 33 L Locatie-instellingen, 15 Logbestand barometrische compensatie, 38 M Meetmethode gebruikergedefinieerde pomptest, 30 variatie afhankelijk, 28 vast, 28 vooraf gedefinieerde pomptests, 29 MON-bestand, 14 O Ondersteunde apparatuur, 6 Online Help, 12 P Pomptesten, 23 Programma-eenheden, 22 Projectboomdiagram, 13 Projectinstellingen, 13 Projectmap, 14 S Standaardinstellingen exporteren, 14 Starten, Diver, 30 Startmethode later starten, 31 Startmethoden direct starten, 31 slim later starten (SLS), 31 Stoppen Diver, 32 Systeemvereisten, 6 T Tijdreeksgegevens bekijken, 17 Tijdreeksgrafiek, 17 afdrukken, 18 instellingen, 18 U Uw project opzetten, 36 V Verticale referentie vlak, 14 41